Heel even is de wereld bijna om van te houden. Het verkoolde alfabet van Paul de Wispelaere (Stijn De Paepe) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
INLEIDING
Het beginnen aan een scriptie is een verschrikking. Zo luidt de eerste zin van Het verkoolde alfabet, alleen heb ik ‘boek’ vervangen door ‘scriptie’.
Nog beter is: Het beginnen aan een scriptie over een auteur die je erg na aan het hart ligt, is een verschrikking.
Het vergt een zekere overmoed over een boek te schrijven dat een bijzondere plaats in je literaire geheugen inneemt, dat je meermaals met bewondering hebt gelezen en waar je regelmatig naar teruggrijpt. Zo zou ik over De Zondvloed van Jeroen Brouwers, over de Verzen van Willem Elsschot of over Kinderen van Simon Carmiggelt (om me gemakshalve bij de Nederlandse letteren te houden) maar met moeite iets kunnen schrijven wat de oppervlakkige loftuiting overstijgt, omdat ze te dicht bij me staan. Zo is dat precies ook, en zelfs in hogere mate, met Het verkoolde alfabet, maar soms moet men van zijn hart een steen maken. Daarvan leest u hier het gevolg.
Paul de Wispelaeres oeuvre is sinds zijn ‘schrijversdagboek’ Paul-tegenpaul van een constante kwaliteit, met het drieluik Tussen tuin en wereld, Mijn huis is nergens meer en Brieven uit Nergenshuizen als een mijlpaal in zijn (en in het Nederlandse) romanoeuvre.
Het verkoolde alfabet is geen roman, de ondertitel luidt: Dagboek 1990-1991. Het is dus een dagboek, maar is die etikettering afdoende? Is Het verkoolde alfabet een dagboek zonder meer? Ik ga het na in wat volgt.
Paul de Wispelaere schrijft met elk nieuw boek aan “het epos van zijn leven[1]” en verwijst in elk nieuw boek naar zijn vorige. Zijn thema’s zijn constant, de uitwerking ervan onbeperkt en geraffineerd. Zo is de driehoeksverhouding al aanwezig in zijn (nog zelden opgemerkte) debuutnovelle Scherzando ma non troppo (1959) en is ze voelbaar in zijn werken tot en met zijn laatste En de liefste dingen nog verder (1998). Herhaling en overlapping zijn bij De Wispelaere geen teken van literaire armoede: elk boek is een volwaardige variatie op eenzelfde thema en een logische, maar nooit routineuze, aanvulling op wat hij al heeft geschreven.
Het is niet anders in Het verkoolde alfabet. Personages, tijd en ruimte zijn herkenbaar. Er wordt een lijn doorgetrokken en meermaals letterlijk aan vroegere teksten (van literaire of essayistische aard) gerefereerd. De Wispelaere is zijn eigen bron. Ik heb die in deze scriptie ‘gecheckt’.
“Er zijn schrijvers die ons belangstelling inboezemen, die ons verbluffen en boeien of die ons tegenstaan, maar anderen zijn ons dierbaar omdat we in hun werk als in een spiegel kijken en ze ons de spreekwoordelijke schok der herkenning bezorgen. De man voor het venster, het eerste boek dat ik van Maurice Gilliams las, gaf mij meteen die sensatie[2]”. Dat zijn De Wispelaeres woorden in zijn inleiding tot Het Journaal van de Dichter. Hij voelt zich met Gilliams verwant, beschouwt zichzelf enigszins als een zoon en dat heeft een weerslag in zijn werk. De beide auteurs nauwgezet vergelijken vraagt om een andere, uitgebreidere scriptie, maar toch heb ik geprobeerd enige wezenlijke verbanden duidelijk te maken. Met Gilliams als mijn Vergilius heb ik Het verkoolde alfabet verkend, met dien verstande dat ik geen Dante ben en De Wispelaeres dagboek niets heeft van een inferno.
“Heel even is de wereld bijna om van te houden”, beweert De Wispelaeres dagboekschrijver ergens in Het verkoolde alfabet (p. 39). ‘Heel even’ en ‘bijna’.
Het minste wat je kunt zeggen, is dat De Wispelaere met gemengde gevoelens tegenover de wereld staat, tussen tuin en wereld staat. Het is die tuin en hoe die er in november bij ligt, die hem die uitspraak ontlokken en dat ‘even houden van’ lukt alleen maar als hij al de rest op die wereld tijdelijk weg denkt.
Zonder die dubbelzinnigheid is het leven niet houdbaar: de wereld is niet louter tuin, niet louter groen en natuur; de wereld is evenzeer, en de laatste tijd veel prominenter, industrialisering, commercialisering, verschraling en verdwijning. Het alfabet is verkoold, de cultuur is haar grote C verloren, de maatschappij haar gezonde verstand, de democratie haar gezicht.
De Wispelaere breekt een lans voor de wereld die aan het verdwijnen of al verdwenen is en probeert er zo veel mogelijk van in zijn boeken te krijgen, om het daar voorgoed te bewaren en te cultiveren.
Om van te houden is de wereld van zijn jeugdjaren, die volledig bestaat uit herinneringen. Om van te houden is de wereld van zijn tuin en zijn huis, die hij koestert als een paradijselijk reservaat. Om van te houden is de wereld van zijn geliefde en hem, voortdurend in duel met de meedogenloze tijd. Van die vertrouwde werelden naar de ‘werkelijke wereld’, de buitenwereld, wordt hij geslingerd als “aan het koord van de jojo[3]” en zowel de ene pool als de andere heeft hij nodig. Daarom is het met een ambivalente pen dat hij dit dagboek schrijft.
Een andere pen is er niet.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1] Jeroen Brouwers, ‘De laatste muze. Over ‘Het verkoolde alfabet’’, in: Bzzlletin 23 (1993/1994), p. 95.
[2] Maurice Gilliams, Journaal van de dichter samengesteld en uitgeleid door Martien J.G. de Jong & ingeleid door Paul de Wispelaere, Antwerpen, Manteau 1997, p. 9.
[3] Paul De Wispelaere, Het verkoolde alfabet, Amsterdam-Antwerpen, De Arbeiderspers 1997, p. 272.