De door de politierechter geregistreerde criminaliteit tijdens het crisisdecennium in Lokeren, 1840-1850 (Annelies Coppieters)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK 3: DE MISDRIJVEN

 

Ik heb de misdrijven die tussen 1840 en 1850 in de vonnissen van de politierechtbank van Lokeren voorkomen, opgedeeld in 5 hoofdcategorieën: verstoren van de openbare orde, vermogensdelicten, gewelddelicten, verkeersovertredingen en een categorie andere.

De hoofdcategorieën zijn nog eens onderverdeeld in subcategorieën.

Ik heb me  laten inspireren door de onderverdelingen die Sara Meersman hanteert in haar scriptie[174]. Ik vind haar keuze duidelijk en consequent en aangezien ik in het vijfde hoofdstuk van dit deel een vergelijking maak met haar onderzoeksresultaten, is conformiteit bij de verwerking van de gegevens noodzakelijk.

Als een persoon beschuldigd wordt van twee misdrijven, bijvoorbeeld mishandeling en ophef en drukte, dan bestraft de politierechter de beklaagde op basis van de artikels van het 'zwaarste' misdrijf. Deze casus wordt dan ook ondergebracht bij mishandeling.

Er kan dus een lichte onderschatting van de hoofdcategorie 'verstoren van de openbare orde' optreden. De politierechter heeft de twee misdrijven als één zaak behandeld en dus maar één straf opgelegd. Het zou dus misvorming van de bronnen zijn om de casus uiteen te trekken.

In totaal hebben 868  personen een misdrijf begaan in de periode 1840-1850. In het daderbestand zitten 780 personen. Dat betekent dus dat we te maken hebben met 88 recidivisten[175]. Hieronder volgt een bespreking van de misdrijven, per hoofd- en subcategorie. De voorbeelden uit de bronnen illustreren de misdrijven en zijn willekeurig gekozen. Aan het einde van de hoofdcategorieën en de belangrijke subcategorieën volgt een grafiek die het chronoligisch verloop van de categorie visualiseert.

 

3.1 Vermogensdelicten

Onder vermogensdelicten verstaan we alle misdrijven die schade berokkenen aan personen en/of eigendommen.

 

Deze hoofdcategorie is onderverdeeld in 4 subcategorieën: diefstal, materiële schade, bedrog en visvangstovertredingen.

 

Vermogensdelicten

 

De hoofdcategorie vermogensdelicten vertegenwoordigt 26,04% van de misdrijven die tijdens de jaren 1840-1850 door de politierechtbank behandeld zijn. Hieronder volgt een bespreking van de 4 subcategorieën.

 

3.1.1 Diefstal

 

In het crisisdecennium worden er 174 personen beschuldigd van diefstal. 20,05% van alle onderzochte veroordelingen gebeurt op basis van diefstal. Overtreding op het sluitingsuur van herbergen is de enige subcategorie die meer voorkomt tijdens de bestudeerde periode[176].

Binnen de hoofdcategorie vermogensdelicten neemt de subcategorie diefstal 76,99% van de misdrijven voor haar rekening.

Van 1840 tot en met 1846 komen er nooit meer dan 10 diefstallen per jaar voor. In 1847 worden er 'opeens' 60 diefstallen gevonnist, in 1848 zijn er dat 35 en in het laatste deel van 1849 zelfs 41.

Worden er effectief meer diefstallen gepleegd vanaf 1847 of verscherpt de controle en gaat men over op een repressief beleid? Vermoedelijk gaan beide verklaringen hand in hand.

In 1840 wordt het hoogste aantal vonnissen geteld maar het percentage diefstal is miniem. Het bedraagt slechts  3,15% van de misdrijven die in dat jaar begaan zijn.

De laatste drie bestudeerde jaren tellen niet enkel een veel hoger aantal diefstallen, ook verhoudingsgewijs neemt diefstal een belangrijke plaats in.

In 1847 bedraagt het aantal geverbaliseerde diefstallen zo goed als de helft van het totale aantal vonnissen. 48% van de misdrijven die in 1847 begaan zijn, heeft betrekking op diefstal.

In 1848 is 28,69% van de gevonniste misdrijven een diefstal en in de laatste zes maanden van 1849 bedraagt het percentage diefstallen 66,13% van de totale misdrijven[177]

 

3.1.1.1 Diefstal van veld - en boomvruchten

 

Diefstal

 

Diefstal van veld- en boomvruchten komt in totaal 164 keer voor. Het stelen van veld- en boomvruchten maakt 94,25% van de diefstallen uit. Het wegnemen van voedsel spant dus overduidelijk de kroon binnen de subcategorie diefstal.

Tegenover het totaal aantal overtredingen, die tijdens de 10 onderzochte jaren gepleegd zijn, neemt dit misdrijf 18,89% in[178].

Enkel het misdrijf overtreding op het sluitingsuur van herbergen is, volgens de gerechtelijke bronnen, vaker begaan in het crisisdecennium.

 

Ik heb onder deze rubriek zowel diefstal van voedingsgewassen als diefstal van klavergewassen, grassen en onkruid gecatalogiseerd.

Deze laatste soort diefstal is niet hetzelfde als het beschadigen van het gras en de begroeiing van iemand anders[179]. Er wordt een duidelijk onderscheid gemaakt door de artikels waarop de politierechter zich beroept.

Klavers, grassen en onkruid zullen (waarschijnlijk) niet door mensen opgegeten worden, maar wel door dieren. Over het doel waarom bepaalde personen gras en dergelijke afsneden op de weiden van iemand anders wordt niets gezegd in de bronnen. Vermoedelijk dient dit om een dier dat men bezit (bijvoorbeeld een trekpaard) van eten te voorzien. In 1843 is de opbrengst van de gewassen voor dierenvoeding niet toereikend om in het onderhoud van alle vee te voorzien[180].

 

De politierechter beroept zich bij de bestraffing van veld- en boomvruchten op verschillende wetten. Het is niet de bedoeling dat hier een uitdieping en analyse van de verschillende wetten volgt. Ik haal hieronder enkel de door de politierechter 'gebruikte' wetten aan en illustreer dit telkens met een concreet voorbeeld uit de bronnen.

 

Op 18 juni 1841 hebben 'les trois mineurs (die daarvoor vermeld zijn)… ceuilli et mangé sur le lieu même des fruits apartenant et dans le jardin de Jacques Muylaert, jardinier à Lokeren et les pères et mères sont responsables pour leurs enfants mineurs.'

Het openbaar ministerie eist een boete van 3 frank op basis van artikel 474 nr. 9 van de Code Pénal. De politierechter kent deze boete toe.

 

Tijdens de nacht van 10 op 11 augustus hebben Charles Buysse en François Roels 'glané, ratelé ou grappilé dans un champ planté de pommes de terre, non encore entièrement depouillé, le vide de ses recoltes.'

Bij deze casus beroept het parket zich op artikel 471 nr. 10 en artikel 473 van de Code Pénal om de straf van 5 frank boete of  3 dagen gevangenis uit te spreken. Telkens er in de betichting sprake is van glaner (sprokkelen), rateler (bijeenscharrelen) en grappiler (bijeenharken), worden deze artikels uit de Code Pénal aangehaald.

 

Op 15 september 1843 heeft Jeanne Antheunis 'vers 4 heures de relevée dans un champ clos apartenant au Sieur Vermeulen  à Lokeren dérobée des pommes de terre'. Op basis van artikel 34 van de Code des délits et des peines krijgt ze een straf van 10 cent of 3 dagen.

 

Op 22 september 1844 heeft Pierre Daninck 'maraudé et dérobé une certaine quantité de pommes de terre sur la partie de terre et au préjudice de Pierre-Joseph Hofman, boutiquier à Lokeren'. Hier wordt de beschuldigde veroordeeld op basis van artikel 3 en 34 van de wet van 28 september 1791 van de landelijke politie  tot een straf van 3 dagen gevangenis en een boete gelijkwaardig aan de schade.

Als er naar artikels uit het landelijk wetboek (1791) verwezen wordt, kunnen we er van uitgaan dat de veldwachter de beschuldigden betrapt heeft. Deze landelijke politieman heeft onder andere als opdracht om de overtredingen tegen het landelijk wetboek op te sporen en aan te geven.

Als hij iemand betrapt op een overtreding van een politiereglement moet hij eerst toestemming vragen aan de burgemeester of de politiecommissaris om proces-verbaal op te mogen maken.

De term 'maraudage' betekent veldstroperij en wordt meestal samen gebruikt met de term dérober zoals in het voorbeeld hierboven en in het volgende voorbeeld.

Op 13 juli 1849 hebben drie jongens 'maraudé et dérobé des poids et de l'avrine sur une terre apartenant et au préjudice de François Broeckaert, cultivateur'.

 

Als er iemand gras en onkruid 'gestolen' heeft, wordt er naar het 33e en 35e artikel van de wet van 28 september 1791 verwezen.

Bijvoorbeeld bij de volgende nachtelijke diefstal: in de nacht van 15 op 16 mei hebben 2 landbouwers uit Kalken een 'vol d'herbages fait avec des brouettes aient une valeur de 6 franc au préjudice et sur une parcelle de terre de Jean Beyst, cultivateur' begaan.

 

In sommige gevallen beroept het parket zich op artikel 2 van de wet van 23 thermidor jaar 4. Meestal staat er in de beschrijving van wat men de beklaagde ten laste legt de term 'sur pied' als dit artikel aangehaald wordt.

Op 14 juli 1848 heeft een arbeider uit de Brugstraat 3 kg aardappelen gestolen 'sur pied' op een veld in Daknam.

Op 30 juli 1848 hebben 2 mannen 'volé chacun environ 50 kg pommes de terre sur pied dans une terre et au préjudice de Pierre Van Gijseghem, cultivateur, hameau Hillaire'.

Op basis van artikel 34 van de wet van 28 september 1791 en artikel 2 van de wet van 23 thermidor jaar 4 worden beide veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 dagen.

 

Op 1 mei 1849 wordt er een nieuwe wet van kracht die betrekking heeft op dit misdrijf.

Vanaf dan wordt bij de uitspraak over diefstal meestal dit artikel vermeld samen met de wet van 28 september 1791.

Als de dieven gebruik maken van een zak of iets dergelijks om veld- en boomgewassen te stelen, dan haalt de politierechter zowel artikel 2 van de wet van 23 thermidor jaar 4 aan als artikel 35 van de wet van 6 oktober 1791.

Op 3 september 1849 hebben drie minderjarigen, waaronder één meisje, aardappelen gestolen 'sur pied fait avec des sacs'.

De beklaagden krijgen dan bijna in alle gevallen een gevangenisstraf van 8 dagen.

Het is vreemd dat de politierechter zich pas vanaf 1849 op de wet van 6 oktober 1791 beroept. Bovendien wordt er in de vonnissen van 1847 en 1848, wel zeer sporadisch, ook al eens vermeld dat de dief gebruik maakt van een hulpmiddel, meestal een kruiwagen.

 

In 1849 worden er ontzettend veel diefstallen geverbaliseerd (66,13%). Vanaf juli 1849 begint er een heuse golf van aardappeldiefstallen, dit kunnen we deels verklaren door de wet van 1 mei 1849.

Het feit dat er een nieuwe wet gemaakt is in verband met diefstal wijst erop dat de overheid gesensibiliseerd is voor dit delict. Als we de grafiek bekijken dan stellen we een grote piek vast in 1847. In 1848 daalt dit weer een beetje maar in 1849 wordt er zowaar nog meer gestolen. Een aantal mensen, die enkele jaren eerder nooit aan stelen zouden gedacht hebben, wagen zich nu aan de ontvreemding van enkele wortels of aardappelen. Maar we kunnen ook niet eenvoudig stellen dat er 'opeens' zoveel meer veld- en boomgewassen gestolen worden in dit jaar. Het is waarschijnlijker dat ook de politie oplettender is en meer diefstallen rapporteert.

 

3.1.1.2 Diefstal van hout

 

Diefstal van hout komt slechts 9 keer voor. 5,75% van de dieven zijn houtdieven. Tegenover de hoofdcategorie vermogensdelicten neemt dit misdrijf 4,42% voor zijn rekening. Tegenover het totaal aantal onderzochte vonnissen vertegenwoordigt diefstal van hout 1,15%[181].

 

De reden waarom ik hier een aparte subcategorie voor gemaakt heb, is omdat diefstal van veld- en boomvruchten op voedingsproducten of alleszins toch op eetbare gewassen slaat.

Hout stelen duidt waarschijnlijk op nood aan brandstof. Men kan zich niet voldoende verwarmen en men besluit het benodigde bij iemand anders te gaan halen. Het valt ook op dat alle houtdiefstallen plaats vinden tussen november en februari, de koudste maanden van het jaar.

Op 11 januari 1848 is Josse Verheirstraete, een 75-jarige bedelaar uit het Krekelhof 'prévenu de maraudage ou elevement de bois taillés, appartenant à la veuve Vlierberghe.'

Alexander en Leon Buytaert, twee minderjarige broers, hebben op 9 november 1847 'abattus bois de sapins situé à Lokeren, Bergendriesch, appartenant à Joseph Van Auwermeulen, pharmacien à Gand.'

 

3.1.1.3 Grafiek diefstal

 

 

Diefstal

De grafiek visualiseert de stijging/daling van de geregistreerde diefstallen tijdens de onderzochte periode.

 

 

In 1847, 1848 en 1849 vertegenwoordigt deze categorie respectievelijk 56,80%, 41,80% en 72,58% van het totaal aantal misdrijven van dat jaar[182], wat een ontzettend groot aandeel is.

De jaren daarvoor vertegenwoordigen ophef en drukte (1842, 1843 en 1844) en overtreding op het sluitingsuur van herbergen (1840, 1841, 1845 en 1846) steeds het grootste aandeel.

 

In 1847 vindt 34,48% van de diefstallen die de politierechter behandeld heeft tijdens de jaren 1840 plaats. 1849 neemt 23,56% van de diefstallen voor haar rekening en 1848 20,11%[183]. De weerslag van de mislukte aardappel- en tarweoogsten in 1845 en 1846 eist zijn tol in 1847. In 1848 daalt het aantal diefstallen een beetje tegenover het vorige jaar maar er worden nog steeds veel diefstallen geregistreerd. In 1849 stijgt het aantal diefstallen terug[184].

De mislukte oogsten van 1845 en 1846 hebben dus wel degelijk hun weerslag op het aantal geregistreerde diefstallen. In 1841 heeft het erg veel geregend in Lokeren. Daardoor levert de aardappel-, tarwe- en roggeoogst zowel wat de hoeveelheid als wat de kwaliteit betreft, minder op. De prijzen van de levensmiddelen stijgen[185]. In 1841 worden er verhoudingsgewijs evenveel diefstallen gepleegd als in 1846. De andere beginjaren van het decennium neemt diefstal veel minder vonnissen voor zijn rekening.

In 1847 worden de gevolgen van de twee opeenvolgende misoogsten zichtbaar in het diefstalpatroon van de Lokerse bevolking. Vanaf 1843 naar 1846 zien we een lichte stijging maar pas in 1847 schiet het aantal diefstallen de hoogte in. De daling in 1848 is relatief want de geregistreerde diefstallen liggen nog ver boven het gemiddelde van de beginjaren van het decennium.

 

3.1.2 Materiële schade

 

Onder materiële schade verstaan we alle misdrijven waardoor er aan personen of eigendommen onheil, ongeluk of schade veroorzaakt wordt op de straten en openbare plaatsen[186].

Concreet komt dit neer op het beschadigen van iemands eigendommen (vernielen van mobiele bezittingen, opzettelijk stenen of dergelijke op iets gooien en iemands grassen, oogst… vernielen), dieren die de eigendommen (oogst, weide…) van iemand beschadigen en stenen of harde voorwerpen op iemand smijten.

Het taartdiagram hieronder brengt de verhoudingen in kaart.

 

Materiële schade

 

Deze subcategorie maakt 5,41% uit van het totaal aantal begane misdrijven.

Binnen de hoofdcategorie vermogensdelicten neemt materiële schade 20,80% voor zijn rekening[187].

 

3.1.2.1 Beschadigen van eigendommen

 

Deze overtreding maakt 76,60% uit van de vonnissen die betrekking hebben op materiële schade en 15,93% van de hoofdcategorie vermogensdelicten.

4,15% van het totaal aantal gepleegde misdrijven in het crisisdecennium heeft betrekking op de beschadiging van eigendommen[188].

 

Onder deze noemer heb ik al die handelingen verzameld die de beschadiging van een mobiele of immobiele bezitting van een derde als gevolg hebben. Deze overtreding wordt 36 keer geverbaliseerd.

Concreet komt dit ten eerste neer op personen die stenen of andere harde voorwerpen op 'iets' smijten. Dit 'iets' kan bijvoorbeeld een ruit van een straatlantaarn zijn, het dak van een kerk, of een raam van het jongensweeshuis.

François Dhondt, een 17-jarige werkloze heeft op 30 mei 1842 een steen geworpen op de schoorsteen van het woonhuis van Charles Louis De Wolf.

In mei 1848 gooien drie werkloze minderjarigen stenen en andere harde voorwerpen  op een onbewoond huis in de Zelestraat waarbij ze de dakpannen stukmaken.

Op basis van de artikels 475 nr. 8 en 476 van de Code Pénal worden ze veroordeeld tot een boete van 6 frank of een gevangenisstraf van 1 dag.

 

In de meeste gevallen gaat het over kwajongensstreken. Jongeren die niets om handen hebben, lopen doelloos en verveeld op straat rond en scheppen er genoegen in om gebouwen en dergelijke te beschadigen. Samen met de beschadiging van iemands mobiele bezittingen kunnen we dit soort misdrijf beschrijven met de hedendaagse term vandalisme.

 

De beschadiging van iemands mobiele bezittingen valt ook onder het misdrijf beschadigen van eigendommen.

Een 22-jarige timmerman heeft op 14 november 1842 'volontairement causé du dommage aux propriétés et mobilièren d'autrui en brisant un pot au lait apartenant et dans la demeure de Pierre De Bock, herbergier in de Sterrestraat.'

In 1843 heeft Pierre Smet, een 25-jarige touwhandelaar, 'causé volontairement du dommage aux propriétés mobilières de Jean Baptiste Baetens, journalier et savoir par des bruits et tapages injurieux troublé la tranquilité des habitans de Kappellestraat.'

Op basis van artikel 479 nr. 8 en artikel 480 nr. 5 worden de beklaagden veroordeeld tot een boete van 11 frank of een gevangenisstraf van 5 dagen.

 

De reden waarom iemand eigendommen van een ander stuk maakt of breekt, kan woede of frustratie zijn. Meestal is dit vandalisme het gevolg van een hevige discussie waarin de gemoederen hoog oplaaien. Bijna altijd ligt een persoonlijke vete aan de grondslag.

 

Een derde soort van eigendomsbeschadiging heeft betrekking op iemands grassen en oogst.

In de nacht van 22 op 23 april heeft Jean De Wilde 'endommagé les herbes des prairies apartenant à la Dame Van Dooresele et au Sieur Roels-Verbeken situées à Lokeren en y fauchant et enlevant à leur préjudice les glaieuls des faussés.'

De beklaagde heeft de grassen op de wei niet gestolen maar enkel vernield, de gladiolen heeft hij meegenomen uit de gracht van de 'slachtoffers'.

Op 26 juni 1845 heeft Ambroise Bussens, een 24-jarige dagloner uit Sinaai 'endommagé les herbages d'un pré situé à Lokeren apartenant à Josse François De Witte.'

 

Op basis van de ordonnantie van het college van burgemeester en schepenen van 17 april 1819 worden de beklaagden die schuldig bevonden worden, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 dagen.

 

Op 19 juni 1847 vaardigt het college van burgemeester en schepenen een nieuwe ordonnantie uit. Van dan af verwijst de politierechter steeds naar beide ordonnanties. De richtlijn van de strafbepaling blijft 3 dagen.

Nu kunnen we ons afvragen waarom iemand de grassen vernielt van iemand anders. Als hij ze zou stelen, kan er een plausibele verklaring gevonden worden in de nood aan veevoeder. Vermoedelijk gebeurt dit vernielen onopzettelijk. Men maakt een wandeling of men neemt een kortere weg over iemands bezittingen en op deze manier wordt het gras platgetrapt of de oogst vernield. Natuurlijk kan dit ook met opzet gebeuren maar daarover wordt in de bronnen geen uitsluitsel gegeven. Men vermeldt bij dit soort eigendomsbeschadigingen nooit het bijwoord 'volontairement' in tegenstelling tot de andere onderdelen van materiële schade.

 

3.1.2.2 Dieren die eigendommen van derden vernielen

 

Deze overtreding komt maar 5 keer voor. Meestal wordt ze begaan door herders of landbouwers die hun kudde laten grazen op andermans weide.

Binnen de subcategorie materiële schade neemt deze overtreding 10,64% voor haar rekening. Binnen de hoofdcategorie vermogensdelicten neemt de vernieling van eigendommen door dieren 2,21% in. Tegenover het totaal aantal begane misdrijven tijdens de onderzochte periode vertegenwoordigt deze overtreding 0,58%[189].

Jean Van Damme, een schaapherder 'est prévenu d'avoir gardé paitre son troupeau dans la recolte d'autrui à Lokeren.'

 

Pierre Berlemont, veekoopman 'a laissé à l'abandu un cheval dans une prairie apartenant à Monsieur Alfonse Van Damme, situé à Lokeren, lequel y a causé des dégats.'

Op basis van artikel 22 en 26 van de wet van 28 september 1791 worden de beklaagden veroordeeld tot een boete van 6 frank.

Soms vermeldt men naast de wet van 28 september 1791 ook artikel 2 van de wet van 23 thermidor jaar IV. In dit geval wordt de beklaagde veroordeeld tot een boete van 3 frank 30 cent, wat overeenkomt met 3 daglonen[190].

 

3.1.2.3 Stenen of harde voorwerpen op iemand gooien

 

Deze overtreding wordt 6 keer geverbaliseerd.  Ze vertegenwoordigt 12,77% tegenover de subcategorie materiële schade en 2,65% tegenover de hoofdcategorie vermogensdelicten.

In verhouding met alle bestudeerde vonnissen neemt deze overtreding 0,69% voor haar rekening[191]. Ik heb er voor geopteerd om het werpen van harde voorwerpen op personen en op dingen apart te catalogiseren.

Meestal verwijst de politierechter naar dezelfde artikels van de Code Pénal (479 nr. 8 en 480 nr. 5) ongeacht of de beklaagde stenen of andere harde voorwerpen op iemand of op iets heeft gegooid. Daarom heb ik deze rubriek niet ondergebracht bij fysieke geweldpleging.

Sara Meersman heeft in haar scriptie het werpen van stenen op personen en op zaken samengebracht. Af en toe verwijst de politierechter, naast artikel 479 n. 8 en 480 nr. 5 van de Code Pénal ook naar artikel 1384 van de Code Civil.

Een voorbeeld van deze overtreding is de volgende: de werkloze Livin Heirman heeft op 3 oktober 1844 vrijwillig stenen en andere harde voorwerpen op Melanie Clincke gegooid.

Deze Melanie Clincke is geen onbekende in het Lokeren van de jaren 1840. Ze is de dochter van Joseph Clincke en samen met haar moeder Jeanne Hofman en haar zus Rosalie heeft ze heel wat op haar kerfstok (overtreding op het sluitingsuur van herbergen, ophef en drukte overdag en 's nachts). Uiteraard rechtvaardigt dit deze overtreding niet.

Livin wordt veroordeeld tot een boete van 6 frank of 1 dag gevangenis. De strafmaat blijft dezelfde of het nu om personen of om voorwerpen gaat.

 

3.1.2.4 Grafiek materiële schade

 

 

Materiële schade

 

De jaren 1847 en 1848 spannen wat materiële schade betreft duidelijk de kroon met respectievelijk 8,8% en 9,84% tegenover het totaal aantal overtredingen die dat jaar begaan zijn. Ook als we naar de absolute aantallen kijken, zijn deze jaren de topjaren (grafiek). Op de derde plaats komt 1842 met 6,76% vonnissen voor materiële schade tegenover het totaal aantal vonnissen van dat jaar. In absolute aantallen worden er in 1840 het derde meest misdrijven van deze aard gepleegd. De grafiek visualiseert het aantal misdrijven van materiële schade per jaar.

Als we de verhoudingen tussen de casussen die betrekking hebben op materiële schade beschouwen dan zien we dat 23,40% van deze misdrijven plaats vindt in 1847 en 25,53% in 1848[192].

Deze 2 jaren staan dus zowel absoluut als in verhouding tot de andere jaren en in verhouding tot de misdrijven die betrekking hebben op materiële schade aan de top.

Een mogelijke verklaring kan zijn dat in 1847 de ontevredenheid bij de mensen ten top is gedreven, wat we ook bij de diefstallen kunnen constateren, en dat ze hun frustraties bot vieren op willekeurige ramen… Daarnaast zijn de tenen van de mensen langer als ze honger hebben en er enkel slechte vooruitzichten zijn. Een persoonlijke vete ontaardt dan al vlug in vernieling. Onmacht, woede, frustratie… het zijn allemaal emoties die het gevolg zijn van de benarde tijd en een uitlaatklep nodig hebben.

 

3.1.3. Bedrog

 

3.1.3.1 Gebruik van valse gewichten

 

 

Onder deze subcategorie hebben we  maar 1 misdrijf geplaatst dat bovendien slechts 1 keer voor de politierechter gebracht is tijdens de onderzochte periode. Om correct te zijn, is een aparte catalogisering noodzakelijk.

Bedrog maakt bijgevolg maar 0,44% uit van de hoofdcategorie vermogensdelicten en 0,12% van het totaal aantal begane misdrijven.[193]

Dit betekent niet dat er slechts in zeldzame gevallen gesjoemeld wordt met de maten en gewichten, het betekent wel dat zo'n misdrijf slechts zelden voor de politierechter gebracht wordt. In 1849 gebeurt dat wel. In dit jaar wordt er een nieuwe wet uitgevaardigd om dit misbruik te beteugelen.

Deze overtreding is slechts één keer geverbaliseerd: Jean-Baptiste Van Steendam, een 39-jarige bakker 'est prévenu d'avoir utilisé en sa boulangerie un poids faux qui y a été saisi par les employeés de l'administration des contributions directes, douanes et accides au résidence à Lokeren.' De boete voor deze overtreding ligt relatief hoog: 10 frank.

Het Openbaar Ministerie beroept zich op drie verschillende wetten: artikel 1 en 5 van de wet van 6 maart 1818, de wet van 18 juni 1836 en de wet van 1 mei 1849.

Aangezien er een nieuwe wet gestemd is in 1849, zullen er waarschijnlijk klachten geweest zijn dat sommige winkeliers sjoemelen met hun gewichten.

Als we er de algemene literatuur over Vlaanderen in de jaren 1840 op naslaan, zien we dat er in een aantal steden 'voedselrellen' uitbreken. Deze rellen vinden vooral plaats in grote steden (Gent, Brugge...) en worden veroorzaakt door de ontevredenheid van de bevolking over de (te) hoge prijzen die voor veel voedingsmiddelen gevraagd worden[194]. In Lokeren, een provinciestad die meedraait in de plattelandseconomie, breken er geen voedselrellen uit. Hier wordt het 'verzet' individueel gevoerd door weg te nemen van een ander wat men zelf nodig heeft of wat men denkt nodig te hebben (diefstal), door agressie tegenover andere personen (materiële schade, fysieke geweldpleging) en door een verhoogd aantal cafébezoeken (overtreding op het sluitingsuur van herbergen).

Er wordt meer alcohol geconsumeerd en de gemoederen laaien al eens wat hoger op. Dit uit zich regelmatig in scheldpartijen (verbale geweldpleging).

 

3.1.4. Visvangstovertredingen

 

In het repertorium van de politiereglementen en verordeningen vinden we een verwijzing naar het reglement van 17 april 1819 terug. Naast de datum staat  'Verbod van te visschen in de meerschen'[195]. Op basis hiervan brengen we deze overtreding onder in een aparte subcategorie.

Sara Meersman heeft een aparte categorie gemaakt voor jacht- en visvangstovertredingen. Ik ben geen enkele keer een jachtovertreding tegengekomen in de bronnen.

 

In 10 jaar tijd worden er slechts 4 personen voor visvangstovertredingen gevonnist (0,46%). Dat is 1,77% van de vermogensdelicten.

Op 2 juni 1848 worden een landbouwer en drie dagloners uit Daknam beticht van een bedrieglijke praktijk. Ze hebben 'vidé un puit d'eau à la petite écluse de Dacknam, d'y avoir dérangé les pierres d'un talus et y enlevé la poisson, le tout au préjudice du plaignant…'

 

3.1.5. Grafiek vermogensdelicten

 

 

Vermogensdelicten

 

Opvallend aan deze grafiek is de hoge piek die overeenkomt met het jaar 1847.

Ook de subcategorie diefstal bereikt dat jaar haar hoogtepunt, materiële schade wordt het meest geverbaliseerd in 1848. De visvangstovertredingen vinden plaats in 1848 en het gebruik van valse gewichten in 1849.

3.2 Gewelddelicten

Onder deze hoofdcategorie heb ik twee subcategorieën ondergebracht: enerzijds verbale geweldpleging wat neerkomt op beledigingen en anderzijds fysieke geweldpleging waaronder de misdrijven 'lichte geweldplegingen' en 'mishandeling' verstaan worden.

 

Gewelddelicten

 

De categorie gewelddelicten neemt 8,64% in. Hiermee staat ze op de voorlaatste plaats.

 

3.2.1 Verbale geweldpleging

 

Binnen de gewelddelicten vertegenwoordigt de verbale geweldpleging 69,33%.

 

3.2.1.1 Beledigingen

 

Onder verbale geweldpleging verstaan we het uiten van beledigingen.

Er worden 59 keer mensen voor de politierechtbank gedaagd wegens brutaliteit.

De beledigingen maken 5,99% uit van het totaal aan gevonniste zaken[196].

Beledigingen uiten doet een mens niet zomaar. Er is een aanleiding voor nodig en meestal is dat een gevoel van frustratie of ergernis.

Beledigingen vormen een interessant onderzoeksveld omdat ze ons in staat stellen te peilen naar de gevoeligheid van een samenleving[197].

In de 19e eeuw hecht men veel belang aan de reputatie. Velle staaft dit door op de honderden bladzijden rechtspraak en de talloze rechtsgeleerde commentaren te wijzen. Sinds de invoering van de Code des délits et des peines in 1795 is de politierechter reeds bevoegd voor het vonnissen van uitschelders.

De Code Pénal van 1811 maakt een onderscheid tussen drie 'graden' van beledigingen. Tot en met 1811 worden de zware beledigingzaken voor de criminele rechtbanken gebracht, de voorlopers van het Hof van Assisen. Smaad en de beledigingen stricto sensu worden als 'délits' gecatalogiseerd en dus door de correctionele rechtbanken beoordeeld.

De andere beledigingvormen worden als 'contravention' beschouwd en moeten dus voor de politierechter komen. Vanaf 1849 neemt de vrederechter ook kennis van smaad en grove beledigingen[198].

 

Meersman geeft in haar licentiaatverhandeling enkele concrete voorbeelden van beledigingen. Daaruit blijkt dat het arsenaal aan scheldtirades en -woorden erg rijk is in het 19e-eeuwse Lokeren. 'Er komen alleen maar luizen uit uwen mond' en 'rotgoed' zijn slechts enkele voorbeelden. De meeste beledigingen zijn 'geslachtsgebonden'. Tegen mannen worden vooral betichtingen van oneerlijke praktijken, fraude of diefstal geuit. Als men vrouwen beledigt, gebeurt dat vooral op het terrein van de zedelijkheid[199].

Vaak gaan beledigingen gepaard met het verstoren van de openbare orde en soms met bedreigingen (menaces).

Het dorpscafé is de locatie bij uitstek waar de scheldpartijen plaatsvinden. In een herberg wordt er alcohol geconsumeerd en alcohol maakt bij veel mensen de tongen losser.

Eduard Ducpétiaux schrijft in 1827, op basis van Benthams[200] geschriften, dat er twee manieren zijn om zonder schade de behoefte aan (verbale) wraakuiting te vervullen. Ten eerste zou de overheid elke soort belediging terug legaal moeten maken en ten tweede zou men zich, wat beledigingen  die de eer  betreffen, toegeeflijk moeten opstellen tegenover het  duel[201].

 

Hieronder geef ik enkele gevallen van belediging uit de bronnen.

Op 26 juli 1842 heeft een veldwachter van Lokeren, Charles Claeys, samen met de metser Benoit Vandevijver een vrouw beledigt in haar eigen huis. De rechter veroordeelt beide volgens artikel 471 nr. 11 van de Code Pénal tot een boete van 5 frank. De boete ligt niet hoger omdat er een politieman bij betrokken is of omdat de beledigingen in het huis van het slachtoffer plaats hebben.

Jeanette Thomas heeft op 22 mei 1844 'publiquement et sans y avoir été provoquée, injurie Melanie Abbeel.' Op basis van artikel 471 nr. 11 van de Code Pénal wordt de beklaagde veroordeeld tot een boete van 3 frank.

Om beledigingen te beoordelen, baseert de rechter zich op artikel 471 nr. 11 van de Code Pénal en moet de beklaagde een boete van 3 tot 5 frank betalen.

In 10 van de 59 gevallen beledigt men een ordehandhaver. De straf valt steevast iets zwaarder uit als een dienaar van de wet het slachtoffer is geworden van een scheldpartij: de beklaagde wordt dan veroordeeld tot de maximumboete.

Eén keer is er een kerkbewaarder slachtoffer geworden van deze overtreding maar hierbij is de dader niet strenger gestraft.

 

3.2.1.2 Grafiek verbale geweldpleging

 

Verbale geweldpleging

 

In 1845 worden er het meest beledigingen geuit. 18,97% van de misdrijven die in 1845 begaan worden, zijn beledigingen. Het tweede hoogste aantal beledigingen wordt in 1840 gevonnist. De derde grootste piek zien we in 1848: 6,56% van de misdrijven die in 1848 voor de politierechter verschijnen, zijn beledigingzaken.

 

21,57% van de beledigingen die geregistreerd zijn in de periode 1840-1850 vinden plaats in 1845. 19,23% van de beledigingen die voor de politierechter komen in de jaren 1840 zijn in 1840 geuit. De derde hoogste piek zien we in 1848 met 15,38% van de beledigingen die de Lokerse politierechter behandeld heeft tijdens de jaren 1840[202].

 

3.2.2 Fysieke geweldpleging

 

Ik heb deze subcategorie opgedeeld in lichte geweldplegingen en mishandeling. Er worden tijdens de bestudeerde periode 23 zaken voor de politierechtbank gebracht.


 

Fysieke geweldpleging

 

 

 

Deze zaken maken 2,65% uit van het totale arsenaal misdrijven.

Binnen de hoofdcategorie gewelddelicten neemt fysieke geweldpleging 30,67% in[203].

 

3.2.2.1 Lichte geweldplegingen

 

In het onderzochte decennium komt 'lichte geweldpleging' 20 keer voor. Het neemt 2,30% in van alle gevonniste overtredingen tijdens het crisisdecennium. In de subcategorie 'fysieke geweldpleging' neemt het misdrijf 'lichte geweldpleging' 86,96% in.

Tegenover de hoofdcategorie gewelddelicten vertegenwoordigt dit misdrijf 26,67%[204].

Onder deze noemer heb ik de misdrijven samengebracht die in de bronnen aangeduid worden met 'violences et voies de faits légèrans'.

'Voies de faits' betekent feitelijkheden. Het gaat dus over lichte gewelddaden en feitelijkheden. In de jaren 1840 is de vrederechter bevoegd voor 'de rechtsvorderingen betreffende schadevergoeding voor beledigingen vallende onder de bevoegdheid van de politierechtbank en voor feitelijkheden (voies de faits) en kleine gewelddaden (violences légères) waaruit noch slagen, noch verwondingen zijn voortgevloeid'. Dit laatste wordt er soms nog expliciet bijgeschreven.

 

In 1842 worden twee spinsters en een twijnder voor de politierechter gedaagd op beschuldiging van 'voies de faits et violences légères sans avoir frappé ni blessé personne'.

Op basis van artikel 605 nr. 8 en 606 van de Code des délits et des peines worden de beschuldigden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 dag.

Eén keer schrijft men in een vonnis '…sans l'avoir rapée ni blessée'. Op basis van artikel 605 nr. 8 wordt de beklaagde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 dagen of een boete van 3 frank.

Twee keer wordt de dader van dit misdrijf ook beticht van het uiten van bedreigingen (menaces) tegen het slachtoffer.

In een minuut van 1840 lezen we dat Jean Van Damme, een dagloner uit Eksaarde, op 13 september in de herberg van Jean Dhaenis 'exercé des voies de faits et violence légère et des menaces sur et contre les personnes de François Baetens et Eduard Vanderveken sans qu'il les ait frappés ni blessés.'

Op basis van artikel 605 nr. 8 en 606 van de Code des délits et des peines wordt de beschuldigde veroordeeld tot een dag in de gevangenis.

In de andere casus waar de beklaagde louter beticht wordt van het uiten van bedreigingen (dus niet samen met lichte geweldpleging) verklaart de politierechtbank zich onbekwaam.

 

3.2.2.2 Mishandeling

 

0,35% van de bestudeerde zaken hebben betrekking op dit misdrijf. Mishandeling vertegenwoordigt 13,04% van de fysieke geweldpleging en 4% van de gewelddelicten[205].

 

In de minuten van vonnissen is letterlijk sprake van 'maltraiter'. Dit misdrijf gaat steeds gepaard met ophef en drukte en wordt op dezelfde manier en op basis van dezelfde artikels bestraft. Dit lijkt eigenaardig omdat je toch denkt dat iemand slaan en pijn doen zwaarder doorweegt dan de boel op stelten zetten. Langs de andere kant is niet de politierechtbank maar de correctionele rechtbank bevoegd voor de bestraffing van het delict 'slagen en verwondingen'. We kunnen er dus van uitgaan dat als de politierechter zich bevoegd verklaart voor zo'n feit, het niet al te ernstig zal zijn.

Ik heb dit misdrijf apart gecatalogiseerd omdat er toch een duidelijk verschil is tussen lawaai maken en iemand pijn doen.

 

In de minuten wordt slechts drie keer een mishandeling beboet. Hieruit mogen we zeker niet besluiten dat er slechts drie mishandelingen geregistreerd zijn. De andere gelijkaardige casussen zijn door de correctionele rechtbank behandeld en vinden hun schriftelijke neerslag in dit archief dat tijdens de eerste wereldoorlog in vlammen is opgegaan.

Op 21 november 1847 heeft Joseph Clincke, een 38-jarige wever uit het Molenstraatje 'maltraité Marie Schramps et par des bruits et tapages injurieux' de rust van de inwoners van het Molenstraatje verstoord. Op basis van artikel 479 nr. 8 en 480 nr. 5 van de Code Pénal is hij veroordeeld tot een boete van 11 frank of een gevangenisstraf van 5 dagen.

 

3.2.2.3 Grafiek fysieke geweldpleging

 

 

Fysieke geweldpleging

 

De grafiek visualiseert het chronologisch verloop van de fysieke geweldplegingen tijdens het onderzochte decennium. De meeste fysieke geweldplegingen worden begaan in 1842: 8,11% van de vonnissen van dat jaar hebben hierop betrekking. In 1843 heeft 5% van de gevonniste misdrijven betrekking op fysieke geweldpleging. De derde hoogste piek is in 1840: 3,94% misdrijven zijn dergelijke zaken. In 1848 is 3,28% een zaak van fysieke geweldpleging.

De meeste vinden plaats in 1842: 26,09%. In 1840 wordt 21,74% van de fysieke geweldplegingen begaan. Op de derde plaats staan 1843 en 1848 met 17,39% van de mishandelingen en lichte geweldplegingen die in 1840-1850 voor de politierechter gebracht zijn[206].

 

3.2.3 Grafiek gewelddelicten

 

 

Gewelddelicten

 

In 1840 is het aantal opgemerkte gewelddelicten het hoogst: 11,18% van de misdrijven die in dit jaar gevonnist worden, zijn gewelddelicten.

1842 en 1848 komen op de tweede plaats: respectievelijk 16,22% en 9,84% van de misdrijven die in deze jaren gepleegd zijn, hebben betrekking op gewelddelicten. De vierde grootste piek vindt plaats in 1845: 18,97% van de misdrijven zijn gewelddelicten in 1845.

 

3.3 Verstoren van de openbare orde

 

Ik heb zes overtredingen verzameld onder de noemer 'verstoren van de openbare orde'.

Concreet komt het erop neer dat alle handelingen die leiden tot een verstoring van de openbare veiligheid of de openbare rust zich in deze categorie bevinden.

 

Verstoring van de openbare orde

 

In de bestudeerde periode worden er 436 personen geverbaliseerd die de openbare orde verstoren. Deze categorie neemt met 52,30% het grootste aandeel van de geregistreerde criminaliteit voor haar rekening.

Komt dit nu omdat de inwoners van het midden 19e-eeuwse Lokeren erge onruststokers zijn of omdat de controle van de lokale overheid 'streng' is? Als we kijken naar de overtredingen die hieronder staan, dan kunnen we zeggen dat de lokale overheid reeds bij de definiëring streng optreedt (politiereglementen en plaatselijke ordonnanties).

Het is wel zo dat de misdrijven die onder deze categorie vallen minder ernstig zijn dan de andere besproken overtredingen.

 

3.3.1 Overtreding op het sluitingsuur van herbergen

 

In totaal worden er 272 herbergzaken gevonnist. Deze overtreding wordt het meeste opgemerkt in de onderzochte minuten van vonnissen. Ze vertegenwoordigt 31,34 % van het totaal aantal misdrijven. Binnen de hoofdcategorie heeft deze overtreding met 60,18% van de overtredingen ruim de bovenhand.

In 1840 heeft 56,59% van de overtredingen betrekking op het sluitingsuur van herbergen. 1840 telt hiermee zowel absoluut (72) als relatief het meeste overtredingen op het sluitingsuur van herbergen. In 1841 maakt 39,76% van de overtredingen herbergzaken uit.

Op de derde plaats staat 1843 met 38,75% van alle misdrijven die dat jaar door de politierechtbank behandeld zijn.

 

 

Overtreding op het sluitingsuur van herbergen

 

Het valt op dat er aan het begin van de jaren 1840 meer mensen voor deze overtreding moeten voorkomen en/of beboet zijn. Dit is zo goed als zeker te wijten aan de wetswijziging die in 1844 doorgevoerd wordt.

In de jaren 1830 verscherpt de lokale overheid de controle in de herbergen. België is juist onafhankelijk geworden en in Lokeren zijn nog redelijk veel aanhangers van Oranje aanwezig, zelfs tot in de hoogste gelederen. De herbergen vormen op elk moment een uitgelezen plaats om samenzweringen op poten te zetten en hevige discussies te voeren die al dan niet uitdraaien op een gevecht of een scheldpartij. Alcohol kan misschien bij sommigen de geest verscherpen, bij anderen maakt het de tenen langer en de lippen losser. De verordening van 18 januari 1831 moet in deze context begrepen worden: 'De regeringsraad, begeirende te voorkomen al het gone aenleyding zoude kunnen geeven tot een tegenstrijdige interpretatie der besluyten voorgaendelijk aen de tegenwoordige door het plaetselijk bestuur genomen, betrekkelijk tot de bepaeling der uren voor het ruymen der herbergen, estaminets, logementen en andere openbare huizen binnen deze stad en gemeente.

Gezien het besluyt in date 2 maart 1822, mitsgaeders hetgone van 31 augustus 1830, raekende de stedelijke politie in verband met gemelde besluyten.

Gelet op het artikel 70 van het stedelijk regeringsreglement, heeft besloten, zoo hij besluyt bij de tegenwoordige.

Artikel 1: Niemand zal vermogen zich te bevinden in herbergen, estaminetten, logementen en andere openbaere huysen naer het luyden van retraite Klok des avonds ten negen uren te rekenen van eersten october tot laetsten maert en des avonds ten tien uren van eersten april tot laetsten september.

Artikel 2: Het wort verboden aen alle herbergiers, estaminets en logementhouders en andere openbaere huysen verblijf te verlenen aen eenige persoonen naer de uren bij het voorgaende artikel voorgeschreven.

Artikel 3: Zulkdanige welke bevonden worden in overtredinge als voor zooveel hem aangaat van 1e en 2e artikel van het tegenwoordig besluyt zullen vervallen in een boete van 11 tot 15 franc of nae bevind van zaken in een gevang van 1 à 5 dagen.

Artikel 4: De schikking vervat bij de vorenstaende artikels van deez besluyt zijn niet toepasselijk aen vreemdelingen of reyzigers voorzien van behoorlijke paspoorten voor zoveel zij zullen bewijzen in de herbergen hun logement of verblijf te nemen.

Artikel 5:  Alle schikkingen of bepalingen contrairie aen het tegenwoordig besluyt worden bij dees geabrogeerd.

De agenten van police worden gelast met de strikte uytvoering van het tegenwoordig besluyt, hetgone zyne uytwerksel zal hebben onmiddellijk naer de afkondiging en aenplakking en zal dan op afschrift worden overgemaekt aen degone die het behoord'[207].

 

In april 1844 legt het college van burgemeester en schepenen een voorstel aan de gemeenteraad voor om de boete te verlagen. Dit is juist aan de vooravond van de voedselcrisis. 

'Mijnheer den President brengt ter kennis van de raedsleden den voorstel van wege het Kollegie van Burgemeester en Schepenen rakende de herziening der plaetselijke ordonnancie van politie wegens het sluyten en ruymen der herbergen op de daerbij bepaelde uren, vastgesteld bij raedpleging in date 18 januari 1831, ten eynde die te gewijzigen ten opzigte der boeten daerin uitgedrukt van 11 frank tot 15 frank voor overtreding aen de schikkingen derzelve ordonnantie, om dezelve tot een minimum te brengen, hetgene aen den regter een meerder uytstrekking toeijgend in het gewijs naer bevind van verzagtende of bezwaerende omstandigheden.

Den Raed gezien het art 78 der gemeentewet van 30 maart 1836.

Gelet op het voorberoepen reglement van politie, vastgesteld bij beraedslaging van den gemeenteraed in date 18 januari 1831.

Overwegende dat den inleydenden voorstel van gewijzigingen nopens de boeten hier vooren gevraegd, gestemd op de bijgehaelde beweegredenen des te meer aennemelijk toeschijnt, terwijl de schikkingen der bedoelde ordonnantie van politie zijn aengenomen onder het tijdelijk geleid van onrustige omstandigheden, wanneer denzelve als noodzakelijk herkend zijn geweest, in het handhaven der politie bij het middel van meer bezwaerlijke boeten, daer men van eenen ander kant als doelmatig moet beschouwen dezelve door den regter na bevind van zaken in minder of meerder konnen toegepast worden[208]'.

De boete wordt vastgelegd op een som tussen 3 en 15 frank in plaats van tussen 11 en 15 frank of een gevangenisstraf van 2 tot 5 dagen.

 

Door dit reglement komen we te weten dat in het Lokeren van de jaren 1830 een verstrenging van het beleid ten aanzien van overtredingen op het sluitingsuur van herbergen doorgevoerd wordt. De overheid vreest (politieke) opstanden en daarom vestigt ze de aandacht op deze overtreding, bovendien worden de boetes verhoogd. In 1844 krijgt de vrederechter de bevoegdheid om, naargelang de omstandigheden, een lichtere boete op te leggen. In het algemeen zien we een daling van het aantal overtredingen vanaf  1843 tot 1847. In 1847 en 1848 stijgt het aantal overtredingen weer. Dit kan misschien verklaard worden doordat mensen die ellendige vooruitzichten hebben een beetje troost vinden in alcoholconsumptie.

 

Tot en met 1844 verwijst de politierechter naar de verordening van 18 januari 1831 bij de uitspraak over een overtreding op het sluitingsuur van herbergen.

Vanaf dit jaar verwijst de politierechter zowel naar de verordening van 18 januari 1831 als naar die van 16 april 1844.

Deze overtreding gebeurt steeds in groep. Dit gaat van 2 tot 15 personen. De herbergier of herbergierster wordt vaak ook beschuldigd en krijgt meestal een iets zwaardere straf dan de anderen: Op 19 september 1840 worden 5 mannen betrapt na het sluitingsuur in de herberg van Jeanne Hofman, een weduwe van 63 en een herbergierster in het Molenstraatje.

'…la première tenue sa cabaret ouvert et les cinq autres de s'y être trouvé donc après l'heure de retraite.'

 

 

Op basis van 'articles 1, 2 et 3  d'arrête de la regence de la ville de 18/01/1831' wordt Jeanne Hofman veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 dagen. De andere 5 beschuldigden, 2 landbouwersknechten, een koopman van oude vodden, een blekersgast en een huisbediende, moeten 2 dagen doorbrengen in de gevangenis.

Op 31 maart 1845 worden vijf mannen op basis van 'les articles 1 et 2 d'arrête du 18/01/1831 et l'article unique d'arrête du 16/04/1844' veroordeeld tot 2 dagen gevangenis of 3 frank boete.

 

3.3.2 Ophef en drukte

 

Deze subcategorie neemt na overtredingen op het sluitingsuur van herbergen (31,34%) en diefstal (20,05%), de derde plaats in met 18,78%[209].

Binnen de hoofdcategorie verstoren van de openbare orde beslaat ophef en drukte 35,62%.

Ophef en drukte is opgedeeld in ophef en drukte 's nachts en ophef en drukte overdag.

 

 

Ophef en opdruk

 

 

3.3.2.1 Ophef en drukte 's nachts

 

Alle luidruchtige ongeregeldheden die 's nachts plaatsvinden, krijgen het etiket 'nachtrumoer' opgekleefd. In de minuten van vonnissen wordt dit op volgende manier gedefinieerd: 'des bruits et tapages (injurieux) et nocturnes'.

12,56% van de gevonniste overtredingen heeft betrekking op nachtelijk gezang, geroep, een discussie of zelfs een aanzet tot een gevecht. Nachtelijke uitspattingen maken 67,70% uit van de subcategorie ophef en drukte en 24,12% van de hoofdcategorie verstoren van de openbare orde[210].

Meestal gaat het om een groepje van 2 tot 5 personen. De daders zijn overwegend van het mannelijk geslacht, net zoals bij ophef en drukte overdag (145/161)[211].

Deze overtreding wordt waarschijnlijk vaak begaan na een bezoek aan een herberg waar men te diep in het glas gekeken heeft.

We moeten er ons bewust van zijn dat er pas op 16 augustus 1887 een wet uitgevaardigd wordt om het alcoholisme in te perken[212].

In de bestudeerde periode wordt openbare dronkenschap niet expliciet veroordeeld.

 

Nachtelijke uitspattingen worden ofwel opgemerkt door de agent tijdens zijn nachtelijke ronden maar het kan even goed zijn dat hij verwittigd wordt door klagende omwonenden.

In 1845 wordt er een nachtwacht ingesteld. De nachtwacht bestaat uit 9 personen die in groepjes van 3, onder leiding van een politieagent, in een bepaalde regio naar ongeregeldheden speuren[213].

In 1842 worden de gebroeders Coppens, beide koopman van oud ijzer en Séraphin Bon-tinck, boswachter, gearresteerd voor 'des bruits et tapages injunrieux et nocturnes' waardoor ze '... troublé la tranquilité des habitans de la rue de Liège'.

Ze worden alledrie veroordeeld tot een boete van 11 frank of een gevangenisstraf van 5 dagen op basis van artikel 479 nr. 8 en 480 nr. 5 van de Code Pénal.

 

3.3.2.2 Ophef en drukte overdag

 

Onder ophef en drukte verstaan we hetzelfde als het nachtgerucht, maar dan rumoer dat overdag plaats heeft.

Het komt minder voor dan nachtrumoer. Tegenover het totaal aantal gevonniste zaken neemt deze overtreding 6,22% in, tegenover de subcategorie ophef en drukte 32,30% en tegenover de hoofdcategorie verstoren van de openbare orde 11,50%[214].

 

In de minuten vinden we ofwel enkel 'bruits et tapages' terug ofwel 'bruits et tapages injurieux'. Er is echter geen verschil in de bestraffing.

Op 25 april 1843 hebben Jean en Jeanette De Fleurquin, broer en zus, respectievelijk koordenmaker en winkelierster door 'bruits et tapages injurieux troublé la tranquilité des habitans de la maison de la veuve Van Doorselaer, cabaretière'.

De twee onruststokers worden veroordeeld tot een boete van 15 frank per persoon.

 

Als de beklaagden de rust verstoord hebben, ongeacht of dat overdag of 's nachts plaatsvond, baseert de politierechter zich op artikel 479 nr. 8 en 480 nr. 5 van de Code Pénal en bedraagt de boete 11 tot 15 frank of een gevangenisstraf van 2 tot 5 dagen.

 

3.3.2.3 Grafiek ophef en drukte

 

 

Ophef en drukte

 

 

We zien dat de jaren 1843 en 1844 de kroon spannen. Ze nemen respectievelijk 19,88% en 18,63% van de gevonniste ophef en drukte zaken voor hun rekening

In 1844 is 46,15% van de begane misdrijven een ophef en druktecasus.

In 1843 is dat 40% en in 1842 27,03%[215].

In 1849 worden er de minste overtredingen gevonnist die met ophef en drukte te maken hebben. We moeten er wel rekening mee houden dat we slechts inzicht hebben in de laatste 6 maanden van dit jaar.

 

3.3.3 Afvuren van geweerschoten

 

Slechts 5 personen worden voor deze overtreding aangeklaagd. Deze overtreding vertegenwoordigt 0,58% van het totaal aantal vonnissen en neemt 1,11% van de openbare ordeverstoring voor haar rekening[216].

Op 12 januari 1848 worden 5 broers, allen ijzerhandelaars uit de Luikstraat, door het parket op basis van artikel 3 van de verordening van 13 floréal an 11 voor de rechter gedaagd.

Het openbaar ministerie eist een gevangenisstraf van 3 dagen omdat ze '... tiré des coups de fusil'. De politierechter '... déclarons acquitter les cinq prévenus et annullons la citation et tout ce qui en est suivi.' Ofwel tilt het gerecht niet zwaar aan deze overtreding ofwel kan het openbaar ministerie de beschuldiging niet hard maken.

Op basis van één enkele casus kunnen we ons evenwel niet uitspreken.

 

3.3.4 Aanvallende hond

 

Deze overtreding wordt slechts vier keer geverbaliseerd en neemt 0,46% van het totaal in. Tegenover de hoofdcategorie neemt deze overtreding 0,88% in[217]. Het gaat hier om een hond die losloopt of die niet meer in bedwang kan worden gehouden en een voorbijganger aanvalt en/of bijt. Eén enkele keer vinden we in de beschrijving van de overtreding dat de eigenaar van de hond het dier aangezet heeft om iemand te bijten.

Benoît Peleman, een 72-jarige boer uit Eksaarde wordt ervan beschuldigd dat hij '…excité son chien à mordre Dominique Vlieux' (een jongen van 5,5 jaar!), zoon van een spinster 'qui en le mordant lui a occasionné une grave blessure dans le coté droit'.

Op basis van artikel 475 nr. 7 van de Code Pénal wordt de landbouwer veroordeeld tot 10 frank boete.

Er is ook een overtreder uit de hogere klasse. Dit is het geval in 1846. Een dame en een heer, zo wordt het echtpaar betiteld in het vonnis, hebben een 'buitenverblijf' in Lokeren.

'…la dame Camile Gauthier, épouse du sieur Jean-Michel de Cordes, 42, agent de la société de Monceau, demeurant é Monceau et séjournant momentanement à Lokeren…'

'…elle a laissé divoguer son chien et de ne l'avoir pas retenu lorsqu'il attaquait et mordait le plaignant Benoît Noppe. Le chien a déchiré ses vêtements par ses mordures.'

Opvallend is dat niet Camile verantwoordelijk wordt gesteld maar haar man. '…et contre le susnommé sieur de Cordes poursuivi comme civilement responsable du fait de son épouse'. Nochtans vinden we deze burgerlijke verantwoordelijkheid (wet van 1791) niet terug bij veroordeelden uit de volksklasse. Hier is het enkel zo dat de ouders burgerlijk verantwoordelijk zijn voor hun minderjarige kinderen en 'bazen' voor hun dienstbode.

Op basis van artikel 475 nr. 7 van de Code Penal wordt de 'sieur' veroordeeld tot 6 frank boete.

 

3.3.5 Overtredingen op de reinheid van de stad

 

Onder deze noemer heb ik verschillende overtredingen samengebracht.

 

 

Overtredingen op de reinheid van de stad

 

 

 

In totaal komt dit overtreden van reglementen die betrekking hebben op de hygiëne en netheid van de stad 10 keer voor. Het neemt 1,15% in van het totaal aantal gevonniste zaken en 2,21% van de hoofdcategorie verstoren van de openbare orde[218].

 

In 1840 en 1841 komen de meeste overtredingen op de reinheid van de stad voor (4). In 1841 vertegenwoordigt deze subcategorie 4,82% van de gevonniste misdrijven, in 1840 maakt deze subcategorie 3,15% uit van de misdrijven die in dat jaar door de politierechter behandeld worden.

In 1844 en 1845 wordt er telkens 1 overtreding gevonnist. In de andere jaren komt deze overtreding niet voor[219].

 

3.3.5.1 Stinkend water

 

Dit misdrijf heeft betrekking op de overtreding van artikel 32 van het 'Reglement raekende de Police der Straeten en publique plaetsen' uit 1817 waarin staat: 'Het is ook verboden van alle soorten stinkende of bedorvene waeters op de straeten te laeten loopen of ten waeren by nagten van 11 uren 's avonds tot 7 uren des morgens'[220].

Stinkend of bedorven water op straat laten lopen, maakt 20% uit van de overtredingen op de reinheid van de stad en 0,44% van de openbare ordeverstoring.

Van alle onderzochte vonnissen maakt deze overtreding 0,23% uit[221].

Op 1 mei 1841 hebben Séraphin Coppieters, een arbeider en Jean-Ferdinand Vermeulen, een rentenier 'fait couler des eaux fixuantes d'une propriété apartenant au sieur Vermeulen et le sieur Vermeulen d'en avoir donné l'autre au dit Coppieters.'

De rentenier wordt vrijgesproken, de arbeider moet een boete betalen van 1 frank.

 

3.3.5.2 Weigering om de straat te kuisen

 

De inwoners van Lokeren zijn verplicht om de straat voor het huis waarvan ze eigenaar zijn twee keer per week te kuisen. Als iemand dit weigert dan moet die persoon een boete betalen zoals vermeld in artikel 33 van het politiereglement van 1817[222].

Deze overtreding maakt 40% uit van de overtredingen op de reinheid van de stad en 0,88% van de openbare ordeverstoring.

0,46% van de vonnissen hebben betrekking op deze weigering[223].

In 1841 heeft een rentenier 'négligé de nettoyer la rue et la goutière devant une maison lui apartenant située à Lokeren, formant le coin des rues de l'école et de Liège'.

 

3.3.5.3 Overtreding op het villen en begraven

 

Als derde heb ik in deze subcategorie de overtreding op het villen en begraven ondergebracht die vermeld staat in artikel 35, 36, 37 en 38 van het politiereglement van 1817[224].

Deze overtreding beslaat 0,46% van de bestudeerde minuten van vonnissen. Tegenover de subcategorie overtredingen op de reinheid van de stad neemt deze overtreding 40% in, tegenover de hoofdcategorie (verstoren van de openbare orde) neemt deze overtreding slechts 0,88% in.

Op 10 juni 1840 heeft Joseph Seere, een herbergier uit de Zelestraat, een paard gevild en het kadaver begraven in overtreding met artikel 35 en 38 van het politiereglement van 23 december 1817.

Hij wordt veroordeeld tot een boete, gelijkwaardig aan 3 daglonen (3 frank 30 cent).

 

3.3.5.4 Grafiek verstoren van de openbare orde

 

 

Verstoren openbare orde

 

 

Als we de chronologische evolutie van deze overtreding bekijken dan stellen we vast dat tijdens de eerste 6 jaren van ons onderzoek (1840-1846) deze hoofdcategorie de andere hoofdcategorieën kwantitatief ver achter zich laat. De laatste jaren (1847-1850) worden er meer vermogensdelicten geverbaliseerd. (Zie grafiek hoofdcategorieën)

Als we in absolute aantallen kijken dan spant 1840 de kroon (127) maar in verhouding met het totaal aantal misdrijven neemt de ordeverstoring 'slechts' 69,29% voor haar rekening, een percentage waarmee 1840 verhoudingsgewijs op de derde plaats komt. Verhoudingsgewijs staat 1843 op de eerste plaats: 78,75% van de vonnissen die in 1843 geveld zijn, heeft betrekking op ophef en drukte. In absolute aantallen staat 1843 op de tweede plaats en 1842 op de derde plaats.

In de jaren 1840, 1841 en 1843 vinden respectievelijk 19,38%, 11,67% en 13,88% van de openbare ordeverstoringen plaats. Dit zijn dezelfde piekjaren als de subcategorie overtreding op het sluitingsuur van herbergen die 60,80% van de openbare ordeverstoringen beslaat.

Deze cijfers 'beantwoorden' aan de 'kwalitatieve informatie' die we kunnen terugvinden in de correspondentie over de opstelling van de politiereglementering en dan specifiek toegespitst op het 'sluiten en ruymen der herbergen'[225] (Zie verder).

1840 en 1841 leveren ook de meeste overtredingen op de reinheid van de stad op.

In 1848 zien we nog een kleine piek maar vanaf 1847 boeten de verstoringen van de openbare orde aan belang in tegenover de vermogensdelicten[226].

 

3.4 Verkeersovertredingen

 

Onder deze categorie worden vier subcategorieën geplaatst. Onder verkeersovertredingen in enge zin verstaan we de nog bestaande verkeersovertredingen: botsingen, verkeerd parkeren… Daarnaast zijn er een pak verkeersovertredingen die we nu niet meer kennen: dieren laten rondzwerven op straat zonder muilkorf en halsband, vuiligheid/mest door de stad vervoeren en weigeren om de bareelrechten te betalen.

 

Verkeersovertredingen

 

Verkeersovertredingen worden in verhouding het minst aantal keren geverbaliseerd (34/867) en vertegenwoordigen 3,92% van de door de politierechter geregistreerde criminaliteit.

In 1840 heeft 4,72% van de vonnissen betrekking op een verkeersovertreding, in 1841 is dat 14,46%, in 1846 nog 5,56%

 

3.4.1 Verkeersovertredingen in enge zin

 

Onder deze noemer heb ik verschillende overtredingen verzameld die de goede gang van zaken op de openbare weg verhinderen. Deze overtredingen nemen 1,38% van het totaal aantal vonnissen voor hun rekening. Binnen de hoofdcategorie verkeersovertredingen vertegenwoordigt deze subcategorie 35,29%.

Dit kan gaan over een honden- of paardenspan dat achtergelaten wordt op de openbare weg met als gevolg dat het andere verkeer niet meer door kan.

Op 10 mei 1840 heeft Josse Verheirstraeten 'vulgairement surnommé marchand', koopman van oude vodden, wonende te Zele 'prévenu d'avoir … embarassé la voie publique en y laissant à l'abandon et sans nécessité ses chiens attelés à une charette…'.

Hij moet een boete van 5 frank betalen op basis van artikel 471 nr. 4 van de Code Pénal.

Daarnaast zijn er 4 karrenbestuurders die door hun kar om te keren of te parkeren (ranger) voor een ander voertuig de doorgang belemmeren. Nu kunnen we ons afvragen of een bestuurder beboet kan worden als het manoeuvreren op de baan iets te lang duurt volgens een andere weggebruiker.

Waarschijnlijk gaat het hier om een samenloop van omstandigheden. De vier landbouwers moeten misschien iets gaan afhalen, alle vier op dezelfde plaats, ze moeten hun kar eventjes 'parkeren' en om hun weg naar huis aan te vangen moeten ze hun voertuig eerst keren.

Een enkele keer wordt een landbouwer veroordeeld omdat hij de Grote Markt overstak terwijl zijn paard verkeerd ingespannen was.

Een paar keer hebben we te maken met wat we een snelheidsovertreding zouden kunnen noemen.

 In 1848 worden een veehandelaar en een molenaar beboet omdat ze de verordening van de stad Lokeren, van kracht gegaan op 11 december 1847, overtreden hebben. Blijkbaar moeten er klachten gerezen zijn van personen die zich storen aan te snelle karren op de Stationsbrug. Er wordt beslist dat men de pasgebouwde brug (1845) niet meer in galop mag oversteken[227].

In 1848 veroorzaken een bakker en een molenaar volgens het parket een botsing. De politierechter spreekt de twee vrij.

'… y conduisant une charette attelée d'un cheval à l'approche de cette conduite par Pierre Baeté, cultivateur, (de 2 beschuldigden) refusé libre au moins la moité de la chaussée et d'avoir ainsi été cause que les deux charettes se sont heurtées et que celle de Pierre Baete ainsi que son cheval sont tombés à terre aux quels des dommages ont été causés, contravention prévue par l'article 475, nr. 3 du code Pénal'.

 

In 1847 en 1848 worden er verhoudingsgewijs het meeste verkeersovertredingen in enge zin gepleegd. Hier kan de wetswijziging, die inspeelt op de actuele situatie, een verklaring bieden.

De bouw van een station op de lijn Antwerpen-Gent zorgt voor meer verkeer en de brug die het centrum met het station verbindt wordt, zoals we zien in de wet van 1847 waarop de politierechter zich enkele keren baseert, vaak in galop overgestoken tot grote ergernis van sommige personen.

 

3.4.2 Dieren laten rondzwerven op straat zonder muilkorf en halsband

 

Op 18 juli 1840 vaardigt de gouverneur van Oost-Vlaanderen een ordonnantie uit waarin staat dat elke hond die losloopt op de openbare weg voorzien moet zijn van een muilkorf en een halsband die de naam en de woonplaats van het dier vermeldt. Als de politie een hond ziet lopen die niet aan deze voorwaarden voldoet, dan maken ze het dier af.

 

Deze ordonnantie wordt de eerste 2 jaar goed opgevolgd door de politie maar vanaf 1842 wordt deze overtreding geen enkele keer meer geverbaliseerd. In 1840 en 1841 maakt deze overtreding respectievelijk 2,36% en 1,20% uit van de overtredingen die dat jaar door de politierechter behandeld zijn.

Deze overtreding neemt 0,46% van het totaal aantal overtredingen in. Binnen de verkeersovertredingen vertegenwoordigt dit misdrijf  11,76% van de vonnissen.

Op 26 augustus 1840 heeft een binnenschipper zijn hond los laten rondlopen zonder muilkorf en zonder een halsband met indicatie van zijn naam en woonplaats. Het dier heeft Casimir De Leenheer gebeten en zijn broek gescheurd.

 

3.4.3 Vuiligheid/mest door de stad vervoeren

 

In het Land van Waas wordt de grond diep gespit met het oog op de vlasteelt. De Vlaamse boer besteedt intensieve teeltzorgen aan het vlas. De mest uit de stallen is onvoldoende om een intensieve vlasteelt te verzekeren en daarom moeten er dus meststoffen buiten de hoeve aangekocht worden. Kleine  boeren behelpen zich met de stadsmest. De zonderlinge, typische en tegelijk zeer nuttige en drukke handel in stadsbeer in Vlaanderen en Brabant is ongetwijfeld door de vlasteelt ontstaan[228].

 

Tijdens het onderzochte decennium wordt er 10 keer iemand vervolgd voor deze overtreding op basis van artikel 30 van het politiereglement van 23 december van 1817.

'Het is uytdrukkelyk aen een ieder verboden van de beirputten te ruymen, beir, dreck ofte koeyhaele, te transporteren binnen deze stede/dorpe/ naer den zes uren van den morgent en vore den zes uren van den naermiddag geduerende de zes wintermaanden beginnende met den eersten octobre tot den lesten maerte, en naer ten vijf ueren van den morgent en voor ten negen ueren vanden naermiddag geduerende de zes zomermaanden beginnende met eersten april tot den lesten september'[229].

 

Deze overtreding neemt 1,15% van het totaal aantal vonnissen in en beslaat 29,41% van de vonnissen in verband met verkeersovertredingen[230].

In 1841 is 9,64% van de vonnissen zo'n overtreding (8), in 1846 is dat 2,78% (2), in de andere jaren wordt er niemand voor deze overtreding op het matje geroepen[231].

Waarschijnlijk is er in bovenvermelde jaren nood aan extra mest en wordt de lokale politie zich hiervan bewust met als gevolg dat de arm der wet (tijdelijk) strenger optreedt tegen deze overtreding of alleszins toch oplettender is. 

Op 2 november 1841 worden 2 landbouwers aangeklaagd omdat ze elk een kar beladen met 'gadoue', mest bestaande uit uitwerpselen en straatvuil, door Lokeren vervoerd hebben.

Ze worden elk veroordeeld tot een boete van 6 frank 34 cent.

 

3.4.4 Weigeren bareelrechten te betalen

 

Het bareelrecht, een wegentol uit het Ancien Régime, wordt door de grondwet van 1815 heringevoerd en door een decreet van 6 maart 1831 in zijn bestaan bevestigd. Deze taks rust op rijks- en provinciewegen en de opbrengst wordt besteed aan de verbetering van het wegennet. De wet van 15 november 1866 voorziet de afschaffing van de bareelrechten op de rijkswegen[232]. De opbrengst van deze taks gaat naar de provinciale overheid.

 

Deze overtreding neemt 0,92% in van het totaal aantal gevonniste zaken.

Binnen de verkeersovertredingen vertegenwoordigt ze 23,53% van de vonnissen[233].

In 1841 worden er het meeste mensen veroordeeld voor dit misdrijf:  3,1% van de overtredingen is een weigering om de bareelrechten te betalen[234].

Op 21 juni 1846 weigert een voerman uit Zele 'de paier le droit de barrière dû pour sa voiture à deux roues attelée d'un cheval avec lesquels il a passé la barrière nr. 7'.

Op basis van artikel 9 en 12 van de wet van 18 maart 1833 wordt hij veroordeeld tot een boete van 4 frank 50 cent. Dit bedrag komt overeen met een boete van 30 keer het geëiste tolgeld (30 x 15 cent) en de betaling van het geweigerde  tolgeld (15 cent).

 

3.4.5 Grafiek verkeersovertredingen

 

Verkeersovertredingen

 

In 1841 merken we het hoogste aantal verkeersovertredingen op. Dit komt vooral doordat 80% van de mestovertredingen en 37,50% van de weigering om bareelrechten te betalen plaatsvinden in 1841.

Na 1845 merken we terug een stijging op. Deze stijging is voornamelijk te wijten aan de verkeersovertredingen in enge zin. Er wordt in 1847 een nieuwe wet gestemd. (Zie hierboven) Mede door deze wetswijziging vinden er in 1847 en 1848 telkens 33,33% van de verkeersovertredingen in enge zin plaats. [235]

 

3.5 Andere

Onder de hoofdcategorie 'Andere' heb ik de overtredingen op de handelswetten, de bouwovertredingen en enkele varia overtredingen geplaatst.

 

Andere

 

 

3.5.1 Overtreding op de handelswetten

 

Deze subcategorie neemt 1,61% van het totaal aantal zaken voor haar rekening en 17,28% van de hoofdcategorie 'Andere'[236]. Ik heb hieronder 4 misdrijven gecatalogiseerd.

 

 

Overtreding op de handelswetten

 

 

3.5.1.1 Verkoop zonder bevoegdheid vóór het gestelde uur en/of op de verkeerde plaats

 

Er zijn strenge marktregels in zwang tijdens de 19e eeuw in Lokeren. Voor elke soort koopwaar is er een speciaal tijdstip en een speciale plaats voorbehouden op de marktdag.

In Lokeren vindt de marktdag tot op de dag van vandaag plaats op woensdag.

Sommige mensen verkopen reeds onderweg naar de markt een beetje van hun koopwaar. Zowel de verkoper als de koper worden in dit geval gestraft op basis van het plaatselijk reglement van 31 oktober 1817.

Deze overtreding wordt 8 keer gevonnist en neemt 0,92% van het totaalaantal in.

Binnen de subcategorie 'Overtredingen op de handelswetten' neemt de verkoop vóór het gestelde uur en/of op de verkeerde plaats 57,14%[237].

Op 28 maart 1843 worden een negociant uit Lokeren en een landbouwer uit Sinaai veroordeeld omdat ze '... étant un jour de marche à Lokeren le premier acheté et le second vendu de la semence de treffles avant l'heure fixée pour la vente publique au marché de pareille semence.'

Op basis van het plaatselijk reglement van 31 oktober 1817 worden ze elk veroordeeld tot een boete evenredig aan het loon van drie werkdagen, 3 frank 30 cent.

 

3.5.1.2 Zonder bevoegdheid optreden als meter of weger

 

Deze overtreding wordt slechts één keer vermeld in de gerechtelijke bronnen en vertegenwoordigt 0,12% van de onderzochte casussen.

Binnen de subcategorie overtredingen op de handelswetten neemt deze overtreding 7,14% in[238].

Josse Coppieters heeft in 1840 het lijnzaad opgemeten van Pierre Martens terwijl men de boot aan het lossen was aan de oever van de Durme.

Op basis van de politieordonnantie van 13 januari 1840 wordt hij veroordeeld tot een boete van 15 frank. We vinden de vermelding van deze ordonnantie terug in het repertorium van de politiereglementen en ordonnanties: 'Ordonnance portant qu'aucune autre personne que les employés ou préposés admis par l'administration locale ne pourra exercer aux marchés publics et la profession de mesurier ou peseur[239].'

 

3.5.1.3 Overtreding van de wetten op het metriek stelsel

 

Deze overtreding wordt drie keer voor de politierechtbank gebracht en vult 0,35% in tijdens de bestudeerde periode. Deze overtreding beslaat 21,43% van de subcategorie, overtreding op de handelswetten[240].

In 1848 worden een beenhouwer en een negociant op basis van artikel 479 nr. 5 en 481 nr. 1 van de Code Pénal veroordeeld tot een boete van 11 frank.

Het openbaar ministerie legt hen een 'contravention aux lois sur le système métrique' ten laste.

 

3.5.1.4 Verzuim inschrijving in het vreemdelingenregister

 

Elke hotelhouder is verplicht om alle logé's te registreren in een logementsboek.

Op deze manier is het lokaal bestuur in staat om de naam, de woonplaats, de datum van aankomst en vertrek en het aantal overnachtingen van iedere vreemdeling die in Lokeren verbleef op te sporen. Sommige uitbaters nemen het niet nauw met deze regeling en verzuimen meermaals de registratie van hun klanten. Deze nalatigheid komt vooral aan het licht door politiecontroles.

De politie heeft deze registers soms nodig om uit te vissen of de dader(s) van een bepaald misdrijf er overnacht hebben. Zo kan men dan ook onmiddellijk hun naam en woonplaats terugvinden.

Deze overtreding komt 2 keer voor, beslaat 0,23% van het geheel en 14,29% van de overtredingen op de handelswetten[241].

Op basis van artikel 1 en 12 van het reglement van de gemeenteraad, gedateerd op 2 september 1840, wordt Isidor Raemdonck, een 43-jarige herbergier veroordeeld tot een boete van 10 frank.

Hij heeft 'dans le courant du présent mois de janvier logé chez lui pendant plusieurs jours un étranger sans l'avoir inscrit sur un régistre à ce destiné ni en avoir donné connaissance au commissaire de police'.

Voordat dit lokaal reglement uitgevaardigd is, beroept de politierechter zich op artikel 475 nr. 2 van de Code Pénal. De richtlijn wat de boete betreft, bedraagt in beide gevallen 6 frank.

 

3.5.1.5 Grafiek overtreding op de handelswetten

 

 

Overtreding op de handelswetten

 

De grillige vorm van deze grafiek kan verklaard worden doordat in sommige jaren geen overtredingen van deze aard voorkomen. De absolute waarden liggen ook heel laag.

 

3.5.2 Bouwovertredingen

 

Onder deze noemer vallen 3 overtredingen.

 

 

Bouwovertredingen

 

Deze subcategorie neemt 1,84% van de onderzochte vonnissen voor haar rekening. Binnen de hoofdcategorie 'Andere' vertegenwoordigen de bouwovertredingen 19,75%.

Enkel in de eerste drie onderzochte jaren worden er personen aangeklaagd voor bouwovertredingen. 1842 staat hier ruimschoots aan kop met 17,57% van het jaartotaal[242].

 

3.5.2.1 Nalatig i.v.m. herstel

 

Deze nalatigheid wordt 3 keer voor de politierechtbank gebracht en neemt 0,35% in van de bestudeerde vonnissen. Binnen de hoofdcategorie andere vertegenwoordigt deze subcategorie 19,75% van de gevallen[243].

De betichten moeten een boete van 15 frank betalen omdat ze een ordonnantie van de burgemeester en schepenen niet of te laat opgevolgd hebben. Het gaat over 2 landbouwers en een advocaat.

'Sieur' François Marie Serraris, een advocaat uit de Damdreef wordt in 1842 vrijgesproken door de politierechter.

Het parket legt hem '... d'être resté en défaut de satisfaire à l'ordonnance des Bourgemestre et échevins, à lui notifiée le 8 octobre, concernant la reconstruction de l' acquaduc dans la rue dite Damdreef, hameau Oudenbosch à Lokeren et amplement décrit dans la même ordonnance' ten laste.

 

3.5.2.2 Verbouwen zonder toestemming

 

Vooraleer er iets mag veranderd worden aan het bouwwerk van een huis moet de eigenaar de toestemming krijgen van het college van burgemeester en schepenen.

Verandert de eigenaar toch iets aan het gebouw zonder dat hij in het bezit is van zo'n toelating dan begaat hij een overtreding op artikel 1, 2, 3, 4 en 5 van het politiereglement van 23 december 1817[244].

0,35% van het totaal aantal onderzochte zaken is een verbouwing zonder toestemming.

Binnen de bouwovertredingen neemt deze overtreding 18,75% voor haar rekening[245].

In 1840 heeft de negociant Egide Lapeer een nieuwe voordeur gemaakt voor zijn huis in de Roomstraat zonder toestemming van het college van burgemeester en schepenen.

Hij wordt veroordeeld tot een boete van 3 daglonen (3 frank 30 cent) op basis van artikel 1 en 5 van het bovengenoemde reglement.

 

3.5.2.3 Stenen op een publieke plaats gelegd zonder toestemming

 

Deze overtreding op artikel 7, 38 en 39 van het politiereglement van 23 december 1817 wordt in het onderzochte decennium door 10 personen begaan, 1,15% van de bestudeerde vonnissen gaat over deze overtreding. Deze overtreding neemt 62,50% van de bouwovertredingen voor haar rekening[246].

Op 25 maart 1842 hebben een binnenschipper uit Aalst, een herbergier en 8 deurmakers uit Lokeren 'déchargé au Grand Quai à Lokeren le bateau La Thérèse, chargé de pierres, ce dans un endroit non designé par les Bourgemestre et échevins.'

De 10 beklaagden worden elk veroordeeld tot een boete van 1 frank.

 

3.5.2.4 Grafiek Bouwovertredingen

 

Bouwovertredingen

 

 

Enkel in 1840, 1841 en 1842 worden er bouwovertredingen gevonnist door de politierechter. Houdt de politiecommissaris zich vanaf 1843 niet meer bezig met het opsporen van bouwovertredingen? Het zou kunnen. Langs de andere kant kan het ook zijn dat er de laatste 7 jaren van het bestudeerde decennium geen bouwovertredingen begaan worden.

 

3.5.3 Varia

 

Onder de subcategorie varia heb ik 4 misdrijven ondergebracht die onder geen enkele andere noemer passen. De overtredingen die onder deze subcategorie staan, zijn goed voor 62,96% van de hoofdcategorie 'Andere overtredingen'. Deze subcategorie maakt 5,65% uit van het totaal aantal gevonniste zaken[247].

 

Varia

 

3.5.3.1 Verzuim inschrijving in het bevolkingsregister

 

Volgens de artikels 9 en 17 van de ordonnantie van de bestendige deputatie van de provinciale raad van Oost -Vlaanderen  van 7 juli 1828 moet iedere nieuwe inwoner van de stad zich aanmelden bij de Burgerlijke Stand en zich laten inschrijven in het bevolkingsregister.

Als iemand dit niet doet, wordt hij voor de politierechter gedaagd.

Deze overtreding wordt 6 keer gevonnist (= 0,69% van alle vonnissen en 11,76% van de vonnissen die onder varia ondergebracht zijn)[248]. Het gaat steeds over mensen die al een tijdje een woning betrekken in Lokeren of bij iemand inwonen en die zich nog steeds niet aangemeld hebben.

In 1840 moet de weduwe Josephine Cabron voor de politierechter verschijnen omdat ze 'avoir negligée de se faire inscrire sur le registre des habitans de la ville de Lokeren ou elle s'est établi depuis quelques mois.' Ze moet een boete van 6 frank 35 cent betalen.

 

3.5.3.2 Zwemmen op een verboden plaats

 

In de zomermaanden wordt het sommige personen, meestal jongeren, te warm en nemen ze een verfrissende duik in de Durme. Het college van burgemeester en schepenen heeft nochtans een ordonnantie uitgevaardigd op 8 augustus 1820 die dat verbiedt (art. 1, 2 en 3).

9 keer wordt er een zwemmer in de Durme betrapt (1,04% van alle onderzochte zaken).

17,65% van de subcategorie varia wordt in beslag genomen door deze overtreding[249].

 In 1844 wordt een schoorsteenveger uit het Lepelstraatje 2 keer veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 dagen. Hij heeft zowel op 17 juni als op 28 juli niet kunnen weerstaan aan de verfrissing van het Durmewater.

 

3.5.3.3 Overtredingen op de nachtwachtdienst

 

In totaal wordt deze regel 34 keer overtreden (3,92%).

Binnen de subcategorie 'Varia' neemt deze overtreding op de nachtwachtdienst 58,82% voor haar rekening[250].  Het gaat enerzijds over personen die hun plicht om op een bepaalde nacht deel uit te maken van de nachtwacht verzuimen en anderzijds over personen die zonder toestemming de nachtwacht verlaten vooraleer hun dienst erop zit.

In september 1845 wordt de nachtwachtdienst ingevoerd in Lokeren. Ze vormen een aanvulling op de reguliere politiediensten. Elke mannelijke inwoner is verplicht om op geregelde tijdstippen een nacht te patrouilleren samen met twee medeburgers en een politieagent. Blijkbaar loopt de organisatie niet van een leien dakje want op 8 november 1845 beslist het plaatselijk bestuur om de nachtwachtdienst te reguleren.

De burgers die hun oproep tot nachtdienst negeren, worden op basis van artikel 1 en 10 van het politiereglement van 8 november 1845 veroordeeld tot een boete van 3 frank. Twee keer wijkt de politierechter hiervan af en moet een beschuldigde 10 frank ophoesten en een andere 5 frank. De reden voor deze afwijkende boete wordt niet vermeld.

 

Pierre-Jacques Buyle, een olieslager van de Nieuwpoort in Lokeren wordt beschuldigd  'd'avoir refusé ou négligé d'avoir partie des gardes ou patrouilles de nuit, la nuit de 13 au 14 decembre pour quel service il avait été bien et valablement convoqué.' Hij moet 3 frank boete betalen.

 

Drie keer worden er personen uit Eksaarde beboet. Ze moeten alledrie een boete van 6 frank betalen maar dan wel op basis van artikel 1 en 7 van het desbetreffende reglement van 'la commune d'Exaerde de 20 octobre 1845'. De overtredingen vinden alle drie plaats in december 1845.

 

Een ander vergrijp bestaat eruit dat een nachtwaker voortijdig ophoudt met de uitoefening van zijn plicht. Op basis van dezelfde artikels eist het parket een boete van 3 frank. Vier keer verlaten nachtwakers vroegtijdig hun patrouille zonder dat ze daarvoor de toestemming hebben.

Op 23 januari 1846 verlaten een herbergier en een molenaar vroegtijdig de patrouille waar ze geplaatst zijn door de korporaal. Ze moeten een boete betalen van 3 frank.

 

3.5.3.4 Straatmuziek maken zonder toestemming

 

Deze overtreding wordt slechts door 2 personen begaan en maakt bijgevolg dan ook slechts 0,23% van de door de politierechtbank geregistreerde criminaliteit uit.

Op 15 april 1840 hebben 2 werkloze jongens uit het Molenstraatje 'circulés dans les rues de la ville de Lokeren aux sens d'entambouer et d'un violon sans autorisation préalable de l'administration communale de la ville de Lokeren'. Volgens artikel 1 en 2 van het politiereglement van de bestendige deputatie van de provinciale raad gedateerd op 7 juli 1828, worden deze 2 jongeren veroordeeld tot een dag gevangenis.

 

3.5.3.5 Grafiek  varia

 

 

Varia

 

 

Deze grafiek visualiseert een heel heterogene groep overtredingen. De hoge piek in 1845 wordt veroorzaakt door de overtredingen op de nachtwachtdienst. Juist nadat het reglement uitgevaardigd is, stelt de politiecommissaris veel processen-verbaal op. Daarna worden dergelijke zaken minder frequent voor de politierechter gebracht.

 

 

3.6 Besluit misdrijven

 

Welke misdrijven worden er volgens de schriftelijke neerslag van de politierechtbank het meeste gepleegd tijdens het decennium 1840-1850?

Overtreding op het sluitingsuur van herbergen wordt het meest begaan (31,34%).

Diefstal van veld-en boomvruchten  staat op de tweede plaats met 18,89%.

Ophef en drukte 's nachts neemt het derde hoogste aantal vonnissen voor zijn rekening (12,56%) en dezelfde overtreding overdag staat op de vierde plaats (6,22%).

Bijna 6% van de beklaagden heeft iemand beledigd (5,99%) en 4,15% is voor de politierechter gedaagd omdat hij/zij iemands eigendommen beschadigd heeft[251].

 

Delicten die de verstoring van de orde tot gevolg hebben, nemen 52,30% van de onderzochte minuten voor hun rekening. De eerste 6 jaren voeren ze de lijst aan maar vanaf 1847 worden er meer vermogensdelicten gepleegd. De vermogensdelicten maken 26,04% uit van de misdrijven die in de jaren 1840 door de politierechter behandeld zijn. De hoogste concentratie ligt in de jaren 1847, 1848 en 1849[252].

 

 

Naam

Totaal 1840-1850

Percentage

Verstoren van de openbare orde

452

52,07%

Vermogensdelicten

226

26,04%

Andere

81

9,33%

Gewelddelicten

75

8,64%

Verkeersovertredingen

34

3,92%

 

Binnen de vermogensdelicten nemen de diefstallen het grootste deel voor zich (76,99%).

Verbale geweldpleging maakt 69,33% uit van de gewelddelicten.

Binnen de openbare ordeverstoringen voeren de overtredingen op het sluitingsuur van herbergen de lijst aan (60,18%).

Bij de verkeersovertredingen maken de verkeersovertredingen in enge zin de hoofdmoot uit (35,29%).

Als we naar de samenstelling van de hoofdcategorie 'Andere' kijken, merken we dat de subcategorie 'Varia' het meeste aantal overtredingen telt. 'Andere' en 'Varia' zijn niet echt veelzeggende termen en ze representeren een erg heterogene groep misdrijven.

De subcategorie 'Varia' dekt de lading van overtredingen op de nachtwachtdienst, verzuim om zich in te schrijven in het bevolkingsregister, straatmuziek maken zonder toestemming en zwemmen op een verboden plaats.

 

Chronologisch verloop van de hoofdcategorieën

 

Als we het chronologisch verloop van de hoofdcategorieën naast elkaar plaatsen, valt het op dat de meest voorkomende categorie 'Verstoren van de openbare orde' van 1840 tot 1846 het onderwerp van de meeste vonnissen is, maar dat vanaf 1847 de vermogensdelicten de fakkel overnemen. Deze twee hoofdcategorieën bevatten juist die misdrijven die in de algemene literatuur gelinkt worden aan crisisperiodes: diefstal, vandalisme, de ellende verdrinken op café… Een verandering in het patroon van deze overtredingen kan gelinkt worden aan de gevolgen van de crisis. Daarnaast zijn er een paar overtredingen zoals de straat voor het huis niet kuisen, vuil water op straat laten lopen, overtredingen op de nachtwachtdienst… die op het eerste zicht niet onmiddellijk in verband gebracht kunnen worden met de gevolgen van de crisis in het dagelijks leven. Of het zou nonchalance en een 'je m'en fou' mentaliteit moeten zijn tegenover de gemeenschap.

 

Hoe kunnen we die fluctuaties nu verklaren? In 1844 wordt de wet in verband met het sluitingsuur van herbergen veranderd. De vrederechter krijgt de bevoegdheid om mildere boetes uit te schrijven. De greep van de lokale overheid op het herbergbezoek van de bevolking verslapt en er worden minder overtredingen geverbaliseerd.

Vanaf 1845 stijgt het aantal veroordelingen terug.

Daarnaast is er de levensmiddelencrisis die Lokeren, net zoals veel andere Vlaamse streken, parten speelt. Door de opeenvolgende mislukking van de aardappel- en graanoogsten in 1845 en 1846 stijgt het aantal vonnissen dat betrekking heeft op diefstal en materiële schade.

We zien duidelijk dat bepaalde criminaliteit toeneemt tijdens en na de levensmiddelencrisis van 1845-1847. Vanaf 1847 eisen de opeenvolgende misoogsten hun tol. Het gaat hier vooral over diefstal (honger) en materiële schade (frustratie).

Het verval van de linnenindustrie dat zich reeds veel vroeger inzet, zien we minder geprojecteerd in de criminaliteitcijfers. Om dit nader te onderzoeken is het aangeraden om een stukje terug in de tijd te gaan en de minuten van vonnissen vanaf het einde van de jaren 1820 te onderzoeken.

Het feit dat de meeste vonnissen in 1840 voortgebracht zijn, kan deels verklaard worden door het hoge aantal verbalisaties in verband met het sluitingsuur van herbergen.

In januari 1830 wordt er een reglement uitgevaardigd dat een verstrenging inzake het herbergbeleid invoert. De lokale overheid wordt gesensibiliseerd voor deze overtreding en de boetes liggen ook betrekkelijk hoog.

 

Het lijkt erop dat de politiediensten in het begin van de jaren 1840 strikte orders krijgen in verband met de controle van stedelijke aangelegenheden. Een aantal overtredingen op het lokaal reglement worden enkel in de beginjaren voor de politierechter gebracht (bouwovertredingen, dieren laten rondzwerven op straat). Overtredingen op de reinheid van de stad, vuiligheid/mest door de straat vervoeren en weigeren om de bareelrechten te betalen, komt ook overwegend voor tijdens de eerste jaren van het bestudeerde decennium.

Het valt ook op dat juist nadat er een reglement uitgevaardigd is, het aantal vonnissen een hoogtepunt bereikt. Het feit dat de lokale overheid ergens een ordonnantie over uitvaardigt, betekent dat het betreffende item een overlast vormt (bv. overtredingen op de nachtwachtdienst in 1845). De politiemannen worden attent gemaakt op het bestaan van de overtreding en vonnissen er een paar. Na een tijdje neemt de ijver van de politie af en waarschijnlijk vinden de overtreders oplossingen om het reglement te omzeilen of wordt de overtreding gewoon minder begaan.

Dit zien we bijvoorbeeld ook bij het provinciaal reglement over de halsband en de muilkorf van loslopende dieren. In 1840 stelt de provinciale overheid het Lokerse gemeentebestuur en de Lokeraars op de hoogte van het reglement, in 1840 en 1841 worden er enkele personen geverbaliseerd maar daarna vinden we geen neerslag van het reglement meer in de schriftelijke bronnen.

 

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

 


 

[174]        S. MEERSMAN, Politioneel geregistreerde criminaliteit in Lokeren van 1868 tot 1914, Gent, RUG, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1999

[175]        Zie Hoofdstuk 4

 

[176]        Overzichtslijsten, zie bijlage 2 en 3

[177]        Overzichtstabellen, zie bijlage 5

[178]        Overzichtslijst, zie bijlage 1 en 3

[179]        Zie 3.1.2.1

[180]        SAL, Verslag van het schepencollege, 1844

[181]        Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3

[182]        Van het jaar 1849 beschikken we enkel over de vonnissen vanaf eind juni.

[183]        Overzichtstabellen, zie bijlage 5

[184] Overzichtstabellen, zie bijlage 5

[185]        SAL, Verslag van het schepencollege, 1842

[186] S. MEERSMAN, op.cit., p. 53

[187]        Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 2

[188]        Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3

[189]        Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3

[190]        Dit wordt door de griffier letterlijk gesteld in de minuten van vonnissen.

[191]        Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3

[192]        Overzichtstabellen, zie bijlage 5

[193]        Overzichtstabellen, zie bijlage 5

[194]        Zie Deel II, Inleiding

[195]        SAL, Diverse stedelijke- en politiereglementen, Répertoire des Réglements et ordonnances de police

[196]        Overzichtslijst, bijlage 3

[197]        S. MEERSMAN op.cit., p. 70

[198]        K. VELLE De strafrechterlijke beteugeling van smaad en belediging…,  p. 196-204

[199]        Ibidem, p. 203 en 205

[200] Jeremy Bentham wordt samen met Cesare Beccaria beschouwd als de vader van de klassieke school in het denken over criminaliteit. (zie Deel III)

[201]        E. DUCPETIAUX, La justice de prévoyance, p. 6

[202]        Overzichtstabellen, bijlage 5

[203]        Overzichtslijsten, bijlage 1 en 3

[204]        Overzichtslijsten, bijlage 1 en 3

[205]        Overzichtslijsten, bijlage 1 en 3

[206]        Overzichtstabellen, bijlage 5

[207] SAL, Diverse stedelijke- en politiereglementen

[208]        SAL, Diverse stedelijke- en politiereglementen

[209]        Overzichtslijst, zie bijlage 2

[210]        Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3

[211]        Tabel, zie bijlage 12

[212]        S. MEERSMAN, op.cit., p. 125

[213] H. LIEBAUT, op.cit., p.212

[214]        Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3

[215]        Overzichtstabellen, zie bijlage 5

[216]        Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3

[217]        Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3

[218]        Overzichtslijst, zie bijlage 1

[219]        Overzichtstabellen, zie bijlage 5

[220]        SAL, Diverse stedelijke- en politiereglementen, map 1817

[221]        Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3

[222]        Zie bijlage 23

[223]        Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3

[224]        Zie bijlage 23

 

[225]        RAG, Provinciaal archief, stukken en correspondentie betreffende reglementen en verordeningen van plaatselijke politie te Lokeren map, 1843 -1845

[226]        Overzichtstabellen, bijlage 4

[227]        Bouw brug, zie Deel I, hoofdstuk 1

[228]        P. LINDEMANS, op.cit., p. 229

[229]        Bijlage 23

[230]        Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3

[231]        Overzichtstabellen, zie bijlage 5

[232]        P. VAN DEN EECKHOUT en G. VANTHEMSCHE Bronnen voor de studie van het hedendaagse België, p. 154

[233]        Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3

[234] Overzichtslijsten, zie bijlage 5

[235]        Overzichtstabellen, zie bijlage 4

[236]        Overzichtslijst, zie bijlage 1

[237]        Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3

[238]        Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3

[239]        SAL, diverse stedelijke en politiereglementen, Repertorium van politiereglementen en ordonnanties

[240]        Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3

[241]        Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3

[242]        Overzichtslijsten, zie bijlage 1,3 en 5

[243]        Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3

[244]        Zie bijlage 23

[245] Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3

[246] Zie bijlage 23

     Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3

[247] Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3

[248] Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3   

[249] Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3

[250] Overzichtslijsten, zie bijlage 1 en 3

[251] Overzichtslijst, zie bijlage 1