Uniti per costruire un mondo migliore

Sociaal-politieke actie van een migrantenorganisatie
ACLI-Limburg
(1946-1996)

 

Marie Janart

 

Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte,
voor het behalen van de graad van
Licentiaat in de Geschiedenis.

Academiejaar: 2005-2006

Katholieke Universiteit Leuven

 

Promotor: Dr. Leen Beyers

home lijst scripties inhoud volgende  

 

Voorwoord.

 

Algemene inleiding

      Afbakening van het onderzoek

      Vraagstelling

      Status Quaestionis.

      Gebruikte materiaal

 

I.    ACLI-Limburg in de Italiaanse migrantengemeenschap.

1.1. De mijnbouw in Limburg.

1.2. Italiaanse migratie in België.

1.3. Integratie van de Italianen

1.4. De ACLI en ACLI-België

1.5. Besluit

 

II.   De eerste generatie binnen ACLI-Limburg (1946-1970)

2.1.   ACLI-Limburg en de vakbonden tot 1970

2.2.   De politieke stellinginname tot 1970.

2.3.   Contacten met andere organisaties tot 1970

2.4.   Interne conflicten en problemen tot 1970.

2.5.   ACLI-Limburg en Italië tot 1970

2.6.   De identiteit van drie ACLI-prominenten

2.7.   Besluit

 

III. De tweede generatie binnen ACLI-Limburg (1970-1996).

3.1.   ACLI-Limburg en de vakbonden na 1970

3.2.   De politieke stellinginname na 1970.

    3.2.1. De erfenis van 1968 in de jaren 1970

    3.2.2. De Aclist in de samenleving

    3.2.3. Migrantenstemrecht.

    3.2.4. Een sociale samenleving.

3.3.   Contacten met andere organisaties na 1970

3.4.   Interne conflicten en problemen na 1970.

3.5.   ACLI-Limburg, Italië en België na 1970

3.6.   De identiteit van drie ACLI-prominenten

3.7.   Besluit

 

IV. Algemeen besluit

 

V.  Bijlagen.

      5.1. Bijlage: Sekseratio van de vreemdelingenbevolking.

      5.2. Bijlage: Italianen in de Limburgse bevolking.

      5.3. Bijlage: Illustratie van een interview.

      5.4. Bijlage: Organigram van ACLI

 

VI. Bibliografie

6.1.   Lijst van gebruikte afkortingen

6.2.   Bronnen.

    6.2.1. Archief van ACLI-Limburg.

    6.2.2. Kadoc-archief

    6.2.3. Mondelinge bronnen.

6.3.   Studies

 

 

Samenvatting

 

Wanneer men in de actualiteit het woord migranten hoort vallen, is deze term vaak impliciet beperkt tot die inwijkelingen van Noord-Afrikaanse of Turkse afkomst. Deze eindverhandeling heeft het echter over een tegenwoordig veeleer vergeten groep migranten: gastarbeiders van Italiaanse afkomst in de Limburgse mijnstreek. Er wordt hierbij ingezoomd op één van hun talrijke organisaties: ACLI-Limburg voor de periode 1946-1996.

Deze verhandeling bevat twee onderzoeksvragen. Er is de vraag naar de profilering van ACLI-Limburg naar vakbonden, politiek en andere verenigingen toe. Aan de hand van de tweedeling identifical en structural integration van de onderzoeker Lucassen wordt naar de integratieve kracht van de vereniging gepeild. Hiervoor wordt het archief van ACLI-Limburg gebruikt. Daarnaast worden de profielen van zes personen binnen ACLI-Limburg opgesteld aan de hand van interviews, getoetst aan het werk van de onderzoeker Martiniello.

 

In 1946 ging België een bilateraal akkoord aan met Italië om gastarbeiders naar de Belgische mijnen te zenden. Er ontwikkelde zich rond die mijnen een uitgebreid sociaal leven en de Italiaanse christelijke arbeidersvereniging, ACLI, zocht vanuit Rome een manier om daarin mee te spelen. Ze wou immers verhinderen dat de Italianen al te veel zouden bekoord raken door het communisme en van de christelijke Kerk zouden verwijderd raken. In 1947 sloot ACLI-Italia na lange onderhandelingen een akkoord met het ACW en haar franstalige zusterorganisatie MOC, waarna ze mensen naar België zond om hier de ACLI op te starten.

Zo ging de eerste generatie in 1954 met ACLI-Limburg en zeven lokale afdelingen van start in sterke verbondenheid met het ACW en haar vakbond. Tijdens die eerste periode, 1954-1970, opereerde ACLI-Limburg rond de mijncités en stond de ontspanning en de bescherming van de Italiaanse mijnwerker centraal. Behalve met Italiaanse migrantenorganisaties zoals de missies en de Katholieke Actie, beperkte ACLI-Limburg haar relaties met andere organisaties tot het ACW/ACV. De leiders van ACLI-Limburg in die periode, zoals Silvano Grossi en Mario Cadau zouden geen aanstalten maken om die relaties uit te breiden of om onafhankelijk te worden ten aanzichte van het ACV. Haar interne politieke opinievorming gaf al evenmin blijk van een intentie om zich los te weken uit dat Kempense mijnkader. Wat wel voor problemen zorgde, was de kritiek van lokale afdelingen dat de provinciale koepel niet meer was dan een formele organisatie. In die eerste periode leefde ACLI-Limburg nog heel sterk gericht op Italië en bleef nauw verbonden met het moederland.

Silvano Grossi was de respondent die er van bij het prilste begin bij was maar uiteindelijk ACLI zou verlaten om zich volledig bij het ACV te engageren. Een tweede respondent, Mario Cadau, kon als typevoorbeeld voor de eerste generatie aangeduid worden door zijn sterke gerichtheid op Italië. Tenslotte werd ook nog Giuseppe Muscella geïnterviewd die echter ook na 1970 een rol zou spelen als enigszins terughoudende kracht op de aankomende tweede generatie.

Ondertussen hadden vele Italiaanse mijnwerkers immers de idee van een snelle terugkeer naar het vaderland op de lange baan geschoven en groeiden hun kinderen hier op. Deze tweede generatie ging haar plaats binnen ACLI-Limburg opeisen. Het was een generatie die al minder dan haar ouders in dat Italiaanse mijnkader leefde en vaak hadden ze hun diploma aan een Nederlandstalige school gehaald.

Vanaf 1970 was er dan ook een groeiende insijpeling van Italianen van de tweede generatie in het bestuur van ACLI-Limburg. Op hetzelfde moment werd er door ACLI-Italia besloten tot een koerswijziging. Zij koos ervoor om te breken met de sterke aanhang bij de Italiaanse christen-democratische partij en wou een autonomere koers gaan varen. Onder invloed van de bewegingen uit de jaren 1960 sloot ze hierbij een wat linkser profiel niet uit. Als moederzetel van ACLI-Limburg verwachtte ze dat men haar in die koerswijziging zou volgen.

De tweede generatie bleek heel vatbaar te zijn voor de nieuwe ideeën die ACLI-Italia voorlegde maar ondervond in de jaren 1970 nog tegenkanting van de eerste generatie. Die was er vooral in de kwestie van de relatie met het ACV. Terwijl Michele Ottati, een man uit die tweede generatie met een belangrijke positie binnen ACLI-Limburg op dat moment, in 1971 sterk pleitte voor autonomie, werden de banden met het ACV onder Giuseppe Muscella weer aangehaald.

Wat echter haar politieke profiel betrof, koos de eerste en tweede generatie na 1970 unaniem voor een duidelijkere en linksere profilering van ACLI-Limburg. Hier liet de erfenis van 1968 zich dus al vroeger voelen. Ook haar vele contacten met de Wereldscholen van Jef Ulburghs, een links-christelijk geïnspireerde groepering uit die jaren, was daar een bewijs van en die contacten werden zowel door Giuseppe Muscella, eerste generatie, als door Diego Lagana, tweede generatie, ondersteund.

In de jaren 1980 kreeg de tweede generatie de bovenhand, vooral toen Fernando Marzo voorzitter werd van ACLI-Limburg in 1985 en Michele Ottati van ACLI-België in 1986. De preferentiële relatie met het ACV werd dadelijk geschrapt en ACLI-Limburg kwam tot een groter zelfbewustzijn. Ze ging zich duidelijk profileren als een migrantenorganisatie en een zelforganisatie, woorden die toen ook in de media in opmars waren. Hierbij hoorde het pleidooi om het Italiaanse getto te doorbreken en in de Belgische samenleving te staan. Op basis hiervan kreeg ACLI-Limburg voor het eerst subsidies en zetelde ze in de Vlaamse Hoge Raad voor Migranten.

Daarnaast stelde ze dat ze zich richtte op de sociale linkerzijde en ging dan ook de contacten met organisaties als Stemrecht ’82, Stemrecht ’88 en Hand in Hand aanzwengelen. Tot concrete contacten met politici en bekendwording buiten het migrantenmilieu kwam het echter slechts beperkt. Deze werkwijze bleef aanhouden tot 1996, het eindpunt van deze thesis.

Dominant in deze periode waren Fernando Marzo en Michele Ottati, die beiden geïnterviewd werden. Ze hebben het profiel van ACLI-Limburg omgevormd naar hun wensen waarbij het soms tot conflicten kwam. Zij beoogden immers soms een organisatie die zich meer links richtte dan dat de basis wou en ook de omvorming van de I in ACLI van Italiani naar Internazionali verliep niet rimpelloos. Die basis bestond intussen vooral uit gepensioneerde mijnwerkers waardoor het discours van het bestuur niet altijd strookte met de leefwereld van de leden. Een gematigder figuur die geïnterviewd werd, was Diego Lagana die meer lokaal georiënteerd bleef en zich minder van het christen-democratische gedachtegoed distantieerde.

 

Zo heeft ACLI-Limburg haar opgang gekend tijdens de eerste generatie van mijnwerkers en haar ruimere profilering doorstaan door de koerswijziging van de tweede generatie. Die generatie heeft zich via de contacten van ACLI-Limburg geïntegreerd in de Limburgse samenleving en is daar dus meer uit het Italiaanse getto gebroken, dan dat van hun ouders kan gezegd worden. Het bleef evenwel een organisatie van migranten en hun zonen en ze heeft zich zelden concreet boven het lokale niveau weten te verheffen.

 

home lijst scripties inhoud volgende