In dienst van Kerk en Grens. Politieke, sociale en economische knelpunten in de geschiedenis van de Wervikse grensarbeiders (1900-1939). (Steven Masil) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
II. De politiek, sociale en economische evolutie voor de Eerste Wereldoorlog
1. De vrees en de vijandigheid van Franse zijde tegenover de grensarbeid
De grensarbeid kent een enorme opgang op het eind van de vorige eeuw en waarnemers kijken met verbazing toe op deze evolutie[43]). Een deel van de Franse bevolking vreest deze groei en verzet zich ertegen. Naar het eind van de 19de eeuw worden tal van initiatieven ondernomen om een einde te stellen aan deze migratie. De xenofobie in Noord-Frankrijk neemt toe. In Wervik krijgt men in 1848 en in 1870 een voorsmaakje van dit gedrag (ut supra).
Het decreet van 2 october 1888 en de wet van 8 augustus 1893 zijn maatregelen die, naast het indijken van de definitieve migratie naar Frankrijk, ook de grensarbeid vanuit België aan banden moet leggen. Later zal blijken dat deze beslissingen geen enkel effect zullen hebben op de grensarbeid.
In maart 1897 zal door de enorme groei en de vijandigheid tegenover de grensarbeiders de 'Compagnie de Nord'[44]) ertoe aanzetten de goedkope abonnementen voor de vreemde arbeiders die niet in Frankrijk wonen op te schorten[45]).
De wet van 9 april 1898 op de vergoeding die uitgekeerd wordt bij een arbeidsongeval, zal niet gelden voor de grensarbeiders[46]).
Niet enkel de overheid neemt een argwanende houding aan tegenover de pendelende vreemdelingen. Ook de Franse arbeiders houden niet van de Belgische mannen en vrouwen die op hun grondgebied aan lagere prijzen werken.
De Franse regionale pers[47]) beschuldigt hen van smokkel, onderbetaalde en opvliegende arbeiders. Men ziet de Belgische grensarbeider als gevaarlijk. Termen als 'pots d'bur[48])', Popols (onderdanen van Leopold II) en nomaden worden meermaals gebruikt. Het effect van zulke artikels blijft niet uit[49]).
Deze pers zal de 'Ligue de défense du travail national[50])' steunen. De Liga strijdt voor de invoering van een belasting voor arbeiders die tewerkgesteld zijn in Frankrijk maar die niet wonen op Frans grondgebied[51]). Reeds sinds 1893 moet de Belgische arbeider die in de Noord-Franse industrie werkt in bezit zijn van een 'feuille de 46 sous[52])' maar deze maatregel lijkt niet voldoende voor de 'Ligue'.
Een Frans parlementaire onderzoekscommissie stelt in 1903 - 1904 vast dat 17000 'frontaliers' hun werk vinden in het arrondissement Lille, voornamelijk in de textielindustrie. Zij komen tot het besluit dat de Belgische werknemers makkelijker werk vinden dan hun Franse collegae. De lonen in Halluin liggen eveneen abnormaal laag.
De Kamer van Koophandel in Lille is het daar niet mee eens en houdt vol dat de vreemde werknemers evenveel verdienen als de Fransen. De Kamer van Koophandel meldt dat de lonen in de grensstreek niet lager liggen dan in het Franse binnenland. Tenslotte zou het verhinderen van de Belgische arbeider om dagelijks heen en weer te reizen opnieuw leiden tot een toevloed van Belgische immigranten naar het departement.
Ook mensen uit het hoger echelon in Frankrijk houden zich bezig met het grensarbeidersvraagstuk. De Franse Arbeidscommissie brengt op 26 november 1903 verslag uit van de ingediende wetsvoorstellen.
De commissie meldt dat de vreemde werklieden geen rechtstreekse belastingen hoeven te betalen omdat zij niet in Frankrijk wonen. De hoge douanetarieven spelen een decisieve rol bij het indringen van Belgische industriëlen op het Frans grondgebied[53]). Door het belasten van de verwerkte goederen heeft de wetgever ervoor gezorgd dat vreemde industriëlen aangetrokken worden. Deze industriëlen nemen hun bedrijfsmiddelen mee, waaronder zich ook de werknemers bevinden.
De Belgische werknemers verstoten zou zeker niet in het voordeel spelen van de Franse economie, die leeft van een deel van de inkomens van de vreemde industrie.
De commissie weigert een belasting te heffen op de niet-Franse werknemers noch op de patroons en willen ook niet horen van een inperking van het aantal vreemde werklieden.
Het enige aanvaardbare voorstel is dat van volksvertegenwoordiger Coutant, één van de indieners van wetsvoorstellen inzake grensarbeiders. Hij stelt voor de lonen van zowel de buitenlandse als de Franse werknemers gelijk te stellen. Die bepaling vraagt echter een vaststelling van een minimumloon en die vraag kan niet beantwoord worden. Veel verder raakt de commissie niet en men kan stellen dat er geen oplossing uit de bus komt[54]).
De Franse socialisten zullen doorwerken op deze gelijkstelling van lonen voor alle arbeiders, zowel vreemde als Franse. De socialisten uit 'le Nord[55])' streven voor een wet die de patroons verbiedt grensarbeiders aan te werven op basis van lage lonen.
Sommige Fransen klagen over het feit dat vooral Belgische industriëlen die zich vestigen in Noord-Frankrijk, weigeren Franse arbeiders tewerk te stellen omdat hun lonen te hoog liggen[56]).
Niet alle socialisten uit Frankrijk zijn solidair met de vreemde pendelaars. Eén van hen, G. Delory, vindt dat de 'pots d'bur' de arbeiderseenheid breekt omdat ze de onderbetaalde jobs aanvaarden. Hij steunt openlijk het amendement Ceccaldi, ingediend door de gelijknamige volksvertegenwoordiger, dat in 1910 gestemd wordt. Dit amendement houdt in dat een belasting van 20% geheven zou worden op de lonen die de werkgevers uitbetalen aan niet-Franse werknemers. De werkgever moet evenwel meer dan 5 vreemde arbeiders in dienst hebben.
De Belgische arbeiders vrezen voor hun betrekking en vertalen deze vrees in een grote hoeveelheid petities die ze opsturen naar het Belgisch Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Emile Vandervelde, Belgisch socialist, reageert op de houding van de groep rond Delory. 'Dankzij de Gentse socialisten zijn in het Noorden van Frankrijk een aantal militanten opgekomen en dankzij hen is de Franse werkliedenpartij wat ze nu is. '[57])
Ook de jonge volksvertegenwoordiger August Debunne verzet zich luidskeels tegen deze groep en ziet enkel een oplossing in een gelijkstelling van de lonen voor alle arbeiders[58]).
De Franse Senaat verwerpt uiteindelijk het amendement op 25maart 1910 (ut infra). Economische aspecten liggen aan de basis van deze beslissing[59]), eerder dan de druk die er uitgeoefend werd vanuit Belgische socialistische zijde.
Op 25 juni 1914 dienen de Franse volksvertegenwoordigers Pugliesi-Conti een gelijkaardig voorstel in en terug kent het geen succes[60]).
2. Wantrouwen, verdediging en afzijdigheid aan Belgische zijde
Belgische syndicaten zullen opgericht worden ter verdediging van hun arbeiders die werken in Frankrijk. Het aantal grensarbeiders is te groot geworden om geen rekening meer te houden met hen[61]). De Franse overheid weet dat reeds van het begin van de jaren 1890. De Belgische leiding van het land begint pas besef te krijgen van het grensarbeidersgebeuren wanneer deze groep bedreigd wordt in zijn bestaan.
De officiële instanties houden zich afzijdig in het hele grensarbeidersgebeuren hoewel het Ministerie van Buitenlandse Zaken de zaak op de voet volgt[62]).
Volgens hen is de grensarbeid een gevolg van economisch liberalisme[63]) en de demografische en sociale noden van een klein overbevolkt gebied.
Veel Vlamingen worden gedwongen zich te verplaatsen naar Noord-Frankrijk om hun brood te verdienen. Het grootste deel van hen stamt uit nog niet-verstedelijkte gebieden. Een uitzondering vormt Gent, die sinds 1862 met een crisis af te rekenen heeft. Leiders van de Gentse Weversbond laten hun oog vallen op de Noord-Franse textielnijverheid en zorgen ervoor dat 952 arbeiders emigreren naar Frankrijk. Het gevoel van organisatie zit al grotendeels ingeworteld in deze uitgeweken werknemers.
Van 1870 tot 1890, naar aanleiding van de loondaling (ut supra) in de textielindustrie heersen in steden als Roubaix, Tourcoing, Halluin en Lille serieuze conflicten. Stakingen worden massaal georganiseerd en arbeiders staan er zij aan zij om hun belangen te verdedigen. Dit vormt de basis voor de sociale organisatie en van socialistische massabewegingen. Gentse socialistische leiders zoals Anseele houden o. a. in Roubaix meetings voor de werklieden. De invloed vanuit Gent is niet te onderschatten voor de Noord-Franse regio[64]).
De socialisten juichen de grensarbeid toe. De Vlaamse werklieden krijgen de mogelijkheid het 'Donker Vlaanderen' te ontvluchten. Door in Frankrijk te werken kunnen ze een degelijk bestaan leiden. Wanneer het wat heet wordt onder de Belgische pendelaarsvoeten, nemen een aantal socialisten, waaronder Emile Vandervelde, Eduard Anseele en August Debunne, het op voor deze arbeiders.
De strategie van de Belgische Werkliedenpartij (B. W. P. ) zou er één zijn van integratie met de Franse arbeidersklasse. Dit zou moeten leiden tot een scherpere klassebewustzijn van de Belgische arbeiders in deze streek.
Deze situatie verontrust de katholieken. Zij passen de omgekeerde tactiek toe van de socialisten. Niet de integratie maar het instandhouden van de taalbarrière moet er volgens hen voor zorgen dat de Vlaamse arbeider niet in aanraking komt met goddeloze praktijken[65]). De katholieken hebben geen vertrouwen in de grensarbeid. Zij vinden dat veel van de arbeiders die dagelijks of wekelijks pendelen naar Frankrijk over een avonturiersmentaliteit beschikken, eerder dan over een deugdzame en vredige traditie[66]). De grootste vrees voor de katholieke partij en de Kerk is het uit handen geven van heel wat gelovigen aan het 'ongelovige' Frankrijk[67]). Zij vrezen voor dechristianisatie en anticlericalisme bij deze groep arbeiders.
Vanaf 1894 kent men de opgang van de christene sociale werken in de grensstreek en daarnaast de oprichting van christelijke gilden in West-Vlaanderen vanaf 1890[68]).
3. Wervik en Wervicq-Sud als onderzoeksterrein
A. De doorbroken traditie, het socialisme en het kiesrecht
a. De mislukte poging tot de vestiging van het socialisme
In het zog van het succes van de grensarbeid groeien de Belgische grenssteden. Mensen uit het binnenland van Vlaanderen en Belgische inwoners uit de Franse textielsteden Roubaix-Tourcoing kiezen hun woonplaats in te ruilen voor een arbeiderswoning in Mouscron, Menen, Comines (B. ), Wervik of een andere grensgemeente.
Nieuwe mensen betekenen ook nieuwe ideeën. Sinds de Eerste Internationale in 1872 groeit een arbeidersbeweging met horten en stoten. De eerste poging om een arbeiderspartij op poten te zetten in België stamt uit 1879. De Belgische Socialistische Partij of de B. S. P. strijdt vooornamelijk voor het algemeen stemrecht. Enkele afgevaardigden beschouwen de term 'socialistisch' als afschrikwekkend en verkiezen daarom om de naam B. S. P. te veranderen in de Belgische Werkliedenpartij of de B. W. P. De voormannen zoals Anseele tonen zich akkoord met het voorstel. In augustus 1885 worden de statuten en het programma opgemaakt en op deze manier is de politieke partij 'door de arbeiders en voor de arbeiders' geboren[69]). Het socialistisch gedachtegoed wordt verspreid over het hele Belgische land door propagandisten. De verstedelijkte gebieden met veel arbeiders vormen uitstekende trefpunten voor socialisten.
Vooral Menen vormt de basis voor de groei van het socialisme in Zuid - West-Vlaanderen. De toename van het aantal arbeiders leent er zich toe om een arbeidersbeweging te stichten. Reeds in 1877 komen Gentse socialisten er hun woordje plaatsen.
Maar de arbeiderspartij is afgestemd op een kleine kern Menenaars die nu en dan een activiteit organiseren. De aanzet tot de groei komt pas in 1886 met de socialistische propagandaclub[70]).
In Wervik nemen enkele arbeiders, 'na den opstand in het Walenland'[71]), namelijk in 1886, het initiatief om een socialistische propagandaclub te stichten in onze stad.
De eerste linkse mannen van Wervik ondervinden enorme tegenstand vanuit katholieke hoek. De stichters van de club worden vervolgd of gebroodroofd[72]). Herbergiers in Wervik zijn bang hun herberg of hun zalen ter beschikking te stellen aan de 'anti-clericale' arbeiders. De eerste socialisten zien zich dan ook genoodzaakt om 'op den buiten' te gaan vergaderen. De haat tegen deze arbeiders blijft maar groeien en ze worden gefnuikt in hun werking door de 'katholieke alliantie van patroons, stadsbestuurders en geestelijken'. De socialisten worden verplicht hun activiteiten stop te zetten[73]).
Het 'rode' gevoel verdwijnt niet en zal onder impuls vanuit voornamelijk Menen opnieuw oplaaien in het begin van de 20ste eeuw (ut infra).
b. De politieke ommekeer in het stadsbestuur op het eind van de XIXde eeuw
De liberale partij van Wervik tijdens de vorige eeuw bestaat hoofdzakelijk uit rijke Franssprekende burgerij. Deze partij heeft 65 jaar de eer om de burgemeesters van de stad te leveren. Zelfs als de katholieke partij tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 1863 een overwinning behalen, kunnen zij niet genieten van het positieve resultaat. De liberale regering weigert een niet-liberale burgemeester te benoemen.
Door de massale straatacties van de socialistische groeperingen en onder druk van de 'vooruitziende conservatieve' katholieken moet de regering Beernaert in 1893 het cijnskiesrecht afschaffen en het algemeen meervoudig stemrecht (AMS) invoeren.
De rijke burgerij wordt wel nog steeds bevoordeligd maar alle mannen vanaf 25 jaar krijgen nu minstens één stem[74]).
Voor de parlementaire verkiezingen krijgen de gezinshoofden die minstens 5Bfr. personele belasting betalen voor hun woning of eigenaars zijn van onroerend goed van minstens 48Bfr. één supplementaire stem. Twee supplementaire stemmen worden toegekend als de man nog eens houder is van een universiteitsdiploma.
In 1895 worden eveneens veranderingen doorgevoerd voor de gemeenteraadsverkiezingen.
Alle mannen ouder dan 30 jaar die meer dan 3 jaar in de gemeente wonen, mogen één stem uitbrengen.
Een man ouder dan 35 jaar die 5 tot 15Bfr. personele belasting betaalt of in het bezit is van een onroerend goed met een kadastraal inkomen van minimum 48Bfr. krijgt één stem extra.
Een eigenaar van een onroerend goed met een nog hoger kadastraal inkomen of een houder van een diploma middelbaar of hoger onderwijs krijgt een tweede stem extra.
Als hij aan alle voorgaande voorwaarden voldoet, kan hij nog een derde supplementaire stem verwerven[75]).
Door het meervoudig stemrecht behoudt de katholieke conservatieve partij nog de meerderheid tijdens bijna alle vooroorlogse verkiezingen.
De wet van 1895 op de gemeenteraadsverkiezingen betekenen een afzwakking van de socialistische macht op gemeentelijk vlak.
De liberale zijde is eveneens het slachtoffer van deze maatregel. Zij dreigt ermee socialistisch‑liberale kartellijsten op te stellen om zo de macht van het catholicisme in gevaar te brengen.
Aangeslagen door deze dreiging geeft de katholieke meerderheid toe aan de eis van evenredige vertegenwoordiging maar dan zonder algemeen stemrecht. Zo hopen de katholieken de dreigende eendracht tussen de liberalen en de socialisten te breken.
De socialistische partij raakt geïsoleerd en kan het mogelijk halen van de traditionele partijen[76]).
In 1895 is het eindelijk zover. Dankzij de nieuwe wetgeving en de opmars van het katholicisme neemt de katholieke partij in Wervik de macht over van de liberale partij. August Delva is de eerste katholiek die tot burgemeester van de stad wordt benoemd sinds het ontstaan van het Belgisch koninkrijk. Tot zijn dood in 1903 blijft hij aan de macht[77]).
In Wervik onderneemt de socialistische partij pogingen tot het vormen van een kartellijst met de liberalen maar zij weigeren telkens.
Nochthans werken beide partijen tijdens de eerste jaren van de 20ste eeuw geregeld samen voor de strijd om evenredige vertegenwoordiging en het algemeen enkelvoudig stemrecht (ut infra).
B. Industrialisatie en demografie
Ondertussen zitten we al heel dicht bij de 20ste eeuw en van enige vijandigheid tussen Wervikse en Franse arbeiders vindt men in deze periode niets terug.
Wervicq-Sud ziet zijn industriële activiteiten nog uitbreiden zoals Wervik zijn inwonersaantal ziet stijgen. De bedrijven Henri Vanrullen, Cousin frères, Saint-Léger, Catteau, Boutemy en Gratry hebben zich al een zekere reputatie opgebouwd op het eind van de 19de eeuw. Ook de gebroeders Dorny en Housez hebben ondertussen bedrijven opgericht die gespecialiseerd zijn in het mechanische zwingelen van vlas.
Tijdens de eerste jaren van de 20ste eeuw waagt de Belgische handelaar in gist, Paul Plovier, zich op de textielmarkt. Hij sluit omstreeks 1903 samen met Eduard Vandermeersch een contract af om in Wervicq-Sud een weverij op te starten[78]).
Voor 1914 vestigen André Scrive en Léon [?] Vandermeersch zich nog in de Franse gemeente. Scrive's bedrijf produceert er naaigaren terwijl Vandermeersch zorgt voor de introductie van een katoenweverij in de grensgemeente.
Door het toenemend succes en de groeiende aanwezigheid van arbeidskrachten breiden de aanwezige patroons bestaande fabrieken uit en wagen de patroons zich op de productie van nieuwe goederen. Zo begint de firma Cousin frères met de aanmaak van veters.
Sommige industriëlen kunnen het zich permiteren riante villa's op te richten op 'La Montagne', een hoogte in Wervicq-Sud.
De textielbazen plaatsen nieuwe of verruimen oude fabrieken waardoor hun productie stijgt. Een automatisch gevolg is de stijging van het aantal werkkrachten.
Voor de oorlog stabiliseert het aantal inwoners in Wervicq‑Sud zich rond 2300[79]).
Maar de Belgische buurgemeente ziet zijn aantal zielen uitbreiden. Vooral de inwijking zorgt ervoor dat de bevolking toeneemt van 8767 in 1900 tot 9637 in 1905 en 10159 in 1914[80]).
De gouverneur van West-Vlaanderen laat er in 1906, naar aanleiding van een brief van pastoor Adolphe Mullie, geen twijfel over bestaan wie zich in Wervik vestigt[81]).
In West‑Vlaanderen telt men in 1896 14865 grensarbeiders waaronder 11685 mannen. Deze arbeiders wonen vooral in de grenarrondissementen Kortrijk en Ieper en in de 'textielarrondissementen' Roeselare en Tielt.
Het grootste deel van de mannelijke grensarbeiders, nl. 74% werkt in de Franse textielnijverheid.
Het grootste deel van de arbeidersbevolking van de grensstad Wervik vindt werk in Frankrijk en dan vooral bij zijn onmiddellijke buur, Wervicq-Sud[82]). In 1896 wonen in Wervik nog 462 mannen en 337 vrouwen die in de Franse nijverheid werken. Het totale aantal industriearbeiders bestaat uit 654 mannen en 383 vrouwen. Dit betekent dat 70,6 % van de industriearbeiders grensarbeider zijn en dat 88 % van de industriearbeidsters grensarbeidster zijn[83]).
In 1910 stijgt het totale aantal grensarbeiders tot 21802[84]), waarvan 5671 wonen in het arrondissement Ieper. Het grootste aantal grensarbeiders van het arrondissement is gevestigd in Wervik[85]). Vooral de textielindustrie oefent een grote aantrekkingskracht uit op deze arbeiders.
Uit Wervik pendelen elke dag 1025 arbeiders en 831arbeidsters en 29 mannelijke en 2 vrouwelijke bedienden naar één of ander textielbedrij in Frankrijk. Zo'n 53 % van de totale actieve bevolking van onze stad vindt in deze nijverheid en op Frans grondgebied zijn weg[86]).
Het totale grensarbeidersaantal stijgt tussen 1896 en 1910 van 799 naar 2227, zo goed als een verdriedubbeling.
C. De werkelijke sociaal-democratische ontwikkeling in Wervik op het eind van de XIXde eeuw en tijdens het begin van de XXste eeuw
De inwijkelingen zijn vatbaar voor nieuwe impulsen en voor arbeiders betekent dat de arbeidersbewegingen.
De sociaal-democratie in Wervik hoopt te kunnen rekenen op deze nieuwe werknemers. De wet op de gemeenteraadsverkiezingen van 1895 laat maar mannen ouder dan 30 jaar toe die al meer dan 3jaar in de stad wonen (ut infra). Dit speelt natuurlijk in het nadeel van de socialistische partij.
In het derde kwart van de 19de eeuw rommelt het wat in socialistische rangen. Door tegenkanting van de 'katholieke alliantie van de Wervikse elite, de geestelijkheid en de Franse patroons' moet men de activiteiten al vlug opschorten (ut supra). Maar de socialistische gedachte blijft leven in enkele van de propagandisten.
Het is die groep arbeiders van het eerste uur die een socialistische werkersbond opricht in Wervik op het eind van de 19de eeuw. Kort daarna de oprichting stichten zij een samenwerkende maatschappij of een coöperatieve[87]). De leden van de bond leggen wellicht hun spaarcenten samen en investeren in een verbruikerscoöperatieve. Daarbij kunnen ze vermoedelijk rekenen op de steun van de samenwerkende maatschappij 'De Plicht' uit Menen.
Ze vinden de geschikte ruimte in de Magdalenastraat en huren er hun samenwerkende maatschappij 'De Vrijheid'[88]). Ze hopen toch in de toekomst een eigen onafhankelijk lokaal te kunnen oprichten waar meetings en bestuursvergaderingen kunnen gehouden worden[89]).
In Menen, de Vlaamse buur van Wervik, groeit de socialistische beweging‑hoewel ze nog geen decisieve rol speelt‑op het eind van de 19de eeuw. De gemeenteraadsverkiezingen van 1899 leveren een nederlaag op voor de Menense werkliedenpartij. Maar ze kunnen rekenen op een gemotiveerde man die zijn leven in dienst stelt van de socialistische arbeidersbeweging, namelijk August Debunne. Zijn voortrekkersrol zorgt ervoor dat de beweging in de belangstelling komt. Vanaf 1901 zit het socialisme in Menen in de lift. Ideeën inzake de bouw van een bakkerij of een brouwerij worden naar voren geschoven. Als dat niet lukt kan er ook nog een gezamelijk project met Comines (B. ), Wervik of Moeskroen[90]).
De samenwerking tussen Menen en Wervik blijft beperkt tot woordvoerders uit Menen die hun mening uiten op Wervikse vergaderingen of meetings en met financiële steun in de Wervikse coöperatieve[91]). De invloed van een sterker broertje mag men niet onderschatten.
Maar niet alleen in Menen wordt aandacht geschonken aan de socialistische beweging in Wervik. Ook uit het arrondissement Ieper ontstaan impulsen tot de vestiging van een sterke socialistische politieke federatie. Het arrondissement is erg landelijk met enkel een concentratie arbeiders in de grensgemeenten Wervik, Comines (B. ), Le Bizet (B. ) en Warneton (B. ).
De groepen van Warneton (B. ), Comines (B. ), Wervik en Ieper staan aan de wieg van een socialistische federatie[92]). Eind 1899 heeft hun eerste officiële vergadering plaats in café 'In den Arend' in de Duivenstraat 77 in Wervik. Ze tekenen er de beleidslijn uit voor de komende jaren. De Wervikse afdeling, met Hilaire Debacker en Pierre Claeys voorop, moeten zorgen voor de propaganda en de infiltratie in de Vlaamse buurgemeenten zoals Geluwe en Geluveld[93]).
Het raamwerk is gevormd, nu moet men overgaan tot actie en hopen op een positief resultaat. De volgende gemeenteraadsverkiezingen vinden pas plaats in 1903, nog tijd genoeg om te propageren en leden te ronselen.
In 1902 pogen de socialisten de jonge arbeiders aan te zetten zich te verenigen. Joseph Ghesquière neemt het initiatief om de nieuwe vereniging, de socialistische Jonge Wacht, in zijn café 'Au Progrès' te laten vergaderen[94]). Problemen in de fabrieken van Wervicq-Sud worden in het lang en in het breed uitgeschreven in de socialistische pers. Ze maken er gretig gebruik van om arbeiders, zowel jong en oud, te winnen voor hun organisaties[95]).
Zo groeit de beweging geleidelijk aan. Maar het grote probleem is dat het socialisme niet gecentraliseerd is. Ze beschikken niet over een eigen lokaal en men moet altijd rekenen op de goede wil van café-eigenaars. Dit remt eveneens de ontwikkeling van het socialisme in Wervik.
Van enige syndicale actie is nog niets in huis gekomen. De socialistische beweging streeft naar de oprichting van een syndicaat maar de Wervikse arbeiders staan niet open voor een dergelijke instelling en houden zich onverschillig. De plaatselijke situatie is de spiegel van wat er op nationaal vlak gebeurt. Syndicalisme blijkt het belangrijkste maar tevens het moeilijkste terrein om zich staande te houden. Wanneer het dan lukt om een syndicaat op te richten, dan blijft ze heel wankelbaar[96]).
De situatie moet nodig veranderen want de verkiezingen van 1903 naderen. De kans om aan populariteit te winnen, krijgen de socialisten tijdens de tweede week van october 1903.
D. De staking, de gemeenteraadsverkiezing en het syndicalisme
Alles draait rond een loonzetting van 1899 in de weverijen van Armentières. In de loop van de jaren na 1899 werden lonen verlaagd en werd de loonzetting in nieuwe bedrijven niet toegepast.
Tijdens de maand september komen de arbeiders van enkele weverijen in de Noord‑Franse stad op straat om deze situatie aan te klagen maar de algemene staking blijft uit tot het einde van de maand[97]). Naarmate de eerste week van oktober vordert, hoe meer bedrijven zich inactief melden. De beweging zaait zich uit over de Leievallei en zijn Franse hinterland, zeker nadat de eisen van het stakersbestuur op 6 october bekend gemaakt worden aan de patroons.
De linnenwevers willen een namelijk gelijk loon in de textielnijverheid en de toepassing van het dagstelsel van 10 uren.
De Handelskamers van Lille, Tourcoing en Valenciennes hebben eerder dit jaar reeds de wens uitgesproken om de dagtaak van de wevers in te korten tot 10 uur maar de patroons gingen toen niet akkoord. De arbeidsduurverkorting zou volgens hen een loonsvermindering voor de arbeiders met zich meebrengen. Natuurlijk liggen de industriëlen niet wakker van het sociaal lot van hun werknemers maar eerder met het lot van hun eigen portefeuille. Een arbeidsduurverkorting met loonsverlaging zou negatieve reacties oproepen bij de arbeiders. De patroons vrezen een staking waarin het behoud van het loon geëist zou worden bij een arbeidsduursverkorting.
De staking in de textielbedrijven biedt de arbeiders, tewerkgesteld in Wervicq-Sud, de ideale mogelijkheid om hun ongenoegen over de loonpolitiek te uiten.
Zij zitten eveneens in het slop en willen uit het dal van lage lonen en slechte arbeidsovereenkomsten treden. Op 8 october liggen de weverijen van de Noord-Franse grensstad stil. De textielarbeiders van Wervik vragen om onderhandelingen. In de lijn van hun politiek steunen de socialisten de grensarbeiders en hopen ze op een goed resultaat met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen van 18 october 1903[98]).
Maar op 12 october leggen de arbeiders al de duimen voor de patroons. Ongeorganiseerd en zonder veel steun kunnen ze de beweging onmogelijk volhouden[99]).
De operatie is mislukt waardoor de socialisten nu al hun aandacht moeten vestigen op de verkiezingen van 18 october (ut infra). De socialisten hebben op de lijst van 4 jaar[100]) gezorgd voor twee kandidaten, namelijk een zekere Demyttenaere en Hilaire Debacker[101]). Ze schenken in hun programma vooral aandacht aan de arbeiders die dagelijks de grens over moeten. Het belangrijkste punt in hun verkiezingscampagne is de plaatsing van een passerelle over de Leie. De socialisten nemen het niet langer dat zo'n 2000 arbeiders dagelijks bij slecht weer 10 minuten moeten wachten tot de brug weer dicht is om die over te steken[102]).
De campagne faalt echter en de socialisten moeten het onderspit delven met 385stemmen tegen 1575 voor hun katholieke tegenstrevers[103]).
De mislukking van de staking zit de arbeiders wel hoog. De socialistische leiders nemen van de gelegenheid gebruik om hun ideeën over een syndicaat om te zetten in werkelijkheid. Al jaren steunen zij erop dat de arbeiders zich moeten organiseren en dat enkel op deze manier overwinningen op het patronaat kunnen geboekt worden.
Halverwege november 1903 is het eindelijk zover. De socialisten richten een syndicaat op en 130 man reageert op de uitnodiging tot aansluiting. Tevreden houdt het bestuur zijn eerste vergadering op 6 december 1903 in de herberg 'In den Snoek' op het Steenakker 18 in Wervik[104]).
De 'rode' broeders van Menen nemen onmiddellijk het heft in handen om een gewestelijke federatie (van syndicaten) op te richten tussen Menen, Comines (B. ) en Wervik[105]). Deze federatie zorgt ervoor dat het socialistisch syndicaat stevige organisatorische steun krijgt.
De katholieken zien de ontevredenheid over het verlies van de staking en voelen de dreiging die uitgaat uit socialistische zijde. Ze gaan in de tegenaanval en richten op ongeveer hetzelfde ogenblik als de socialisten een textielsyndicaat op. Onderpastoor Godderis is de initiatiefnemer en laat zich omringen door Léon Detaevernier, Léon Vanheule, Georges Revijn, Omer Delva, Emiel Delbaere en August Delbaere[106]). Zij kunnen nog niet rekenen op een sterke centrale organisatie die hen steunt. Zij genieten wel het respect van de katholieke wereld. Tot de staking van 1907 (ut infra) blijft de christen-democratische geschiedenis in Wervik nogal duister.
De socialistische organisatie besteedt in 1904 tijd om het syndicaat verder uit te bouwen en breidt zijn diensten uit. In datzelfde jaar heersen spanningen in de liberale 'Burgersbond'. Een aantal linkse sympathisanten passen niet meer in het kader van de liberale organisatie en worden 'buitengekegeld'[107]).
Zij nemen het initiatief om een socialistische ziekenbond te vestigen in 'Den Krekel'. De mutualiteit heeft duidelijk de werkende bevolking van Wervik voor ogen als ze kiest voor de naam 'De Werkman'. Ze mogen tijdens de eerste week 17 leden inschrijven in hun ziekenbond[108]).
Hoewel het syndicaat slabakt en de andere verenigingen niet echt doorbreken, speelt de werkliedenpartij een belangrijke rol. Ze zetten de andere partijen aan het denken. Zij vormen de aanzet tot sociaal georganiseerd gedrag dat later gunstig zal blijken voor het christen-democratisch syndicaat.
Georganiseerde initiatieven aan arbeiderszijde zijn nodig in Wervik, willen de arbeiders niet onder de voet gelopen worden door de patroons.
Het regime van lage lonen, de lange arbeidsduur en de niet-naleving van wetten is alom tegenwoordig in de grensstreek.
E. Patronale machtsmisbruik
Eén van de grote problemen vormt de misbruiken van de kinderen in de nijverheidsinstellingen. De eerste wetten op kinderarbeid in Frankrijk worden gestemd op 22 maart 1841. Kinderen onder de 8 jaar mogen niet meer tewerkgesteld worden en nachtwerk voor kinderen onder de 13 jaar is voortaan ook verboden.
Maar in deze periode vindt men geen inspecteurs die de industriëlen willen beboeten, wellicht omwille van hun familiale en elitaire verbondenheid met de patroons. Daarnaast moet de Franse overheid afrekenen met de slechte wil van patroons[109]) en ouders[110]). De wet geldt enkel voor fabrieken die meer dan 20 arbeiders tewerkstellen. Maar de wet evolueert in de loop van de tweede helft van de 19de eeuw. In 1883 wordt in Frankrijk de schoolplicht ingesteld voor kinderen tot 13 jaar en worden kinderen jonger dan 13 jaar verboden in de industriële instellingen.
Maar de eigenaars van Cousin frères lappen deze wet aan hun laars[111]). Inspecteur Boulisset die toezicht houdt in de bedrijven van de departementen 'Nord, Pas-de-Calais en Somme' ergert zich aan een dergelijke situatie. Bij elke controle treft hij kinderen tussen de 9 en de 12 jaar aan.
De bedienden van zulke firma's hebben de meest ingenieuze systemen om de kinderen uit het zicht van de inspecteur te houden. De meest voorkomende is de electrische bel. De bel luidt en de kinderen haasten zich naar een ondergrondse trap en schuilen tot de inspecteur terug vertrokken is. De jongens en meisjes krijgen een premie als ze ongezien in de schuilkelder raken. Dit is volgens Boulisset niet alleen te wijten aan de patroon maar eveneens aan de onwil van de ouders[112]).
Niet enkel de gebroeders Cousin en Paul Ferrant maken zich schuldig aan misbruik van de arbeiders ook Catteau, Dalle, St. -Léger, Plovier en Vandermeersch komen geregeld aan bod in de socialistische pers omwille van hun werknemersonvriendelijke houding.
Maar de koploper met ruime voorsprong inzake vermaningen blijft toch Jules Gratry. Hij bezit fabrieken en bureau's over de hele wereld (ut supra) en vreest niet om bij een staking de productie over te plaatsen van de ene firma naar de andere. Met stakingsbewegingen is hij op het einde van de 19de eeuw en tijdens het eerste kwart van de 20ste eeuw al ruim vertrouwd. Dat de socialistische beweging begint te groeien in Zuid‑West-Vlaanderen en dit mag hij in grote mate aan den lijve ondervinden. Zijn fabrieken in Halluin[113]) en Moen[114]) liggen geregeld stil omdat de arbeiders niet akkoord zijn met zijn loonpolitiek. Zo gebeurt het dat eind januari 1903 een 200-tal werklieden van de firma Gratry in Halluin het werk opschorten. Ze eisen een herziening van de lonen, die ondermaats en onaangepast zijn. De patroon meldt dat hij een vermindering van de stuklonen zal doorvoeren.
Bij de politieke en syndicale middens vreest men dat de staking lang zal duren, nu de stakers serieuze steun genieten. August Debunne, bezieler van het Menense socialisme, knoopt contacten aan met zijn Franse collega Victor Vandeputte, de 28‑jarige secretaris van de Syndicale Kamers van Textielarbeiders in Halluin. Om financiële redenen hapt de Fransman toe en er ontstaat een verbond tussen de twee syndicaten.
Het dient een sterk blok te vormen tegen het patronaat. Al vlug blijkt dat het verbond toch niet opgewassen is tegen Jules Gratry. De fabriekseigenaar dreigt er immers mee de productie in Halluin naar zijn firma in Wervicq-Sud over te brengen, een gebruikelijke tactiek van Gratry.
Debunne begeeft zich naar Wervicq-Sud om er de arbeiders te overtuigen niet toe te geven aan Gratry en solidair te zijn met stakende collegae van Menen en Halluin. Ongeveer 250 man luistert naar zijn toespraak maar geven geen gehoor aan zijn oproep tot solidariteit.
De schaarse socialisten die er zijn in onze stad roepen de arbeiders op zich te organiseren maar ook deze oproep blijft onbeantwoord. Eind april 1903 houdt de staking op nadat de patroons van Halluin, sympathiserend met Jules Gratry, hun Franse werknemers opgeroepen hadden te betogen tegen de Belgische arbeiders. Deze list lukt en op 28 januari is iedereen terug aan het werk tegen dezelfde voorwaarden als voor de staking[115]).
In het begin van de 20ste eeuw blijkt de situatie in Wervicq-Sud nochthans zeker niet beter dan in Halluin, integendeel zelfs. Gratry betaalt er zijn werknemers 2 tot 4 Ffr. minder per week dan in Halluin. Hij wordt bijna maandelijks het mikpunt in de socialistische pers. Zij hopen op een reactie van de werknemers van de firma Gratry. De tolerantie die uitgaat van deze mensen kan niet eeuwig blijven duren.
F. De sociale reactie van 1907
a. De staking van 1907
De bom ontploft in januari 1907. Wervik en Wervicq-Sud kunnen hun eerste grote staking van de XXste eeuw optekenen. Eindelijk kunnen de socialisten en de christen-democraten in het daglicht treden en hun mening vormen en uiten over het te voeren beleid.
De te lage lonen bij Gratry zijn de aanleiding tot het neerleggen van het werk door 100 scheersters. Waarschijnlijk worden zij al jaren opgejut door de socialistische pers. Wat er juist gebeurd is waardoor de staking nu pas uitbreekt, is onduidelijk.
Wat wel duidelijk is, is dat de werkneemsters van de firma Gratry op 4 januari 1907 een loonsverhoging eisen. De werkgever weigert die toe te staan.
Het duurt niet lang voor alle arbeiders van deze firma op straat komen om te agiteren tegen de houding van hun patroon.
Twee dagen later telt men al 583 stakers terwijl 12 mensen niet opgeven en het werk gewoon verderzetten[116]).
Ondertussen werpen de socialisten zich volledig op de staking. Zij hopen op een gelijkstelling van het loon met de lonen van Halluin. Zij nemen het niet langer dat ze daar ondertussen al 5à 6 Ffr. meer verdienen dan in Wervicq-Sud.
Na enkele dagen staken dienen de arbeiders hun eisen in bij directeur Gryspeerdt[117]).
De katoenspoelsters krijgen een loonsverhoging waardoor hun inkomen verhoogd wordt tot 2,25 Ffr. per dag terwijl de garenspoelsters het moeten blijven stellen met het oude tarief. Op deze manier wil hij ervoor zorgen dat de spoelsters verdeeld raken.
De opzet mislukt enigszins als blijkt dat beide groepen ontevreden lijken. Zij willen allebei een loonsverhoging van 2,50Ffr. per dag[118]).
De stakers komen bijeen in 'L'Estaminet du Progrès' in Wervicq-Sud. Daar wordt beslist de staking verder te zetten tot het gewenste resultaat bereikt wordt.
Jules Gratry weigert toe te geven aan de stakers. Hij staat sterk in zijn schoenen want telkens een staking uitbreekt, drijft hij de productie op in de andere firma's zoals die van Moen (B) en Halluin (F. )[119]). Ondertussen heeft hij nog een bedrijf opgericht in Warneton die dezelfde 'opvangfunctie' uitoefent.
Gryspeerdt ontvangt op 11 januari voor de eerste maal een 'politiek onafhankelijke' arbeidersdelegatie maar deze vergadering brengt geen resultaten op. Zolang geen van beide groepen plooit, blijft de staking voortduren.
De staking in Wervicq-Sud maakt indruk op de werknemers van andere fabrieken uit de omliggende streek. Onder impuls van de gebeurtenissen in de Noord-Franse gemeente leggen zij spontaan het werk neer en zetten ze een loonsverhoging bovenaan hun verlanglijstje. Van belang voor de staking van Wervicq-Sud is dat ook de afdeling van bobijnsters van de weverij Gratry in Halluin erbij betrokken is[120]).
De politieke partijen raken op volle toeren en het gevecht om de arbeiders komt op gang.
In eerste instantie is het christen-democratisch syndicaat van pastoor Godderis er niet voor te vinden de staking vol te houden. Het ligt niet in de lijn van de christenen om het linkse syndicaat te volgen in hun eisen. Zijn het de socialisten immers niet die goddeloze boeken en kranten verspreiden die de godsdienst bestrijden[121]). Elke toegeving aan het 'duivelse' syndicaat zou dan ook een verzwakking van het syndicaat van St. -Paul[122]) tegenover de Wervikse katholieke arbeiders betekenen.
Op maandag 14 januari 1907 komt een afgevaardigde van het 'Christelijke Textielcentrale van Gent' de samengetroepte menigte in het St. -Paul toespreken[123]). Volgens de socialisten is deze 'Jezuiet' er op uit de arbeiders te verdelen[124]). Daarnaast zou de geestlijkheid van de stad alles in het werk gesteld hebben om de staking te breken.
Het christen syndicaat laat zich niet intimideren en zet z'n politiek van meetings verder. Op 17 januari houden een viertal christene wevers een 'geheime' vergadering in de pastorij. Vreemd genoeg besluiten zij dezelfe eisen in te dienen als het stakersbestuur dat tien dagen eerder al zijn eisen 'in naam van alle arbeiders' ingediend had[125]).
Zo volgen ze het socialistisch syndicaat en nemen ze actief deel aan de staking. Vermoedelijk voelen ze aan dat de staking een tijdje zal duren. Als verdedigers van de arbeiders moeten ze de kant kiezen van de stakers. Door hun zijde te kiezen, hopen ze dat deze mannen en vrouwen uit handen zullen blijven van het socialistische syndicaat.
Zo'n 100 weefsters van de weverij Gratry in Halluin leggen eind januari het werk neer uit solidariteit met de werknemers en ‑neemsters van Wervicq-Sud[126]).
Ook het socialistisch syndicaat uit Halluin draagt zijn steentje bij om de stakers van Wervik te steunen. Victor Vandeputte[127]) ageert geregeld tegen de sprekers van het St. -Paul in de café 'In den Snoek' op het Steenakker. Voor de socialisten is het van groot belang dat ze winst boeken, willen ze het ledenaantal van hun syndicaat niet verder zien dalen[128]). Daarom moeten ze bijeenkomsten organiseren waarin sprekers de zogenaamde stakingbrekers met woorden tracht aan te vallen.
Maar de politiecommissaris van Wervik ziet niet graag een Franse oproerkraaier op zijn grondgebied. Hij verbiedt Vandeputte nog langer vergaderingen bij te wonen in 'In den Snoek'[129]).
Ook burgemeester Verhaeghe neemt maatregelen tegen de socialisten. Zij zijn sinds het begin van de staking rondgegaan met de collectebus om geld in te zamelen voor de stakende arbeiders. August Verhaeghe stelt aan deze praktijk een einde, volgens linkse zijde, onder druk van de plaatselijke geestelijkheid. De katholieke burgervader vindt dat het welletjes geweest is en dat de arbeiders beter het werk terug zouden opnemen. Maar de socialisten roepen de werklieden op deze maatregel te negeren[130]).
Na een 'rode' optocht die gehouden wordt in Halluin door de werknemers van de firma's Gratry van Halluin en Wervicq-Sud begin februari, wordt het eventjes stil rond de beweging[131]).
Halverwege februari 1907 maakt de directeur van de firma in Wervicq-Sud van de rust gebruik om werknemers te lokken door de lichten van het bedrijf aan te steken en de bel te laten rinkelen[132]).
Een zevental mensen blijkt op de 'uitnodiging' in te gaan en ze hernemen op 14 februari opnieuw het werk. Vooral ouders van meestergasten of bedienden hervatten het werk[133]). Hun zoon heeft met de steun van de plaatselijke geestelijkheid een mooi postje verworven die ze liever niet verloren zien gaan door een 'nodeloze' staking (ut infra).
Op een vriendelijk onthaal kunnen ze evenwel niet rekenen want op het eind van de dag staan ontevredenen aan de poorten van de firma Gratry klaar om de werkhervatters uit te jouwen.
De sfeer wordt steeds grimmiger. Sommige stakers voelen zich verraden en laten dit ook zien. Dezelfde avond van de werkhervatting werpt een staker een raam in van één van deze werknemers.
De dag erop riskeert een zekere juffrouw Hélène Deltombe, één van de werkhervatters, het om te roepen naar de stakende arbeiders dat ze beter het werk zouden hervatten. Ze wordt schaamteloos geduwd en geslagen. Tijdens de nacht zouden enkele personen ook nog de ramen van haar huis inwerpen[134]).
Zo'n 800 arbeiders hebben ondertussen het werk gestaakt in Gratry's fabrieken in Halluin en Wervicq-Sud. De werknemers worden vooral gesteund door de socialistische syndicaten van Halluin en Wervik die alles op alles zetten om een positief resultaat te behalen. Zij vinden het loonsverschil van 3 tot 6Ffr. tussen de bedrijven Gratry van Halluin en Wervicq-Sud onaanvaardbaar.
De patroon beslist op 17 februari zijn bedrijf een tijdje te sluiten tot de gemoederen bedaard zijn[135]).
Nogmaals proberen de stakers en Gryspeerdt het met onderhandelingen. De arbeidersdelegatie van 4 mannen en 2vrouwen en de directeur vergaderen in het vredegerecht van het Franse kanton Quesnoy-sur-Deûle. Maar dit levert opnieuw niets op[136]).
De tweestrijd tussen het socialistisch en het christen-democratisch syndicaat gaat verder.
De christenen worden gesteund door het Centraal Verbond der Christene Textielbewerkers van België die hun zetel hebben in Gent. Als secretaris en propagandist is Isidoor De Greve, een 28-jarige wever uit Sleidinge, er sinds maart 1906 één van de belangrijkste figuren[137]). In Wervik voert hij gedreven het woord voor de Wervikse arbeiders.
Hij wordt geviseerd door de socialisten. De eerste week van de staking betaalde De Greve een uitkering van 8Bfr. maar ondertussen is dit bedrag al gezakt tot 3 Bfr. En dit is natuurlijk niet naar de zin van de socialisten hoewel ze er hun stof in vinden om hem aan te vallen. De propagandist zou volgens hen maar één doel voor ogen hebben, de 'mannen van In den Snoek' te beledigen[138]). Maar het wordt heet onder de voeten van de socialisten als 'Het Volk' op 12 februari 1907 meldt dat er een akkoord bereikt is tussen het christene syndicaat en Gratry. Onmiddellijk reageren de socialisten en schrijven ze dat het om leugens gaat[139]). Zij kunnen niet toezien hoe de tegenstrever successen boekt. Of de arbeiders en arbeidsters al dan niet luisteren naar de socialisten is onduidelijk maar ze zetten wel de staking verder. De voorstellen van het christen-democratisch syndicaat zullen niet verregaand genoeg zijn. Ze willen tot op het bot strijden.
Begin maart 1907 zorgen de socialisten dat hun kinderen naar Halluin kunnen vertrekken. De bedoeling is de staking langer vol te houden. Wanneer de kinderen immers gevoed worden door andere arbeidersfamilies, kunnen de stakende gezinnen hun geld besteden in functie van de staking. Hoe minder kinderen in huis, hoe minder monden te voeden[140]).
Voor de derde keer komen Gryspeerdt en enkele arbeiders samen. Nu verzamelen ze bij de vrederechter Derreveaux op het St. ‑Maartensplein 15 in Wervik. Maar de directeur kan onmogelijk onderhandelen. Hij heeft geen contact met Gratry. Die zou te ziek zijn om te discussiëren en is op reis vertrokken.
Gryspeerdt meldt dat Gratry pas eind juni zou terugkeren uit 'ziekteverlof' en dit tot grote ergernis van de socialistische partij.
Ondertussen is de top van de Belgische Werkliedenpartij in werking getreden. Eduard Anseele onderneemt enkele 'geschreven' pogingen om een gesprek aan te vatten met Jules Gratry. Hij stuurt er eveneens op aan enkele arbeiders te ontvangen en te luisteren naar hun eisen. De 'zieke' Gratry negeert de 'uitnodiging'. De socialisten verdenken de Kortrijkzaan ervan dat hij de Wervikse bevolking wil uithongeren[141]).
Een veertigtal arbeiders van de weverij 'Saint-Léger frères' reageren boos wanneer de eigenaars halverwege maart een ex-werkneemster van Gratry in dienst nemen terwijl de werklieden van deze firma nog volop staken. De mannen van het socialistisch syndicaat van Wervik trachten de gemoederen aan te wakkeren maar de beweging dooft vlug uit[142]).
De spanning in Wervik is te snijden want het geld raakt op en er worden geen resultaten geboekt. Erger nog, Gratry reageert op geen enkele brief, noch van de arbeiders, noch van de centrale vakbonden. De socialisten willen kost wat kost de staking verderzetten. Het christelijk syndicaat durft zich niet openlijk uit te spreken. De afgevaardigden van het Centraal Verbond uit Gent steunen de stakers maar kunnen overtuigd zijn van tegenstand van de conservatieve katholieken zoals de burgemeester en zijn entourage. Zij zien liever geen problemen in hun vredige stad. August Verhaeghe is sinds 1904 burgemeester (ut infra) en ervaart volgens de plaatselijke geestelijkheid met de staking van 1907 zijn eerste grote schok[143]). De elite verliest voor de eerste maal tijdens de 20ste eeuw de controle over 'hun' Wervikse arbeiders. De oprichting van het socialistisch syndicaat had reeds 4 jaar eerder deze veranderende periode ingeluid. De grillen van de patroons kunnen niet langer getolereerd worden. Zij beloofden toen al dat zij zouden toezien op de lotsverbetering van de arbeider.
Het socialistische syndicaat start vanaf april een campagne waarbij ze rekenen op de steun van sympathisanten uit het Belgische land. Met succes want verschillende personen, organisaties en steden storten een gift voor de Wervikse stakers[144]). Om het syndicaat te versterken, stelt het bestuur op zondag 14 april een bestendige secretaris aan.
Op dezelfde dag kondigen de socialisten aan dat eindelijk onderhandelingen, onder druk van de Menense socialisten (ut infra), aan de gang zijn tussen de arbeiders en Gratry. De patroon is bereid aan de wevers van servetten een loonsverhoging van 5 % toe te staan. Aan de bobijnsters, spoelsters, scheersters en monteurs belooft hij niks. De stakers eisen voor iedereen een serieuze loonsverhoging, geen aalmoes[145]).
De hoofdeis van de arbeider is de gelijkstelling van het loontarief van Wervicq-Sud met dat van Halluin, niets anders.
In Halluin leggen op 18 april alle 1000 werknemers en -neemsters het werk neer, enerzijds uit solidariteit en anderzijds voor hun eigen lotsverbetering[146]). De patroon wordt op deze manier onder grote druk gezet. Zo'n 1600 stakers, gesteund door hun syndicaat, nemen het nu tegen Gratry op.
De staking sleept enkele weken aan. Onderhandelingen worden gehouden en meetings worden georganiseerd.
In Menen houdt men een 1 mei-feest en de Wervikse stakers mogen, op uitnodiging en op kosten van de Moeskroense socialistische afdeling, aan de feestdis aanschuiven. Sommige van die mensen verklaren dat ze al 16 weken geen serieuze maaltijd meer gegeten hebben. Hun geluk kan dan ook niet op wanneer ze hun tanden kunnen zetten in het stuk vlees dat ze voorgeschoteld krijgen[147]).
Er wordt nog heel wat gepalaverd over eventuele loonscondities en arbeidsvoorwaarden maar heel veel gebeurt er anders niet in de meimaand.
Op 28 mei 1907 gaat Gratry uiteindelijk akkoord met een algemene loonsverhoging van 9% in zijn bedrijf Wervicq-Sud. Twee dagen later hervatten de scheersters het werk, de dag erop de rest van de arbeiders[148]).
b. De politiek-sociale nasleep van de staking
Het christen syndicaat dat de leden trouw uitbetaalde tijdens de agitatie, verwelkomt 158 nieuwe arbeiders en ziet zijn ledenaantal groeien tot 240[149]). Tijdens de staking heeft het syndicaat zich aangesloten bij het Centraal Verbond van de Christelijke Textielarbeiders van België[150]).
Maar vooral de socialisten zijn tevreden met de loonsverhoging en noemen het een waar succes. De overwinning zorgt ervoor dat het ledenaantal van hun syndicaat stijgt tot 400.
Is het toeval of hebben de socialisten rekening gehouden met de gemeenteraadsverkiezingen van 20 october 1907? Worden de gebeurtenissen van 1907 een kopie van die in 1903? Toen had een staking plaats voor de gemeenteraadsverkiezingen en ze hoopten op een goed resultaat dat er uiteindelijk niet kwam. Maar nu liggen de kaarten anders.
En net als in 1903 met de oprichting van het syndicaat komen de socialisten opnieuw met positief nieuws op de proppen.
De werken zijn gestart voor de bouw van een 'Volkshuis'. De coöperatieve, de ziekenbond en het syndicaat zouden gecentraliseerd worden in de Molenstraat in Wervik. De centralisatie zou moeten leiden tot een betere werking en vooral meer leden. De voorzitter van de ziekenbond 'De Werkman' zou gezorgd hebben voor de financiële middelen voor de oprichting van het socialistisch lokaal[151]).
Enkele geestdriftige socialisten, zoals rivierwachter Daerden en apotheker Croymans[152]) zorgen ervoor dat de propaganda goed verspreid wordt en dat de bevolking op de hoogte blijft van alles wat op arbeidersvlak misloopt in de streek. Zij zorgen, samen met enkele vreemde arbeiders uit Roeselare[153]), dat de bladen 'Het Volksrecht' en 'Vooruit' verspreid worden in Wervik[154]).
Fier kunnen ze eind 1907 hun eigen maandblad aan de man brengen. Hilaire Debacker zorgt voor de eindredactie en de 'Volksdrukkerij' van Menen verzorgt de druk van 'De Werkman'[155]). De grootste zorg van 1907 zijn de verkiezingen en ze hopen voor de eerste maal in de gemeenteraad te mogen zetelen. Daarvoor moeten ze het echter eerst afleggen tegen de katholieke en de liberale partij.
c. De gemeenteraadsverkiezingen van october 1907
De Wervikse werkliedenpartij stuurt opnieuw twee afgevaardigden naar de gemeenteraadsverkiezingen van 20 october 1907. Hilaire Debacker is er voor de tweede maal bij en ditmaal krijgt hij steun van de apotheker Gustave Croymans.
Op papier staan de socialisten er beter voor dan in 1903. Deze keer heeft men een positief resultaat behaald tijdens de staking. De werkliedenpartij vertoont toch tekenen van vooruitgang. Een nieuw 'arbeiderspaleis' wordt gebouwd in Wervik als bevestiging daarvan.
De liberale partij stuurt ook zijn mannetje, namelijk Richard Degroote. De concurrentie is dus groter dan in 1903.
Sommige liberalen zullen toen de beslissing genomen hebben om te stemmen op een socialistisch kandidaat om toch niet te moeten stemmen op de katholieke rivalen. Die steun mogen ze bij de socialisten in 1907 vergeten.
Het christen syndicaat heeft niet gefaald tijdens de staking van 1907. De stakende christene leden hebben altijd kunnen rekenen op een uitkering. Vanuit deze hoek worden veel stemmen verwacht voor de katholieke partij. Hoewel er geen enkele christelijke arbeidersvertegenwoordiger op de lijst van de katholieke partij staat, verlenen alle christelijke organisaties hun volledige steun aan deze partij. Wellicht komt de eenheid tot stand onder druk van de geestelijkheid.
De katholieke kandidaten genieten eveneens financiële steun van de katholieke burgerij. Met de nodige middelen kunnen zij de strijd inzetten tegen de tegenstanders.
De weken voor de verkiezingen vormen de straten 's avonds het toneel van gevechten tussen de 'plakkers'. Iedere partij zorgt ervoor dat op duidelijke plaatsen in de stad affiches met hun kandidaten hangen. In groep trekken ze met lijm en borstel de straat op. Geregeld komt het tot incidenten tussen rivaliserende groepen[156]).
Op 20 october zijn alle blikken gericht op de telling van de stemmen. Maar het wordt een catastrofe voor de socialisten. Samen halen Debacker en Croymans net geen 300 stemmen terwijl ze in 1903 nog 385 stemmen haalden. Alle katholieke kandidaten bereiken tussen de 1406 en 1422 stemmen. De liberale partij krijgt het nakijken met 874 stemmen[157]).
G. De arbeiders en het sociaal patroon
a. De bedrijvigheid van de socialistische partij na de staking
Ondanks het verlies blijft de werkliedenpartij niet bij de pakken zitten. Eerst volgen de provinciale verkiezingen op 14juni 1908. Gustave Croymans mag de 'rode' kleuren verdedigen in het kanton Wervik. Hij krijgt hiervoor steun van de socialisten van Comines (B. ). Croymans haalt wel 797 stemmen maar opnieuw kan de linkse partij niet doorbreken[158]). De katholiek Jean Verhaeghe haalt het met 3877 stemmen nipt van zijn katholieke collega uit Comines (B. ) Auguste Van Elslande die 3874 stemmen achter zijn naam krijgt[159]).
Hoewel de partij niet doorbreekt op politiek vlak, blijft ze niet ter plaatse trappelen. Op 29 october 1908 dient het bestuur van de maatschappij 'De Werkman' een aanvraag in om een bakkerij op te richten in de Molenstraat[160]). De goedkeuring volgt kort daarna[161]). In 1909 worden reeds broden aangeboden aan de arbeiders maar waarschijnlijk komen de broden nog steeds van de socialistische bakkerij in Menen[162]). In 1910 start men de werken aan een bakkerij in de Molenstraat (ut infra).
Maar er is meer. De arbeiders krijgen de kans zich in te schrijven in een muziekvereniging. Voor de verkiezingsstrijd komen ze geregeld op straat zoals ook de verenigingen van alle andere partijen dat doen[163]).
De kinderen van de socialisten komen eveneens aan hun trekken in de toneelgroep 'Willen is Kunnen'[164]). Geregeld leveren zij een toneelstuk aan de geïntresseerden. Emile Vanraes vindt hierin het bewijs dat de Wervikse kinderen niet dommer zijn dan elders. Toch kunnen , volgens de socialisten, veel kinderen noch lezen noch schrijven. Vanraes schuift de schuld in de schoenen van de rijke katholieken. Hij is van oordeel dat de elite er baat bij heeft dat de werklieden dom blijven.
Maar wie heeft eigenlijk het schoolbeleid v de Eerste Wereldoorlog in handen?
b. Het schoolbeleid, de arbeid en het katholicisme
De jongens kunnen school lopen bij de Broeders Maristen (broederschool of 'frère scole') in Wervik. Zij hebben op 1 september 1898 de vrije jongensschool overgenomen van de Broeders Xaverianen. Sinds de eeuwwisseling neemt het aantal leerlingen toe en breidt men de schoolgebouwen uit[165]).
Voor de meisjes heeft men het 'Klooster van de Zusters van Liefde' en de kostschool van de 'Grauwe Zusters'. De 'Zusters van Liefde' geven vooral les aan de dochters van de armere bevolking van Wervik, de 'Grauwe Zusters' aan de kinderen van de gegoede burgerij.
In 1912 stichten de 'Zusters van Liefde' (klooster) een beroepsschool. De kinderen leren er naaiwerk aan en krijgen onderwijs.
De gemeenteschool wordt ingericht in het St. -Pol in de Duivenstraat. Enkele zusters en leraars verzorgen er het onderwijs[166]).
Het onderwijs valt dus volledig onder het toezicht van de geestelijkheid. Tijdens de 19de eeuw trachten de liberalen verandering te brengen in de situatie, tevergeefs[167]). Sinds het begin van de 20ste eeuw sluiten de socialisten zich aan bij het standpunt van de liberalen om een 'onafhankelijke' school op te richten.
De scholen blijken niet alleen in de handen van de geestelijken, ook de rijke katholieke elite heeft zijn zeggingschap.
De Broedersschool en de school van de Zusters van Liefde hebben een 'comité de patronage'. Daarin zetelen drie mensen waaronder een pastoor, een dokter en een industrieel, namelijk Paul Ferrant. Hij heeft op deze manier toegang tot de leerlingen die hij later kan tewerkstellen in zijn fabriek. Een prachtig voorbeeld van de wisselwerking tussen geestelijkheid, stadsbestuur en patroons[168]).
Daar willen eerst de liberalen en later ook de socialisten een eind aan stellen. Maar zolang de katholieke wereld in Wervik de touwtjes stevig in handen houdt, kunnen de liberalen en vooral de socialisten geen terrein winnen. Al vroeg worden de kinderen opgenomen in een systeem van 'zich in dienst stellen van Kerk en patroon'. Ze worden hierdoor meestal in hun mogelijkheden beknot.
Voor de patroons van Wervicq-Sud is het niet moeilijk bij een tekort aan werknemers nieuwe arbeiders te gaan ronselen. Ze nemen contact op met een broeder of met de pastoor en die zorgt wel voor enkele bekwame leerlingen[169]).
De kinderen komen zo aan een job en de ouders zijn tevreden dat de broeders voor hen gezorgd hebben.
Tal van misbruiken komen op grote schaal voor. Een deel ervan zit in het dagdagelijkse ingekapseld, een vorm van automatisme.
Wanneer een arbeider zonder werk zit, is deze vertrouwd met een te volgen procedure. Als hij wil werken voor een katholieke patroon als Dalle of Ferrant, dan moet hij beschikken over een briefje van de pastoor. In dit briefje meldt de geestelijke of de arbeider zijn godsdienstige taken, zoals het bijwonen van de mis, vervult en of hij een goede werkman is[170]). Zonder dit toegangsbewijs wordt het moeilijk. Daarom zijn de arbeiders bang om zich aan te sluiten bij een ander syndicaat dan het christene. Het gaat zelfs zover dat de patroon erop toeziet dat zijn arbeiders de missen blijven volgen[171]).
De socialisten en de liberalen willen de oprichting van een officiële school zodat de kinderen volgens hen een degelijke opleiding krijgen.
Emile Vanraes van de socialistische partij wil verandering brengen in de situatie en richt tijdens de wintermaanden van 1909 een avondschool op. Het doel van de school is de 'kinders het nodige aan te leren en beter onderwijs verschaffen'[172]). De eerste lessen vinden op donderdag 28 october 1909 om 21 uur plaats in het 'Volkshuis'[173]).
Hoe groot de opkomst is, is niet duidelijk maar die zal niet te groot geweest zijn. Door de minieme sympathie voor de socialistische partij (zie de gemeenteraadsverkiezingen) en het late uur zullen de ouders kiezen voor het dagonderwijs bij de broeders. Daar maken ze ook nog eens kans om makkelijk aan een job te raken en het schamele gezinsinkomen aan te vullen.
c. Het amendement Ceccaldi en de politiek‑sociale spanningen van 1910 in Zuid‑West‑Vlaanderen
In het arrondissement Kortrijk heeft de socialistische partij een sterkere werking dan in het arrondissement Ieper. Het landelijk arrondissement beschikt niet over veel industriearbeiders, uitgezonderd in de grensgemeenten. Maar deze gemeentes blijken bastions te zijn van katholicisme.
In het arrondissement Kortrijk werd August Debunne in 1906 reeds verkozen tot volksvertegenwoordiger[174]). In 1910 krijgt hij de kans herverkozen te worden. De grensarbeiders in het arrondissement kunnen hun vertrouwen in hun voorman bevestigen. Maar eind 1909 wordt dat vertrouwen op proef gesteld als de Franse volksvertegenwoordiger Ceccaldi een amendement in de Franse Kamer indient dat de grensarbeid aan banden moet leggen. Deze pendel kent een enorme opgang tijdens het eerste kwart van de 20ste eeuw en verschillende Franse parlementairen zien dat als een bedreiging voor de nationale arbeid.
Ceccaldi is dus één van hen en hij dient in 1909 een voorstel in in de Franse Kamer om een belasting van 20 % te laten heffen op het totale loon dat de patroons die meer dan 5 vreemde arbeiders tewerkstellen, uitbetalen aan hun werknemers. Dit voorstel bedreigt de textielnijverheid van het departement 'Le Nord' want de meeste bedrijven stellen meer dan 5 vreemde werknemers tewerk, in Wervicq-Sud zelfs allemaal. Eind december 1909 wordt het menens als de Franse Kamer het amendement goedkeurt.
Wat de patroons ondernemen tegen het voorstel, is niet geweten maar wat de socialisten en dan voornamelijk August Debunne doen is maar al te duidelijk.
Zij zetten de tegenaanval in. Debunne stelt eind januari voor om een parlementaire groep naar Parijs te zenden. Een linkse delegatie met o. a. Debunne, Anseele en Vandervelde wordt afgevaardigd. De hele onderneming loopt uit op een ontgoocheling. De Franse socialist en zijn sympathisanten zien de Belgische grensarbeiders als verraders van het werkvolk omdat ze onder de loontarieven werken. Zij weigeren dan ook mee te werken met de delegatie. De groep rond Debunne geeft de hoop niet op want op 28 januari worden ze ontvangen door de Franse premier Briand. Hij verzekert dat het amendement nooit door de Franse Senaat zal raken.
De bevestiging van zijn uitspraken volgt een goede maand later als de Senaat inderdaad het amendement verwerpt[175]).
De socialisten stellen de verwerping voor als een grote overwinning en Debunne geniet van de erkenning. Zijn herverkiezing wordt op deze manier verzekerd. Op 22 mei 1910 mag hij zegevieren als hij met ruime voorsprong wint van zijn directe tegenstanders[176]).
De grensarbeiders van het arrondissement Ieper zijn tevreden met de afkeuring van het amendement Ceccaldi maar de situatie ligt hier anders. De B. W. P. is helemaal niet zo sterk als bij zijn buur. Het kan zelfs tijdens de verkiezingen geen socialist naar voor brengen. Bij de wetgevende verkiezingen van 22 mei 1910 roepen ze de arbeiders op om massaal te stemmen voor de liberale kandidaat en Ieperling Nolf. Hij werd al verkozen in 1902 en in 1906. Hij maakt dus veel kans herkozen te worden. De Wervikse socialisten steken het niet onder stoelen of banken dat Nolf een betere kandidaat is dan zijn katholieke tegenstrevers.
Op 22 mei zegeviert Nolf en mag hij opnieuw vier jaar zetelen in de Belgische Kamer.
Maar de socialisten storten hun woede uit over het naspel van de wetgevende verkiezing van 22 mei 1910. Nolf reist rond in het arrondissement om de mensen die voor hem gestemd hebben te bedanken. Hij bezoekt het liberale lokaal in de Vlamingenstraat en bedankt er de aanwezige liberalen. Hij vergeet de socialisten die hem gesteund hebben en zij voelen zich serieus 'in hun gat gebeten'. Ze hekelen zijn houding en 'beloven' tijdens de volgende verkiezingen enkel op zichzelf te vertrouwen[177]).
H. De staking als actiemiddel bij uitstek, het syndicalisme en de verkiezingen
a. De uitbouw van het syndicalisme
Op sociaal-economisch vlak beginnen de arbeiders steeds vaker de staking als actiemiddel te gebruiken.
Een twaalftal arbeiders van de lintjesweverij Vandermeersch leggen op 8 juli 1910 het werk neer[178]). Zij willen een loonsverhoging. De socialisten hechten nauwelijks belang aan de actie. Ze hebben het te druk met het bespreken van de misstappen van de liberale partij in het arrondissement Ieper[179]). Waarschijnlijk is de beweging te klein om er een politiek agendapuntje van te maken.
Begin augustus 1910 staan de patroons een loonopslag van 20centiemen per rol linten van 200 meter toe en de arbeiders stemmen er mee in. Zij hervatten het werk op 3 augustus 1910[180]).
In datzelfde jaar zorgt de socialistische partij voor de uitbreiding van het 'Volkshuis'. Een coöperatieve winkel in een eigen gebouw werd in 1907 reeds opgericht maar de linkse beweging wil meer. Een zekere architect Bosschaert wordt gecontacteerd om een plan uit te tekenen.
Hij voorziet een feestzaal van 30 meter lang en 10 meter breed, een vergaderzaal, een café van 9 meter op 7 meter, een turnzaal en een logement voor de concierge op de gelijkvloerse verdieping. Op de eerste verdieping moeten nog twee vergaderzaaltjes komen voor de verschillende socialistische verenigingen zoals de mutualiteit en het syndicaat.
In februari 1910 start aannemer Jules Ravaut de werken. Men stelt 120 dagen voorop om klaar te zijn maar door het slechte weer worden de werken enkele malen gestaakt[181]).
Het groot inhuldigingsfeest van het Volkshuis en de bakkerij volgt uiteindelijk op zondag 4 september 1910[182]).
De uitbouw van de socialistische diensten, ondanks de ene politieke mislukking na de andere, en de positieve resultaten van de vorige stakingen brengen wellicht een aantal mensen op het idee de staking vaker te hanteren om hun eisen kracht bij te zetten. Zij hopen dan op de steun van het syndicaat om hen met raad en daad bij te staan.
Op 6 maart 1911 staken alle 32 werknemers van de weverij Vanrullen voor een loonsverhoging van 0,50 Ffr. voor arbeiders die een dubbel beroep uitoefenen en 0,25 Ffr. voor zij die één beroep uitoefenen. De reactie van socialistische zijde komt er niet maar de staking eindigt toch in een gedeeltelijke overwinning van de arbeiders. Een week later hervatten ze reeds het werk[183]).
De christen-democraten beseffen deze evolutie en zien hoe de socialistische 'collegae' hun diensten uitbreiden voor hun leden. Zij moeten in de tegenaanval[184]). In 1908 kennen ze nog tegenslag door het afbranden van hun lokaal St. -Paul. De pyromaan, Jérôme Bonnier, wordt gevat en beschuldigd voor de brand van het gebouw in de Duivenstraat. Hij wordt opgesloten in de gevangenis uit Ieper. Hij moet terechtstaan voor in totaal 12 brandstichtingen in de streek.
Ondertussen zijn de werken hervat aan het St. -Paul en krijgt de eigenaar 16000 Bfr. aan verzekeringen uitgekeerd[185]). In september 1911 wordt het nieuwe gebouw ingehuldigd[186]).
Een aantal christen-democratische leden zit niet stil en eind augustus, begin september 1911 nemen 2 mannen, waaronder Emiel Ghesquière, het initiatief om een 'Sociale Week' bij te wonen. Tijdens deze week wordt vooral gesproken over het socialisme maar er komen ook lessen aan bod over de coöperatie zoals die georganiseerd wordt in Groot‑Brittannië[187]).
Bij de terugkeer in Wervik brengen zij op de bestuursvergadering van het christen syndicaat verslag uit van de activiteiten. Aan het onderdeel coöperatieve wordt speciale aandacht besteed en de bestuursleden zijn van oordeel dat er iets moet gebeuren in Wervik.
De proost Godderis gaat niet akkoord want hij vreest de middenstand voor het hoofd te stoten.
Enkele bestuursleden spreken na de vergadering nog wat op café over de coöperatieve en beslissen geld in te zamelen. De café-uitbater hoort het gesprek en licht Godderis in. Emiel Ghesquière wordt op het matje geroepen en wordt verwittigd dat indien hij zijn ideeën niet vlug opbergt dat hij problemen zal ondervinden. Een aantal leden vertalen hun ongenoegen tegenover deze dreiging door ontslag te nemen. Een aantal weken wordt de hele onderneming stil gehouden[188]).
b. Het politieke intermezzo en het verschil met de gemeenteraadsverkiezingen van 1903
De katholieken concentreren zich eerst op de gemeenteraadsverkiezingen van 11 october 1911. In 1903 hebben de katholieken een prachtige overwinning behaald op de lijst van 8 jaar tegen een liberale kandidaat. August Verhaeghe-Limpens[189]) mag de burgemeestersjerp in ontvangst nemen en begroet Jules Vandermeersch-Bigo en Jean-Baptiste Dumont als zijn schepenen[190]).
In januari 1904 huldigt de Wervikse bevolking August Verhaeghe in als burgemeester van Wervik. Een prachtige maaltijd wordt geserveerd ter ere van het katholieke stadsbestuur. Aan de eretafel zit de elite van de stad met voorop pastoor Adolphe Mullie, daarnaast burgemeester Verhaeghe en zijn twee schepenen Vandermeersch en Dumont, Jean Verhaeghe, Wervikaan en katholiek provinciaal afgevaardigde, pastoor Verhaeghe van de parochie St. -Joseph, industrieel Verhaeghe uit Comines(F. ), notaris Devos, die tevens het oudste gemeenteraadslid van Wervik is en vrederechter van het kanton Wervik Derreveaux.
Priester Mullie neemt het dankwoord tijdens de maaltijd voor zijn rekening. Hij steekt niet onder banken of stoelen dat hij tevreden is over de nieuwe leiding van de stad[191]).
Opnieuw wordt de belangenverwikkeling tussen Kerk en Staat in Wervik duidelijk aan het licht gebracht. De eretafel toont aan welke personen in onze stad de macht in handen hebben in deze periode. De katholieke notaris (Devos), de katholieke dokter (Dumont), de katholieke vrederechter (Derreveau), de katholieke industrieel (Verhaeghe) vormen de elite van de grensstad en houden de teugels ten opzichte van de arbeiders goed in handen.
De geestelijkheid is immers de familie Verhaeghe eeuwig dankbaar voor haar inzet voor de katholieke instellingen van de stad. Vooral hun financiële steun tijdens de schoolstrijd (1878 - 1884) verdient waardering van de priesters[192]).
De katholieken kunnen in 1911 6 mensen afvaardigen, het grootste deel van hen komt uit landbouwmiddens. De liberalen hebben 2kandidaten, Degroote en Glorieux en de socialisten vaardigen apotheker Croymans af[193]).
De voorbereiding van de socialisten verloopt nogal chaotisch. Zij hebben eerder in datzelfde jaar de socialistische arrondissementsfederatie van Ieper definitief gesticht om hun beweging vooral financieel te versterken[194]). De B. W. P. die een vaste waarde geworden is in Wervik hoopt op deze manier een waardige strijd te kunnen aangaan tegen de katholieke partij tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 1911.
De werkliedenpartij van Wervik stelt de liberalen voor een kartel te vormen om zo samen de strijd aan te gaan tegen de katholieken[195]). Maar de liberalen weigeren eind september de samenwerking. De linkse beweging is van oordeel dat de liberalen niets willen doen om het lot van de werkman te verbeteren. De socialisten worden verplicht alleen te strijden. Zij vrezen voor de uitslag nu de liberalen niet met hen willen werken want het kartel vormt de enige manier om uit de 'klerikale klauwen' te raken[196]).
Gustave Croymans neemt toch de taak op zich om de socialisten te vertegenwoordigen tijdens de verkiezingen. De propagandamachine van alle politieke partijen komt volop op gang. Muziektochten, meetings en avondlijke plakbeurten zijn weer aan de orde. De socialisten krijgen maar een maand de tijd om de kiezers te overtuigen waarom zij moeten zetelen in de gemeenteraad[197]).
Maar een maand is te kort om een stevig georganiseerde katholieke partij uit het zadel te lichten. Dit is zo in 1903 en dat blijft zo in 1911. De katholieken behalen opnieuw de absolute meerderheid en al hun kandidaten zetelen in de gemeenteraad. De andere partij moeten het stellen met niets. Op de lijst van 4 jaar verliest de liberaal Breyne van de katholieke dokter Dumont[198]).
Tijdens de gemeenteraad van 11 januari 1912 strijden handelaar Jules Vandermeersch-Bigo en dokter Jean-Baptiste Dumont om de schepenpost voor 8 jaar. Vandermeersch haalt het met 7 stemmen tegen 1 voor Dumont, één gemeenteraadslid onthoudt zich. De dokter wordt tweede schepen van de stad Wervik[199]).
c. De uitbouw van het christelijk syndicalisme en de reactie
Enkele christen-democratische werklieden zijn ondertussen opnieuw gestart met de besprekingen over een coöperatieve. Emiel Ghesquière neemt het voortouw tijdens de bijeenkomsten bij het bestuurslid van het christelijk syndicaat Alfons Pype[200]) uit de Donkerstraat. Ze organiseren met enkele mensen geregeld huisbezoeken om zo financiële steun te verwerven bij de christene werklieden. Na het bezoek van een 40-tal arbeiders lekt de hele operatie uit. De geheimdoenerij hoeft niet langer en er wordt gezocht naar een lokaal waar ze de nodige werken kunnnen uitvoeren. Van tegenstand van pastoor Godderis is geen spoor meer. Wellicht heeft hij zich bij de situatie neergelegd. De nood aan een stevig blok tegen het socialisme is te groot om de eigen beweging aan het wankelen te zetten.
De christen-democraten pachten een oude bakkerij en mogen het materiaal overnemen voor 300 Bfr. Maar de tegenstand van de bakkers is groot. De verhuurster van de bakkerij krijgt een beter aanbod van de bakkers en verbreekt het contract met de werklieden. Zij moet enkel een schadevergoeding betalen van 300Bfr.
Gelukkig vinden ze een herberg in de Ooievaarstraat waarvan de eigenaar een akkoord sluit met de christen arbeiders. Op 20november 1912 viert de christelijke werklieden dan de officiële stichting van de samenwerkende maatschappij 'Het Volksbelang'. De coöperatieve staat onder de bescherming van de Heilige Antonius en hun leuze luidt 'Door het Volk , Voor het Volk'.
Ze laten het hier echter niet bij. Twee weken later dienen ze reeds een aanvraag in om een bakkerij op te richten in de Duivenstraat 23. Na de goedkeuring van het schepencollege volgt onmiddellijk de bouw van een gebouwtje waar men een oven plaatst. Leopold Vandekerckhove bakt op 6 januari 1913 de eerste broden en leidt daarmee de werking in van 'Het Volksbelang'.
Het wordt een waar succes. De eerste week mag Vandekerckhove 800 broden bakken van 2 kilogram, de week daarop 1000 en de derde week al 1200. De 'brooddrager' van de christelijke coöperatieve Gustave Delmotte vraagt al vlug om assistentie om de broden naar de arbeiders te dragen. Eind 1913 helpt Alfons Pype hem.
Na een lijdensweg van 2 jaar mogen de christen-democraten de werking van hun coöperatieve een geslaagde operatie noemen[201]).
Wellicht zal door het succes van de christelijke coöperatieve het aantal leden van het syndicaat ook toenemen. Hun 'Jonge Wacht' kan rekenen op 200 mannelijke leden die instaan voor de propaganda voor de christelijke organisaties en de katholieke partij[202]). De socialistische partij is woedend en verwijt de christen-democraten na-aperij enkel om de socialistische werking te vernietigen. Ze verliezen terrein en dat zint hen niet. De arbeiders zijn niet langer aangewezen op de socialistische coöperatieve om goedkope levensmiddelen te kopen.
Met twee organisaties die zich nu volledig in dienst stellen van de arbeider groeit eveneens het besef tot organisatie want nog steeds betalen de patroons van Wervicq-Sud tot 10 Ffr. loon per week minder aan de arbeiders dan in Roubaix of Tourcoing[203]).
d. Wetgevende verkiezingen van 1912
In 1911 richten de socialisten een arrondissementsfederatie opgericht. Nu kan deze vereniging zijn nut bewijzen tijdens de wetgevende verkiezingen van 1912.
De socialisten van Wervik starten met een campagne voor algemeen enkelvoudig stemrecht, verplicht onafhankelijk onderwijs en degelijke pensioenen.
Ondanks de slechte ervaringen tijdens de verkiezingen van 1910 trachten zij opnieuw een kartel te vormen met de liberalen van het arrondissement maar deze beslissen alleen te strijden.
Vooral enkele kopstukken van de liberale partij van Wervik zouden tegen het kartel gestemd hebben. Het wordt pas duidelijk wanneer een liberaal uit Wervik een bijeenkomst bijwoont in het Volkshuis van Comines (B. ). Hij haalt uit naar de socialisten en verkondigt dat zolang hij deel uitmaakt van de liberale partij nooit een kartel zal gesloten worden met de socialisten van Wervik. De socialisten laten zich echter niet intimideren en vrezen de confrontatie met de liberalen en de katholieken niet.
Debrouwere, Emile Gryson en Gustave Croymans nemen het voortouw om de B. W. P. van het arrondissement Ieper te vertegenwoordigen op de verkiezingen van 2 juni 1912.
Zij moeten het opnemen tegen de ervaren mannen zoals de katholieken Colaert en Van Merris en de liberaal Nolf[204]). Zij zetelen al sinds het begin van de 20ste eeuw in de Kamer. Bij iedere verkiezing halen zij de meerderheid. Tijdens de laatste verkiezing steunen de socialisten openlijk de liberalen (ut supra) maar deze keer staan de liberalen er alleen voor. Er wordt met spanning uitgekeken naar de resultaten op 2 juni 1912. Bij de socialisten van het arrondissement Ieper groeit de hoop de collega's van het arrondissement Kortrijk te mogen vervoegen in de Kamer.
De uitslagen worden bekendgemaakt en Colaert, Van Merris en Nolf mogen hun vertrouwde plaats in de Kamer opnieuw innemen. Zij halen het met ruime voorsprong van de socialistische kandidaten[205]).
Tijdens de hele vooroorlogse periode heeft de werkliedenpartij niet kunnen proeven van de sfeer van overwinning. Telkens wordt zij in het nauw gedreven en moet ze de duimen leggen voor voornamelijk de katholieke partij. In Wervik ziet de toekomst er niet rooskleurig uit voor de socialisten. De christen-democraten hebben hun coöperatieve opgericht en winnen aan belang dankzij de steun van de Wervikse katholieke top.
I. Het politiek‑syndicale besluit
a. De moeizame organisatie
Voor de Eerste Wereldoorlog is in Wervicq-Sud nooit een tweede 'grote' langdurige staking geweest. Op 12 februari 1912 leggen de spinners van het bedrijf Vandermeersch-Plovier het werk neer met zoals altijd een eis tot loonsverhoging. De socialisten die het te druk hebben met de voorbereidingen van de wetgevende verkiezingen van 1912 besteden weinig aandacht aan de staking. De arbeiders zijn tevreden als ze op 4 april met een loonsverhoging terug aan de slag kunnen[206]).
Maar deze staking valt in intensiteit en gedrevenheid niet te vergelijken met die van 1907.
Ook de staking in de firma Gratry van 1914 verandert niets aan de situatie . Op 10 jauari leggen 70 werknemers op een totaal van 600 het werk neer. Zij eisen een salarisverhoging voor de verwerking van draad van slechte kwaliteit. Jules Gratry heeft zijn les geleerd in 1907 en kent na 4 dagen een loonsverhoging toe. De werknemers hervatten allen het werk op 14 januari 1914. Dit is tevens de laatste staking vaoor de 'Groten Oorlog'[207]).
Pas na de Eerste Wereldoorlog zullen de arbeiders zich massaal organiseren.
Ondanks het groeiend belang van het arbeidersorganisatie ontbreken nog veel arbeiders bij deze organisaties. In 1910 zijn maar 7 % van het totale aantal werknemers bij een vakvereniging aangesloten. Door het artikel 310 van het Strafwetboek wordt het stakingsrecht sterk verhindert. De zware boeten en gevangenisstraffen blijken de arbeiders af te schrikken om zich te verenigen en op te komen voor hun rechten[208]).
De organisatiegraad v de oorlog in Wervik is miniem. Het hoogtepunt valt gelijk met de staking van 1907. Het christen en het socialistisch syndicaat verenigen samen zo'n 650 arbeiders. Rond 1910 telt men zo'n 3593 industriearbeiders. Dit betekent dat in die periode slechts 18 % van de Wervikse arbeiders gesyndiceerd is.
Een groot aantal patroons is niet gesteld op gesyndiceerde arbeiders. Zij zijn bang van werknemers die zich georganiseerd hebben. Die zouden vlugger het werk neerleggen om te ageren tegen de patroon.
Ongeorganiseerde arbeiders zijn volgzamer. Wellicht is het daarom dat Wervicq-Sud en Wervik gespaard blijven van een algemene staking of een sterke stakingsgolf, uitgezonderd 1907. Bij de buren Halluin en Menen daarentegen nemen de syndicaten en de arbeiders geregeld het initiatief om het werk te staken. Het resultaat is dat de lonen in Halluin iets hoger liggen dan in Wervicq-Sud (ut supra). In Wervicq-Sud vindt men geen tekenen van organisatie, noch in syndicaten noch in coöperatieven of iets dergelijks[209]).
b. De liberale partij en de arbeiders
Enkele keren komt de liberale partij aan bod maar hoe zit het eigenlijk met hun werking en hun diensten voor de arbeiders van de stad?
Tussen 1830 en 1895 levert de liberale partij de burgemeesters voor de stad. Zij worden voornamelijk gerecruteerd uit de rijke Franssprekende families[210]).
Tijdens het begin van de 20ste eeuw vormt zij nog een geduchte tegenstander van de katholieke partij.
Tot 1903 organiseren zij samen met de socialistische partij meetings en optochten voor het algemeen enkelvoudig stemrecht[211]).
Daarna verziekt de relatie tussen de 'rode' en de 'blauwe' beweging in Wervik. Vermoedelijk zal de ruzie in de liberale burgersbond in 1904 een groot aandeel hebben in de veranderende houding. De socialisten ontvangen de uitgeslotenen met open armen. Deze mensen stichten met de steun van de socialistische leiders de mutualiteit 'De Werkman' (ut supra).
De liberalen nemen het niet en weigeren nog elke vorm van samenwerking met de linkse partij. Iedere verkiezing zoekt de B. W. P. toenadering tot de liberale partij en iedere keer wijzen de liberalen de socialisten af.
Op vlak van sociale actie speelt ze geen doorslaggevende rol. Ze werken vanuit de tweede linie. Als er een staking uitbreekt, zal zij nooit de voortrekkersrol nemen, dat doen de socialisten tijdens de vooroorlogse periode.
Maar de liberalen kunnen wel een aantal diensten aanbieden. Zo zijn zij de voorloper inzake de ziekenfonds. Reeds in 1877 richten zij de mutualiteit 'La Fraternité - De Broederlijkheid' op. Ze is afgestemd op mannelijke arbeiders. In 1911 stichten de liberalen de mutualiteit 'La Prévoyance - De Voorzienigheid' om aan de noden van de vrouwelijke arbeiders te voldoen[212]).
Op 29 november 1911 wijden voorzitter Paul Castelein en secretaris Robert Bryxis de liberale samenwerkende maatschappij 'Ons Huis' in, ruim een jaar na de inhuldiging van het socialistische 'Volkshuis' en een jaar voor de stichting van de christen-democratische maatschappij 'Het Volksbelang'[213]).
Blijkbaar boekt de liberale coöperatieve succes want eind 1912 vraagt ze of ze een feestzaal mag openen in de Vlamingstraat9[214]).
Hun muziekkorps 'Les Amis Réunis' is reeds in 1870 opgericht. Het amusement wordt gekoppeld aan het politieke want bij verkiezingscampagnes loopt zij, zoals het katholieke muziekkorps 'De Grote Harmonie'[215]), de straten af om zo stemmen voor zich te winnen.
c. De katholieke partij en de christen‑democratie
De katholieke partij hebben hun stevige basis te danken aan de christen-democraten die tijdens iedere verkiezing de kant kiest van de katholieke elite. Op politiek vlak spelen de christen-democratische leiders, die voornamelijk bestaan uit arbeiders, nauwelijks een rol. De dominantie van de rijke katholieken, zoals Verhaeghe, Dumont en Vandermeersch, overheersen de stem van de armere christenen zoals Alfons Pype en Emiel Ghesquière. Pas na de Eerste Wereldoorlog zal de christen-democraten hun plaats opeisen in de gemeenteraad (ut infra). De katholieke hegemonie in Wervik onstaat door de katholieke eenheid tussen rijk en arm.
Het vormt een moeilijk punt om te achterhalen wat het motief is voor de eenheid maar waarschijnlijk speelt de geestelijkheid een grote invloed als onderhandelaar tussen de twee groepen. In Wervik heerst ook nog een dorpsmentaliteit waar de dokter, de pastoor en de onderwijzer als het ware het hoge woord voert en waarbij de arbeider zijn pet afneemt en ja knikt.
De christen-democraten besluiten in 1907 het volledig op te nemen voor de verdediging van de arbeider. In datzelfde jaar sluiten het christen syndicaat zich aan bij het 'Centraal Verbond der Christene Textielbewerkers van België'. Het 'Verbond' zorgt voor financiële steun. Op deze manier kan het syndicaat zich volledig storten op de arbeiderskwestie.
Eén van de arbeiders die zich bindt aan de christen-democratische organisaties is Emiel Ghesquière. Hij zal het voortouw nemen inzake nieuwe initiatieven.
In 1912 zorgt hij er, samen met enkele andere arbeiders, voor dat een christelijke coöperatieve en bakkerij wordt gesticht uit de grond wordt gestampt.
Hij wordt aangesteld als secretaris van het christen-democratisch syndicaat en tijdens de tussenoorlogse periode stelt hij zich in Wervik volledig in dienst van de grensarbeiders.
d. De moeilijkheden van de socialistische partij
De arbeider zit gekluisterd aan het catholicisme van de geboorte tot het overlijden[216]). Op deze manier kan de B. W. P. in Wervik nooit een grote partij worden. Op politiek vlak verliest ze de ene strijd na de andere. De wet van 1895 speelt zeker niet in hun voordeel.
De socialisten leggen zich niet neer bij de tegenslagen en voeren gedreven oppositie tegen de Wervikse elite en de Franse pastoors. Hun acties mogen niet veel baten want de situatie blijft zo goed als onveranderd.
Maar op organisatorisch vlak blijft de linkse groepering maar uitbreiden. In 1907 stichtte de B. W. P. de verzekeringsmaatschappij 'La Prévoyance Sociale' met als doel de winsten te gebruiken als steun voor de partij en van zijn pers. De verzekeringsagenten zorgen eveneens voor de verspreiding van de socialistische ideeën[217]).
In Wervik neemt Emile Vanraes het initiatief om halverwege 1912 een verzekeringsmaatschappij met de naam 'La Prévoyance Sociale' op te richten[218]). Hij wordt op deze manier de link tussen de socialistische partij en de leden. Hij krijgt zo de mogelijkheid om aan populariteit te winnen. Hij treedt meer en meer op de voorgrond ten koste van Gustave Croymans die na drie opeenvolgende politieke nederlagen wellicht tot het besluit is gekomen dat hij nooit een tweede 'Slunse Debunne' zal worden.
J. Het sociaal‑economische besluit
De toename van het aantal bedrijven, voornamelijk textielfabrieken, in Wervicq-Sud zorgt ervoor dat een grote vraag ontstaat naar Belgische arbeiders.
De Franse gemeente kan niet voldoen aan de vraag en door de toenemende formaliteiten in Frankrijk daalt zelfs het aantal arbeiders in Wervicq-Sud.
In Wervik beschikt men niet over voldoende industrie maar wel over genoeg arbeiders. Die vinden al vlug hun weg naar Frankrijk.
Van de agressiviteit die er heerste tijdens de 19de eeuw is niet veel meer te merken tijdens het begin van de 20ste eeuw, vermoedelijk omdat geen spoor van tekort aan werkgelegenheid te bespeuren valt[219]).
De lonen blijven evenwel laag ondanks de grote vraag naar arbeiders. Bij een parlementair onderzoek in 1903 blijkt dat de lonen abnormaal laag liggen in de grensstreek.
Naast deze vorm van uitbuiting komt nog eens de misbruiken, zoals kinderarbeid en te lange arbeidsduur, die alom heersen in de textielnijverheid in het Noorden van Frankrijk.
Niettemin zoeken vele Belgen uit het Vlaamse hinterland, dankzij de verbetering in de mobiliteit, de grenszone op om te kunnen Werken in Frankrijk. Vlaanderen biedt geen werkgelegenheid aan de grote massa arbeiders die er wonen.
Zo gebeurt het ook dat arbeiders uit Roeselare en omstreken zich vestigen in Wervik. Een deel blijft tijdens de week wonen in een kamertje in de stad om in het weekend opnieuw te vertrekken naar zijn geboortestreek. Hotels zoals onder andere de 'Macote', 'Hotel de la Gare' en 'Tivoli' op de Statieplaats, het 'Stadhuis' op de St. -Maartensplein, de 'VijfWegen' in de Speldenstraat en de 'Witte Leeuw' in de Leiestraat en herbergen zoals 'In de Kroone' in de Molenstraat bieden slaapgelegenheid aan de grensarbeiders[220]).
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[43])Men kan merken dat er verschillen zijn in de Franse tellingen en Belgische tellingen. Toch blijkt uit beide dat het grensarbeidersaantal toeneemt in de periode 1896‑1914.
Uit de Belgische telling blijkt dat het totaal aantal grensarbeiders in 1896 29000 bedraagt waarvan 14700 of 51 % West-Vlaamse grensarbeiders. In 1910 telt men volgens hem al 40300 Belgische grensarbeiders, waarvan 21750 of 54 % uit West‑Vlaanderen. (THEYS Juliaan, Op. Cit. , p. 36)
[44])De 'Compagnie du Nord' is een spoorwegmaatschappij die instaat voor het treinvervoer in 'le Nord'.
[45])In 1903 wordt deze beslissing toegepast op heel het Franse spoorwegennet. (LENTACKER Firmin, Op. Cit. , p. 270. )
Op het einde van de 19de eeuw bestaat een 'Ligue de défence des intérêts du commerce et de l'industrie français' die het opneemt voor de handelaars die willen leven van hun handel, voor de arbeiders die hun lonen willen behouden en voor de verhuurders die hun huizen willen verhuren. Zij zijn er niet gelukkig mee dat de vreemde werklieden kunnen genieten van kortingen op het spoorwegennet. (LENTACKER Firmin, Les frontaliers dans la région du Nord, in: Revue politique et parlementaire, LXI, 1959, p. 474). In zijn boek 'la frontière franco-belge, étude . . . ', schrijft F. LENTACKER over de 'Ligue de défense du travail national' i. p. v. 'Ligue de défence des intérêts du commerce et de l'industrie français'. Het gaat hier om dezelfde organisatie.
[46])LENTACKER Firmin, Op. Cit. , p. 270.
[47])'La Croix du Nord' en 'l'Avenir de Roubaix - Tourcoing' zijn voorbeelden van kranten die een vertekend beeld geven van de grensarbeiders.
[48])'Te Roubaix noemt men ons de 'boterpotten', omdat wij met ons de margarine voor eene geheele week medebrengen. ' (Geciteerd uit: DE WINNE A. , Door Arm Vlaanderen, Leuven, s. n. , 1982, p. 163)
[49])Op 3 april 1903 verspert een groep Franse ontevredenen de grens voor de Meense arbeiders die tewerkgesteld zijn bij Jules Gratry. De Fransen houden de blauw-wit-rode vlag omhoog en zingen luidop de 'Marseillaise'. (LENTACKER Firmin, Op. Cit. , p. 268)
[50])De 'Ligue de défense du travail national' (= Liga ter verdediging van de Franse nationale arbeid), wordt geleid door Philippe Dannely, metaalgieter in Louvroil en oud-voorzitter van de Syndicale Kamer van metaalbewerkers uit het bassin in Maubeuge. (LENTACKER Firmin, la situation des travailleurs belges en France, in: Les relations franco-belges de 1830 à 1934. Actes du colloque de Metz, 15‑16novembre 1974, Metz, 1975, p. 180)
[51])Philippe Dannely, promoter van de 'Ligue de défense', richt een open brief aan de senators uit het Noorden van Frankrijk. Hierin schetst hij een somber beeld van de industriestad Halluin. Hier vindt men verlaten woningen terwijl de Belgische buur Menen pronkt met zijn prachtige winkels en bewoonde huizen.
Hij eist een invoering van een taks die zou dienen voor de Franse verhuurders die hun huizen willen verhuren en voor de Franse handelaars die hun koopwaren willen verkopen. Enkel op deze manier kunnen steden als Halluin de uitstraling krijgen van Menen. (LENTACKER Firmin, Op. Cit. , p. 269)
[52])Op 10 mei 1907 dient de Franse volksvertegenwoordiger Defontaine een wetsvoorstel in dat tot doel heeft de wet van 8 augustus 1893 aan te vullen. De verblijfsbelasting van 46 sous zou uitgebreid moeten worden tot vreemde werklieden die 's morgens in Frankrijk aankomen en 's avonds terug huiswaarts keren. Hij raamt hun aantal op een 50000-tal.
Volgens hem moeten deze werklieden ook elke week hun verklaring in het gemeentehuis vernieuwen. (Arbeidsblad, 1907, p. 967)
[53])'En 1892, le Commissaire spécial d'Halluin signalait la multiplication des établissement belges sur sa commune depuis l'application des nouveaux tarifs douaniers. ' (LENTACKER Firmin, Op. Cit. , p. 165)
[54])De Arbeidscommissie treedt enkel bij tot het voorstel waarbij alle vreemde werklieden zich moeten inschrijven en verantwoorden in het stad- of gemeentehuis waar zij tewerkgesteld zijn. (Arbeidsblad, januari 1904)
Deze wet dateert reeds van augustus 1893 en houdt enkel een vernieuwing in omdat ze uitgebreid wordt naar de grensarbeid. (LENTACKER Firmin, Op. Cit. , p. 268)
[55])Le Nord is een Noord-Frans departement waartoe Lille, Roubaix, Tourcoing, Comines, Halluin en Wervicq-Sud behoren.
[56])De patroons zoeken zelf arbeiders in België en bieden hen schamele lonen aan maar deze blijken nog steeds heel wat hoger te liggen dan de lonen in Vlaanderen.
Naar Franse normen zijn ze te laag en de vele Franse arbeiders kunnen dit niet verkroppen. (LENTACKER Firmin, Op. Cit. , p. 271 en p. 165)
[57])Vertaald uit: LENTACKER Firmin, Op. Cit. , p. 272.
[58])August Debunne, geboren in Menen op 15/11/1872, socialistisch volksvertegenwoordiger, zal zich openlijk tegen het amendement Ceccaldi verzetten. Al enige jaren betalen vreemde werklieden 42sous (2,10 Bef) om in Frankrijk te mogen werken. Debunne wil geen uitbreiding van deze wet en houdt geregeld redevoeringen in de Kamer om zijn ontevredenheid te uiten over dit wetsvoorstel. (SBK, JB. 3403, 5341, Verkiezingspamflet, De Fakkel - Kiespropaganda‑ Orgaan der grensgemeenten, 1, 15/02/1910)
[59])De werkgevers houden er niet van 20 % taksen te moeten betalen terwijl ze niks in ruil krijgen. De taksen kunnen daarnaast leiden tot stakingen en de vraag om hogere lonen, wat niet gunstig is voor de export en de Franse economie. (LENTACKER Firmin, Op. Cit. , p. 273) Het is ook zo dat de patroons die een bedrijf gevestigd hebben in Frankrijk heel veel Belgische arbeiders tewerkstellen omdat die hard willen werken voor lage lonen (ut supra).
[60])Adolf Daens, de priester uit Aalst die zetelt in het Belgische parlement en die het opneemt voor de Vlaamse arbeider, reageert op dit voorstel en begrijpt niet waarom het rijke Frankrijk een deel van de lonen wil van de arme Vlaamse arbeiders. (LENTACKER Firmin, Op. Cit. , p. 274. )
[61])Volgens een Franse telling uit 1906 telt het departement 'le Nord' 22000 Belgische arbeiders die niet in Frankrijk wonen. De Belgische overheid telt in 1910 22000 West-Vlamingen die in Frankrijk werken. (LENTACKER Firmin, Les frontaliers dans . . . , p. 475)
[62])Dit blijkt uit de vele dossiers die het Ministerie opmaakt over de grensarbeid. Petities, ontevreden brieven en Franse wetsvoorstellen vullen de dossiers op het Ministerie.
[63])Met economisch liberalisme bedoelt men de vrijheid die de werkgever heeft om werknemers aan te werven zonder rekening te moeten houden met grenzen. Hij zoekt op de markt van vraag en aanbod naar goedkope arbeidskrachten en de Franse patroons vinden die in België. Ook de werknemer geeft de keuze om op het aanbod in te gaan of niet.
De Franse overheid meldt zich bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Brussel op het eind van de 19de eeuw. De Fransen willen Belgische arbeiders recruteren maar het Ministerie antwoordt dat ze zich maar moeten richten op de markt van vraag en aanbod. De Belgische overheid wil de vrije keuze van de arbeider respecteren. (LENTACKER Firmin, La frontière franco-belge, . . . , pp. 274‑275)
[64])BALTHAZAR H. , Ibid.
[65])Naast het 'goddeloos contact' tussen Belgische christenen en Franse socialisten speelt de onkennis van het Frans ook een rol als taalbarrière tussen rijk en arm in België. Het gebruik van het Frans in Vlaanderen vormt een sociale barrière. Het Belgische establishment ziet liever geen verandering in deze situatie en hoopt dat de barrère behouden blijft.
[66])Fenomen als frauduleus en strijdlustig zijn, last hebben van overmatig alocoholverbruik, . . . worden allemaal toegeschreven aan de grensarbeid. De Belgische katholieken spelen in de kaart van de Franse 'Ligue de défense' wanneer ze verklaren dat de criminaliteit in Frankrijk stijgt daar waar Vlaamse arbeiders tewerkgesteld zijn. (EECKHOUT G. , Op. Cit. , pp. 271 - 272)
[67])Vooral de periode tussen 1899 en 1904 met de regeringen van Waldeck-Rousseau en Combes boezemt de katholieken in België veel schrik in. Zij zien hun arbeiders liever niet overgeleverd aan deze 'duivels'. Zij hebben immers de scheiding van Kerk en Staat ingevoerd in Frankrijk. (LENTACKER Firmin, La frontière . . . , pp. 258 - 259)
[68])BALTHAZAR Herman, Op. Cit. , pp. 18 - 22.
[69])MICHIELSEN Leo, Geschiedenis van de Europese arbeidersbeweging, deel I tot 1914, Brussel, Frans Masereel Fonds vzw, 1976, pp. 181‑189.
[70])DEFOORT Hendrik, Op. Cit. , pp. 20 - 22.
[71])Met deze opstand wordt bedoeld de staking van maart en april 1886 in het Waalse industriebekken. De oorzaken van deze agitatie zijn de beslissingen van de Belgische patroons om de lonen te verlagen en de arbeidsduur te verhogen tijdens de crisisjaren 1884- 1886. Daarnaast worden de arbeiders permanent bedreigd met werkloosheid. Op 18 maart 1886 viert een anarchistische groep in Liège de 15de verjaardag van de Parijse Commune. Ze houden er tevens een meeting die de aanleiding geeft tot plunderingen en straatgeweld. Daarna volgt een stakingsgolf die zicht uitbreidt over het industriebekken van Charleroi en het Centrum. De stakers vrezen niet om kastelen en fabrieken in brand te steken en machines te vernielen. Het leger grijpt in en begin april 1886 loopt de beweging ten einde. Enkele aanhangers van de socialistische partij, zoals Edward Anseele, worden geviseerd, hoewel zij geen echte rol opeisen tijdens de staking. Ze worden zelfs opgepakt en gerechterlijk vervolgd. (LUYCKX Theo, Politieke geschiedenis . . . , pp. 201 - 202)
[72])Gepensioneerde grensarbeiders verklaren dat het mogelijk is dat je uit de fabriek gezet kon worden omwille van je overtuiging. Vooral socialisten en later communisten worden geviseerd. Ze staan bekend als oproerkraaiers.
[73])[. . . ] de werkzaamsten vriend broodroven en uit Frankrijk bannen, anderen zijn met hetzelfde lot beschoren. Dit betekende de val onzer Socialistische Werkersvereeniging. ' (Geciteerd uit: Het Volksrecht, 21/08/1910) Tijdens deze eerste fase van socialistische activiteiten zijn geen bewijzen te vinden van Gentse invloed. Wellicht zal die hulp er wel geweest zijn maar niet zo nadrukkelijk zoals dat in Menen het geval was.
[74])WITTE Els, CRAEYBECKX Jan en MEYNEN Alain, Politieke geschiedenis van België van 1830 tot heden, Brussel, Standaard Uitgeverij, 1997, p. 120.
[75])Gedeeltelijk overgenomen uit: VAN EENOO R. , Algemene inleiding tot de geschiedenis II, Gent, UG (onuitgegeven cursus 2de kandidatuur), 1996‑1997, pp. 18‑19)
[76])WITTE Els, CRAEYBECKX Jan en MEYNEN Alain, Op. Cit. , pp. 121‑122.
[77])Dit is eveneens de gewoonte bij de volgende Wervikse burgemeesters dat ze tot hun door de stad blijven besturen. August Delva overlijdt in 1903 als burgemeester, August Verhaeghe in 1915, Paul Leroux in 1933 en de laatste in de rij Ernest Vandecandelaere in 1950.
Jean-Baptiste Dumont, de vervanger van August Verhaeghe vormt een uitzondering. Hij wordt dan ook in een onverwachte situatie burgemeester van de stad (ut infra). (DEPUYDT Dieter, Wervik op politiek vlak: evolutie tot Wereldoorlog II, in: Verslagen en Mededelingen van de Stedelijke Oudheidkundige Commissie Wervik. Jaarboek 1997‑1998, pp. 4‑5.
[78])Wervicq-Sud, annuaire du Nord, Lille, Ravet Anceau, 1905, p. 1688.
[79])Wervicq-Sud, . . . , 1914, pp. 1537 - 1538.
[80])DEFRANCQ R. , Op. Cit. , pp. 126 - 127.
[81])[. . . ] Considérant que l'augmentation de la population s'est produit exclusivement dans la classe ouvrière par l'arrivée de nombreux étrangers, venant avec leur ménage chercher des moyens d'existence dans les françaises, situées le long de la frontière; [. . . ] (Brief van de gouverneur van West-Vlaanderen aan de pastoor van Wervik, 05/03/1906, geciteerd uit: DEFRANCQ R. , Op. Cit. , pp. 121 - 122)
[82])De socialisten hebben het over 2000 Wervikanen die dagelijks zo'n vier maal de brug overmoeten om hun brood te verdienen in Frankrijk. (Het Volksrecht, 13/02/1910)
[83])THEYS Juliaan, Op. Cit. ,p. 35‑36.
[84])MAHIEU Johan en MAMPUYS Jozef, Op. Cit. , s. p.
[85])Kronieken van de christelijke vakbeweging van het arrondissement Ieper, s. n. , s. l. , s. d. , s. p.
[86])In totaal vinden 1887 Wervikanen werk in de textielnijverheid in Frankrijk. Dit betekent 82% van het totaal aantal grensarbeiders in Wervik. De tweede grootste groep, nl. 208 arbeiders of 9 %, werken in de papierindustrie van Bousbecque ('Papierekot van Dalle'). Handels- en nijverheidstelling 1910, p. 633.
[87])Het Volksrecht, 21/08/1910.
Een coöperatieve is een kapitalistische vennootschap met speciale modaliteiten. Zo'n vennootschap wordt gevormd door vennoten waarvan de bijdragen veranderlijk zijn en niet kunnen overgedragen worden aan derden. Maar de term coöperatief geldt niet volledig voor de coöperatieven die gelinkt zijn aan de politieke partijen. Niet het kapitaal en de arbeid van de leden wordt samengevoegd, enkel een inleg. (MICHIELSEN Leo, Op. Cit. , Brussel, F. Masereel Fonds vzw, 1976, p. 201)
[88])Als men het adres bekijkt van de coöperatieve, namelijk de Magdalenastraat 72, dan ligt dat volgens het adressenboekje van 1911 heel dicht bij de woning van Hilaire Debacker in de Magdalenastraat 76. Hilaire Debacker is één van de pioniers van de Wervikse afdeling van de Werkliedenpartij. Natuurlijk dateert de coöperatieve van het einde van de 19de eeuw en de eerste jaren van de 20ste eeuw terwijl het adressenboekje pas in 1911 gedrukt wordt. Door de toevloed van inwijkelingen zullen er ondertussen al arbeidershuizen bijgebouwd zijn en zal de nummering al verschillen. Wat in 1900 Magdalenastraat 72 is, kan in 1911 Magdalenastraat 76 zijn. Hoe dan ook, de wederzijdse invloed tussen Hilaire Debacker en de leden van de coöperatieve valt niet te onderkennen.
[89])Het Volksrecht, 25/10/1903, 13/03/1904 en 22/10/1905
[90])DEFOORT Hendrik, Op. Cit. , pp. 77 - 86.
[91])AMSAB, S. M. De Plicht, 137. 1 Verslagboek. Aktie Menen. Algemene vergadering, 27/08/1901.
[92])Deze socialistische federatie is een voorloper van de socialistische arrondissementsfederatie van Ieper dat in 1911 gesticht wordt (ut infra).
[93])DUVOSQUEL Jean-Marie, Les premières manifestations du socialisme et la fondation de la section local du P. O. B. à Comines (1894-1914), Comines, ed. du Foyer Culturel Emile Gryson, 1967, s. p. & VERHEYE Staf, Van arbeider tot minister, Gust Breyne, een levensverhaal, s. l. , s. n. , s. d. , p. 22.
[94])Het Volksrecht, 02/03/1902.
[95])In 1902 maakt Paul Ferrant, mede-eigenaar van Cousin frères en katholiek gemeenteraadslid van Comines (B. ) zich niet populair door een jonge werkman te ontslaan. Een 20-tal jonge werklieden klagen omdat zij maar 7fr. /week verdienen terwijl hun volwassen collegae 13 à 14fr. /week verdienen. Eén van hen trekt zijn stoute schoenen aan en dient klacht in bij de heer Ferrant. Die zet prompt de man aan de deur. De andere werknemers nemen die situatie niet en leggen het werk stil. De patroon wordt ertoe verplicht de man terug in dienst te nemen.
De socialisten zien in deze overwinning een teken dat de arbeiders zich moeten verenigen want enkel op deze manier kunnen ze successen boeken tegen het patronaat. (Het Volksrecht, 17/08/1902)
[96])MICHIELSEN Leo, Op. Cit. , p. 207.
[97])In september 1903 ontstaan 3 gedeeltelijke stakingen waarvan de laatste nog aan de gang is als de algemene staking uitgeroepen wordt.
Op 30 september eisen de arbeiders van een weverij een loonsverhoging. De eigenaar weigert die toe te staan en de werknemers zetten de staking in. De dag erna leggen ook de arbeiders van 2 andere weverijen uit Armentières het werk neer.
De beweging breidt in de volgende week uit naar omliggende steden. Op 8 october kent de staking zijn hoogtepunt en liggen de weverijen van Lille, Bailleul, Halluin, La Gorgue-Estaires, Comines (F. ), Wervicq-Sud, Roncq, Bousbecque, Linselles, Hazebroucq en Roubaix plat. In totaal zijn 150 weverijen verlaten die samen 47500 mensen tewerkstellen. (Arbeidsblad, december 1903, p. 1278)
[98])De Vooruit, 08/10/1903 & 09/10/1903.
[99])Arbeidsblad, december 1903, p. 1279.
[100])Tijdens de vooroorlogse zijn er tijdens de gemeenteraadsverkiezingen twee lijsten, één van 4 jaar en één van 8 jaar. In 1907 hebben opnieuw nieuwe gemeenteraadsverkiezingen plaats voor de lijst van 4 jaar.
[101])De Vooruit, 10/10/1903.
[102])Het Volksrecht, 27/09/1903.
[103])De Vooruit, 20/10/1903 & Het Volksrecht, 25/10/1903.
[104])Het Volksrecht, 15/11/1903.
Léandre Decroix-Dumulier baat l'Estaminet 'In den Snoek' op het Steenakker 18 uit. De herberg ziet er uit zoals de andere, met een 'buzestove' in het midden en daarnaast een spuugbak.
De invloed van Menen is blijkbaar nog steeds aanwezig op het Werviks socialisme:
'Tussen het kliënteel van dit stamcafé bevindt zich dikwijls een haveloze jonge man uit Menen, die 's avonds tussen donker en klaren zijn ideeën over socialisme komt uiteenzetten. August - toen slunse Debunne genoemd - krijgt de sympathie van zijn toehoorders, die in een omhaling elk een som uitleggen om hem een nieuwe broek te kopen. 'In den Snoek' is een voorloper van het 'Volkshuis'. ' (Geciteerd uit: LEMAN Walter, Kroegentocht door . . . , p. 58)
[105])Het Arbeidsblad, augustus 1904, p. 793.
[106])Het Volksrecht, 24/04/1904 & Kronieken van de Christelijke Vakbeweging van het arrondissement Ieper, 1900-1990, s. l. s. n. , s. d. , p. 26.
[107])Wat het juiste motief is achter deze daad is me onbekend. Een onderzoek in het 'Liberaal Archief' bracht geen oplossing. Ook de liberale kranten van het arrondissement Ieper, 'Le Progrès' en 'Nieuwsblad van Yperen en van het arrondissement' bieden geen uitsluitsel over de problemen in de Wervikse 'Burgersbond'.
[108])Het Volksrecht, 05/11/1911 & 23/06/1912.
Wellicht richten ze een socialistische mutualiteit op om de ontevreden en linksgezinde leden van de liberale mutualiteit (ut infra) op te vangen.
[109])'Nous considérons la loi sur le travail des enfants comme un bienfait, pourvu que, mise en rapport avec les nécessité des industriels, elle ne [froisse] pas trop grandement leurs intérêts et n'apporte aucun perturbation au travail [. . . ] Or les classes du midi fait perdre le neuvième du temps de travail et augmentent aussi les frais généraux d'un neuvième. Les ouvriers qui doivent accompagner les enfants à l'école coûtent au patron un demi-heure par jour: c'est véritable impôt indirect qu'on lui impose. [. . . ] Exclure un enfant de l'usine, durant une semaine, c'est voler 45 francs à l'employeur, car les fileurs chôment durant l'absence des rattacheurs. Quant à la séparation des sexes réclamée par le préfet, c'est une utopie. (brief van katoenwevers van Lille aan de minister van Arbeid, 20/08/1845, geciteerd uit: PIERRARD Pierre, L'Eglise et les ouvriers en France (1840 - 1940), s. l. , Hachette, 1984, p. 82)
[110])De ouders willen via het loon van hun kinderen het gezinsinkomen verruimen.
[111])O. a. Martha Desrumeaux, gedreven communiste tijdens de tussenoorlogse jaren (ut infra), wordt als hulp-bobijnster in de firma Cousin frères in Comines (F. ) aangesteld hoewel zij 'l'âge minimum légal' nog niet bereikt heeft. (MAITRON Jean, Dictionnaire du . . . , p. 134)
[112])Rapports sur l'application des lois réglementant le travail en 1903, p. 79.
[113])DEFOORT Hendrik, Op. Cit. , p. 55; p. 66 & p. 106.
[114])AMSAB, S/95/167, Dossier 'La grève de Moen du 23/01/1905‑14/02/1905.
[115])DEFOORT Hendrik, Op. Cit. , p. 106 - 110 & MAITRON Jean, Op. Cit. , p. 284 & Het Volksrecht, 22/03/1903.
[116])ADN M 625/82, Grèves des tisseurs Halluin - Wericq, Grèves Gratry Wervicq - Halluin, 05/01/1907 - 28/05/1907; Commissaire de Police de Comines au Préfet du Nord, 05/01/1907.
[117])De eisen van de stakers zijn de volgende:
1. Loonsverhoging van 15 % op alle werken met gareninslag
en 25 % met katoenen inslag
2. Brede galonwever 1 Ffr. / montage
3. Smalle galonwever 0,50 Ffr. / stuk
4. Als het werk opgelegd op de getouwen versmalt, dan mag het loon in evenredigheid afgetrokken worden, wanneer het verbreedt, dan moet het loon verhogen
5. Er moet meer orde in de bestellingen
6. Stukken moeten gemeten worden met een machine
7. Gezondheidsmaatregelen in acht nemen betreffende de gemakken [= w. c. 's]
8. Uitvoeren van de beloften van 1902 tegenover de wevers. Zij werden toen een loonsverhoging beloofd als ze slechte grondstoffen moesten verwerken. Die loonsverhoging is er nooit gekomen.
(De Vooruit, 09/01/1907)
[118])De Vooruit, 09/01/1907.
[119])DEFOORT Hendrik, Op. Cit. , p. 55 en p. 66.
[120])Maar zij hernemen het werk reeds op 21 januari 1907 nadat de scheersters een loonsverhoging van 0,10 Ffr. per afgewerkt product toegewezen krijgen. Op deze manier wordt de druk op de patroon opnieuw verlegd naar de arbeiders. (ADNM 625/82, Id. , Commissaire de Police Hutin au Préfet du Nord, 21/01/1907)
[121])Zo staat het ongeveer geschreven in een oude catechismus van mijn grootvader die in Wervik les gevolgd heeft tijdens de vooroorlogse periode (nl. van 1910 tot 1916) in Wervik. 'Onder, links, paardmenschen vertrappen de ketters, degenen die onrechtvaardige rechtsgedingen met iemand begonnen, of door goddelooze boeken en kranten den godsdienst bestreden. ' En is het niet de taak van de christenen om vergevingsgezind te zijn. Toen blijkbaar niet want aan de leerlingen in de lagere school wordt verteld dat 'de folteringen der verdoemden altijd zullen duren, bijgevolg wie eens de hel ingaat, die komt er niet meer uit. Verwittigd zijn alle kinderen die willen luisteren!
(Catechismus met platen opgeluisterd, Paris, Maison de la Bonne Presse, s. d. , s. p. ) Waarschijnlijk gaat het om de catechismus waarover René Defrancq spreekt in zijn boek 'Bijdragen tot de geschiedenis van Wervik'. 'Om de Vlaamssprekende bevolking tegemoet te komen werd in 1909 te Parijs een Vlaamse catechismus gedrukt. In Noord-Frankrijk vond hij een ruime verspreiding. '
[122])Het 'St. -Paul' of na de Eerste Wereldoorlog het 'St. -Pol' genoemd is een gebouw in de Duivenstraat. De geestelijkheid bezit het gebouw en de jongerencongregatie is er in gehuisvest. Het christelijk syndicaat mag waarschijnlijk een grote zaal gebruiken om hun vergaderingen en meetings in te houden. De socialisten hebben het dan ook steeds over de 'mannen van het St. -Paul' als ze spreken over de christelijke syndicale voormannen tijdens de staking van 1907.
[123])Sinds het ontstaan op 1 januari 1903 van het Centraal Verbond der Christene Textielbewerkers van België streven de bezielers ervan om de christelijke syndicaten van het land te verenigen onder hun vleugels. Vooral de werkstakingen bieden een prachtige mogelijkheid om hun nut te laten blijken. De tussenkomst van de centrale weerstandskas (uitbetalen van stakersvergoedingen aan de leden) overtuigt vele syndicaten om zich aan te sluiten bij het Centraal Verbond. Daarom loopt het aantal aangesloten verenigingen op van 42 tegen het eind van 1907 tot 68 in 1911. (PAUWELS Luc, Recht en Plicht, honderd jaar christelijk syndicalisme in de textiel, 1886‑1986,, Gent, CCTKB, 1986, pp. 53 - 63)
[124])De Vooruit, 17/01/1907.
[125])De Vooruit, 23/01/1907 & 28/01/1907.
[126])ADN M 625/82, Id. , Commissariat de Police d'Halluin, 29/01/1907.
[127])Victor Vandeputte wordt geboren op 10/03/1875 in Halluin. Wever Vandeputte neemt als secretaris van de 'Syndicale Kamers van Textielarbeiders in Halluin' de verdediging van de textielarbeiders van zijn stad op zich.
Later wordt hij nog secretaris-generaal van de 'Bourse du Travail d'Halluin'. Begin 1914 vat Vandeputte post als secretaris van de Textielfederatie (waarschijnlijk van het departement 'Le Nord'). (MAITRON Jean, Op. Cit. , p. 284)
[128])Het ledenaantal is gedaald van 150 in 1904 tot 80 begin 1907.
[129])De Vooruit, 03/02/1907.
[130])De Vooruit, 04/02/1907.
[131])ADN M 625/82, Id. , Commissariat de Police de Halluin au Préfet du Nord,, 04/02/1907.
[132])ADN M 625/82, Id. , Le Capitaine de la Section de Roubaix au Préfet, 14/02/1907.
[133])ADN M 625/82, Id. , 16/02/1907.
[134])ADN M 625/82, Id. , 18/02/1907.
[135])ADN M 625/82, Id. , 17/02/1907.
[136])M 625/82, Id. , Juge de Paix de Quesnoy-sur-Deûle au Préfet du Nord, 26/02/1907.
[137])PAUWELS Luc, Op. Cit. , p. 58.
[138])De Vooruit, 04/03/1907.
[139])Het Volksrecht, 14/02/1907.
[140])ADN M 625/82, Ibid. , Commissariat de Police d'Halluin au Préfet du Nord, 02/03/1907.
[141])De Vooruit, 06/03/1907 & 15/03/1907.
[142])ADN M 625/82, Id. , Bourgmestre de Wervicq (F. ) au Préfet du Nord, 13/03/1907 en De Vooruit, 15/03/1907.
Wat het resultaat van deze staking is, is onduidelijk. De vrouw had tijdens de staking het werk in de firma Gratry al eens hervat. Natuurlijk nemen de socialisten het niet dat de gebroeders Saint-Léger een onderkruipsters in hun fabriek toe laten. Waarschijnlijk zijn de patroons op deze dreiging niet ingegaan.
[143])DEFRANCQ R. , Wervikse notabelen bij de eeuwwisseling. De Verhaeghes te Wervik, in: Iepers Kwartier, Ieper, III, 1967, p 3.
[144])'De Vooruit', 02/04/1907.
[145])De Vooruit, 14/04/1907.
[146])De Vooruit, 28/04/1907.
In de firma Gratry in Halluin zijn 1000 arbeiders tewerkgesteld waarvan 950 Belgen. De meerderheid van de Belgische arbeiders woont in Menen en is aangesloten bij de socialistische vakvereniging. Zij nemen het initiatief in handen om hun solidariteit te betuigen tegenover de Wervikse stakers. Op 6april dreigen zij ermee het werk neer te leggen als Jules Gratry geen onderhandelingen aanknoopt met de stakers. De patroon komt niet met een redelijk voorstel voor de dag en de Menenaars stoppen het werk op 18 april 1907. (DEFOORT Hendrik, Op. Cit. , pp. 156 - 157 & ADN M 625/82, Id. , Commissariat de Police d'Halluin, 29/01/1907)
[147])De Vooruit, 03/05/1907.
[148])ADN M 625/82, Ibid. , Capitaine de la Section de Roubaix au Préfet du Nord, 30/05/1907.
Eduard Andseele gaat zich bemoeien met de stakingsbeweging van Halluin en Wervicq-Sud. Op 28 mei treedt hij in discussie met Gratry en sleept een loonsverhoging uit de brand voor de werknemers uit Wervicq-Sud. In Menen daarentegen moeten de werknemers terug aan het werk zonder enig resultaat. De Menense arbeiders stemmen hier vreemd genoeg mee in en hervatten het werk. (De Vooruit, 29/05/1907 & DEFOORT Hendrik, 'Mijnheer Slunse', . . . , p. 157)
[149])Liber Memorialis, 1907
[150])Kronieken van de Christelijke Vakbeweging van het arrondissement Ieper (1900 - 1990), s. l. , s. n. , s. d. , p. 18.
Het Centraal Verbond heeft tijdens de staking voor bekwame sprekers gezorgd en heeft geholpen met de uitbetaling van de leden.
[151])Het Volksrecht, 21/07/1910 & Liber Memorialis, 1907.
Wie de voorzitter was in 1907 is onduidelijk maar in het Liber Memorialis meldt de priester dat Gustave Croymans verantwoordelijk is voor de bouw van het 'Maison du Peuple'. Tijdens de oorlog is Emile Vanraes zeker voorzitter van de mutualiteit 'De Werkman'. (SAW, Algemene briefwisseling 1914 - 1935, Brief van de voorzitter van de ziekenbond 'De Werkman' aan de burgemeester en voorzitter van het 'Hulp- en Voedingscomiteit', 02/06/1916)
[152])Volgens de plaatselijke geestelijkheid zijn rivierwachter Daerden en apotheker Croymans al enkele jaren goed bevriend. Omwille van een aantal ruzies tussen de apotheker Croymans en de arts en katholieke schepen van de stad Wervik Jean-Baptiste Dumont en omwille van de vriendschap en het contact met de socialist Daerden zou de apotheker gekozen hebben voor het socialisme. Hij zal zich tijdens de vooroorlogse periode nog opwerken tot de leider van de socialistische partij. (Liber Memorialis, 1905)
Waarom rivierwacher Daerden gekozen heeft voor het socialisme is me onduidelijk.
[153])Mensen uit de streek van Torhout, Tielt en Roeselare werken in Frankrijk omdat ze daar een salaris kunnen verdienen van 22 à 24Bfr. In hun eigen streek verdienen ze maar 10 à 11 Bfr. Om dichter bij hun arbeidsplaats te zijn, verhuizen ze naar de grensstreek. (LENTACKER Firmin, Op. Cit. , p. 272)
Grensarbeiders uit deze streek beslissen vooral na de eeuwwisseling hun woonplaats over te brengen van Midden - West-Vlaanderen naar de grensstreek. Het aantal grensarbeiders in het arrondissement Roeselare daalt van 985 in 1896 tot 525in1910. (THEYS Juliaan, Op. Cit. , pp. 36 - 37)
[154])Liber Memorialis, 1907. Tijdens de staking van 1907 delen de socialisten gratis exemplaren uit van de kranten het 'Volksrecht' en de 'Vooruit'. Misschien wijst dit op onrechtstreekse steun voor de socialisten uit Wervik voor van de B. W. P. uit Gent dat een grote rol speelt in het ontstaan en de uitbreiding van het socialisme in Zuid‑West‑Vlaanderen. (BALTHAZARH. , Op. Cit. , pp. 11‑29)
Zonder twijfel wil de socialistische centrale aan belang aan populariteit winnen in de grensstad nu de christelijke concurrent uit Gent ïnfiltreerde.
[155])SAI, Dossier repertorium van de pers in West-Vlaanderen, 1807 - 1914, s. p.
[156])Zo spreken de socialisten met de staking van 1911 over de bende van de Ferrants. Die zouden gretig gebruik maken van hun vuisten om de tegenstanders af te rossen. De bende van de Ferrants is een groep jongelingen die tewerkgesteld is in de firma Cousin frères. Paul Ferrant (1853-1912) heeft ondertussen zijn zonen Louis en Paul Ferrant (1885-1966) aangewezen als zijn opvolgers. De gebroeders Ferrant staan bekend als katholieke voorvechters. Vooral Paul Ferrant heeft invloed in Wervik. Hij woont eerst in de Ooievaarstraat, daarna in de Nieuwstraat. In 1908 start hij de bouw van een kasteel in de huidige Kasteelstraat, toen nog Sectie G (dicht bij de kapel). In 1914 wordt het kasteel door een brand geteisterd en na de oorlog gesloopt.
Door zijn aanwezigheid in de stad voor de Eerste Wereldoorlog heeft hij de mogelijkheid een oogje in het zeil te houden maar wordt hij ook een gemakkelijk doelwit van de socialistische partij. Door zijn aanwezigheid kunnen ze hem onmiddellijk raken en weten de arbeiders over wie de socialisten het hebben.
(Het Volksrecht, 23/07/1911 & Paul Ferrant-Dalle, . . . , p. 9)
[157])Croymans haalt 151 stemmen, Debacker 141. Een slecht resultaat dat het moreel aan 'rode' zijde geen goed doet. (Liber Memorialis, 1907)
[158])DUVOSQUEL Jean-Marie, Op. Cit. , 72 p.
[159])Liber Memorialis, 1908.
[160])SAW, Notulen van het College van Burgemeester en Schepenen, 29/10/1908.
[161])De socialistische partij van Menen had 6 jaar eerder een bakkerij geïnstalleerd en dit bleef niet zonder succes. De broodjes vlogen de deur uit en de leden stegen in gelijke mate. (DEFOORT Hendrik, Op. Cit. , pp. 100 - 102)
[162])Het Volksrecht, 18/04/1909.
[163])Het Volksrecht, 18/04/1909 & 23/07/1911.
[164])De toneelgroep 'Willen is Kunnen' biedt zowel aan de volwassenen als aan de kinderen de kans om hun artistieke kunnen tentoon te spreiden. (DEPUYDT Dieter, Op. Cit. , p. 18)
[165])BAILLEUR Roger, Negentig jaar 'Frère Schole' te Wervik, in: Jaarboek Stedelijke Oudheidkundige Commissie, 1988, p. 95.
[166])BAILLEUR Roger, Werviks oudst gekende school, in: Jaarboek Stedelijke Oudheidkundige Commissie, 1988, p. 59; Id. , Het Kloostertje, in: Jaarboek Stedelijke Oudheidkundige Commissie, 1988, pp. 77 - 85 & Id. , De gemeenteschool in beeld, in: Jaarboek Stedelijk Oudheidkundige Commissie, 1988, p. 132.
[167])Onderdeel Wervik onder de schoolstrijd (1878 - 1884) in DEFRANCQR. , Op. Cit. , pp. 100 - 102.
[168])SAW, Gemeenteraadsverslagen van de stad Wervik, 12/12/1919.
[169])Uit de interviews met de gewezen gransarbeiders blijkt dat de meeste onder hen in de fabriek terecht kwamen via de plaatselijke geestelijkheid. Hoewel de geïnterviewde mensen allemaal school gelopen hebben tijdens de jaren 1920, zijn deze verhalen wel representatief voor de situatie v de Eerste Wereldoorlog, gezien het grote aantal leerlingen (480 in 1903) dat toen al ingeschreven is in de Broedersschool.
Zij lopen school bij de Broeders Maristen. De broeder brengt met zijn laatstejaars een bezoek aan een fabriek en bezorgt de hele klas een job (Interview met Noel Clicque, 22/01/1999).
Ofwel komt een industrieel op bezoek en zoekt hij enkele leerlingen met goede resultaten. De directeur zoekt enkele kinderen in 'laatste klassen' en zorgt ervoor dat ze op de bureau mogen werken. (Interview met Gerard Decherf, 19/01/1999)
[170])'Velen zijn gedwongen naar Frankrijk te trekken met een briefje van M. pastoor waarop geschreven wordt dat de arbeider braaf, eerlijk en neerstig is, gaat naar de mis, vespers, lof en het St. -Paul. Hij is warm aanbevolen om hem in dienst te nemen. (Geciteerd uit: Het Volksrecht, 04/02/1912)
[171])Als voorbeeldje nemen we een werknemer van het 'papierekot' van Bousbecque waar nogal wat Wervikanen hun loon verdienen. De ultra-katholieke familie Dalle is eigenaar van de firma. Met de goedkeuring van de plaatselijke pastoor mag een arbeider zich aanbieden op het bureau. Met een goed rapport mag de man of de vrouw het werk aanvatten. In dit bedrijf werkt men met een ploegenstelsel en sommige van de werknemers hebben een nachtdienst. Wanneer ze de zaterdagnacht moeten werken, duurt dit tot zondagmorgen 6 uur.
Een deel van de arbeiders bezit geen fiets en doet de 5 kilometer tussen Bousbecque en Wervik te voet en dit na een hele nacht arbeid. Maar de zondag staat de patroon erop dat de arbeider de mis bijwoont. Dus gaat de werkman rechtstreeks van zijn werk naar de mis. Niet te verwonderen dat de mannen er in slaap vallen. Ook de patroons van de bedrijven in Wervik verplichten hun werknemers de mis bij te wonen. (Interview met Gerard Braem, 20/01/1999)
[172])Geciteerd uit: Het Volksrecht, 09/05/1909.
[173])Het Volksrecht, 24/10/1909.
[174])DEFOORT Hendrik, Op. Cit. , pp. 146 - 149.
[175])Hendrik Defoort meldt dat het amendement verworpen wordt op 2februari 1910 terwijl Firmin Lentacker het heeft over maart 1910.
Vreemd dat de Werkliedenpartij van Wervik roept dat de arbeiders tegen de Franse 'wettemakers' moeten betogen en dat op
20 februari in Kortrijk nog een betoging tegen het amendement Ceccaldi plaatsvindt hoewel deze al weggestemd zou zijn. (Het Volksrecht, 13/02/1910 & DEFOORT Hendrik, Op. Cit. , p. 191)
Natuurlijk kan het een stunt zijn van de socialisten uit het arrondissement Kortrijk met de verkiezingen voor de deur maar toch leiden deze betogingen tot een zekere bevestiging van Lentackers onderzoek.
[176])DEFOORT Hendrik, Op. Cit. , pp. 187‑195.
[177])Het Volksrecht, 22/05/1910, 29/05/1910, 24/07/1910 & 18/12/1910.
[178])Er werken in de lintjesweverij Vandermeersch 20 mensen in 1910 (ADN M619/56a, Rapports généraux sur les grèves 1911 - 1912)
De lintjesweverij vormt een onderdeel van de firma Plovier‑Vandermeersch (ut supra).
[179])Het Volksrecht, 24/07/1910.
[180])ADN M619/56a, Id. .
[181])Liber Memorialis, 1910.
[182])Het Volksrecht, 21/08/1910.
[183])De arbeiders krijgen een algemene loonsverhoging van 0,30 Ffr. per dag. (ADN M 619/56a, Id. )
[184])'Wervik. Deze plaats was onbetwist de meest actieve in het arrondissement Ieper. Dichtbij de Franse grens gelegen, dus ook meer arbeiders en meer socialistische invloed, waren de katholieken er vanzelfsprekend verplicht zich te weren. Opvallend is hier echter, dat men in het begin een zeer grote aandacht geschonken heeft aan de coöperatieve. (Geciteerd uit: SCHOLL S. H. , De geschiedenis van de arbeidersbeweging in West-Vlaanderen (1875‑1914), Brussel, Arbeiderspers, 1953, p. 273)
[185])Liber Memorialis, 1909.
[186])Het Volksrecht, 17/09/1911.
[187])Het gaat om verbruikerscoöperatieven die gebaseerd zijn op het Engelse voorbeeld van Rochdale. Een coöperatieve wordt meestal gekoppeld met het socialisme terwijl het niets te maken heeft met het socialisme. Integendeel, er worden er zelfs opgericht om de B. W. P. te bestrijden. (MICHIELSEN Leo, Op. Cit. , pp. 200 - 201)
Wellicht werd deze 'Sociale Week' in 1911 georganiseerd in Manchester (Groot‑Brittannië). (passim)
[188])GHESQUIERE Emiel, Het ontstaan van de coperatieve, in: Verslagen en Mededelingen van de Stedelijke Oudheidkundige Commissie Wervik, 1974, p. 34.
[189])August Delva, de voormalige katholieke burgemeester, overlijdt in 1903 en zijn post komt vrij. In september 1903 neemt August Verhaeghe Delva's taak over. (Liber Memorialis, 1903)
[190])Journal d'Ypres, 30/01/1904.
[191])'[. . . ] un membre assidu et dévoué, un zèle promoteur des institutions et des sociétés religieuses et charitables. Comme curé de Wervicq, il sera heureux de marcher la main dans la main, avec M. le Bourgemestre. ' (Geciteerd uit: Journal d'Ypres, 30/01/1904)
[192])'Tijdens de schoolstrijd, toen de clerus zich verplicht zag op elke parochie vlug een vrije school op te richten, stond de familie Verhaeghe eveneens onvoorwaardelijk aan de zijde van de clerus en schonk toen mild de som van 50000 fr. voor de vrije scholen. Het was een enorm bedrag, maar de katolieke families waren toen eenmaal zo principieel ingesteld. ' (DEFRANCQ R. , Op. Cit. , p. 100 & p. 143)
[193])Het Volksrecht, 22/10/1911.
[194])Het Volksrecht, 21/05/1911.
[195])In 1905 ondernemen de socialisten van Menen eveneens een poging om een vrijzinnig kartel te vormen met de liberalen. Uiteindelijk wordt een kartel gevormd tussen liberalen, socialisten en christen-democraten van het arrondissement Kortrijk. Zij strijden samen voor de wetgevende verkiezingen van 27 mei 1906 tegen de katholieken. (DEFOORT Hendrik, Op. Cit. , pp. 128‑148)
[196])Het Volksrecht, 24/09/1911.
[197])Over een socialistisch programma wordt in de socialistische krant 'Het Volksrecht' niet geschreven.
[198])Servule Leroux-Vereecke behaalt 1417 stemmen, Jules Vandermeersch-Bigo 1416, August Verhaeghe-Limpens 1400, Jules Vanraes-Van Elslande 1396, Jules Delfortrie-Debacker 1377 en Henri Deleu 1359. De 2 laatstgenoemden zijn er voor de eerste maal bij.
De 2 liberale kandidaten halen samen 1747 stemmen en de socialist Croymans 309. (Het Volksrecht & Le Progrès, 22/10/1911)
[199])SAW, Gemeenteraadsverslag van de stad Wervik, 11/01/1912.
[200])Alfons Pype, Emiel Ghesquière en nog een andere medewerker van de coöperatieve, Leon Corselis, zullen tijdens de tussenoorlogse periode zetelen in de gemeenteraad van Wervik. (DEPUYDT Dieter, Op. Cit. , p. 12)
[201])GHESQUIERE Emile, Op. Cit. , pp. 34 - 35; Programmaboekje van de Grootsche Jubel- en Vlaggefeesten op 13 - 14 - 15 en 16 mei 1938, p. 15; Notulen van het College van Burgemeester en Schepenen, 05/12/1912 en Standregels van de Samenwerkende Maatschappij 'Het Volksbelang', 1919.
[202])'Als de christelijke Jonge Wacht vrouwen zou toelaten, zou hun ledenaantal stijgen tot 1000 omdat vele vrouwen werken bij Cousin. En in deze fabriek worden ze gedwongen om zich in te schrijven bij de christelijke verenigingen. ' (Geciteerd uit: Het Volksrecht, 26/11/1911)
[203])Het Volksrecht, 29/06/1913.
[204])Het Volksrecht, 10/03/1912, 24/03/1912, 31/03/1912, 26/05/1912 en 02/06/1912
[205])Het Volksrecht, 10/03/1912, 24/03/1912, 31/03/1912, 26/05/1912, 02/06/1912 en 09/06/1912. De katholieken in het arrondissement Ieper halen samen 29089 stemmen, de liberalen 11429 en de socialisten 1443.
[206])ADN M 617/25 Enregistrement des grèves, 1909 - 1913.
[207])ADN M 617/26, Enregistrement des grèves, avril 1911 - 15 février 1921
[208])WITTE Els, CRAEYBECKX Jan en MEYNEN Alain, Op. Cit. , p. 175.
[209])'L'attitude des ouvriers <frontaliers> se comprend aisément. Pour eux, l'affiliation syndicale devait se faire en Belgique et non à l'usine en France pour deux raisons majeures: les syndicats belges, constitués dès avant 1880, avaient pris plus de force que les syndicats français; participer ouvertement à l'action ouvrière en France exposait à la perte de l'emploi, à l'expulsion et à l'interdiction de séjour' (LENTACKER Firmin, Op. Cit. , p. 274)
[210])DEPUYDT Dieter, Op. Cit. , p. 4.
[211])Het Volksrecht, 08/12/1901.
[212])DEPUYDT Dieter, Op. Cit. , pp. 12 - 13.
[213])Tentoonstelling St. O. C. Wervik
[214])SAW, Notulen van het College van Burgemeester en Schepenen, 24/10/1912.
[215])De Grote Harmonie wordt in 1830 opgericht en wordt gekoppeld aan de katholieke partij. Burgemeesters als August Verhaeghe en Paul Leroux (ut infra) zijn voorzitter geweest van de vereniging. Zij lopen mee in politieke optochten zoals tijdens de betoging van 10juli 1889 tegen de anticlericale schoolwet. (DEPUYDT Dieter, Op. Cit. , p. 10‑13)
[216])De arbeider of arbeidster wordt gedoopt na de geboorte, hij/zij loopt school bij de 'broeders of zusters'. Via de geestlijkheid raakt hij/zij binnen in een 'katholieke fabriek'. De patroon ziet erop toe dat de man of vrouw zijn of haar katholieke taken vervult.
De geestelijkheid kijkt er nauwlettend op toe dat hij/zij niet van het juiste (christelijke) pad wandelt. Tijdens de verkiezingen stemt de arbeider of arbeidster katholiek. Het stadsbestuur is op deze manier homogeen katholiek. Zit hij/zij zonder werk, dan is hij/zij afhankelijk van het 'Bureau de Bienfaisance' die samengesteld is door het stadsbestuur. Wanneer de socialistische vakbond solliciteert naar een subsidie voor hun werklozenfonds, wordt die afgewimpeld met de reden dat de 'Bureau de Bienfaisance' de subsidie broodnodig heeft. (SAW, Gemeenteraadsverslag van de stad Wervik, 24/02/1911) Zij wil het monopolie van werklozenuitkering voor zichzelf houden.
Hij wordt oud en krijgt zijn pensioensuitkering van het 'Commission des Hospices Civils' die opnieuw gekozen wordt door het stadsbestuur. (Gemeenteraadsverslag, 24/08/1911; 16/12/1911; 23/11/1912; . . . )
De arbeider of arbeidster sterft en 'krijgt' een katholieke eredienst in de St. -Medarduskerk.
[217])MICHIELSEN Leo, Op. Cit, p. 232.
[218])Het Volksrecht, 28/07/1912.
[219])Het grootste deel van de actieve bevolking in Wervicq-Sud bestond uit Belgische arbeiders. Belgische arbeiders waren niet vertrouwd met de hoge Franse lonen. (ut supra)
[220])Provinciale Almanak en Wegwijzer van de stad Brugge en der provincie West-Vlaanderen voor het jaar 1912, Brugge, Herreboudt Uitgeverij, 1912, pp. 411 - 412 & LEMAN Walter, Op. Cit. , p. 134.