Criminaliteit in (het Land van) Aalst in de 18e eeuw (1700-1795). (Dries Mertens)

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

De bestraffingen

 

6.) De niet-bestrafte criminaliteit

 

 

In totaal vonden we 61 daders die geen bestraffing kregen. Vooral in het begin van de eeuw (door de destabilisatie tijdens de Spaanse Successieoorlog) of in de periode 1760-1795, bij de uitbreiding van de gerechtelijke bevoegdheid van het Leenhof, troffen we zaken aan zonder een definitieve uitspraak. In 44,2 % ging het om geweldsmisdrijven. Vermogensmisdrijven kwamen op de tweede plaats met 36,1 %. Daarna kwamen de seksuele misdrijven (8,1 %) en misdrijven tegen de openbare orde (4,9 %). Landlopen, bedelen en religieuze misdrijven hadden slechts een marginaal aandeel (beide groepen 3,2 %). De laatste vorm van criminaliteit werd misschien onbestraft gelaten, gezien de desinteresse van de gerechtsambtenaren om vloeken en zweren te vervolgen. De overtredingen van politiereglementen kan men bestraft hebben met een vermaning om het gebied te verlaten en een bedelverbod, zoals de regel was bij deze overtredingen. Voor de andere misdrijven kan de hypothese die Otte opgaf, ook hier weleens van toepassing zijn. Zij meende voor de situatie in de Oudburg dat processen zonder een duidelijke afloop een eventuele vrijspraak kunnen impliceren[1].

Ook moeten de verloren gegane archiefstukken in acht worden genomen, die misschien veroordelingen bevatten. Andere oorzaken lagen soms aan de basis van het ontbreken van een straf. Lieven Vandermeersch was een werkloze wever-handwerker die met zijn vrouw en drie kinderen rondzwierf. Toen de burgerwacht van de gemeenten Massemen en Wetteren hem oppakten voor de diefstal van een bijl, gaven ze hem een duchtige rammeling, waaraan hij enkele dagen later kwam te overlijden[2]. In ettelijke gevallen zorgde de gevangenisuitbraak of het feit dat de delinquent de benen al had genomen voor zijn arrestatie dat een uitspraak, zelfs bij verstek, uitbleef. Reeds tevoren wezen we op de erbarmelijke toestand van de gevangenissen, die maakten dat de delinquent voorgoed het hazenpad koos (zie desbetreffend deelhoofdstuk, p. 52). Het grote aandeel van de geweldsmisdrijven bij deze groep kan gelegen hebben aan de moeilijkheid die er soms was om de schuldvraag duidelijk te bepalen of de private schikking tussen dader en slachtoffer.

Als we rekening houden met de reeds vermelde lichte bestraffing van vermogensdelicten en het feit dat ze bij de onbestrafte criminaliteit een tweede plaats innemen, mogen we stellen dat de bestraffing ervan versoepelde in de loop van de eeuw, terwijl ze nochtans, zeker voor het Land van Aalst, toenamen. Misschien is datgene wat Roets opmerkte, ook hier van toepassing: het volk wenste dat vooral de vermogensdelicten werden beteugeld, maar de vervolgers namen een meer lakse houding aan tegenover dergelijke delicten[3].

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende


[1] OTTE E., op.cit., p. 171.

[2] S. A. A., LvA, nr. 13400, fol. 100-103.

[3] ROETS A.-M., op.cit., p. 174.