Les Congrès national wallon: een persstudie. (Davy Van Assche) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Deel II: De naoorlogse congressen
Met het historisch kader in het achterhoofd kan er worden ingegaan op het eigenlijke scriptieonderwerp. De bedoeling is om elk CNW afzonderlijk te behandelen en het discours van de sprekers chronologisch weer te geven. Bijna alle uiteenzettingen zullen in synthesevorm worden weergegeven. Er wordt dus een overzicht aangeboden van de gebeurtenissen en de beslissingen van elk CNW.
De naoorlogse congressen van 1945, 1946 en 1947 zullen benaderd worden aan de hand van de gepubliceerde congresverslagen. Voor het CNW 1949 en 1959 baseer ik me -gedeeltelijk- op een samenvatting uit La Nouvelle Revue Wallonne.
Na correspondentie via e-post met professor Paul Delforge bleek dat er voor de overige congressen geen verslagen van de debatten bestaan. Daarom zal ik me voor de congressen van 1948 en 1950 baseren op de verslagen die gepubliceerd zijn Le Soir. Hoewel de krant beweert ‘neutraal’ te zijn[58], ben ik me volledig bewust van het feit dat deze verslagen gekleurd zijn. Dit kan eveneens gezegd worden van de gepubliceerde congresverslagen die uitgegeven zijn door het CNW.
Indien er andere bronnen en literatuur gebruikt wordt, dan zal dit aangegeven worden in de voetnoten. Zo zal ik af en toe ook gebruik maken van de congresverslagen van andere kranten. In La Nouvelle Revue Wallonne is er ook veel achtergrondinformatie te vinden over deze congressen.[59] In bijlage I is er een overzicht te vinden van de verschillende sprekers op de naoorlogse congressen.
1 Het CNW, 20 en 21 oktober 1945, Luik[60]
1.1 Inleiding
Het idee om een congres te organiseren onstond tijdens WOII in de hoofden van verschillende Verzetslui. Vanaf 1942 verzamelden deze Waalse militanten in de clandestiniteit om het eerste CNW voor te bereiden. Op dit congres moest de verdere toekomst van Wallonië bepaald worden. Eén van de doelstellingen van het CNW was om eenheid te creëren binnen de Waalse Beweging. Want al snel bleek dat er verschillende strekkingen waren bij de organisatoren: decentralisatie, federalisme, separatisme en rattachisme. Eenheid leek een utopie te zijn. Na veel overleg werd er besloten om het CNW op 20 en 21 oktober van het bevrijdingsjaar te laten plaatsvinden.
Men wilde het CNW een zo groot mogelijke representativiteit geven. Men nodigde mensen uit van de meest uiteen lopende strekkingen en milieus. Zo waren er onder meer: ministers, volksvertegenwoordigers, senatoren, burgemeesters van de grote steden, militanten van allerhande politieke partijen, professoren, leraars, industriëlen, handelaars, advocaten, geneesheren, ingenieurs, vakbondsafgevaardigden, ambtenaren, arbeiders, boeren en afgevaardigden van Waalse politiek-, culturele-, professionele- en economische organisaties.
1.2 Zaterdagochtend 20 oktober 1945
1.2.1 Openingsrede van de voorzitter
Omstreeks 10.30u zijn er een 1500 personen aanwezig in de feestzaal van de plantentuin van Luik. De eer om dit eerste CNW te openen is aan Joseph Merlot. Hij praat eerst uitvoerig over de voorgeschiedenis van het CNW en vergaderingen in de clandestiniteit. Merlot was zelf niet aanwezig op die bijeenkomsten omdat hij gevangen was genomen door de Duitsers.
Hierna behandelt hij het probleem van de representativiteit en het extremisme: “De congresgangers met driemaal zoveel konden zijn, maar dit was praktisch onmogelijk. In de aanloop naar het CNW zijn er verschillende criticasters geweest die vinden dat er geen extremistische theses mogen verdedigd worden op het CNW. Deze critici doelen op de onafhankelijkheid en het rattachisme. De congresgangers eerlijke en goede mensen zijn die een oplossing wensen te zoeken voor de toekomst van Wallonië. Mijns inziens volstaat dit antwoord niet. Merlot ontwijkt de kern van het probleem en gaat helemaal niet in op de bedoelde theses. Het separatisme en het rattachisme getuigen op zijn minst van een vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid.
Verder in zijn openingsdiscours stelt hij de vier mogelijke oplossingen officieel voor:
“Het behoud van de huidige Belgische structuur met min of meer fundamentele wijzigingen in het grondwettelijke- en het legale apparaat.”
“De autonomie van Wallonië binnen het Belgische kader door de oprichting van een federale staat België.”
“De volledige onafhankelijkheid van Wallonië.”
“De ‘heraanhechting’ van Wallonië bij Frankrijk” (Bij de voorstelling van de laatste oplossing weerklinkt er een oorverdovend applaus)
1.2.2 Het rapport van de Secretaris Generaal[61]
Het rapport wordt voorgesteld door Fernand Schreurs. Hij is de Secretaris Generaal van het CNW. Het rapport bestaat uit twee grote delen. In het eerste deel worden de Waalse grieven toegelicht. In het tweede deel analyseert Schreurs de vier theses.
a) Deel I
In het eerste deel van het rapport worden er een tiental Waalse grieven geformuleerd. Deze grieven hebben betrekking op zeer uiteenlopende domeinen:
Het Franstalige België van 1830 is veranderd in een tweetalig België. Na verloop van tijd zal dit uitmonden in een Nederlandstalig België.
De demografische minderheid van de Walen.
De Waalse economie is in gevaar. Vooral omdat de nieuwe industrieën zich vestigen in Vlaanderen. En ook omdat de financiële sector zich concentreert in Brussel.
De bevoordeling van Vlaanderen inzake openbare werken.
De benadeling van de Walen wat betreft de kinderbijslagpolitiek. Dit hangt nauw samen met de slechte economische situatie en demografie.
De afwijzing van de eis om een economische unie op te richten met Frankrijk.
Op cultureel vlak is er de benadeling van het onderwijzen van de Franse taal. Ook het onderwijzen van de geschiedenis van Wallonië wordt benadeeld. De subsidieproblemen van de Waalse universiteiten, academies en theaters spelen ook een belangrijke rol.
De ongelijkheid binnen de overheidsdiensten. Er zijn bijvoorbeeld bepaalde ministeries volledig bemand door Vlaamse ambtenaren.
De Waalse ondervertegenwoordiging op politiek gebied.
Het probleem van de buitenlandse politiek. En meer specifiek de wil van de Vlamingen om een neutraliteitspolitiek op te leggen aan de Walen.
Verder haalt Schreurs nog diverse andere grieven aan die ook aandacht verdienen: “de wedergeboorte van bewegingen in Vlaanderen die geschoeid zijn op Hitleriaanse leest”. Hij klaagt ook over de politiek die gevoerd wordt door de Vlaamse Boerenbond.
Na het behandelen van de Waalse grieven geeft hij een synthese van de geschiedenis van de Waalse Beweging.
b) Deel II
In het volgende deel van zijn discours bespreekt hij de vier oplossingen. Bij elk van hen vermeldt hij ook hun voor- en nadelen.
Het behoud van de unitaire structuur
Schreurs heeft het over drie mogelijke hervormingen: het bilateralisme, de geografische senaat en het provincialisme.
Het bilateralisme van J.M. Remouchamps dateert van 1921. Het houdt een herziening van artikel 39 van de grondwet in.[62] Remouchamps wenste een herziening van de stemmingsmethodes in de Kamer en de Senaat.[63]
In de geografische Senaat zullen de Walen en Vlamingen gelijk zijn. Op deze wijze wordt de Vlaamse meerderheid aan banden gelegd. Deze Senaat zal dan moeten optreden als regelend orgaan in de Waals-Vlaamse aangelegenheden.
Het provincialisme wil de bevoegdheden van de provincies vergroten en uitbreiden. Op deze manier kan men tot een evenwichtigere staat te komen.
Fernand Schreurs denkt dat “het grote voordeel hiervan is dat de Belgische structuur behouden blijft. Maar deze hervormingen bieden geen oplossing voor de erbarmelijke economische toestand van Wallonië. Ze zullen eveneens niet bijdragen tot de ontwikkeling van het Waalse bewustzijn.”
Het federalisme
Wat oplossing betreft zijn er ook verschillende opties: Een federale staat België, een confederatie van staten of een personele unie.
Het voorstel van een federale staat is reeds voor de oorlog bestudeerd door Fernand Dehousse en Georges Truffaut. België wordt een land drie regio’s. Elke regio heeft een regionale Kamer en eigen bevoegdheden op bepaalde gebieden. De huidige Kamer zal dan omgevormd worden tot een federale Kamer met 90 Vlamingen, 90 Walen en 30 Brusselaars. De Senaat wordt dan de bewaker van de rechten van de regio’s.[64]
Een confederale staat is een lossere vorm van federalisme tussen de deelstaten. Elke staat bezit het recht om steeds zijn onafhankelijkheid op te eisen. Enkele groeperingen hebben reeds zulke voorstellen gelanceerd: de Luikse vleugel van de socialistische partij, de Concentration wallonne en de communistische partij.
Een derde mogelijkheid is de personele unie. In die unie kunnen de deelstaten ook een eigen buitenlandse koers varen. De band tussen deze deelstaten zal een vorst of een verkozen president zijn. De bevoegdheden zullen worden afgesproken in een pact tussen de deelnemende partners.
Fernand Schreurs beseft heel goed wat het meest genoemde punt van kritiek is: “De tegenstanders beweren dat het federalisme uiteindelijk zal leiden tot de vernietiging van de Belgische staat.”
De onafhankelijkheid
“De onafhankelijkheid van Wallonië kan niet misverstaan worden: België moet verdwijnen. Wallonië moet een soevereine staat worden die verdragen kan afsluiten met zijn buurstaten. Er kan dan een eigen Waalse politiek gevoerd worden op verschillende domeinen.” Het zijn volgens Schreurs vooral Luikenaars die met heimwee terugkijken naar het onafhankelijke prinsbisdom Luik. Persoonlijk denk ik niet dat het prinsbisdom kan vergeleken worden met een onafhankelijke Waalse staat. Er is toch een wezenlijk verschil tussen de geschiedenis van de verschillende Waalse provincies.
“Het nadeel van deze optie is de verdwijning van België. Sommige mensen hebben toch nog een vorm van affectie met België. Volgens anderen zullen de buurstaten deze onafhankelijkheid niet appreciëren. Of erger nog, men zal in de invloedsfeer van een ander land terechtkomen.”
Het rattachisme
De laatste, en meest gecontesteerde, oplossing is die van de ‘heraanhechting’ bij Frankrijk. Schreurs vermeldt dat “het volgens de wet verboden is om een complot te beramen tegen de staat.” Hij voegt er wel subtiel aan toe dat “men vrij is om hierover te discussiëren.”
“De tegenstanders beweren dat de Walen in Frankrijk tweederangsburgers zullen worden. De voorstanders halen dan het voorbeeld van de Savoie boven om het tegendeel te bewijzen. En indien de Walen dan toch tweederangsburgers moeten worden, dan liever in Frankrijk dan in België. Een ander nadeel zal het verzet zijn van de Vlamingen en de Brusselaars. Ook Groot-Brittannië zal hier niet voor te vinden zijn.”
Schreurs praat aan het einde van zijn betoog over de ‘extremisten’: “De aanhangers van deze oplossing openstaan om zich bij andere, minder extreme, formules aan te sluiten.”
1.3 Zaterdagnamiddag 20 oktober 1945
In het eerste deel van de namiddag zullen de vier oplossingen worden toegelicht door hun verdedigers. De voorzitter van het CNW drukt de sprekers op het hart dat elke oplossing slechts 45 minuten mag toegelicht worden. Anders komt het tijdschema in de war. Nadien zal er tijd zijn voor enkele reacties. En dan zal er voor de eerste maal gestemd worden.
1.3.1 Het behoud van de Belgische eenheid
Om deze these te verdedigen zijn er drie sprekers ingeschreven Henri Putanier, Albert Renard en Marcel Philippart.
* Henri Putanier
“Er moeten hervormingen komen bij de organisatie van het parlement, de regering en de overheidsdiensten. Er zal geen wet meer mogen aangenomen worden als deze wet niet de meerderheid heeft van de Vlamingen, de Walen en de Brusselaars. De Kamer zal op regionale basis georganiseerd worden om zo de hergeboorte van de Waalse economie tot stand te brengen.”
Hij is voorstander van een wettelijke- en administratieve decentralisatie: “De wettelijke bevoegdheid van de provincie moet gerespecteerd worden.”
Henri Putanier formuleert tot slot enkele moties uit naam van de Assemblée Wallonne:
Er moet een wetsvoorstel ingediend worden vóór de volgende verkiezingen. Dit voorstel moet de taalgrens bepalen.
Er moet een onderzoek komen naar de administratieve centralisatie.
Wat betreft de budgettaire kredieten moet er een verdeling komen. Deze verdeling moet rekening houden met de inkomsten en uitgaven van de drie regio’s.
* Albert Renard
Hij kan zijn hele uiteenzetting rekenen op boegeroep, protest en verwijten. Hij roept op om de vrije meningsuiting te respecteren zoals het vrije mensen betaamt. Maar kort erna slaagt hij er weer in om de zaal in rep en roer te zetten. Na een tussenkomst van de congresvoorzitter sluit hij zijn discours af met de leuze “Belgique d’abord”. Dit wordt hem uiteraard niet in dank afgenomen. Albert Renard lanceert niet echt concrete voorstellen.
* Marcel Philippart
De laatste die de Belgische eenheid wenst te verdedigen is Marcel Philippart: “Alles wat niet essentieel is voor de staat binnen de bevoegdheden moet vallen van de regio’s en de gemeenten.”
Philippart zegt wat hij vindt van de andere oplossingen: “Het bilaterale voorstel van Remouchamps is niet realiseerbaar omdat dit tot te grote politieke spanningen zal leiden. De aanhechting bij Frankrijk is absurd.” Hij verbaast zich er zelfs over dat deze vraag wordt gesteld. Niettegenstaande is hij een fervent liefhebber van Frankrijk en de Franse cultuur. De onafhankelijkheid wijst hij ook van de hand omdat hij dit geen leefbare oplossing vindt. Het federalisme houdt volgens Philippart dan weer het gevaar in dat de twee landsdelen zich na verloop van tijd zullen afscheuren.
Welke oplossing acht hij dan de juiste? “De Vlamingen de meerderheid hebben in de Kamer. Volgens de basisdemocratie mag hier niet aan geraakt worden. Er moet een compensatie gezocht worden op het niveau van de Senaat.” Daarom kiest hij voor het instellen van een geografische Senaat.
1.3.2 Het federalisme
Om het federalisme te verdedigen zijn er vele kandidaten ingeschreven, maar aangezien de tijd beperkt is komen er maar enkele aan het woord: Fernand Dehousse, Henri Glineur, Jean Rey en Léopold Levaux. De drie laatste zullen hun persoonlijke visie projecteren op deze these. Fernand Dehousse daarentegen geeft een introductie op het begrip federalisme.
* Fernand Dehousse
Na een kort overzicht van de geschiedenis van het federalisme[65] verduidelijkt Dehousse het woord federalisme. “Het gemeenschappelijke kenmerk van alle varianten is dat men steeds streeft naar het opheffen van verschillende bevoegdheden van de centrale overheid. Deze bevoegdheden zullen dan overdragen worden naar de deelstaten. Zowel op economisch-, sociaal-, militair- als internationaal vlak zal het federalisme kunnen bijdragen tot een oplossing voor Wallonië.”
* Henri Glineur
Henri Glineur spreekt uit de naam van de Belgische communistische partij. Hij benadrukt dat hij zowel de mening van de Walen en Vlamingen verkondigt. Hij houdt aan de opgelegde tijdslimiet. In zijn uiteenzetting maakt hij gebruik van communistische retoriek. Hij goochelt met termen als monopolies, trusts, kapitalisme, bourgeoisie, proletariaat, etc…. Dit ontlokt in de zaal dan ook de reactie dat hij niet aan politiek moet doen op dit CNW.
De enige valabele oplossing is het federalisme. Hij geeft de visie van de partij op de drie andere voorgestelde oplossingen. “De these van het behoud van de unitaire structuur is te vaag en zegt helemaal niets concreets. De onafhankelijkheid zal de Waalse kwestie ook niet kunnen oplossen omdat deze de economische problemen niet zal kunnen oplossen. De keuze voor Frankrijk zal de Walen ook geen stap vooruit helpen, integendeel.” De communisten vinden dit een gevaarlijke denkpiste.
* Jean Rey
Jean Rey geeft drie redenen waarom hij reeds lange tijd de federalistische piste de beste vindt. Hij zegt ook waarom dat alle congresgangers zich hier achter moeten scharen. “De eerste reden is dat het probleem zich niet beperkt tot België. Dergelijke problemen stellen zich in de meeste unitaire en centralistische landen.” Deze ervaring heeft hij opgedaan na gesprekken met medegevangenen in Duitse concentratiekampen.
“De tweede reden is de noodzakelijkheid van een Waalse eenheid. De Waalse Beweging is in het verleden reeds te vaak verdeeld geweest. Daarom moet ze zich verenigen in het federalisme.”
“Ten derde moet het federalisme Wallonië binnen het Belgische kader houden om grotere problemen te voorkomen.”
* Léopold Levaux
Hij spreekt uit naam van de Union Démocratique Belge (UDB). “De verschillende federalistische landen zijn niet te vergelijken met de situatie in België. Het zal sowieso een nieuwe ervaring zijn voor het land.” Daarom is hij van mening dat “men deze federale hervormingen met de grootst mogelijke voorzichtigheid moet behandelen. Vooraleer er iets ondernomen zal worden moet er eerst een degelijke studie worden uitgevoerd.” Levaux pleit daarom voor het oprichten van een Permanent Comité dat zal bestaan uit verschillende studiecommissies.
1.3.3 De onafhankelijkheid
Over deze stelling komen er twee sprekers aan het woord: François Van Belle en Charles Becquet.
* François Van Belle
Van Belle benadrukt dat hij niet zal spreken uit de naam van de socialistische partij, maar uit eigen naam. Hij haalt de verklaring aan van La Wallonie Libre: “Wallonië behoort aan de Walen en aan hen alleen!” Hij toetst enkele van de voorgestelde theses aan vier criteria: de franse integriteit, de nataliteit, de economie en de veiligheid.
“Het provincialisme -het behoud van het unitaire België- kan onmogelijk goed scoren op deze vier punten. Het federalisme scoort vrij goed op de eerste drie punten. Maar wat het de Waalse veiligheid betreft kan dit federalisme geen aarde aan de dijk brengen.”
“De enige goede oplossing is de Waalse onafhankelijkheid. Een Waalse staat kan zich op economisch- en op militair vlak integreren in het Franse systeem. Het zal een ééntalige staat worden en zal zich kanten tegen elke vorm van imperialisme. Wallonië zal een plaats krijgen in een confederatie met andere staten in West Europa.”
Een vreedzame scheiding is weldegelijk mogelijk. François Van Belle haalt het voorbeeld aan van de scheiding tussen Noorwegen en Zweden aan het begin van de 20° eeuw.[66]
Tot slot geeft Van Belle enkele bezwaren die men kan opperen tegen de Waalse onafhankelijkheidsgedachte en tracht ze te weerleggen.
* Charles Becquet
Charles Becquet zal spreken uit naam van de PUW. Hij wil dieper in te gaan op de Waalse grieven inzake economie en het militaire aspect. “Het federalisme kan de economische problemen van Wallonië wel gedeeltelijk oplossen maar niet helemaal. Er moet een economische- en militaire unie komen met Frankrijk.” Hij vertelt dus in wezen niets nieuws.
Nadien wil hij een historisch overzicht geven van het Waalse aandeel in de verdediging van het Westen. Na protest van het publiek en de congresvoorzitter verlaat hij de tribune.
1.3.4 Het rattachisme
* François Simon
Onder luid applaus betreedt hij het spreekgestoelte. Hij schrijft voor het Brusselse tijdschrift Le Gaulois. WOII ligt nog vers in het geheugen: “Het voortbestaan van de Belgische staat is volgens hem onmogelijk mede omdat de Duitsers een breuk hebben veroorzaakt tussen Walen en Vlamingen. De Vlamingen hebben gekozen voor de collaboratie en de Walen voor het Verzet om België te redden.” Deze selectieve blindheid heb ik reeds aangehaald in het eerste deel van deze scriptie.
François Simon meent dat het federalisme geen goede oplossing is. “Het federalisme met drie is onmogelijk te aanvaarden door de Brusselaars. Deze vorm van federalisme zal de vervlaamsing van de hoofdstad met zich meebrengen.” Ook het federalisme met twee verwerpt hij: “Het zal te lang duren vooraleer er een oplossing zal tot stand komen.”
Simon vindt dat er geen oplossing meer kan gevonden worden binnen België maar dat deze moet gezocht worden op het internationale niveau. “De reünie met Frankrijk is een realiseerbare optie voor de Walen. Deze oplossing moet dan wel snel uitgevoerd worden. Vooral omdat Europa in volle verandering is en dat het binnen tien jaar wel eens te laat kan zijn.” Op de kritiek dat de Walen tweederangsburgers zullen worden repliceert hij: “liever tweederangsburger in Frankrijk dan 36°rangsburger in België!”
1.3.5 Enkele interventies
* René Thône
René Thône spreekt uit naam van de aanwezige mensen uit de provincie Henegouwen. Hij heeft enkele opmerkingen over de manier van stemmen. Hij is tegen de geheime stemming omdat “wanneer je politieke ideeën aanhangt de moed moet hebben om daar openlijk over te stemmen.” De sentimentele stem vindt hij ook maar niets: “Praktisch gezien telt de sentimentele stem niet, omdat men op het CNW moet kiezen voor politieke oplossingen en niet voor sentimentele oplossingen.”
De rattachisten krijgen ook felle kritiek. “De ‘niet-rattachisten moeten ook het recht hebben om hun liefde voor Frankrijk uit te roepen zonder als rattachist te worden versleten. De liefde voor Frankrijk is geen monopolie van deze rattachisten. De oplossing moet worden gezocht binnen het Belgische kader. Er moet gekozen worden voor een realistische- en realiseerbare oplossing. De Waalse eenheid gaat voor alles.” René Thône heeft een boodschap voor alle aanwezige deelnemers: “De gematigden moeten een stap naar voor doen en de anderen een stap achteruit.”
* Léon-Eli Troclet
De minister van werk en sociale voorzieningen, Léon-Eli Troclet, wil zich niet verzetten tegen de Waalse grieven. Hij vindt dat het CNW aan de Waalse Beweging een doctrine moet voorschrijven. Voor Troclet is er geen plaats voor extremisme in de Waalse Beweging: “De Waalse Beweging moet zich ontplooien in een serieuze atmosfeer en ze moet wijsheid uitstralen. Men moet voorkomen dat men de Beweging zal vereenzelvigd worden met enkele agitators zonder enige politieke wijsheid.”
Een ander onderdeel van deze doctrine is dat de Waalse Beweging niet anti-Vlaams mag worden: “Er zal een soort wederzijds respect moeten komen tussen de flaminganten en de wallinganten.”
1.3.6 De stemming, resultaten en reacties
* De eerste stemronde
Zoals vooraf is besloten wordt er twee maal gestemd. De eerste keer wordt er gebruik gemaakt van de rode stembulletins. Er nemen 1048 congresgangers deel aan de stemming en het resultaat van de eerste stemronde ziet er als volgt uit:
Het behoud van de Belgische unitaire structuur: 17 stemmen
Het federalisme: 391 stemmen
De onafhankelijkheid: 154 stemmen
Het rattachisme: 486 stemmen
* Reacties en tweede stemming
Voorzitter Joseph Merlot merkt op dat “geen van de vier theses een meerderheid van 525 stemmen heeft behaald.” Hij roept op tot een moment van beraad en maturiteit vooraleer de tweede stemronde zal plaatsvinden.
Na deze woorden van de voorzitter komen er verschillende sprekers aan bod die allen oproepen om zich te scharen achter de federalistische denkpiste. Zelfs voorstander van de reünie met Frankrijk, François Simon, vraagt aan zijn achterban om te kiezen voor het federalisme. Ook voorstander van de Waalse onafhankelijkheid, François Van Belle, roept zijn volgelingen op te kiezen voor de Waalse eenheid, d.w.z. het federalisme.
Tot slot vraagt de voorzitter aan de congressisten om te kiezen voor het federalisme. Aangezien bijna iedereen zich zal kunnen vinden in deze oplossing wordt er besloten om met opgestoken hand te stemmen. Het resultaat is in het voordeel van het federalisme met 12 stemmen tegen.
1.4 Zondag 21 oktober 1945
1.4.1 Rapport van de resolutiecommissie
Maurice Delbouille is blij dat “de congressisten de wijsheid hebben gehad om in de tweede stemronde te kiezen voor het federalisme. Vooral omdat Wallonië nood heeft aan realiseerbare oplossingen.” Delbouille heeft de opdracht gekregen om samen met zijn commissie een tekst voor te leggen voor het CNW die kan samengevat worden in drie krachtlijnen:
Men kiest voor de autonomie van Wallonië binnen het Belgische kader. Met andere woorden: het federalisme.
Er moet een Permanent Comité worden gecreëerd dat bestaat uit 35 leden.
Dit Permanent Comité moet op punt zetten hoe men dit federalisme zal uitwerken. Het Comité moet hierover een rapport opstellen dat klaar moet zijn voor het volgende CNW in 1946.
1.4.2 Enkele interventies
* François Simon
Simon verklaart dat hij ideologisch nog steeds kiest voor Frankrijk, maar dat hij volledig achter de geformuleerde resolutie staat. “Op deze manier zal men later de rattachisten niet kunnen verwijten dat ze alles hebben proberen te saboteren.” Hij hoopt dat niemand dit CNW en de resolutie zal gebruiken als politieke springplank: “De redding van Wallonië moet een hoger doel zijn dan de politiek.” Tenslotte stelt hij voor om een rekening te openen voor het CNW. Zo zal de Waalse Beweging ook kunnen beschikken over de financiële middelen om haar doel te bereiken.
* Marcel Philippart
Marcel Philippart kan niet achter de resolutie staan omdat ‘zijn geweten het hem verbiedt’. “Het grote gevaar van het federalisme is dat de taalgrens na verloop van tijd zal veranderen in een breuklijn. Er zijn veel praktischere middelen om het gemeenschappelijke doel te bereiken. Er zijn voor de twee rassen in België, Walen en Vlamingen, nog steeds enkele gemeenschappelijke herinneringen.” Hiermee doelt hij op de Eerste Wereldoorlog: “Zo vochten aan de Yzer zowel Vlamingen als Walen en de meerderheid van de soldaten waren Vlamingen.”
Tenslotte biedt hij zijn hulp aan voor de toekomst: “Ik zal steeds ter beschikking staan van het CNW wanneer ze een ooit een andere formule zullen bepalen om Wallonië te redden.”
* Léopold Levaux
Hij stelt dat “Philippart niet het monopolie bezit op het patriottisme. Het is niet omdat men kiest voor het federalisme dat men geen goede Belgische patriot meer kan zijn.” Hij wijst overduidelijk het extremisme af: “Het staat vast dat dit CNW een politiek congres is en dat enkel politieke beslissingen, en dus geen sentimentele, kunnen leiden tot constructieve beslissingen.”
* François Van Belle
Een ander iemand die wenst te reageren op Philippart is François Van Belle. Hij reageert op Philippart met enige ironie. Van Belle kan, ‘wanneer hij zijn geweten volgt’, ook niet kiezen voor een gematigdere these dan de onafhankelijkheid. Maar tegen zijn geweten in vindt hij dat hij de beslissingen van het CNW moet volgen. ”En alle anderen, gematigd of niet, moeten dit voorbeeld volgen.”
Tenslotte verklaart hij”dat het de laatste maal zal zijn dat Wallonië de hand reikt aan Vlaanderen en Brussel om België te redden.”
* Charles Plisnier
De laatste grote bijdrage op het CNW is van ‘de Waal uit Parijs’. Charles Plisnier was reeds voor Wereldoorlog I actief als wallingant. Wanneer hij naar Frankrijk ging wonen bleef hij in zijn hart steeds een Waal. Wanneer de Fransen hem vragen of hij de Franse nationaliteit wil, antwoordt hij steevast dat hij dit op een dag wel zal doen, maar dan met zijn hele volk! Met dit soort verklaringen krijgt hij de hele zaal op zijn hand.
“De Waalse kwestie situeert zich niet alleen op Belgisch niveau, maar ook op Europees niveau. Aangezien de toestand sinds 1830 grondig is veranderd, heeft Engeland volgens hem nood aan een sterke Franse bondgenoot met een natuurlijke taalgrens.”
Plisnier is van mening dat “heel Wallonië vertegenwoordigd is op dit CNW”. Wat zijn gevoel hem ook ingeeft, toch kiest hij ervoor “om zich te scharen achter de voorgestelde resolutie zodat de Walen er later hun conclusies zullen kunnen uit trekken.”
Hij eindigt met een lofzang aan Frankrijk en samen met de hele zaal zingt hij uit volle borst het Franse volkslied, de Marseillaise.
1.4.3 Slot
Voorzitter Merlot leest de resolutie voor en verklaart dat het volgende CNW zal plaatsvinden in Charleroi. De resolutie wordt unaniem goedgekeurd. Er zijn slechts twee tegenstemmen. De stemming gebeurt met opgestoken hand.
De resolutie:
Men kiest voor de autonomie van Wallonië binnen het Belgische kader. Met andere woorden: het federalisme.
Er moet een Permanent Comité worden gecreëerd dat bestaat uit 35 leden.
Dit Permanent Comité moet op punt zetten hoe men dit federalisme zal uitwerken. Het Comité moet hierover een rapport opstellen dat klaar moet zijn voor het volgende CNW in 1946.
Naast deze resolutie worden er nog een drietal andere moties unaniem goedgekeurd:
De regering moet de Walen tegemoet komen in hun eisen voor de Waalse radio-uitzendingen.
Er moet een integrale ééntaligheid komen in Wallonië.
Er moet een commissie opgericht worden die de Waalse grieven systematisch bundelt in een schrift.
Nadien is er nog een interventie van Gerard Kassiers, een afgevaardigde uit Moeskroen. Uit naam van de 80000 Walen in ‘Waals-Vlaanderen’ vraagt hij dat er vóór de verkiezingen een verbetering moet komen van de taalgrens. En na enkele dankwoorden wordt de zitting gesloten met het zingen van Le Chant des Wallons.
2 Het CNW, 11 en 12 mei 1946, Charleroi[67]
2.1 Inleiding
Na het CNW van 1945 te Luik werd er unaniem gekozen voor het federalisme. Het federalisme moest de nieuwe strategie worden van de Waalse Beweging die na de Tweede Wereldoorlog opnieuw een bloeiperiode kende. Maar zoals enkele sprekers op dat eerste CNW reeds hebben verklaard, kan het federalisme op diverse wijzen worden ingevuld.
Het CNW van 1946 moet een tweede etappe worden naar de overwinning. Het doel van het CNW in Charleroi is om het federalisme te specificeren. Er waren drie opties waarbij vooral het statuut van de hoofdstad een knelpunt vormde: een federale staat, een confederatie van Staten of een personele (reële) unie.
2.2 Zaterdagochtend 11 mei 1946
2.2.1 Openingsrede van de voorzitter
Het tweede CNW gaat omstreeks halfelf van start met de openingstoespraak van Joseph Merlot. Het congres vindt plaats in de provinciale theaterzaal van Charleroi. Eerst wordt er een minuut stilte gehouden voor de overledenen van het arbeidersongeval in Charleroi.[68] Nadien geeft de voorzitter zijn mening over de diverse reacties op het vorige CNW in de pers: ”de Nederlandstalige pers heeft heel Wallonië beledigd.” Tot slot hoopt hij dat er op dit CNW meer discipline zal heersen dan op het CNW van Luik.
2.2.2 Het rapport van de Secretaris Generaal[69]
In het eerste deel van zijn rapport heeft Schreurs het over de reacties in de pers over het CNW van Luik. Hij tracht de bezwaren te weerleggen die enkele kranten hadden opgeworpen tegen het eerste CNW.
In het tweede deel vertelt hij de congressisten over enkele reacties in het parlement.
In het derde deel maakt hij enkele bedenkingen bij de resoluties van het vorige congres.
In het vierde deel formuleert Fernand Schreurs een vijftal vragen over het federalisme.
a) Deel I
Fernand Schreurs begint zijn rapport met commentaar te geven op de persreacties. Hij bedankt de Brusselse- en de Waalse kranten voor hun sympathie. Hij bedankt hen ook voor het verkondigen van de noodzaak om een oplossing te vinden voor het Waalse probleem. Over de persreacties uit Vlaanderen is hij minder te spreken. Schreurs merkt ook op dat er veel belangstelling is geweest van diverse buitenlandse kranten in de activiteiten van het CNW.
Volgens Schreurs zijn er drie grote bezwaren geopperd tegen het CNW van Luik. Hij probeert deze bezwaren te weerleggen in zijn toespraak:
Het eerste bezwaar: “Men heeft gestemd voor de destructie van de Belgische staat.”
Schreurs: “De waarheid is echter dat men op een eerbare en realistische manier heeft gestemd.”
Het tweede bezwaar: “Men heeft gehamerd op het feit dat er 486 personen hebben gestemd voor de ‘heraanhechting’ bij Frankrijk.
Schreurs: “Het gaat voor het merendeel over personen die tijdens de sentimentele stemming hun liefde voor Frankrijk hebben uitgeschreeuwd. Nadien hebben ze allemaal gekozen voor het federalisme.”
Het derde bezwaar: “Het CNW was helemaal niet representatief.”
Schreurs: “De meeste sprekers spraken uit eigen naam en hadden dus officieel geen vertegenwoordigende functie. De aanwezigen fungeerden wel als spreekbuis van anderen. In Charleroi zijn er nu veel meer organisaties vertegenwoordigd. De aanwezigen fungeren nu wel officieel als vertegenwoordigers van hun achterban.”
b) Deel II
En wat te zeggen over de reacties in het parlement? Schreurs zegt dat er twee vermeldenswaardige reacties zijn geweest, de ene van d’Aspremont-Lynden en de andere van Duvieusart.
“d’Aspremont-Lynden heeft blijkbaar enkel rekening gehouden met de sentimentele stemming. Het parlementslid was hier flink van onder de indruk. Hij negeerde nadien wel het hele CNW unaniem heeft gekozen voor het federalisme.”
“Duvieusart heeft tijdens zijn interpellatie in de Kamer het extremistische gedachtegoed verfoeid. Maar hij heeft wel oog gehad voor de culturele- en economische grieven van Wallonië.”
Schreurs heeft het ook over het antwoord van Spaak, uit naam van de regering, aan de twee vorige personen. “De minister van buitenlandse zaken en -handel weigerde de gedachtegang te volgen van meneer d’Aspremont-Lynden. Integendeel, hij bracht zelfs hulde aan de organisatoren van het CNW. Hij is echter niet verder gegaan met zijn lovende woorden. Want verder zei hij dat sommige grieven totaal uit de lucht waren gegrepen en gebaseerd waren op valse statistieken en halve waarheden. Toch deed de minister enkele beloften aan de Waalse Beweging inzake de familiepolitiek, het cultuurbeleid en de economie.”
Schreurs verklaart echter dat de Waalse Beweging geen voldoening neemt met de beloftes van Spaak. “Hij heeft sinds het einde van het CNW te Luik nog niets gerealiseerd voor Wallonië.” Schreurs maakt gebruik van een mooie beeldspraak uit de geneeskunde: ”Spaak geeft Wallonië medicatie terwijl het nood heeft aan een chirurgische ingreep!”
c) Deel III
Vervolgens geeft Schreurs commentaar bij drie belangrijke resoluties van het CNW te Luik:
Waalse radio-uitzendingen: “Er is een nieuwe vereniging opgericht onder de naam ‘Conseil national wallon de la Radiodiffusion’ die zich inzet voor de Waalse radio-uitzendingen. Maar ondanks dit alles is deze kwestie nog geen stap dichter bij een oplossing.”
Grievencommissie: “Er is inderdaad een grievencommissie opgericht onder leiding van Albert Schlag. Deze commissie bestaat uit verschillende subcommissies die elk op haar eigen terrein de grieven onderzoekt. Zo zijn er commissies voor: cultuur, economie, demografie, administratie, landbouw, buitenlandse politiek, sociaal beleid en jeugd.”
Permanent Comité: “Dit Permanent Comité heeft onmiddellijk een commissie opgericht om de constitutionele vragen te onderzoeken en te bestuderen.”
d) Deel IV
Tot slot van zijn betoog herhaalt Schreurs welke varianten er zijn binnen het federalisme en op welke manier ze van elkaar verschillen. Hij heeft een vragenlijstje samengesteld. De deelnemers van het congres moeten zich hierover beraden:
Federalisme met twee of met drie?
Zal de federale wetgevende macht uitgeoefend worden door één of twee Kamers?
Moet deze Kamer gekozen worden door het hele land of moet ze worden samengesteld uit een gelijk aantal Vlaamse- en Waalse vertegenwoordigers?
In het geval van federalisme met drie en één niet gekozen Kamer, heeft Brussel dan dezelfde vertegenwoordiging dan Vlaanderen en Wallonië?
Welk zijn de bevoegdheden van de federale overheid?
2.2.3 Rapport van de grievencommissie
Zoals hogerop vermeld was er na het CNW in Luik een grievencommissie opgericht met verschillende subcommissies. De eer om het rapport van deze commissie te verduidelijken is weggelegd voor de voorzitter van de grievencommissie, Albert Schlag. “Het is niet de bedoeling om oplossingen te zoeken, maar om enkel de grieven vast te stellen en te bundelen. De commissie is op goede weg, maar het werk is nog niet volledig afgerond.”
De commissievoorzitter geeft reeds een bloemlezing[70]:
* Administratieve grieven
Voor de overheidsdiensten is er een Vlaamse hegemonie. De commissie tracht hiervoor enkele oorzaken te zoeken:
Bepaalde ministeriële portefeuilles zijn enkel beschikbaar voor Vlamingen en Brusselaars. De rapporteur haalt de voorbeelden aan van financiën en landbouw.
Een andere reden is dat de overheidssector hoofdzakelijk geconcentreerd is in de hoofdstad.
De Vlamingen koesteren het verlangen om Brussel te veroveren.
Als laatste oorzaak verwijst Schlag naar enkele wettelijke maatregelen. In deze context haalt hij het voorbeeld aan van de taalwetgeving die het toelaat ‘de Walen te pesten’.
* Culturele grieven
Wat de culturele grieven betreft, heeft Schlag het vooral over het onderwijs. Zo zouden in Brussel Vlaamse leerkrachten met een gebrekkige kennis van de Franse taal, Waalse en francofone kinderen moeten onderwijzen. Er worden ook grieven geformuleerd inzake middelbaar-, koloniaal-, universitair onderwijs.
Er wordt eveneens geopperd dat slechts één van de zes academies in België voorbehouden is aan Franstalige leerlingen.
Verder kan een grief over de radio-uitzendingen niet ontbreken in de culturele context.
* Economische grieven
“Het economische beleid wordt grotendeels bepaald door niet-Walen.” In zijn rapport deelt Schlag de economische grieven in twee categorieën: grieven tegen de staat en grieven aangaande de privé-sector.
Grieven tegen de staat:
-De samenstelling van de commissies in Brussel bestaat hoofdzakelijk uit inwoners van deze stad.
-De overplaatsing van staatsdiensten naar Brussel, Vlaanderen en Limburg.
-Er is te weinig soepelheid wat betreft het geven van krediet om kleine bedrijven op te starten.
-Sociale politiek
-Buitenlandse handel
-De slechte verstandhouding met Frankrijk
-De onverschilligheid van de staat inzake de economische problemen van grensgebieden
-Het spoorwegen- en scheepvaartnetwerk
-Openbare werken
-De prijzenpolitiek inzake landbouw
- De onbekwaamheid inzake urbanisatie- en reconstructiepolitiek
-Het negeren van het Waalse toerisme
Grieven aangaande de privé-sector:
-De concentratie van banken, verzekeringskantoren en dergelijke in Brussel
-Overplaatsing van industrie van het Zuiden naar het Noorden van België
* Landbouwgrieven
Ook deze categorie verdeelt Albert Schlag in twee delen. Enerzijds formuleert hij de grieven die dateren van vóór de oorlog. Anderzijds somt hij een aantal actuele grieven op met betrekking tot de landbouw en het landbouwbeleid.
Grieven inzake landbouwpolitiek vóór de oorlog:
-De verdeling van de mest beperkt zich tot Wallonië
-De uitsluiting van Waalse verbouwers inzake distributie aardappelen
-De uitbetaling van een premie aan Vlamingen aangaande de koolzaadproductie
Actuele landbouwgrieven:
-Het totaal afstand doen van de door rampen getroffen verbouwers uit de Ardennen
-De prijsvermindering van aardappelen en suikerbieten
-Het gebruik van metaalslakken in Waalse fabrieken als wisselgeld tegen de aardappelen afkomstig uit Nederland
-De toekenning aan Vlaamse verbouwers van potasmest uit Duitsland
-De uitsluiting van Walen op ministerie van landbouw
-De ongelijkheid in verdeling subsidies
-De concentratie van bepaalde landbouwsectoren in Vlaanderen
-Het plaatsen van een varkenssoort dat de landbouw van Denenmarken vernietigt heeft
-De melkerijen
-Een Belgisch-Nederlands verdrag
2.3 Zaterdagnamiddag 11 mei 1946
2.3.1 Het rapport van de commissie voor constitutionele vraagstukken[71]
Het volgende rapport dat aan het CNW wordt voorgelegd is dat van de commissie voor constitutionele vraagstukken. De taak van deze commissie is een voorstel formuleren hoe men het federale België zal gaan uitbouwen. Het voorstellen van dit rapport is in handen van de rapporteur van deze commissie, Jean Marcy.
“De drie drijvende krachten van deze werkgroep zijn Fernand Dehousse, Antoine Delfosse en Marcel Grégoire. Er wordt uiteindelijk gekozen voor het uitwerken van een confederale staat die zal bestaan uit twee regionale staten met één federale hoofdstad. De inwoners van de stad Brussel kunnen dan kiezen voor een Vlaamse- of een Waalse sub-nationaliteit.” Wat deze laatste beslissing aangaat heeft men zich vooral geïnspireerd op de open brief van Jules Destrée. Hij poneerde dat er in België slechts twee volkeren waren en geen drie.[72]
De gevaren die verbonden zijn aan een federalisme met drie zijn tweeërlei: “Enerzijds is er het gevaar om op deze manier Brussel over te leveren aan de Walen of aan de Vlamingen. Anderzijds zullen de Brusselaars in het federale parlement geconfronteerd worden met de scheidsrechtersrol tussen de Walen en de Vlamingen.”
Hoe zal het federale parlement worden samengesteld? ”De federale Kamer moet, in tegenstelling tot in vele andere federale landen, worden gevormd door een samenvoeging van de twee regionale Kamers. De Senaat moet fungeren als bewaker van de belangen van de regionale staten. Deze Senaat zal moeten bestaan uit gekozenen van unieke lijsten in elke regionale staat. In deze confederale staatsstructuur zullen beide landsdelen het recht hebben om uit de structuur te stappen. Dit wordt gedefinieerd als het secessierecht.”
Wat moeten de bevoegdheden worden van de regionale staten en die van de federale staat? “Er wordt getracht om een evenwichtige balans te vinden tussen beide. Wat de bevoegdheden van de deelstaten betreft, moet er gestreefd worden naar economische-, sociale- en culturele autonomie. De federale staat moet dan op haar beurt kunnen beschikken overde volgende bevoegdheden: internationale aangelegenheden, het leger, het koloniaal beleid, de monetaire politiek, de douane, communicatie en justitie. Wel moeten er aangaande deze laatste zaken garanties gegeven worden aan de deelstaten.”
Om dit hele ‘federalisatieproces’ in gang te zetten is er nood aan een herziening van de grondwet. ”Het CNW zal vragen aan de Waalse parlementsleden om een parlementair wetsvoorstel in te dienen over een grondwetswijziging.”
Maar wat als het federalistisch project niet wordt aangenomen door de Belgische staat? De commissie stelt dan voor om een buitengewoon CNW te organiseren. “De Waalse Beweging mag niet terugdeinzen en de Belgische staat zal dan de keuze hebben tussen federalisme of extremisme.”
Na dit rapport wordt er door enkele leden van de assemblee een motie ingediend die unaniem wordt goedgekeurd:
Het CNW te Charleroi van 11 en 12 mei:
Herbevestigt te kiezen voor de Waalse autonomie in België.
Verklaart dat de herziening van de grondwet het principe moet verzekeren dat alle voorgeschreven rechten behoren aan de regio’s. De federale overheid mag geen andere bevoegdheden bezitten dan degene die in de tekst vermeld worden.
2.3.2 Enkele interventies
* Fernand Dehousse
Hij is de voorzitter van de commissie voor constitutionele vraagstukken. Hij wil zijn persoonlijke visie verklaren op dit voorgestelde rapport. Deze persoonlijke mening wijkt af van het voorgestelde rapport. Hij is voorstander van het federalisme met drie en bijgevolg voor het creëren van een derde staat, Brussel.
Waarom? “In Brussel zijn er twee soorten Franstaligen: Walen en degenen die Frans spreken maar geen Waals gevoel bezitten. Wanneer men kiest voor het federalisme met twee zal men een ‘fremdcörper’ introduceren in Wallonië. Namelijk de Franssprekende Brusselaars. Deze laatste categorie kiest enkel voor de Waalse sub-nationaliteit omdat ze Francofoon zijn en helemaal niet omdat ze Walen zijn.”
Maar omdat hij zichzelf beschouwt als een goed en ervaren militant wil hij zich graag aansluiten bij de bevindingen van de commissie.
* Antoine Delfosse
Een ander lid van de hogerop genoemde commissie, Antoine Delfosse, sluit zich volledig aan bij het gepresenteerde rapport. Maar hij heeft ook enkele bezwaren en opmerkingen. Zijn eerste bezwaar situeert zich op het niveau van het secessierecht. ”Het secessierecht mocht niet opgenomen worden in het voorstel omdat dit in strijd is met de beslissingen van het vorige CNW te Luik. ”
Zijn tweede bezwaar is dat in het rapport niet wordt vermeld wat er met de overige bevoegdheden zal gebeuren. Tot slot heeft hij nog een terminologische opmerking inzake de definiëring van de begrippen staat en regio.
* Louis Piérard
Hij begint zijn discours met een lange lijst dankwoorden om zich dan uiteindelijk aan te sluiten bij de bedenking van de Delfosse inzake het secessierecht.
Een tweede uitwijding gaat over de bevoegdheden van de regio’s en de federale staat. “De bevoegdheden van de federale overheid mogen niet tot het extreme worden gereduceerd. Men moet de bevoegdheden van naderbij bekijken.”
Tenslotte heeft Piérard het over de beloftes van Spaak. Hij heeft veel respect voor Spaak, “maar de Waalse Beweging geen voldoening mag nemen met loze beloftes van deze man.”
* Marcel Philippart
Hij kan zijn hele uiteenzetting rekenen op boegeroep, verwijten, fluitconcerten en dergelijke meer. Om te beginnen maakt hij de opmerking over het rapport van de grievencommissie. Meerbepaald over de politieke mandaten die bezet zijn door Walen. “Er zijn wél verschillende Waalse ministers. Men mag de grieven niet overdrijven omdat men de Waalse Beweging dan niet meer au serieus zal nemen.”
Hij verzet zich, net als op het Luikse CNW, tegen het federalisme: “Dit zal uiteindelijk leiden tot de vernietiging van het vaderland België. Het aangehaalde secessierecht zal op termijn leiden tot de definitieve scheuring van België.”
* Jean Rey
Jean Rey begint zijn uiteenzetting met twee opmerkingen: “Ten eerste wordt er in het rapport niet over het vormen van een federale regering gesproken. Ten tweede kan het niet dat de federale Kamer zal gevormd worden door een samenvoeging van de twee regionale Kamers.”
Rey is geen voorstander van het federalisme met twee. “Indien men kiest voor het federalisme met twee, dan zal Wallonië bestuurd worden door zelfverklaarde Walen zoals Rongvaux, Spaak, etc….”
Hij verkiest het federalisme met drie. “Er wonen in Brussel mensen die noch Vlaming noch Waal zijn. De Waalse zaak zal geschaad worden indien men deze mensen zal dwingen een keuze te maken. De Walen mogen niet verward worden met de Franssprekende Belgen.” Over deze materie denkt hij dus ongeveer hetzelfde als Fernand Dehousse.
* François Simon
Hij ergert zich aan het taalgebruik van de vorige sprekers over Brussel. Als Brusselaar is hij van mening dat de beste oplossing het federalisme met twee is. “Dit federalisme met twee zal de situatie van de Walen in Brussel dermate verbeteren.”
“Er is sinds het CNW in Luik helemaal nog niets veranderd, integendeel. De Vlamingen zijn meer imperialistisch dan ooit tevoren.” Hij geeft politici zoals Camille Huysmans een stevige veeg uit de pan en hij duidt Rongvaux aan als de grote saboteur van de Waalse radio-uitzendingen.
Hij verwijt de Waalse parlementsleden enige vorm van zwakheid. “Ze hebben nog geen enkele stap ondernomen over de terugkeer van enkele gemeenten naar de provincie Henegouwen.”
Hierna heeft hij het uiteindelijk over het geformuleerde voorstel om het federalisme in te voeren. In tegenstelling tot Delfosse en Piérard, voor wie het secessierecht te verregaand is, vindt Simon het secessierecht onvoldoende.
Wat het internationale beleid betreft is het voor hem onaanvaardbaar dat dit onder de bevoegdheid van de federale overheid valt. “Het buitenlandse beleid van de Vlamingen zal zich naar het germanisme oriënteren. En de Walen zullen zich richten tot Frankrijk. Het zal bijgevolg noodzakelijk zijn voor Wallonië om autonomie te claimen aangaande de internationale politiek.”
Tot slot stelt hij voor aan alle rattachisten om zich voorlopig achter het federalisme te scharen. “Maar indien België niet tegemoet zal komen aan de Waalse eisen, dan moet er een derde CNW komen. Op dit CNW moet Wallonië zich definitief afscheuren van de Belgische staat.”
Deze uiteenzetting van François Simon valt niet in goede aarde bij de congresvoorzitter. Merlot doet heel even afstand van zijn functie als voorzitter om te reageren. Hij betreurt het discours van de vorige spreker. “Het CNW is niet georganiseerd om te discussieren over internationale politiek. Indien men wenst dat de beslissingen van het CNW au serieus worden genomen dan moeten de sprekers hun kalmte en sereniteit bewaren. Ze mogen zeker geen opruiende taal spreken.” Als socialist is hij serieus in zijn wiek geschoten omdat de spreker Camille Huysmans heeft aangevallen.
* Henri Glineur
Hij zal opnieuw spreken in naam van de communistische partij. Bij het voorgestelde federalistisch project hebben de Communisten enkele bedenkingen. De communistische partij opteert voor een federalisme met drie deelstaten. De partij heeft een hele lijst amendementen die kunnen worden samengevat in twee krachtlijnen. Ten eerste eist ze het behoud van een coherente Belgische structuur omdat een te vergaande autonomie de Waalse zaak op termijn zal ruïneren. De tweede krachtlijn houdt in dat er nood is aan oplossingen die onmiddellijk uitgevoerd kunnen worden. Glineur eist dus dat het CNW zijn beslissingen onmiddellijk uitvoert omdat er tot nu toe nog maar bitterweinig gerealiseerd is.
Wat deze laatste opmerking betreft, stelt Glineur aan het CNW twee praktische oplossingen voor. “Enerzijds het oprichten van drie raden in de drie desbetreffende regio’s. Anderzijds het splitsen van enkele ministeries tot en met het niveau van de secretaris generaal. Bij de ministeries van openbare werken en landbouw is dit zeker realiseerbaar.”
* Marcel Grégoire
Hij vraagt aan het CNW om de amendementen van de communisten te verwerpen. Hij vraagt ook om een groepering op te richten die alle Waalse parlementsleden verenigt om de beslissingen van het CNW te verdedigen.
“Er moet een speciale commissie moet komen die alle voorstellen, die worden voorgelegd aan het CNW, zal onderzoeken. Op die manier moet het CNW zich niet inlaten met het bespreken van details.”
Hij verwerpt de opmerking van Philippart dat er wel degelijk Waalse ministers zijn in de huidige Belgische regering. Grégoire stelt zich één vraag: “Zijn deze individuen wel echte Walen?”
Verder merkt hij op dat het voorgestelde federalistisch project een compromis is. “Niemand zal er zijn persoonlijke visie volledig in terugvinden.” Zelfs hij, één van de grote gangmakers van het voorstel, heeft enkele concessies moeten doen. Tenslotte vraagt hij aan de congressisten om te stemmen voor het project dat kan worden samengevat in één enkele zin: “federalisme met twee, maar de Brusselaars moeten hun eigen lot kunnen bepalen.”
* Maurice Delbouille
Hij kan rekenen op protest van de hele zaal als hij verklaart dat het CNW meer een beroep doet op het sentimentele aspect dan op de redelijkheid. “De aanhangers van het federalisme met twee ontkennen het bestaan van Brussel. Brussel mag economisch, administratief en politiek niet genegeerd worden. België bestaat volgens hem dus uit drie delen: Vlaanderen, Wallonië én Brussel.”
Oorspronkelijk was hij te vinden voor het federalisme met drie, maar na verloop van tijd is zijn gedachtegoed geëvolueerd naar het opteren voor het federalisme met twee. “De Brusselaars moeten bepalen welke invulling het CNW zal geven aan het federalisme.”
* François Van Belle
Het romantische aspect van de Waalse Beweging is volgens hem al sinds 1931 verdwenen.[73] Net als Marcel Grégoire drukt hij de congresgangers op het hart dat het federalistisch project een compromis is. “Niemand zal zich hierin honderd procent kunnen terugvinden. Welke vorm van federalisme, met twee of met drie, er ook zal gekozen worden, het zal altijd een nieuwe ervaring zijn. In beide gevallen zal de federale overheid dezelfde bevoegdheden krijgen. En in beide gevallen zal er nood zijn aan een herziening van de grondwet. Deze grondwetsherziening is niet mogelijk tijdens het bewind van een regent.”
Het secessierecht is volgens Van Belle het allerbelangrijkste principe wanneer men de federalistische weg wil gaan bewandelen. Deze redenering is heel logisch te verklaren. François Van Belle was een hevig voorstander van de volledige onafhankelijkheid van Wallonië. Het was tenslotte Van Belle die op het CNW in Luik de these van de onafhankelijkheid vurig verdedigde.
* René Thône
Voor de twee federalistische mogelijkheden zijn er volgens hem goede argumenten, maar Brussel mag niet worden opgegeven. “Het probleem Brussel is er één van een enorme omvang. Maar niets mag de Waalse Beweging beletten om de Franse beschaving in de hoofdstad te redden.”
Hij begrijpt niet dat sommige kranten de Waalse Beweging separatisme verwijten omdat er toch gekozen is voor Waalse autonomie binnen de Belgische staat. Hij doelt duidelijk op de katholiek-unitaire pers. Om af te sluiten geeft hij Marcel Philippart en de PSC een veeg uit de pan: “Wallonië is zijn vaderland, niet België.
2.4 Zondag 12 mei 1946
2.4.1 De motie van de ‘Conseil national wallon de la Radiodiffusion’
Deze tweede en laatste congresdag wordt geopend met de uiteenzetting van Emile André-Robert. Hij is de vertegenwoordiger van de CNWR. Deze vereniging is ontstaan in 1944 en bestaat uit verschillende commissies om een wetsvoorstel op punt te zetten inzake de radio-uitzendingen. De leden van de CNWR zijn de drijvende krachten achter de motie over de radio-uitzendingen tijdens het CNW in Luik.
Na het toelichten van de activiteiten van de CNWR stelt hij aan de congressisten een motie voor die unaniem wordt goedgekeurd.
Het CNW van 11 en 12 mei 1946 te Charleroi:
Eist de oprichting van Waalse radio-uitzendingen.
Verklaart dat meer dan 140 Waalse Kamer- en Senaatsleden van alle partijen te vinden zijn voor de eisen inzake de radio-uitzendingen.
Verklaart dat de regering, op 7 november 1945, aan de Kamer heeft aangekondigd dat er een oplossing moet gevonden worden voor de problemen van de Waalse radio en de ingebruikname van een derde golf.
Verklaart dat er gewacht wordt op het moment wanneer de regering, en meer specifiek de Waalse ministers, eindelijk de nodige stappen zullen ondernemen.
Vraagt aan het parlement dat het zijn sympathie moet betuigen aan de Waalse eisen door te stemmen voor de oprichting van een Waalse radio.
2.4.2 Rapport van de resolutiecommissie
Dit rapport wordt voorgesteld door René Thône. Hij is aangesteld als rapporteur van deze resolutiecommissie. De opzet van de resolutie is “aan de buitenwereld te tonen dat er eenheid is onder de congressisten en binnen de Waalse Beweging.” Hij stelt voor om het volgende CNW te houden in Namen.
Het CNW van 11 en 12 mei 1946 te Charleroi:
Aanvaardt de algemene structuur van het federalistisch project voorgesteld door de commissie voor constitutionele vraagstukken.
Kent aan de Brusselaars het recht toe om hun eigen statuut te bepalen in het Belgische kader.
Het Permanent Comité moet een voorstel tot grondwetsherziening opstellen en het voorleggen aan het parlement.
Hij leest ook een resolutie voor die bestaat uit de voorstellen van de communistische partij. Meerbepaald de voorstellen over het oprichten van Raden en het splitsen van bepaalde ministeries tot en met het niveau van de secretaris generaal.
2.4.3 De discussie van het rapport
* Fernand Dehousse
“De inhoud van de resolutie is wel goed, maar in zijn huidige vorm zal de resolutie nooit aangenomen worden door de parlementaire instanties. De commissie voor constitutionele vraagstukken zal als eerste taak de congresresolutie moeten omzetten naar een wetsvoorstel.”
De tweede opmerking van hem handelt over het probleem van het wijzigen van de grondwet tijdens het bewind van een regent. Dehousse wenst dit op te lossen door dit artikel, over de grondwetswijziging tijdens het regentschap, zelf te laten herzien.
* Jean Rey
Jean Rey wenst een andere resolutie voorstellen. Voor hij dit doet maakt hij een grapje door een tekstje voor te lezen dat zou dateren van 1952.[74]
Hij heeft een andere resolutie opgesteld omdat hij een verdediger is van het federalisme met drie. Volgens hem moest er ook een politieke meerderheid zijn die bestaat uit Walen, Vlamingen en Brusselaars om het federalisme goed te keuren. Zijn resolutie houdt het volgende in:
Het CNW:
Neemt kennis van het rapport van de grievencommissie en bevestigt dat de enige oplossing voor al deze onrechtvaardigheden de autonomie van Wallonië in België is.
Neemt de conclusies aan van het rapport van de constitutionele commissie om een federalistisch regime in te voeren.
Stelt vast dat vele Walen kiezen voor het federalisme met drie. De keuze om het federalisme te realiseren hangt niet alleen af van Wallonië, maar ook van Vlaanderen en Brussel.
Belast de constitutionele commissie met het opstellen van een definitief project dat rekening houdt met de gevoerde discussies. Het CNW belast hen ook met het bestuderen van de voorwaarden van het federalisme met drie.
Belast het bureau van het CNW met het zoeken van contact met Vlamingen en Brusselaars. Men moet op die manier kijken op welke basis men een grondwetswijziging kan doorvoeren ten voordele van het federalisme.
* Marcel Grégoire
Marcel Grégoire stelt eveneens een korte resolutie voor.
Het CNW:
Beslist dat er geen enkele structurele wijziging komt in het federalistisch project van de constitutionele commissie. Tenzij door een nieuw CNW dat uitsluitend bestaat uit uitgenodigde organisaties van het CNW te Charleroi.
* Paul de Stexhe
Dit lid van de PSC neemt het op voor de veel belaagde Marcel Philippart. Hierna verklaart hij dat hij niet akkoord kan gaan met de diverse voorgestelde resoluties. Hij weigert te stemmen voor zaken die gebaseerd zijn op emoties en niet op feiten.
Hij is geïnteresseerd in economische zaken, maar het federalisme zal niets oplossen. “Het is te betreuren dat Wallonië veel te lijden heeft onder de economische- en demografische problemen. Men verliest op dit congres tijd door te praten over politieke hervormingen die nog vele jaren op zich zullen laten wachten. Het federalistisch project zal op een nederlaag uitdraaien omdat er in België niets realiseerbaar is zonder de Vlamingen en de Brusselaars.”
Tot slot vermeldt hij dat zijn partij de dag erna een voorstel zal indienen. Met dit voorstel wil de PSC een oplossing zoeken voor de problemen tussen de Walen en de Vlamingen. Het hoeft geen betoog dat deze man zijn hele uiteenzetting kan rekenen op fluitconcerten en onderbrekingen.
Voorzitter Merlot heeft nog een appeltje te schillen heeft met de vorige spreker. De katholiek verklaarde begaan te zijn met de Waalse economische problemen. Merlot zegt dat hij hem nog niet heeft ontmoet op de bijeenkomsten over de economische toestand van Wallonië. Verder maakt de congresvoorzitter het hele betoog van de Stexhe met de grond gelijk.
* Gaston Hoyaux
Het twistpunt in de resolutie is volgens Gaston Hoyaux het recht voor de Brusselaars om hun eigen statuut te bepalen. “Maar wat dan met bijvoorbeeld de inwoners van de stad Moeskroen? Hebben zij ook niet het recht om te kiezen voor Wallonië?”
Verder vindt hij dat de massa in Wallonië warm moet gemaakt worden voor de Waalse Beweging. Om dit tot stand te brengen stelt hij voor om na elk CNW grote informatieavonden te organiseren. Op deze bijeenkomsten moet men de massa inlichten over de beslissingen van het CNW.
“In de toekomst moet de Waalse Beweging de parlementaire weg volgen. Het CNW moet meer parlementsleden warm maken voor de Waalse kwestie.” In zijn ogen is het secessierecht een garantie voor Wallonië en helemaal geen bedreiging.
* François Van Belle
Hij wil het CNW erop attent maken om als één blok naar buiten te komen. Daarom vraagt hij ook om de resolutie van Rey te verwerpen. Hij doet dit niet omdat hij de inhoud niet interessant vindt, maar om de eenheid te bewaren binnen de Waalse Beweging.
“De voorgestelde resolutie van de resolutiecommissie is een compromis. Er zijn reeds enkele toegiften gedaan aan de voorstanders van het federalisme met drie wat betreft de Brusselse affaire. De Walen uit Brussel zijn even goede Walen als de Walen uit Wallonië.”
De laatste spreker is Paul Renotte die oproept tot eenheid en tot het vinden en realiseren van praktische oplossingen.
2.4.4 Resoluties, stemming en slotwoord van de voorzitter
Joseph Merlot denkt dat het nuttig is om de vijfde paragraaf van het voorstel van Jean Rey toe te voegen aan de dagorde:
Belast het bureau van het CNW met het zoeken van contact met Vlamingen en Brusselaars. Men moet op die manier kijken op welke basis men een grondwetswijziging kan doorvoeren voor het federalisme.
Vervolgens vraagt hij aan de congresgangers om te kiezen voor de resolutie van Jean Rey als dagorde of voor de resolutie van de resolutiecommissie. Met 25 tegenstemmen wordt de dagorde bepaald door de voorstellen van de resolutiecommissie. De volgende resolutie wordt dus gestemd en unaniem goedgekeurd met drie tegenstemmen en 8 onthoudingen:
Het CNW van 11 en 12 mei 1946 te Charleroi:
Aanvaardt de algemene structuur van het federalistisch project voorgesteld door de commissie voor constitutionele vraagstukken.
Kent aan de Brusselaars het recht toe om hun eigen statuut te bepalen in het Belgische kader.
Het Permanent Comité moet een voorstel tot grondwetsherziening opstellen en het voorleggen aan het parlement.
Het volgende dat wordt voorgelegd is de resolutie van de communistische partij die door toejuiching unaniem wordt goedgekeurd. Deze resolutie bevat het oprichten van Waalse-, Vlaamse- en Brusselse raden en de splitsing van enkele ministeries.
Na een oproep van de voorzitter aan Marcel Grégoire om zijn laatste motie in te trekken doet Grégoire dit ook.
Een volgende zaak die wordt toegevoegd aan de dagorde handelt over het theater en wordt goedgekeurd.
Een tekst van de Walen uit Congo wordt eveneens goedgekeurd:
Het CNW:
Wijst zijn ministers op het gevaar van de vervlaamsing van de kolonie.
Eist dat de huisvader de vrije keuze moet krijgen om de tweede taal te kiezen.
Eist het recht dat de Walen carrière moeten kunnen maken enkel met de kennis van hun moedertaal.
* Charles Plisnier
De ‘Waal uit Parijs’ roept op om tot eenheid binnen de Waalse Beweging te komen. Maar hij doet ook een oproep aan de congresgangers om hun solidariteit te tonen aan de Fransen die hard hebben geleden in de Tweede Wereldoorlog. Hij vraagt dan ook een financiële bijdrage van de congresgangers om hun zuiderburen een hart onder de riem te steken.
Joseph Merlot sluit het CNW af en bedankt de autoriteiten van de stad Charleroi om dit tweede CNW te organiseren.
3 Het CNW, 3 en 4 mei 1947, Namen [75]
3.1 Inleiding
Voor de derde keer sinds de Bevrijding verenigen de Waalse nationalisten zich op een CNW. Ditmaal is Namen de plaats van afspraak. De verschillende theses die aangenomen zijn op de twee vorige congressen hebben eindelijk de steun gekregen van de meerderheid van de Waalse parlementsleden. Er is een Waals actiecomité opgericht dat bestaat uit vertegenwoordigers van de verschillende Waalse politieke partijen en verenigingen. Dit - comité staat onder toezicht van het CNW.
In de inleiding vermeldt Fernand Schreurs de resultaten van het congres van de Waalse socialisten. De socialisten hebben op hun congres gekozen voor het federalisme met 62 stemmen voor, 38 stemmen tegen en één onthouding. Dit is volgens hem het een belangrijke politieke gebeurtenis. Vooral omdat er in Wallonië nu drie partijen hebben gekozen voor het federalisme: de socialisten, de liberalen en de communisten.
3.2 Zaterdagochtend 3 mei 1947
3.2.1 Openingsrede
Het CNW wordt ditmaal niet geopend door Joseph Merlot. Reden? Hij heeft een klein auto-ongeluk gehad en zal bijgevolg later arriveren in het Koninklijk theater van Namen. De vice-president van het CNW, Fernand Pieltain, stelt voor om direct te beginnen.
3.2.2 Het rapport van de Secretaris Generaal[76]
Het Permanent Comité heeft nog niet de kans gekregen om het rapport van Fernand Schreurs goed te keuren. De Secretaris Generaal spreekt dus deze keer uit eigen naam.
In het eerste deel heeft hij het hoofdzakelijk over de politieke gebeurtenissen sinds het ontstaan van de congressen. In het tweede deel vestigt hij de aandacht op enkele zaken die belangrijk zijn voor het CNW van Namen. Namelijk het voorstel tot grondwetswijziging van Grégoire en welke houding de Waalse Beweging moet aannemen als de Vlaamse meerderheid het federalisme verwerpt.
a) Deel I
Om te beginnen heeft hij het over de beslissingen van de vorige congressen. “In Luik heeft men gekozen voor ‘de autonomie van Wallonië in het Belgische kader’. Velen hebben dit besluit aangenomen met spijt in het hart. Maar men is er toch in geslaagd om alle Waalse krachten te bundelen en als een sterk blok naar buiten te komen. In Charleroi heeft men na een lange discussie het voorstel aangaande het federalisme van de commissie voor constitutionele vraagstukken aangenomen. De Brusselaars kunnen hierdoor hun eigen statuut bepalen.” Schreurs vermeldt ook de twee aangenomen voorstellen over het oprichten van de raden en de splitsing van de ministeries.
Vervolgens heeft hij het over de grondwetswijziging en over het probleem van artikel 84. “Dit artikel stelt dat het verboden is om een grondwetswijziging door te voeren tijdens het bewind van een regent.”[77]
In 1946 is er ook een Waalse parlementaire groep opgericht waarvan François Van Belle de voorzitter is geworden. “Deze groep heeft als functie om alle Waalse parlementaire krachten te verenigen.”
De beloftes, die Spaak heeft gedaan aan de Waalse Beweging inzake ontvolking, cultuur en economie, worden met de grond gelijk gemaakt. “De Waalse Beweging heeft geen nood aan woorden, maar aan daden.”
Schreurs protesteert ook tegen het economisch blok van België, Nederland en Luxemburg. Volgens hem is dit een blok dat bestaat uit 14 miljoen Germanen en slechts 3 miljoen Walen. Verder is hij ook niet echt lovend voor het pas opgerichte centrum Harmel.
Uit de malaise die de Waalse Beweging voorheen heeft gekend, kunnen twee lessen worden getrokken. “Ten eerste moeten de gewone militanten hun werk verder zetten zonder zich te laten afleiden door het parlementaire spelletje. Ten tweede moeten de parlementsleden beseffen dat de eenheid binnen hun partij ondergeschikt is aan het lot van Wallonië.” Schreurs kan hieruit besluiten dat beide groepen, de militanten en de parlementsleden, moeten blijven werken op hun eigen terrein en met hun eigen methodes.[78]
b) Deel II
Fernand Schreurs zegt dat er twee zaken op dit CNW van belang zijn. Ten eerste: de goedkeuring van het voorstel tot grondwetswijziging van Marcel Grégoire.[79]
En ten tweede: welke houding moet de Waalse Beweging aannemen indien het federalistisch voorstel wordt verworpen door een Vlaamse meerderheid?
* De goedkeuring van het voorstel tot grondwetswijziging van Marcel Grégoire:
“Er zullen twee deelstaten zijn, namelijk Vlaanderen en Wallonië, en één federale regio, Brussel. Deze drie deelgebieden zullen elk hun eigen regionale Kamer krijgen. Deze regionale Kamer wordt rechtstreeks verkozen door het volk. De centrale wetgevende macht zal bestaan uit één Kamer. Deze zal worden samengesteld uit de samenvoeging van de drie regionale Kamers en uit een Senaat.”
“Dit voorstel is door het Permanent Comité aangenomen op uitzondering van drie artikels: artikel 84, artikel 131 en artikel 7. Dit laatste artikel houdt verband met het secessierecht.[80]”
* Welke houding moet de Waalse Beweging aannemen indien het federalistisch voorstel wordt verworpen door een Vlaamse meerderheid?
“De congressisten moeten vertrouwen hebben in de goedkeuring van het federalisme. Dit vertrouwen mag echter geen synoniem zijn voor onvoorzichtigheid.”
Welke houding kan er aangenomen worden wanneer het voorstel toch wordt verworpen?
“Sommige militanten zullen dan kiezen voor de Waalse onafhankelijkheid of het rattachisme. De vereniging Jeune Wallonie is voorstander van deze oplossing.”
“Sommigen denken dat het extremisme een breuk zal veroorzaken binnen de Waalse Beweging. Zij verkiezen dus om verder te blijven werken langs de parlementaire weg. Vooral omdat de ideeën van de Waalse Beweging veel weerklank krijgen binnen de diverse politiek partijen.”
“Er is ook het voorstel van de mensen van La Wallonie Libre. Zij vinden dat het federalisme moet worden blijven verdedigd en dat de groep van Waalse parlementsleden hun werk moeten blijven verder zetten. Men moet zich blijven beroepen op het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren. Naast de parlementaire weg wil La Wallonie Libre ook de hulp inroepen van de UNO en van de buitenlandse kanselarijen.”
3.2.3 Openingsrede van de voorzitter
Joseph Merlot begint met zich te excuseren voor zijn laattijdig aankomen. Welke waarde hecht hij aan de voorbije congressen? “Het CNW van Luik symboliseerde de heropleving van het Waalse gevoel. Het CNW van Charleroi symboliseerde dan weer het constructieve karakter van de Waalse Beweging. Men moet in deze geest blijven verder werken, maar de af te leggen weg is nog zeer lang.”
3.2.4 Het rapport van de Waalse parlementaire groep
François Van Belle fungeert als spreekbuis van deze groep parlementsleden die belast is met het uitvoeren van de resoluties van het CNW. Hij kan meedelen dat er 36 Kamerleden en 22 Senatoren zich reeds hebben geschaard achter het voorstel van het federalisme. Hij verklaart dat het onmogelijk is om de artikelen 84 en 131 van de Grondwet te veranderen.
“De parlementaire groep heeft besloten om het secessierecht te schrappen uit het voorstel van Grégoire. De aanhangers van het zevende artikel zijn vrij om een amendement in te dienen. Door dit amendement kan het secessierecht terug opgenomen worden in het voorstel. Het is eveneens onmogelijk om de Brusselaars hun eigen statuut te laten bepalen. Mits deze hogerop geformuleerde aanpassingen keurt de parlementaire groep dit voorstel unaniem goed.”
“De wetsvoorstellen over het oprichten van raden en het splitsen van bepaalde ministeries zijn reeds ingediend bij de senaat door Glineur en Delbouille.” Tenslotte vraagt hij aan alle Waalse parlementsleden die nog niet tot de groep behoren om toch toe te treden tot de Waalse parlementaire groep.
3.2.5 Enkele moties
‘Een congresganger’ vraagt aan de voorzitter dat de vertegenwoordigers van de politieke partijen het standpunt van hun partij meedelen. Joseph acht dit niet nodig is en verwerpt dus de motie.
* Oscar Grojean
Grojean wenst ook een motie in te dienen. “Het CNW moet hommage brengen aan François Bovesse die tijdens de oorlog vermoord was in Namen door een militie van Rex.” Joseph Merlot gaat graag in op dit verzoek en brengt bijgevolg hommage aan deze Waalse held.[81]
3.3 Zaterdagnamiddag 3 mei 1947
3.3.1 Het debat
* Antoine Delfosse
Volgens de vroegere katholieke minister gaat Fernand Schreurs voorbij aan de ingenomen positie van de twee vorige congressen. Hij verwijst naar de mogelijkheden die werden voorgesteld in geval van de verwerping van het federalistische voorstel. “Het kan niet dat men oplossingen aanhaalt die zich buiten het Belgische kader situeren. Het extremisme zal de Waalse Beweging verzwakken in plaats van te versterken. De hulp inroepen van de UNO is ook niet aan de orde.”
Er moet volgens Delfosse een meerderheid tot stand komen: “Een Belgische meerderheid weliswaar, want zonder de Vlamingen kan het probleem niet opgelost worden.”
Verder verwijt hij het CNW een gebrek aan representativiteit: “Het CNW vertegenwoordigt helemaal niet de drie miljoen inwoners van Wallonië. Men is naïef als men dit gelooft.”
Zoals het ook op de voorbije congressen het geval was, kan ook deze katholieke afgevaardigde rekenen op heel wat boegeroep en onderbrekingen.
* Henri Glineur
Zoals hij het ook op de vorige congressen heeft gedaan, spreekt Glineur ook nu uit naam van de communistische partij. ”De communisten, zowel de Walen als de Vlamingen, kiezen unaniem voor het voorstel van Grégoire. Net zoals in andere landen moet het federalisme ook een feit worden in België. Het gevecht om het federalisme moet gewonnen worden.”
Glineur vindt dat er niet gewacht moet worden op de goedkeuring van het project. “De activiteiten van de Wallinganten moeten verdubbeld worden. Deze activiteiten situeren zich twee niveaus. Enerzijds is er het niveau van de parlementsleden. De Waalse parlementsleden moeten zich inzetten voor de luchthavenpolitiek, de theatersubsidies en de Waalse openbare werken. Anderzijds is er het niveau van de gewone militanten. Het gevecht om het federalisme mag niet alleen uitgevochten worden in het parlement. Het CNW moet zich inzetten om Wallonië te mobiliseren. In verschillende regio’s en steden moeten lokale comités opgericht worden. Deze comités zullen dan de taak hebben om activiteiten te organiseren en de Walen bewust te maken van de federalistische strijd. Er moeten ook brochures worden uitgegeven om de bevolking op de hoogte te stellen van de beslissingen en werkzaamheden van het CNW. Ook op deze manier kan men de bevolking overtuigen van het nut van het federalisme.”
Het Waalse bewustzijn moet dus ook gepromoot worden bij niet-intellectuelen. Hij wil dan ook dat de jaarlijkse manifestatie te Waterloo dit jaar volledig in het teken zal staan van de strijd om het federalisme.
* Charles Plisnier
Deze ‘Waal uit Parijs‘ denkt dat het federalisme nooit uitgevoerd zal worden in de exacte termen die het CNW heeft voorgesteld. Hij spreekt krasse taal: “Als het federalisme wordt verworpen, dan zullen wij onze vrijheid terugnemen. De extremisten zijn de meest wijze personen, omdat ze het verste kijken.”
Deze uiteenzetting vraagt om een reactie van de congresvoorzitter. Volgens Merlot maakt zijn uiteenzetting duidelijk wat de keuze van Plisnier is indien het zal voorstel verworpen worden. Joseph Merlot roept nog eens op tot eenheid: “Om de strijd te winnen voor Wallonië moet men de punten die de congresgangers verdelen laten vallen. Want anders legt men te veel nadruk op de meningsverschillen binnen de Waalse Beweging. Het CNW is niet samengekomen om naar mooie uiteenzettingen te luisteren, maar om praktische beslissingen te nemen.”
* Jean Rey
Deze Luikenaar zal eerst spreken uit naam van de Waalse liberalen: “De liberalen kiezen voor het federalisme met als doel om België te redden en niet om het te vernietigen. De liberalen zijn nog altijd zeer fier om Belg te zijn. Ze zijn ook voorstanders van het project dat wordt voorgesteld op het CNW.”
Vervolgens wenst hij te spreken uit zijn eigen naam. In deze hoedanigheid heeft hij een drietal opmerkingen:
De eerste opmerking houdt verband met het onvermijdelijke artikel 84 van de grondwet: “Men kan wachten tot het regentschap voorbij is of men kan direct handelen. Men moet voorzichtig zijn en niet impulsief handelen.” Hij wil dus overduidelijk wachten tot de hele kwestie omtrent het regentschap is afgelopen.
Tweede opmerking: “Elke grondwetswijziging in België verloopt zeer traag. De Waalse Beweging moet dus geduldig zijn en steeds inspanningen blijven leveren.”
Zijn derde opmerking sluit nauw aan bij de visie van de communist Glineur over de propaganda. “De burgers moeten overtuigd worden van het nut van het federalisme. Ook de rapporten van de ‘Conseil Economique Wallon’ moeten worden verspreid onder de Waalse bevolking.”
En tot slot stelt hij voor om het volgende CNW te houden in Brussel, omdat “het federalisme mag niet uitsluitend een Waalse aangelegenheid zijn.”
* Alphonse Tonneaux
Hij wil een resolutie indienen in naam van de Waalse jeugd. Tonneaux kan op zeer veel applaus rekenen. Vooral als hij verklaart dat “België bestuurd zal worden zonder de Walen indien het parlement het federalistisch project verwerpt.” De resolutie van de Waalse jeugd houdt het volgende in:
Het CNW van 3 en 4 mei 1947:
Is voorstander van het voorgestelde federalistische project.
Vraagt aan alle Waalse parlementsleden om dit voorstel met veel energie te verdedigen.
Belast het Permanent Comité met een belangrijke taak in geval van de verwerping van dit voorstel. Het Permanent Comité moet dan contact opnemen met de verantwoordelijke parlementsleden. Er moet dan samen met hen overlegd worden welk standpunt men zal innemen.
Indien het federalistisch voorstel zal worden verworpen, dan moeten de ministers die het CNW steunen onmiddellijk hun ontslag indienen bij de regering.
* Victor Van Michel
Hij spreekt uit naam van de PUW. Hij verklaart dat het federalisme noch voor vandaag noch voor morgen zal zijn. Hij verzet zich vooral tegen de traagheid waarmee het dossier behandeld wordt door de politici.
Hij vraagt ook meer aandacht voor de resoluties die de congresgangers de voorbije jaren hebben goedgekeurd. “Er is namelijk nog geen enkele vooruitgang geboekt in deze gestemde resoluties.”
In deze geest vraagt hij aan de Waalse mandatarissen om niet te vergeten dat ze verkozen zijn dankzij het Waalse volk. “Hun Waals bewustzijn moet verder gaan dan hun deelname aan dit CNW. Het is te betreuren dat er nog geen enkele regering is gevallen door toedoen van een Waalse minister. Deze ministers voelen zich eerst coalitiepartner en dan pas Waal. De Vlamingen zijn nog steeds baas in België.”
Van Michel is een uitgesproken voorstander van de opname van het secessierecht in de nieuwe grondwet. “De PUW zal vertrouwen blijven hebben in het federalistisch project als de Waalse parlementsleden het secessierecht terug opnemen.”
Hierna ontstaat er een conflict met de congresvoorzitter. Merlot vindt dat Van Michel makkelijk spreken heeft omdat hij niet verkozen is en zich bijgevolg niet moet houden aan de regels van de politiek. Het probleem van ‘Beweging versus parlementair werk’ is ook van toepassing op het CNW.
Tenslotte brengt Van Michel hulde aan Van Belle en Grégoire: “Deze twee zijn volgens hem eerst Waals militant en dan pas parlementslid. Iedere minister, parlementslid en militant moet een inspanning doen om Wallonië te redden door in de eerste plaats Waal te zijn.”
* François Simon
Deze Brusselaar vindt dat er teveel nadruk wordt gelegd op de materiële eisen en dat men het morele aspect te vaak verzwijgt. Hij vindt het des te erger dat er verschillende Waalse militanten meewerken aan deze beeldvorming.
Een tweede punt dat hij aanklaagt is het Benelux akkoord. “Dit is een illustratie van de Vlaamse dominantie in België. Dit akkoord is niet alleen economisch nefast voor Wallonië, maar getuigt ook van een vijandige positie ten opzichte van Frankrijk. Het Benelux akkoord is een uitvoering van de fascistische plannen van Jef Van Severen (sic).[82]
Hij zet zijn aanval op het incivieke Vlaanderen verder. “Er is een heropleving van de Vlaamse pers zoals die bestond tijdens de Tweede Wereldoorlog.” Het feit dat hij openlijk uitkomt voor de aanhechting bij Frankrijk vindt hij blijkbaar geen uitlating van burgerlijke ongehoorzaamheid. De rattachisten blinken uit in cognitieve dissonantie.
Het federalisme is voor Simon niet de beste oplossing. De enige reden waarom hij heeft gekozen voor het federalisme, is om aan te tonen dat de unitaire staat onhoudbaar is. “Het federalisme kan de tegenstellingen tussen de twee volkeren wel matigen, maar de onderdrukking zal nooit volledig verdwijnen. De federalisten zijn bang om de grondwet te schenden. Het project van Grégoire is slechts een minimumprogramma.”
Hij sluit zijn betoog af met de leuze: “Vive la France!”
* Marcel Philippart
Net zoals hij op de vorige congressen heeft gedaan, verklaart hij ook hier dat het federalisme een zeer gevaarlijk iets is. En net als op de vorige congressen wordt hij ook hier bijna zijn hele betoog uitgejouwd. “Voor de helft van de deelnemers is het federalisme slechts een middel om uiteindelijk een stap verder te kunnen zetten.” Het discours van Simon is hier een mooie illustratie van. Het is volgens mij een overdrijving en belediging om de helft van het aanwezige publiek over dezelfde kam te scheren. Er waren weldegelijk ‘echte federalisten’ aanwezig.
Het parlement zal het voorstel van Grégoire nooit aanvaarden: “Het is een schending van de grondwet. De grondwet is heilig en deze moet dus worden gerespecteerd.” Hij is fel gekant tegen bepaalde uitspraken van François Simon omdat deze aanstuurt op een breuk binnen de Belgische staat.
Philippart verklaart zijn liefde voor Frankrijk en de Franse cultuur. Hoogstwaarschijnlijk om het publiek een beetje te kalmeren. “Het federalisme en de taalgrens zullen de uitbreiding van de Franse cultuur naar Vlaanderen in de weg staan.”
* Marcel Grégoire
Hij heeft geen discours voorbereid, maar hij wenst wel te reageren op verschillende zaken die hij in de loop van de dag heeft gehoord. “De congresgangers mogen zich niet te veel inlaten met het bestuderen van details. Op die manier wordt het essentiële van de zaak uit het oog verloren. De principes van de Waalse Beweging moeten door iedereen verdedigd worden met eigen middelen en op eigen terrein.”
“De koers die de Waalse Beweging vaart, mag geenszins uit het oog worden verloren. Sommige politieke partijen geven niet altijd de hoogste prioriteit aan Wallonië en de Waalse zaak. De eenheid binnen de Waalse Beweging moet bewaard worden. Er moet ook werk worden gemaakt van de uitbreiding van de propaganda en de actiemiddelen.”
Wat moet er nu gedaan worden indien het parlement het federalisme zal verwerpen? “Het CNW moet dan onvoorwaardelijk trouw blijven aan het federalisme. Het Permanent Comité zal dan de opdracht krijgen om te onderzoeken hoe het verder moet met de Waalse Beweging en het federalisme.”
* Emile Coulonvaux
“Het federalisme is de juiste manier van handelen omdat deze getuigt van redelijkheid. Het federalisme is helemaal geen synoniem voor separatisme, integendeel. Er zijn twee vijanden die het federalisme zullen kunnen tegenhouden. Enerzijds de Vlaamse meerderheid en anderzijds zij die belang hebben bij de economische concentratie in Brussel. De Waalse Beweging zit op het goede spoor om de federalistische strijd te winnen. Dit blijkt uit het feit dat reeds tweederde van de Waalse parlementsleden hun steun hebben gegeven aan het federalisme.”
Hij vindt dat jan met de pet ook beter op de hoogte moet worden gebracht van het nut van het federalisme. “Het evangelie van de Waalse Beweging moet meer verspreid worden onder de bevolking.” Zoals hogerop is geformuleerd is Coulonvaux niet de enige die vindt dat er een beter propagandabeleid moet worden gevoerd.
Hij formuleert ook een voorstel waarin hij vraagt om ‘een bureau voor statistiek’ op te richten dat alle onrechtvaardigheden moet optekenen.
Na een korte uiteenzetting van Fernand Massart, de voorzitter van Jeune Wallonie, wordt de zitting van zaterdag afgesloten omstreeks 18u.
3.4 Zondag 4 mei 1947
3.4.1 Voortzetting van het debat
* Georges Pissart
De afgevaardigde van de AWPSP verkondigt dat zijn vereniging volledig achter het federalisme staat. Hij dient een tekst in bij het CNW over de toestand van het onderwijs van de Franse taal.
* René Georges
Hij wenst te spreken uit naam van de liberalen uit de provincie Henegouwen. Hij spreekt zijn voorkeur uit voor het federalistisch project. Georges is eveneens te vinden voor een intensieve propagandacampagne om een Waals bewustzijn te creëren bij de hele bevolking.
* René Thône
Thône houdt een uiteenzetting over de Franse integriteit van Wallonië. “Deze integriteit moet de basis zijn van de Waalse Beweging, mede omdat vele Walen de Waalse kwestie helemaal nog niet hebben begrepen. Philippart maakt een kapitale fout door te beweren dat het federalisme een baken zal zijn voor de verspreiding van de Franse cultuur in Vlaanderen.”
Hij sluit zijn betoog af door hulde te brengen aan Jules Destrée.
* Fernand Dehousse
Dehousse is een Belgisch afgevaardigde in de UNO. Hij wenst zijn betoog te beperken tot het maken van enkele opmerkingen. Zijn eerste opmerking gaat over het al veel besproken artikel 84. “Het is nutteloos een these aan te nemen waarin dit artikel niet vervat zit. Vooral omdat de these dan helemaal niet in aanmerking zal komen om aanvaard te worden door het parlement.”
In zijn tweede opmerking gaat Dehousse dieper in op de actiemiddelen van de Waalse Beweging. “Er zal in Brussel een buitengewoon CNW moeten komen indien:
Het voorstel Grégoire niet in overweging wordt genomen door het parlement.
Het allemaal veel te traag zal gaan.
Het voorstel volledig wordt verworpen.”
Zijn derde en laatste opmerking gaat over de slechte economische situatie in Wallonië. “Het rapport van de Conseil Economique Wallon zal binnen enkele dagen worden voorgelegd aan Spaak. De cijfers in dit rapport spreken voor zich. Ze tonen aan hoe slecht het gesteld is met Wallonië ondanks alle mooie beloftes die gemaakt waren na de Tweede Wereldoorlog.” De spreker hoopt dat elke congresganger dit rapport eens zal lezen en er bekendheid aan zal geven.
* Léopold Levaux
Levaux zal spreken uit naam van de katholieke verenigingen Rénovation wallonne en Forces Nouvelles. Hij is tevreden dat het secessierecht geschrapt is uit het federalistische project. “Indien het project zal verworpen worden door het parlement, dan mag het Belgische kader in geen geval worden verlaten. Elke gedachte die aanstuurt op een staatsgreep is verwerpelijk. Wanneer men het democratische discours verlaat zal dit enkel maar nefaste gevolgen hebben voor het CNW en de hele Waalse Beweging.” Hij betreurt het dat de katholieken van de PSC helemaal niet aanwezig zijn op het CNW.[83]
Hij gelooft dat “er een parlementaire meerderheid kan worden gevormd om het federalisme goed te keuren. Maar dan moeten de Walen de hand uitsteken naar Vlaanderen en naar Brussel.” Hij vindt het ook noodzakelijk om de katholieke publieke opinie voor zich te winnen om deze meerderheid te verkrijgen.
In het volgende deel van zijn betoog haalt hij scherp uit naar de extremisten die aanwezig zijn op het CNW. “De extremisten zijn de pessimisten.” Wanneer hij deze aanval lanceert moet de voorzitter meermaals interveniëren om de gemoederen in de zaal te bedaren.
Tot slot formuleert Levaux nog een voorstel uit naam van de Waalse katholieken:
“De katholieken willen ten allen prijzen vermijden dat Wallonië in de toekomst moet leven onder Vlaamse en Brusselse hegemonie. Men hoopt wel dat het CNW trouw blijft aan zijn vorige beslissingen en dus trouw blijft aan het Belgische kader. De katholieken eisen een gezonde methode om hun doel te bereiken waarin rekening wordt gehouden met het wettelijke ontzag en de katholieke bezorgdheid. Ze wensen ook de creatie van een Waals-Vlaamse commissie om de Waalse kwestie te onderzoeken. En tenslotte vragen ze aan het CNW vertrouwen te hebben in het Permanent Comité van het CNW. Zeker wanneer de leden van dit Comité maatregelen zullen nemen in geval van een verwerping van het federalistisch project.”
3.4.2 Het rapport van de resolutiecommissie
De rapporteur van deze commissie, Jean Pirotte, stelt twee resoluties voor aan de congressisten.
* Resolutie één
Het CNW van 3 en 4 mei 1947:
Bedankt alle parlementsleden die het federalistisch project hebben gesteund zoals dit is voorgesteld op het CNW van Charleroi.
Bevestigt dat het federalistisch project trouw blijft aan de Waalse autonomie binnen België.
Neemt akte van het feit dat de Waalse parlementaire groep de procedure heeft laten starten en dat de groep zijn werk zo snel mogelijk zal voortzetten
Vestigt de aandacht van het parlement en de publieke opinie op de opschudding die er zal zijn in Wallonië als er een verwerping komt. Het CNW zal dit opvatten als ‘een miskenning van het wettelijk streven’ en als een uitdaging.
* Resolutie twee
Het CNW belast zijn Permanent Comité met het bijeenroepen van de vertegenwoordigers van de Waalse bewegingen en politieke fracties. Zij moeten een Waalse actiecommissie instellen die belast is met het verspreiden van de theses van het congres.
Het CNW beslist dat deze actiecommissie zal geplaatst worden onder de directie van het Permanent Comité dat het statuut en de macht ervan bepaalt.
3.4.3 De discussie van het rapport
* François Simon
Hij vraagt aan alle Waalse Brusselaars om de voorgestelde resoluties te aanvaarden ondanks de tekorten. Hiermee bedoelt hij vooral artikel 84. Hij en zijn aanhang “zullen op zoek gaan naar een oplossing buiten het Belgische kader indien het federalisme verworpen wordt door het parlement.” Deze uitspraak kan op veel bijval rekenen van het publiek.
* Charles Plisnier
Ook hij verklaart te zullen stemmen voor de resoluties, maar voor hem is dit de laatste concessie die hij wil maken. Hij wenst verder geen compromis meer te sluiten. Hij doet uitschijnen dat hij bereid is om de grondwet aan zijn laars te lappen. “De stemming van deze resolutie is voor hem een ultimatum.”
En wanneer hij deze laatste opmerking maakt, gaan de poppen aan het dansen. Voorzitter Merlot zegt dat het eenvoudig is om mensen op te hitsen zonder aan de gevolgen te denken. De congresvoorzitter vindt de anticonstitutionele visie verwerpelijk. Plisnier heeft volgens hem de tribune misbruikt. Hij verwijt hem ook hypocrisie, maar het publiek is het helemaal niet eens met Merlot en laat dit dan ook duidelijk blijken. Kort erna komt het tot een handgemeen tussen Léopold Levaux en François Simon dat door de ordediensten de kop moet worden ingedrukt.
* François Van Belle
Nadat de gemoederen een beetje bedaard zijn, wordt het woord gegeven aan François Van Belle. Hij zal spreken uit naam van La Wallonie Libre. Hij vraagt aan de congresgangers om te stemmen voor de resoluties.
* Maurice Loriaux
Deze spreker is een vertegenwoordiger van de PUW. Ook deze partij wil het voorstel Grégoire goedkeuren onder twee voorwaarden. “Ten eerste moeten er amendementen kunnen worden ingediend ten voordele van het secessierecht. En ten tweede moeten de bevoegdheden waar nog geen bestemming voor is, worden toegewezen aan de regio’s en niet aan de centrale overheid.”
* Marcel Grégoire
Voor men overgaat tot de stemming krijgt Grégoire nog even het woord. Hij verklaart ironisch dat hij tevreden is met het discours van Plisnier. “Het CNW is geen propagandameeting, maar er moeten resoluties gestemd worden. Er moet eenheid zijn binnen de Waalse Beweging.”
Tot slot dient hij nog een motie in die volgens hem moet toegevoegd worden aan de tweede resolutie van de resolutiecommissie.[84]
3.4.4 Resoluties en stemming
* De dagorde
De dagorde wordt voorgesteld door Fernand Schreurs. Het CNW keurt de dagorde goed door middel van handopsteken. De dagorde is drieledig en bestaat uit een luik over de radio-uitzendingen, over internationale akkoorden en over toerisme.
Het CNW:
Bevestigt zijn dagorde van 1945.
Legt de gelofte af dat er zo snel mogelijk een oplossing moet komen voor de radio-uitzendingen.
Het CNW:
Verklaart zich gunstig ten opzichte van de internationale akkoorden om een grotere harmonie te realiseren tussen de verschillende volkeren.
Vindt dat de Belgische regering niet enkel een akkoord mag afsluiten met Nederland en Luxemburg. In naam van Wallonië eist het CNW dat er een economische unie komt met Frankrijk.
Stelt vertrouwen in het Permanent Comité om er voor te zorgen dat er een zo groot mogelijke publiciteit wordt gegeven aan de voorstelling van deze resolutie.
Het derde luik van de dagorde gaat over de in 1950 geplande internationale tentoonstelling over toerisme in Wallonië.
* De resoluties
Resolutie één wordt unaniem goedgekeurd met 9 onthoudingen en één tegenstem:
Het CNW van 3 en 4 mei 1947:
Bedankt alle parlementsleden die het federalistisch project hebben gesteund zoals dit is voorgesteld op het CNW van Charleroi.
Bevestigt dat het federalistisch project trouw blijft aan de Waalse autonomie binnen België.
Neemt akte van het feit dat de Waalse parlementaire groep de procedure heeft laten starten en dat de groep zijn werk zo snel mogelijk zal voortzetten
Vestigt de aandacht van het parlement en de publieke opinie op de opschudding die er zal zijn in Wallonië als er een verwerping komt. Het CNW zal dit opvatten als ‘een miskenning van het wettelijk streven’ en als een uitdaging.
Resolutie twee wordt unaniem goedgekeurd met 12 onthoudingen:
Het CNW belast zijn Permanent Comité met het bijeenroepen van de vertegenwoordigers van de Waalse bewegingen en politieke fracties. Zij moeten een Waalse actiecommissie instellen die belast is met het verspreiden van de theses van het congres.
Het CNW beslist dat deze actiecommissie zal geplaatst worden onder de directie van het Permanent Comité dat het statuut en de macht bepaalt.
Verklaart dat het de volgende mensen als tegenstander van Wallonië zal beschouwen: de politici die vijandig staan tegenover dit project, maar ook zij die toestemmen in verzwakkingen van de hoofdzaak.[85]
Hierna sluit de congresvoorzitter het hele gebeuren af en benadrukt dat de kleine incidentjes reeds vergeten zijn.
4. Het CNW, 21 en 22 februari 1948, Brussel
4.1 Zaterdagochtend 21 februari 1948[86]
4.1.1 Openingsrede van de voorzitter
Na drie congressen te hebben gehad in enkele grote Waalse steden, besluiten de organisatoren om een CNW te houden in de hoofdstad Brussel. De zaal is weer versierd met verschillende vlaggen waarop de Waalse haan afgebeeld is. Omstreeks kwart na tien worden er diverse Waalse liederen gezongen door de aanwezigen.
Joseph Merlot begint omstreeks 10.30u met zijn traditionele openingsdiscours: “Voor de vierde keer zijn alle strekkingen en klassen vertegenwoordigt door mensen uit alle hoeken van Wallonië. De congressisten zijn samen gekomen om zich te buigen over de verwerping van het federalistische voorstel door het parlement. Het CNW is bijeengekomen om haar conclusies hieruit te trekken. Er zal ook moeten bepaald worden wat de houding van het CNW zal zijn in de toekomst.”
Er bestaat nog steeds een Waals probleem: “De malaise in Wallonië bestaat en deze malaise vraagt om hervormingen. De wil om hervormingen uit te voeren is geen zuivere sentimentele uitdrukking. Deze hervormingen vinden ook gehoor in de industrie, het ambachtswezen en de handel. Het Waals probleem is een Belgisch probleem. In de toekomst zal dit een belangrijk probleem worden voor de regering.”
Er moet een oplossing komen voor het Waals probleem. “Er moet echter een gemeenschappelijke oplossing komen die alle grieven doet verdwijnen. Een oplossing die er voor zorgt dat de Walen geen politieke-, sociale- en administratieve minderheid meer zijn. Deze oplossing moet ervoor zorgen dat Wallonië alle wettelijke middelen kan gebruiken om zich op economisch-, intellectueel- en moreel gebied te ontwikkelen. De Walen nemen geen genoegen meer met aalmoezen die hun trots kwetst en hun toekomst helemaal niet garandeert. Het volstaat niet meer om te reageren tegen de buitensporige administratieve centralisatie. En het volstaat ook niet meer om een paritaire senaat te creëren waarin elke provincie evenveel mandatarissen heeft.”
Voor Merlot staat die oplossing al lang vast, namelijk het federalisme. “Enkel op die manier kan er vrede komen in het land. Enkel zo kan er wederzijds respect voor de rechten van de Vlamingen en de Walen komen. Door deze federalistische oplossing kan België én Wallonië gered worden.”
In de loop van de jaren kregen de congresgangers vaak het verwijt anti-patriottisch te zijn. Volgens Merlot hebben ze al meerdere malen bewezen dat ze van niemand ‘lesjes in patriottisme’ moeten krijgen.
De Waalse Beweging is volgens Joseph Merlot helemaal niet anti-Vlaams: “Wallonië heeft het Vlaamse volk geholpen in zijn emancipatiestrijd. Nu is het moment gekomen dat Walen en Vlamingen elkaar moeten verstaan. De Walen moeten vrij en met voorspoed kunnen leven in een nieuw België. Dit België moet beter georganiseerd zijn en er moet meer broederlijkheid zijn dan ooit voorheen. Het federalisme kent in de hele wereld progressie omdat het beantwoordt aan de nood van democratische organisatie voor alle volkeren. Het federalisme kan tegemoet komen aan de eisen van de Walen en zorgen voor de echte eenheid in België.”
4.1.2 Het rapport van de Secretaris Generaal[87]
Naar goede gewoonte volgt na de openingsrede het rapport van Fernand Schreurs. Hij overloopt eerst summier de verschillende etappes in de geschiedenis van de Waalse actie vanaf 1944.
Dan heeft hij het over de doctrine van de beweging. “De Waalse Beweging heeft nood aan een goed onderbouwde doctrine die energiek genoeg is om de minder gematigden aan zich te binden. De doctrine moet ook genoeg wijsheid bevatten om de aanhang te verzekeren van de gematigden. Met deze doctrine moet het gevecht in het parlement worden aangegaan.”
De doctrine bevat twee componenten:
De Waalse Beweging bevestigt de Franse integriteit van Wallonië.
Het federalisme is het beste middel om Wallonië te verzekeren van haar bevrijding.
Hij gaat een beetje dieper in op de verwerping van het federalistisch voorstel in het parlement. “Tweederde van de Waalse parlementsleden hebben hun voorkeur uitgesproken voor het voorstel en dus voor het federalisme. Welke positie moet de Waalse Beweging innemen? Moet ze trouw blijven aan het federalisme of moet ze een andere oplossing zoeken en zijn actiemiddelen veranderen? Het Permanent Comité van het CNW verkiest om te blijven strijden voor het federalisme, ondanks de parlementaire nederlaag. Er zijn drie zaken die de militanten moeten blijven bestrijden: het Belgische unitarisme; de Vlaamse dominantie en de Brusselse centralisatie.”
Voor hij zijn rapport beëindigt, heeft Schreurs het over het tienjarenplan van de minister voor economische coördinatie De Groote. Schreurs klaagt over de ongelijkheid tussen de subsidies die bestemd zijn voor de Walen en de subsidies die bestemd zijn voor de Vlamingen. Hij toont dit aan met een heleboel cijfers.
4.1.3 Twee korte interventies
* Jean Pirotte
Hij bespreekt over de resultaten van de Waalse propagandacampagne. Meerbepaald over de werkzaamheden van het ‘Comité d’Action Wallonne’. Dit is opgericht ná het vorige CNW en moet de beslissingen van het CNW verspreiden.[88]
* François Van Belle
De voorzitter van de groep van Waalse parlementsleden geeft de twintig namen van de Waalse afgevaardigden die het federalistisch voorstel hebben verworpen.
“Het Permanent Comité van het CNW heeft zich verzet tegen het voorstel van Harmel. Met dit voorstel wil Harmel een onderzoekscentrum op richten om de Waalse problemen te bestuderen.”
Tenslotte meldt hij dat dankzij de interventie van de Waals parlementaire groep het militair hospitaal van Luik blijft bestaan.
4.2 Zaterdagnamiddag 21 februari 1948[89]
4.2.1 Het debat
* Urbain Missair
Omstreeks halfdrie begint de namiddagzitting van het CNW. Missair, ‘de stem van de Waalse functionarissen’, mag de spits afbijten. Uit zijn uiteenzetting blijkt dat de agenten van de openbare diensten zich verzetten tegen de tweetaligheid.
“De Vlaamse hegemonie is versterkt tijdens de bezetting. Dit is vooral nu nog te merken in de administratie. Er zijn verschillende zaken die meer en meer aan het vervlaamsen zijn: de spoorwegen, de postcheques, het zeewezen, de radio, etc….”
Onder luid applaus verklaart hij dat “het gekwetste Frankrijk het spirituele vaderland blijft van de Walen. De enige hoop voor Wallonië is het federalisme.”
* Charles Plisnier
Hij brengt de groeten over van de ‘Association franco-wallonne de France’. “Deze organisatie wil meehelpen met het verspreiden van het drama dat er bestaat in het verdeelde België.”
De spreker kiest voor het federalisme omdat hij beseft dat de Waalse Beweging enkel kan overwinnen als ze het unaniem eens is. Hardop vraagt Plisnier zich af of hij hiermee geen stap achter uit zet gezien zijn verklaringen op vorige congressen. Volgens hem niet, en Plisnier citeert Van Cauwelaert: ”Met België als het kan, tegen België als het moet.”
Hij blijft federalist én Fransman: “Het is niet aan de orde om te vragen of de Walen Fransen zijn omdat ze het zijn. Er is een wezenlijk verschil tussen een staat en een natie. Een natie drukt zich uit in de taal. De Franse natie overschrijdt de grenzen van de staat Frankrijk.”
“De Walen blijven loyale leden van de Belgische staat. Elke Waal wil de bevrijding van zijn volk, van de gematigde Marcel Philippart tot de sentimentele François Simon. Men moet blijven vertrouwen op de ingeslagen federalistische weg omdat de tijd niet rijp is voor een revolutie. Is dit Brussels CNW dan slap en willoos? Neen, het is een hard CNW dat gematigde beslissingen wenst te nemen en ze uit te voeren. Maar het federalisme is en blijft het minimum!”
* Marcel Grégoire
Hij spreekt uit naam van La Wallonie Libre een vrij ironisch discours uit. Hij ondersteunt het discours van Plisnier op enkele nuances na. “La Wallonie Libre predikt de Waalse eenheid en eist klaarheid.” Het is daarom dat hij verheugd is dat Philippart dit begrepen heeft en de tribune niet meer zal betreden. Hij is ook verheugd dat de unitaire Belgische staat niets toekent aan de Walen zodat het CNW een congres blijft van enthousiastelingen. “De Walen hebben op die manier hun grieven altijd intact kunnen houden, wat altijd beter is dan genoegen te nemen met toegevingen.”
“Het vrouwenstemrecht en de recente volkstelling hebben tot gevolg dat de Waalse massa niet anders kan dan unaniem het federalisme te eisen. Het federalisme is aanvaardbaar als het Wallonië kan redden.”
Hij wil echter geen federalisme in België, maar in een confederatie van democratische staten. Indien dit niet kan, kiest hij voor de onafhankelijkheid. Deze verklaring gaat gepaard met veel applaus. Idem dito voor het volgende deel van zijn uiteenzetting waarin hij de koning en het klerikalisme aanvalt.
Hij besluit zijn discours met het voorleggen van een resolutie uit naam van La Wallonie Libre. Deze resolutie vraagt onder meer de oprichting van een internationaal centrum voor Waalse informatie.
Dit soms radicale exposé van Grégoire kan rekenen op een terechtwijzing van congresvoorzitter Merlot: “De sprekers moeten zelf de verantwoordelijkheid dragen voor het door hun uitgesproken discours. Men mag voor een assemblee als deze geen persoonlijke zaken behartigen wanneer men belangrijke details negeert.”
* Fernand Dehousse
Hij is vrij optimistisch: “Het Waalse idee vindt zijn weg in diverse politieke partijen.”
Dehousse wil vooral de aandacht vestigen op het idee van Bevin om een federatie van vijf West Europese staten op te richten. “Het federalisme zal zich dus doorzetten op Europees vlak.”
“Toch mag dit optimisme er niet voor zorgen dat een aantal zaken verwaarloosd worden: het behoud van de culturele raden, de splitsing van bepaalde ministeries, etc….
Tenslotte brengt hij hulde aan Merlot en Van Belle. Wallonië is in staat zijn eigen boontjes te doppen, zonder buitenlandse hulp.
* Henri Glineur
De communistische senator Glineur hecht veel belang aan de economische factor van de Waalse strijd. Dit blijkt uit zijn commentaar op het rapport van de ‘Conseil Economique Wallon’. Hij pleit voor het oprichten van een platform om bepaalde eisen onmiddellijk te kunnen inwilligen. Hij signaleert dat hij reeds een voorstel heeft ingediend om regionale raden op te richten en de splitsing van bepaalde ministeries. De communisten waarschuwen voor het Europese federalisme.[90]
* Jean Rey
Deze liberaal verklaart dat de Waalse Beweging geen regionaal karakter meer heeft. “De Beweging moet zich richten tot België om haar wettelijke eisen ingewilligd te zien.” Vervolgens heeft hij het over de Benelux: “Als deze unie de 17 provincies wil herstellen, dan zullen de Walen ook de revolutie van 1830 nog eens overdoen.“
Hij vindt dat de provincieraden moeten kunnen samenkomen zonder de toestemming van de regering. Wanneer hij de regering vervolgens begint toe te juichen kan hij rekenen op veel boegeroep. “Het tienjarenplan van De Groote komt wél tegemoet aan bepaalde Waalse eisen. Het is een dwaasheid om als Waalse Beweging de oorlog te verklaren aan de regering.” En wanneer Merlot hem gelijk geeft, is boegeroep ook het aandeel van de voorzitter.
Hij haalt fel uit naar de PSC: “Het is te betreuren dat deze partij niet wil meewerken aan een Waalse eenheid.”
Tot slot verklaart hij dat “al wie België wil redden, moet begrijpen dat er dringend nood is aan een hervorming van de instituties.”
* François Simon
Hij gelooft niet meer in de goede wil van de Vlamingen. Hij verwijst hierbij naar de nederlaag van het federalisme in de Kamer.
Simon is vrij sceptisch over het congres: “Het CNW heeft het teveel over zaken van secundair belang zodat men het essentiële vergeet, namelijk de bevrijding van Wallonië. Het CNW is een congres geworden van gejammer en geweeklaag.”
Net als elk jaar heeft hij ook dit jaar enkele boude uitspraken in petto. “De dag na de volkstelling, de dag dat er 116 Vlaamse afgevaardigden zullen zijn, zullen de Waalse politici geen federalisten meer zijn, maar separatisten!”
Simon besluit zijn exposé door te zeggen dat er een confederatie van staten moet komen waar Wallonië deel van moet uitmaken. In een resolutie deelt hij mee dat hij de Waalse kwestie graag voor de UNO wil brengen.
M. Wallon spreekt nog uit naam van de PUW en M. Hictère sluit de eerste congresdag af.
4.3 Zondagochtend 22 februari 1948[91]
4.3.1 Rapport van de resolutiecommissie
Georges Dotreppe stelt twee resoluties voor aan de congressisten. De eerste resolutie gaat over het politieke aspect en de tweede over het economische aspect.
* Resolutie één
Het CNW:
Vindt het goed dat het Waalse idee vooruitgang heeft geboekt bij de politieke partijen en de publieke opinie.
Stelt vast dat de Vlaams-Brusselse meerderheid in de Kamer het voorstel tot grondwetsherziening heeft verworpen.
Herinnert dat de grondwet van 1831 al vrijer is geïnterpreteerd voor zaken die minder belangrijker zijn dan de Waalse kwestie.
Benadrukt dat het argument van de grondwet slechts een voorwendsel was om de goede wil te camoufleren. En om zo een obstakel te vormen voor het federalisme.
Vindt het een eerste succes dat tweederde van de Waalse parlementsleden voor het voorstel waren.
Bevestigt dat men zal verdergaan met het strijden voor de bevrijding van Wallonië.
Bevestigt dat het federalisme het objectief blijft van het CNW.
Verklaart dat de ‘zonderlinge genoegdoeningen’ er niet voor zullen zorgen dat het CNW van zijn positie zal wijken ten opzichte van het unitaire regime dat vijandig is voor Wallonië.
Voegt er aan toe dat deze ‘zonderlinge genoegdoeningen’ wel nuttig kunnen zijn voor bepaalde regio’s en bepaalde domeinen.
Belast zijn Permanent Comité met het realiseren van dit alles met de geschikte middelen en in een zo kort mogelijke tijd.
Bevestigt het vertrouwen in de informatiecampagne van het Permanent Comité, zowel intern als extern.
* Resolutie twee
Het CNW:
Herinnert eraan dat Spaak in 1945 heeft gezegd dat de economische malaise in Wallonië dringend moet worden verholpen.
Herinnert eraan dat de regering, op initiatief van het CNW, de opdracht gaf aan de Conseil Economique Wallon om een inventaris te maken van Wallonië en zijn economie.
Herinnert eraan dat dit rapport op 20 mei 1947 aan de regering is overhandigd.
Vraagt plechtig aan de regering wat ze reeds gedaan hebben en wat ze nog gaan doen om dingen te realiseren.
Verklaart dat Wallonië vol ongeduld wacht op het inwilligen van de eisen in kwestie.
4.3.2 Discussie over het rapport
* François Van Belle
Van Belle opent de discussie door te stellen dat de kracht van de Waalse Beweging ligt in haar eenheid. “De gematigden moeten zich een beetje opwarmen en de gepassioneerden moeten zich een beetje intomen.“
Hij heeft kritiek op de Vlamingen: “de Vlamingen zullen het federalisme pas aanvaarden als men hen ertoe verplicht. Waarom zouden ze het overigens goedkeuren als ze binnenkort toch de absolute meerderheid bezitten? Deze Vlaamse meerderheid zal de realisatie van de Waalse plannen enkel versnellen.”
Hij blijft onverschillig bij het feit dat hij België moet verraden: “Het zou memeer pijn doen Wallonië te moeten verraden!”
Vervolgens vraagt hij een applaus voor Joseph Merlot. “Hij stemde, desondanks zijn ministerfunctie, voor het federalistisch voorstel. Door de parlementaire nederlaag is het federalisme helemaal nog niet begraven. De federalistische strijd zal blijven verdergaan.” Uit deze laatste opmerking blijkt dus dat François Van Belle zeer strijdvaardig blijft.
* Emile André-Robert
Hij wil het hebben over de kwestie van de Waalse radio. “Het voorstel van Rongvaux bestaat nog bestaat. De nieuwe minister van communicatie, Van Acker, zou verklaard hebben niet al de suggesties van zijn voorganger, Rongvaux, te kunnen tegenhouden. Maar het probleem heeft wel zijn aandacht getrokken. De minister heeft het voorgelegd aan de kabinetsraad. Hij houdt dus blijkbaar wel zijn beloftes.”
André-Robert zegt dat er geen enkele formule aanvaard kan worden die Wallonië niet de absolute culturele autonomie geeft.
* Léopold Levaux
Deze Katholiek vindt dat de stemming in de Kamer de situatie heeft opgeklaard. Hij pleit ook voor de toetreding van de katholieken tot de Waalse Beweging. “Het ontbreekt het CNW volgens hem aan constructieve betrouwbaarheid. De Waalse problemen moeten op democratische wijze worden opgelost. Zo moet men alle Katholieken overtuigen dat de Waalse zaak rechtvaardig is. Nu weigeren deze mee te helpen bouwen aan een sterk Wallonië binnen het Belgische kader. Zonder deze Katholieke steun kan de Waalse Beweging de broodnodige tweederde meerderheid wel vergeten.”
Verder vindt de spreker dat het Waalse bewustzijn moet worden uitgebreid. Levaux weet maar al te goed wat het grootste probleem is van Wallonië. De Vlamingen hebben volgens hem hetzelfde probleem. “Het Waalse probleem gaat vooral over de nataliteit. Ook de Vlamingen laken de anti-familie politiek van de regering. Wat deze materie betreft moeten de handen dus in elkaar worden geslagen.”
* Marcel Philippart
Hij kan zijn hele discours weer rekenen op het traditionele protest en boegeroep. Hij herinnert de congressisten dat hij op het CNW van Namen reeds heeft gezegd: “Het indienen van een voorstel tot grondwetswijziging is niet slim.”
Hij staat vijandig tegenover het federalisme en heeft dan ook niet voor het project gestemd om zijn geweten rein te houden. Philippart is ook vrij sceptisch wat de toekomst betreft: “Bij een volgende federalistisch project zal er in het parlement nooit een tweederde meerderheid komen.”
Net als op andere congressen walgt hij van de rattachisten en de separatisten. Hij haalt uit naar diverse verenigingen zoals Jeune Wallonie, Jeune France en Coq Wallon. Hij sluit zijn toespraak af met te zeggen dat hij vindt dat de Benelux moet uitgebreid worden met landen als Frankrijk en Italië.
* René Thône
“De belangrijkste taak van het CNW is de politieke partijen aan te sporen zich in te zetten voor de Waalse kwestie. De volkstelling zorgt voor een groot politiek probleem voor de Walen. Vooral omdat er dan een ‘flamingantische christen-democratische’ meerderheid komt.”
Hij heeft verder over het Vlaamse imperialisme: “Als de Vlamingen zo blijven doorgaan zal er ook volgens hem een nieuwe revolutie losbreken zoals in 1830.”
Na de uiteenzetting van René Thône komt M. Solheid aan het woord. Hij brengt de deelnemers de groeten over uit Malmedy. Hij nodigt iedereen ook uit om deel te nemen aan de Waalse festiviteiten in Malmedy. Verder weet deze man niets te vertellen.
* Masson
Hij hamert op de belangrijkheid van de Waalse grieven. Hij vraagt zich af wat er nu precies met de Brusselaars gaat gebeuren in het federalisme.
Masson pleit voor meer eenheid en praktische oplossingen: “Er moet weer eenheid komen in de Waalse Beweging en er moeten concrete realisaties komen.”
* Victor Van Michel
Hij wil dat de Waalse parlementsleden meer vastbesloten zijn ten opzichte van de regering. De Waalse Beweging moet volgens hem haar toevlucht zoeken bij de UNO door middel van een petitie.
* Georges Dotreppe
Hij vraagt aan de deelnemers van het congres of ze Franse kinderen willen herbergen. Hij doet deze oproep uit naam van de ‘Fraternité wallonne’.
* Arille Carlier
“Wallonië heeft één grote vijand: de onwetendheid. De Vlamingen zullen pas bereid zijn samen te werken met de Walen als zij Brussel opgeven. Brussel zal worden opgevreten door Vlaanderen indien Brussel niet kiest om samen met Wallonië het federalisme uit te bouwen.”
* Ernest Burnelle
Deze communist roept vooral op tot een propagandacampagne: “Het federalisme moet verspreid worden in alle hoeken van Wallonië.”
Nadien komt er nog een korte interventie van abbé de Froimon. Als Brusselaar legt hij de nadruk op het recht van de Brusselaars op een eigen cultuur.
4.3.3 Resoluties
De eerste resolutie wordt unaniem goedgekeurd. Er zijn 31 tegenstemmen en 3 onthoudingen.
Het CNW:
Vindt het goed dat het Waalse idee vooruitgang heeft geboekt bij de politieke partijen en de publieke opinie.
Stelt vast dat de Vlaams-Brusselse meerderheid in de Kamer het voorstel tot grondwetsherziening heeft verworpen.
Herinnert dat de grondwet van 1831 al vrijer is geïnterpreteerd voor zaken die minder belangrijker zijn dan de Waalse kwestie.
Benadrukt dat het argument van de grondwet slechts een voorwendsel was om de goede wil te camoufleren. En om zo een obstakel te vormen voor het federalisme.
Vindt het een eerste succes dat tweederde van de Waalse parlementsleden voor het voorstel waren.
Bevestigt dat men zal verdergaan met het strijden voor de bevrijding van Wallonië.
Bevestigt dat het federalisme het objectief blijft van het CNW.
Verklaart dat de ‘zonderlinge genoegdoeningen’ er niet voor zullen zorgen dat het CNW van zijn positie zal wijken ten opzichte van het unitaire regime dat vijandig is voor Wallonië.
Voegt er aan toe dat deze ‘zonderlinge genoegdoeningen’ wel nuttig kunnen zijn voor bepaalde regio’s en bepaalde domeinen.
Belast zijn Permanent Comité met het realiseren van dit alles met de geschikte middelen en in een zo kort mogelijke tijd.
Bevestigt het vertrouwen in de informatiecampagne van het Permanent Comité, zowel intern als extern.
De tweede resolutie werd unaniem goedgekeurd:
Het CNW:
Herinnert eraan dat Spaak in 1945 heeft gezegd dat de economische malaise in Wallonië dringend moet worden verholpen.
Herinnert eraan dat de regering, op initiatief van het CNW, de opdracht gaf aan de Conseil Economique Wallon om een inventaris te maken van Wallonië en zijn economie.
Herinnert eraan dat dit rapport op 20 mei 1947 aan de regering is overhandigd.
Vraagt plechtig aan de regering wat ze reeds gedaan hebben en wat ze nog gaan doen om dingen te realiseren.
Verklaart dat Wallonië vol ongeduld wacht op het inwilligen van de eisen in kwestie.
5. Het CNW, 1 en 2 oktober 1949, Luik[92]
5.1 Zaterdagochtend 1 oktober 1949[93]
5.1.1 Openingsrede van de voorzitter
Merlot blikt terug op het vorige congres: “Het CNW van Brussel was er één van moeilijkheden. De Waalse Beweging bevond zich toen in een crisis, maar nu is de Beweging klaar om deze crisis te overbruggen.”
“In bepaalde Brusselse milieus blijft men de Waalse Beweging zien als een politieke vijand. Dat is natuurlijk een vergissing. De échte Walen zijn nog minder talrijk dan gewoonlijk, maar ze zijn energieker dan ooit tevoren. Ze kanten zich tegen het ostracisme waar ze onder lijden.” Met deze laatste zin doelt hij op het verwijderen van een Waalse afgevaardigde uit de UNO.
Vervolgens heeft Merlot het kort over de rapporten die aan bod zullen komen. Hij betreurt het verzet van de katholieken tegen de Waalse Beweging en de volksraadpleging. De Walen moeten strijdvaardig blijven: “Totdat het federalisme aan de orde is, moet er op energieke wijze actie worden blijven gevoerd.”
Net zoals op elk CNW vraagt hij aan de aanwezigen om op een serene en gedisciplineerde wijze te debatteren.
5.1.2 Het rapport van de secretaris-generaal[94]
In het eerste deel heeft hij het over de evolutie van de Waalse Beweging sinds het laatste CNW. In deze context spreekt hij over de activiteiten van verschillende Waalse organisaties.
In het tweede deel spreekt hij over de volkstelling en het heropleven van het vraagstuk rond Leopold III. “Deze twee zaken verergeren de actuele situatie. Het zijn beide symptomen van de tegenstellingen tussen de twee landsdelen.”
a) Deel I
Hij herhaalt de doctrine die op het CNW te Brussel was vastgelegd, met als twee krachtlijnen de Franse integriteit en het federalisme. Hij kondigt aan dat er in de toekomst enkele studiedagen zullen worden georganiseerd door het Permanent Comité: buitenlandse politiek, radio, volkstelling en Europees federalisme.
Dan volgt er een hele waslijst van beschrijvingen van activiteiten van het CNW in het afgelopen jaar. Hij heeft het ook over de activiteiten van het Comité d’Action Wallonne, de Waals parlementaire groep en de Grievencommissie.
Fernand Schreurs ziet nog altijd geen beterschap in de behandeling van de Waalse grieven. Zowel op politiek-, sociaal-, economisch-, administratief- en cultureel gebied. Voor elk van deze domeinen haalt hij voorbeelden aan die deze negatieve tendens illustreren.
b) Deel II
In het volgende onderdeel van zijn rapport gaat hij wat dieper in op de eventuele terugkeer van de vorst Leopold III. “Het Waalse volk en alle politieke partijen zijn tegen de terugkeer, behalve de christen-democraten. Volgens de meeste Waalse partijen is een Volksraadpleging over deze materie niet aan de orde en zelfs grondwettelijk verboden. Het volk mag zich enkel via de verkiezingen uitspreken over zulke zaken. Het CNW spreekt zich over dit juridisch dispuut niet uit omdat dit de bevoegdheid is van de politieke partijen.”
Het CNW heeft wel enkele opmerkingen:
Als deze volksraadpleging er komt, dan kan men nadien ook niet weigeren om een referendum te organiseren over het federalisme.
Als de volksraadpleging er toch komt, dan mogen niet alle stemmen uit de twee landsdelen samen worden geteld. Dit is wat enkele Leopoldisten willen omdat op die manier niet te zien zou zijn hoe verdeeld het land wel is.
5.1.3 Enkele korte interventies
* Jean Pirotte
Hij vraagt het woord om enkele culturele eisen op te sommen en te verduidelijken. Hij legt de nadruk op twee zaken: het probleem van de Waalse radio en de noodzakelijkheid van het verspreiden van het Waalse bewustzijn.
* Arille Carlier
De taalgrens moet volgens hem eindelijk worden vastgelegd: “De Walen bevinden zich in de minderheid. Enkele gemeenten die in Vlaanderen liggen moeten terug naar Wallonië”
Carlier pleit voor het Europese federalisme: “Wallonië kan zich ontdoen van haar minderheidspositie door zich te integreren in de Europese Gemeenschap.“
Vervolgens gaat Carlier dieper in op de beide landsdelen en hun visie op de terugkeer van Leopold III. “Als er een Volksraadpleging komt over dit onderwerp, dan moeten de ‘ja en nee stemmen’ gescheiden worden van de ‘oui et non stemmen’.”
Op het niveau van de internationale politiek bekritiseert hij de Benelux. “Door het Vlaams Nationale gevoel wil men terugkeren naar de Staat van 1815.”
5.2 Zaterdagnamiddag 1 oktober 1949[95]
* Henri Glineur
De communist wil de positie van zijn partij verduidelijken over de Waalse kwestie. Hij eist van het Permanent Comité van het CNW meer onafhankelijkheid tegenover de regering. Merlot repliceert dat de onafhankelijkheid van de mandatarissen niet in twijfel mag worden getrokken.
Nadien leest de congresvoorzitter nog enkele telegrammen voor.
5.2.1 Het politiek rapport
René Drèze zal de politieke situatie bespreken en vooral de nadruk leggen op de Koningskwestie.
Hij heeft weinig vertrouwen in de nieuwe regering. “De Waalse Beweging moet niet veel verwachten van de nieuwe regering, ondanks de deelname van twee Waalse ministers[96]. Er is nood aan actie buiten het parlement.”
Drèze heeft een uitgesproken mening over de zogezegde Waalse minderheid. “Het CNW moet even stilstaan bij het minderheidsstatuut van Wallonië. De Walen moeten dit statuut niet opeisen. Het minderheidsstatuut er één is van technische- en juridische wanhoop.”
Hij verzet zich tegen de volksraadpleging over de Koningskwestie. “De meerderheid van de Walen is tegen deze volksraadpleging. En indien ze er toch komt, moeten er twee verschillende raadplegingen komen, één voor Vlaanderen en één voor Wallonië.”
Hij heeft ook al percentages in gedachte voor de volksraadpleging. “De koning mag terugkomen als er in elke regio meer dan 51% wordt gehaald; en als er voor heel België 66% wordt gehaald.” René Drèze stelt ook een dagorde voor. Deze bevat alle kenmerken die in zijn discours ook aan bod komen.[97] Hij wil ook het ontslag van de Waalse ministers als er nog meer onrecht komt.
5.2.2 Enkele tussenkomsten
* Jean Allard
De socialistische Senator verklaart te spreken uit naam van de gematigden. Hij verzet zich “tegen de vervlaamsing van Congo, tegen de manoeuvres om de koning van de flaminganten en de incivieken terug op de troon te zetten.” Dit is volgens Allard een staatsgreep van de monarchisten.
Hij merkt ook op dat het extreme flamingantisme terug de kop opsteekt. Hij verwijst hierbij naar de laatste ijzerbedevaart waar de Brabançonne werd onthaald op boegeroep. Jean Allard is zich blijkbaar niet bewust van de door hem geformuleerde contradictie. Enerzijds willen de Vlamingen de Belgische monarchie steunen, en anderzijds tonen ze hun haat tegen België.
* Alphonse Tonneaux
Hij spreekt uit naam van de federalistische groep van socialisten uit Namen. “De Waalse Beweging moet zich versterken door de steun van de politieke partijen. Op die manier kan de massa worden gemobiliseerd.”
“De Walen moeten ook meer waarde hechten aan hun sociale- en economische rechten die door de Vlamingen worden genegeerd.”
Tonneaux heeft weinig vertrouwen in de nieuwe regering: “Deze zal nog teleurstellender zijn dan de vorige.” Hij besluit zijn betoog door te zeggen dat het federalisme moet triomferen.
* Jean-Marie Culot
Culot van de Brusselse afdeling van La Wallonie Libre heeft het over de taalproblematiek in de Brusselse agglomeratie. “De Vlamingen willen de hoofstad veroveren. Ze maken hierbij gebruik van dwangmiddelen. Bepaalde Vlaamse organisaties voeren een Francofobe campagne.” Maar toch merkt hij ook dat vele Vlaamse vaders vragen dat het onderwijs van hun kinderen in het Frans gebeurt.
* François Van Belle
Hij blijft, zoals steeds, strijdvaardig: “De Waalse strijd moet niet enkel in het parlement worden gevoerd, maar in het hele land. De verwerping van het federalisme is niet definitief. Het algemeen stemrecht heeft ook vele afwijzingen moeten ondergaan.”
Er bestaan volgens Van Belle nog enkele misvattingen over het federalisme. “Vele mensen hebben het nog niet helemaal begrepen. Ze denken dat ze moeten kiezen tussen het federalisme en de eenheid van België. Niets is minder waar, want de echte keuze is er één tussen het federalisme en de vernietiging van België.”
Hij heeft ook een duidelijke mening over de hoofdstad. “De Luikenaars mogen Brussel niet opgeven. Wallonië kan enkel zonder Brussel in het geval dat men kiest voor de aanhechting bij Frankrijk.” Het is waarschijnlijk overbodig om te zeggen dat deze uitspraak kan rekenen op veel applaus.
François Van Belle komt terug op de Koningskwestie. “De Walen hebben in het kieshokje duidelijk laten blijken dat Leopold III moet blijven waar hij is.”
Hij is tegen een volksraadpleging: “De mensen zijn te weinig geïnformeerd over deze kwestie. Alle documenten over de koning en de oorlog moeten gepubliceerd worden zodat de bevolking meer inzicht krijgt in deze zaak.”
Volgens Van Belle heeft de koning Wallonië verraden vanaf het moment dat hij plaats heeft genomen op de troon. “Het is misschien waar dat de koning België niet heeft verraden in 1940, maar het is zeker dat hij Wallonië heeft verraden in 1936!”
Hij besluit zijn exposé met te verklaren dat hij pas tevreden zal zijn met een vrij en onafhankelijk Wallonië. Ik denk dat hij in deze context een autonoom Wallonië bedoelt binnen het Belgische kader. Anders zou het in contradictie zijn met zijn exposé over het federalisme.
Na zeer korte bijdragen van Michel Duchatto en René Pouret verklaart René Drèze dat hij ook helemaal geen voorstander is van de volksraadpleging. Maar hij denkt wel dat men op deze manier kan aantonen dat Leopold III niet meer welkom is.
* Fernand Pieltain
De PSC, waarvan Pieltain lid van is, vindt dat er snel een oplossing moet komen voor de koningskwestie. Het is in die geest dat hij zich aansluit bij het CNW. Hij wenst het CNW maximale slaagkansen toe. Voor een lid van de PSC is dit een merkwaardige uiteenzetting.
5.2.3 Het einde van de eerste dag
Congresvoorzitter Merlot vat samen wat er allemaal gezegd is in het afgelopen debat. Vervolgens vraagt hij de stemming over het rapport van Fernand Schreurs. Dit wordt unaniem goedgekeurd.
* Jean Rey
De minister van wederopbouw wenst nog een verklaring af te leggen: “Ik zal een minister zijn van alle Belgen en wil de rechtvaardige eisen van de Walen respecteren. En wat betreft het hele gedoe rond de volksraadpleging, zal ik handelen volgens mijn geweten.” Hiermee reageert hij dus op de uitlatingen van René Drèze.
Hij verlaat de tribune met de woorden: Ik ben altijd een federalist geweest en ik zal het blijven.
5.3 Zondagochtend 2 oktober 1949[98]
5.3.1 Het administratief rapport[99]
Dit rapport wordt voorgesteld door Edouard Flamme, de algemene directeur van het ministerie van financiën. Het handelt over de situatie van de Walen in de overheidsdiensten. Volgens het rapport wordt er meer en meer tweetaligheid geëist van de ambtenaren. Flamme heeft kritiek op de organisatie van de bureaus voor administratieve diensten voor de functionarissen.
In het rapport staan krasse uitspraken: “De rechten van de mens worden vervangen door een soort van etnisch recht dat de Vlamingen bevoordeelt. De Vlamingen controleren de Staat.” Hij sluit zijn exposé af met te zeggen dat het federalisme bevorderen gelijk is aan België een dienst bewijzen.
Hij heeft enkele hervormingsvoorstellen:
Een herziening van de administratieve wetten betreffende het taalgebruik.
Een stopzetting van de vastgestelde misbruiken bij de aanwerving van tijdelijke agenten.
De afschaffing van administratieve maatregelen die de belangen van de Walen schenden.
5.3.2 Het culturele rapport
Het is René Thône die dit rapport zal toelichten. De nadruk van het rapport ligt op het behoud van de Franse integriteit.
Het culturele rapport handelt hoofdzakelijk over het Waalse onderwijs. “De Vlaamse taal infiltreert in het Waalse onderwijs.” Hij vraagt aan het CNW om de culturele autonomie van Wallonië te eisen. Enkel op die manier kan Wallonië worden gered.
Hij doet een oproep aan het CNW en het Permanent Comité: “Er moeten maatregelen genomen worden om alle onregelmatigheden te doen verdwijnen. En op die manier de Franstalige integriteit te redden.”
5.3.3 Enkele interventies
* Georges-Désiré Colle
Deze luitenant-kolonel meent dat het federalisme ook in de Oostkantons een belangrijke rol kan spelen. Colle praat, als militair, over WOII: “Na de bevrijding zagen vele politieke gevangenen hun posten ingenomen door Vlamingen.”
Hij heeft het ook over de Franstalige officieren: “De officieren worden opgehouden in hun ontplooiing omwille van taalkundige redenen.”
* Robert Joly
Hij heeft enkele opmerkingen op het cultureel rapport. Joly heeft twee concrete eisen. “Ten eerste: De oprichting van een Permanent Cultureel Comité binnen de politieke partijen. En ten tweede: De een reunie van een congres van de Waalse socialisten.”
René Thône, de rapporteur van het culturele rapport, verklaart achteraf dat hij zich niet kan vinden in de opmerking van Jolly.
Nadien worden er nog een aantal moties aangenomen die betrekking hebben op het intellectuele leven van Wallonië.[100]
Er volgt ook nog een debat over het organiseren van een referendum in Wallonië. Dit referendum zal dan uiteraard gaan over het federalisme. Na een discussie tussen René Noël, Jean Marcy, Henri Glineur en Roger Laroche besluit Merlot om het voorstel door te verwijzen naar het Permanent Comité. Deze beslissing wordt unaniem aangenomen met zes tegenstemmen.
5.4 Zondagnamiddag 2 oktober 1949[101]
5.4.1 Het rapport over de internationale situatie en het Europees federalisme
De specialist op dit terrein is Fernand Dehousse. Het is dus evident dat hij dit rapport toelicht. Hij staat sceptisch tegenover de UNO: “Wallonië moet geen hulp verwachten van de UNO.” Deze uitspraak moet gekaderd worden in zijn afzetting als Belgisch afgevaardigde voor de UNO.
Het Europees federalisme is volgens Dehousse helemaal niet gericht tegen de Sovjet-Unie. “Het Europese federalisme is het onderwerp van een akkoord tussen enkele Westerse landen. Sommigen hebben dit willen zien als een anti-sovjet maatregel. Dit spookbeeld wordt enkel gebruikt door de Sovjet-Unie om de zwakke unie van het Westen te stigmatiseren.”
Dehousse maakt een onderscheid tussen het internationaal- en het regionaal federalisme: “Het is vooral het laatste wat interessant is voor Wallonië, maar beide vormen zijn complementair.” Hij klaagt de positie aan van de christen-democraten en de communisten aan: “Sommige christen-democraten willen enkel het internationale federalisme. De communisten willen enkel het nationale federalisme. Als men een federalist is, dan moet men het zijn over de hele lijn.” Op deze uitspraak zal hij hard worden aangepakt in de katholiek-unitaire- en communistische pers.
Waarom moet Wallonië kiezen voor het Europese federalisme? Dehousse haalt hiervoor drie redenen aan. “1. Wallonië moet toestemmen met het Europese federalisme om op die manier noch opgenomen te worden in het Amerikaanse blok en noch in het sovjetblok. West Europa kan op deze manier misschien zelfs optreden als verzoener tussen deze twee grote blokken. 2. Het Europese federalisme is een middel om de Franse taal en –cultuur te versterken en te verspreiden. 3. Het Europese federalisme kan een oplossing bieden voor de Duitse kwestie.” Het Europese federalisme kan dus bijdragen tot de wereldvrede.
Fernand Dehousse is vrij positief over de Benelux. “Dit is een stap in de richting van het Europese federalisme. En als Frankrijk er deel van zal uitmaken zal deze organisatie nog beter kunnen functioneren.”
* Jean Terfve
De communist verklaart zich vijandig tegenover het Europese federalisme. “De communisten zijn federalisten wat Wallonië betreft, maar helemaal niet op Europees niveau.” Hij vraagt dan ook aan de congressisten om zich te onthouden over deze materie.
Dehousse repliceert zeer kort aan de communist dat hij niets anders doet dan negatieve kritiek leveren.
5.4.2 Het economische rapport
Het tweede rapport van de namiddagzitting wordt gepresenteerd door René Georges. Deze liberale Senator heeft het nog enkele onbesliste projecten: de constructie van kanalen, wegen en vliegvelden op Waals grondgebied. Georges eist uiteraard de snelle uitvoering van deze werken.
Wat de Benelux betreft heeft hij ongeveer dezelfde ideeën als Dehousse. René Georges vindt wel dat men Nederland in de gaten moet houden. “Er moet streng gewaakt worden over de Hollandse concurrentie. Er zijn handelsverdragen die de import en export van de Waalse industrie schenden.”
Hij besluit zijn exposé met te zeggen dat er toenadering naar Frankrijk moet worden gezocht.
* Joseph-Jean Merlot
Hij denkt dat de Waalse problemen ook Europese problemen zijn. “Wallonië redden en Europa één maken zijn twee samenhangende noodzakelijkheden.”
Merlot Junior doet ook zijn zegje over de economie, meerbepaald over de werkloosheid in Wallonië. “De werkloosheid begint angstwekkende proporties aan te nemen. De werknemers moeten in de nieuwe organisatiestructuur de plaats krijgen die ze verdienen. De economie moet coherent zijn en moet rekening houden met het Europa van morgen.”
Hij praat ook over de monetaire politiek. “Op monetair gebied moet er een oplossing gezocht worden op Europees vlak.”
Hier voegt hij een dagorde toe die een coherente Europese politiek eist. Deze coherente politiek moet georganiseerd worden binnen een federalistisch Europa.[102]
* A. Mouffe
Ook deze Brusselse industrieel heeft een opmerking klaar over de economie. Meerbepaald over de financiële hulp van België aan Nederland. Hij wil een dagorde toevoegen om de organisatie van de Benelux te herzien.
Ondanks het boegeroep van een deel van het publiek besluit de congresvoorzitter dit voorstel niet aan te nemen. Het CNW mag zich volgens Merlot niet inlaten met details van de Benelux.”
* M. Louis
Deze Brusselaar gaat dieper in op het sociale aspect van de Waalse kwestie. Hij eist studiedagen over de problemen van de Waalse arbeiders.
* René Pouret
Het enige wat deze persoon wil zeggen is dat hij akkoord gaat met de bevindingen van Fernand Dehousse.
* Buchman
De Secretaris Generaal van de ‘Mouvement belge pour les Etats-Unis d’Europe’ veroordeelt de positie van de communisten.
6. Het CNW, 26 maart 1950,Charleroi[103]
6.1 Zondagochtend 26 maart 1950
6.1.1 Inleiding en openingsrede van de voorzitter
Dit buitengewoon CNW is georganiseerd naar aanleiding van de Koningskwestie. Er zal bepaald worden welke houding de Waalse Beweging moet aannemen na de volksraadpleging. In de zaal is een spandoek te zien met het volgende opschrift dat de sfeer duidelijk illustreert: ”De koning voor de klerikale Vlamingen, de wet en de vrijheid voor de Walen!”
De openingstoespraak van Joseph Merlot: “De volksraadpleging heeft duidelijk aangetoond dat het land verdeeld is. Het klerikalisme is opnieuw opgestaan wil Wallonië vermorzelen. De kerk mag zich niet weer willen bemoeien met de constitutionele instituties.
“Het hoofddoel van dit CNW is een front te vormen tegen de terugkeer van Leopold III. Ook het federalisme speelt hier zijn rol. Onder de volgende regering, onder de bescherming van de vijfde Belgische koning, moet Wallonië een groot deel van zijn autonomie terugkrijgen. Wallonië zal zich verzetten tot het de plaats krijgt die het verdient.”
6.1.2 Debat
* Fernand Massart
Volgens Massart van La Wallonie Libre heeft de volksraadpleging een dodelijke slag toegebracht aan de mythe van het unitaire België.
* Auguste Buisseret
Hij brengt hulde aan de houding van de Waalse arbeiders en intellectuelen tijdens de kwestie. Wallonië wordt volgens hem ernstig bedreigd: “Het conflict is nu te vinden tussen de tradities van het volk en het totalitarisme dat ditzelfde volk bedreigt. De Walen hebben het gevoel uitgelachen te worden, maar het uur is nabij waarop ze de verzoening zullen weigeren.”
* Jean Rey
Jean Rey, de minister van reconstructie, zegt dat hij een goede Waal en een goede Belg is. Maar het is onmogelijk om in dit België te blijven leven. Hij heeft zijn mening ook gezegd aan de vorst:
”Une majorité s’est prononcée contre vous en Wallonie. Si, pour la première fois dans l’histoire de la Belgique depuis 1830, le Roi apparait comme imposé, il est à craindre que notre histoire se termine comme celle de la Tchécoslovaquie en 1939. L’heure est historique pour l’avenir de la Belgique. Il est temps encore de sauver la patrie, mais ceux-là la détruisent qui veulent l’asseoir sur la méconnaissance des aspirations wallonnes. Demain, lorsque les événements se produiront, on saura où auront été les responsables et où auront les patriotes. Les patriotes, c’est nous.”
* Edmond Yernaux
De Senator Yernaux bevestigt dat de Vlaamse vleugel van de PSC anti-Belgisch is. “De Walen daarentegen zijn de echte patriotten.” Dan volgt er een vergelijking met het juk van het Rexisme, Salazar en Franco.
Voorts spreekt hij dreigende taal die nadien enigszins wordt genuanceerd: “Het federalisme heeft niets te maken met separatisme, maar als de Walen toch in die hoek zullen worden geduwd, dan zullen ze kiezen voor Frankrijk. De Walen blijven trouw aan de monarchie, maar wel onder de vijfde Belgische koning. Ze willen ook trouw blijven aan België, maar dan aan een federalistisch en democratisch België.”
* Walter Thibaut
Hij groet het CNW uit naam van de provincie Luxemburg. “Leopold III zal nooit meer regeren over Wallonië. De Walen moeten zelfs hun heil zoeken in burgerlijke ongehoorzaamheid: de weigering van het opvolgen van bevelen uit Brussel en het weigeren om belastingen te betalen.”
Hij is voor het federalisme, zowel op Belgische- als Europees vlak: Ik wil een vrij Wallonië in een vrij België. De verenigde staten van België moeten er komen als voorbereiding op de verenigde staten van Europa.”
* René Lefèbvre
Hij stelt vast dat de volksraadpleging bedrog was voor al wie het goed meende, “omdat de Koning heeft geweigerd de resultaten juist te interpreteren. De P.S.C. denkt dat hun tijd is gekomen om hun wet op te leggen aan het land. En als de vorst toch terugkeert, dan zal zijn bewind maar van korte duur zijn. De Walen zullen altijd blijven strijden voor hun idealen en voor hun rechten.”
6.2 Zondagnamiddag 26 maart 1950
6.2.1 Voortzetting van het debat
* Fernand Demany
Demany vindt dat de strijd tegen Leopold III een strijd van het volk is, net zoals de strijd tegen Hitler dat is geweest. Voor hem kan er geen spraken zijn van een scheiding tussen de strijd van de Vlaamse- en de Waalse arbeiders.
* Paul Gruselin
De burgemeester van Luik doet ook zijn duit in het zakje op dit CNW. Als overtuigt federalist wil hij een oplossing die is ingegeven door het verstand. “Deze oplossing kan niets anders zijn dan het verdwijnen van de Koning. Leopold III minacht de Walen door hun oordeel niet te respecteren. Wallonië heeft zich nog nooit geweld laten aandoen zonder te reageren met geweld.”
Voor de Vlamingen heeft Gruselin ook een boodschap: “De Walen hebben hun oplossing al klaar, namelijk Boudewijn en het federalisme. De Vlamingen moeten in Wallonië geen Nieuwe Orde opdringen zoals Hitler ook een Nieuwe Orde wilde installeren.”
* Raymond Becquevort
Becquevort uit Nijvel kan de hele situatie samenvatten in twee woorden: “democratie of dictatuur.”
* Jean Terfve
Hij vraagt aan de Walen niet te denken dat het gevaar uit de weg kan geruimd worden door een compromis te sluiten. “Dit zou een vergissing van jewelste zijn. Het probleem kan slechts opgelost worden door de installatie van een republiek.” De communisten blijven wel gehecht aan de democratie: “Het verzet tegen de terugkeer van Leopold III is op democratische basis gebeurd.” Volgens Terfve is het moment gekomen om de belangen van de arbeidersklasse te koppelen aan die van Wallonië.
* André Renard
Volgens de Luikse vakbondsman zijn er geen excuses voor de Vlaamse arbeiders die meehelpen aan de uitbouw van de klerikale dictatuur. Hij koppelt het federalisme aan de ontvoogdingsstrijd van de arbeidersklasse. Maar enkel als het federalisme democratie en vrijheid betekent en aan de arbeidersklasse de plaats geeft die het verdient. De arbeidersklasse is bereid om te strijden op de voorwaarde dat ze weten waarvoor ze strijden. De arbeiders moeten er beter van worden, en niet zoals in 1789 en 1830. De arbeiders zijn klaar om te strijden, maar ze moeten weten waarvoor ze zullen worden gebruikt.”
* François Van Belle
De separatist Van Belle verklaart zeer bondig dat het federalisme voor hem kan in het slechtste geval.
6.2.2 De resoluties[104]
Na nog enkele korte bijdragen van Bohy, Colle, Renotte, Drèze, Culot gaat Fernand Dehousse over tot het lezen van de resoluties. De congresgangers keuren unaniem, min twee onthoudingen, ‘een bekendmaking aan het Waalse volk’ goed:
Het CNW:
Heeft de principiële problemen onderzocht die de recente volksraadpleging met zich meebracht.
Stelt vast dat Leopold III verworpen is door de grote meerderheid van het Waalse volk.
Prijst de vastberadenheid van zij die zich verzetten tegen de terugkeer van de Koning. Deze koning is niet gestopt met het bezielen en uitvoeren van een politiek die indruist tegen de verzuchtingen en de belangen van Wallonië.
Onderstreept de onverzettelijkheid van deze beslissing.
De volksraadpleging die is opgedrongen aan Wallonië, heeft, op een verblindende en onbetwistbare wijze, aangetoond dat België bestaat uit gescheiden entiteiten. Het CNW verzet zich tegen het gebruik van een methode die de neus ophaalt voor de waarheid. Deze methode baseert zich enkel op het algemene kunstmatige percentage. Het CNW ziet er een nieuwe daad van minachting in ten opzichte van de Waalse publieke opinie. De minachting is deze keer gehoord in de hoofdstad die zich in dezelfde zin heeft uitgesproken.
Langs de andere kant hebben de manoeuvres na de raadpleging onomwonden blijk gegeven van de bedoeling van de Vlaamse klerikalen. Ze willen hun hegemonie in België uitbouwen. De klerikalen hebben, onder het mom van de Koning, duidelijk gemaakt een regime te willen installeren zoals dat van Salazar. Er is niet één Waalse parlementslid van de PSC die de moed heeft gehad om zich te verzetten tegen het Vlaamse klerikalisme. Zo wijzen ze elke solidariteit af met de bedreigde gemeenschap.
Wallonië heeft het gevaar gevoeld. Wallonië meet de risico’s die haar persoonlijkheid zal lopen in een Leopoldistisch België. Wallonië neemt de inbreuken waar. Wallonië verzuimt het niet de democratische vrijheden en sociale hervormingen te verwezenlijken waar het zich aan verbonden heeft.
Wallonië ziet tekenen van een buitenlandse politiek die nefast is geweest voor haar in het verleden en vandaag. Deze buitenlandse politiek zal leiden tot de ontbinding van heel West-Europa.
Wallonië moet het hoofd bieden!
Sinds 12 maart zijn de reacties steeds groter geworden. Van Verviers tot Doornik verveelvoudigen de manifestaties tegen de terugkeer van de Koning. De manifestaties zijn ook gericht tegen een politieke opvatting die, als men ze invoert, betekent dat men voortaan het recht heeft de helft van het volk te dienen en de andere helft te vermorzelen.
De volgende dagorde wordt ook aangenomen:
Het federalisme is voortaan onvermijdelijk als men het land wil redden.
Het terugnemen van de voorrechten van de Koning zou de trouw van de Walen ten opzichte van België ondermijnen. Maar dat zal dan het onderwerp worden van een nieuw CNW. Dit CNW zal dan onmiddellijk worden samengeroepen en dat zal als taak hebben de positie van de Waalse Beweging opnieuw te bepalen.
Men verheugt zich dat binnen zijn rangen er een grote toestroom is van leiders en militanten van grote syndicale organisaties. Met hen werkt het CNW aan de bouw van een Wallonië waar economische- en sociale democratie kan ontstaan. In die democratie zal de plaag van de werkloosheid verdwijnen.
Ook de dagorde van Jean Rey wordt unaniem goedgekeurd:
Het CNW:
Herinnert eraan dat de volksraadpleging is georganiseerd op een regionale basis om zo de mening te kennen van de regio’s van het land.
Stelt vast dat Wallonië zich heeft uitgesproken tegen de terugkeer van de Koning.
Stelt met verontwaardiging vast dat men, na haar mening te hebben gevraagd, geen rekening houdt met Wallonië. De Waalse stemmen worden vermorzeld door een Vlaamse meerderheid.
Kondigt aan dat deze politiek het vertrouwen van Wallonië in België ernstig schaadt.
Doet een oproep aan de autoriteiten van het land om de stem van Wallonië te aanhoren en te respecteren.
Verklaart plechtig dat verantwoordelijken ‘dollemannen’ zijn die de scheuring van het land voorbereiden.
Doet een beroep op het Waalse volk om Wallonië te verdedigen.
7.Het CNW, 25 en 26 april 1959, Luik[105]
7.1 Inleiding
We maken even een sprong van negen jaar in de tijd en slaan de congressen van 1953 en 1957 over.[106] Het CNW van 1959 was het laatste dat men heeft georganiseerd. De congresgangers kwamen samen in het congrespaleis van Luik.
7.2 Zaterdagochtend 25 april 1959
7.2.1 Openingrede van de voorzitter
Het CNW wordt geopend omstreeks 10.30u. De eer om het gebeuren te openen is aan de nieuwe congresvoorzitter Maurice Delbouille. De man die alle vorige congressen heeft voorgezeten, Joseph Merlot, was op 31 januari 1959 overleden. Hiermee heeft de Waalse Beweging een invloedrijk man verloren. Voor hij aan zijn echte openingstoespraak begint, brengt Delbouille hulde aan Merlot. Hij spreekt een gedicht van Henri Simon uit in een Waals dialect. Hij wil het CNW dan ook opdragen aan de man die alle precedenten heeft voorgezeten. Vervolgens brengt hij een hommage aan de leden van het Permanent Comité van het CNW en leest hij een lijst met talrijke verontschuldigingen voor.
In zijn openingsrede heeft hij het over het federalisme: “Sinds het CNW van 1945 is er veel veranderd. Het lot van Wallonië is onzekerder dan ooit tevoren, zowel op politiek-, economisch- als op cultureel vlak. Het is nutteloos om te zeggen hoeveel landen hun heil hebben gevonden in het federalisme als politieke structuur. West-Europa kan zich slechts redden als er een federalistisch statuut wordt aangenomen. Zo kan men tot economische eenheid komen zonder de diverse culturen te vernietigen. Na de oorlog was er een soort euforie ontstaan waar de wereldtentoonstelling van Brussel het toppunt was. Deze artificiële toestanden hebben echter niet kunnen voorkomen dat Wallonië nog meer miserie kent.”
Delbouille haalt zwaar uit naar al diegenen die in 1945 vonden dat de eisen van de Waalse Beweging nutteloos waren. Hij haalt ook zwaar uit naar de partijen die ooit belang hebben gehecht aan de Waalse kwestie, maar het nu niet meer relevant vinden. Ondanks de tegenslagen blijft hij strijdvaardig: “De smart en het leed hebben Wallonië blijven treffen na WOII. Het is vandaag meer dan ooit tijd om Wallonië te bevrijden.”
Het CNW moet maatregelen treffen om Wallonië te redden: “Wallonië moet onttrokken worden aan de invloed van de unitaire staat België. Want de huidige Belgische staatsstructuur is enkel in het voordeel van Vlaanderen en Brussel. Verder moet het Waalse land zich organiseren op democratische wijze omdat hier de redding in te vinden is voor vele problemen. Alle positieve elementen van een gemeenschappelijke politiek moeten verzameld worden om de redding te bewerkstelligen.”
7.2.2 Hulde aan Merlot door Arille Carlier
Carlier heeft de opdracht gekregen om een hulde te brengen aan de overleden voorzitter. Hij heeft het onder andere over zijn politieke loopbaan, het militeren in de Waalse Beweging, het Verzet, etc…. Uiteraard wordt er ook gesproken over het voorzitterschap tijdens de naoorlogse congressen. Kortom, niets dan goeds over deze man. Na een minuut stilte in acht te hebben genomen volgt er een projectie van een film over het CNW van 1946 te Charleroi.[107]
Nadien doorloopt Carlier de geschiedenis van de Waalse Beweging. Hij heeft vooral aandacht voor de federalistische gedachte en voor het separatisme. Hij hamert op de verschillende nederlagen die men heeft moeten slikken aangaande het federalisme. En om helemaal de pessimistische toer op te gaan praat hij verder over enkele Waalse grieven die men niet heeft willen inwilligen.
Verder maakt hij een korte vermelding van de communisten die het CNW hebben opgegeven. “Op deze manier hebben ze toegegeven dat hun Waalse bewustzijn slechts van oppervlakkige aard was.”
Maar er is ook gunstig nieuws te melden: “De positieve resultaten die men heeft geboekt zijn niet te vinden op het administratieve- of parlementaire niveau, maar vooral op het niveau van de moraal. De katholieken zijn geïnteresseerd in de Waalse kwestie en ook de liberale- en socialistische partij hebben verschillende inspanningen geleverd. Natuurlijk mag de rol van de Waalse Beweging in de Koningskwestie niet onvermeld blijven. Een ander positief resultaat werd er geboekt in de jaren vijftig wanneer het FHMW is opgericht.”
In het laatste deel van zijn uiteenzetting heeft Carlier het over de Vlaamse Beweging: “Deze is ontstaan en kunnen groeien dankzij de Walen. Er moet maar is een einde komen aan de Belgische mythe, want België is maar een artificiële constructie. De Walen hebben een serieuze achterstand op de Vlamingen wat betreft het bewustzijn van een volk. Enkel wanneer het Waalse volk zichzelf erkent, zoals de Vlamingen al lang hebben gedaan, dan pas zullen ze baas kunnen zijn over zichzelf.”
Na het afsluiten van de voormiddagzitting brengt een delegatie bloemen naar het graf van Joseph Merlot op het kerkhof van Seraing.
7.3 Zaterdagnamiddag 25 april 1959
In de namiddag zullen er een drietal rapporten worden voorgedragen en besproken. Er is een economisch-, cultureel- en politiek rapport voorzien.
7.3.1 Het economisch rapport
De zitting werd geopend om halfdrie. De eerste die aan het woord komt is J.J. Merlot. Hij heeft de opdracht gekregen de congresgangers in te lichten over de economische situatie. “De internationale economische situatie bepaalt welke politiek er in Wallonië moet gevoerd worden. De regio’s moeten meer dan ooit solidair zijn met elkaar. Met het huidige beleid, dat zich vooral concentreert op een politiek van korte termijn, is men vergeten naar de toekomst te kijken.”
Hij wil in zijn rapport geen cijferanalyse maken, maar hij denkt toch dat het nuttig is om er enkele te geven. Hij zal enkel zijn conclusies bij het cijfermateriaal weergeven. “Wat de buitenlandse handel betreft voor het jaar 1958 is er een daling te zien voor de import als voor de export. Er kan ook gesproken worden van een verminderde economische activiteit zowel voor de Belgische- als de Kongolese maatschappijen. Deze verminderde activiteit gaat uiteraard gepaard met een toenemende werkloosheid.”
Hij weet wel dat er inspanningen zijn geleverd, maar deze waren te beperkt. “Er kan voor Wallonië geen oplossing worden gevonden zonder er één te zoeken voor de algemene situatie. Er zal geen oplossing gevonden worden als de Walen enkel aan zichzelf denken. De redding kan er enkel komen als iedereen die begaan is met Wallonië een inspanning levert.”
Volgens Merlot moet er op constructieve wijze gewerkt worden. “Het is niet voldoende te zeggen dat er is nood aan nieuwe industrieën, men moet ook zeggen welke. Er moet niet enkel een programma worden samengesteld, maar ook middelen om dit programma uit te voeren. Er moeten uiteraard ook financiële middelen zijn. Om Wallonië te redden moet er de wil en de moed zijn om het economische plan te realiseren.”
7.3.2 Het cultureel rapport
Het tweede rapport van de namiddag zal gepresenteerd worden door Fernand Schreurs. Het heeft betrekking op de culturele problemen die Wallonië treffen. Schreurs wil geen opsomming geven van alle culturele problemen. “Het Centrum Harmel heeft reeds een goede inventaris gemaakt van de problemen die tot op de dag van vandaag heel actueel blijven. Om de culturele vrede te bewaren heeft dit centrum enkele punten voorgesteld die Schreurs graag even opsomt:
Het versterken van het onderwijs in de moedertaal.
De vrijheid verlenen aan alle Belgen om hun tweede-, derde- en vierde taal te kiezen.
Het hervormen van het geschiedenisonderwijs dat gebaseerd zal zijn op de geschiedenis van de regio’s.
Het bevorderen van culturele uitwisselingen met de buurlanden.
Het oprichten van een beheerraad voor de beide landsdelen inzake de radio-uitzendingen.
Het verzekeren van een gelijke culturele behandeling tussen de twee gemeenschappen zonder onrechtvaardig te zijn voor de hoofdstad.
Het verlenen van een gelijke behandeling van de twee staatsuniversiteiten.”
Vroeger was Schreurs zeer negatief over Pierre Harmel en zijn centrum. Hij heeft blijkbaar zijn mening gewijzigd. “Deze hervormingen zullen enkel kunnen worden gerealiseerd als er een culturele autonomie tot stand komt voor beide gemeenschappen. Het gaat dus om een cultureel federalisme. Maar deze hervormingen kunnen niet uitgevoerd worden zonder een herziening van de grondwet. Het amendement inzake deze grondwetswijziging werd verworpen door het parlement. De culturele autonomie werd vervolgens door het Centrum Harmel aangepast tot het oprichten van adviserende culturele raden. Het CNW staat volledig achter de oprichting van deze raden. Er kwam echter tegenkanting van de toenmalige eerste minister Achille Van Acker. Deze oppositie is te wijten aan het onbegrip van de premier aangaande de relaties tussen Vlamingen en Walen.”
Fernand Schreurs praat ook over het nieuwe ministerie van cultuur. “Vandaag de dag is er uiteindelijk een ministerie van cultuur opgericht, met als titularis Pierre Harmel, die als missie heeft:
Het op punt stellen van de adviserende culturele raden.
Het hervormen van het statuut van de radio-uitzendingen en de televisie.
Het bevorderen van het wetenschappelijk onderzoek.”
Zal er eindelijk een eerste succes geboekt worden op het cultureel gebied? Schreurs heeft er zijn bedenkingen bij. Hij verwacht vooral tegenkanting uit Brusselse kringen. Hij stelt zich ook vragen bij de culturele organismes die bevoegd zijn om voorstellen te doen. Hij denkt dan vooral aan de ondervertegenwoordiging van de Walen inzake academies en universiteiten. Hij hoopt dat als de raden er komen onder gunstige omstandigheden, dat Wallonië dan een stap in de goede richting heeft gezet. Psychologisch versterkt dat enkel het federalistisch idee.
Hij beschouwt dit laatste dan ook als een bescheiden overwinning: “Deze overwinning is mede te danken aan de congressen van 1945 en 1946. Want zonder deze congressen had Harmel nooit een wetsvoorstel ingediend voor de creatie van zijn onderzoekscentrum. En zonder dit centrum zouden er ook geen adviserende cultuurraden zijn geweest. De strijd voor de culturele autonomie moet echter wel blijven verder gezet worden, want er is nog veel werk aan de winkel: radio en televisie, vrije keuze van de tweede-, derde- en vierde taal in het onderwijs, de taalproblematiek in Brussel, de theaters, etc….”
Hij bekritiseert de Waalse onverschilligheid wat betreft culturele zaken: “De Waalse bevolking houdt volgens hem geen rekening met de exacte situatie. Ze ziet niet in dat de Waalse cultuur beetje bij beetje gedegradeerd wordt. Van de intellectuelen moet men ook al geen hulp verwachten omdat deze enkel de wetenschap willen dienen. En de politiek interesseert zich helemaal niet voor de culturele aangelegenheden.”
Hoe moet men de strijd dan voeren in de komende periode? “Er moet een culturele commissie worden opgericht die dan zal bestaan uit enkele bewuste politici, professoren en artiesten. Het programma van het Centrum Harmel is zeer constructief en kan daarom fungeren als programma van de culturele commissie.”
Tot slot hamert hij op het belang van de culturele eenheid die er moet gevormd worden onder de Walen. Hij denkt hier bijvoorbeeld aan een decentralisatie van de Luikse universiteit.
7.3.3 Het politiek rapport
Het derde en laatste rapport wordt voorgesteld door Michel Toussaint: “De politieke problemen van Wallonië zijn velerlei en zijn zeer ernstig.” Hij herhaalt de tweeledige doctrine zoals die op CNW van 1948 werd voorgesteld:
De Franse integriteit van Wallonië
De Waalse autonomie binnen het Belgische kader dat gerealiseerd moet worden via een federale staat.
Hij herhaalt ook het plan van de 14 minimumeisen van 1954:
De oprichting van Waalse- en Vlaamse bevoegde diensten in het kabinet van de Eerste Minister.
De oprichting van twee ministeries van openbaar onderwijs. Of op zijn minst de splitsing van het huidige departement.
De oprichting van adviserende economische- en sociale raden.
De definitieve vastlegging van de taalgrens.
De administratieve- en gerechtelijke grenzen aanpassen aan de taalgrens.
Het oprichten van een Vlaamse- en een Waalse culturele kamer.
Het oprichten van een Waalse- en een Vlaamse beheerraad inzake radio en televisie.
Het vinden van een dringende oplossing voor de problemen in de koolmijnen.
Het snel oprichten van logeerplaatsen voor buitenlanders die in Wallonië werken.
Gelijkheid in de vertegenwoordiging in de organismen van de ‘staatsinstellingen en para-staatsinstellingen’.
Een gelijke fiscale behandeling van de Waalse- en de Vlaamse regio.
De inrichting van bevaarbare routes in Wallonië.
De constructie van Waalse autosnelwegen.
Een oplossing voor de demografische problemen in Wallonië door de invoering van een analoog systeem zoals in Frankrijk.
“Het merendeel van de Waalse eisen is behandeld met minachting, waardoor de situatie met de dag verergert. Er is ook een serieuze ondervertegenwoordiging in zowat alle organen en instellingen. De enige oplossing voor deze problemen is reeds besproken op elk vorig CNW, namelijk het federalisme.”
De rapporteur houdt vervolgens een hele uiteenzetting over het begrip amnestie. Hij vraagt aan alle deelnemers van het CNW dat ze zich altijd zullen verzetten tegen het verlenen amnestie.
In afwachting tot de realisatie van een federale staat, moet de Waalse Beweging enkele eisen formuleren. Toussaint heeft dan ook een tweeledig actieprogramma uitgedokterd. “In het eerste punt eist men de oprichting van een geografische Senaat waarin Walen en Vlamingen een gelijke vertegenwoordiging zullen hebben. Deze methode geeft slechts een bescheiden garantie aan de Walen. Hiervoor is er wel een herziening van de grondwet voor nodig. Een tweede actiepunt is de oprichting van een interprovinciale voor Walen en een interprovinciale voor de Vlamingen. Het grote voordeel hiervan is dat er helemaal geen herziening van de constitutie nodig is. Dit recht is reeds opgenomen in de grondwet in 1921.”
In het slot van zijn rapport vraagt Toussaint aan de congressisten om een werkcommissie op te richten: “Op deze manier moet via het federalisme de unie tussen Walen en Vlamingen gered worden.” Verder vindt hij dat Wallonië zijn plaats moet opeisen binnen het verenigde Europa.
7.3.4 Het debat
* Georges Goldine
Als vertegenwoordiger van de jeugd, keurt hij het politiek rapport goed. Hij wil binnen het kader van het CNW een Nationale Conferentie van de Waalse Jeugd creëren: “Deze conferentie moet ervoor zorgen dat er overal in Wallonië jongerencomités komen die alle jeugdige voorstanders van het federalisme bijeenbrengen.”
* Guibert Ruys
Deze ‘Brusselse Waal’ hamert op het feit dat de Waalse economie moet beschermd worden. Als socialist legt hij een bekentenis af: De Waalse eisen hebben voorrang op die van de BSP. Alle militanten zouden op deze wijze moeten denken. De meeste Waalse militanten vinden dat ze verraden zijn door hun politieke mandatarissen.”
* Charles de Saint-Moulin
Charles de Saint-Moulin, eveneens een ‘Brusselse Waal’, meent dat het federalisme de bescherming van de Waalse minderheid zal verzekeren. “De enigste reden waarom de Vlamingen dit federalisme niet willen, is omdat ze dan hun dominantie over de Walen dreigen te verliezen. Er moet een federaal Europa komen waar Wallonië een onderdeel van moet uitmaken.”
Hij heeft zich bezig gehouden met het bestuderen van de financiële problemen: “De financiële sector heeft de noden van de regio’s en van de individuen genegeerd. Om Wallonië financieel autonoom te maken moet er een nieuw kredietrecht geëist worden.”
* Fernand Massart
Massart vindt het rapport van Toussaint zeer objectief en moedig, maar hij is er niet helemaal niet mee akkoord. Hij meent dat er wel een vorm van amnestie moet komen. Hij kan hierbij rekenen op veel boegeroep. Protest is ook zijn deel wanneer hij zegt in het parlement voor te zullen stemmen over het vermeerderen van de zetels in het parlement. “De vijand is niet het Vlaamse volk, maar de unitaire staat België.”
Volgens hem zijn er ook te weinig landbouwers actief in de Waalse Beweging. Tot slot wil Fernand Massart meer en betere propaganda: Het volk is niet voldoende op de hoogte van het bestaan van een Waals probleem. De militanten moeten zich meer met deze problematiek bezighouden door het volk erover aan te spreken.
* Gui Donneux
Hij zit volledig op dezelfde lijn als de vorige spreker wat het amnestieprobleem betreft. Ook wat betreft het federalisme moet er volgens hem weer gepraat worden met Vlaanderen: “Het federalisme kan niet gerealiseerd worden zonder de Vlamingen en daarom zou het nuttig zijn om weer contact op te nemen met federalisten uit Vlaanderen.”
Donneux heeft ook een voorstel om de demografische problemen op te lossen: “Om het demografisch probleem van Wallonië op te lossen moet er een kinderbijslag ingevoerd worden zoals in Frankrijk.”
Over het probleem van de politieke partijen heeft hij ook een uitgesproken mening: “Dit probleem situeert zich in de unitaire structuur van deze partijen. Daarom moeten er binnen de partijen federalistische fracties worden gecreëerd. Dit zal volgens hem dan leiden tot een structuurhervorming van de politiek partijen. Zo zal er weer een obstakel voor het federalisme uit de weg zijn geruimd.”
* Marion Coulon
Hij geeft een korte uiteenzetting over de verdediging van de Borinage. Marion Coulon stelt voor om de Borinage aan te hechten bij Frankrijk.
* Hubert Rassart
Hij zegt dat de machtigste instrumenten van Wallonië de gemeenten en de provincies zijn. “Daarom moet hier optimaal gebruik van worden gemaakt. Bijvoorbeeld door het oprichten van associaties van gemeenten en provincies. Dit is de taak van het Permanent Comité.”
7.4 Zondagvoormiddag 26 april 1959
7.4.1 De voortzetting van het debat
* Eugène Pauly
In het eerste deel van zijn exposé haalt hij uit naar de opmerkingen van Fernand Massart. Het punt over amnestie is niet aan hem besteed. Pauly denkt niet dat het goedkeuren van het vermeerderen van het aantal vertegenwoordigers zal leiden tot een beter begrip van de Vlamingen. Hij heeft een ander voorstel: “De Waalse parlementsleden moeten uit protest opstappen uit het parlement.” Het standpunt over het gaan praten met de bevolking vindt hij ook maar niets: “De meeste Waalse organisaties hebben dit in het verleden reeds genoeg gedaan.”
Hij verwerpt ook het voorstel van Gui Donneux: “Er zijn langs Vlaamse zijde geen waardevolle federalistische gesprekspartners meer.”
Ook Hubert Rassart moet het ontgelden: “Hij heeft gezegd dat er federalistische fracties moeten komen binnen de unitaire partijen. Rassart moet in deze materie dan maar de leiding nemen binnen zijn partij.”
Eugène Pauly spreekt uit naam van de Walen uit Brussel. Hij dient in samenspraak met de Waalse organisaties uit de hoofdstad een motie in bij het CNW: “Het CNW moet maar is stoppen met toegevingen te doen en direct de Waalse onafhankelijkheid eisen! En aan de partijen moet men vragen of ze voor of tegen Wallonië zijn.”
* Joseph América
Hij spreekt uit naam van een klein groepje liberale jongeren: “De eenheid en solidariteit in Wallonië zijn ver te zoeken. De jongeren eisen dan ook dat alle onderlinge twisten onmiddellijk verdwijnen.”
Hij haalt ook uit naar Marion Coulon over zijn voorstel om de Borinage aan te hechten bij Frankrijk: “Als dit gebeurt, dan zijn de mijnen binnen vijf jaar dicht.” Voor deze uitspraak krijgt hij van de congressisten een heus fluitconcert. “De enige oplossing is het federalisme. En het enige middel om dit te bereiken is het creëren van een Waalse eenheid.”
* Théo Dejace
Deze communist protesteert tegen de aantijgingen van Arille Carlier in zijn toespraak: “De communisten konden zich niet vinden in de beslissing van het CNW van 1949 om zich aan te sluiten bij het Europees federalisme. Niet omdat ze tegen Europa of tegen het federalisme waren, maar omdat ze tegen dit anticommunistisch voorstel waren.”
Dejace zegt dat de communisten op het CNW van 1957 reeds hebben voorgesteld om het interprovinciaal orgaan op te richten. Met het cultureel rapport van Schreurs is hij het volledig eens.
* Félix Coppens
Félix Coppens spoort de Walen aan om hun vrijheid te heroveren. “De Waalse Beweging is sinds 1945 gestagneerd omdat ze verraden is door politieke- en Belgische manoeuvres.”
* Marcel Grégoire
Hij minimaliseert de geringe opkomst en haalt uit naar de politieke partijen: “De waarde van de Waalse Beweging mag niet beoordeeld worden aan de hand van het aantal aanwezigen op het CNW. Het een CNW is een congres van delegaties en hun vertegenwoordigers. Er zal voor Wallonië pas iets veranderen als alle vertegenwoordigers van alle politieke partijen de Waalse standpunten verdedigen.”
In het tweede deel van zijn discours becommentarieert hij de drie voorgestelde rapporten. Hij is akkoord met Merlot om een globale oplossing te zoeken voor de economische problemen. “Maar bedoelt Merlot een algemeen Belgische- of een algemeen Waalse oplossing?” Grégoire stelt dan de retorische vraag of er überhaupt wel nog iets moet verwacht worden van het unitaire België?
“Het culturele rapport van Schreurs is uitstekend.” Grégoire heeft slechts één belangrijke opmerking: “De Vlamingen hebben hun culturele raad opgericht zonder te wachten op de beslissingen uit Brussel. Zou Wallonië niet hetzelfde moeten doen?”
Met het politieke rapport van Toussaint is hij niet akkoord: “Het CNW moet zich niet inlaten met details. De politieke partijen mogen de geografische Senaat verdedigen, maar het CNW zeker niet. En het CNW mag ook niet de schijn opwekken dat het heil van Wallonië ligt in het oprichten van een interprovinciaal orgaan.”
* François Van Belle
Hij is de laatste spreker in het debat. Oorspronkelijk wenste hij niet te spreken, maar na het discours van Massart is hij van gedachte veranderd: “Massart begaat een enorme vergissing om te stemmen voor het vermeerderen van het aantal parlementsleden. De Vlamingen zullen nooit iets geven aan de Walen!”
Van Belle is zeer hard voor de Waalse Beweging en het CNW: “De geografische Senaat zal de problemen van Wallonië niet oplossen. Het enige dat de Walen hebben gedaan de laatste tijd is uitstellen, uitstellen en nog eens uitstellen. Willen de Walen wel iets bereiken? Verschillende sprekers hebben de politici beschuldigd. Het zeer gemakkelijk om de politici te beschuldigen. Maar wat hebben de militanten gedaan om hun politici te helpen?” Hij zegt dat hij helemaal geen vertrouwen heeft in de resoluties die er zullen gestemd worden aan het einde van het CNW.
Aan het einde van zijn exposé geeft hij Frankrijk nog een veeg uit de pan: “Frankrijk heeft de hulpkreten van Wallonië nooit beantwoord. Moest Frankrijk nog maar het duizendste doen voor Wallonië van wat ze deden voor Algerije, dan was Wallonië al lang gered!”
De toekomst is voor hem niet rooskleurig: “Als de Walen zo apathisch blijven, zal er een dag komen dat ze verpletterd zullen worden door de Vlamingen.”
7.4.2 De resoluties
De resoluties worden unaniem goedgekeurd. Er zijn acht tegenstemmen en zes onthoudingen waaronder Van Belle en Dejace.
Resolutie één:
Het CNW van 25 en 26 april:
Stelt vast dat de situatie van Wallonië binnen de Belgische staat niet ophoudt te verslechteren op alle gebieden. De toekomst van het Waalse volk ernstig wordt bedreigd.
Stelt vast dat de dominantie van Vlaanderen elke dag toeneemt door de demografie en door de verscheidene middelen die hieruit voortvloeien.
Stelt vast dat de inspanningen van het CNW om deze toestand te verbeteren geen enkele weerklank hebben in Vlaanderen en Brussel.
Stelt langs de andere kant vast dat het zelfbeschikkingsrecht der volkeren en het idee van de federatie zich ontwikkelt in de hele wereld. Als bewijs is er de evolutie van de administratie in de Franse Unie, de Europese gemeenschappen en de Belgisch-Kongolese relaties.
Bevestigt dat de autonomie, zoals voorgesteld op het CNW van 1957, meer dan ooit de enige manier is om de problemen van Wallonië op te lossen.
Verklaart dat, in afwachting van deze oplossing, er nood is aan enkele dringende maatregelen om de hervormingen te verzekeren:
1. Een parlementair regime dat het in minderheid stellen van Wallonië voorkomt.
2. De mogelijkheid van Wallonië om voor zichzelf een ‘inrichtingsplan van haar territorium’ te ontwikkelen. Op deze manier kan het economisch verval van bepaalde regio’s, zoals de Borinage, worden tegengegaan.
3. De associatie van de Waalse provincies voor de realisatie van de morele- en de culturele persoonlijkheid van Wallonië, met respect voor haar Franse integriteit.
Resolutie twee:
Het CNW van 25 en 26 april 1959:
Belast zijn Permanent Comité met het organiseren van nieuwe economische-, culturele- en politieke instanties zoals de situatie het vereist.
Moet een Nationale Conferentie van de Waalse Jeugd bijeenroepen en moet Waalse acties organiseren op het niveau van de jeugd.
Resolutie drie:
Het CNW van 25 en 26 april 1959:
Erkent dat de volkstelling van 1960 in de Brusselse regio een speciale betekenis openbaart van ‘de permanente mobiliteit voor de taal’ voor Brussel.
Verklaart dat de volkstelling niet mag beperkt worden tot de registratie van het taalkundige aspect. Maar dat deze het taalregime van de gemeenten, waar dit taalaspect aanwezig is, moet bevorderen.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[58] Op 17 december 1887 verscheen het eerste nummer van Le Soir waarin de neutraliteit werd benadrukt:
“Avec le premier numéro du Soir paraît un nouveau journal et un journal nouveau. Le Soir est sans couleur politique et est absolument gratuit. Sans couleur politique, il s’ interdit de prendre position dans les luttes qui irritent et divisent. En observant une neutralité absolue, il entend ne jamais blesser ni heurter l’opinion des personnes.” Deze neutraliteit zou na enige tijd omschreven worden als “impartialité et honnêteté”.
In: DE BENS, E., De pers in België. Het verhaal van de Belgische dagbladpers. Gisteren, vandaag en morgen , Tielt, 2001, blz. 350.
[59] La Nouvelle Revue Wallonne. Etudes et chroniques sur toutes les questions politiques, économiques, culturelles, administratives et sociales intéressant la Wallonie, Liège, 1948-1973.
[60] Le congrès de Liège des 20 et 21 octobre 1945. Débats et résolutions , in: les documents du Congrès National Wallon , 1945.
[61] Voor een exhaustief overzicht van dit rapport verwijs ik graag naar de integrale publicatie van het document:
SCHREURS, F., Congrès National Wallon. 20-21 octobre 1945. Liège. Rapport général, Liège, 1945.
[62] Art. 39. De stemmingen geschieden mondeling of bij zitten en opstaan; over de wetten in hun geheel wordt altijd bij naamafroeping en mondeling gestemd. Verkiezingen en voordrachten van kandidaten geschieden bij geheime stemming. In: CRAENEN, G. en DEWACHTER, W., De Belgische Grondwet van 1831 tot heden. Nederlandse en Franse teksten, Leuven en Amesfoort, 1992, blz. 53.
[63] Meer informatie over het bilateralisme is te vinden in een publicatie van Remouchamps:
REMOUCHAMPS, J.M., Le vote bilatérale et le bilatéralisme, Brussel, 1919.
[64] Het volledige voorstel is terug te vinden in een publicatie van de twee gangmakers:
DEHOUSSE, F. en TRUFFAUT, G., L’état fédéral en Belgique, Luik, 1938.
[65] In de NEVB staat een uitstekende synthese van de geschiedenis van het federalisme:
DEWEERDT, M., Federalisme, in: Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, dl. 1, Tielt, 1998, blz. 1115-1130.
[66] Meer informatie over de ontbinding van deze twee staten is te vinden in:
LINDGREN, R.E., Norway-Sweden. Union, Disunion and Scandinavian Integration, New Jersey, 1959.
[67] Le congrès de Liège des 11 et 12 mai 1946. Débats et résolutions, in: les documents du Congrès National Wallon , 1946.
[68] In de mijn van Sacré François in Lodelinsart was er een ontploffing geweest van mijngas. Hierbij zijn twee doden gevallen.
AL., G., Le congrès wallon de Charleroi. Fédéralisme à deux, in: La Meuse, 13 mei 1946.
[69] Voor een exhaustief overzicht van dit rapport verwijs ik graag naar de integrale publicatie van het document:
SCHREURS, F., Congrès National Wallon. 11-12 mai 1946. Charleroi. Rapport général, Liège, 1946.
[70] Voor een exhaustief overzicht van alle grieven verwijs ik naar de publicatie:
Les cahier des griefs wallon, 2v., Liège, 1948-1949.
[71] Voor een exhaustief overzicht van dit rapport verwijs ik naar de publicatie:
Congrès National Wallon. 11-12 mai 1946. Charleroi. Rapport de la Commission des Questions constitutionnelles. Projet d’organisation d’un régime fédéral en Belgique, Liège, s.d..
[72] Een inhoudelijke analyse van deze open brief is terug te vinden in deel I. Er zijn echter nog verschillende publicaties die deze brief weergeven en analyseren:
DESTREE, J., Lettre au Roi, Charleroi en Liège, 1977.
DESTREE, J., Lettre au Roi. Suivie d’extraits de l’introduction à la vie socialiste et précédée d’une introduction de Maurice Bologne, Charleroi, 1981.
MULLIER, L., Lettre au roi de Jules Destrée. Août 1912. Etude de contenu et des réactions de l’opinion, Leuven, 1977, (UCL, onuitgegeven licentiaatsverhandeling).
[73] De spreker doelt op de beslissingen van het congres van de Concentration wallonne in 1931. Men had toen een voorstel geformuleerd voor een federale grondwet. De beslissingen van de congressen van deze organisatie zijn terug te vinden in de volgende publicatie:
Concentration Wallonne. Compte rendus officiels des Congrès, s.l., 1930-1938.
[74] Het betreft dus zogezegd een stukje uit een toekomstige Le Soir van 12 mei 1952. Hierin wordt er onder meer gesproken over de Waalse Kamer en wie er allemaal in zou zetelen en wat er gerealiseerd is. Het grapje kadert volledig in zijn visie voor het federalisme met drie.
“ La Chambre Wallonne s’est réunie hier au Palais des Nations sous la présidence de M. Marcel Philippart, ministre d’Etat. Elle a entendu une interpellation de M. Van Walleghem, député de Charleroi, au sujet du canal de Charleroi à Anvers. M. Vermeylen, ministre des Travaux publics, a affirmé qu’il poursuivait activement les négociations avec son collègue flamand M. Vos, en vue d’aboutir? M. Rey, député de Liège, ayant demandé quand commencerait la reconstruction des ponts de la Meuse, M. Vermeylen, ministre des Travaux publics a répondu que le prochain achèvement de la jonction Nord-Midi permettrait d’envisager bientôt le commencement des travaux. (Hilariteit in de hele zaal)
Répondant à l’interpellation relative à la situation de l’industrie wallonne, M. Albert Devèze, ministre des Affaires économiques, affirma qu’il étudiait avec son collègue flamand la possibilité de reconstruire dans la région fédérale les établissements non encore restaurés en Wallonie afin de hâter la reprise économique.
M. Van den Corput, député du Luxembourg, ayant posé des questions au sujet de la politique étrangère, m. Spaak affirme qu’en sa double qualité de premier ministre wallon et de ministre fédéral des Affaires étrangères, il peut donner tous ses apaisements à l’ honorable membre. Au cours de la séance, M. Rongvaux, ministre wallon des Communications, a annoncé son intention de créer une Commission en vue de l’étude des revendications wallonnes en matière de radiodiffusion.
En fin de séance, M. Marcel Grégoire, l’actif et brillant député de Bruxelles, a fait part à la Chambre de sa vive déception quant aux résultats pratiques du fédéralisme à deux et annonce son intention de prendre l’initiative d’une nouvelle révision constitutionnelle.” (Gelach in de zaal)
[75] Le congrès de Namur des 3 et 4 mai 1947. Débats et résolutions , in: les documents du Congrès National Wallon , 1947.
[76] Voor een exhaustief overzicht van dit rapport verwijs ik graag naar de integrale publicatie van het document:
SCHREURS, F., Congrès National Wallon. 3-4 mai 1947. Namur. Rapport général, Liège, 1947.
[77] Art. 84. Gedurende een regentschap kan geen verandering in de Grondwet worden aangebracht. In: CRAENEN, G. en DEWACHTER, W., De Belgische Grondwet van 1831 tot heden. Nederlandse en Franse teksten, Leuven en Amesfoort, 1992, blz. 95.
[78] Op dat moment arriveert voorzitter Merlot die ontvangen wordt met een warm applaus. Merlot zegt dat de Secretaris Generaal verder mag gaan met zijn uiteenzetting.
[79] GREGOIRE, M.H. e.a., Projet de revision de la Constitution, Chambre des Représentants, session 1946-1947, document n° 247, 25 maart 1947.
[80] Art. 131. De wetgevende macht heeft het recht te verklaren dat er redenen zijn tot herziening van zodanige grondwettelijke bepaling als zij aanwijst. Na deze verklaring zijn beide Kamers van rechtswege ontbonden. Twee nieuwe Kamers worden overeenkomstig artikel 71 bijeengeroepen. Deze Kamers beslissen, in overeenstemming met de Koning, over de punten van herziening zijn onderworpen.
In dit geval mogen de Kamers niet beraadslagen wanneer niet ten minste twee derden van de leden waaruit elke Kamer bestaat, tegenwoordig zijn; en een verandering is alleen dan aangenomen, indien zij ten minste tee derden van de stemmen heeft verkregen. In: CRAENEN, G. en DEWACHTER, W., De Belgische Grondwet van 1831 tot heden. Nederlandse en Franse teksten, Leuven en Amesfoort, 1992, blz. 127.
[81] Twee goede overzichtswerken over deze vermoorde Wallingant:
GAVROY, A. en KESTELOOT, C., François Bovesse. Pour la défense intégrale de la Wallonie, Charleroi, 1990.
GAVROY, A., François Bovesse. 1890-1944. Itinéraire et pensée politiques, Namen, 1990.
[82] Hij bedoelt uiteraard Joris Van Severen, de vermoorde leider van het Verbond der Dietse Nationaal Solidaristen (Verdinaso).
[83] Marcel Philippart is op het CNW aanwezig in eigen naam en niet in naam van zijn partij.
[84] Het CNW verklaart dat het de volgende mensen als tegenstander van Wallonië zal beschouwen: de politici die vijandig staan tegenover dit project, maar ook zij die toestemmen in verzwakkingen van de hoofdzaak.
[85] Dit laatste punt was tijdens de discussie van de resoluties nog toegevoegd op verzoek van Grégoire.
[86] Le IVe Congrès national wallon.”Le problème wallon, déclare M. Merlot, est un problème belge, il deviendra sans doute un important problème gouvernemental”., in: Le Soir, 22 februari 1948.
[87] Voor een exhaustief overzicht van dit rapport verwijs ik graag naar de integrale publicatie van het document:
SCHREURS, F., Congrès National Wallon. 21-22 février.Bruxelles. Rapport général, Liège, 1948.
[88] Le 4me Assemblée du Congrès National Wallon. Plus de mille délégués réunis à Bruxelles réaffirment que le fédéralisme rest l’objectif du mouvement wallon pour la rélisation d’une Belgique plus unie, in: La Wallonie, 22 februari 1948.
[89] Le IVe Congrès national wallon.”Le problème wallon, déclare M. Merlot, est un problème belge, il deviendra sans doute un important problème gouvernemental”., in: Le Soir, 22 februari 1948.
[90] Le congrès wallon réaffirme son désir d’aboutir au fédéralisme. Nos amis Glineur et Burnelle insistent pour un élargissement populaire du mouvement, in: Le Drapeau Rouge, 23 februari 1948.
[91] IVe Congrès national wallon a terminé ses travaux. L’Assemblée décide d’intensifier la lutte pour la libération de la Wallonie et préconise la solution fédéraliste, in: Le Soir, 24 februari 1948.
[92] Er is een bondige samenvatting van dit CNW waar dit hoofdstuk gedeeltelijk is op gebaseerd:
J.V.C., Le congrès de Liège des 1er et 2 octobre 1949, in: La Nouvelle Revue Wallonne, t. 2, n°2 (1950), blz. 105-117.
[93] FS., A liège. Le Congrès national wallon. La journée d’ouverture, in: Le Soir, 2 oktober 1949.
[94] Voor een exhaustief overzicht van dit rapport verwijs ik graag naar de integrale publicatie van het document:
SCHREURS, F., Rapport général présente le 1er octobre 1949 par Fernand Schreurs , Liège, 1949.
[95] FS., A liège. Le Congrès national wallon. La journée d’ouverture, in: Le Soir, 2 oktober 1949.
[96] Jean Rey en Auguste Buisseret
[97] De exacte motie is terug te vinden in:
J.V.C., Le congrès de Liège des 1er et 2 octobre 1949, in: La Nouvelle Revue Wallonne, t. 2, n°2 (1950), blz. 112-113.
[98] FS., Dernières nouvelles. A liège. Le Congrès national wallon. La seconde journée, in: Le Soir, 3 oktober 1949.
[99] FLAMME, E., Griefs administratifs, in: La Nouvelle Revue Wallonne, t. 2, n°2 (1950), blz. 77-83.
[100] Alle moties zijn terug te vinden in de Nouvelle Revue Wallonne:
J.V.C., Le congrès de Liège des 1er et 2 octobre 1949. Les motions, in: La Nouvelle Revue Wallonne, t. 2, n°2 (1950), blz. 112-117.
[101] FS., Dernières nouvelles. A liège. Le Congrès national wallon. La seconde journée, in: Le Soir, 3 oktober 1949.
[102] Hij dient deze motie samen in met Fernand Dehousse en René Georges.
J.V.C., Le congrès de Liège des 1er et 2 octobre 1949, in: La Nouvelle Revue Wallonne, t. 2, n°2 (1950), blz. 115-116.
[103] M. A.L., Le Congrès wallon extraordinaire s’est tenu dimanche, à Charleroi. Les congressistes maintiennent formellement leur opposition au retour du roi Léopold III. “Le fédéralisme est désormais inéluclable si l’on veut sauver le pays” proclame le Congrès, in: Le Soir, 28 maart 1950.
[104] Annexes. Les résolutions du congrès extraordinaire de Charleroi (26 mars 1950). Proclamation au peuple wallon, in: La Nouvelle Revue Wallonne, t. 2, n°3 (1950), blz. 210-212.
[105] Congrès National Wallon. Liège. 25 et 26 avril 1959, in: La Nouvelle Revue Wallonne, t. XI, n° 1et 2, Janvier-Juin 1959, blz. 24-88.
[106] Een goede synthese van deze congressen is terug te vinden in de EMW:
DELFORGE, P., Les Congrès National Wallon, in: DELFORGE, P., e.a., Encyclopédie du Mouvement Wallon, Charleroi, 2000-2001, t. 1, blz. 348-350.
[107] Deze film was gemaakt door André-Robert Emile.
DELFORGE, P., André-Robert Emile, in: DELFORGE, P., e.a., Encyclopédie du Mouvement Wallon , Charleroi, 2000-2001, t.1, blz. 54.