Over bouwen en verbouwen. De textielnijverheid in het arrondissement Aalst (1914-1944): een industriële archeologie. (Karsten Mainz)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

2. INDUSTRIEELARCHEOLOGISCHE INVENTARIS

 

2.3. NINOVE

 

2.3.1. De textielindustrie in Ninove

 

Het leven in Ninove werd tot ver in de 19de eeuw bepaald door de landbouw. Net als Aalst en Geraardsbergen groeide ook Ninove tijdens de Nieuwe Tijden uit tot een regionaal textielcentrum, zij het van minder belang. De succesvolle lakennijverheid, ontstaan in de 13de en 14de eeuw, moest in de 16de eeuw wel haar dominante positie afstaan aan de linnennijverheid, waardoor de stad aan economisch belang inboette. Het economische leven werd bovendien regelmatig verstoord door oorlogsgeweld. Pas na de aansluiting op het spoorwegennet in 1857 (voltooiing van de Dender-Waas-lijn) en de kanalisatie van de Dender in 1867, verschoof het zwaartepunt van de primaire naar de secundaire sector. In deze periode kende Ninove ook zijn sterkste demografische groei. Telde de stad in 1834 ca. 4400 inwoners, dan was dit aantal in 1946 aangegroeid tot 11577[13].

De ontsluiting via het spoor en de binnenscheepvaart leidde ook tot de industrialisatie van de stad. Twee sectoren zouden hierin de hoofdrol spelen, met name de lucifer- en de textielindustrie. Ninove ontwikkelde zich aan het einde van de 19de en in het begin van de 20ste eeuw naast Geraardsbergen tot het belangrijkste centrum van de luciferindustrie in het arrondissement. Bekende luciferfabrikanten waren onder meer Violon en Cobbaert. Na de Tweede Wereldoorlog liep de activiteit in de sector echter snel terug en de laatste luciferfabriek sloot intussen reeds verscheidene decennia geleden haar deuren.

Tijdens de laatste decennia van de 19de eeuw vestigde ook de textielindustrie zich in Ninove. Eén van de eerste textielfabrieken was de garentwijnderij van Van Steenberghe Louis aan de latere Kaardeloostraat, beter bekend onder de latere naam ‘Etablissements Stichelmans & Fils’, die werd opgericht in 1874. De textielsector zou in de stad een snelle opgang kennen en stelde in 1910 reeds 1435 mensen tewerk, goed voor een aandeel van 42, 84 % van de totale tewerkstelling in nijverheid en industrie. Hiermee was Ninove, na Aalst, het belangrijkste textielcentrum van het arrondissement.

Tijdens het interbellum ging de expansie verder, onder meer met de vestiging van de twee grote fabrieken ‘Sofilaine’ en ‘Soieries de Ninove’ (vanaf  1933 ‘Fabelta’) aan de latere Désiré De Bodtkaai. Ook de bestaande bedrijven werden in deze periode herhaaldelijk uitgebreid. Voortgaande op de resultaten van de inventarisatie waren in deze periode een 25-tal ondernemingen actief.

 

Hoewel niet echt gesproken kan worden van een echte specialisatie, valt op dat vooral de garenproductie (spinnerijen, twijnderijen) goed vertegenwoordigd was. Andere aanwezige subsectoren waren de (band)weverij, de bonnetterie en de mechanische kantproductie. Een specialisatie op het vlak van de grondstoffen kon evenmin worden vastgesteld. Het hele gamma aan textielvezels werd verwerkt.

Het belang van Ninove als centrum van de textielindustrie blijkt ook uit de omvang die sommige bedrijven hadden. De fabrieksgebouwen van ‘Sofilaine’, ‘Fabelta’, ‘Etablissements Stichelmans & Fils’ en ‘Werkhuizen Schuermans’ namen verschillende hectaren in beslag en konden zich gerust meten met de Aalsterse concurrentie. Verschillende Ninoofse ondernemingen hadden trouwens banden met de Aalsterse textielindustrie, hetzij via gemeenschappelijke aandeelhouders, hetzij doordat ze werden opgeslorpt door een Aalsterse onderneming.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden de textielfabrieken in Ninove net als in de rest van België zwaar te lijden onder het tekort aan grondstoffen. In hoeverre de activiteiten werden stilgelegd is echter niet bekend. De Ninoofse vestiging van de wolgarenproducent ‘Sofilaine’ kreeg daarenboven tijdens een bomaanval eind 1942 een voltreffer te verwerken. Mogelijk wou men bij deze aanval de aanpalende ‘Fabelta’-vestiging treffen. Door het tekort aan natuurlijke textielvezels, die veelal van overzee moesten worden aangevoerd, trok de Duitse overheid immers volop de kaart van de synthetische vezels. De vestigingen van ‘Fabelta’, die in deze politiek een centrale positie innamen, waren dan ook van strategisch belang. Ook voor de ‘Oude Werkhuizen J. Stichelmans en Zonen’ hadden de Duitsers blijkbaar belangstelling. Het bedrijf werd onder het toezicht geplaatst van een “Kommissarischer Verwalter”. Deze hield in dienst van de Duitse overheid het reilen en zeilen binnen de onderneming in het oog.

Na het einde van de oorlog profiteerde de Belgische textielindustrie van de tijdelijke afwezigheid van heel wat buitenlandse concurrenten. Ook de Ninoofse bedrijven maakten nog een aantal gouden jaren door. Vanaf het midden van de jaren ’50 ging het echter snel bergaf en in de jaren ’60 en ’70 volgden de faillissementen elkaar op. Enkel ‘Fabelta’ slaagde erin om, weliswaar met hulp van buitenaf, het hoofd boven water te houden. Meer nog, de vestiging aan de Désiré De Bodtkaai werd na de oorlog nog aanzienlijk uitgebreid. De kunstvezelproducent kon dan ook profiteren van het enorme naoorlogse succes van synthetisch textiel en had door de verregaande specialisatie en de hoge graad van mechanisatie minder te lijden onder de buitenlandse concurrentie.

 

Samen met onder meer de industriële bakkerij ‘La Lorraine’ aan de Elisabethlaan en de eveneens aan de Désiré De Bodtkaai gevestigde verpakkingsproducent ‘Paraphane’ zorgde ‘Fabelta’ ervoor dat het industriële karakter van Ninove, in tegenstelling tot dat van Geraardsbergen en Zottegem, gedeeltelijk behouden bleef. 

Bij een wandeling doorheen het ruime centrum van Ninove, en vooral dan rond de Dender, kan men nog heel wat materiële relicten uit het industriële verleden van de stad terugvinden. Nochtans werden een aantal gebouwen, waaronder de fabriek van de ‘Etablissements Stichelmans & Fils’, in het verleden al gesloopt (cfr. J) Oude Werkhuizen van J. Stichelmans en Zonen). Bij de overgebleven constructies gaat het niet zelden om grotere gebouwen. Veelal bevinden deze zich echter in een desolate toestand, zoals het imposante “Cooman-gebouw” aan de Burchtstraat, dat dateert uit 1938.

Daar waar de oude nijverheidsgebouwen toch een nieuwe functie werd toebedeeld werd zelden respectvol omgegaan met de bestaande bouwsubstantie, zoals bij de vroegere fabriek van de ‘Werkhuizen Schuermans’ die nu onder meer een filiaal van de keten ‘Home Market’ huisvest (cfr. I) Oude Werkhuizen D. De Bodt & Cie. / Werkhuizen Schuermans Ninove). Grote delen van het complex aan de Oude Dender (waarop na de demping in de jaren ’60 de Centrumlaan werd aangelegd) werden al gesloopt. Eén van de weinige voorbeelden van een respectvol hergebruik van industrieel erfgoed bevindt zich in de Oude Kaaistraat. In het voormalige kantfabriekje ‘La Fontaine & Co.’ werd de kringloopwinkel ‘’t Vierkant’ ondergebracht, waarbij het gebouw aan de buitenzijde geen wijzigingen onderging (cfr. D) La Fontaine & Co.).

 

2.3.2. Bronnenmateriaal

 

De stad Ninove beschikt over bouwaanvragen vanaf 1925. De verplichting tot het indienen van een aanvraag besloeg het geheel van de bouwactiviteiten. De dossiers bestaan hoofdzakelijk uit de bouwplannen, soms vergezeld van de brief van de aanvrager. De documenten worden bewaard in het stadsarchief en zijn daar vrij toegankelijk voor de onderzoeker. Hoewel het om een betrekkelijk omvangrijke collectie gaat, blijkt ze, tenminste voor wat de textielindustrie betreft, lang niet volledig te zijn. Slechts van een drietal bouwactiviteiten werd de aanvraag teruggevonden. Zelfs van de nieuwbouw van omvangrijke fabrieken als ‘Sofilaine’ of ‘Soieries de Ninove’ werden geen bouwaanvragen aangetroffen.

 

In het stadsarchief worden ook de dossiers inzake gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke inrichtingen bewaard. Voor de periode 1914-1944 omvat de collectie enkel de aanvragen tot een vergunning 1ste klas. Met andere woorden, enkel de dossiers van de aanvragen die gericht werden aan de Bestendige Deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen. Aanvragen 2de klas, gericht aan het college van burgemeester en schepenen, bleven pas bewaard na de Tweede Wereldoorlog. De dossiers bevatten enkel de brief van de aanvrager en de toelating, vergezeld van de opgelegde voorwaarden. Mogelijk bevatten de dossiers uit het provinciaal archief, die zich momenteel bevinden in het rijksarchief te Beveren, meer informatie, maar door het ontbreken van een inventaris voor de periode 1914-1944 zijn deze tot op heden niet raadpleegbaar. Hoewel deze collectie vollediger lijkt te zijn dan de verzameling bouwaanvragen werden ook hier een aantal dossiers niet teruggevonden.

Jaarverslagen betreffende de algemene toestand van de gemeente zijn pas beschikbaar vanaf 1948. Bedrijfsarchieven werden nergens teruggevonden. Noch het stadsarchief, noch het Stedelijk Museum beschikken over fotomateriaal van de Ninoofse textielnijverheid. Ook contacten met diverse (heemkundige) verenigingen leverden niets op. Specifiek voor ‘Fabelta Ninove’ werd recente informatie ingewonnen op de internetsite van het huidige moederbedrijf ‘Berry Yarns’ (http://www.berry.be).

 

2.3.3. Resultaten en geografische spreiding

 

Bij de inventarisatie van de bouwactiviteiten in de textielindustrie werden gegevens verzameld over dertien Ninoofse fabrieksgebouwen. Drie daarvan betroffen de oprichting van nieuwe vestigingen. Bij de andere tien ging het om de uitbreiding van een bestaande gebouwen. Gezien het heterogene karakter van de Ninoofse textielindustrie hoeft het niet te verwonderen dat de dertien bedrijven uit de meest diverse subsectoren kwamen. De twee omvangrijkste projecten hadden echter plaats binnen de wol- en de kunstzijdesector (cfr. 2) Sofilaine en 3) Soieries de Ninove / Fabelta Ninove). De opgang die deze takken van de textielindustrie tijdens het interbellum doormaakten ging duidelijk niet aan Ninove voorbij.

De kaarten op de volgende bladzijden geven de ruimtelijke spreiding van de bouwactiviteiten weer. De nieuwe vestigingen zijn aangegeven met een cijfer, de bestaande gebouwen die werden verbouwd met een letter. Cijfers en letters verwijzen naar de respectievelijke fiche op de daaropvolgende bladzijden. Op de kaarten is duidelijk te zien dat de nieuwe vestigingen zich verder van het stadscentrum bevinden.

 

Dezelfde centrifugale beweging kan eveneens vastgesteld worden aan de hand van de stichtingsdatum van de bestaande vestigingen. De ondernemingen vestigden zich na 1900 bij voorkeur langs de (Oude) Dender ten zuiden en ten westen van het centrum. Enige uitzondering is het bedrijf van de gebroeders Muylaert dat gevestigd werd langs de Denderhoutembaan ten noorden van het centrum (cfr. 1) Muylaert Gebroeders).

 

  

 

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[13] P. DE CLERCQ. Ninove, de oudste, stoutste en wijste der steden. Ninove, http://users.skynet.be /sky39205/ninovepag.html, 2001.