Over bouwen en verbouwen. De textielnijverheid in het arrondissement Aalst (1914-1944): een industriële archeologie. (Karsten Mainz)
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
2. INDUSTRIEELARCHEOLOGISCHE INVENTARIS
2.1. AALST
G) Filature et Filteries Réunies
Aard: spinnerij en twijnderij
Ligging: Tragel 6 / Dendermondse Steenweg 75
Kadaster: sectie C, perceelnummer 975
Datering: 1870
Actueel: het omvangrijke complex tussen de Dendermondse Steenweg en de Tragel is grotendeels behouden gebleven en herbergt nu tal van vrijetijds- en handelszaken
De oorsprong van dit bedrijf gaat terug tot 1886. In dat jaar fusioneerden de Aalsterse firma’s ‘J.B. Jelie’ (1822), ‘Borreman – Van Melckebeke & Cie.’ (1873) en ‘Druwé en Hendrickx’ (1877) tot de N.V. ‘Filature et Filteries Jelie’. De vennootschap bezat twee fabrieken die instonden voor de productie van de meest diverse soorten (naai)garens, die intern werden gebleekt, geverfd en veredeld. De fabriek aan de Tragel bestond uit de samengevoegde twijnderijen van ‘Borreman – Van Melckebeke & Cie.’ en ‘Druwé en Hendrickx’. Aan de vaart bevond zich de katoenspinnerij ‘J.B. Jelie’.
Nauwelijks een jaar na de oprichting werd een filiaal opgericht in Duitsland. Daar de Duitse wetgeving niet toeliet dat een N.V.-benaming een persoonsnaam bevatte, werd de handelsnaam van de onderneming gewijzigd in ‘Filature et Filteries Réunies’ (‘Vereinigte Spinnerei und Zwirnereien in Alost’). In 1891 ging ook ‘Cumont-De Clercq’ (1839) op in de ‘F.F.R.’. De twijnderij in het toenmalige Kalfstraatje werd stilgelegd en de productie werd overgebracht naar de fabriek aan de Tragel.
Nadat de vennootschap in 1897 participaties had genomen in een aantal belangrijke Schotse concurrenten, kwam ze het jaar daarop zelf gedeeltelijk onder controle van de Britse onderneming ‘Central Agency’. Bij de reorganisatie die daarop volgde werd de katoenspinnerij aan de Vaart overgelaten aan de oude aandeelhouders en op 30 maart 1898 omgedoopt tot de N.V. ‘Filature du Canal’ (cfr. F) Filature du Canal).
De afgeslankte ‘F.F.R.’ ging snel opnieuw uitbreiden. In 1900 werd de Ninoofse garen-producent ‘Oude Werkhuizen van J. Stichelmans en Zonen’ overgenomen (cfr. Ninove: J) Oude Werkhuizen van J. Stichelmans en Zonen). In 1908 was de garentwijnderij ‘La Ninovite’, eveneens uit Ninove, aan de beurt. In 1913 volgden ‘Van den Bosch & Co.’, de Ninoofse garenfabriek ‘Oude Werkhuizen D. De Bodt & Cie.’ en ‘Mystiaens Frères’ uit Buggenhout (cfr. Ninove: I) Oude Werkhuizen D. De Bodt & Cie.).
Tijdens het interbellum ging de expansie verder met de overname van de N.V. ‘Filterie Moderne de Ninove’ en de ‘Société Denderland’. Het productenassortiment werd uitgebreid met kunstvezelgarens. Tot de grote aandeelhouders behoorden in deze periode Felix Cumont, Jean Van Langenhove en Alex en François Amédee. Naast de fabriek aan de Tragel en de talrijke vestigingen in onder meer Ninove en Buggenhout, bezat de N.V. ook een bureel in Brussel aan de Rue du Rouleau 25-29.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog stonden de activiteiten binnen de onderneming op een laag pitje door het chronische gebrek aan grondstoffen. Het bedrijf wekte blijkbaar op de een of andere manier belangstelling bij de bezettende overheid, die het onder het toezicht van een ‘Kommissarischer Verwalter’ plaatste.
Na de oorlog zette de onderneming haar bedrijvigheid verder. De steeds groter wordende druk van de buitenlandse concurrentie noopte de firma ertoe om zich in de jaren ’70 te integreren in de multinational ‘Coats’. Dit bedrijf met hoofdkwartier in Groot-Brittannië is intussen uitgegroeid tot de grootste naaigarenproducent ter wereld met een marktaandeel van 22% en meer dan 42.000 werknemers. In de vestigingen, die verspreid zijn over 64 landen, worden garens vervaardigd voor tal van toepassingen gaande van kleding en schoeisel tot producten voor de auto- en kabelindustrie. In de fabriek aan de Tragel werden de activiteiten eind de jaren ’80 echter stopgezet.
De geschiedenis van de fabriek aan de Tragel nam haar aanvang in 1867. In dat jaar richtte Gustaaf Van de Walle – De Praeter een stoomgarentwijnderij op op een perceel akkerland gelegen aan de latere Tragel en kadastraal geregistreerd onder sectie C, perceelnummer 972b. De fabriek met een perceelsoppervlakte van 28a90ca werd in 1878 aangekocht door Karel Druwé en Louis Hendrickx, bestuurders van de in 1877 opgerichte maatschappij in gemeenschappelijke naam ‘Druwé & Hendrickx’.
Vier jaar eerder, in 1874, was op een aanpalend perceel akkergrond, kadastraal geregistreerd onder sectie C, perceelnummer 975d, een stoomkatoentwijnderij opgericht. Bouwheer en eigenaar van de fabriek en het areaal van 32a20ca was Judocus Borreman – Van Mol, een van de vennoten in de maatschappij in gemeenschappelijke naam ‘Borreman – Van Melckebeke & Cie.’.
Beide bedrijven werden in 1890 ingebracht in de vier jaar eerder opgerichte N.V. ‘Filature et Filteries Réunies’.
Etiket voor de uitvoer rond 1888. Typisch voor de tijdgeest is de sterke idealisering van het fabrieksgebouw, waardoor het nauwelijks nog gelijkenis vertoont met het reële gebouw.
(J. GHYSENS. Industrie, handel en merknamen. Aalst 1840-1940. Aalst, Jos Ghysens, 1997, p. 19)
Na herhaalde vergrotingen werden de fabrieken in 1903 samengevoegd tot één geheel met een perceelsoppervlakte van 2ha30a50ca en kadastraal geregistreerd onder sectie C, perceelnummer 975r. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog had het fabrieksareaal een omvang van 3ha70ca.
Daarbij kwamen nog eens de in 1903 afgesplitste administratieve gebouwen met een oppervlakte van 3 are. Het bedrijf liet tijdens de eerste decennia van de 20ste eeuw bovendien vele tientallen arbeiderswoningen optrekken in de nabijheid van de fabriek, onder meer aan de Spinnerstraat en de Guldenboomstraat.
Tijdens het eerste oorlogsjaar werd het complex verder uitgebreid. Een bouwaanvraag hiervan werd echter niet teruggevonden. Dit is wel het geval voor de vergroting van het kantoorgebouw in 1919. Het veertien traveeën en één bouwlaag tellende pand aan de straatzijde werd in dat jaar met één verdieping verhoogd. Het gebouw met een gevellengte van 36 meter werd op die manier opgetrokken tot een hoogte van ongeveer 15 meter. Het verschafte na uitvoering van de bouwwerken onderdak aan diverse burelen, een receptie, een wachtzaal, een secretariaat, een labo, een kaslokaal met twee gepantserde kluizen en de nodige sanitaire voorzieningen.
De fabriek aan de Tragel in het begin van de 20ste eeuw. Het centrale gebouw op de voorgrond werd in 1919 met één bouwlaag verhoogd.
(Stadsarchief Aalst)
Schets van de gevel na de vergrotingswerken in 1919 (schaal: 1/200)
(Bouwaanvraag Filature et Filterie Réunies. Bouwaanvragen, 1919, doos 43, nr. 413)
Een andere foto van rond 1900. Ook hier is op de achtergrond het kantoorgebouw te zien dat in 1919 werd verhoogd.
(J. GHYSENS. Aalst in oude prentkaarten. Zaltbommel, Europese Bibliotheek, 1971, s.p.)
Het kantoorgebouw was een traditionele baksteenconstructie opgetrokken op een gemetste fundering. Onderaan werd de gevel voorzien van een eenvoudige cementen bepleistering. De rest van het gebouw werd eveneens bepleisterd, waarbij een steenmotief werd aangebracht. Verder bleven de decoratieve elementen beperkt tot een aantal gevellijsten. Per travee en per bouwlaag werd een boogvenster aangebracht. Ter hoogte van de zolderverdieping werd de gevel voorzien van blinde boogvensters. Het geheel werd afgedekt met een zadeldak belegd met pannen. Het gebouw had geen eigen toegang. Het kon enkel betreden worden via de aanpalende gebouwen.
In 1924 werden de burelen herenigd met de fabrieksgebouwen, wat samen met een kleine perceelsuitbreiding leidde tot een totale oppervlakte van 3ha5a20ca. Na 1926 loopt het spoor in de kadastrale bronnen dood. Ook bouwaanvragen werden verder niet meer aangetroffen. Rekening houdend met de verdere expansie van het bedrijf is het echter zeer waarschijnlijk dat de fabriek aan de Tragel tijdens de periode 1926-1944 nog verder werd vergroot.
Begin 1985 werd een deel van de gebouwen overgenomen door het confectiebedrijf ‘Maraco N.V.-Union’ en door de P.V.B.A. ‘Amu-sport’, die hier een rolschaatspiste inrichtte onder de naam ‘Rollerland’. Intussen werd ook de productie in de andere gebouwen stopgezet. Het omvangrijke complex herbergt tegenwoordig tal van handelszaken, zoals de groothandel in verf, muur- en vloerbekleding ‘Schellaert’, filialen van de ketens ‘Blokker’, ‘Profi’ en ‘Leenbakker’ en de kledingzaak ‘Jeans Depot’. In andere delen huizen de recreatiegelegenheden ‘Rollerland’ en ‘Tragelsport’ en de ‘Estaminette Daens’. Een klein deel van de vroegere textielfabriek staat nog steeds in dienst van de textielindustrie. Hier is nu de breigoedfabrikant ‘Tricodel’ gehuisvest.
De watertoren vormt nog altijd een van de meest herkenbare punten van de fabriek (2001)
(eigen foto)
De staat van de gebouwen wisselt nogal sterk naargelang de nieuwe eigenaar (gebruiker). Sommige gedeelten werden reeds gerenoveerd, andere werden sterk verbouwd. De administratieve gebouwen aan de straatzijde werden jammer genoeg, samen met onder meer de afsluitingsmuur, gesloopt om plaats te maken voor parkeergelegenheid. Andere delen van de fabriek staan nog steeds leeg en zijn aan het verval prijsgegeven.
Zelfs bij een oppervlakkige prospectie wordt al snel duidelijk dat de fabriek aan de Tragel nog heel wat te bieden heeft. De gebouwen geven een goed beeld van de industriële geschiedenis en architectuur in de tweede helft van de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw. De herhaalde vergrotingen doorheen deze periode geven het geheel een zeer heterogeen uitzicht.
Vele gebouwen kregen intussen een nieuwe functie en het behoud van het grootste gedeelte van het complex lijkt daardoor verzekerd. Hopelijk kan ook voor de resterende leegstaande panden een nieuwe bestemming worden gevonden. Gezien de omvang en de (industrieel)historische waarde lijkt een bescherming van het geheel het overwegen waard.
Detail van de huidige toestand. Op het parkeerterrein vooraan stond het administratieve gebouw dat in 1919 werd vergroot (2001)
(eigen foto)
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |