Mogelijkheden tot herbestemming van oude industriële sites binnen ‘duurzaam toerisme’ in België. Case study: De Carcoke-site te Zeebrugge. (Dirk De Ville) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Doel van de thesis
In het kader van deze thesis zal gepoogd worden om een antwoord te formuleren op volgende probleemstelling: "Welke zijn de mogelijkheden, op (duurzaam) toeristisch gebied, voor het behoud en de herbestemming van industrieel erfgoed, dat op het vlak van industriële archeologie een belangrijke waarde kan hebben?". Aan de hand van een Vlaamse case study - de voormalige cokesfabriek Carcoke te Zeebrugge - zal er een poging ondernomen worden om na te gaan of er, op deze oude industriële site, een toekomst bestaat voor een (duurzaam) toeristische herbestemming. Hierbij zal een gerichte, maar kritische blik geworpen worden op zo vergelijkbaar mogelijke projecten in binnen- en buitenland. Samenhangend ermee wordt ook de bijkomende vraag onderzocht of zo'n toeristische herbestemming een meerwaarde kan bieden aan het toeristisch kustproduct (en aldus aan het kusttoerisme).
Aan de Vlaamse Kust is de belangrijkste economische activiteit het toerisme. De Vlaamse Kust bezit een toeristisch product (= aanbod van toerisme) dat door de toeristen - welke ook hun behoefte of motivatie is - gevraagd en gezocht wordt (= vraag naar toerisme). De laatste jaren wordt het evenwel steeds duidelijker dat de Vlaamse Kust nog méér inspanningen moet leveren om de toeristen warm te maken voor een verblijf aan de kust (de kust kent een daling van het verblijfstoerisme, maar een stijging van het dagtoerisme). Het bewustzijn groeit dat er meer diversificatie nodig is op vlak van het toeristisch kustproduct. Als gevolg van het feit dat de Carcoke-site gelegen is op slechts enkele honderden meters van de Kust, kan de vraag gesteld worden of er geen toeristische herbestemming van de site mogelijk is. Op die manier zou een eventuele toeristische herbestemming van de Carcokesite een positieve bijdrage kunnen leveren aan genoemde diversificatie van het toeristisch kustproduct. Aangezien bij het Vlaams beleid de bedoeling aanwezig is om de Vlaamse Kust, over de periode 2000-2006, op een duurzame manier verder te ontwikkelen, lijkt het noodzakelijk om een eventueel project van herbestemming op de Carcoke-site te plaatsen onder de algemene noemer van 'duurzaam toerisme'. M.a.w., indien men een toeristische herbestemming wenst te creëren op de Carcoke-site, dan zou dit moeten gebeuren volgens de algemene principes van het Duurzaam Toerisme. Aan het concept 'duurzaam toerisme' en haar principes wordt er in deze thesis uiteraard voldoende aandacht besteed.
Sedert het einde van de jaren '70, en het begin van de jaren '80 van de 20ste eeuw kent de industriële archeologie als discipline een enorme groei. Deze groeiende aandacht voor het industriële verleden, en het daaraan verbonden industrieel erfgoed, kan grotendeels (zoniet volledig) toegeschreven worden aan de dalende vraag naar steenkool sinds het einde van de jaren '50, en aan de crisis in de staalnijverheid in het midden van de jaren '70. Grote industriecomplexen zagen zich genoodzaakt om de productie te verminderen, om uiteindelijk hun deuren te moeten sluiten tijdens de jaren '80 en '90. Het feit dat in vele landen de industriële revolutie niet los te koppelen is van zowel de steenkool- als de staalnijverheid (ze kenden allemaal eenzelfde evolutie van ontstaan, over groei tot verval), maakt dat in deze landen de roep om behoud en herbestemming van de gebouwen en de sites het luidst klinkt. De industriële archeologie biedt op deze manier reeds een eerste argument waarom de Carcoke-site moet behouden worden. Het complex is een belangrijke getuige van een ééns zo dominante industriële activiteit (steenkoolnijverheid) in België.
Terwijl enkele van onze buurlanden - Frankrijk, Duitsland en Groot-Brittannië - koplopers zijn op vlak van het behoud van het industrieel erfgoed, mag gesteld worden dat België op dit vlak ver achterop blijft, en dat er een serieuze inhaalbeweging nodig is opdat de toekomstige generaties zich in België een beeld kunnen vormen van ons eigen industrieel verleden via relicten.
Vooraleer het mogelijk is na te gaan welke de mogelijkheden zijn op vlak van herbestemming voor de Carcoke-site, is het noodzakelijk om eerst eens na te gaan wat reeds gerealiseerd geweest is op vlak van herbestemming (zowel in het binnen-, als in het buitenland). Emscher Park in Duitsland biedt ons in dit opzicht een volledig gamma met realisaties op vlak van (toeristische) herbestemming van gebouwen en volledige complexen. Ook in eigen land werden een aantal projecten van herbestemming bekeken, maar deze projecten kennen een wisselend succes.
Het is de bedoeling om bovenstaande concepten en items in deze thesis van naderbij te bekijken, te beschrijven en te verklaren. De onderwerpen worden in volgende volgorde besproken.
In hoofdstuk 1 (Algemene inleiding toerisme) wordt een algemene inleiding gegeven met betrekking tot het 'toerisme'. Zo worden hier achtereenvolgens het internationaal toerisme, de problematiek rond het definiëren van het toerisme, de nadelige impacts vanwege het toerisme en het toerisme als een hulp bij stedelijke ontwikkeling besproken.
Hoofdstuk 2 (Geografie van het toerisme) behelst een omschrijving van de discipline 'Geografie van het toerisme', waarbij wordt nagegaan welke de verschillende geografische aspecten zijn van 'toerisme'. Zo wordt binnen dit hoofdstuk achtereenvolgens de 'geografie van de vraag naar toerisme' (waarbij vooral wordt nagegaan welke de motivatie is achter de toeristische vraag), de 'geografie van het aanbod voor toerisme' (waarbij wordt nagegaan welke de factoren zijn die het toeristisch aanbod bepalen op wereldvlak, nationaal niveau en op lokaal niveau) en de 'geografie van het transport voor toerisme' (welke zijn de verschillende transportmogelijkheden) van dichterbij besproken.
In hoofdstuk 3 (Alternatief toerisme - Duurzaam toerisme) zal eerst nagegaan worden wat het concept 'alternatief toerisme' juist inhoudt. Daarna zal bekeken worden of het 'ecotoerisme' en het 'duurzaam toerisme' binnen deze opvatting passen, en zal het gegeven 'duurzaam toerisme' verder ontleed worden. Uiteindelijk zal nagegaan worden welke principes moeten nageleefd worden vooraleer er sprake kan zijn van duurzaam toerisme.
In hoofdstuk 4 (Industriële archeologie en erfgoedtoerisme) wordt een bondige inleiding gegeven met betrekking tot de 'industriële archeologie' en het 'erfgoedtoerisme'. Na een omschrijving te hebben gegeven van de twee voorgaande concepten, zal getracht worden na te gaan wat in België reeds gepresteerd is op het vlak van industriële archeologie en erfgoedtoerisme. Hierbij worden een 4tal voorbeelden bestudeerd. Deze zijn (1) het industriecomplex Le Grand-Hornu, (2) Westoria, (3) de mijnsite Blégny en (4) de mijnsite Beringen.
Emscher Park, het grootste (duurzaam toeristisch) project van Duitsland, wordt in een apart hoofdstuk behandeld: hoofdstuk 5 (Duurzaam toeristisch project: 'Emscher Park'). Na de algemene industriële evolutie te hebben geschetst van het Ruhrgebied, zal er dieper op het project worden ingegaan. Eerst zal de stuwende kracht achter dit groots project, de Internationale Bauausstellung (IBA), van naderbij omschreven worden. Daarna zullen een 8tal projecten van het Emscher Park ontleed worden op basis van de wijze waarop ze het behoud van een industriële site koppelen aan een herbestemming. Deze projecten kunnen goede voorbeelden leveren voor een eventueel herbestemming van de gronden en de gebouwen op de voormalige site van Carcoke te Zeebrugge, welke zal behandeld worden in hoofdstuk 7.
In hoofdstuk 6 (Kusttoerisme - Een stand van zaken) wordt het kusttoerisme, aan de hand van actueel cijfermateriaal, besproken. In eerste instantie zal de werking, de positie en de institutionele structuur van drie organisaties (WES, Westtoer en Toerisme Vlaanderen), die een belangrijke rol spelen binnen het Vlaams toerismeonderzoek, van naderbij bestudeerd worden. In tweede instantie zal de positie van het kusttoerisme ten opzichte van het toerisme in België benaderd worden. En in derde instantie wordt het kusttoerisme van naderbij ontleed.
Hoofdstuk 7 (Case study: Carcoke-site te Zeebrugge) van deze thesis zal een uitwerking inhouden van volgende probleemstelling: "Wat zijn de mogelijkheden, op (duurzaam) toeristisch gebied, voor het behoud en herbestemming van industrieel erfgoed dat in het kader van industriële archeologie van groot belang kan zijn?" In dit kader werd gekozen voor de site van de cokesfabriek Carcoke te Zeebrugge, die sedert ongeveer één jaar het onderwerp van discussie vormt tussen voorstanders van behoud en voorstanders voor grondige sanering en afbraak van de site. Het doel van deze thesis bestaat erin na te gaan of er een toekomst bestaat voor een (duurzaam) toeristisch project op deze site (het zou - door de nabijheid van de kust - een 'all weather' attractie kunnen worden, en aldus positief kunnen bijdragen aan het kusttoerisme), of dat er een mogelijkheid bestaat om deze site te integreren in een groter geheel (bijv.: integratie in het project Seafront te Zeebrugge). Aan de hand van de voorbeelden die bestudeerd werden in het 'Emscher Park'-project, en aan de hand van voorbeelden van reeds gerealiseerde projecten in België, zal geprobeerd worden een strategie naar voren te schuiven.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |