Les Congrès national wallon: een persstudie. (Davy Van Assche)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Deel I: Geschiedenis van de Waalse Beweging

 

Inleiding en methodologie

 

In dit eerste deel is het de bedoeling een synthese te schrijven over de geschiedenis van de Waalse Beweging. Ik wil een overzicht aanbieden waarin de grote lijnen van het Waalse nationalisme aan bod komen. En op deze manier het onderwerp van deze thesis, les Congrès national wallon, plaatsen in zijn tijdscontext. Tenzij anders vermeldt is dit eerste deel opgebouwd aan de hand van volgende werken en artikels. Deze literatuur kan gelden als standaardliteratuur:

Het artikel van Chantal Kesteloot over de Waalse Beweging in de NEVB[12] is een goede basis om kennis te maken met het onderwerp. Het artikel behandelt de hele geschiedenis van het Waalse nationalisme. Er wordt niet op alles ingegaan, maar Kesteloot verschaft ons genoeg informatie om een goed beeld te krijgen van de geschiedenis van de Waalse Beweging. Haar artikel is op een academisch verantwoorde manier geschreven.

Het tweede vermeldenswaardige werk is van de hand van Guido Fonteyn[13]. Hij behandelt op een overzichtelijke manier alle sleutelmomenten van de Waalse Beweging. Het is wel minder academisch geschreven. De populariserende schrijfstijl kan vergeleken worden met zijn bijdragen in de Standaard.[14]

Een ander interessant boek is dat van Phillippe Destatte[15]. Hij staat stil bij de belangrijkste momenten van de Waalse Beweging. In tegenstelling tot bovenstaande auteurs maakt hij enorm veel gebruik van citaten en illustratieteksten. Dit is een zeer interessant werk voor iemand die al een beetje ingewerkt is in de Waalse Beweging.[16]

En dan is er natuurlijk ook de lijvige Encyclopédie du Mouvement Wallon[17]. In drie delen worden alle facetten van de Waalse Beweging belicht. Haast alle personen, gebeurtenissen en verenigingen worden verduidelijkt aan de hand van tekst- en fotomateriaal. Het is een interessant hulpmiddel om meer gedetailleerde informatie op te zoeken. De EMW kan nuttig zijn in elke fase van het onderzoek naar de Waalse Beweging. Aangezien bijna alle artikels geschreven werden door personen die actief zijn in de Beweging, moet er wel rekening gehouden worden met de vaak gekleurde visie.

 

 

1. De 19° eeuw

 

Bij het onafhankelijk worden van de Belgische staat in de 19° eeuw kon men bijna spreken van een tweede Frankrijk. Maar enkel wat de organisatie van de staat betreft, want men had vaak angst voor de annexatiepolitiek van Frankrijk. In 1848 hadden de republikeinen de macht gegrepen in Frankrijk. En men vreesde dat België een Frans departement zou worden. In 1860 had Frankrijk Nice en de Savoie geannexeerd. De Fransen hadden hun droom over natuurlijke grenzen blijkbaar nog niet opgegeven. Ook nu was de jonge Belgische staat bang voor de uitbreidingspolitiek van Frankrijk.[18]

Maar wat de staatsinrichting betreft vertoonde het jonge België gelijkenissen met Frankrijk. Het leger werd op Franse leest georganiseerd en het Frans was de officiële taal. De Franse taal was vanaf 1830 een hoge status- en de communicatietaal van de elite en de opstandige middenklasse. Het was ook het symbool van de nationale onafhankelijkheidsstrijd en legitimeerde de monopolisering van de eliteposities door Franstaligen. Een goede patriot moest het Frans aanvaarden als overkoepelende cultuurtaal. Het was hét instrument bij uitstek tot cultureel eenheidsbesef.[19]

Het Frans werd gebruikt in het parlement, de hogere gerechtshoven en de centrale administratie. Ook in Vlaanderen was het Frans de voertaal in het rechtswezen, in het provinciaal bestuur en in sommige gemeenteraden. De maatschappelijke bovenlaag liet aan de massa op deze manier weten dat België behoorde tot de Franse cultuursfeer.[20]

Het is vanzelfsprekend dat de Franstalige elite zich heel goed kon vinden in deze nieuwe staat. Voor het merendeel van de verpauperde bevolking maakte dit weinig verschil uit. De gewone bevolking sprak geen Frans maar één van de vele Waalse- of Vlaamse dialecten. Het Zuidelijke deel van België behoorde op economisch gebied tot de meest geïndustrialiseerde gebieden van de wereld. Denk maar aan de steden Verviers, Charleroi en Luik, met wol, staal en metaal als belangrijkste industriële producten. Naast deze drie spilproducten waren er ook nog de steenkoolmijnen die een belangrijke impuls gaven aan de economie in het Zuiden van België.

In deze context kan er gesproken worden over ‘la Bruxellisation de la Wallonie’. Er ging namelijk veel geld van Brussel naar de Waalse industrie. Men sprak over het arme Vlaanderen: een onderontwikkeld gewest met veel werkloosheid en analfabetisme. Vele Vlamingen daarom naar Wallonië of Noord-Frankrijk.[21]

Uit de hogerop geschetste taalonderdrukking ontstond de Vlaamse Beweging. Enkele Vlaamse intellectuelen wilden de taalkwestie oplossen. De Vlaamse Beweging zou echter vrij snel haar zuiver culturele karakter verliezen. Reeds in 1840 lanceerde men een petitie ten voordele van het Vlaams in het onderwijs, in het bestuur en in het rechtswezen.[22]

De leidende Franstalige elite bekommerde zich hier aanvankelijk niet om. Het Nederlands was nog altijd een taal van mensen zonder stemrecht en dus van mensen zonder enig politiek impact. Ze had natuurlijk ook nog het monopolie op de functies aan de staat. Vlaamssprekenden maakten geen enkele kans om een job te krijgen in de overheidsdiensten. De Vlaamse Beweging kwam pas echt op gang na de oprichting van de zogenaamde Grievencommissie in 1855-1856. De regering had deze commissie opgericht om de Belgische identiteit te versterken. Deze oprichting valt samen met de vrees voor de annexatiepolitiek van Frankrijk. Deze commissie werd officieel de Vlaemsche Commissie genoemd en moest voorstellen formuleren om de Vlaamse grieven weg te werken. In 1859 publiceerde de commissie haar rapport: men eiste een tweetalig statuut voor de Vlaamse provincies en een ééntalig statuut voor de Franstalige provincies.[23]

Vanaf deze periode werden er geleidelijke stappen ondernomen ten voordele van de Nederlandse taal. De Meetingpartij van Edward Coremans zorgde mee voor de eerste taalwetten. In 1873, 1878 en 1883 werden er enkele wetten goedgekeurd over het gebruik van het Nederlands in het rechtswezen, de overheidsdiensten en het middelbaar onderwijs. Deze wetten waren enkel van toepassing in de Vlaamse provincies. In 1898 mondde deze evolutie uit in de wet Coremans-De Vriendt. De gelijkheid van het Nederlands en het Frans werd hiermee erkend. [24]

De opkomst van de Waalse Beweging liet echter niet op zich wachten tot het Nederlands officieel erkend was. De Waalse Beweging zette reeds voorheen enkele voorzichtige stappen op cultureel- en literair vlak. Deze tendens kunnen we vergelijken met de opkomende Vlaamse Beweging. Zo werd er in 1856 in Luik een literaire maatschappij opgericht. Deze vereniging was de Société Liégeoise de Littérature Wallonne. Net als elders in Europa bestond deze literaire kring vooral uit vooraanstaanden en intellectuelen. Deze groep bestudeerde de regionale literatuur en wilde het patrimonium van de gewesttaal bewaren.[25] Deze eerste folkloristische verenigingen waren enkel geïnteresseerd in taal, hevig anti-flamingantisch waren ze nog niet.

Maar naarmate het Nederlands meer terrein begon te winnen, ontstonden er in Vlaanderen Waalse Bonden. Deze bonden bestonden uit mensen die vonden dat de Franse taal hét middel bij uitstek was tot sociale promotie en professionele legitimiteit. De Waalse bonden beschouwden de Franse taal als een middel tot emancipatie. Men verweet de clerus dat ze de Vlamingen dom wilde houden door hen het instrument tot emancipatie niet te gunnen. De clerus beschouwde het Frans als een taal van revolutie, ongeloof en zedenverwildering. Met het Vlaams wilde de clerus het traditionalistische leefpatroon op het Vlaamse platteland behouden.[26] Met het vervlaamsen van Vlaanderen zou men, volgens de Waalse nationalisten avant la lettre, de Vlamingen geen dienst bewijzen, integendeel. De Waalse Beweging rechtvaardigde haar verdediging van de suprematie van de franse taal als een middel ter bestrijding van het klerikale juk. Deze laatste redenering werd gebruikt door de Waalse Beweging. De onderliggende reden heeft te maken met eigenbelang: het behoud van de monopoliepositie in de overheidsdiensten. Als Nederlandstaligen ook toegang zouden krijgen tot deze vacatures, dan zouden er minder jobs zijn voor de Franstaligen. De dreiging van de tweetaligheid lokte dus verzet uit bij de Waalse immigranten in de hoofdstad.[27]

Het is niet verwonderlijk dat deze bonden eerst in Vlaanderen en Brussel zijn ontstaan. De Walen die in Vlaanderen woonden en werkten kwamen als eerste in contact met de uitbreiding van het Nederlands. Meerbepaald met de publieke eisen inzake de erkenning van het Nederlands als officiële taal. Zoals hogerop geformuleerd waren er voor de Franstalige elite ook implicaties op professioneel gebied. Lode Wils stelt in zijn boek dat de Waalse Beweging is ontstaan als een beweging voor de administratieve kolonisatie van Vlaanderen[28].

Vanaf het jaar 1888 ontstonden er in Wallonië ook zulke bonden, en als eerste in Luik. Deze Luikse Waalse Bond bestond vooral uit politici. Dit een kenmerk zullen we in de latere geschiedenis van de Waalse Beweging nog herhaaldelijk zien terugkeren. De reden van de oprichting was een wetsvoorstel waarin men stelde dat elke kandidaat officier voor het Belgische leger de Vlaamse taal machtig moest zijn. De Luikse wallinganten namen dit niet en verzamelden zich in la Ligue Wallonne de Liège. Het jaar 1888 wordt door de meeste auteurs dan ook beschouwd als de begindatum van de Waalse Beweging.

Er kan dus gesteld worden dat de Waalse Beweging ageerde tegen de steeds sterker wordende Vlaamse Beweging. Welke stappen ondernam deze prille beweging nu? Men organiseerde op het einde van de 19° eeuw enkele congressen. Er waren zowel militanten uit Wallonië, Vlaanderen als uit Brussel aanwezig en vertegenwoordigd. De militanten uit Brussel domineerden de congressen. De algemene tendens op deze bijeenkomsten was het anti-flamingantisme. Men beschouwde de Vlaamse Beweging als een gevaar. Het Vlaams werd beschouwd als een dialect en niet als een volwaardige taal. De aanwezigheid van Brusselaars en het anti-flamingantisme hielden overduidelijk verband met elkaar, aangezien de meeste Brusselse militanten zeer anti-flamingantisch waren. De Brusselse notabelen waren zeer gehecht aan België en zijn Franstalige integriteit, maar ook aan hun job.

De vereniging die het nauwste betrokken was bij de organisatie van deze congressen was Le société de Propagande wallonne. Deze groepering werd gekenmerkt door een zeker Belgisch patriottisch gevoel en haar liberale karakter. Deze vereniging had drie doelstellingen: Het behoud van de suprematie van het Frans, Het verdedigen van de betrekkingen in de openbare diensten en het coördineren van de Waalse Beweging.[29]

Het eerste Waalse congres vond plaats te Brussel op 20 en 21 juli 1890. Zowel plaats als datum benadrukten de verbondenheid met de Belgische staat. De thema’s die aan bod kwamen waren vooral op gericht op de taal- en cultuurproblematiek: het feliciteren van parlementsleden die de rechten van Wallonië verdedigden; de gelijkheid der talen; de rol en de verspreiding van de Franse taal; de tweetaligheid in Vlaanderen en de verdediging van de Waalse literaire- en culturele productie.

Het tweede congres werd op 25 en 26 december 1891 gehouden te Namen, het latere politieke centrum van Wallonië. Ook hier zette zich de tendens verder van het anti-flamingantisme en het pro-Belgische discours. Deze keer werd er gedebatteerd over de verschillende gepresenteerde rapporten met volgende inhoud: een electoraal plan; de structuur van het congres; de middelen en de verspreiding van de beslissingen van het congres; de middelen en de verspreiding van het Waalse dialect; de structuur van dramagroepen en het bestaan van het Waals als taal.

Op het congres van 20 november 1892 te Luik zien we ongeveer dezelfde thema’s opduiken: het gevaar van het flamingantisme voor de nationale onafhankelijke unie –lees België-; de organisatie en structuur van het congres; het Waalse theater en de Waalse literaire productie en het probleem van het talenonderwijs.

Op het congres van 1 november 1893 te Bergen zien we weer dezelfde thema’s terugkomen. Met dit congres kwam er ook een einde aan de beginperiode van de Waalse Beweging. De leidersrol van de Brusselaars verdween. Brussel nam een meer gematigde positie in ten opzichte van de taalkwestie. De Brusselaars matigden hun anti-flamingantisme. Waarschijnlijk omdat ze schenen in te zien dat er dringend een oplossing moest komen. De militanten uit Wallonië namen een extremere standpunt in. De taalproblematiek werd rond de eeuwwisseling ook naar het politiek achterplan geschoven ingevolge van kieswetwijzigingen. Tussen 1893 en 1898 bleef de Waalse Beweging dan ook afwezig in het politieke debat omdat de Beweging op zoek was naar haar identiteit en een motivatie voor de verdere strijd.[30]

Uit deze congressen blijkt dat het culturele aspect en de taalstrijd het belangrijkste waren en dus boven aan de agenda stonden. Het economische aspect kende helemaal nog geen belangstelling in de Waalse Beweging. De congressen kenden weinig aanhang en leverden ook geen enkel concreet resultaat op. Het deelnemersaantal schommelde tussen 40 en 200. Het was een zuivere elitaire aangelegenheid. Het gebruik van de term ‘Beweging’ moet dus enigszins genuanceerd worden. De organisatie van deze congressen was zo amateuristisch dat zelfs de latere Waalse Beweging deze niet zou opeisen. De organisatoren kozen de term beweging naar analogie met de Vlaamse Beweging.

In de 19° eeuw bestond de aanhang en organisatie vooral uit personen uit het liberale- en antiklerikale milieu. Het antiklerikalisme bleef in de Waalse Beweging gedurende haar hele geschiedenis sterk aanwezig. Vooral uit verzet tegen het katholieke Vlaanderen en om zich te identificeren met de Franse republiek die ze zo verheerlijkte[31]. Hier kan er gewezen worden op de aanwezigheid van een zekere paradox. Enerzijds legden de 19° eeuwse congresgangers de nadruk op het culturele aspect van de Waalse eigenheid en identiteit. Anderzijds is de voorliefde voor Frankrijk nooit ver weg. Deze paradox kan doorheen heel de geschiedenis van het Waalse nationalisme teruggevonden worden.

 

 

2.De 20° eeuw tot WOI

 

In het begin van de 20° eeuw waren er enkele congressen. Van 30 september tot 2 oktober 1905 was er een congres naar aanleiding van de wereldtentoonstelling. Deze bijeenkomst werd georganiseerd door la Ligue wallonne de Liège. Deze groep mag niet verward worden met de gelijknamige organisatie uit 1887. De hier bedoelde vereniging ontstond in 1897 uit verzet tegen de wet Coremans-De Vriendt van 1898. Deze Ligue wallonne de Liège zorgde ervoor dat Luik de leidersrol in de Waalse Beweging overnam van Brussel. Men organiseerde een grote propagandacampagne, maar de massa werd niet bereikt.[32] De verdienste van deze liga lag vooral op cultureel gebied. Voorbeelden hiervan waren de Waalse bedevaarten en de festiviteiten rond de herdenking van de 600 gesneuvelde Franchimontezen.

Er waren in 1905 opmerkelijk minder congresgangers uit Vlaanderen en Brussel. Er was in 1905 een opmerkelijk verschil met de congressen aan het einde van de 19° eeuw: “L’âme belge maakte plaats voor de l’âme wallonne.” Dit kan verklaard worden met de leiderspositie van de Luikenaars[33]. Op dit eerste Waalse congres van de 20° eeuw moet de geboorte van de Waalse identiteit gesitueerd worden. Men wenste te definiëren wat er als specifiek Waals beschouwd kon worden. Een voorbeeld hiervan is het pleidooi dat gehouden werd voor de herwaardering van de Waalse geschiedenis en -historiografie. Dit laatste kwam vooral tot uiting in het protest tegen de Belgisch-Vlaamse geschiedschrijving van Henri Pirenne. Deze laatste was zelf aanwezig op dit congres.

De congresgangers verzetten zich tegen de verplichte lessen Nederlands op de middelbare scholen in Wallonië. Er werd op dit congres voor de eerste maal ook gedebatteerd over de economische toestand in Wallonië[34]. Het congres werd gekenmerkt door een racistische ondertoon. De Vlaamse achterstand werd toegewezen aan etnische oorzaken en inferieure raskwaliteiten. Met de economische factoren werd geen rekening gehouden.[35]

Het jaar daarop, 1906, werd er een driedaags congres gehouden te Brussel op 2, 3 en 4 juni. Ditmaal werd het congres georganiseerd door la Ligue Wallonne du Brabant. Deze overkoepelende Belgisch patriottische vereniging verzamelde alle Brusselse Waalsvoelende kringen. De liga werd gekenmerkt door een virulent anti-flamingantisme. De groep verzette zich bijvoorbeeld hevig tegen de vernederlandsing van de Gentse universiteit. Dit congres van 1906 had duidelijk minder impact dan het vorige in 1905 te Luik.

Met het oog op deze twee congressen moeten de namen van Albert du Bois en Julien Delaite vermeld worden. Beiden waren ze belangrijke tenoren in de Waalse Beweging. Albert Du Bois was een man die vele literaire werken gepubliceerd heeft. In Waterloo. Belges ou Français stelde hij dat er helemaal geen Belgen bestonden. In dit werk pleitte hij voor de aanhechting van Wallonië bij Frankrijk omdat de twee volkeren, Walen en Fransen, dezelfde karakteristieken vertoonden. Zijn politieke geschriften zorgden ervoor dat hij onsterfelijk zou worden voor de Waalse Beweging. Zijn politieke carrière was op zijn minst even succesvol als zijn literaire carrière.

Julien Delaite was sinds zeer vroeg gepassioneerd door het Waalse dialect. Naast zijn belangstelling voor het Waalse dialect vond hij de Franse taal een superieure taal. Julien Delaite was congresvoorzitter in 1905 en 1906. Hij was een actief lid van de Liberale partij en een hevige voorstander van de administratieve scheiding tussen Walen en Vlamingen.

Het jaar 1912 wordt door alle kenners van de Waalse Beweging aanzien als één van de sleutelmomenten. In dit scharnierjaar waren er verkiezingen die gewonnen werden door de katholieken. Zij waren al sinds 1884 aan de macht en haalden hun stemmen hoofdzakelijk in het klerikale Vlaanderen. De socialisten en liberalen, die vooral populair waren in Wallonië, hoopten om deze katholieke meerderheid te breken. Het liberaal-socialistisch kartel mislukte echter in haar opzet. De Vlaamse numerieke meerderheid lag volgens het kartel aan de basis de katholieke overwinning. De Noord-Zuid tegenstelling werd in de ogen van de Walen hierdoor nog maar eens in de verf gezet. Vanaf deze periode zou de leidersrol in de Waalse Beweging van de liberalen overgenomen worden door de socialisten.

Eveneens in 1912 –ná de verkiezingen- schreef de socialistische politicus Jules Destrée een open brief aan Koning Albert I, met de boodschap: ”Sire, laat mij U nu de waarheid zeggen, de grote en afschrikwekkende waarheid: er zijn geen Belgen”. Om deze open brief van Jules Destrée goed te begrijpen en te interpreteren kan hij best onderverdeeld worden in verschillende delen.

In het eerste hoofdstuk werd het Belgische probleem gesteld. Hij riep op tot het overschrijden van de partijpolitiek omdat dit probleem de partijen oversteeg. Hij vermeldde dat een socialist, die toch internationaal denkt, zich evengoed kon inzetten voor zijn land. Hij had het hierin onder meer over de Verenigde Staten van Europa.

In het tweede hoofdstuk van zijn brief beschreef hij de verschillen tussen de Walen en de Vlamingen. Hij hamerde erop dat België een geconstrueerde staat was met twee totaal verschillende bevolkingen. België kon dus niet beschouwd worden als een natie. Vlaanderen was katholiek en Wallonië was antiklerikaal.[36] Vlaanderen was een landbouwgebied en Wallonië was een industrieel gebied, etc…. Het belangrijkste bewijs voor deze stelling was volgens hem de taal. Uit dit hoofdstuk kwam bekende de zin:” U regeert over twee volkeren. In België bestaan er Walen en Vlamingen; Belgen zijn er niet.”

In zijn derde hoofdstuk had hij het over de mensen die zich wel als Belg beschouwden en zich als dusdanig noemden. Volgens hem waren er twee grote groepen die zich als Belg definieerden: Ten eerste het officiële wereldje met al diegenen die hun wedde te danken hadden aan de Belgische staat. En ten tweede waren er de inwoners van Brussel, waar hij zeer minachtend tegenover stond.

Het volgende hoofdstuk handelde over de Vlaamse Beweging die een steeds grotere veroveringsdrang vertoonde. “Vlaanderen ontnam Wallonië haar verleden, haar kunstenaars, het openbaar ambt, het geld, veiligheid vrijheid en de taal.” Dan had hij het over het gevaar voor België van deze tendens: “Als het zo bleef verdergaan zou het land in twee scheuren.” Hij pleitte voor een Belgische unie van twee onafhankelijke volkeren om de staat te redden.

Nog in dit sleuteljaar werd er een belangrijk Waals congres georganiseerd door la Ligue wallonne de Liège. Op 7 juli 1912 verzamelden de Walen in Luik. Het is Jules Destrée die zich vanaf dan zal opwerpen als onbetwistbare leider van de Waalse Beweging. De debatten werden verdeeld in twee grote categorieën: het algemeen Waals belang enerzijds en de Waalse politiek anderzijds. Het was op dit congres dat de basis werd gelegd voor het latere federalisme. Men gaf de bescherming van de Franse taal in Vlaanderen min of meer op en de behoefte om ‘meester te zijn in eigen huis’ groeide.

Eveneens werd op dit congres de basis gelegd voor de oprichting van de Assemblée Wallonne. Dit was een permanent politiek- en propagandaorgaan van de Waalse Beweging. Dit organisme groepeerde de meeste Waalse antiklerikale volksvertegenwoordigers en burgemeesters[37]. Naast politieke afgevaardigden waren er ook verschillende academici en intellectuelen in vertegenwoordigd. Aangezien er dus ook niet gekozenen in zetelden kan het niet gedefinieerd worden als een parlement bij definitie. Het kan wel min of meer beschouwd worden als de officieuze voorloper van het latere Waalse Parlement. De Assemblée Wallonne moest niet alleen de intelligentsia informeren over literatuur, folklore of archeologie. Men moest ook de massa mobiliseren voor de Waalse zaak. Voor het eerst in jaren was men er in geslaagd om een gestructureerd organisme tot stand te brengen.[38]

Jules Destrée was tussen 1913 en 1919 secretaris generaal van de Assemblée Wallonne. In deze periode werd er vrij veel gerealiseerd: de Waalse vlag, de lijfspreuk Wallon Toujours en een Waalse nationale feestdag. Deze feestdag kan niet vergeleken worden met de huidige officiële feestdag. Het ging hier enkel en alleen om een folkloristisch gebeuren.

Er werden verschillende commissies opgericht die elk een apart domein bestudeerden. De Assemblée Wallonne zou twee maal per jaar samenkomen. In de periode voor WOI bestudeerde men vooral de administratieve scheiding tussen Vlaanderen en Wallonië. In haar programma werd wel benadrukt dat de Belgische eenheid moest bewaard worden.

 

 

3. Het woelige interbellum

 

De Waalse Beweging leek op het goede spoor te zitten. Dit was echter buiten WOI gerekend. Tijdens de Grote Oorlog werd de Waalse Beweging verlamd en stokten de meeste activiteiten. De gevolgen van de oorlog waren tweeërlei en niet echt positief: enerzijds ontstond er een nog grotere verering van Frankrijk. Verschillende figuren uit de Waalse Beweging werden in de armen van het irredentisme gedreven. Anderzijds ontstond er een heus Belgisch patriottisch gevoel bij de Waalse nationalisten. Een goed voorbeeld hiervan is de regering van nationale eenheid die werd gevormd in 1919[39]. Jules Destrée, al zijn hele leven kunstliefhebber, was in deze regering trouwens minister van wetenschappen en kunst. In zijn functie van minister zette hij zich in voor de tweetaligheid van Vlaanderen. Vanaf het jaar 1922 vond hij dat iedereen de vrijheid moest hebben om de taal te spreken die de persoon in kwestie het beste beviel.

Deze paradox -tussen het irredentisme en het Belgische patriottisme- verklaren is niet eenvoudig. De liefde voor Frankrijk is een steeds wederkerend fenomeen in de Waalse Beweging. Misschien kozen sommige Walen voor Frankrijk omdat het Vlaamse activisme dé spreekwoordelijke druppel was? Misschien kozen anderen voor België omdat WOI heeft aangetoond hoe broos een verdeeld land wel kan zijn? Dit is enkel een persoonlijke bedenking, want in de literatuur wordt er nagenoeg geen aandacht aan besteedt.[40]

De hogerop genoemde Assemblée Wallonne bleef wel bestaan na WOI, maar had geen echt noemenswaardige invloed meer. De Assemblée Wallonne verzette zich categoriek tegen elk voorstel dat uit Vlaanderen kwam. Elk Vlaams voorstel werd gelinkt aan het activisme van WOI. Een voorbeeld hiervan was de vernederlandsing van de Gentse universiteit. In haar ogen was Vlaanderen tweetalig en Wallonië ééntalig.

Na WOI werd er binnen dit orgaan gepraat over de verdediging van de Oostgrens en de reorganisatie van het leger. Er waren sindsdien twee verschillende groepen aanwezig in de Assemblée Wallonne: de separatisten en de unionisten. En met het debat over de vernederlandsing van de Gentse universiteit werd deze kloof onoverbrugbaar. Gevolg? In 1923 zegden de separatisten –lees federalisten-, onder leiding van Jules Destrée, de Assemblée Wallonne vaarwel. Deze ‘dissidenten’ sloten zich aan bij la Ligue d’Action wallonne.

La Ligue d’action Wallonne wilde de administratieve scheiding verdedigen en bewerkstelligen. Dit was de oorspronkelijke doelstelling van de Assemblée Wallonne. De liga opereerde in diverse secties in verschillende gebieden en steden. Tussen 1924 en 1930 bepaalde de liga zijn politiek programma tijdens zeven verschillende congressen.

Het eerste congres werd gehouden te Luik in 1924. Men koos onvoorwaardelijk voor een rationele- en autonome oplossing van het taalvraagstuk. Vlaanderen en Wallonië moesten meer autonomie krijgen. Jules Destrée maakte de vergelijking tussen Wallonië en Catalonië. Volgens hem zou binnen verloop van tijd het merendeel van Europa geconstrueerd zijn zoals Zwitserland of de Verenigde Staten van Amerika.

Op het tweede congres in 1925 werd de nadruk gelegd op het belang van grote publieke werken. Zo zou de Waalse economie zich verder kunnen ontwikkelen. Hun volgende congressen stonden allemaal in het teken van het federalisme, het zelfbeschikkingsrecht der volkeren en het verbeteren van de administratieve-, rechterlijke- en militaire verdeling, rekening houdend met de taalgrens. Vanaf 1926 werd de Assemblée Wallonne geplaagd door grote financiële problemen. Mede hierdoor kreeg la Ligue d’Action wallonne het overwicht in de jarenlange tweestrijd.

Het was binnen deze Ligue d’action Wallonne dat er een andere groepering ontstond: de Concentration Wallonne. Deze had als doel: het hergroeperen van alle Waalse organisaties die dicht bij de autonomische visie aanleunden. Op het tweede congres van de Concentration Wallonne in 1931, werd er een voorstel voor een federale grondwet goedgekeurd. Het zou gaan om een tweeledig federalisme. Brussel zou een tweetalig, federaal gebied worden. Verder bekommerde men zich vooral over economische-, sociale-, maar ook internationale aangelegenheden. Het culturele luik werd echter niet verwaarloosd. De organisatie zou in haar tienjarig bestaan evenveel congressen organiseren. Tussen 1932 en 1937 kwamen er meer en meer spanningen tussen de liga en de concentratie. Na verloop van tijd zou de Concentration Wallonne een eigen leven beginnen leiden.

In het Interbellum kwam er ook een effectieve scheiding tussen de Waalse- en de Brusselse militanten. Het jaar 1932 en de goedkeuring van de taalwetten waren daar helemaal niet vreemd aan. De Vlaamse Beweging begon Brussel steeds belangrijker te vinden. De Waalse Beweging verloor haar interesse voor de hoofdstad. Brussel was zelfs als een hinderpaal voor de Waalse kwestie.

De verkiezingen van 1936 werden gekenmerkt door een opgang van Rex. Wanneer we de geschiedenis van het interbellum in Wallonië willen schrijven, kunnen we onmogelijk voorbijgaan aan het fenomeen Léon Degrelle en zijn extreemrechtse partij Rex. Over het algemeen wordt er gesteld dat bijna de hele Waalse Beweging afkerig stond tegenover het op autoritaire leest geschoeide Rex.

Eén van de enige personen die wel toenadering zocht tot het Rexisme, was Joseph-Maurice Remouchamps. Deze was niet de minste: hij was de toenmalige secretaris-generaal van de Assemblée Wallonne. In 1936 zocht hij meermaals toenadering tot Léon Degrelle. Hij was te vinden voor bepaalde Rexistische ideeën, maar wegens gebrek aan beschikbaar materiaal blijft er veel onduidelijkheid over deze casus.

Er is wel geweten dat de taaleisen van de Rexisten een grote weerklank hadden in de Assemblée Wallonne. Volgens de literatuur was Remouchamps één van de enige die gevoelig was voor het autoritarisme. Het is frappant dat er in de meeste literatuur slechts sporadisch melding wordt gemaakt van collaboratie langs Waalse zijde. Dit ligt uiteraard geheel in de lijn van de beeldvorming die de Waalse Beweging wil creëren: het ‘collaborerende Vlaanderen’ vol landverraders en het ‘Wallonië met al zijn verzetshelden’.

Andere Waalsvoelende personen probeerden een antifascistisch front te vormen. Eén van de voorbeelden is het Front démocratique wallon. Het was abbé Jules Mahieu, die hier aanvankelijk een belangrijke rol in speelde. Een kleine maand na deze desastreuze verkiezingen, tijdens een bedevaart naar Waterloo, werd de oprichting van het Front démocratique wallon officieel aangekondigd. De drie grote roergangers waren Lucien Marchal, Maurice Bauduin en abbé Mahieu. Het Front démocratique wallon was helemaal geen politieke partij. De vereniging wenste de democratische-, politieke- en sociale vrijheden van het Waalse volk te verdedigen. De visie op de binnenlandse politiek: vastlegging van de taalgrens; het creëren van een Waals parlement en de splitsing van de grootste openbare administraties. Op buitenlands vlak moest het Waalse parlement het autonome Wallonië verdedigen tegen buitenlandse regeringen. Er moest ook een militaire- en een economische unie komen tussen Wallonië en Frankrijk. In 1937 ontstonden er spanningen tussen de drie voormannen en gingen elk hun eigen weg.

Abbé Mahieu zocht zijn heil langs de partijpolitieke weg. Met het oog op de verkiezingen van 1939 richtte hij de Parti wallon indépéndant op. Wat was het programma van deze nieuwe partij? De bescherming van de Franse cultuur; de redding van de Waalse industrie en de –landbouw en militaire akkoorden met Frankrijk en Engeland. Met de dreiging die uitging van het Hitler-regime, kozen de mensen voor de traditionele partijen. De Parti Wallon Indépentdant leed een nederlaag. De partij hield op met bestaan wanneer Jules Mahieu het land verliet bij het uitbreken van WOII. Het gedachtegoed dat hem zijn hele leven kenmerkte kan worden samengevat in drie grote ideeën: de verbondenheid met Frankrijk; de rol van de katholieken in de Waalse problematiek en het verenigen van iedereen om Wallonië te redden.

 

 

4. WOII

 

Het kan een eigenaardige denkpiste zijn, maar volgens mij was deze verschrikkelijke oorlog een zegen voor de Waalse Beweging. Na WOI was er een breuk ontstaan in de Waalse Beweging. Dit zou helemaal niet gebeuren na WOII, integendeel. Na WOI was de Waalse Beweging geneigd om zich in te laten met Belgisch nationalisme. Na WOII was er hier helemaal geen spraken van. Er heerste veeleer een anti-Belgisch klimaat.

Vóór de oorlog wilden de Waalse nationalisten de Franse troepen een vrijgeleide geven om ongestoord door Wallonië te trekken[41]. De Walen verzamelden tijdens WOII massaal in het Verzet tegen de Duitse bezetter en de ‘collaborerende Vlamingen’. Het anti-flamingantisme laaide hoog op in de clandestiene pers. De flamingant werd gelijkgeschakeld met de collaborateur. Het feit dat het Derde Rijk Walen en Vlamingen tegen elkaar uitspeelde was hier helemaal niet vreemd aan.

In het boek van Destatte is er een mooi voorbeeld terug te vinden van de manier waarop men dit dualisme in beeld brengt. In verband met deze problematiek haalt hij een citaat aan uit een werk van Gotovitch[42]. Hierin wordt gezegd dat het merendeel van de Verzetsbladen Franstalig was. Wanneer men even niet kritisch is zou men kunnen concluderen dat Franstalig gelijkgesteld kon worden aan Wallingant. Wat helemaal niet zo is.

Uit het Verzet kwamen verschillende organisaties die de Waalse zaak wensten te verdedigen. Eén ervan was La Wallonie Libre, een zeer actieve Verzetsgroep. Een andere groepering was katholiek geïnspireerd, namelijk de Rénovation Wallonne. Deze organisatie was in 1945 onder meer ontstaan uit contacten tussen Robert Royer, van de Mouvement wallon catholique, en Jacques Leclercq. Er werden verschillende afdelingen opgericht in alle Franstalige katholieke milieus. Het hoofddoel was de katholieken een plaats te geven binnen de Waalse Beweging.

Vóór WOII was reeds de Conseil Economique Wallon opgericht. Wanneer de oorlog uitbrak werd er besloten om verder te blijven werken in de clandestiniteit. Dit gebeurde onder leiding van Fernand Schreurs en François Van Belle. De bedoeling was de algemene economische belangen van Wallonië te behartigen.

In die periode was er ook een links geëngageerde jongerengroep die zich de Jeune Wallonie noemde. Deze Verzetsorganisatie werd in 1942 opgericht door onder andere André Schreurs. Hun drie doelen waren: alle ‘moffen’ verjagen; de scheiding tussen Vlaanderen en Wallonië verzekeren en het installeren van een onafhankelijk Wallonië aan de zijde van het vrije Frankrijk. Ze waren uitgesproken democratisch, antikapitalistisch en republikeins.

Het was uit alle hogerop genoemde verenigingen dat het idee ontstond om de Walen ná de oorlog te verenigen in een CNW. Meer over dit beruchte congres en zijn opvolgers in deel II en deel III van deze scriptie.

Tijdens de oorlog weerklonk uit de mond van verschillende groeperingen ook vaak de eis voor een ‘onafhankelijke Waalse democratische republiek’. Deze eis werd bijvoorbeeld gesteld door Wallonie libre, Front démocratique wallon, Jeune Wallonie en Le Rassemblement démocratique et socialiste wallon.

Sommige Waalse organisaties maakten zich dus schuldig aan hetzelfde waarvan ze de Vlamingen beschuldigden: incivisme. Het incivisme kan op twee verschillende manieren worden geïnterpreteerd. Omwille van de terminologische verwarring wordt de term vaak fout gebruikt. Men kan de staat hervormen langs de bestaande instituties zonder deze te schenden. Maar men kan de wet ook overtreden door een ‘Nieuwe Orde’ in het leven te roepen. Ik denk dat bepaalde organisaties incivisme kan verweten worden in de laatst geformuleerde betekenis. Sommige groepen spraken revolutionaire taal.

De Walen zelf denken hier anders over. Dit Waalse incivisme wordt in de Waalse literatuur nergens expliciet vermeld of verder bestudeerd. Meer nog, al deze organisaties benadrukken in hun geschriften dat ze helemaal niet nationalistisch of inciviek zijn. Nationalisme was enkel iets voor die verfoeilijke Vlamingen. De Waalse Beweging ziet zich liever als een identitaire beweging, niet als een nationalistische beweging. Hier kan er de parallel getrokken worden met de selectieve blindheid en cognitieve dissonantie langs Waalse zijde bij het collaboratievraagstuk.

 

 

5. Na WOII

 

De periode na de oorlog vangt aan met de beruchte congressen die na de bevrijding jaarlijks werden georganiseerd. Deze naoorlogse congressen zijn het onderwerp van deze scriptie en zullen later uitvoerig behandeld worden. Toch lijkt het me nuttig om over de congressen reeds een tipje van de sluier op te lichten.

Er is maar één CNW dat zou blijven nazinderen in de Belgische geschiedenis: het CNW van 1945 in de ‘vurige stede’ Luik. De arbeidersklasse was hier ondervertegenwoordigd en het was vooral de intellectuele klasse die hier aanwezig was. Dit was het geval op de meeste congressen in de Waalse geschiedenis. Men kon op dit CNW kiezen uit vier theses: 1.Het behoud van een unitaire Belgische staat; 2.Het federalisme; 3.Een onafhankelijk Wallonië; 4.De aanhechting bij Frankrijk.

In de eerste stemming was er bijna een meerderheid voor de rattachisten. Na een oproep tot beraad haalde de federalistische piste toch een meerderheid bij de tweede geplande stemronde. Als gevolg van het CNW van 1945 ging de Conseil économique wallon de oorzaken analyseren van het verval van de Waalse economie. Deze Raad zou ook enkele remedies voorstellen en aan de regering bekendmaken.

Het tweede CNW werd gehouden in 1946 te Charleroi. Hier werd er hevig gedebatteerd over hoe men het federalisme concreet zou uitwerken. Er kon gekozen worden uit verschillende vormen van federalisme: een federale staat met drie regio’s; een confederale staatsstructuur of de keuze voor een personele unie. Men moest dus kiezen tussen het tweeledig- of het drieledig federalisme. Marcel Grégoire stelde voor om te kiezen voor het federalisme met ‘twee en half’: een Waalse- en een Vlaamse regio; de Brusselaars konden kiezen voor een Vlaamse- of een Waalse sub-nationaliteit.

Het voorstel Grégoire zou pas op het CNW van 1947 worden goedgekeurd. Tijdens dit CNW was er ook een incident met enkele rattachisten. Het belangrijkste wapenfeit van het CNW van 1948 was het voorstellen van een tweeledige doctrine. Deze doctrine bestond uit de bescherming van de Franstalige integriteit en uit het federalisme.

Na WOII begon er in de Waalse Beweging een sterk Waals nationaal gevoel vorm te krijgen. De Waalse nationalisten beschouwden zich als de erfgenamen van de Franse Revolutie die de mensenrechten hoog in het vaandel droeg. Dit beeld gebruikten de wallinganten maar al te graag om zich af te zetten tegen het ‘fascistoïde Vlaanderen’.

Na de oorlog zouden de socialisten zich opwerpen als leiders van de Waalse Beweging. Het militaire- en het buitenlandse beleid van Leopold III waren hier hoogstwaarschijnlijk mede de oorzaak van. Net als het geflirt van de vorst met autoritaire regimes. De dynastie lag dus mee aan de basis van de koers die de Waalse Beweging na WOII zou gaan varen. Dit zou duidelijk geïllustreerd worden tijdens de koningskwestie in 1950.[43]

Op het CNW van 1949 werd er voor het eerst een verband gelegd tussen de Waalse kwestie en de Koningskwestie. Het zou pas op het buitengewoon CNW van 1950 zijn dat er afspraken werden gemaakt over het organiseren van gerichte acties tegen Leopold III. Deze acties deden heel wat stof opwaaien in juli van 1950. Koning Leopold III lag helemaal niet goed in de markt in Wallonië. Dit had vooral te maken met de neutraliteitskoers die hij wilde varen. In dit opzicht werd hij beschouwd als Koning van de Vlamingen.

De meeste Waalse organisaties waren sinds het begin van WOII zeer anti-leopoldistisch. Het was dan ook niet te verwonderen dat ze diverse activiteiten planden tegen de terugkeer van de vorst. De socialistische vakbondsleider André Renard zou aan het hoofd van enkele anti-Leopoldistische groepen harde acties ondernemen tegen de terugkeer Leopold III. In steden als Luik en Charleroi werd uitbundig de Marseillaise gezongen. Op het stadhuis van Charleroi werden zelfs alle Belgische symbolen veranderd door Waalse symbolen. Het was enkel de katholieke Rénovation Wallonne die zich discreet op de achtergrond hield.

Na de troonsafstand van Leopold III heerste er een gevoel van ontgoocheling en gemiste kansen. De Koningskwestie bleek helemaal niet het instrument te zijn geweest om radicale veranderingen door te drijven. Men had vooraf hardop gedroomd van het federalisme of van een onafhankelijke Waalse republiek. Hier dook de burgerlijke ongehoorzaamheid dus weer op. Vanaf dat moment kon men de Koningskwestie niet meer gebruiken als symbool van de toegenomen Vlaamse overheersing.[44]

Toen de perikelen rond de Koningskwestie verdwenen waren, kwamen er in de jaren 1950 verschillende toenaderingspogingen tussen de Waalse- en Vlaamse Beweging tot stand. Hoe komt het dat de Waalse Beweging zulke ommezwaai maakte? Na mijn onderzoek meen ik dat het CNW hier een grote rol heeft in gespeeld. Op elk van deze naoorlogse congressen werd er gewaarschuwd voor het extremisme. De kloof tussen de gematigden en de extremisten werd steeds groter. Het CNW heeft er mee voor gezorgd dat de Waalse Beweging het realisme heeft omarmd.

Een mooi voorbeeld van deze toenaderingspogingen tussen Noord en Zuid waren de dialogen van het Centrum Harmel[45]. Het idee was ontstaan na een wetsvoorstel van Pierre Harmel naar aanleiding van de steeds slechter wordende relaties tussen Walen en Vlamingen. Het centrum werkte met verschillende afdelingen die elk gespecialiseerd waren in een specifieke materie: demografie, economie, het morele, cultuur, het juridische en de politiek. Het centrum zou slechts een kort bestaan leiden. In 1955 hield het zijn slotzitting en in 1958 formuleerde men de conclusies.

Een ander voorbeeld van de Waals-Vlaamse dialogen waren de akkoorden Schreurs-Couvreur. In het jaar 1952 waren er verschillende vergaderingen tussen federalisten van beide zijden. Deze monden uit in een heus manifest waarin men de belangrijkste principes bekend maakte. Dit manifest werd aan de pers voorgesteld door Fernand Schreurs en Walter Couvreur, vandaar de naam van deze akkoorden. De akkoorden zouden hevige reacties te weeg brengen in beide landsdelen. In 1954 besloot men om een Waals - Vlaams college op te richten met Schreurs en Couvreur als voorzitters. Dit college moest de federalistische belangen verdedigen. Dit college bekwam in 1956 dat de economische raden van de twee landsdelen bijeenkwamen om te praten over de demografische problemen.

In 1957 werd er in Charleroi weer een CNW georganiseerd waar er zeer weinig toeschouwers waren. De oorzaak van de geringe opkomst lag in het feit dat vele Wallinganten zich misbruikt voelden door de regering. In deze regering zetelden toch een zestal ministers[46] die actief waren in de Waalse Beweging. Tegen alle verwachtingen van de Waalse nationalisten in namen deze ministers helemaal geen initiatief om tot economische- of politieke federalisering te komen.[47]

Hier kan er een parallel getrokken worden met de Vlaamse Beweging die zich ook meermaals verraden voelde door Vlaamse nationalisten die deelnamen aan het beleid. Zo wordt onder meer Hugo Schiltz door radicale flaminganten nog steeds beschouwd als een verrader. Dit werd op de ijzerbedevaart van 2002 nog maar eens geïllustreerd. Vanaf het moment dat men deelneemt aan het beleid is men verplicht om compromissen te maken. Deze onoverbrugbare kloof tussen Beweging en participeren aan het beleid is onvermijdelijk in een parlementaire democratie. Dit geldt zowel voor de Waalse- als de Vlaamse Beweging.

Hogerop is de rol van Renard tijdens de Koningskwestie reeds belicht. Tijdens de acties in het begin van de jaren 1960 tegen de Eenheidswet zou hij nog meer van zich laten horen. Renard verbond zijn strijd tegen deze eenheidswet en de erbarmelijke Waalse economische toestand aan het streven naar meer autonomie voor Wallonië. De staking zou 34 dagen duren en in de schermutselingen vielen er zelfs een aantal doden. Ook in deze strijd kwamen de Vlaams-Waalse tegenstellingen aan de oppervlakte. Dit viel onder meer af te leiden uit de spanningen binnen de socialistische vakbond ABVV. Terwijl de Waalse zijde harde acties voorstond, kozen de Vlaamse vakbondsafgevaardigden voor het overleg.[48]

De katholieke groepering Rénovation Wallonne veroordeelde de stakingen niet. Ze wees erop dat de parlementsleden van de PSC niet genoeg hebben gedaan voor de Waalse economie. Geheel in deze lijn waren er op hun colloquium van 1961 vele voorstellen ten voordele van de Waalse economische situatie: bijvoorbeeld de realisatie van een Waalse autoroute, het creëren van industriezones en het moderniseren van bedrijven.

Na deze staking zorgde Renard voor een primeur in Wallonië. Hij richtte de allereerste Waalse pressiegroep op: de MPW. Deze pressiegroep verkondigde dat structuurhervormingen de enige manier waren om de economische toekomst van Wallonië te garanderen. Enkel het federalisme kon volgens de MPW de socio-economische problemen van Wallonië oplossen. Men beweerde dit aangezien de steun van Vlaanderen ontbrak tijdens de strijd tegen de eenheidswet[49]. De eisen en actievelden van deze pressiegroep gingen echter verder dan deze twee zaken: de afwezigheid van een familiaal- en demografisch politiek beleid; een onbevredigende gezondheidspolitiek; het economisch beleid dat desastreus was voor de Waalse werkgelegenheid; het isolement van Wallonië; de culturele verwoesting van het Romaanse Wallonië; de gebrekkige investeringen in de Waalse water-, spoor- en autowegen; de huisvestingspolitiek en de anti-Waalse politiek inzake privé-investeringen.

Het blad Combat werd gebruikt om de ideeën en beslissingen van de MPW te verspreiden. De drukkingsgroep mobiliseerde de hele Waalse Beweging om deel te nemen aan haar verschillende manifestaties. In 1962 kreeg het groepering een zware klap te verwerken: de dood van leider André Renard. Hij werd opgevolgd door zijn rechterhand: André Genot. Deze laatste kon echter niet verhinderen dat de pressiegroep niet veel meer te betekenen had. Eén van de grootste verdiensten van Renard was dat hij het arbeidersmilieu kon warm maken en kon mobiliseren voor de Waalse kwestie. De Waalse Beweging is steeds (te) afhankelijk geweest van haar leiders. Vele organisaties waren opgebouwd rond één persoon. In de Vlaamse Beweging werd –wordt- meer de nadruk gelegd op de structuur. Ook in de historiografie van de Waalse Beweging wordt er veel belang gehecht aan leiders.[50]

Het jaar 1963 werd een keerpunt in de geschiedenis van het Waalse nationalisme. Het Collège exécutif de Wallonie organiseerde een petitie die gebaseerd was op twee peilers: het opnemen van een artikel in de grondwet dat het referendum grondwettelijk maakte en daarnaast een moratorium inzake het aanpassen van de parlementaire zetels. De petitie had aanvankelijk een enorm succes met maar liefst 645.499 handtekeningen. Dit resultaat vond geen gehoor in de politieke kaste.

Door deze mislukking besloten enkele militanten dat de partijpolitieke weg de enige oplossing was. In 1964werd er dan ook een nieuwe politieke partij opgericht: het Front wallon pour l’Unité et la liberté de la Wallonie, beter bekend als le Front wallon. Deze formatie was een fusie van het Front d’Action wallonne en de PUW. Robert Moreau stapte uit de MPW, omdat de organisatie de partijpolitieke weg afkeurde. Hij stichtte dan maar de bovenstaande partij. De bedoeling van de partij was alle Walen te groeperen en te strijden voor een federaal gestructureerde staat. In 1965 ontstond er een nieuwe linkse politieke partij: le Parti wallon des Travailleurs. De oprichters hiervan waren François Perin en Pierre Bertrand. Zij streefden eveneens naar federalisme. Deze twee nieuwe partijen zouden voor de verkiezingen van 1965 fusioneren en de Parti wallon vormen. Een minimumprogramma verenigde hen: structuurhervormingen; federalisme; het referendum en de terugkeer van Voeren naar Luik. Deze formule bleek vrij succesvol te zijn. Bij de verkiezingen van 1965 verloren de grote traditionele partijen en de identitaire Waalse partijen scoorden vrij goed.

In 1968 was de schok van het ‘Walen Buiten’ discours te Leuven duidelijk te merken in politiek België. De Katholieke partij splitste in PSC en CVP. Er ontstond ook een nieuwe groepering die alle Waalsvoelende partijen verenigde: le Rassemblement wallon.[51] Deze partij profileerde zich als een pluralistische partij en schaarde zich achter de Waalse vlag. In 1968 was de Parti wallon omgevormd tot het Rassemblement wallon. De partij scoorde vrij goed bij de verkiezingen van 1968: 10,5%.[52] Op haar congres van 1969 werden de vijf actiepunten van de partij vastgelegd: de autonomie van de regio’s; de begrenzing van de regio’s, rekening houdend met het advies van de bevolking; het installeren van regionale instituties; het creëren van een paritaire instelling op nationaal niveau en het herkennen van de Brusselse bevolking en het verzekeren van hun zelfbestuur.

De staatshervorming van 1970 werd door de Waalse Beweging als een nederlaag beschouwd. De Walen kregen namelijk niet het federalisme waar ze reeds lang om vroegen. Na het succes gemeenteraadsverkiezingen van 1970 werd het Rassemblement wallon de tweede grootste partij van Wallonië. Bij de verkiezingen van 1971 bevestigde ze dit succes en behaalde 21% van Waalse kiezercorps. Bij de verkiezingen van 1974 kon de partij haar vorige successen niet evenaren en verloor zelfs een zetel. De verschillende interpretaties over deze uitslag en het toetreden tot de regering Tindemans deed enkele leden opstappen uit de partij. Er traden nog twee andere federalistische partijen toe tot de regering: de Volksunie en het FDF[53].

Deze toetreding zou het Rassemblement wallon niets dan problemen bezorgen. Het dieptepunt was haar ontslag uit de regering op advies van Eerste minister Tindemans. De partij weigerde namelijk de begroting mee te stemmen. In 1976 kwam er de onvermijdelijke scheuring binnen de partij[54]. De groep rond François Perin stapte op en creëerde de PRLw. De leden van deze nieuwe partij stelden zich voor als federalisten, pluralisten, hervormers en Europeanen. Later zou deze partij de PRL worden, en zo helemaal elke binding met de Waalse Beweging verliezen. Het was aan het einde van de jaren 1970 dat de Waalse socialistische partij begon met het monopoliseren van de Waalse kwestie.

In de jaren 1970 en 1980 werd er door enkele Waalse nationalisten opnieuw gekozen voor radicale eisen. La Wallonie Libre, de organisatie die kort na de oorlog furore had gemaakt, sprak zich uit voor een geheel nieuwe doctrine: de Waalse onafhankelijkheid. Deze nieuwe doctrine zou uiteindelijk uitmondden in een congrès des indépendantistes in 1980. Er kan dus duidelijk gesproken worden van een radicalisering van het programma. François Perin ging nog een stapje verder. Hij besloot de Mouvement pour la Retour à la France op te richten omdat hij de aanhechting van Wallonië bij Frankrijk een realistische oplossing vond. Net als Perin was Pierre Bertrand vanaf het begin van de jaren 1980 ook niet ongevoelig voor de aanhechting bij Frankrijk.De landbouwerszoon en landbouwsyndicalist José Happart heeft bijna een even mythische rol gespeeld in de geschiedenis van de Waalse Beweging als André Renard. Hij nam de leiding over van de kieslijst Retour à Liège. In 1978 aanvaardde hij het voorzitterschap van de actiegroep Action Fouronnaise. Toen José Happart de leiding op zich nam van deze groep werd het een zeer actieve groep door afficheacties en door de deelname aan verschillende manifestaties. Tijdens de acties in Voeren van TAK en de VMO kwam het tot verschillende relletjes met de groep rond Happart en de politie. In 1982 werd hij verkozen op de Franstalige lijst Retour à Liège waardoor hij burgemeester kon worden in Voeren.

De jaren nadien ontstond er een politiek steekspel om de burgemeestersjerp mede door de gebrekkige kennis van het Nederlands door José Happart. In 1984 besloot hij om toe te treden tot de PS, die hem maar al te graag -en met succes- als symbool bij uitstek gebruikte[55]. Hij schopte het zelfs tot Europees parlementslid en maakte zich verdienstelijk in de Europese landbouwcommissie en in de regioproblematiek. In 1986 richtte hij de pressiegroep Wallonie, Région d’Europe op en werd er voorzitter van. In navolging van André Renard richtte hij een pressiegroep op die ijverde voor een autonoom Wallonië in een Europa der regio’s. Voor zijn belangrijkste verdienste moeten we ons niet blindstaren op Voeren. We moeten veeleer kijken naar de symbolische rol die hij speelde voor de Waalse Beweging. Een mooi voorbeeld van die symboolrol was zijn afzetting als burgemeester in Voeren omdat hij de streektaal niet wenste toe te spreken[56]. Hij is de man die Wallonië weer hoop heeft gegeven in de communautaire strijd. Maar na het hoogtepunt van de pressiegroep, in 1987-1988, slaagde men er niet meer in om de militanten de mobiliseren.[57]

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[12] KESTELOOT, C.,  Waalse Beweging, in: Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging , dl. 3,  Tielt, 1998, blz. 3635-3651.

[13] FONTEYN, G., De nieuwe Walen. Met een inleiding over het Belgisch model , Tielt, 1988.

[14] Elke dinsdag verschijnt er in de Standaard de column ‘Het Zuiderterras’. Op een luchtige wijze probeert hij de lezer in te lichten over Wallonië.

[15] DESTATTE, P., L’identité wallonne. Essai sur l’affirmation politique de la Wallonie au XIX et Xxèmes siècles , Charleroi, 1997.

Dit is een tweede editie van een werk uit 1990. De eerste uitgave had voor enkele controverses gezorgd. De heruitgave van 1997 was serieus aangepast en veel wetenschappelijker.

[16] Dit is een tweede editie van een werk uit 1991:

DESTATTE, P., L’identité wallonne. Aperçu historique , Namur, 1991.

Deze eerste uitgave had voor enkele controverses gezorgd. De heruitgave van 1997 was serieus aangepast en veel wetenschappelijker. Chantal Kesteloot heeft een kritisch artikel geschreven over de verschillen tussen de twee edities:

KESTELOOT, C., Etre ou vouloir être. Le cheminement difficile de l’identité wallonne, in: Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 1997, nr. 3, blz. 181-201.

[17] DELFORGE, P., e.a.,  Encyclopédie du Mouvement Wallon , 3dln., Charleroi, 2000-2001.

[18] STENGERS, J en GUBIN, E., Histoire du sentiment national en Belgique. Le grande siècle de la nationalité belge de 1830-1918, t. 2, Bruxelles, 2002, blz. 35-47.

[19] VAN VELTHOVEN, H. en WITTE, E., Taal en politiek. De Belgische casus in een historisch perspectief, Brussel, 1998, blz. 50.

[20] VOS, L., Van België naar Vlaanderen, in: DEPREZ, K. en VOS, L., Nationalisme in België. Identiteiten in beweging. 1780-2000, Antwerpen en Baarn, 1999, blz. 91-92.

[21] VAN VELTHOVEN, H. en WITTE, E., Taal en politiek. De Belgische casus in een historisch perspectief, Brussel, 1998, blz. 51.

[22] a.c., blz. 54.

VOS, L., Van België naar Vlaanderen, in: DEPREZ, K. en VOS, L., Nationalisme in België. Identiteiten in beweging. 1780-2000, Antwerpen en Baarn, 1999, blz. 92.

[23] WILS, L. Vlaemsche commissie, in: Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging , Tielt, 1998, dl. 3, blz. 3504-3506.

VOS, L., Van België naar Vlaanderen, in: DEPREZ, K. en VOS, L., Nationalisme in België. Identiteiten in beweging. 1780-2000, Antwerpen en Baarn, 1999, blz. 92.

VAN VELTHOVEN, H. en WITTE, E., Taal en politiek. De Belgische casus in een historisch perspectief, Brussel, 1998, blz. 55.

[24] VOS, L., Van België naar Vlaanderen, in: DEPREZ, K. en VOS, L., Nationalisme in België. Identiteiten in beweging. 1780-2000, Antwerpen en Baarn, 1999, blz. 93.

Een exhaustief overzicht van de geschiedenis van de Vlaamse Beweging:

GEVERS, L., WILLEMSEN, A.W. en WITTE, E., Geschiedenis van de Vlaamse Beweging, in: Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, 1998, Tielt, dl.1, blz. 35-86.

Een overzicht van de taalproblematiek en –wetgeving in de 19° eeuw:

VAN VELTHOVEN, H. en WITTE, E., Taal en politiek. De Belgische casus in een historisch perspectief, Brussel, 1998, blz. 43-64.

[25] VAN ALBOOM R., Aspecten van de Waalse beweging te Brussel 1877-1914, in: Taal en sociale integratie, dl. 6 (1982), blz. 4.

[26] VAN VELTHOVEN, H. en WITTE, E., Taal en politiek. De Belgische casus in een historisch perspectief, Brussel, 1998, blz. 57.

[27] VAN ALBOOM R., Aspecten van de Waalse beweging te Brussel 1877-1914, in: Taal en sociale integratie, dl. 6 (1982), blz. 5.

[28] WILS, L., Van Clovis tot Happart. De lange weg van de naties in de lage landen , 1992, Leuven en Apeldoorn, blz. 189.

[29] VAN ALBOOM R., Aspecten van de Waalse beweging te Brussel 1877-1914, in: Taal en sociale integratie, dl. 6 (1982), blz. 17-19.

[30] a.c., blz.19 en 23.

[31] WILS, L., Van Clovis tot Happart. De lange weg van de naties in de lage landen , 1992, Leuven en Apeldoorn, blz. 189-190.

[32] VAN ALBOOM R., Aspecten van de Waalse beweging te Brussel 1877-1914, in: Taal en sociale integratie, dl. 6 (1982), blz. 6.

[33] a.c., blz.24.

[34] WILS, L., Van Clovis tot Happart. De lange weg van de naties in de lage landen , 1992, Leuven en Apeldoorn, blz. 193.

[35] VAN ALBOOM R., Aspecten van de Waalse beweging te Brussel 1877-1914, in: Taal en sociale integratie, dl. 6 (1982), blz. 24.

[36] De Waalse Beweging was antiklerikaal en niet antireligieus. Want in deze periode viel de Waalse Beweging raar of zelden de Waalse vleugel aan van de katholieke partij. Later zou dit enigszins anders zijn.

KESTELOOT, C., Waalse Beweging en nationale identiteit, in: DEPREZ, K. en VOS, L., Nationalisme in België. Identiteiten in beweging. 1780-2000, Antwerpen en Baarn, 1999, blz. 163.

[37] WILS, L., Van Clovis tot Happart. De lange weg van de naties in de lage landen , 1992, Leuven en Apeldoorn, blz. 194.

[38] VAN ALBOOM R., Aspecten van de Waalse beweging te Brussel 1877-1914, in: Taal en sociale integratie, dl. 6 (1982), blz. 7-8.

[39] WILS, L., Van Clovis tot Happart. De lange weg van de naties in de lage landen , 1992, Leuven en Apeldoorn, blz. 204-205.

[40] Kesteloot vernoemt deze dubbelzinnigheid wel, maar blijkt er ook niet echt een verklaring voor te vinden.

KESTELOOT, C., Waalse Beweging en nationale identiteit, in: DEPREZ, K. en VOS, L., Nationalisme in België. Identiteiten in beweging. 1780-2000, Antwerpen en Baarn, 1999, blz. 163.

[41] WILS, L., Van Clovis tot Happart. De lange weg van de naties in de lage landen , 1992, Leuven en Apeldoorn, blz. 219.

[42] 79 van de 95 bekende Verzetsbladen waren geschreven in het Frans, 9 waren tweetalig en slechts 7 Nederlandstalig.

In: GOTOVITCH, J., Photographie de la presse clandistine de 1940, in: Cahiers d’histoire de la Seconde Guerre mondiale , 1972 (octobre), blz. 176.

[43] WILS, L., Van Clovis tot Happart. De lange weg van de naties in de lage landen , 1992, Leuven en Apeldoorn, blz. 237-238, 244 en 302.

[44] KESTELOOT, C., Waalse Beweging en nationale identiteit, in: DEPREZ, K. en VOS, L., Nationalisme in België. Identiteiten in beweging. 1780-2000, Antwerpen en Baarn, 1999, blz. 173.

[45] KESTELOOT, C. en RUYS, M. Centrum van onderzoek voor de nationale oplossing van de maatschappelijke en rechtskundige problemen in de Vlaamse en Waalse gewesten (Centrum-Harmel), in:NEVB , dl.1, blz. 706-708.

[46] Réne Lefèvre, Léo Collard, Edmond Leburton, Auguste Buisseret, Jean Rey en Léon-Eli Troclet.

In: DESTATTE, P., L’identité wallonne. Essai sur l’affirmation politique de la Wallonie au XIX et Xxèmes siècles , Charleroi, 1997, blz. 249.

[47] WILS, L., Van Clovis tot Happart. De lange weg van de naties in de lage landen , 1992, Leuven en Apeldoorn, blz. 243.

[48] a.c., blz. 264-266.

[49] Deze bewering kan perfect geïllustreerd worden met het volgende citaat: ”Seul le fédéralisme peut créer les conditions favorables aux réformes de structures économiques qui créeront elles-mêmes les conditions de l’expansion économique dans le progrè social.”

In: DESTATTE, P., L’identité wallonne. Essai sur l’affirmation politique de la Wallonie au XIX et Xxèmes siècles , Charleroi, 1997, blz. 259.

[50] KESTELOOT C., Tendances récentes de l’historiographie du mouvement wallon (1981-1995), in: Belgisch tijdschrift voor nieuwste geschiedenis, XXV(1994-1995), n°3-4,  blz. 551.

[51] Er moet nog veel onderzoek gedaan worden naar deze partij. Er zijn nog zoveel onbelichte aspecten.

a.c., blz. 557-558.

[52] Over de verkiezingen van 1968 is een uitstekende studie verschenen:

SEILER, D. en RAES, J., Idéologies et citoyens. Analyse d’un échantillon de l’électorat wallon, Bruxelles, 1970.

[53] WILS, L., Van Clovis tot Happart. De lange weg van de naties in de lage landen , 1992, Leuven en Apeldoorn, blz. 283.

[54] Over de Rassemblement Wallon is er een goed overzichtswerk verschenen. Er wordt vooral een vergelijking gemaakt met andere West Europese regionalistische partijen:

SEILER, D., Les partis autonomistes, Paris, 1982.

[55] WILS, L., Van Clovis tot Happart. De lange weg van de naties in de lage landen , 1992, Leuven en Apeldoorn, blz. 285.

[56] a.c., blz. 303.

[57] KESTELOOT, C., Waalse Beweging en nationale identiteit, in: DEPREZ, K. en VOS, L., Nationalisme in België. Identiteiten in beweging. 1780-2000, Antwerpen en Baarn, 1999, blz. 176.