Over bouwen en verbouwen. De textielnijverheid in het arrondissement Aalst (1914-1944): een industriële archeologie. (Karsten Mainz)
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
2. INDUSTRIEELARCHEOLOGISCHE INVENTARIS
2.4. ZOTTEGEM
4.1. De textielindustrie in Zottegem
Lange tijd vervulde de gemeente Zottegem, in vergelijking met de naburige steden Aalst, Geraardsbergen en Ninove slechts een tweederangsrol. Het economische leven verschilde er niet van dat in andere plattelandsgemeenten als Brakel en Herzele. Pas na de aansluiting op het spoorwegennet in de jaren 1860 en 1870 zou de gemeente uitgroeien tot een regionaal centrum van handel en nijverheid. Opmerkelijk is daarbij de enorme expansie die de textielindustrie, en meer bepaald de breigoednijverheid, doormaakte.
Na de teloorgang van de thuisarbeid in de linnensector, ontstonden vanaf het midden van de 19de eeuw ateliers waar op ambachtelijke wijze textiel werd vervaardigd. Hieruit ontwikkelde zich naar het einde van de eeuw toe een echte textielindustrie. Pionier in deze evolutie was de oud-onderwijzer Gustaaf Schockaert, die in 1882 aan de doopvont stond van de onderneming die later zou uitgroeien tot de ‘Société Générale des Textiles’. De eigenlijke doorbraak van de breigoedsector kwam er pas na 1900. In 1910 waren in deze sector al 373 personen aan het werk, goed voor 86 % van de tewerkstelling in de plaatselijke textielnijverheid, die op haar beurt 28,8% van de werknemers actief in de Zottegemse nijverheid voor haar rekening nam[14]. De grootste werkgevers waren de ‘Oude Werkhuizen Schockaert – Smeets’ (de latere ‘Société Générale des Textiles’) en de in 1909 opgerichte ‘The Sanitary Underwear Company’.
Na de Eerste Wereldoorlog ging de expansie van de breigoedsector verder. Volgens de nijverheidstelling die door het Zottegemse gemeentebestuur werd verricht op 10 december 1926 hadden de breigoedondernemingen met tien of meer werknemers op dat moment 975 mensen in dienst, hetzij 77,2 % van de tewerkstelling in de ondernemingen van deze categorie. Het betrof hier de bedrijven ‘Bonnetterie de Sottegem’, ‘Cantaert Paul’, ‘Cousy’, ‘Moreels Jules’, ‘Société Générale des Textiles’ en ‘The Sanitary Underwear Company’. Bij dit resultaat moeten nog de werknemers van de kleinere bedrijfjes en de thuisarbeiders, die werkten in dienst van de bovenstaande ondernemingen, worden gerekend. Hoewel precieze gegevens omtrent de thuisarbeid ontbreken, mag worden aangenomen dat, naar analogie met de situatie in andere textielcentra zoals Ronse, zeker in periodes van hoogconjunctuur een belangrijk deel van de productie werd uitbesteed aan goedkopere en meer flexibele thuisarbeiders.
De Zottegemse breigoednijverheid produceerde een heel gamma aan bonnetterieproducten die zowel voor de binnenlandse als voor de buitenlandse markt bestemd waren. Merkwaardig is vooral de positie van ‘The Sanitary Underwear Company’ die zich van bij haar oprichting in 1909 tot 1930 nagenoeg uitsluitend tot de Britse afzetmarkt richtte.
De zware crisis, die de wereldeconomie in de eerste helft van de jaren ’30 in haar greep zou houden, had ook gevolgen voor de Zottegemse breigoedfabrikanten. Zo lagen de activiteiten in ‘The Sanitary Underwear Company’ in 1930 haast het hele jaar stil als gevolg van het groeiende Britse protectionisme. Ook de andere ondernemingen maakten een moeilijke periode door.
Toch slaagde men er in het hoofd boven water te houden en in de tweede helft van het decennium gingen de zaken opnieuw beter. Het lanceren van nieuwe producten en het aanboren van nieuwe afzetmarkten droegen hier toe bij. In 1937 was de sector goed voor 1.184 jobs in Zottegem, waarbij er andermaal op gewezen dient te worden dat in deze cijfers de talrijke thuisarbeiders niet waren begrepen[15]. Bij de inventarisatie van de textielondernemingen die in Zottegem actief waren gedurende de periode 1914-1944 werden 19 ondernemingen teruggevonden, alle actief in of verbonden met de breigoedfabricatie.
Na de Tweede Wereldoorlog maakte de Zottegemse breigoednijverheid nog een aantal gouden jaren mee, maar vanaf het einde van de jaren ’50 ging het stilaan bergaf. De hoge loonlasten en vooral de moordende concurrentie uit de lagelonenlanden speelde de ondernemingen meer en meer parten. De financiële en de beheersbeperkingen van de familiale bedrijven kwamen nu duidelijk aan de oppervlakte. Een aantal ondernemers hield het stilaan voor bekeken en de broodnodige investeringen bleven uit, wat vroeg of laat tot faillissementen moest leiden. In 1975 sloten de ‘Société Générale des Textiles’ en de ‘Immobilier Moreels – Van Brantegem Jules Leo’ hun deuren en in 1992 was het de beurt aan ‘The Sanitary Underwear Company’. Van de grote actoren uit het Zottegemse breigoedverleden blijft enkel nog de P.V.B.A. ‘Etablissements Cantaert’ over, maar ook hier staan de zaken er niet al te goed voor, althans wat de Zottegemse vestiging betreft.
Nu het industriële tijdperk in Zottegem stilaan tot het verleden behoort, getuigen enkel nog de talrijke grotere en kleinere nijverheidsgebouwen van dit boeiende verleden.
De meeste van deze gebouwen springen niet echt in het oog, en sommige zijn slechts met moeite te vinden achter de huidige bebouwing. Enkel het hoofdgebouw van de voormalige breigoedfabriek ‘The Sanitary Underwear Company’ en de opmerkelijke brouwerstoren van de vroegere brouwerij ‘De Klok’ drukken hun stempel op het stadsbeeld. Heel wat van de vroegere nijverheidsgebouwen staan leeg of werden met het oog op hun nieuwe functie zwaar verminkt. Een aantal werden reeds gesloopt, met als betreurenswaardige hoogtepunt de afbraak van een deel van de vroegere gebouwen van ‘The Sanitary Underwear Company’ (cfr. C)The Sanitary Underwear Company). Respectvol hergebruik is dan ook eerder uitzondering dan regel. Een geslaagd voorbeeld is wel het voormalige bedrijfsgebouw van ‘The Cousy Knitwove Factory’ (cfr. 4) The Cousy Knitwove Factory), dat met respect voor de oorspronkelijke bouwsubstantie werd heringericht en nu onderdak verleent aan een fietsenzaak en een woongelegenheid. Hopelijk krijgt dit voorbeeld in de toekomst navolging.
De stad Zottegem beschikt voor wat de vroegere gemeente Zottegem betreft reeds over bouwaanvragen vanaf het einde van de 19de eeuw. De bouwdossiers hebben betrekking op het gehele bouwwerk en bestaan hoofdzakelijk uit de bouwplannen. De documenten worden momenteel in archiefdozen bewaard op de zolder van de dienst Openbare werken en mogen op afspraak worden geraadpleegd. Ze zijn niet geïnventariseerd, maar werden wel in min of meer chronologische volgorde opgeborgen. Niettegenstaande de weinig gunstige omstandigheden waaronder de aanvragen worden bewaard, blijkt de collectie uit de periode 1914-1944 tamelijk volledig. Toch werden van een aantal grotere bouwactiviteiten, zoals de bouw van de breigoedfabriek ‘Ch. De Lobelle & V. De Mulder’ in 1930, geen bouwaanvragen teruggevonden.
Tussen de bouwaanvragen werden overigens documenten teruggevonden betreffende een nijverheidstelling die door het gemeentebestuur werd uitgevoerd op 10 december 1926. De papieren, die vermoedelijk bestemd waren voor intern gebruik, vermelden voor elke onderneming met tien of meer werknemers het aantal tewerkgestelden naar geslacht en functie (bedienden of arbeiders).
De documenten betreffende gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke bedrijven worden momenteel eveneens bewaard op de zolder van de dienst Openbare werken en kunnen er worden ingezien op afspraak.
Ook hier werden de documenten in chronologische volgorde opgeborgen in archiefdozen. De dossiers zitten per jaar in een afzonderlijke map met op de voorflap een inventaris van de inhoud. Ze bestaan hoofdzakelijk uit de aanvraagbrief en de toelatingspapieren. De bijgevoegde plannen ontbreken in de regel. De collectie vertoont, voor wat de periode 1914-1944 betreft, duidelijk hiaten. Slechts van een tweetal ondernemingen werden de dossiers teruggevonden.
Voor iconografisch bronnenmateriaal kan men terecht in het Centrum voor Streek-geschiedenis, momenteel gevestigd in Velzeke. Het centrum beschikt over een collectie oude prentkaarten die ook afbeeldingen van textielfabrieken bevat. Voorts bevindt er zich een collectie recente foto’s van de voormalige fabrieksgebouwen van ‘The Sanitary Underwear Company’ en dit zowel van het gesloopte als van het beschermde gedeelte. De collectie kan alleen worden geraadpleegd op afspraak. Daartoe kan men zich wenden tot het Provinciaal Archeologisch Museum Zottegem – Velzeke (PAMZOV). Verslagen over de algemene toestand van de gemeente ontbreken voor de periode 1914-1944. Er werden evenmin bedrijfsarchieven teruggevonden.
Voor de opmaak van de fiches werd eveneens dankbaar gebruik gemaakt van een artikel van de hand van de heer Luc De Both over de Zottegemse breigoednijverheid[16].
4.3. Resultaten en geografische spreiding
Tijdens het onderzoek werden gegevens verzameld over 10 Zottegemse textielbedrijven. Zoals te verwachten viel, behoren ze alle tot de breigoedsector. Het betreft 4 bedrijven waarvan de bestaande gebouwen tijdens de periode 1914-1944 werden uitgebreid of verbouwd en 6 ondernemingen die tijdens deze periode een nieuw bedrijfsgebouw oprichtten. Op de kaart op de volgende bladzijde wordt de ruimtelijke spreiding van deze ondernemingen aangegeven aan de hand van een hedendaagse plattegrond. De nieuwe vestigingen zijn aangegeven met een cijfer, de bestaande gebouwen met een letter. Cijfers en letters verwijzen naar de respectievelijke fiche op de volgende bladzijden.
Op basis van de kaart kan duidelijk worden vastgesteld dat alle nieuwe vestigingen buiten de toenmalige woonkern gelegen zijn, hoofdzakelijk in de toen nog landelijke wijk Bevegem ten oosten van het station. De vestigingen die dateren van voor de Eerste Wereldoorlog bevinden zich veel dichter bij of zelfs in de woonkern.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[14] K. DE WOLF. Art Nouveau en Art Deco in de architectuur te Zottegem. Gent, Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, 1982, p. 10.
[15] K. DE WOLF. Art Nouveau en Art Deco in de architectuur te Zottegem. Gent, Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, 1982, p. 10.
[16] L. DE BOTH. “Een beperkte “tour d’horizon” van de Zottegemse bonnetterie- en textielnijverheid.” in: Handelingen van het Zottegems Genootschap voor Geschiedenis en Oudheidkunde, VIII, 1997, pp. 39-45.