Aspecten van sociale mobiliteit binnen de 18de-eeuwse Aalsterse ambachtswereld. Een prosopografische benadering. (Sven De Schryver) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Grasduinen in de stapels archiefbescheiden van het winkeliersambacht leverde een opmerkelijk document [211] op dat ons inlicht over de materiële cultuur van een doorsnee winkelier. Het betreft een prijsij [212] van de goederen van Dendermondenaar sr. Henricus Collier, gehuisvest op de bovenkamer van het “Hôtel d’Angleterre” in de Nieuwstraat te Aalst [213]. Op verzoek van enkele Aalsterse winkeliers werden op 21 december 1786 de goederen van Henricus Collier aangeslagen. Omtrent de juiste reden van deze gebeurtenis bieden de archiefdocumenten geen uitsluitsel. Vermoedelijk ging het om één of andere schending van het monopolie door een winkelier van buiten Aalst waar het Sint-Nicolaasambacht zwaar onder te lijden had. Ons prosopografisch onderzoek toonde aan dat er voor de periode 1734-1793 alleszins geen Henricus Collier is toegetreden. We kunnen dus stellig aannemen dat hij geen deel uitmaakte van het Aalsterse winkeliersambacht. Omwille van het feit dat het hotel op een belangrijk handelscircuit tussen Gent en Brussel gelegen was, zoals aangehaald, is de aanwezigheid van clandestiene winkeliersgoederen niet verwonderlijk. In feite is dit niet onmiddellijk van belang. Waar we evenwel willen op hameren, is de procedure volgend op de inbeslagneming van de goederen, namelijk de inventarisatie. Elk geïnventariseerd artikel werd tevens voorzien van een zegel van de stad. Na de verzegeling werden de goederen gesekwestreerd “in de kleyne pensionarie” van het stadhuis d.w.z. de betwiste goederen werden van rechtswege door derden (het stadhuis) in bewaring gesteld. De inventaris leverde in totaal 18 artikels op. We geven hierna het document ongewijzigd weer in de vorm van een tabellarisch overzicht. De prijs van de geïnventariseerde artikelen werd berekend per el [214] in guldens en stuivers. We zetten alles om in groten Vlaams.
ARTIKEL PRIJS
art. 1 2 stukken gestreepte bombazijn [215] van 86 ¾ el aan 80 gr. 6940 gr.
1 stuk effen dito van 48 el aan 84 gr. 4032 gr.
2 stukken dito met kleine strepen van 96 el aan 84 gr. 8064 gr.
2 stukken dito met kleine strepen van 100 el lang aan 76 gr. 7600 gr.
2 stukken gestreepte dito van 96 el aan 84 gr. 8064 gr.
art. 2 2 krappen [216] dito (1 gestreept, 1 effen), van 79 el aan 84 gr. 6636 gr.
1 stuk dito gestreept van 46 el aan 80 gr. 3680 gr.
1 stuk dito van 46 el aan 74 gr. 3404 gr.
2 stukken dito met kleine strepen van 87 ¾ el aan 76 gr. 6669 gr.
1 stuk dito van 49 ¼ el aan 84 gr. 4136 gr.
(4137 gr.?)
art. 3 1 stuk servet van 62 el aan 22 gr. 1364 gr.
art. 4 2 stukken effen zwarte velours de cotton van 100 el aan 72 gr. 7200 gr.
art. 5 2 coupons garen velours gepakt met gouden mutskens
van 41 ½ el aan 80 gr. 3320 gr.
art. 6 4 stukken bast in verschillende kleuren van 46 el aan 39 gr. 1794 gr.
art. 7 1 krap Brusselse mousalijn [217] van 6 ½ el aan 28 gr. 182 gr.
6 krappen mousalijn de Juif van 61 el aan 30 gr. 1830 gr.
art. 8 1 stuk neteldoek [218] van 19 el aan 22 gr. 418 gr.
1 krap dito met kleine strepen van 9 ½ el aan 44 gr. 418 gr.
1 krap dito met brede strepen van 12 el aan 44 gr. 528 gr.
1 krap dito met strepen van 12 el aan 52 gr. 624 gr.
1 krap dito effen van 13 el aan 36 gr. 468 gr.
½ stuk dito effen van 11 el aan 48 gr. 528 gr.
1 krap dito effen van 9 ¼ el aan 32 gr. 296 gr.
1 krap dito effen van 18 ¼ el aan 40 gr. 730 gr.
1 krap dito manchetten bestaande in 2 paar 126 gr.
1 krap dito van 3 paar aan 56 gr. het paar 168 gr.
1 krap gebloemde dito van 13 ½ aan 68 gr. 918 gr.
art. 9 1 stuk meubelkatoen blauw gebloemd van 27 ½ el aan 48 gr. 1320 gr.
1 stuk meubelkatoen rood gebloemd van 15 ½ el aan 44 gr. 682 gr.
art. 10 11 zijden neus- en of halsdoeken van verschillende soorten 1038 gr.
art. 11 7 halve zijden doeken 308 gr.
art. 12 3 ontgonste stukken florence [219] van 54 el 2240 gr.
art. 13 2 stukken gebloemde tierlantang [220] van 48 el aan 60 gr. 2880 gr.
art. 14 7 ¼ gouden gemanchetteerde velours 110 gr.
6 ½ el crosé in 3 lappen 520 gr.
art. 15 1 zijden gestreepte vest 120 gr.
16 paar zijden kousen in verschillende kleuren 2400 gr.
art. 16 71 katoenen neusdoeken van verschillende kleuren en soorten 3456 gr.
art. 17 16 Oost-Indische neusdoeken van verschillende kleuren
en soorten 752 gr.
art. 18 5 gebloemde gazen halsdoeken 270 gr.
De totaalwaarde van deze stock bedraagt 96 233 groten Vlaams.
Uiteraard kan dit ene document bezwaarlijk als representatief voor heel Aalst bestempeld worden, vooral omdat we geen aanvullend onderzoek naar boedelbeschrijvingen en staten van goed deden. Waar we evenwel naartoe willen, is dat dit document zonder twijfel een belangrijke indicatie aan het licht brengt. Deze beperkte, doch niet onbelangrijke kennisverruiming is zonder meer illustratief om aan te tonen dat in de 18de eeuw een nieuwe levensstijl in de maak was.
De materiële cultuur liet zich tegen het einde van de 18de eeuw kenmerken door een grotere diversificatie. Men kreeg meer oog voor kleurschakeringen, voor frissere tinten, voor lichtere stoffen. De monotonie van weleer werd ingeruild voor een grotere opvallendheid en voor een toenemend modebewust gedrag [221]. A-priori kunnen we aannemen dat dit ook in bepaalde stedelijke middens te Aalst opging. Over alle details heen glijdend stellen we vast, dat er in Aalst effectief een gevarieerd gamma aan textiel voorhanden was en te koop aangeboden werd in diverse winkels. De toenemende verfijning van het dagelijks leven maken we o.m. op uit de aanwezigheid in de stock van de zgn. snuitdoekjes, hetgeen een gevoelige verbetering van hygiënebesef aantoont. De gebloemde tierlantijntjes verwijzen naar een modegebonden fenomeen, terwijl het verschil in prijs tussen de duidelijk duurdere gebloemde neteldoekjes (68 gr. Vl. per el) tegenover de goedkopere effen neteldoekjes (tussen 32 en 48 gr. Vl. per el) verduidelijkt dat luxe en comfort zijn prijs heeft. Eenvoud en raffinement bestonden naast elkaar. Het feit dat men als klant in een 18de-eeuwse textielwinkel al de keuze had tussen blauwe en rode katoenen meubelovertrekken, licht de zorg voor een eleganter interieur toe. Leuzen à la “het oog wil ook wat” of “het nuttige aan het aangename koppelen” waren zodoende al courant in de 18de eeuw. Dankzij ruimere bestedingsmarges werd vanaf dat ogenblik een ontluikende consumptiemaatschappij in de hand gewerkt. De aanwezigheid in de aangeslagen textielstock van Oost-Indische neusdoeken reveleert dan weer het bestaan van internationaal getinte verkoopsartikelen en een koloniale invloed.
We halen in deze context de fabrikanten-vennoten van karotten voor snuiftabak Laureys Callebout en Egidius Frans Hofmans (boekhouder van de winkeliers!) aan, evenals een zekere Dhooge (N.), die sinds 1780 in Aalst als verkoper van “snuyf” in Aalst aan de bak kwam [222], hetgeen toch enkele belangrijke vaststellingen zijn. Genots- of geneesmiddel, heilzaam of gevaarlijk, het snuiven, roken of zelfs kauwen van tabak was in elk geval populair. Ook andere snobistische artikelen als thee, koffie en chocolade raakten sinds de 2de helft van de 18de eeuw snel ingeburgerd.
Verhelderend en illustratief voor deze mentaliteitswijziging is het citaat van de Zuid-Nederlandse economist N. Bacon in zijn werk “Réflexions” uit 1765: “l’on ne connoit plus cette riche mode du crû et du pais, il faut que ce soit de la mousseline, du coton ou autres fabriques des Indes ou de la France ... il n’y a pas une femme qui porte à présent autre chose que des étoffes des Indes, même justes aux villageoises” [223].
Belangrijke consumptievernieuwingen deden zich ook elders voor en niet in het minst bij de Antwerpse meerseniers. Zo telt de Scheldestad in 1792 85 tabak- en snuifverkopers en 61 handelaars in thee en/of koffie en/of chocolade [224].
H. Deceulaer geeft in zijn studie over de kledingsector in Antwerpen, Gent en Brussel enkele prijzen van kousen en vesten, gebaseerd op inboedels van kousenmakers en –handelaars. Kan Aalst een vergelijking doorstaan? Artikel 15 van onze geïnventariseerde stock geeft de prijs van 1 zijden gestreepte vest met een waarde van 120 groten en 16 paar zijden kousen in verschillende kleuren ter waarde van 2400 groten. Wat het vest betreft, lijkt ze ons alleszins enorm prijzig. H. Deceulaer geeft geen enkele vest hoger dan 38 groten. De aard van het materiaal zal hier ongetwijfeld een rol spelen. Zijden stoffen staan immers hoger aangeschreven dan de vesten in lijnwaad waar H. Deceulaer naar verwijst. Voor de kousen kunnen we hetzelfde opmerken. We hadden 16 paar zijden kousen aan 2400 groten, dus 150 groten het paar. H. Deceulaer stelde dat op 9196 paar kousen slechts 56 paar (0,6 %) in een prijscategorie hoger dan 120 groten voorkwamen. De kousen uit de Aalsterse winkelstock waren zonder meer van dure kwaliteit [225].
Ter afronding kunnen we deze annex beschouwen als een korte terreinverkenning naar de materiële cultuur van de Aalsterse winkelsector. Een eerste indruk laat vermoeden dat de winkeliers in het 18de-eeuwse Aalst mensen van hun tijd waren, die handig inspeelden op vraag en aanbod. Er zijn signalen die gewagen van een commerciële vernieuwing. De voorzichtig geformuleerde extrapolaties betreffende het commercieel moderniserings-proces in de 18de eeuw zijn uiteraard vatbaar voor verder onderzoek. Een grondige studie naar bedrijfsvoering, verkoopstechnieken, sociale netwerken van de Aalsterse winkeliers e.a. dringt zich op.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[211] SAA, OAA, nr. 217.
[212] Een prijsij is een schattingslijst waarin diverse onroerende goederen, maar vooral roerende goederen geschat worden naar geldwaarde. G. LIBBRECHT, Materiële cultuur in het 18de-eeuwse Aalst. Een verkenning op het terrein van slaapcultuur, eet- en drinkcultuur, keukengerei, meubilair, decoratie, hygiëne, verwarming en verlichting, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, VUB, 1996-1997, p. 21.
[213] Terloops vermelden we dat in 1783 Petrus-Jozef Leclercq, postmeester van beroep, samen met een zekere Daverne, dit hotel gekocht had van de weduwe van Frans Boone. De familie Leclercq richtte tevens omstreeks deze periode in de nabijheid van het hotel een paardenposterij op (P. VAN NUFFEL, Historiek der Oude Straten, Gent, 1991, p. 59), wat de interregionale uitstraling van het hotel zeker ten goede kwam. Met betrekking tot het handelsverkeer reed er elke dag door Aalst een diligentie en een reiskoets, die de vervoerdienst deden tussen Gent en Brussel. Het aantal rijtuigen en wagens werd later gevoelig opgedreven tot meer dan 30 per dag. Verder deed de eigenaar van dit hotel in april 1785 bij de magistraat zijn beklag over het feit dat hij enkel Aalsterse bieren mocht schenken terwijl zijn verwende gasten (buitenlandse bezoekers, hoge militairen, leden van het hof) duidelijk de voorkeur gaven aan de Leuvense, Hoegaardse en “alle vremde bieren”. Een duidelijk bewijs overigens van de toenmalige tanende Aalsterse bierindustrie (E. AERTS, op. cit., p. 109.). Deze korte anekdotes zijn geheel terzijde, toch verdienden deze toevallige literatuurverwijzingen over het “Hôtel d’Angleterre” even onze aandacht, te meer daar het de context van de aangeslagen goederen verduidelijkt.
[214] Een el is een oude lengtemaat waarvoor de menselijke onderarm de grondslag vormde. In de manufacturenhandel werd deze lengte gesteld op 69 cm (Van Dale).
[215] Bombazijn is een sterk weefsel, thans van katoen, of met linnen ketting en katoenen inslag, aan de achterzijde geruwd, veel gebruikt voor voering, werkmansondergoed enz. vaak verward met pilo (Van Dale).
[216] Krap: een afgesneden stuk of een overblijvende lap textiel.
[217] Mousseline is los geweven stof van katoen, wol of zijde en genoemd naar de stad Mosoel (Irak).
[218] Een neteldoek was oorspronkelijk een uit netelgaren (i.e. garen vervaardigd uit de vezels van enige netelplanten), later van licht katoen of mousseline vervaardigd los stuk weefsel in effen binding (Van Dale).
[219] We vermoeden dat “florence” te maken heeft met florentine of Florentijnse zijde, hetgeen zoveel betekent als voeringtaf.
[220] Tierlantijn: zinloos versiersel.
[221] C. VANDENBROEKE, Hoe rijk was ..., pp. 99-100.
[222] Zie prosopografie (deel 2). In het stadsarchief troffen we tevens een proces aan waarbij enkele fabrikanten van karotten en tabak betrokken waren. (SAA, OAA, nr. 1030). Omwille van een herinventarisering op het moment van dit schrijven, konden we ons niet buigen over dit document.
[223] Citaat opgenomen in C. VANDENBROEKE, Hoe rijk was ..., p. 99.
[224] B. BLONDE en H. GEERTS, op. cit., p. 220.
[225] Voor dit vergelijkingsmateriaal raadplege men H. DECEULAER, Pluriforme …, pp. 41-42.