Over bouwen en verbouwen. De textielnijverheid in het arrondissement Aalst (1914-1944): een industriële archeologie. (Karsten Mainz)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

2. INDUSTRIEELARCHEOLOGISCHE INVENTARIS

 

2.3. NINOVE

 

J) Oude Werkhuizen van J. Stichelmans en Zonen

 

Aard:               garentwijnderij

Ligging:            Kaardeloostraat (zonder nummer)

Kadaster:         sectie B, perceelnummer 1598

Datering:          1861

Actueel:           verdwenen, momenteel bouwwerf

 

De N.V. ‘Anciens Etablissements J. Stichelmans & Fils’ werd opgericht in 1900. De onderneming dateert echter al uit 1874. In dat jaar kocht J. Stichelmans de garentwijnderij van Van Steenberghe Louis gelegen op het Meiveldeken aan de latere Kaardeloostraat. In 1897 splitste hij de onderneming en schonk ze aan zijn twee zonen Leon en Arthur Stichelmans. Drie jaar later beslissen beiden hun aandeel terug samen te voegen in de N.V. ‘Oude Werkhuizen J. Stichelmans en Zonen’, waarin de Aalsterse garenfabrikant ‘Filature et Filteries Réunies’ een sleutelpositie innam (cfr. Aalst: G) Filature et Filteries Réunies). De ‘Oude Werkhuizen J. Stichelmans en Zonen’ bezaten tijdens het interbellum ook een kleine fabriek aan de Burchtdam. Het bedrijf vervaardigde in beide vestigingen naaigarens en garens uit vlas, katoen en wol. De activiteiten omvatten het twijnen, verven, bleken en veredelen van de garens.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de vennootschap, samen met het Aalsterse moederbedrijf, onder toezicht gesteld van een “Kommissarischer Verwalter”. Na de oorlog zette het bedrijf zijn activiteiten verder, maar de gouden jaren lagen achter de rug. Vanaf midden de jaren ’50 begonnen de textielactiviteiten van de onderneming in te krimpen. Toch was het bedrijf in 1972 nog steeds actief. Wanneer de werkzaamheden definitief werden stilgelegd, kon niet achterhaald worden.

 

De geschiedenis van de fabriek aan de latere Kaardeloostraat gaat terug tot 1866. In dat jaar richtte de Ninoofse olieslager Louis Van Steenberghe hier op een perceel hooiland een kleine garentwijnderij op, kadastraal geregistreerd onder sectie B, perceelnummer 1598. De perceelsoppervlakte bedroeg toen 5a40ca. Zes jaar later werd de productie gemechaniseerd met de installatie van een stoommachine.

In 1874 werd de fabriek aangekocht door J. Stichelmans die het bedrijf verder uitbreidde. Ook onder zijn twee zonen, Leon en Arthur, die het bedrijf in 1897 overnamen ging de expansie verder.

 

In 1900 werd de fabriek ingebracht in de N.V. ‘Oude Werkhuizen Stichelmans en Zonen’. Het complex was aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog uitgegroeid tot een oppervlakte van 2ha99a en omvatte een twijnderij, ververij, blekerij, veredelingsafdeling, magazijnen en burelen.

Tijdens het interbellum werden de gebouwen slechts eenmaal vergroot, meer bepaald in 1919. Daar ook hier de bouwaanvraag ontbreekt, is het niet mogelijk hierover verdere gegevens te verstrekken. In hetzelfde jaar werd het fabrieksareaal uitgebreid met 20ca tot een totaal van 2ha99a20ca.

Verdere wijzigingen zouden niet meer plaatsvinden tot het complex in 1951 werd opgesplitst in 6 verschillende entiteiten. In één ervan, kadastraal geregistreerd onder sectie B, perceelnummer 1598d2 en met een oppervlakte van 39a7ca, werd een meubelmakerij ondergebracht. Het kleinste perceeltje, met een oppervlakte van nauwelijks 58ca en kadastraal geregistreerd onder sectie B, perceelnummer 1598g2, omvatte een elektriciteits-cabine. De overige delen bleven in gebruik als garentwijnderij. In 1967 werden de meubelmakerij en een gedeelte van de garentwijnderij buiten gebruik gesteld, zodat de eigenlijke textielfabriek, kadastraal geregistreerd onder sectie B, perceelnummer 1598h2, in 1972 nog slechts een oppervlakte besloeg van 57a82ca.

Bij de prospectie ter plaatse werd vastgesteld dat het omvangrijke complex tussen de Kaardeloostraat en de Vuurkruisersstraat volledig werd gesloopt. Het vroegere fabrieksterrein is momenteel gedeeltelijk herschapen in een bouwwerf waarop een omvangrijk wooncomplex moet verrijzen. De enige nog zichtbare sporen waren enkele onderdelen van de fundering die in de bouwput aan de oppervlakte kwamen.

Met het oog op fotomateriaal van de fabrieksgebouwen werd navraag gedaan bij een hele reeks personen en instellingen. Nergens werden echter foto’s teruggevonden. Toch lijkt het mij, gezien de omvang en de lange geschiedenis van het bedrijf, weinig waarschijnlijk dat er geen beeldmateriaal meer zou bestaan.

 

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende