“Onze strijd is juist”. Tegenstellingen in een Oost–Vlaamse bezette gemeente. De geschiedenis van Waarschoot tijdens de Tweede Wereldoorlog. (Karel Linseele) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
VI. Nieuw burgemeesterschap: theorie en praktijk
nationaal – socialistisch leidersbeginsel
Het nationaal–socialisme had een grondige hekel aan het eeuwig gekibbel dat in volksvertegenwoordigende organen plaats heeft. Het verkoos de daad boven het woord. De leider mocht met andere woorden bepaalde beslissingen nemen zonder eerst de instemming van een vertegenwoordigend orgaan te bekomen. Op elk niveau bevond zich een führer die telkenmale absolute gehoorzaamheid verschuldigd was aan degene boven hem. Het was de leider daarenboven toegestaan met de harde hand op te treden tegen eenieder die zich niet conformeerde.[98]
Van de Wiele was duidelijk een aanhanger van dergelijke ideeën. De voornoemde brief van zijn verloofde van tweeëntwintig juli 1941 is op dat vlak even sprekend: “jouw zin voor orde, tucht”[99] Hij werd daarenboven regelmatig in het gezelschap van de jezuïet Stracke gezien. Deze liet zich tijdens de bezetting, weliswaar in enigszins verholen termen, kennen als een vurig pleitbezorger van het nationaal-socialisme.[100]
Van de Wiele legde enkel zaken die het gemeentebestuur direct aanbelangden aan het schepencollege voor. Het ging om kwesties zoals begrotingen, rekeningen, wedden van gemeentepersoneel en dergelijk. Over andere aangelegenheden won hij soms wel de mening van de schepenen in maar deed hij uiteindelijk toch zijn zin. Sommige beslissingen nam hij zonder de schepenen ook maar op de hoogte te stellen. Zo liet hij de gemeente voor de kosten van de begrafenis van een oostfronter opdraaien, sloot hij de gemeenteburelen naar aanleiding van de begrafenis van Staf De Clercq[101] en nam hij op eigen houtje een gemeentebediende aan.[102] Van de Wiele hoefde evenwel niet steeds op eigen houtje zijn wil door te drukken. De tijdens de bezetting aangestelde schepen Basiel Mortier stelde zich soms wel heel Nieuwe Orde - gezind op. Hij zou naar verluidt samen met Van de Wiele al het mogelijke gedaan hebben om een kamp van de VAVV[103] in Waarschoot te laten oprichten. Hij was aanwezig op het feestje ter gelegenheid van de demissie van De Vriese. Hij was daarenboven getuige van een terreuractie van de Zwarte Brigade/Dietsche Militie, de partijmilitie van het VNV, maar kwam niet tussenbeide. Zijn houding leverde hem dan ook na de bevrijding problemen op: zo verkreeg hij o.a. het bewijs van “burgerdeugd” niet.[104]
Het nieuwe politiereglement van juni 1943 illustreert eveneens Van de Wieles autoritaire instelling. Alle agenten moesten hun oversten volkomen gehoorzaam zijn en hun bevelen zonder tegenstribbelen of morren uitvoeren. Het was slechts toegestaan opmerkingen te maken over bevelen nadat deze waren uitgevoerd. Degenen die de bevelen gaf was er volledig verantwoordelijk voor. De militaire groet was ten allen tijde – zowel tijdens als buiten de diensturen - verplicht voor iedere ondergeschikte tegenover zijn overste. Bij twee agenten van dezelfde graad moest de jongste groeten. Alle politieagenten waren eveneens aan de leden van het schepencollege en aan de gemeenteambtenaren de groet verschuldigd.[105]
Van de Wiele schrok er tevens niet voor terug burgers te bedreigen die niet in het gareel liepen. Hij gaf drie inwoners een algemene waarschuwing. De eerste was de onderpastoor die hem nochtans in zijn aanstelling had gesteund. Van de Wiele zocht hem na een “klacht” op. Hij waarschuwde hem dat hij met de inhoud van zijn preken moest opletten. Van de Wiele had blijkbaar het gevoel dat hij nog bij hem in het krijt stond want hij voegde er meteen aan toe dat hij hem zou helpen indien hij in moeilijkheden geraakte. De twee anderen waren leden van de Dienst Bevoorrading. Georges Vergult werd in september 1940 aangenomen als diensthoofd. Daar hij net uit krijgsgevangenschap was vrijgelaten droeg hij bij het begin van zijn aanstelling nog zijn legerbroek en –schoenen. Van de Wiele veronderstelde, ten onrechte, dat hij voor de bezetting beroepsmilitair was geweest en “van beroepsmilitairen kan je van alles verwachten!”. Hij bedoelde daarmee waarschijnlijk dat beroepsmilitairen geneigd waren de Nieuwe Orde tegen te werken. Vergult wees hem op zijn vergissing[106]. Joseph Bodart, controleur, in september 1941 te Ursel[107] ontslagen, naar verluidt omwille van zijn patriottisch gedrag, werd er bij zijn aankomst direct door Van de Wiele op gewezen zich voortaan van elke daad van vaderlandslievendheid te onthouden.[108]
Van de Wiele bedreigde twee burgers met opsluiting. Ze hadden beide een te grote mond tegen kopstukken van het plaatselijke VNV opgezet. Een van hen was zo onverstandig “de zwarte […] de vuile bende gaat daar!” te schreeuwen toen Van de Wiele en zijn vazallen zich naar een souper begaven.[109]
Hij jaagde drie bewoners door te dreigen met verklikking de schrik van hun leven aan. Een trouw gemeentebediende en de gemeentesecretaris werden in februari 1942 na een telefoontje van de oorlogsburgemeester van Sleidinge[110] op het matje geroepen. Pro memorie, de gemeentesecretaris was eveneens aanwezig op het “feestje” ter inhuldiging van Van de Wiele. Ze hadden namelijk een paardenkeuring gesaboteerd[111]. Nadat hij hen ondervraagd had verklaarde hij dat hij de zaak in handen van de Kommandatur zou geven. Het was blufpoker want er werd achteraf geen gevolg aan gegeven.[112] Van de Wiele gebruikte zijn dreigementen niet enkel om tegenstanders kort te houden, hij gebruikte ze blijkbaar ook als chantagemiddel. Een melkboer die illegaal benzine voor zijn vrachtwagen trachtte te bemachtigen was één van zijn slachtoffers. Van de Wiele verklaarde en plein public dat het een misdrijf tegen de Wehrmacht was en dat hij het zou aangeven. De geïntimideerde man werd daarop gedwongen elke dag één liter melk bij hem thuis te leveren niettegenstaande hij maar op de helft recht had.[113]
Zijn favoriete wapen, dreigen met deportatie, benutte hij maar liefst zes keer. Het hield het midden tussen een berisping en een bedreiging. Het opgeheven vingertje was nooit veraf met uitspraken als : “Dit mag niet meer gebeuren. Niemand wordt graag gedeporteerd maar als het nog eens voorvalt zou het wel eens kunnen gebeuren.”
Het vreemde is dat hij het ultieme middel aanwendde voor allerhande triviale zaken. Hij pakte er onder andere inwoners mee aan die iets te duidelijk hun anti – Duitse gevoelens uitten of hij loste er burenruzies mee op. Verder bracht hij er in oktober 1943 een gemeenteambtenaar mee op het rechte pad. Vanwege deze treffende illustratie van Van de Wieles paternalistische houding geven we even wat meer uitleg: Dezelfde dag dat hij er getuige van was hoe een smokkelaar door de Feldgendarmerie werd aangehouden kreeg de man het bericht dat hij zich de dag nadien bij de burgemeester diende aan te bieden. Hij had blijkbaar een slecht geweten want hij vreesde meteen het ergste. De volgende ochtend diende hij zich aan in het bureau van Van de Wiele. De Feldgendarmerie was reeds aanwezig. Van de Wiele gebruikte op hem een techniek die door leerkrachten en scoutsleiders vaak bij ongehoorzame kinderen wordt toegepast: overdrijf een beetje als je iemand een berisping geeft en de boodschap komt vele keren beter over. Van de Wiele richtte enkele woorden tot de Feldgendarmen, in het voor de man onverstaanbare Duits. Daarop gebood hij hem zijn bureau te verlaten en omstreeks twaalf uur terug te keren. Hij werd verder in het ongewisse gelaten. Het moet voor de man een verschrikkelijke ervaring geweest zijn, niet te weten of hij nu zou gedeporteerd worden of niet. Om twaalf uur waren de Feldgendarmen opnieuw aanwezig. Van de Wiele begon hem onmiddellijk vermanend toe te spreken: ‘Je lijdt hier een goed leven, je hebt vrouw en kinderen. Het zou dan toch jammer zijn als je in Duitsland slavenarbeid moest verrichten.” Hij spelde hem vervolgens op de mouw dat hij de Kreiskommandatur in Gent belde om zijn geval te bespreken. Daarop liet hij hem beloven dat hij voortaan op zijn taal zou letten, geen stap meer in de cafés zou binnenzetten, geen jenever meer bij hem thuis zou drinken en zich niet langer met ongure types zou ophouden. Tot slot bedreigde hij er een Lionel Van Hoorebeke mee, een puber die, waarschijnlijk als provocatie, verzetjes pleegde.[114] Van de Wiele verloor bij deze zelfde tiener zijn zelfbeheersing en haalde zijn revolver boven.[115]
We konden niet nagaan of er een evolutie was in het gebruik van dreigementen. Dit omdat we slechts in enkele gevallen over het tijdstip van het voorval beschikten. Het enige wat we uit het voorhanden materiaal konden vaststellen was dat hij direct na zijn aanstelling tot minstens oktober 1943 deze techniek aanwendde.
nepotisme
De Nieuwe Orde sprak eveneens schande van de vriendjespolitiek die kenmerkend was voor het politiek bestel tijdens het interbellum. Het zou als het aan de macht kwam, zo beloofde het, een einde maken aan deze beschamende praktijken. Maar zoals onder meer uit onze casus bleek, waren dit slechts loze beloften. De pot verweet de ketel.[116]
In augustus 1940 klaagde Van de Wiele in Volk en Staat, het partijblad van het VNV, dit kwaad nog aan. In het artikel met de veelzeggende titel “Waarschoot, Vriendjespolitiek” scherpte hij zijn pen tegen verschillende voorvallen. Hij wierp het gemeentebestuur onder andere voor de voeten dat het bij de openbare verkoop van het achtergelaten Frans legermateriaal bepaalde personen zou hebben bevoorrecht. Het zou daar niet bij blijven. Toen enige tijd na het verschijnen van het artikel de bezetter een onderzoek naar deze illegale verkoop startte vermoedde iedereen dan ook dat Van de Wiele er de hand in had gehad. Van de Wiele vond eveneens dat aan dergelijke praktijken een halt moest worden geroepen : “Er zijn blijkbaar nog mensen die menen dat het hekken aan de oude stijl zal blijven hangen. Maar wij zeggen hun dat [ze] ernstig mis zijn. Onze bevolking wil orde”.[117]
Reeds bij zijn plechtige inhuldiging verkondigde Van de Wiele dat de VNV’ers nu lang genoeg onderdrukt waren en dat hij ze nu op alle terreinen zou helpen en ze boven alles voorrang zou geven. Hij overdreef niet. Bij nieuwe benoemingen werden systematische Nieuwe Orde–gezinden en bij voorkeur VNV’ers aangesteld.[118] Hij koos hun zijde bij burengeschillen en erger, zag hun terreurdaden door de vingers.[119] Deze politiek trof weinig inwoners, maar andere maatregelen staken meer en meer niet – VNV’ers de ogen uit. De verplichte tewerkstelling, een maatregel die het leven van zeer veel burgers zou beïnvloedden, was alvast een kwaad waar Nieuwe Orde aanhangers zich weinig zorgen dienden over te maken. Na de bezetting bleek dat Van de Wieles Eeklose collega het hoofd van het plaatselijke bureau van het Rijksarbeidsambt in Eeklo een lijst had overhandigd met de vraag de VNV’ers vrij te stellen van de verplichte tewerkstelling.[120] Onze databank leek dit te bevestigen: van de achtenzeventig verplicht tewerkgestelden en ondergedoken werkweigeraars waren er slechts zes die in verband konden gebracht worden met collaboratie. Het ging echter over mensen die een zoon, dochter, broer of zuster hadden die collaboreerde. We kunnen ze daarom niet persoonlijk tot het Nieuwe Orde – milieu rekenen.[121]
Op het vlak van bevoorrading waren partijleden eveneens veel beter af. Er zijn aanwijzingen dat Van de Wiele zijn partijleden systematisch voorzag van een omvangrijker rantsoen. In twee gevallen weten we het zeker: de eerste zaak werd bekend door Van de Wiele en de twee zaak werd aan de kaak gesteld door twee van elkaar onafhankelijke betrouwbare getuigen. Voor de derde zaak beschikken we enkel over geruchten.
De eerste zaak, van “de zwarte eieren”, kwam toevallig in de schoot van Van de Wiele gevallen. De oorlogscommissaris Swerts trok in maart 1944 op controle bij de landbouwers. Hij kwam een massale fraude op het spoor: boeren die slechts vijf kippen bezaten dienden dagelijks vier eieren te leveren terwijl anderen die honderdvijftig kippen bezaten er een maar tiental verstrekten. Deze fraude was zeer onrechtvaardig tegenover de kleine eigenaars. Hij maakte de zwendelende landbouwers duidelijk dat ze zich voortaan aan de regels zouden moeten houden. De Dienst Bevoorrading werd als gevolg van zijn actie geconfronteerd met een overschot aan eieren. Toen de Feldgendarmerie dit merkte namen ze de surplus meteen in beslag. Toen Van de Wiele hiervan op de hoogte werd gesteld besloot hij dat ze ervoor dienden te zorgen dat de eieren voortaan op de gemeente bleven. Hij gaf de toestemming aan een winkelier, een partijgenoot, om elke week een veertigtal eieren af te kopen. Deze werden naar alle waarschijnlijkheid enkel aan de partijleden verkocht. De helft ervan ging naar verluidt naar de sociale hulp van het VNV, die kroostrijke gezinnen, bejaarden en zieken bijstond. Een medewerker claimde dat ze zeker niet enkel Nieuwe Orde–gezinden hielpen.[122]
De tweede zaak, van het uitdelen van de kolenvoorraad van het VAVV[123], en de derde, van het opgehaalde brood, schetsten we reeds in het vorige hoofdstuk.
Een vierde zaak kunnen we niet meteen op de persoonlijke rekening van Van de Wiele schrijven. Het is daarentegen wel een voorbeeld van het klimaat van nepotisme dat Van de Wiele mee hielp creëren. Een arbeider wiens fietsbanden volledig waren versleten wendde zich tot de daartoe bevoegde bediende van de Dienst Bevoorrading, niet toevallig een VNV’er. Hij had zijn fiets broodnodig daar hij te ver van zijn werk woonde om te voet te gaan. De bediende diende hem als volgt van antwoord: “Indien je voor de Wehrmacht zou werken, zou je er onmiddellijk hebben.” Deze zin kunnen we nu op twee manieren interpreteren. Ofwel klaagde hij het algemeen tekort bij de bevolking en de overvloed bij de Duitsers aan; ofwel was het een verbloemde manier om te zeggen : “neem dienst bij één of andere militaire organisatie en we zullen je voortaan voorrang geven.”[124] Fietsbanden waren trouwens een zeer gegeerd product tijdens de bezetting.[125] Gaby Van de Wiele vertelt in haar oorlogsdagboek dat de prijs van buitenbanden op de locale zwarte markt overeenkwam met het weekloon van haar vader, een arbeider. Ze heeft het eveneens over de improvisatie die inwoners aan de dag legden om versleten banden te repareren. Zo bond men onder andere touw op de dunne plekken opdat de band niet zou springen.[126]
Ook op het vlak van de sluikhandel - en slachtingen was Van de Wiele veel inschikkelijker voor zijn geestverwanten. Hij participeerde zelf ook. Zo zette hij de voornoemde melkboer zo onder druk dat hij zijn verzoek, om voor hem een varken vet te mesten en te slachten, eveneens niet durfde te weigeren. In 1943 betaalde hij de broer van deze melkboer rijkelijk om een varken te kweken tot het een gewicht van 150 kilo bereikt had. De man stemde in want hij wou geen problemen met hem krijgen. Al zal het geld ook wel meegespeeld hebben. De melkboer werd daarop opnieuw verplicht het varken te slachten en in te pekelen.
Een anekdote illustreert hoe afgunstig deze praktijken het volk wel maakten. Tijdens de Duitse terugtocht werd een getroffen paard in het Jagerpad afgemaakt door een officier. Een inwoner ging hem gaan vragen of ze het mochten uitbenen. Nadat hij de toestemming verkregen had sleepte men samen het karkas naar huis. Het vlees werd onder álle inwoners van de straat verdeeld … enkel een Nieuwe Orde - gezinde werd niet meegerekend.[127]
Het was eveneens een publiek geheim dat landbouwers die lid waren van het VNV of hen genegen maar waren moesten weinig leveren.[128]
corruptie
Corruptie was ook een stok waarmee men politici uit het interbellum sloeg. Tijdens de bezetting bleek weerom dat Nieuwe Orde – functionarissen óók daar kaas van gegeten hadden.[129]
“Er zijn blijkbaar nog mensen die menen dat het hekken aan de oude stijl zal blijven hangen. Maar wij zeggen hun dat [ze] ernstig mis zijn.” Waarschijnlijk kan Van de Wieles aanklacht over de vriendjespolitiek van het Waarschoots gemeentebestuur bij uitbreiding ook als een klacht tegen de corruptie bij politici in het algemeen worden geïnterpreteerd.[130] Het politiereglement van 1943 fulmineerde eveneens tegen corruptie. Het verbood het personeel ten strengste geld of beloningen te aanvaarden.[131] In april 1944 schorste Van de Wiele daarenboven nog een partijlid voor een maand als bediende bij de dienst bevoorrading. Het verslag van de zitting van het schepencollege gaf een hele waslijst als redenen voor zijn ontslag. Hij werd onder andere van diefstal van zegels en corruptie bij het afleveren van schoenbonnen beschuldigd. De echte reden van zijn ontslag werd volgens ons pas als laatste opgeven. Hij was namelijk zo onbedachtzaam geweest Van de Wiele te provoceren door hem een anonieme dreigbrief te schrijven.[132]
Maar ondertussen zijn er verscheidene getuigenissen die laten uitschijnen dat Van de Wiele eveneens in hetzelfde bedje ziek was. Nochtans hield hij voor de goegemeente het beeld van de goudeerlijke burgemeester voor.
Zo vertelde zijn meid hoe hij van bevriende bemiddelde landbouwers ongelofelijk veel levensmiddelen kreeg: “het was bijna niet te geloven hoeveel vers vlees daar wel gebracht werd”. Hij had blijkbaar eveneens genoeg drank in de kelder om regelmatig Feldgendarmen bij hem thuis uit te nodigen een glaasje te komen drinken.[133]
Een andere geval is iets minder duidelijk. Toen het merendeel van de Waarschootse landbouwers werd beboet omdat ze hun leveringsquota niet hadden gehaald bood Van de Wiele aan hun zaak in Brussel te gaan verdedigen indien hij van elk vijftig frank kreeg om zijn onkosten te dekken. Minstens zestig zouden betaald hebben. Daar de persoon die hem vergezelde beweerde dat hij voor zijn onkosten maar vierhonderd frank had ontvangen betekent dit dat Van de Wiele op z’n minst tweeduizendtweehonderd frank ten onrechte voor zichzelf hield. Dit komt overeen met iets meer dan twee keer het maandloon van een arbeider. Sommige landbouwers roken lont en weigerden dan ook te betalen. Een van hen wou er het fijne van weten en zocht een controleur op. Deze verklaarde hem dat Van de Wiele dit niet maken kon.[134]
Een laatste zaak van corruptie leek ons aanvankelijk een beetje ongeloofwaardig. Het werd nochtans bevestigd door twee los van elkaar staande getuigenissen. We konden deze personen tot op heden op geen enkele manier met elkaar in verband brengen, wat enkel bijdraagt tot de geloofwaardigheid van hun getuigenis. De eerste persoon was getuige van twee voorvallen: Ze bevond zich in het bureel van de Dienst Bevoorrading toen een bediende zei dat hij tien vellen zegels miste en ze ving toevallig een gesprek op tussen Van de Wiele en Vergult, het hoofd van de Dienst Bevoorrading. Hij ging Van de Wieles bureau binnen en meldde hem dat drie vellen ontbraken[135]. Een andere getuige beschuldigde Van de Wiele er in het openbaar van de helft van de zwarte zegels te hebben achtergehouden om het feest ter gelegenheid van zijn plechtige inhuldiging op te luisteren. Ze vond het verdacht dat ze in dezelfde periode van het feest maar de helft van de gewoonlijke hoeveelheid zwarte zegels kreeg. Ze beweerde dat ze de dag na haar openlijke beschuldiging op zijn bureau werd ontboden. Van de Wiele zou haar toen hebben bekend dat hij effectief de helft van de zegels had achtergehouden. Hij verantwoordde zijn gedrag door te verklaren dat hij anders onmogelijk zijn eerherstel had kunnen vieren. Hij vroeg haar stilzwijgen daar zijn eer op het spel stond.[136]
VII. De collaborerende eerste burger
inleiding
We hebben getracht zoveel mogelijk structuur te steken in de bespreking van de collaboratie door de oorlogsburgemeester, kwestie van het verhaal overzichtelijk te houden. Elke opdeling is echter op een manier arbitrair en staat bijgevolg open voor discussie.[137]
administratieve collaboratie
Van de Wiele maakte er geen geheim van dat hij de Belgische staat uitspuwde. Zo zou hij onder meer aan politiecommissaris De Vriese verklaard hebben dat hij lak had aan de Belgische wetgeving. Officiële plechtigheden, zoals het voltrekken van huwelijken, voerde hij uit met een burgemeestersjerp waarvan hij de rode band onzichtbaar had gemaakt. Toen Joseph Bodart, controleur van de Dienst Bevoorrading, hem zo op een zekere dag de opmerking maakte dat zijn sjerp verdraaid zat beet Van de Wiele de arme man toe dat hij de driekleur niet als zijn vaderlandse kleuren beschouwde.[138]
Door zijn toedoen werd het personeel van het gemeentebestuur en van andere diensten die van er van afhingen in toenemende mate geïnfiltreerd door Nieuwe Orde-gezinden.
Van de Wiele liet er geen gras over groeien. Drie maand na zijn aanstelling ontsloeg hij reeds twee tijdelijke bedienden van de Dienst Bevoorrading. Er werd hen verteld dat ze omwille van besparingen werden afgedankt. Toen ze een maand later hoorden dat er reeds een nieuwe bediende in hun plaats was aangesteld begonnen ze zich bij diens politieke kleur vragen te stellen.[139] De bediende was echter behoorlijk clean. Hij was vóír de overdracht van bevoegdheden katholiek gemeenteraadslid geweest[140] en liep tijdens de repressie geen enkele veroordeling op.[141] Hij was alleen een goede vriend van schepen Mortier, die, min of meer terecht, na de bezetting de stempel van Nieuwe Orde-gezinde[142] kreeg opgedrukt.[143]
In november 1941 werd de plaats van gemeenteontvanger open verklaard. Hij werd in januari zeventig, tien jaar meer dan de limiet vooropgesteld door de Uberalterungsverordnung. Van de Wiele en de schepenen stonden erop dat hij op pensioen ging.[144] De benoeming van een opvolger was de eerste testcase van hoe hij het later systematisch aanpakken zou. Hij publiceerde voortaan de verplichte bekendmaking van het openstaan van functies in Nieuwe Orde-gezinde bladen zoals ‘Volk en Staat’, het partijblad van het VNV, en ‘ ’t Getrouwe Maldeghem’[145]; als er zich dan bij wonder alsnog een kandidaat aanbood waar Van de Wiele problemen mee had werd deze op vrij effectieve wijze ontmoedigd.
Aan een sollicitant voor de functie van gemeenteontvanger vroeg hij bereid te zijn lid te worden van het VNV. Toen hij weigerde zei Van de Wiele dan ook weinig moeite te zullen getroosten om hem te aan te stellen.[146] Een ander drong niet langer aan toen Van de Wiele hem verklaarde dat alle tijdelijke gemeentebedienden lid waren van het VNV.[147] Een derde, die meende dat hij gebakken zat omdat hij oorlogsinvalide was, liet hij een proef uitvoeren. Hij slaagde er niet in die tot een goed einde te brengen. De andere kandidaat voor dezelfde functie, een uitgesproken VNV’er, slaagde wél in de test. Nochtans oefende de invalide na de bevrijding “ter algemene tevredenheid” de functie uit waar hij zich in 1943 voor had aangeboden.[148]
Eén iemand kreeg een wel zeer vreemde behandeling. Nadat de gemeentesecretaris hem warm gemaakt had voor een functie op het gemeentehuis diende hij schriftelijk een aanvraag in. Hij bood zelfs aan de post onbezoldigd waar te nemen. Voor een gemeente op zwart zaad[149], zoals Waarschoot, was dit een toch wel zeer mooi aanbod. Op de bijeenkomst van het schepencollege waar zijn aanvraag werd bekend gemaakt verwierp Van de Wiele daarentegen zijn voorstel. Terwijl hij zijn verzoek in de kachel gooide sprak hij de gevleugelde woorden: “We hebben juist moederskindjes nodig”. De man was weliswaar de zoon van een fabrieksbaas maar had zijn ouders helemaal niet nodig om in zijn levensonderhoud te voorzien: hij verdiende zijn brood als landbouwer. Wij vermoeden dan ook dat Van de Wiele ter plekke een drogreden verzon en hem enkel en alleen weigerde omdat hij niet overeenstemde met het plaatje in zijn achterhoofd.[150]
Van de Wiele zou tijdens zijn proces blijven volhouden dat de Nieuwe Orde–gezinden die tijdens zijn ambt werden aangesteld niet vanwege hun partijkaart werden aangenomen maar omwille van hun bekwaamheid. Hij bleef bovendien ten stelligste ontkennen kandidaten te hebben voorgehouden dat ze lid moesten worden van het VNV om een plaats te krijgen.[151]
Na een nauwkeurige studie van de personen die onder zijn bewind werden aangenomen menen we te kunnen oordelen dat Van de Wieles beweringen moeilijk hard kunnen worden gemaakt. Vier beambten die nog door de vorige burgemeester werden aangesteld werden op de één of andere manier langs de kant geschoven. De twee voornoemde tijdelijke bedienden van de Dienst Bevoorrading werden simpelweg bedankt voor bewezen diensten. Personen met iets meer aanzien, zoals de gemeenteontvanger en de verantwoordelijke van de burgerlijke stand, vielen voor Van de Wiele gelukkig onder de bepalingen van de Uberalterungsverordnung. In de plaats kwamen vijf personen die na de bevrijding in de problemen zouden komen, drie personen waar we ons door een gebrek aan informatie geen beeld konden over vormen, en de voornoemde vriend van schepen Mortier.[152] Daar deze groep weinig bekenden hoogstwaarschijnlijk geen inwoners waren lijkt het ons best mogelijk dat zij alsnog tot het Nieuwe Orde-kamp kunnen worden gerekend.[153]
Iets meer informatie over de graad van collaboratie van de gemeentebedienden leek ons op zijn plaats. De gemeenteontvanger en tevens verantwoordelijke voor de burgerlijke stand[154] maakte deel uit van de Dietsche Militie/Zwarte Brigade, de partijmilitie van het VNV, was lid van de Algemene SS-Vlaanderen, Kabelwachter en zou op een bepaald punt zelfs onderofficier van de Vlaamse Wacht zijn geweest [155]. Een eerste tijdelijke bediende was enkel VNV’er. Een collega was eveneens leider bij het NSJV en maakte later deel uit van de Kabelwacht. Van een derde weten we enkel dat hij tijdens de repressie het voorwerp van burgerlijke epuratie was[156]. Oorlogscommissaris Swerts[157], in mei 1942 aangesteld als bediende verantwoordelijk voor de bevolkingsregisters, balanceerde tot slot op de rand van collaboratie.[158].
Het relaas van de zuiveringen en de nieuwe aanstellingen bij de politie en het lokaal comité van de Bond voor Luchtbescherming en de oprichting van een eigen brandweerkorps geven ons een nog veel duidelijk beeld van Van de Wieles streven.
Waarschoot telde in 1941, waarschijnlijk als gevolg van een verordening van een hogere overheid, reeds acht hulpagenten. Slechts drie weken na zijn benoeming riep Van de Wiele zeven van de acht op zijn bureau bijeen. Ze werden tot hun verbazing bedankt voor “hun goede diensten”. De enige die mocht blijven was een trouw VNV’er[159]. Korte tijd daarop werden zeven nieuwe hulpagenten aangesteld, naar verluidt allen VNV’ers.[160]
In 1942 breidde Van de Wiele de hulppolitie, naar aanleiding van een omzendbrief van de gouverneur, uit naar vijftien leden.[161] Uit een rondvraag van de Stadt – und Kreiskommandatur te Gent blijkt dat in juni 1944 het korps nog steeds het vereiste aantal leden telde.[162] Of de zeven extra leden eveneens lid waren van het VNV is ons niet bekend.
In augustus 1942 bekwam Van de Wiele daarenboven eindelijk de schorsing van commissaris De Vriese. Hij verklaarde zijn functie – de dag zelf nog – meteen voor open.[163] Vier kandidaten solliciteerden voor de plaats. De keuze ging uit naar Swerts een politieagent in Ledeberg[164]. Hij was de enige geweest die zich in persoon was – mogen? - komen aanbieden. Naar verluidt droeg hij toen op zijn burgerkledij het deltateken, het embleem van het VNV. Schepen D’hondt wist in een oogopslag wat voor vlees hij in de kuip had en Van de Wieles interesse was meteen gewekt. Toen hij enige tijd nadien de oorlogsburgemeester van Ledeberg op een vergadering voor burgemeesters te Gent ontmoette informeerde hij zich over Swerts. Deze vertrouwde hem toe dat hij Swerts kon aanbevelen als een competent politieagent. Van de Wiele beweerde dat ze zijn politieke overtuiging niet bespraken. Dit lijkt me niet onmogelijk want zijn collega oorlogsburgemeester zou het hem wel verteld hebben als het om een belgicist ging.[166]
Hoe kunnen we Swerts nu typeren? Swerts evolueerde tijdens de bezetting langzaamaan in pro-geallieerde zin. Voor het begin van de bezetting kunnen we hem daarentegen nog het best als Nieuwe Orde-gezinde beschrijven. Toen hij nog politieagent in Ledeberg was bekende hij zich openlijk tot de Nieuwe Orde. Hij was lid van de Unie[167] en stelde zich op als VNV’er: hij droeg het deltateken en maakte verscheidene keren bij het binnenkomen van de oorlogsburgemeester de VNV–groet[168]. Verder vergezelde hij de Ledebergse oorlogsburgemeester regelmatig naar het Vlaams huis[169] om er een glaasje te drinken of een spel te kaarten.[170] Hij was echter zo voorzichtig om zich geen lid te laten maken. We menen dat hij zich zo bewust reeds op voorhand indekte. Het Duitse leger leek dan wel tot en met midden 1942 onoverwinnelijk …de feiten leerden ons dat toen inderdaad alles nog mogelijk was.
Iedereen meende dus dat Swerts lid van het VNV was en hij had er geen behoefte aan dit te weerleggen. We vermoeden dat hij zich zo gedroeg om er zeker van te zijn dat hij zijn job niet zou verliezen onder de Ledebergse VNV–burgemeester.[171]
Toen hij zich op het gemeentehuis in Waarschoot kwam aanbieden hield hij dus, door het dragen van het deltateken, zijn image van Nieuwe Orde-gezinde hoog. Waarschijnlijk hoopte hij zo zijn droomjob te krijgen. We beschreven hierboven reeds hoezeer hij, vanwege zijn persoonlijke gezondheidstoestand en die van zijn gezinsleden, aasde op een job op het platteland.
Tijdens zijn verblijf in Waarschoot bleef hij aanschurken tegen de Nieuwe Orde-gezinden. Zo ging hij onder meer nog regelmatig naar filmvoorstellingen van DeVlag[172]. Van de Wiele was waarschijnlijk één van de weinigen die Swerts houding doorzag toen hij hem een “flauw” VNV’er noemde.[173] Naarmate de bevrijding naderde werd hij steeds voorzichtiger om zich als Nieuwe Orde – gezinde te profileren. Hij pleegde zelfs enkele verzetjes[174] - hoogstwaarschijnlijk - om zijn naam te zuiveren.[175]
Van de Wiele besloot in juli 1943 nog eens vier extra politieagenten aan te nemen. Hij had reeds drie VNV’ers in gedachten om die functies op te nemen. Swerts, waarschijnlijk bezorgd om zo nog meer het imago van zwarte champetter te krijgen, kon hem overhalen alsnog één van hen door iemand anders te vervangen.[176]
Toen de Oost-Vlaamse gouverneur in april 1942 de oprichting van een lokaal hulpbrandweerkorps voorschreef greep Van de Wiele weerom zijn kans. De leiding van de brandweer was achtereenvolgens in handen van de kunstschilder bij wie Van de Wiele zijn feestje ter gelegenheid van zijn plechtige aanstelling hield, oorlogscommissaris Swerts en een VNV’er.[177]
Naar aanleiding van een vraag van de Kommandatur in mei 1942 bleek eveneens dat er ook in de Luchtbescherming een zuivering had plaatsgevonden. Van de elf leden konden we er slechts één niet tot het Nieuwe Orde-milieu rekenen. Acht onder hen werden veroordeeld wegens politieke collaboratie, vier omwille van hun militaire collaboratie. Voor één van hen is het onduidelijk waarom hij het voorwerp van burgerlijke epuratie was.[178]
politieke collaboratie
Naast de politieke dienstverlening die we in de vorige hoofdstukken schetsten had Van de Wiele moeite om zijn functie in het VNV te scheiden van zijn burgemeesterschap.
Een eerste zaak kunnen we niet meteen als “fout” bestempelen. Van de Wiele zette zich namelijk actief in om een kamp van de Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen[179] op Waarschoots grondgebied te laten oprichten. Hij werd daarin actief gesteund door schepen Mortier.[180] Politiecommissaris De Vriese lijkt de enige die openlijk bezwaar uitte.[181]
Zoals we reeds eerder aantoonden was het niet zozeer het doel van Van de Wieles acties maar de manier waarop hij ze aanpakte waar we onze twijfels bij hadden. Zo kwam bijvoorbeeld het lapje grond[182] waar het kamp zou terechtkomen op een wel zeer dubieuze manier in de handen van het VAVV. Maurice De Kesel, de handelaar die door Van de Wiele op een wel zeer rigoureuze controle door de Feldgendarmerie getrakteerd werd[183], had het in pacht. Toen Van de Wiele hem kwam vragen het af te staan - “je kunt er toch niets meer mee doen!” - durfde de man niet weigeren. Tijdens de repressie zou hij getuigen dat dit was omwille van de angst die Van de Wiele hem inboezemde.[184]
In september 1942 werd Van de Wieles verzoek ingewilligd. Een wagon met onderdelen kwam op het station aan en enkele dagen later was ook tweeëntwintig man van de Arbeidsdienst op bestemming. Ze kregen de opdracht een kamp met dertien barakken op te trekken.
Toen half december het kamp praktisch afgewerkt was kreeg de kampoverste het bericht dat er tien goederenwagons met de inboedel op komst waren. Ze zouden per vijf, met één dag verschil, aankomen. De eerste dag bleek echter dat alles ineens was gearriveerd en ze maar veertien uur de tijd hadden om alles te lossen. “Aspirant De Ridder vertrok al direct om voerlui en [gemeente]werklieden te verwittigen die op hun beurt andere geïnteresseerden inschakelden, een soort ketting-meldingssysteem en dat ging vlug. Gewoonlijk was het werkterrein maar dun bezaaid … Nu waren er 8 gespannen met bovendien nog extra lege karren plus een 4 tal gemeentearbeiders.”[185] Dit is een wel zeer rooskleurig beeld van deze actie.[186]
We vermoedden dat Van de Wiele, toen hij het nieuws vernam, zijn mannetjes er op uit stuurde om vlug enkele wagenmenners op te trommelen. Gezien de nood van de situatie gaf hij hun hoogstwaarschijnlijk het bevel weerspannigen desnoods serieus onder druk te zetten. Hij benoemde Léon S, VNV’er en later Fabriekswachter, tot verantwoordelijke. Deze schrok er niet voor terug landbouwers die hun medewerking niet wilden verlenen te bedreigen. Een eerste jaagde hij op allerlei manieren schrik aan. Hij vertelde hem dat een ander reeds een zware boete had gekregen, dat indien hij niet zou helpen de Duitsers zouden komen en – en dit gaf waarschijnlijkheid de doorslag – zijn beide zonen die nog thuis waren “direct naar Rusland vlogen” indien het van hem zou afhangen. De boer sprong meteen op zijn kar en liet ook andere van zijn wagens gebruiken. Een ander bleef ondanks de dreigementen standvastig weigeren én ondervond geen verdere gevolgen. Het leek ons geschikt eventjes te schetsen hoe die confrontatie er naar verluidt uitzag.
Léon S verscheen plots op de landbouwer zijn erf. Hij begon hem direct te commanderen. “Je moet onmiddellijk met twee wagens en twee paarden naar het station rijden. Dit is een bevel van de Kommandatur.”. De onverstoorbare boer liet hem niets bevelen en zei dat hij geen tijd had. Léon S sprong uit zijn vel en brulde “als de Führer het zegt zul je het doen”. De landbouwer zei hem nog eens dat hij niet weigerde maar simpelweg geen tijd had. Daarop droop Léon S af.[187]
Van de Wiele wendde daarnaast het gemeentepersoneel – en materiaal aan voor zaken die in de kaart van allerhande Nieuwe Orde-organisaties speelden. Als we politiecommissaris De Vriese mogen geloven stonden alle lokalen en het materiaal van het gemeentebestuur ter beschikking van het VNV of ander Nieuwe Orde-gezinde bewegingen.[188] Zo werd het gemeentehuis op zijn minst één keer voor een “grote volksvergadering” van het VNV gebruikt waar onder meer Van de Wiele kwam spreken.[189] Minstens één vergadering had daarnaast in het Vredegerecht plaats.[190] Van de Wiele gaf eveneens de toestemming om wervingsdagen voor de Vlaamse Wacht in het gemeentehuis te organiseren.[191] Hij droeg het gemeentepersoneel, zoals veldwachters en bedienden van de Dienst Bevoorrading, regelmatig op allerhande propagandaposters op te hangen. Zo hingen er onder andere rekruteringsaffiches voor de Vlaamse Wacht, Fabriekswacht en Waffen-SS in het gemeentehuis.[192]
Van de Wiele nam daarenboven elke gelegenheid te baat om personen die hem voor één of andere aangelegenheid opzochten in zijn bureau te rekruteren voor een Nieuwe Orde organisatie. Zo maakte hij mensen warm voor het VNV, De Vlaamse Wacht, de Fabriekswacht[193] en dergelijke meer.[194] Toen een arbeider die het niet al te breed had Van de Wiele opzocht omdat hij zijn identiteitskaart had verloren raadde hij hem plots aan de Vlaamse Wacht te vervoegen. Hij hield hem voor dat hij daar veel geld zou verdienen. De man verklaarde “dat aan de liefhebbers over te laten”.[195] Anderen die Van de Wiele kwamen vragen of hij hen aan geen job kon helpen raadde hij aan in Duitsland te gaan werken.[196]
Door de inrichting van “werken voor asocialen”[197] zette Van de Wiele eveneens talrijke inwoners onrechtstreeks aan om vrijwillig in Duitsland te gaan werken of werk te aanvaarden bij de verdedigingswerken van de Organisation Todt aan de kust.
De meest duidelijke kwestie was natuurlijk Van de Wieles steun aan de oostfronters. Zo liet hij de gemeente voor de kosten van de begrafenis van een oostfronter opdraaien[198] en sloot hij de gemeenteburelen naar aanleiding van zijn begrafenis zodat het gemeentepersoneel als het ware verplicht werd om de dienst bij te wonen.[199]
In drie andere aangelegenheden handelde hij weliswaar niet altijd even duidelijk uit hoofde van zijn functie als burgemeester maar misbruikte hij onmiskenbaar de daarbij horende status.
Dit was onder meer het geval bij zijn aanwezigheid op plechtigheden voor oostfronters. Zo was hij aanwezig op plechtige ontvangsten van oostfronters. Op een van dergelijke gelegenheden, opgeluisterd door geüniformeerde collaborateurs, hield hij in het openbaar een toespraak. Hij hield de toehoorders voor alles op alles te zetten voor de Duitse eindoverwinning. Daarop trok hij mee in een optocht met de oostfronter aan het hoofd.[200] Hij nam eveneens deel aan een afscheidsplechtigheid voor een oostfronter in Lembeke.[201]
Van de Wiele trachtte verder elke uiting van patriottisme bij de bevolking te onderdrukken. Het was burgemeesters niet verboden burgers aan te manen tot voorzichtigheid bij het uiten van hun vaderlandslievende gevoelens. Ze moesten ervoor zorgen dat inwoners geen excessen begingen die de toorn van de bezetter of collaborateurs kon opwekken. Van de Wiele ging echter veel verder dan het verzekeren van de openbare orde. Mensen die in het openbaar tricolore-lintjes droegen werden die ter plekke afgenomen of op allerhande manieren bedreigd. Iemand kreeg zelfs, weliswaar achter gesloten deuren, een revolver onder zijn neus.[202] We beschikken over enkele sprekende getuigenissen.
Een tiener trok op Allerzielen 1941 met zijn moeder naar de misviering ter nagedachtenis van de gesneuvelde Belgische soldaten van de “Groote Oorlog”. Hij had zich met een driekleurig strikje getooid, genaaid op zijn overjas. Op hun weg naar huis passeerden ze het gemeentehuis. Van de Wiele stond er samen schepen Mortier aan de deur. Plots stak de burgemeester de straat over en kwam naar de puber toe. Hij beval hem het strikje ogenblikkelijk te verwijderen. Hij vroeg hem of hij soms de mededeling niet gelezen had waarin de bevolking op de hoogte werd gebracht dat het verboden was “uiterlijke kentekens” te dragen. De jongen weigerde ostentatief. Daarop kreeg Van de Wiele een ware woedeaanval. Hij klampte omstanders aan om een schaar te bemachtigen. Die konden hem natuurlijk niet helpen. Van de Wiele trok dan maar driftig het strikje ervan waardoor een groot stuk stof meegaf.[203]
Gisela Vervyck liep op de nationale feestdag 1942 met een ander meisje op het dorp, net voorbij de kerkpoort, toen Van de Wiele vanuit de tegenovergestelde richting naderde. Hij wou hen schijnbaar aanvankelijk gewoon kruisen. Zijn oog viel echter op het driekleurig speldje dat ze op haar kleding droeg. Zonder een woord te zeggen trok hij het af. Gefrappeerd vroeg ze hem waarom hij dat had gedaan. Zulke speldjes verkocht men toch in elke winkel?! Hij vermaande haar aan direct te zwijgen indien ze wenste dat er geen proces-verbaal zou worden opgesteld![204]
Van de Wiele liet De Vriese en de veldwachters daarenboven op de nationale feestdag 1942 het herdenkingsmonument van ’14-’18 aan de Kerk bewaken. Hij verplichtte hen blijkbaar niet want hij was naar verluidt zeer ontroerd hen daar – alsnog – te zien. Waarschijnlijk was dit niet de enige keer dat hen hij daarvoor inzette. Hij zou eveneens op een elfde november[205] de politieagenten daartoe hebben verzocht.[206]
De oorlogsburgemeester trachtte eveneens zijn invloed als burgemeester aan te wenden om het Waarschoots vrij onderwijs in nationaal-socialistische richting om te buigen. Zo sprak hij onder andere in 1941 een onderwijzer aan die om medicamenten kwam in zijn apotheek. Nadat hij hem geholpen had nodigde hij hem in zijn woonkamer uit. Van de Wiele zei dat hij vernomen had dat hij een liefhebber van sport en zang was. Om hem op zijn gemak te stellen schonk hij hem een likeur uit. Na een tijdje bracht hij het gesprek op alles wat er volgens hem in de scholen verkeerd liep. Terwijl men verder praatte overhandigde hij hem verschillende Nieuwe Orde – brochures. Hij verklaarde dat hij die in de klas mocht gebruiken. De onderwijzer zei hem daarop dat hij in het Vrij Onderwijs stond en zijn oversten het niet op prijs zouden stellen als hij van het programma zou afwijken. Van de Wiele vertrouwde hem daarop toe dat hij natuurlijk de Waarschootse clerus niet mocht waarschuwen. De man vermoedde daarom dat Van de Wiele reeds eerdere pogingen had ondernomen om Nieuwe Orde-ideeën in het onderwijs te introduceren. Hij nam de brochures aan maar overhandigde ze meteen aan de directeur. Deze droeg hem op ze aan de pastoor af te geven. De pastoor zei het op prijs te stellen dat hij op de hoogte was gebracht over de inmenging van Van de Wiele. Hij zou op zijn hoede blijven voor verdere bemoeienissen van Van de Wiele.[207] Het gaat hier over dezelfde pastoor waarvan we dachten dat hij Nieuwe Orde-gezind was.[208] De kans bestaat dat hij deze tussenkomst van Van de Wiele een brug te ver vond en dus oprecht meende wat hij tegen de leraar zei. Wij menen echter, gezien zijn getuigenis op het proces van Van de Wiele, dat hij besloot deze inmenging van Van de Wiele onder de mat te moffelen. Hij verklaarde namelijk niet meer te weten of Van de Wiele boeken of brochures ter beschikking van de scholen stelde.[209]
politionele collaboratie
De burgemeester is het hoofd van de politie. Uit hoofde van deze functie heeft hij de plicht ervoor te zorgen dat elke burger evenveel bescherming geniet.[210] In het nieuwe politieregelement van juni 1943 toonde Van de Wiele zich een verdediger van dergelijke principes. Hij stelde dat het de plicht van de politie was de gemeenschap te dienen. De bevolking had ten allen tijde het recht hun hulp en bescherming in te roepen. De politie moest de orde handhaven, misdrijven voorkomen en - in deze context belangrijk - “het leven van de burgers en hun eigendommen beschermen”.[211]
Om weerspannigen kort te houden schrok hij er daarentegen niet voor terug om inwoners met allerlei onheil te bedreigen.[212] In ditzelfde kader paste zijn houding om de politie te verhinderen tussenbeide te komen bij een daad van terreur door Nieuwe Orde-gezinden.
Het eerste voorval was voor ons het meest aangrijpende om te lezen. Omdat politiecommissaris De Vriese zich meteen ter plaatste begaf en de getuigen meteen na de feiten hoorde werd zijn proces-verbaal een uitermate indringende beschrijving van de feiten.
In juli 1940 kreeg de Feldgendarmerie de opdracht de in de omgeving wonende Britse staatsburgers aan te houden. Voetballer George Lenihan[213], die bij zijn schoonouders op de Kere woonde, werd daarop geïnterneerd. Dit was voor de Maldegemse Dietsche Militie/Zwarte Brigade, de partijmilitie van het VNV, blijkbaar niet voldoende.
Vrijdag zeventien april 1942 begaf een vijftiental DM/ZB-mannen zich op weg naar de Kere in Waarschoot. Naar verluidt was Van de Wiele op de hoogte van hun plannen. Aureel Andries, lid van het Geheim leger[214], zag hen voorbijrijden. Hij besloot te kijken waar ze heen reden. De Vriese noteerde zijn getuigenis als volgt: “Zij stopten voor het huis van de familie Paelman. Enkelen waren in burger. Ze plaatsten hun fietsen ‘militair’ tegen elkaar. Ze stelden zich op straat op en zongen een lied. Ze riepen meerder malen “Heil Hitler”. Toen sloegen ze alle ramen stuk. Twee onder hen gingen naar de voordeur. Ze merkten dat deze gesloten was. Daarop gingen ze langs de achterdeur binnen. Wij hoorden onmiddellijk hoe de inboedel stuk geslagen werd. Een overste gaf een bevel aan degenen die op straat stonden waarop ze allen binnenliepen. Ik geloof dat er in totaal een tiental binnen zijn geweest. Enkel de mannen in burger bleven buiten om op de fietsen te letten. Alles werd kort en klein geslagen. Daarop verlieten allen het huis en stelden ze zich opnieuw op. Ze zongen nog een lied ‘van Heil Hitler’.” Er verzamelde zich veel volk rond dit voorval maar niemand durfde het aan tussenbeide te komen. Zelf schepen Mortier reed hen voorbij. Meteen nadat hij van het incident vernam begaf De Vriese zich ter plaatste. Hij interviewde eerst de vader. Hij was naast Aureel de enige die nog iets zinnigs wist uit te brengen. De Vriese noteerde ijverig maar geschokt: “Ze vroegen naar mijn schoonzoon […] Ik zei hen dat hij nog steeds gevangen zat. Daarop vroegen ze me waar zijn inboedel stond en of zijn vrouw, mijn dochter, hier woonde. Ik zei hen dat zijn inboedel in de voorplaats stond waarop ik hen deze kamer toonde. Hierop duwden ze mijn vrouw en ikzelf in de achterplaats en sloegen ze de inboedel stuk.” De dochter was gelukkig niet thuis. Zijn echtgenote bleek enorm te zijn aangedaan door de gebeurtenis. “Het is mij op dit moment nog te machtig […] ik kan bijna niet spreken. Ik beef van schrik.”, stamelde ze.
Toen De Vriese de burgemeester van dit schokkende voorval op de hoogte bracht reageerde hij tot zijn verbazing enkel door te verklaren dat het een goede zaak was.[215]
De volgende zaak konden we enkel vrij rudimentair dateren. We weten enkel dat ze nog plaats had voor de schorsing van De Vriese op zevenentwintig augustus 1942. Enkele “zwarten” sloegen het interieur van een café stuk. Toen Van de Wiele dit vernam liet zijn reactie weerom De Vrieses bloed koken. Van de Wiele vond het namelijk naar verluidt maar al te best dat ze het recht in eigen handen hadden genomen.[216]
Bij de volgende drie affaires had Van de Wiele weliswaar wel geen directe inbreng maar ze tonen wel de gevolgen van het klimaat van wetteloosheid dat hij mee gecreëerd had.
Het eerste voorval had plaats tijdens Waarschoot Kermis in september 1942. August B kwam in zijn uniform van de Vlaamse Wacht[217] de herberg van Emiel Ghysels in de Schoolstraat binnen. Hij begon moeilijkheden te verkopen. Toen hij op een bepaald moment “Wij zijn hier de baas, ik ben van de Wehrmacht en onze strijd is juist” verklaarde was de cafébaas hem als volgt van antwoord. Hij wees naar twee Duitse soldaten die een glaasje zaten te drinken en zei: “Dat is de Wehrmacht en als ze niet wijs zijn zet ik ze aan de deur.” Daarop greep August B naar zijn revolver. August B koos de verkeerde om ruzie mee te maken. Ghysels was eveneens metselaar, een beroep waar spieren van pas komen. De herbergier meende dat hij wel eens zou durven schieten en gaf hem een uppercut. Het moet een serieuze slag geweest zijn want August B vloog meteen tegen de muur. De Duitse soldaten kozen het hazenpad. Ze vonden dat Ghysels er goed aan had gedaan. Daarop kwam de schoonbroer van August B binnen. De schoonbroer hield de Wachter vast tot hij beloofde zich koest te zullen houden. De volgende dag kwam August B, als een hond met de staart tussen de poten, Ghysels vragen om het niet verder te vertellen. Hij zou anders in de problemen kunnen komen, vreesde hij. Ghysels reageerde onbehouwen maar fair, een manier die de Waarschotenaar typeert. Hij zei hem dat hij zich voortaan in zijn herberg diende te gedragen of dat hij hem anders zou buitengooien.[218]
Ergens tijdens de laatste maanden van de bezetting had het tweede voorval plaats. Joseph Boone, veekoopman, was zijn hond aan het trainen langs de spoorweg in Sleidinge. Firmin F, Vlaamse Wachter en op een gegeven moment hulpagent bij de Waarschootse politie, kwam aangereden op de fiets, het geweer geschouderd.[219] Het kwam tot een woordenwisseling. Toen Firmin F zijn geweer aanlegde nam Boone de benen. Diezelfde namiddag kwam Firmin F naar de koopmans woonerf en loste er verscheidene schoten.[220]
De laatste zaak was de meest ontzettende. Een Hilfsgendarm[221] was op twee september 1944 – twee weken vóór de bevrijding - naar verluidt krankzinnig geworden en had “lafhartig” een man op Zomergem-Beke[222] trachtten neer te schieten. Andere inwoners vreesden hetzelfde lot te zullen ondergaan. Zover ging de tolerantie nu blijkbaar ook weer niet want toen commissaris Swerts dit vernam aarzelde hij niet zijn plicht te vervullen. Hij hield de Hilfsgendarm meteen aan. Dit werd hem door Van de Wiele niet belemmerd.[223]
Van de Wiele werkte dit klimaat daarenboven nog eens in de hand door zelf met een wapen rond te lopen. De politierevolver droeg hij onder andere steeds bij de bedeling van de rantsoenzegels … wat de tótale bevolking de gelegenheid gaf er getuige van te zijn.[224] Eén keer maakte hij zich door het machtsvertoon met zijn revolver onsterfelijk belachelijk bij een menigte inwoners. Toen Van de Wiele vernam dat er een vliegtuig was neergestort kwam hij meteen met de wagen aangereden. De crash had voor een hele toeloop gezorgd. Iedereen aanschouwde hoe Van de Wiele uit zijn auto sprong en riep: “Waar is de piloot”. Vervolgens haalde hij zijn revolver uit zijn jaszak. Zijn houding deed vermoeden dat hij er van uitging dat het om een geallieerd toestel ging. Toen hij daarop merkte dat het een Duits betrof vertrok hij weer, deze keer onder licht gegniffel. Er werd nadien nog kostelijk om gelachen.[225]
Daarnaast zette de Van de Wiele de politie eveneens in om allerlei taken die de Duitse oorlogsinspanning ten goede kwamen uit te voeren. Dit was nochtans ten strengste verboden door de Belgische overheid, zowel vóór als tijdens de bezetting.[226]
Het duidelijkste geval was natuurlijk het bevel geallieerde piloten te helpen opsporen. Het vorige incident toonde reeds aan dat Van de Wiele op dit punt gebrand zat om zijn medewerking te verlenen. Of de politie ooit effectief deelnam aan een zoekactie en in hoeverre ze zich daarbij actief inzette is onbekend. We weten evenmin of dit bevel reeds werd gegeven toen De Vriese nog politiecommissaris was[227].
Waar we wel goed over geïnformeerd zijn is de rol van de politie in Van de Wieles steun aan de Arbeidseinsatz. De verplichte tewerkstelling van onder andere Belgische arbeiders in allerlei sectoren zorgde ervoor dat Duitsland een significant deel van haar beroepsbevolking aan het front kon inzetten.
Veldwachters werden ingezet om rantsoenkaarten van werkweigeraars in beslag te nemen[228] en commissaris De Vriese hielp minstens één keer bij de aanhouding van ondergedoken werkweigeraars.[229] Politieagenten behoorden nochtans te weten dat dit allebei ten strengste verboden was.[230] Wat de medewerking van De Vriese betreft vermoeden we dat hij dit deed als een ultieme toegift om zijn schorsing te beletten en te voorkomen dat een méér Nieuwe Orde-gezinde commissaris zou worden aangesteld. Deze wanhoopsdaad beging hij namelijk een maand voor zijn schorsing, die reeds lange tijd in de lucht hing.
doorgeven van informatie aan de bezetter
Van de Wiele voorzag de bezetter blijkbaar gewillig van de gevraagde gegevens. Soms nam hij zelf het initiatief en gaf hij mensen aan.
Daar Waarschoot geen Joden telde werd er tijdens de bezetting dan ook geen Jodenregister opgesteld.[231] Het probleem van de Jodenvervolging stelde zich dus niet in Waarschoot. Het college leefde wel streng de Duitse voorschriften na inzake niet–inschrijving in het jodenregister bij het open verklaren van posities.[232]
We vermoeden dat Van de Wiele zich op het vlak van de verplichte tewerkstelling zeer gedienstig maakte. Daar de getuigenissen die we terugvonden zelden concrete data vermelden slaagden we er niet in een duidelijk onderscheid te maken tussen de Arbeidseinsatz in België en Duitsland. Dit onderscheid is nochtans belangrijk. Vragen van het Arbeidsambt[233] beantwoorden was door de secretarissen-generaal toegelaten en kan bijgevolg niet als collaboratie worden beschouwd. Medewerking verlenen aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland was daarentegen ten strengste verboden.[234]
Van de Wiele verleende op de eerste plaats verscheidene ‘zwarten’ de toestemming de registers van de burgerlijke stand te raadplegen. Officiële lijsten werden er voor het Arbeidsambt of de Werbestelle[235] alleszins nooit opgesteld. Gemeentebedienden geloofden dat Van de Wiele die natuurlijk altijd zelf had kunnen opmaken. Hij wist namelijk alles even goed liggen als het gemeentepersoneel.[236]
Van de Wiele vroeg midden 1942 aan De Vriese een lijst van de smokkelaars, gokkers en andere “leeglopers” op te maken. Hij beweerde dat de arrondissementscommissaris hem dit had opgedragen. Deze plande zogezegd grootse projecten om deze mensen aan het werk te helpen. Na een gesprek met schepen D’hondt besloot De Vriese dat het best was deze lijst niet op te stellen. Nadat Van de Wiele begin augustus voor een derde keer had aangedrongen en eiste zijn bevel uit te voeren besloot hij dan toch maar van start te gaan. Hij gaf de veldwachters het bevel een lijst op te stellen van de hun toegewezen straten. Hij beweerde dat hij hun eveneens vroeg om op hun lijst enkele namen van Nieuwe Orde-gezinden toe te voegen om Van de Wiele een hak te zetten. Dit was met andere woorden een directe provocatie. Hij overhandigde de drie lijsten aan de burgemeester. Geen van de twee veldwachters vermeldt echter de uitdaging in hun getuigenissen over het voorval.[237] Korte tijd nadien daagde de Feldgendarmerie plots in het bureau van De Vriese op. Toen ze hem vroegen of iedereen op de lijst werkelijk werkloos was werden zijn vermoedens bevestigd. De lijsten werden aangewend voor de verplichte tewerkstelling. Hij probeerde nog het ergste te voorkomen door hen op de mouw te spelden dat de betrokkenen niet vólledig werkloos waren. Op zijn minst zeven personen werden door middel van deze lijst opgepakt.[238] Dit concrete voorval kunnen we dus niet beschouwen als een bewijs van collaboratie maar het bevindt zich wel in belangrijke mate in de schemerzone. Van de Wiele liet namelijk twee maand voor de afkondiging van de verplichte tewerkstelling in Duitsland deze lijst opmaken. Daar deze verordening niet uit de lucht kwam gevallen moet hij toch minstens geweten hebben in welk gevaar hij zijn burgers mogelijkerwijs bracht.
Het was oorspronkelijk onze bedoeling de politiek van Van de Wiele inzake de verplichte tewerkstelling te toetsen aan cijfermateriaal. We zouden het percentage van de som van de ondergedoken werkweigeraars en de weggevoerden ten opzichte van de totale bevolking uitrekenen en vergelijken met gelijkaardige cijfers van andere gemeenten. Aan de hand hiervan en door middel van bezettingsgeschiedenis van dergelijke gemeenten zouden we dan trachten uit te zoeken of er in gemeenten met oorlogsburgemeesters – en in casu bij Van de Wiele - verhoudingsgewijs meer mensen het slachtoffer waren van de verplichte tewerkstelling. Hierbij kwamen echter verscheidene problemen om het hoekje kijken. Het eerste probleem was dat het cijfermateriaal waarover we beschikken beruste op de aanvragen die werden ingediend om het statuut van weggevoerde te bekomen. Velen draaiden na de oorlog een nieuwe bladzijde om in hun leven en namen niet de moeite een aanvraag in te dienen. Daarnaast bleek het daarenboven zeer moeilijk om in de literatuur soortgelijke gegevens voor andere gemeenten terug te vinden. Het enige wat we dus kunnen vermelden is het droge cijfer van iets meer dan één procent van de totale Waarschootse bevolking die het slachtoffer werd van de verplichte tewerkstelling.[239]
We beschikken daarnaast over enkele gedocumenteerde gevallen waaruit blijkt dat Van de Wiele op zijn minst enkele keren de hulp van de Feldgendarmerie zocht. Het eerste geval situeert zich nog geen drie weken na zijn aanstelling. Tijdens Oostmoerkermis, augustus 1941, geraakten Van de Wiele en een zekere Willy Staakman in de woning van Roman I, in gesprek. Roman I was vóór de bezetting lid geweest van het VNV en stond in 1938 op de lijst voor de gemeenteraadsverkiezingen. Hij distantieerde zich tijdens de bezetting echter van de partij.[240] De Nederlander Staakman had een leidinggevende functie bij de firma Zwaenpoel die in de omgeving werken uitvoerde voor de bezetter. Hij verbleef in Waarschoot. Staakman stond bekend als iemand die zijn anti–Duitse gevoelens niet onder stoelen of banken stak. Toen het onderwerp van het gesprek dan ook op de oorlog kwam laakte Staakman de Duitse inval in België uitermate. Het kwam tot een hevige discussie. Van de Wiele pleitte voor de Duitse zaak en trachtte zoveel mogelijk de argumenten van Staakman te weerleggen. De gemeentesecretaris was er korte tijd nadien getuige van hoe Van de Wiele een verslag van het gesprek overhandigde aan de Feldgendarmerie. Daarop werd Roman I enkele dagen later op de Feldgendarmerie ontboden. Om te voorkomen dat Staakman door zijn getuigenis zou worden gedeporteerd verklaarde Roman I dat de discussie enkel over een krantenartikel had gegaan. Direct na het verhoor bracht hij Staakman op de hoogte van zijn getuigenis, kwestie van ervoor te zorgen dat hun verhalen overeenstemden. Hij hoopte dat de kous daarmee af was. De Feldgendarmerie ondervroeg daarop daarentegen verscheidene Waarschootse arbeiders in dienst van Staakman en enkele dagen later moest Roman I voor de Sicherheitspolizei-Sicherheitsdienst, of de Gestapo zoals die in de volksmond werd genoemd, verschijnen. Hij vernam er dat Staakman was aangehouden en dat Van de Wiele eveneens aanwezig was. Hij werd er de hele dag ondervraagd en bedreigd. Tot slot werden ze alle drie met elkaar geconfronteerd. Van de Wiele beschuldigde Staakman van het uiten van anti – Duitsgezinde uitspraken. Roman I bleef bij zijn eerste verklaring en Staakman beaamde dit. Staakman moest nog enkele keren terugkeren maar werd uiteindelijk vrijgesproken. Hij bleef voor de Duitsers werken.[241]
In hoeverre Van de Wiele betrokken was bij de huiszoeking eind 1941 in de winkel van De Kesel is onduidelijk.[242]
Een andere getuige vermeldt hoe Van de Wiele in juli 1942, in aanwezigheid van Schepen D’hondt, Lionel Van Hoorebeke[243], een tiener die verzetjes[244] pleegde, vertelde hoe hij de Feldgendarmerie van zijn gedrag op de hoogte had gebracht. Hij zou De Vriese eveneens verteld hebben dat hij Van Hoorebeke had aangegeven.[245]
Een Duits deserteur die zich in november 1942 in een wachthuisje langs de spoorweg verborg had de pech er ontdekt te worden door één van Van de Wieles handlangers. Toen veldwachter De Craene even later op zijn ronde passeerde zag hij hoe Van de Wiele en twee van zijn trouwste volgelingen de jongen aan de Feldgendarmerie uitleverden.[246]
Tijdens de repressie vermoedde men dat Van de Wiele betrokken was bij de aanhouding van de jonge verzetslieden in december 1942. Een fabrieksarbeider, tragisch genoeg de neef van Marcel Gauwberg, die zich op de avond voor de aanhoudingen huiswaarts begaf zag een auto voor het huis van Van de Wiele stoppen. Er stapten drie man in burger uit. Ze gingen zijn woning binnen. De volgende ochtend was de man met zijn werkmakker op weg naar de fabriek toen dezelfde wagen hen kruiste. Hij stopte een eindje verder. Drie man in burger stapten uit. Een van hen bleef bij de auto. De twee anderen staken de weg over en spraken de arbeiders in het Duits aan. Ze waren op zoek naar een straat, de Hugo Verriestlaan. De twee Waarschotenaren vergaten eventjes dat het oorlog was en toonden zich meteen bereid de weg te tonen. Ze hadden alleen geen idee waarover ze het hadden. De straatnaam Hugo Verriestlaan was namelijk onder de inwoners niet gebruikelijk. Daarop vroegen de arbeiders, behulpzaam als ze waren, dan maar wie ze hebben moesten. Daarop diepten de Duitsers een brief op uit hun aktetas. Een van hen las de naam en het adres voor maar hield ondertussen heimelijk de handtekening onder aan de brief bedekt. Ze waren op zoek naar Marcel Gauwberg. Daarop moet de eerste arbeider enthousiast verklaard hebben dat het om zijn neefje ging: “Wat een toeval!”.Hij werd gevraagd een eindje mee te stappen om het huis aan te wijzen. Die zelfde voormiddag nog kreeg hij te horen dat Marcel Gauwberg in opdracht van de SD[247] was aangehouden. Korte tijd nadat de SD het terrein had verkend was er een auto met Duitse officieren en drie sidecars van de Feldgendarmerie komen aangereden. Ze bleven twee uur in het huis van de familie Gauwberg. Nadat de Feldgendarmen de vader en moeder in hun eigen huis hadden opgesloten namen ze hun zoon mee.[248]
Gauwberg Marcel, de sectieoverste van een
sabotageploeg van het Geheim Leger, had op café, tussen pot en pint, zijn mond
voorbijgepraat over zijn ondergrondse activiteiten. We mogen hierbij niet uit
oog te verliezen welke risico’s verzetsmensen elk moment van de dag liepen. De
minste onoplettenheid kon hen fataal worden. Eén verkeerd woord tegen iemand die
iemand die misschien niet de volle honderd procent te vertrouwen was kon genoeg
zijn. We dienen er ook rekening met te houden dat de meeste verzetsmensen nooit
enige training kregen. Het waren géén bedreven geheim agenten, enkel gewone
jongens die op een dag besloten hadden de wapens op te nemen tegen de bezetter.
Daarom waren deze verzetsmensen echte helden. Maar ook helden zijn menselijk en
kunnen af en toe fouten maken.
Hoogstwaarschijnlijk bevond zich er een Nieuwe Orde gezinde in het café en ving
die het gesprek op. Men vermoedde dat Van de Wiele op deze manier verwittigd
werd. We zagen hierboven ook reeds hoe de oorlogsburgemeester allerhande mensen
bij de Feldgendarmerie aangaf. Maar we zullen nooit weten welke handtekening de
heren in burger van de SD verborgen hielden.”
De Feldgendarmerie kwam Van de Wiele dan ook vaak opzoeken. Daar is op zich niets fout mee. De Feldgendarmerie was een soort militaire politie die eveneens instond voor troepentransporten en tenslotte ingezet werd voor allerhande taken die haar, zoals inkwartiering of opeisingen, werden opgedragen.[253] Daarvoor waren contacten met burgemeesters vereist. Getuigenissen van de twee schepenen en een gemeentebediende deden ons echter vermoeden dat deze bezoekjes niet steeds zo onschuldig waren als Van de Wiele op zijn proces wou laten uitschijnen. Voor de voornoemde zaken tolereerde hij namelijk de aanwezigheid van schepenen of gemeentebedienden die zich toevallig in zijn kantoor bevonden. Voor andere aangelegenheden werden de aanwezigen verzocht zijn bureau te verlaten. Dergelijke bezoekjes moeten vrij regelmatig hebben plaatsgevonden want na verloop van tijd deden aanwezigen dit spontaan. Verder zocht de oorlogsburgemeester een andere ruimte op wanneer hij zich niet in zijn kantoor bevond. [254]
Tot slot zijn er sterke bewijzen dat Van de Wiele in augustus 1943, in een ultieme poging om zich van commissaris De Vriese te ontdoen, er alles aan gedaan heeft om deze zijn naam bij de Duitse instanties te besmeuren. Zo beschuldigde hij de commissaris onder meer van smokkel.[255]
VIII. De gemeentepolitie in een moeilijk parket
inleiding
Al de verwikkelingen die de bezetting met zich meebrachten maakten de taak van de politieagenten er niet gemakkelijker op. Hoe moest men bijvoorbeeld reageren op smokkelaars? Hoe kon men het onderscheid maken tussen ordinaire criminelen en verzetslui? Welke bevelen van oorlogsburgemeesters diende men uit te voeren, welke niet? Waar trok men persoonlijk de grens? Weigerde men elk verdacht bevel ostentatief uit te voeren of speelde men een sluw spel waardoor men voorkwam te worden vervangen door Nieuwe Orde-gezinden ?[256]
de politie onder leiding van commissaris De Vriese
De Vriese Camillus, een champetter met een stevige snor op de bovenlip, was het soort dat bereid is stormen te trotseren om zijn principes hoog te houden. Van de Wiele wist reeds vóór zijn aanstelling welk vlees hij in de kuip zou krijgen. Er was ook sprake van een persoonlijke vete tussen beiden. Na Van de Wieles benoeming kwamen ze op een nog gespannener voet met elkaar te staan. Onderlinge samenwerking werd bijna onmogelijk. Toen De Vriese ondervond dat zijn schorsing nakend was trachtte hij dit alsnog te voorkomen door water bij de wijn te doen.
Zoals we zagen werd Van de Wiele bij het begin de Achttiendaagse Veldtocht aangehouden door de Staatsveiligheid maar vrij snel weer vrijgelaten door de bemiddeling van De Vriese. De campagne die kort na de Belgische overgave werd opgestart had als doel Van de Wiele af te schilderen als een slachtoffer van de verwerpelijke Belgische staat maar gooide eveneens modder naar zijn reddende engel, De Vriese.[257] Van de Wiele verspreidde de geruchten dat De Vriese voor de Achttiendaagse Veldtocht een zwarte lijst had opgesteld. Deze lijst zou een veertigtal namen van aan te houden Vlaams - nationalisten hebben bevat, met Van de Wiele op kop. Hij vertelde allerhande mensen dat zij er óók op stonden. Hij meende zelfs te weten op welke plaats. In een poging om zijn naam te zuiveren vernam De Vriese later dat een rijkswachter voor de aanhouding van Van de Wiele verantwoordelijk was. Van de Wiele verweet De Vriese daarenboven publiekelijk schuld te hebben aan de dood van zijn vrouw. Hij beweerde dat ze door het verdriet en de zorgen die ze bij zijn aanhouding had geleden ziek was geworden. Zijn echtgenote stierf op elf september 1940, een goede vier maanden na de toch wel zeer kortstondige aanhouding van Van de Wiele. Zijn vrouw stierf daarentegen aan een “ongeneselijke ziekte” waar ze reeds vóór de aanhouding van Van de Wiele aan leed. De Vriese kreeg op een bepaald moment dan ook genoeg van de geruchten en zocht Van de Wiele in zijn apotheek op. Hij confronteerde die met zijn beschuldigingen en zwoer hem dat hij er voor niets tussen zat. Van de Wiele gaf de indruk dat hij hem geloofde. De commissaris besloot daarop dan toch maar geen proces-verbaal wegens laster op te stellen. Waarschijnlijk deed hij dit eveneens om last met de bezetter te voorkomen.[258]
De Vriese maakte dan ook vanaf het begin duidelijk dat hij niets moest weten van de aanstelling van Van de Wiele als burgemeester. We vermoeden dat hij één van de vooraanstaande figuren was die advocaat Van Hecke, zoon van de vorige burgemeester en voorzitter van het plaatselijke Winterhulp-comité, overtuigde om zich als tegenkandidaat te profileren. Hij weigerde tevens bij Van de Wieles plechtige aanstelling aanwezig te zijn. Men kon hem wel overhalen de brief waarin het gemeentebestuur en de politie hem met zijn benoeming feliciteerden te ondertekenen.[259]
De Vriese verzette zich van meet af aan tegen het beleid van Van de Wiele. Zo zou hij zich onder meer gekant hebben tegen pogingen van Van de Wiele om een kamp van de VAVV in Waarschoot op te richten.[260] Hij had het eveneens moeilijk met het klimaat van permissiviteit voor terreur door Nieuwe Orde–gezinden. Zo zette hij zich bijzonder in om zijn proces-verbaal over de actie van de ZB/DM[261] in de Kere zou nauwkeurig mogelijk te documenteren en was hij vastbesloten de daders te vatten. Toen later enkele “zwarten” het interieur van een café stuksloegen nam hij, ondanks Van de Wieles reactie bij het vorige voorval, nog de moeite dit aan zijn burgemeester te melden.[262]
De Vriese stelde zich vermoedelijk vrij tolerant op tegenover smokkelaars, sluikslachters – en handelaren; dit tot grote ergernis van Van de Wiele. We leiden dit af uit het feit dat de veldwachters aanvankelijk van zijn opvolger, Swerts, vonden dat hun nieuwe chef zich veel te hard opstelde tegenover mensen die voor eigen gebruik smokkelden.[263] Wij menen dan ook dat ze onder leiding van De Vriese een vrij tolerante houding aan de dag legden. Dit bleek ook uit de beschrijving van De Vrieses vertragingsmanoeuvres om in augustus 1941 de aanhouding van een sluikslachter te voorkomen.[264] Toen De Vriese in augustus 1942 geschorst werd was dit onder meer op basis van aantijgingen van sluikslachten en het in contact staan met smokkelaars.[265] Waarschijnlijk staafde Van de Wiele deze beschuldigingen aan de hand van de De Vrieses houding ten overstaan van smokkelaars en sluikslachters – en handelaren.
De Vriese schoof daarenboven Van de Wieles verzoeken om een lijst van de smokkelaars, gokkers en andere “leeglopers” op te maken telkenmale op de lange baan.[266]
Toen de commissaris merkte dat zijn demissie wel eens in de lucht zou kunnen hangen stelde hij zich opvallend inschikkelijker op. Een fietsenmaker annex cafébaas, lid van het VNV, had hem namelijk onder de neus gewreven dat hij niet lang meer commissaris zou blijven.[267] Hoogstwaarschijnlijk draaide De Vriese bij om te voorkomen dat hij zou ontslagen wordzn en er een Nieuwe Orde-gezinde in zijn plaats zou worden aangesteld. De Vriese werd op zevenentwintig augustus 1942 geschorst. Op eenentwintig juli, de nationale feestdag, werd de politie nog ingezet voor de bewaking van het herdenkingsmonument van ’14-’18 aan de Kerk. Vijf dagen later haalde De Vriese ’s nachts werkweigeraars van hun bed en ongeveer weer een week later gaf De Vriese het bevel de lijst die Van de Wiele wenste alsnog op te stellen.[268]
De Vriese had zijn schorsing onrechtstreeks zelf bewerkstelligd. Reeds een week voor de benoeming van Van de Wiele bracht hij ad interim gouverneur De Vos[269], op de hoogte van de geruchten die hij had opgevangen. Van de Wiele zou verscheidene keren hebben verklaard dat hij zich na zijn aanstelling van De Vriese zou ontdoen. Toen De Vriese vernam dat Van de Wiele bij zijn plechtige aanstelling – waarschijnlijk achteraf in iets beslotener kring – opnieuw hetzelfde had gezegd nam hij opnieuw contact op met de gouverneur. Hij benaderde hoogstwaarschijnlijk eveneens de secretaris-generaal van Justitie Schuindt.[270] Hierdoor bracht hij een proces op gang dat hij al gauw niet meer zelf in de hand had.[271]
De onvrede tussen De Vriese en Van de Wiele kostte de gouverneur, de secretarissen-generaal van Binnenlandse Zaken en Justitie en de bezetter heel wat hoofdbrekens. Ze erkenden dat er persoonlijke meningsverschillen tussen beide bestonden maar wensten het probleem op te lossen zonder al te veel ophef. Daar De Vriese in staat werd geacht zijn functie als politiecommissaris “reglementair” te blijven uitoefenen besloot men hem voor te stellen een overplaatsing aan te vragen. Dit voorstel hield echter geen rekening met de wet Bovesse van 5 maart 1935 die bepaalde dat alle gemeentebedienden in geval van oorlog ter plaatse dienden te blijven.[272] De secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken, de VNV’er Romsée, zag de enige wettige oplossing als volgt : Hij stelde voor dat gouverneur het college van burgemeester en schepenen van een andere Oost-Vlaamse gemeente op de ongelukkige situatie in Waarschoot moest wijzen. Daarop zou er dan een soort ruil tussen beide gemeenten geschieden. Deze regeling kon evenwel enkel werken als De Vriese zich vrijwillig als kandidaat bij de bereidwillige gemeente aanbood. Zoniet liep hij het risico het slachtoffer te worden van de verordening van de bezettende overheid inzake de ‘openbare ambtsbedrijvigheid’ in België. Die hield in dat de bezetter zich het recht behield om Belgische ambtenaren te ontslaan die niet voldoende meewerkten.[273]
De Vriese werd op vierentwintig december 1941 bij de gouverneur ontboden. Er werd hem zonneklaar gemaakt dat hij de keuze had tussen een overplaatsing of zijn demissie. Toen hij na enige bedenktijd weigerde werd hij vervolgens op de Oberfeldkommandatur in Gent ontboden. De bezetter had blijkbaar besloten hem iets hardhandiger aan te pakken dan het provinciebestuur, in de hoop dat hij alsnog zou bijdraaien. Men ontving hem zeer brutaal, beschuldigde hem ervan schuld te hebben aan de arrestatie van Van de Wiele tijdens de Achttiendaagse Veldtocht en verweet hem geen medewerking aan de burgemeester te verlenen. Het moet er blijkbaar serieus gestoven hebben want naar verluidt verliet De Vriese het kantoor met een blauw oog.[274]
Op negentien augustus viel uiteindelijk het doek voor de commissaris. Hij werd het kantoor van de burgemeester binnengeroepen. In het bijzijn van Van de Wiele en schepen Mortier overhandigden enkele Feldgendarmen hem het bericht van zijn demissie. De Feldgendarmen bezwoeren hem daarenboven zich voortaan van elk “politieke ophitsing” te onthouden indien hij verdere moeilijkheden wou voorkomen. Zijn schorsing zou op zevenentwintig augustus ingaan.[275]
Naar verluidt was Van de Wiele zo verheugd dat hij eindelijk van De Vriese was verlost dat hij een feestje bouwde met zijn verloofde en schepen Mortier: “ hij beet zijn druppel in stukken van geluk”.[276]
Alles wijst erop dat Van de Wiele zich niet tevredenstelde met de demissie van De Vriese. Deze was sinds februari 1942 lid van het Geheim Leger.[277] Van de Wiele lijkt niet op de hoogte te zijn geweest van diens ondergrondse activiteiten.[278] De Vriese was gewoon een doorn in het oog, de verpersoonlijking van het belgicisme in Waarschoot, en moest daarom verwijderd worden. Hij trachtte hem op allerhande manieren weg te pesten en toen dat niet lukte ging hij over tot meer drastische maatregelen.
De geschorste commissaris was naar verluidt binnen de kortste keren op de hoogte van Van de Wieles plannen. Dat hij niet meteen het hazenpad koos kunnen we als een teken van zijn standvastigheid beschouwen maar evengoed van zijn ongeloof dat Van de Wiele hem werkelijk kwaad kon berokkenen. Zo hoorde hij toevallig hoe Van de Wiele op café verklaarde dat hij beslist verdwijnen moest. De hierboven vernoemde cafébaas kwam daarenboven ’s nachts voor zijn woning roepen : “ontzette commissaris […] jij hebt niet veel dagen meer tegoed”.[279]
Aanvankelijk werd De Vriese het leven zuur gemaakt door hem bij allerhande Duitse instellingen aan te geven. Zo werd hij regelmatig, om allerlei redenen, door de Feldgendarmerie in Eeklo en de Geheime Feldpolizei[280] te Gent ontboden. Tijdens één van de ondervragingen op de kantoren van de GFP werd hem een brief getoond. Hij was getikt op postpapier met een VNV – briefhoofd en was getekend “de burgemeester, Van de Wiele”. De Vriese werd erin beschuldigd een hevig anglofiel te zijn. Verder werd er hem verweten zich met hand en tand tegen de inrichting van het kamp van de Vrijwillige Arbeidsdienst verzet te hebben en in contact te staan met de moordenaars van Colin.[281] Dat laatste zien we eerder als een willekeurige aantijging en niet zozeer als een bewijs dat Van de Wiele geseind was over De Vrieses rol in het verzet. De aantijging was, daar de zaak Colin in de collaborerende pers breed was uitgesmeerd, veel te algemeen. Ze kwam daarenboven helemaal niet overeen met de activiteiten die De Vriese in werkelijkheid aan de dag legde.[282] Tijdens een ander verhoor kon hij, toen men hem met een schrijven confronteerde, een serieuze blik werpen op zijn dossier. Hij zag verscheidene brieven ondertekent door Van de Wiele. De desbetreffende brief was van de hand van Van de Wiele en vier man uit een Waarschootse middenstandsfamilie. Twee onder hen waren lid van het VNV en van een derde weten we enkel dat hij na de bezetting het voorwerp was van een burgerlijke epuratie.[283] Ze beschuldigden hem eveneens een anglofiel te zijn, boeren aan te sporen niet te leveren en het gewone volk tegen “het bestuur” op te hitsen.[284]
Begin augustus 1943 moest De Vriese zich dringend op de Werbestelle[285] te Eeklo ontbieden. Daar deelde een beambte hem mee dat men hem naar Duitsland zou moeten sturen. De commissaris was dus op één of andere manier het slachtoffer geworden van de verplichte tewerkstelling in Duitsland.[286] De Vriese, toen reeds achtenveertig, mocht van geluk spreken dat hij ’s anderendaags door de dokter werd afgekeurd.[287]
Op zes augustus, enkele dagen later, werd hij door de Feldgendarmerie opgepakt. Hij werd samen met enkele “smokkelaars”, dezelfde mensen die figureerden op de lijst die híjzelf had helpen opstellen[288], aangehouden. Hij was nochtans gewaarschuwd door de broer van een vooraanstaand VNV’er[289] dat hij die dag zou worden ingerekend. Diens broer, de VNV’er, had dit naar verluidt tijdens een bezoek aan Van de Wiele vernomen. De Vriese werd opgesloten in St-Pieterskazerne te Gent waar hij nogmaals door een dokter werd afgekeurd. De andere afgekeurden werden weer vrijgelaten. Toen hij de dokter om uitleg vroeg waarom nét hij moest blijven slaagde hij erin zijn diens gesprek met een Duitse luitenant af te luisteren. Deze vertrouwde de dokter toe dat de burgemeester van Waarschoot, die op een goed blaadje stond bij de Kommandatur, wenste dat hij opgesloten werd. Allerhande getuigen bevestigden dit tijdens het onderzoek na de bevrijding.[290]
De Vriese kon meteen op diverse familieleden en kennissen rekenen die allen trachtten zijn vrijlating te bewerkstellingen. De meest imposante poging was wel deze van Meiresonne Maria, een gescheiden handelaarster in textiel én de schoonmoeder van De Vrieses zoon Joseph. Ze nam onder meer contact op met een Duitse luitenant, het reeds voornoemde diensthoofd op het Rijksarbeidsambt in Gent, die nauw samenwerkte met vijf Waarschootse sluikslachters. Deze beloofde haar, na een donatie van een hoeveelheid stof en de belofte hem er voortaan in het zwart van te voorzien, dat hij de vrijlating van De Vriese zou proberen te bewerkstellingen. Een tijdje later verklaarde hij haar dat hij zijn vrijlating had bekomen maar dat Van de Wiele tussenbeide was gekomen. De burgemeester wou niet dat hij op vrije voeten werd gesteld. Van de Wiele zou zich, zo vervolgde de luitenant, tot tweemaal toe zijn komen vergewissen dat De Vriese wel degelijk op transport werd gesteld.
De textielhandelaarster wendde zich tevens tot verscheidene Duitse instanties. Het antwoord luidde overal hetzelfde: “De Vriese moet van de burgemeester verdwijnen”. Dit werd haar onder andere toevertrouwd door een ambtenaar op de Kreiskommandatur. De bevelhebber van de Feldgendarmerie in Eeklo toonde zich een stuk minder tactvol. Hij haalde zijn portefeuille uit zijn zak en verklaarde de sprakeloze dame dat hij haar de volledige inhoud zou overhandigen indien ze in haar opzet zou slagen. Verder kreeg Boutrier, een officier van de Oberfeldkommandatur, haar over de vloer. Rotkamp, zijn voorganger, was een goede vriend van een zakenrelatie van haar. Die vriend had haar meegedeeld dat De Vriese het voorwerp was van ‘ondergrondse kuiperijen’ van Van de Wiele. Hij zei haar dat ze steeds op zijn steun kon rekenen indien De Vriese zou worden aangehouden . Toen Rotkamp op het punt stond Gent te verlaten waarschuwde hij haar nog dat hij De Vriese nu niet meer tegen de aanvallen van Van de Wiele zou kunnen beschermen. Boutrier legde haar tijdens haar bezoek meteen uit dat hij reeds over De Vriese had horen spreken. Reeds de derde dag na zijn aankomst was Van de Wiele namelijk een eerste scheldtirade over de commissaris komen houden. Hij voegde er nog aan toe dat de oorlogsburgemeester tijdens elk bezoek aan hun burelen er meerdere malen de nadruk op had gelegd dat De Vriese moest verdwijnen. Hij verklaarde haar dat hij toch moeilijk zijn belofte aan Van de Wiele kon verbreken. Hieruit concludeerde ze dat het Boutrier was die De Vrieses aanhoudingsbevel had getekend. Toen ze de commissaris de dag voor zijn eigenlijke deportatie in de St.–Pieterskazerne opzocht vernam ze dat Van de Wiele zich was komen vergewissen dat hij nu wel degelijk die dag op het transport stond.[291]
De Vriese werd de volgende dag van Gent naar het strafkamp te Waten[292] in Frankrijk overgebracht. Hij “werd er gedwongen zwaar werk te verrichten en was er het slachtoffer van vele pesterijen”.[293]
Van de Wieles reacties op de aanhouding van De Vriese gaf ook niet meteen de impressie dat hij volledig onschuldig was. Toen De Vrieses opvolger, commissaris Swerts, hem enkele dagen na de arrestatie van De Vriese opzocht trachtte die hem duidelijk te maken dat de gehele bevolking hem ervan beschuldigde. Van de Wiele reageerde laconiek : ‘Of ik het nu was of niet … men zal er mij sowieso van verdenken. Men zal echter nooit kunnen bewijzen dat ik een aanklacht ondertekende om de eenvoudige reden dat ik het niet deed.[294] Een ander die hem na een bezoek aan het strafkamp te Waten opzocht verklaarde hem dat hij een slechte daad had gesteld en verzocht om op zijn minst de moeite te getroosten De Vriese op te zoeken. Van de Wiele weigerde en had er naar verluidt “zijn plezier in”.[295] Schepen D’hondt was de enige getuige à décharge in deze zaak. Hij verklaarde dat toen hij het nieuws meldde Van de Wiele zei dat “het is spijtig dat het gebeurd is”.[296]
De Vriese slaagde er reeds op één september 1943 in te ontsnappen. Toen het kamp voor de tweede keer in een luchtaanval terechtkwam werd de commissaris gedeeltelijk onder het puin begraven. Hij slaagde erin zichzelf te bevrijden en maakte van de verwarring gebruik om te vluchten. Op één of andere manier wist hij Waarschoot te bereiken, waar hij naar alle waarschijnlijkheid voor het grootste deel van de rest van de bezetting onderdook.[297] Zijn wapenbroeder van het Geheim Leger, Werner Dhoore, gemeentesecretaris in Middelburg[298], leverde hem onder andere valse identiteitskaarten.
Van de Wiele en de bezetter hadden ook vermoedens in die richting en stuurden er iemand op uit om Vriese in de val te lokken. Eind oktober 1943 kwam een Gentenaar een kostuum bij Maria Meiresonne kopen. Haar argwaan was meteen gewekt toen hij verklaarde ervan op de hoogte te zijn dat De Vriese Waten ontvlucht was. Volgens hem deed hij er beter aan zich aan te geven. De Duitsers zouden hem werk bezorgen bij een fabrikant uit Eeklo. Het zou voor Van de Wiele enkel de bedoeling geweest hem uit Waarschoot weg te werken.[299]
Het idee dat De Vriese zich in misschien wel Waarschoot of de onmiddellijke omgeving verscholen hield moet Van de Wiele enorm geënerveerd hebben. Hij besloot hem alvast één schuilplaats te ontnemen.
Op een dag kreeg Meiresonne Maria het bezoek van twee Duitsers. Die brachten haar ervan op de hoogte dat De Vrieses huis binnen de vierentwintig uur moest ontruimd zijn. Van de Wiele had het opgeëist om er een Duitse dokter in te vestigen. Ze ging haar beklag indienen. Van de Wiele verklaarde haar dat er geen andere huizen meer opeisbaar waren en dat de woning van De Vriese volledig leeg stond en best geschikt was. Daarop vroeg ze wat er dan met de oudste zoon van De Vriese moest gebeuren die er nog steeds woonde. Van de Wiele antwoordde haar dat zij, indien zij zich over zijn jongste zoon kon ontfermen, zij dat ook met de oudste kon doen. De textielhandelaarster deed daarop eveneens haar beklag bij de Duitse officier die bij haar ingekwartierd was. Deze wendde zich tot Van de Wiele. Op dezelfde middag van diens bezoek kwam Van de Wiele reeds bij haar aanlopen. Hij zei haar dat hij volgens het boekje had gehandeld en bood haar - enigszins ongeloofwaardig - als volgt zijn excuses aan: “‘Mevrouw, daar ik zag dat u zich geweldig kwaad maakte, zijn we er dan ook in geslaagd het te regelen zonder het huis van De Vriese te moeten opeisen.” Van de Wiele koelde uiteindelijk zijn woede door meubelen van de commissaris op te eisen.[300]
de politie onder leiding van oorlogscommissaris Swerts
Swerts was een bekwaam man en gedroeg zich zeer tactvol. Hij werd hierdoor gerespecteerd door het overgrote deel van de bevolking.[301]
Swerts voorzag de toekomstige vorser van uitstekend duidingsmateriaal. Zijn brieven aan de substituut-krijgsauditeur zijn echte pareltjes. Daar zijn verklaringen over zijn rol als commissaris overeenkwamen met die van andere getuigen zijn we zo vrij hem gewoonweg te citeren:
“Ik heb nooit gecollaboreerd […] als politieagent. Ik voerde de bevelen van de bezetter enkel uit als ik niet anders kon. Ik handelde steeds zoals een Belgisch politieagent zich behoort te gedragen. Ik deed niet meer dan mijn plicht.. ... niemand in mijn familie [denkt] eraan mij te verstoten. Allen zijn ze ervan overtuigd zijn dat ik geen verrader ben.”[302] “Het liet me koud of iemand socialist, katholiek of liberaal was.” [303]
Swerts lijkt zich inderdaad beroepsmatig zéér correct te hebben gedragen. Alle getuigenissen à charge handelen over zijn houding als privépersoon. Daarenboven hield hij zich, eens aangesteld in Waarschoot, gedeisd. Van de Wiele noemde hem daarom terecht een “flauw” VNV’er.[304]
Toen Van de Wiele bijvoorbeeld in juli 1943 besloot vier extra politieagenten aan te nemen had hij reeds drie VNV’ers in gedachten. Swerts kon hem overhalen één van hen door iemand anders te vervangen.[305] Swerts was bang dat deze laatste kandidaat, na zijn aanstelling, alsnog aangepord zou worden om lid te worden van het VNV. Hij raadde hem aan te weigeren indien men zou komen aandringen. De twee VNV’ers onthielden zich, op zijn advies, van politieke uitlatingen. Hierdoor konden ze al gauw de naam van “nieuwe zwarte champetters” van zich afschudden.[306]
Hij zou er naar verluidt eveneens in geslaagd zijn Van de Wiele te overtuigen geen “reservehulppolitiekorps”, bestaande uit VNV’ers, op te richten.[307]
Swerts stelde zich verder bijvoorbeeld bij het begin van zijn benoeming hard op tegenover degenen die smokkelden voor eigen gebruik. Hij hield de veldwachters steeds voor dat het rantsoen dat hem toegewezen was voldeed en dat een ander zich daar ook maar mee diende tevreden te stellen. “Ik werd inderdaad door sommigen een collaborateur genoemd. Het waren vooral degenen die leefden van de opbrengsten van de zwarte markt: de woekeraars en de smokkelaars. Ik bestreed hen, niet voor eigen gewin maar omwille van het asociale van hun praktijken. De in beslag genomen goederen gingen integraal naar het gesticht en Winterhulp. Op deze manier hielp ik ook onze minder bedeelde medemens.”[308] We moeten Swerts rol in de zaak van de “zwarte eieren” ook op deze manier zien. Hij milderde na verloop van tijd zijn optreden. Omdat hij vaststelde dat de veldwachters zijn mening niet deelden, en waarschijnlijk ook doordat de krijgskansen keerden, draaide hij bij.[309]
Swerts ging gevaarlijk ver in het uitoefenen van zijn plicht. Zo schrok hij er niet voor terug de auto van de Duitse luitenant-smokkelaar onder zijn neus in beslag te laten nemen. Die zou later verklaard hebben dat hij dergelijk optreden niet verwacht had van een plattelandscommissaris.[310] Ondanks het gevaar hield de oorlogscommissaris een krankzinnig geworden Hilfsgendarme[311] aan.[312] Hij “hield het prestige van de Belgische Politie hoog”: om ons onbekende redenen moesten de Feldgendarmen zich tot twee maal toe tegenover hem komen verontschuldigen.[313]
Op zoek naar de dieperliggende oorzaak van zijn markant plichtsbesef stootten we op een getuigenis waarin hij op vrijwel freudiaanse manier zijn motieven tot handelen schetste. Swerts heeft zijn vader, die sneuvelde in de Eerste Wereldoorlog, nooit gekend. Hierdoor moest hij van kinds af voor zijn broertjes en zusjes zorgen. Zo ging hij bijvoorbeeld vanaf zijn veertiende in een fabriek werken om de studies van zijn zuster te betalen. Tijdens de crisisjaren ondervond hij de ellende van de werkloosheid aan den lijve. Zijn legerdienst was slechts een korte adempauze, hij werd meteen na zijn dienstplicht weerom werkloos. Hij moest vechten om een baan als politieagent te bemachtigen en om die niet opnieuw te verliezen. Hij trouwde als bij lotsbestemming een TBC–lijder. Swerts, die zichzelf als een pessimist bestempelde, moet zijn plicht als één van de weinige houvasten in het leven gezien hebben.[314]
Swerts weigerde eveneens zijn medewerking te verlenen aan de Zivilfahnders[315]. Hij zorgde er telkens voor toevallig niet op zijn kantoor aanwezig te zijn. Hierdoor haalde hij zich hun woede op de hals. Hij werd twee keer bedreigd. Eén keer haalden ze zelfs een revolver boven.[316]
Swerts pleegde ook verscheidene verzetjes.[317] Zo hielp hij verscheidene personen die uit een kamp in Frankrijk waren ontsnapt aan valse identiteitskaarten. Hij verkeerde in die mogelijkheid daar hij in mei 1943 aangesteld werd als gemeentebediende. Hij was verantwoordelijke voor de bevolkingsregisters.[318] Als hij op zaterdagnamiddag of zondagvoormiddag, wanneer de burelen gesloten waren, documenten kwam weghalen gaf de conciërge hem dan ook zonder achterdocht de sleutel. Hij zou eveneens drie keer affiches voor wervingsdagen van de Vlaamse Wacht in Waarschoot hebben verwijderd.[319] Hij beweerde daarenboven dat hij tot twee maal toe troepentransporten verscheidene uren vertraging deed oplopen. Naar verluidt wilden de Duitsers hem daarvoor op een keer aanhouden. Hij had het geluk net afwezig te zijn. Ze werden opgevangen door Van de Wiele die Swerts verdedigde. Na de geallieerde luchtaanval op een reizigerstrein op negentien juli 1944[320] zou de oorlogscommissaris vertrouwelijke documenten die per toeval in zijn handen waren terechtgekomen hebben vernietigd. Na de aanval onderwierp de GFP[321] de plaats van de ramp aan een onderzoek. De reden van het onderzoek werd niet meegedeeld. Ze zochten tevergeefs tussen de voorwerpen die naar het gemeentehuis waren overgebracht. ’s Anderendaags deelde Van de Wiele commissaris Swerts mee dat ze op zoek waren geweest naar de rugzak van een soldaat die op de trein had gezeten. Deze zou zeer belangrijke papieren bevatten. Een drietal dagen later kwam een landbouwer Swerts thuis opzoeken. Hij overhandigde hem een Duitse legerrugzak en verklaarde dat deze te hebben aangetroffen tijdens het maaien van een korenveld in de nabijheid van de ramp. De oorlogscommissaris bedankte hem voor de moeite. Onmiddellijk na het bezoek onderwierp hij de zak aan een nauwkeuriger onderzoek. Tussen linnengoed en andere benodigdheden trof hij de gezochte documenten aan. Hij verbrandde ze, doodsbang betrapt te worden.[322]
Onder het ambt van Swerts werd de politie op zijn minst met twee gevallen geconfronteerd waarop men niet goed wist hoe te reageren. Het eerste voorval vond plaats nog geen twee maand na de eedaflegging van de nieuwe commissaris.
Bij zijn aankomst bracht Van de Wiele hem ervan op de hoogte dat er op de gemeente veel werd ingebroken. Veldwachter Medard Vincent vertelde hem dat ze een zekere André N verdachten. André N was een werkloze textielarbeider. Hij had in het begin van de bezetting ongeveer acht maand vrijwillig in Duitsland gewerkt. Dit moet hem slecht zijn bevallen want toen hij opgeroepen werd er te gaan werken weigerde hij. Hij verkoos zo nu en dan ergens een dagje te werken en durfde verder wel eens smokkelen. Op een keer kwam veldwachter Vincent hem vragen zijn benen te tonen. Men meende dat hij degene was die de vorige nacht tarwe gestolen had uit een wagon aan het station. Men had de dief tijdens de vlucht in de benen geschoten. De veldwachter vroeg hem daarop of hij zich niet beter gewoon zou aangeven om naar Duitsland te gaan; zo zou hij tenminste uit de problemen blijven. Hij had zich naar verluidt al eens op de Feldgendarmerie in Eeklo moeten aanbieden. Men zei hem daar dat hij een dief was. Hij veronderstelde dat de Waarschoots politie hun dat meegedeeld had. In de nacht van zeventien op achttien februari 1943 stal hij samen met een kompaan tabak. Hij beweerde dat het de eerste keer was dat hij uit stelen ging. Hij had zijn geweten gesust omdat hij wist dat de tabak van de zwarte markt afkomstig was. Toen hij die ochtend zijn buit met de fiets transporteerde had hij de pech de Feldgendarmerie op zijn pad te kruisen. Toen ze hem het bevel gaven halt te houden liet hij zijn fiets vallen en vluchtte weg. Ondertussen onderzocht Swerts en de Eeklose rijkswacht de plaats van de misdaad. Het spoor leidde naar André N. Toen de Feldgendarmerie hen de fiets toonden wisten ze meteen wie de dader was. Hij werd de volgende dag aangehouden. Swerts werd hierbij weer bijgestaan door de rijkswacht. André N bleek bij zijn arrestatie echter in bezit van een geladen revolver. Men sloot hem in de gemeentegevangenis op. Tijdens Swerts verhoor gaf hij geen kik. Daarop zei de commissaris hem dat, daar hij een wapen op zak had, hij hem aan de Feldgendarmerie zou moeten overleveren. Het parket – generaal had immers het bevel gegeven de bezetter op de hoogte te brengen van elke wapendracht. Hij bleef alles ontkennen. Swerts kon niet anders dan hem aan de Feldgendarmerie over te dragen. Ze hadden op één of andere manier de aanhouding vernomen en wisten dat hij in het bezit was van een revolver. Ze droegen de oorlogscommissaris via een telefoontje op hem uit te leveren. Hij vroeg hen nog zijn zaak door het Belgisch gerecht te laten afhandelen. Zijn verzoek werd echter geweigerd. De man werd gedurende vier dagen voor ondervraging vastgehouden in de Feldgendarmerie van Eeklo. Toen hij voor de eerste keer ondervraagd werd lag het wapen reeds op tafel. Hij werd er ten onrechte van beschuldigd lid te zijn van een verzetsgroep.[323] Men meende dat hij bevriend was met enkele voortvluchtige leden. Men verdacht die ervan een aanslag op de oorlogsburgemeester van Lembeke[324] te beramen. Hij werd uiteindelijk door een Duitse rechtbank wegens wapenbezit veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf en werd naar Duitsland gedeporteerd. De commissaris deed nochtans na de overlevering tevergeefs al het mogelijke voor zijn zaak. Hij stelde een proces-verbaal op en maakte het over aan het Gents parket. Hij verzocht zelfs een onderzoeksrechter te trachtten André N over te dragen aan het Belgisch gerecht. De partner van de eennachtsdief die wel voor het Belgisch gerecht kwam kreeg slechts negen maand. [325]
In september 1943 werd de politie een gelijkaardig voorval in de maag gesplitst. Men verdacht Alphonse V, een landbouwer-slager, er reeds een tijdje van sluikslachter te zijn. Veldwachter Vincent had hem al verscheidene keren na de avondklok en in het bezit van slagersgerei op straat aangetroffen. Zijn echtgenote zocht Swerts daarenboven meermaals op om haar beklag te doen over haar man. Hij was regelmatig dronken. Wanneer hij beschonken was sloeg hij haar of vernielde huisraad. De commissaris besloot hem voor het laatste een proces-verbaal te besparen. Hij nam er wel nota van. De slager hield er eveneens van de spot te drijven met politie en rijkswacht.
De Feldgendarmerie verwittigde de politie eind 1943 dat ze de landbouwer ervan verdachten rundvee te hebben gestolen en geslacht. Men vroeg hem mee te delen dat hij zich op hun kantoor in Eeklo moest aanbieden. Men wou zijn verklaring afnemen. Alphonse V weigerde gehoor te geven aan het verzoek. Daarop verzocht de commissaris hem zich tenminste op zíjn bureau te komen aanbieden. Toen hij ook dat naast zich neerlegde werd het voor Swerts een prestigezaak. Hij besloot hem tijdelijk aan te houden om hem zo alsnog te kunnen ondervragen. Hij gaf verscheidene keren het bevel aan de veldwachters maar die schoven het telkens voor zich uit. Ze meenden ten onrechte dat Swerts een aanhoudingsbevel gekregen had van de Feldgendarmerie. Maar ze konden het niet voor eeuwig blijven uitstellen …
In de voormiddag van vrijdag drie september 1943 zag veldwachter Vincent Alphonse V en zijn zoon op hun land werken. Hij besloot hen eerst te waarschuwen én pas dan Swerts in te lichten. In het voorbijrijden met de fiets riep hij hen dat ze moesten oppassen: ze gingen worden aangehouden!
Toen de politie om twaalf uur klaar stonden om naar huis te gaan zei Swerts hen dat er nog een klus te klaren was alvorens ze konden gaan eten. De commissaris, veldwachter Vincent en twee agenten trokken op pad. Tot de veldwachter zijn verbazing hadden ze zich niet uit de voeten gemaakt. Toen Alphonse V en zijn zoon hen in het oog kregen stoven ze er, elk in een andere richting, van door. De vader werd achternagezeten door veldwachter Vincent en de commissaris. De landbouwer vluchtte in een gracht. Toen de veldwachter zag dat Swerts Alphonse V de pas zou afsnijden riep hij de landbouwer toe dat hij sneller lopen moest. Alphonse V liet zich echter vallen. Hij kon niet meer. Intussen was zijn zoon door de agenten aangehouden. Een hulpagent zou naar verluidt “Halt of ik schiet” hebben geroepen. De zoon besloot toen dat het best was te blijven staan. De commissaris gaf het bevel hen de handboeien aan te doen. Nadat hij de politie de opdracht gegeven had de gevangenen naar de gemeentelijke gevangenis over te brengen trok Swerts huiswaarts. Onderweg werden ze echter tegengehouden door de echtgenote en een jongere zoon. Er vielen harde woorden. Ze geraakten slaags met de veldwachter Vincent. De andere agenten konden hem gelukkig ontzetten en slaagden erin de twee mannen in de gevangenis op te sluiten.
Daar Swerts niet het bevel had gegeven de gevangenen te bewaken ging men eten. Het ging ten slotte slechts om een maatregel om hen aan te manen zich in het vervolg behoorlijk te gedragen. Swerts kwam kort na de middag terug om zijn dienst te hervatten. Hij vernam er van een Feldgendarm dat er één gevangene er in geslaagd was te ontsnappen. De andere bevond zich in hun handen. Hij vermoedde dat de Duitser, die in het gemeentehuis ingekwartierd lag, de vader tijdens de uitbraak tegengehouden had. Daar er toen geen gemeentepolitie aanwezig was hadden de Duitsers zich met de zaak bemoeid. De Feldgendarm had reeds een eerste oppervlakkig verhoor uitgevoerd. Kort na zijn aankomst onderwierp de oorlogscommissaris de vader aan een diepgaandere ondervraging. De zoon werd hoogstwaarschijnlijk enige tijd later door de Feldgendarmerie opnieuw de gevangenis binnengebracht. Men schrok er tijdens zijn ondervraging niet voor terug hem te slaan. Swerts zou aanwezig geweest zijn. Daar men enkel de vader verdacht werd de zoon tegen de avond weer vrijgelaten. Alphonse V werd naar de kazerne in Eeklo meegenomen. Hij werd op zondag weer vrijgelaten.
Veldwachter Vincent die zo goed was de sluikslachter te verwittigen kreeg stank voor dank. Sinds het voorval droeg de familie W hem een “dodelijke” haat toe. Hij werd verscheidene keren met de dood bedreigd. Men trachtte hem bovendien – tevergeefs - voor Duitsgezind te laten doorgaan. Vincent vroeg zich sindsdien verscheidene keren af of hij toen juist had gehandeld. Naar verluidt deed Alphonse V zijn sluikslachtingen “niet uit vaderlandslievendheid maar uit hebzucht” en “was [hij] er steeds op gericht geld te verdienen op het zweet van de anderen”. Toen een van de wraakroepende uitspraken van de landbouwer Vincent enkele maanden na de bevrijding ter ore kwam schoot de vlam pas echt in de pan. Alphonse V zou verklaard hebben dat het vroeger toch zoveel beter was en hij liever nooit een geallieerd soldaat had gezien. Daarmee bedoelde hij waarschijnlijk dat hij tijdens de bezetting veel gemakkelijker aan de kost kwam.[326]
Ondanks de hierboven aangehaalde verzetjes van zowel de oorlogscommissaris als veldwachter Vincent konden ze volgens sommigen op soms wel zeer vreemde uitspraken betrapt worden. Geen enkele van dergelijke uitspraken kon door een andere getuige worden bevestigd. We vermoeden dan ook dat ze werden verzonnen om hen na de bezetting zwart te maken. Indien onze stelling incorrect is zou dit betekenen dat beiden soms wel over de schreef gingen.
Een vrouw wiens echtgenoot was opgeëist om aan de kust te gaan werken werd opgezocht door Vincent. Ze moest de veldwachter de rantsoenkaart van haar man afgeven. Ze weigerde halsstarrig dit te doen. Toen ze hem terecht vroeg hoe ze haar man te eten moest geven als hij op verlof kwam zou hij haar kwaad van antwoord hebben gediend. Zijn reactie klonk volgens haar als volgt: “geef hem een pijp gevuld met water, dan kan hij daar aan trekken”[327]
Bij de aanhouding van een ongelukkige eennachtsdief zouden Swerts en Vincent eveneens hun boekje te buiten zijn gegaan. Toen André N werd afgevoerd zou de veldwachter het volgende verklaard hebben: “dat is een schonen van de gemeente weg want er staat hem een kogelken te wachtten”. Swerts beaamde “een kogelke zal hij hebben”.[328]
veldwachters en agenten
De rol van de veldwachters werd in de vorige twee delen reeds grotendeels toegelicht. We beschikken verder over enkele gegevens die we niet in de tijd situeren konden. Hierdoor was het onmogelijk uit te maken of ze onder de leiding van De Vriese of Swerts plaats vonden
De veldwachters werden ingezet om geallieerde piloten op te sporen. Ze moesten de rantsoenkaarten van ondergedoken werkweigeraars in beslag nemen. Ook allerhande propagandaposters werden door hen opgehangen. De politie werd daarenboven door Van de Wiele ingezet om het herdenkingsmonument van ‘14-‘18 op eenentwintig juli en elf november te bewaken. Hij wou zo voorkomen dat mensen er bloemen zouden neerleggen.[329]
hulpagenten
Vóór de benoeming van Van de Wiele bestond er reeds een wettige hulppolitie. Deze hulpagenten werden kort na zijn aanstelling ontslagen en vervangen door VNV’ers. De hulppolitie stond in theorie onder het bevel van de commissaris. Het diensthoofd ontving in theorie elke ochtend een opdracht van De Vriese. In werkelijkheid traden ze autonoom op. De Vriese nam enkele keren de proef op de som. Hij beweert ook dat twee hulpagenten zijn huis in de gaten hielden. Hij vermoedde dat dit was om na te gaan wie er op bezoek kwam. Verder traden ze zeer streng op tegen de smokkelhandel. Zo namen ze onder andere pakjes af van mensen die voor eigen gebruik smokkelden. De ironie wil dat één van de leden na zijn dienst zelf op het smokkelpad ging om zijn gezin van voedsel te voorzien.
Ze droegen als herkenningsteken een band rond de arm. Deze was voorzien van een stempel van de gemeente. Ze hadden bovendien een door de provincie gemerkte pas.[330]
Daar enkel De Vriese van hulpagenten gewag maakte gaan we er vanuit dat deze na de komst van Swerts voor hun diensten werden bedankt. Hoogstwaarschijnlijk veronderstelde Van de Wiele dat een VNV’er als commissaris voorlopig wel volstond.[331]
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[98] PAYNE (Stanley G.), A history of fascism, 1914-1945, 1997, 613 p.
[99] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 120.
[100] PRENEEL (Marij), Stracke in Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, pp 2872 – 2874.
[101] Staf De Clercq was vanaf de oprichting in 1933 tot zijn dood op tweeëntwintig oktober 1942 leider van het VNV. Op zevenentwintig oktober 1942 hield men een rouwplechtigheid op de grote markt te Brussel.
Meer hierover ut infra.
DE WEVER (Bruno), Clercq, Staf de, Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, pp. 744 – 749.
[102] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 147, S 174.
[103] Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen. Deze jongerenorganisatie werd in 1940 opgericht door het Commissariaat – Generaal voor ‘s lands Wederopbouw naar het model van de Duitse Reichsarbeitsdienst. De VAVV behoorde meteen tot het Nieuwe Orde – milieu en werd snel onderwerp van politiek getouwtrek.
DE WEVER (Bruno), Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen, Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, 1998, pp. 3594 – 3595.
[104] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 62, S 75, S 147.
GAW, Repressie – Burgertrouw.
[105] GAW, Schepencollege : zittingen, 1934 – 1944, 17/6/’43.
[106] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 147; M ‘Stukken v.d. terechtzitting’ , S 4.
[107] Tegenwoordig een deelgemeente van Knesselaere.
[108] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 54a; M ‘Stukken v.d. terechtzitting’, S 4.
[109] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 46; M ‘Stukken v.d. terechtzitting’ , S 4.
[110] Tegenwoordig een deelgemeente van Evergem.
[111] Vermoedelijk hadden de gemeentes de opdracht gekregen alle paarden te keuren om eventueel inbeslagnames van geschikte paarden voor te bereiden. Waarschijnlijk hebben ze dit geboycot door bijv. alle paarden kreupel of ondermaats te verklaren.
[112] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 14.
[113] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8 – 9.
[114] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8 – 9, S 61, S 70, S 147 – 148, M: ‘Stukken v.d. terechtzitting’, S 3.
[115] GMG, Dossier Van de Wiele, M: ‘Stukken v.d. terechtzitting’, S 4.
[116] PAYNE (Stanley G.), A history of fascism, 1914-1945, 1997, 613 p. .
[117] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 13.
[118] Meer uitleg ut infra.
[119] We dienen er wel bij te zeggen dat Van de Wiele eveneens gediend was met een angstklimaat. Zo werd de drempel groter om zich te verzetten tegen de bezetter en zijn vazallen. Meer uitleg ut infra en ut supra.
[120] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 76.
[121] GAW, Repressie – Burgertrouw.
GAW, Weerstanders en werkweigeraars.
GAW, Weggevoerden : beide oorlogen.
GAW, Geboorten 1796 – 1900 Gemeente Waarschoot.
GAW, Geboorten 1901 – 1950 Gemeente Waarschoot.
GAW, Huwelijken 1901 – 1950 Gemeente Waarschoot.
[122] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8-9, S 12-13, S 113; M ‘Stukken v.d. terechtzitting’ , S 12.
[123] Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen. Deze jongerenorganisatie werd in 1940 opgericht door het Commissariaat – Generaal voor ’s Lands Wederopbouw naar het model van de Duitse Reichsarbeitsdienst. De VAVV behoorde meteen tot het Nieuwe Orde – milieu en werd snel het onderwerp van politiek getouwtrek.
DE WEVER (Bruno), Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen, Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, 1998, pp. 3594 – 3595.
Verdere uitleg over het kamp van de VAVV in Waarschoot ut infra.
[124] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 55.
[125] BALTHAZAR (Herman), e.a., op.cit., pp. 41-52.
[126] WIELE (Gaby, Van de), De schaarste, Godsdienstig en Heemkundig Erfgoed, Waarschoot, 2000, IV, pp. 117 – 124, pp. 2 – 11.
[127] EVD, Interview van de auteur met anonieme getuige 3, 6/3/2002.
[128] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 51.
[129] PAYNE (Stanley G.), A history of fascism, 1914-1945, 1997, 613 p.
[130] Ut supra.
[131] GAW, Schepencollege : zittingen, 1934 – 1944, 17/6/’43.
[132] GAW, Schepencollege : zittingen, 1934 – 1944, zitting 22/4/’44.
[133] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8-9.
[134] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8 – 9, S 45.
WIELE (Gaby, Van de), De schaarste, Godsdienstig en Heemkundig Erfgoed, Waarschoot, 2000, IV, pp 117 – 124, p 2 – 11.
[135] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 50.
[136] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 33.
[137] Deze opdeling kwam tot stand na een discussie over de collaboratiegraad van het gemeentebestuur met onze commissaris Wouters Nico. Hij doctoreert over oorlogsburgemeesters en lokaal bestuur in België, Noord-Frankrijk en Nederland.
[138] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8 – 9, S 12, S 54A; M ‘Stukken v.d. terechtzitting’, S 3.
[139] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 53.
GAW, Schepencollege: zittingen, 1934 – 1944, zitting 9/10/’41.
[140] Ut supra.
[141] GAW, Repressie – Burgertrouw.
[142] Ut supra.
[143] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 53.
[144] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 53.
GAW, Schepencollege : zittingen, 1934 – 1944, zittingen 17/12/’41 en 29/1/’42.
[145] Zowel voor personeel van de gemeente als van de politie.
GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 53.
Schepencollege : zittingen, 1934 – 1944, zittingen 17/12/’41 tot 2/3/’44.
[146] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 24.
[147] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 143 p 3.
[148] GMG, Dossier DG G.
GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 148.
[149] Toen het gemeentebestuur op 20/11/’40 door de bezetter werd veroordeeld voor de illegale verkoop van achtergelaten Frans legermateriaal moest het geen boete betalen. Dit omdat het er naar verluidt financieel niet goed voorstond.
GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 13.
[150] Tenzij anders vermeld GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 28.
[151] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 174; M ‘Stukken v.d. terechtzitting’ , S 3.
[152] GAW, Repressie – Burgertrouw.
GAW, Schepencollege : zittingen, 1934 – 1944, zittingen 19/10/’41 tot 10/8/’44.
[153] Geen van de namen konden teruggevonden worden in de Waarschootse burgerlijke stand. Gegevens over collaboratie werden tijdens de repressie in de eerste plaats opgevraagd en bewaard in de gemeente waar de persoon domicilie hield. Gegevens over tijdelijke ambtenaren woonachtig in andere gemeenten vonden we dan ook niet terug.
GAW, Repressie – Burgertrouw.
GAW, Geboorten 1796 – 1900 Gemeente Waarschoot.
GAW, Geboorten 1901 – 1950 Gemeente Waarschoot.
GAW, Huwelijken 1901 – 1950 Gemeente Waarschoot.
[154] Hij combineerde beide functies.
[155] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 113.
GAW, Repressie – Burgertrouw.
[156] GAW, Repressie – Burgertrouw.
[157] Meer uitleg ut infra.
[158] Meer uitleg over deze groeperingen ut infra.
[159] Hij was reeds voor de bezetting lid.
GAW, Repressie – Burgertrouw.
[160] GK, Dossier NC.
GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8-9, 148
[161] GK, Dossier NC.
[162] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 140
[163] GAW, Schepencollege : zittingen, 1934 – 1944, zitting 27/8/’42.
Meer over de strijd tussen Van de Wiele en commissaris De Vriese ut infra.
[164] Beide zijn heden deelgemeentes van Gent.
[166] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 113.
[167] Belgische vakbond opgericht op tweeëntwintig november 1940 op initiatief van Hendrik de Man in overleg met de christelijke, de socialistische en de liberale vakbondsleiders. Het doel was alle bestaande politieke vakverenigingen door één organisatie te vervangen. Ook de Vlaamse Arbeidsorde en het Vlaams Nationaal Syndicaat traden toe. Gaandeweg werd het een regelrechte collaborerende organisatie. Cesuur is hier de aanstelling van Edgard Delvo als leider in maart 1942. Ten gevolge daarvan trokken gezaghebbende leiders zoals de Man zich uit de Unie terug. Lidmaatschap van de unie in 1940-1941 duidt bijgevolg niet altijd op collaboratie, wel op de bereidheid zich aan te passen aan de eisen van de bezetter.
GMG, Dossier Swerts, S 29, 30, 128.
STEENHAUT (Wouter), Unie van Hand – en Geestesarbeiders (UHGHA), Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, pp. 3126 – 3127.
Unie voor Hand – en Geestesarbeiders, Encarta – Encyclopedie 2000 - Winkler Prins, 1993, s.p. .
VERHOEYEN (E.), De Unie van Hand- en Geestesarbeiders in België in de Tweede Wereldoorlog, IX Het minste kwaad, 1990, pp. 32 – 56.
[168] Terwijl men ‘Hoezee’ riep hief men de rechterarm.
[169] Daar het café van de Vlaams – Nationalisten in Waarschoot eveneens “het Vlaams Huis” heette veronderstellen we het om een gelijkaardig etablissement gaat.
[170] GMG, Dossier Swerts, S 128.
[171] “Ik moest vechten om een baan als politieagent te krijgen en om het niet opnieuw te verliezen.”
GMG, Dossier Swerts, Brief Swerts aan Substituut – Krijgsauditeur Gent, 6/2/46, s.l. .
[172] GMG, Dossier Swerts, S 113.
[173] Ibidem.
[174] Meer uitleg over de begrippen ut infra.
[175] Ut infra.
[176] GMG, Dossier Swerts, Brief Swerts aan Substituut – Krijgsauditeur Gent, 27/12/45.
GAW, Schepencollege : zittingen, 1934 – 1944, zitting 27/12/45.
[177] GAW, Repressie – Burgertrouw.
GAW, Schepencollege : zittingen, 1934 – 1944, zittingen 9/4/’42, 4/6/’42, 7/1/’43 en 18/3/’43.
[178] GAW, Repressie – Burgertrouw.
GAW, Schepencollege : zittingen, 1934 – 1944, zitting 28/2/’42.
[179] Een jongerenorganisatie zoals de Vrijwillige Arbeidsdienst had haar historische wortels in de economische crisis van de jaren 1930. Toen maakte het idee opgang jongeren in een arbeidsdienst in te schakelen bij werken van openbaar nut. Nationaal–socialistisch Duitsland had niet het monopolie op dergelijke bewegingen. Het maakte eveneens furore in andere West – Europese landen, de VS en Rusland. Tijdens de bezetting stond het Duits systeem model voor een aantal organisatie die vaak met dito steun totstandkwamen. Niet lang na de wapenstilstand werd de Arbeidsdienst door het Commissariaat – Generaal voor Binnenlandse Zaken opgericht. Doordat dit departement geleid werd door de VNV’er Romsee staat de Arbeidsdienst niet gelijk met neutraal. De VAVV stond voor een verregaande medewerking met de bezetter. Het werd een regelrecht collaborerende organisatie toen de leider van de VAVV, Renaat Van Thillo, in april 1944 zijn organisatie in het vaarwater van de SS loodste en het van het departement Binnenlandse Zaken, losmaakte. In januari 1941 werd het eerste kamp geopend. Later dat jaar werd nog eens tiental andere kampen geopend. De meest indrukwekkende realisatie van de organisatie was de aanleg van een dijk in Zandvliet.
DE WEVER (Bruno), Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen, Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, 1998, pp. 3594 – 3595.
[180] Ut supra.
[181] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8-9.
[182] Op de exacte locatie bevindt zich heden de gemeentelijke sporthal.
[183] Of dit voorval vóór of na de controle plaatshad kon niet worden vastgesteld. Ut supra.
[184] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 145.
[185] ACCV, De Arbeidsdienst of idealisme aan drie frank per dag + kost en inwoon, Berkenkruis, 1995, XXXXII, 6, pp. 15 – 17.
[186] Het artikel verscheen in het tijdschrift van het St-Maartenfonds. De auteur was tijdens de bezetting ploegleider bij het VAVV en nam later dienst in de Waffen-SS.
Ibidem.
[187] GK, Dossier RR.
[188] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8 – 9.
[189] GMG, Dossier Van de Wiele, Brief De Vriese aan de krijgsauditeur, 27/9/1946, s.p.
[190] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 137 p 1 – 2.
[191] Swerts beweerde dat er tijdens ambt drie keer een wervingsdag werd georganiseerd.
GMG, Dossier Swerts, verklaring Swerts, s.l..
GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 40 & 174.
[192] Meer uitleg over de begrippen ut infra .
GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 40, 54a, 174.
[193] Meer uitleg over de begrippen ut infra.
[194] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 3, S 8-9; M ‘Stukken v.d. terechtzitting’ , S 3.
[195] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 137 p 2 – 3.
[196] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8-9.
[197] Ut supra.
[198] Ut supra.
[199] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 12.
[200] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8-9.
[201] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 60, 81.
[202] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8 - 9, S 148; M, ‘Stukken v.d. terechtzitting’, S 3 - 4 , S 15.
[203] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 148.
[204] GMG, Dossier Van de Wiele, M, ‘Stukken v.d. terechtzitting’, S 15.
[205] Op deze dag herdenkt men het ondertekenen van de wapenstilstand tijdens de Eerste Wereldoorlog.
[206] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8-9, 61; M, ‘Stukken v.d. terechtzitting’, S 3.
[207] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 74, 147, 174; M, ‘Stukken v.d. terechtzitting’, S 3.
[208] Ut supra.
[209] GMG, Dossier Van de Wiele, M, ‘Stukken v.d. terechtzitting’, S 3.
[210] HOECKE (M., Van) en BOUCKAERT (B.), Het gemeentelijk niveau in Inleiding tot het recht, 1999, pp. 96 – 99.
[211] GAW, Schepencollege : zittingen, 1934 – 1944, 17/6/’43.
[212] Ut supra.
[213] WOESTYNE (Paul, Van De), op. cit., p. 562.
[214] GAW, Weerstanders en werkweigeraars.
[215] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 17, S 19.
[216] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8-9.
[217] Meer uitleg begrippen ut infra.
[218] GK, Dossier BA.
[219] Hoogstwaarschijnlijk ging het om zijn dienstwapen. Of hij in uniform was werd niet vermeld.
[220] GMG, Dossier EL.
[221] Meer uitleg over de begrippen ut infra.
[222] Woonkern die voor de ene helft op het grondgebied van Waarschoot en voor de andere in Zomergem ligt.Het betreft hier dus het Zomergems gedeelte.
[223] GMG, Dossier Swerts, brief Swerts aan de substituut – krijgsauditeur Gent, 27/12/45.
GAW, Repressie – Burgertrouw.
[224]GMG, Dossier Van de Wiele, M, ‘Stukken v.d. terechtzitting’, S 3.
[225] Er werd in het dossier geen datum vermeld. We vermoeden dat dit feit op donderdag zeven september 1944 plaatsvond. Toen stierf er namelijk een Duits militair in niet nader bekende omstandigheden.
GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8 – 9, S 12, S 137, p 8, S 148 ; M ‘Stukken v.d. terechtzitting’, S 3.
DE VOS (Achiel), op.cit., pp. 41-42.
[226] DOORSLAER (R., Van), De Belgische politie en het probleem van de ordehandhaving in België in De Tweede Wereldoorlog, IX, Het minste kwaad, 1990, pp. 100 – 120.
VERHOEYEN (Etienne), België Bezet, 1993, pp. 62 – 81.
Voor vorst en vaderland in België in De Tweede Wereldoorlog, VI, Het Verzet/2, 1988, pp. 65 – 75.
[227] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8-9.
[228] Naar alle waarschijnlijkheid zowel voor wat de verplichte tewerkstelling in België als Duitsland.
GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 39, S 50.
[229] Daar De Vriese geschorst werd vóór de afkondiging van de verplichte tewerkstelling in Duitsland gaat het hier om de tewerkstelling in België.
EVD, Interview van de auteur met anonieme getuige 4, 2/3/1999.
[230] DOORSLAER (R., Van), De Belgische politie en het probleem van de ordehandhaving in België in De Tweede Wereldoorlog, IX, Het minste kwaad, 1990, pp. 100 – 120.
VERHOEYEN (Etienne), België Bezet, 1993, pp. 62 – 81.
Verdere achtergrondinformatie werd ons aangereikt door onze commissaris Wouters Nico. Hij doctoreert over oorlogsburgemeesters en lokaal bestuur in België, Noord-Frankrijk en Nederland.
[231] GAW, Joden, vluchtelingen, gerepatrieerden.
GAW, Repressie – Burgertrouw.
[232] De advertenties die plaatsen open verklaarden vermeldden met andere woorden dat personen die in het Jodenregister waren ingeschreven zich niet moesten aandienen.
GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 134.
[233] Een Belgische organisatie opgericht door de Secretaris-generaal voor Arbeid en Sociale Voorzorg. Het was belast met de uitvoering van de verordeningen van de Verplichte Tewerkstelling in België.
[234] CULOT, (J.), Het gebruik van Belgische arbeidkrachten en het probleem van de werkweigeraars in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog 11, 1970, I, Navorsings-en Studiecentrum voor de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, pp. 33-68.
HURTEKANT, (Carine), De verplichte tewerkstelling van de Bruggelingen, theoretische inkadering, methodologische problemen en konklusies in De verplichte tewerkstelling, acta van het symposium gehouden te Brussel op 6 en 7 oktober 1992, 1993, Navorsings-en Studiecentrum voor de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, pp. 93-98, 106.
VERHOEYEN (Etienne), België Bezet, 1993, pp. 199- 212.
[235] Een Duitse instelling voor de vrijwillig en de verplichte arbeid in Duitsland.
Ibidem.
[236] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8-9, 134.
[237] Het lijkt ons best mogelijk dat De Vriese dit verzon. Hij toonde zich namelijk – in tegenstelling tot zijn gewone doen - op een korte periode van elf dagen zéér gewillig inzake het naleven van de bevelen van Van de Wiele. Waarschijnlijk deed hij dit omdat zijn demissie die in de lucht hing en zo de aanstelling van een Nieuwe Orde-gezinde te voorkomen.
Meer ut supra.
[238] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8 – 9,S 134, S 147, S 148, S 174; M ‘Stukken v.d. terechtzitting’, S 3.
[239] Zie eveneens Bijlage 2.
GAW, Weerstanders en werkweigeraars.
GAW, Weggevoerden : beide oorlogen.
[240] Ut supra.
[241] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8 – 9, S 13, S 174.
[242] Ut supra.
[243] Ut supra.
[244] Meer uitleggen over de begrippen ut infra.
[245] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8 – 9; M ‘Stukken v.d. terechtzitting’, S 3.
[246] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 61.
[247] De meest gevreesde Duitse politieorganisatie was de Gestapo, zoals die in de volksmond genoemd werd. De juiste benaming was eigenlijk Sicherheitspolizei-Sicherheitsdienst. De SD bestond uit verschillende afdelingen. Afdeling IV, de eigenlijke Gestapo, het uitvoerend orgaan van de SD, werd het meest beducht. Ze moest de politieke vijanden van het Rijk opsporen en bestrijden. Men viseerde communisten, joden, vrijmetselaars, emigranten, vreemdelingen en verzetsorganisaties.
MEYERS (Wim) en SELLESLAGH (Frans), op.cit., pp. 91-92.
[248] EVD, Interview van de auteur met anonieme getuige 2, 6/3/2002.
EVD, Interview van de auteur met anonieme getuige 3, 6/3/2002.
[253] MEYERS (Wim) en SELLESLAGH (Frans), De vijand te lijf, Belgen in het verzet, 1984, p. 90.
[254] GMG, Dossier Van de Wiele, M S 83, S 147, 174.
[255] Ut infra.
[256] DOORSLAER (R., Van), De Belgische politie en het probleem van de ordehandhaving in België in De Tweede Wereldoorlog, IX, Het minste kwaad, 1990, pp. 100 – 120.
VERHOEYEN (Etienne), België Bezet, 1993, pp. 62 – 81.
[257] Ut supra.
[258] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8 – 9, S 83, S 147; M, Brief Oberfeldkommandatur aan Kreiskommandatur in Gent, 9/10/’41, s.l. ; M, Brief De Vos aan de Romsée, 7/11/’41, s.l.; M ‘Stukken v.d. terechtzitting’, S 3.
[259] Ut supra.
[260] Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen. Ut supra.
[261] Dietsche Militie/Zwarte Brigade, de partijmilitie van het VNV.
[262] Ut supra.
[263] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 113.
[264] Ut supra.
[265] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 147.
[266] Ut supra.
[267] GMG, Dossier Van de Wiele, M ‘Stukken v.d. terechtzittingen’, S 3.
[268] Ut supra.
[269] Jozef De Vos was bij de inval in 1940 arrondissementscommissaris van Gent-Eeklo. Hij werd na het ontslag van gouverneur Van den Boogaerde, in juli-augustus 1940, ad interim gouverneur van Oost-Vlaanderen. Men rekent hem tot de katholieke strekking. Hij zocht, voor zover bekend, geen toenadering tot het VNV. Na de bevrijding werd hij als arrondissementscommissaris bij ordemaatregel geschorst. In 1945 werd hij afgezet en opende men een gerechtelijk onderzoek. De krijgsraad sprak hem in mei 1948 vrij. Zijn levenslange ontzetting uit de burgerlijke en politieke rechten werd in maart 1949 herleid tot drie jaar, ingaand vanaf september 1944.
EVD, E-mail Nico Wouters aan auteur, 18/4/2002, s.p.
[270] De bezetter slaagde er niet in een Nieuwe Orde-gezinde kandidaat te laten benoemen. Schuindt was namelijk een vertrouwenspersoon van de magistratuur.
DOORSLAER (R., Van), De Belgische politie en het probleem van de ordehandhaving in België in De Tweede Wereldoorlog, IX, Het minste kwaad, 1990, pp. 100 – 120.
VERHOEYEN (Etienne), België Bezet, 1993, pp. 62 – 81.
[271] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8 – 9, 147, S 174; M ‘Stukken v.d. terechtzitting’, S 14.
[272] Meyers (W.C.M.), Burgemeesters, schepenen en gemeentelijke administraties in België in de Tweede Wereldoorlog, IX Het minste kwaad, 1990, pp. 33, 84 – 86.
Ravyts (Kurt), Het Tieltse 1940-1945: bedreigd, bezet, bevrijd, 1995, p. 99.
[273] Tenzij anders vermeld: GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8 – 9, S 147, S 174; M, Brief Oberfeldkommandatur aan Kreiskommandatur in Gent, 9/10/’41, s.l.; M, Brief De Vos aan Romsée, 7/11/’41, s.l.; M, Brief Romsée aan De Vos, s.d.,s.l.; Brief Oberfeldkommandatur aan De Vos, 24/11/’41, s.l.; M, Brief Oberfeldkommandatur Gent aan De Vriese, 19/8/’42, s.l.; M ‘Stukken v.d. terechtzitting’, S 3, S 14.
[274] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 147.
[275] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 147, Brief Oberfeldkommandatur Gent aan De Vriese, 19/8/’42, s.l..
[276] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 62.
[277] MEYERS (Wim) en SELLESLAGH (Frans), op.cit., pp. 99– 105.
VERHOEYEN (Etienne), België Bezet, 1993, pp. 62 – 81.
Voor vorst en vaderland in België in De Tweede Wereldoorlog, VI, Het Verzet/2, 1988, pp. 65 – 75.
[278] Ut infra.
[279] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8-9.
[280] De taak van de Geheime Feldpolizei was zeer uitgebreid. De GFP, die meestal in burger opereerde, stond in de eerste plaats in voor de veiligheid en de bescherming van de bezettingstroepen. Het moest alle mogelijke aanvallen voorkomen. De GFP werd onder meer ingezet voor de bestrijding van sabotage, sluikpers, aanslagen en het opsporen van ondergedoken geallieerde piloten en gevluchte krijgsgevangenen en dergelijke meer. Wie ook maar op één af andere manier bij het verzet betrokken was liep het risico hen tegen het lijf te lopen.
MEYERS (Wim) en SELLESLAGH (Frans), op.cit., p. 90.
[281] Paul Colin was directeur van het in 1934 gestichte weekblad “Cassandre” dat vóór 1940 reeds gaandeweg het extreem-rechtse pad bewandelde. Tijdens de bezetting zou hij pleitten voor een doorgedreven collaboratie voor een “Europese Nieuwe Orde”. Hij zorgde daarenboven als geheim lid van Rex voor een aanzienlijke propaganda voor zijn partij. Colin werd één van de zondebokken van het verzet. Hij was het aangewezen voorbeeld van dé collaborateur, die moest verdwijnen. Op 14 april 1943 werd hij neergekogeld door het Onafhankelijkheidsfront.
MEYERS (Wim) en SELLESLAGH (Frans), op.cit.,pp. 83 – 87.
[282] Ut infra.
[283] GAW, Repressie – Burgertrouw.
[284] Tenzij anders vermeld: GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8-9, S 173.
[285] Een Duitse instelling voor de vrijwillig en de verplichte arbeid in Duitsland.
[286] Ingevoerd op 1/10/’42.
CULOT, (J.), Het gebruik van Belgische arbeidkrachten en het probleem van de werkweigeraars in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog 11, 1970, I, Navorsings-en Studiecentrum voor de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, pp. 33-68.
HURTEKANT, (Carine), De verplichte tewerkstelling van de Bruggelingen, theoretische inkadering, methodologische problemen en konklusies in De verplichte tewerkstelling, acta van het symposium gehouden te Brussel op 6 en 7 oktober 1992, 1993, Navorsings -en Studiecentrum voor de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, pp. 93-98, 106.
VERHOEYEN (Etienne), België Bezet, 1993, pp. 199- 212.
[287] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8-9, S 81.
[288] Ut supra.
[289] GAW, Repressie – Burgertrouw.
[290] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8-9, S 137 p 5 – 6, S 147; M ‘Stukken v.d. terechtzitting’, S 14.
[291] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8-9, S 137 ; M ‘Stukken v.d. terechtzitting’, S 3.
[292] Gemeente in Frans Vlaanderen, departement Nord, arrondissement Duinkerke.
Waten, Encarta – Encyclopedie 2000 - Winkler Prins, 1993, s.p. .
[293] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8-9.
[294] GMG, Dossier Van de Wiele, M ‘Stukken v.d. terechtzitting’, S 12.
[295] GK, Dossier VM G.
[296] GK, Dossier VM G, M ‘Stukken v.d. terechtzitting’, S 3.
[297] CHDK, Dossier BA2, Brief van De Vriese aan Ministerie van Landsverdediging, Dienst van de Weerstand, 18/10/50.
CHDK, Dossier De Vriese Camiel Amois.
CHDK, Dossier Dhoore Werner.
GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8-9, S 137.
[298] Stad in Nederland, hoofdstad van de provincie Zeeland, op Walcheren.
Middelburg, Encarta – Encyclopedie 2000 - Winkler Prins, 1993, s.p. .
[299] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 137.
[300] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 8-9, S 137.
[301] GMG, Dossier Swerts, S 113; Verklaring Swerts, s.d., s.l.
[302] GMG, Dossier Swerts, Brief Swerts aan Substituut – Krijgsauditeur Gent, 27/12/45, s.l.
[303] GMG, Dossier Swerts, S 30.
[304] Ut supra.
[305] Ut supra.
[306] GMG, Dossier Swerts, Brief Swerts aan Substituut – Krijgsauditeur Gent, 27/12/45, s.l.
[307] Ibidem.
[308] GMG, Dossier Swerts, S 30.
[309] GMG, Dossier Swerts, S 113.
[310] GMG, Dossier Swerts, Verklaring Swerts, s.d., s.l.
[311] Enkel weken na het invoeren van de verplichte tewerkstelling kwam het Duits militair bestuur tot het besef dat de Feldgendarmerie over te weinig manschappen beschikte om de vele Belgen die zich niet voor de tewerkstelling in het Derde Rijk meldden op te sporen en op te sluiten. Om hieraan te verhelpen werden begin 1943 zogenaamde hulpgendarmen gerekruteerd onder het Belgisch personeel van de Werbestellen. Voorzien van een revolver werden ze samen met drie of vier Feldgendarmen nu en dan ingezet om uitsluitend plaatselijk op te treden.
MEYERS (Wim) en SELLESLAGH (Frans), op.cit.,p. 58.
[312] Ut supra.
[313] GMG, Dossier Swerts, Verklaring Swerts, s.d., s.l.
[314] GMG, Dossier Swerts, Brief Swerts aan Substituut – Krijgsauditeur Gent, 6/2/46, s.l. .
[315] Agenten van de Zivilfahndungsdienst, een burgerlijke opsporingsdienst. door de bezetter opgericht om werkweigeraars en contractbrekers aan te houden. Men ging daartoe over toen bleek dat de Hilfsfeldgendarmen alleen niet afdoende resultaten opleverde. Het ging hier voornamelijk om aanhangers van Nieuwe Orde-gezinde bewegingen zoals Rex en DeVlag. Ze werden in tegenstelling met de Hilfsfeldgendarmen in vast verband aangenomen.
MEYERS (Wim) en SELLESLAGH (Frans), op.cit.,p. 58.
[316] GMG, Dossier Swerts, Brief Swerts aan Substituut – Krijgsauditeur Gent, 27/12/45, s.l. .
[317] Meer uitleg over de begrippen ut infra.
[318] GAW, Schepencollege: zittingen, 1934 – 1944, zitting 6/5/’43.
[319] We vonden in andere bronnen enkel 27 februari 1944 terug. Ut supra.
[320] Meer ut infra.
KAW, Liber Memorialis, pp. 93 – 106.
[321] Geheime Feldpolizei, ut supra.
[322] GMG, Dossier Swerts, Verklaring Swerts, s.d., s.l. .
[323] Om welke verzetsgroep het ging is onduidelijk
[324] Heden een deelgemeente van Kaprijke.
[325] GMG, Dossier Swerts, S 95, S 113, S 133.
[326] GMG, Dossier Swerts, S 6, S 113, S 133.
[327] GMG, Dossier Van de Wiele, M, S 50.
[328] GMG, Dossier Swerts, S 95.
[329] Ut supra.
[330] GK, Dossier NC.
[331] Ut supra.
Noot van de auteur :
We hebben getracht de richtlijnen van de Wet van de Privacy zo veel mogelijk te volgen. De namen van allerhande collaborateurs en niet erkende verzetslieden werden dan ook vervangen door een willekeurige voornaam en initiaal. Elke verwijzing naar bestaande personen is compleet toevallig !!! Getuigen die anoniem wensten te blijven worden in de bronvermelding enkel aangeduid als bijvoorbeeld ‘anonieme getuige 1’. Elk verzoek om de identiteit van anonieme historische actoren of getuigen te onthullen zal worden afgewezen! Namen van personen die door om het even wie zeer eenvoudig kunnen worden opgezocht worden vermeld; net zoals de namen van gewone burgers, kwestie van het verhaal wat couleur locale, te geven. We vinden wel dat u als nabestaande het recht heeft alsnog voor anonimiteit te kiezen. Een eenvoudig verzoek volstaat. Wat erkende verzetslieden betreft vonden we het problematisch om hun naam niet mee te delen. We merkten namelijk bij de lectuur en interviews dat tot op heden niemand de ware toedracht van de verzetgeschiedenis kende. We meenden dat het op een manier onze plicht was om Waarschoot er op te wijzen dat het wél over enkele ‘helden’ beschikt. We hopen eveneens dat we bij het schrijven dit werk niemand kwetsten. We sluiten het echter niet uit dat bepaalde zinswendingen verkeerd geïnterpreteerd kunnen worden. Indien u problemen heeft met een bepaald fragment uit dit werk kunt u steeds contact opnemen met de auteur. Elk verzoek zal gedegen worden behandeld.
Hoe ?:klik op de naam van de auteur. Karel Linseele
©Niets uit de website
mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk,
fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de auteur.
E-thesis kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor de inhoud van de hier
verzamelde publicaties. Elke auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van zijn
publicatie.
All rights reserved. No part of this site may be reproduced without the written permission of the author.