Nazi-ideologie en verplichte tewerkstelling van Belgische vrouwen in de Tweede Wereldoorlog: een confrontatie. (Gerd Van der Auwera)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Besluit

 

Op 6 oktober 1942 gingen de Duitsers over tot het systeem van de verplichte tewerkstelling in Duitsland,  omdat het vrijwillige aanbod van buitenlandse arbeidskrachten tekortschoot om na de inval in Rusland aan de behoeften van de Duitse economie te voldoen. Die maatregel veroorzaakte een storm van protesten uit alle hoeken van het land, vooral omdat ook Belgische vrouwen werden onderworpen aan de arbeidsinzet in het Derde Rijk. Onder druk van de protesten van Belgische instanties en prominenten als het Comité van de Secretarissen-generaal, de Kerk, KAJ en KAV (met Maria Baers) zag de Militärverwaltung vanaf eind maart 1943 af van de deportatie van Belgische vrouwen. Toch waren ondertussen iets meer dan 20 000 vrouwen naar Duitsland gevoerd, op een totaal van ongeveer 200 000 Belgische tewerkgestelden. De cijfers met betrekking tot het aantal verplicht tewerkgestelden lopen echter nogal uiteen. Zelfs de Dienst voor Oorlogsslachtoffers, dat de dossiers van (erkende) werkweigeraars en weggevoerden bijhoudt, kon mij geen precieze cijfers geven, omdat de dienst onvoldoende geïnformatiseerd was om dergelijke statistische gegevens te verstrekken.

 

De Belgische vrouwen werden overwegend ingezet als dienstpersoneel en in de 'klassieke vrouwelijke' sectoren zoals de kleding- en textielindustrie. Een belangrijk deel kwam evenwel terecht in de wapen- en metaalsector, waar ze instonden voor de meer logistieke en ondersteunende taken. Sabotage was zo goed als onbestaande. Daarvoor zat de angst voor harde repressiemaatregelen er te diep in. Wat de leefomstandigheden in de kampen betrof, was er geen verschil met de mannen. Zowel mannen als vrouwen moesten zich tevreden stellen met een strozak als bed, een beperkte ruimte voor persoonlijke spullen en een totale afwezigheid van privacy. Was- en toiletgelegenheden waren gemeenschappelijk. Bovendien was de hygiëne er ver te zoeken. In vele gevallen verbleven mannen en vrouwen in dezelfde kampen. Dit alles gaf aanleiding tot 'zedelijke' problemen, waar de Belgische instanties zo voor vreesden. Deze problemen werden vaak aangekaart in de brieven van tewerkgestelden, maar uit die brieven sprak nog meer de heimwee naar thuis, familie en vrienden. Vele jonge mensen kwamen pas in Duitsland tot het besef dat ze het thuis goed hadden. Uit de ondertoon van die brieven, de enquêtes en de interviews meen ik te mogen afleiden dat hun verblijf in Duitsland voor vele jonge vrouwen (en mannen) een zekere loutering heeft betekend. Velen stonden voor het eerst op eigen benen en moesten zich alleen zien te redden. Er werden vriendschappen voor het leven gesmeed. Vrouwen die in hun leven nauwelijks een kerk hadden betreden, vonden een toevlucht en steun in de godsdienst. Ik denk dat hierin een belangrijke element ligt voor het succes van organisaties als de KAJ, VKAJ, KAV.

 

De vrouwen werden na maart 1943 wel verder ingezet in de Belgische industrie die grotendeels voor de Duitse oorlogseconomie draaide. In België waren immers een groot aantal Sperrbetriebe. De aanwezigheid van die bedrijven is een belangrijke verklarende factor in het grotendeels mislukken van de arbeidsinzet. De werknemers van dergelijke bedrijven kwamen niet in aanmerking voor verplichte tewerkstelling. Het probleem van de Sperrbetriebe en de arbeidsinzet in het Derde Rijk, kende zijn oorsprong in Duitsland. Enerzijds was er de Generalbevollmächtigter für den Arbeitseinsatz Sauckel die zoveel mogelijk buitenlanders in Duitsland aan het werk wilde krijgen. Er werd zelfs gesproken van het "ab-Sauckeln" (wegsluizen) van dwangarbeiders. De minister van Bewapening en Munitie Albert Speer daarentegen was gekant tegen die praktijk. Hij wilde niet de mensen naar hun arbeidsplaatsen voeren, maar omgekeerd de arbeidsplaatsen naar de mensen brengen. We hebben gezien dat ook Secretaris-generaal Leemans dit idee genegen was. Sauckel wilde er echter niet van weten en voerde zijn zin uit zonder veel rekening te houden met de wensen en bevelen van zijn overste, vergelijkbaar met de rol van Hendriks en het Rijksarbeidsambt.

 

Er zat geen eenvormigheid in het Duitse systeem. Dat bleek ook uit de kloof tussen enerzijds de nazi-ideologie met betrekking tot de positie van de vrouw en de omzetting ervan in de praktijk. De ideologie proclameerde dat de plaats van de vrouw aan de haard was. Haar rol bestond erin om voor haar man en kinderen te zorgen. Er werd intensieve propaganda gevoerd om de waarde van die rol te benadrukken. Voor de nazi's was de positie van de vrouw als moeder en huisvrouw immers datgene waartoe de natuur haar had voorbestemd. Zo stelde minister van propaganda Goebbels dat de meest passende plaats voor de vrouwen die bij de familie was. Haar taak bestond erin kinderen voort te brengen voor haar volk en natie. In overeenstemming met de ideologie bestond tot 1936 de nazi- politiek erin de vrouwen uit de economie te verwijderen om arbeidsplaatsen voor de mannen te creëren. De arbeidsnood 'dwong' de nazi's echter hun politiek bij te sturen. Vanaf 1936 werden er maatregelen genomen om de vrouwenarbeid te intensifiëren. Dit ging in tegen de eigen ideologie die nu opzij werd geschoven. Er golden voortaan andere wetten, namelijk die van de oorlogseconomie. Die verschuiving hebben we ook zien gebeuren bij de houding van de collaboratiegroepen. De Duitse vrouwen werden ingezet, opdat de vooropgezette militaire productiedoeleinden werden bereikt. Dat ideologische overwegingen daarbij op een zijspoor werden geplaatst, vond niet in ieders ogen genade. O.m. Sauckel verzette zich tegen een uitbreiding van de vrouwenarbeid. Hij waarschuwde tegen de gevaren van fabrieksarbeid die niet alleen het "ziels- en gemoedsleven", maar ook de "Gebärfähigkeit" (het vermogen om kinderen te baren) zou aantasten. In de visie van Sauckel op de positie van de vrouw in de economie vinden we dezelfde argumenten terug die bijvoorbeeld Maria Baers, de Secretarissen-generaal of de Belgische Kerk aanhaalden om zich te verzetten tegen de inzet van vrouwen in de oorlogsindustrie. Sauckel haalde bakzeil, want de vrouwen werden vrij massaal ingeschakeld in de economie. Dat gold niet enkel voor de Duitse vrouwen, maar ook voor de vrouwen uit de bezette landen. Het ideologische ideaal van de vrouw aan de haard werd opzij geschoven. Er moest veel en snel oorlogsmaterieel geproduceerd worden. In hun verdediging van de verplichte tewerkstelling wezen ze enkel op de oorlogsnoden en het belang van de inzet van vrouwen in de oorlogsproductie.

 

Het ideaal bleef dat de vrouw thuis zou blijven om er zorg te dragen voor de kinderen. De nazi's stonden met dit ideaal echter niet alleen. Het vrouw-aan-de-haard-discours was zeker niet typisch nazistisch, maar werd ook in de andere Westerse landen, en dus ook België, beleden. Ook in België werden in het interbellum maatregelen genomen om de huisarbeid van de vrouw en het moederschap te promoten. Het grote verschil lag in de raciale inhoud (o.m. het voortbrengen van raciaal zuivere kinderen), waarop de nazistische visie was gebaseerd. De raciale dimensie ontbrak in het Belgische beleid naar vrouwen toe. In ieder geval werden de vrouwen niet beschermd door het nazisme, maar veeleer dubbel 'gebruikt'. Enerzijds hadden zij een reproductieve functie voor politieke doeleinden: ze moesten raciaal zuivere kinderen voortbrengen opdat de toekomst van de natie verzekerd zou zijn. Indien zij daartoe niet in staat waren, bestond de kans dat zij werden gesteriliseerd. Anderzijds werden zij 'gebruikt' als arbeidskrachten om de plaatsen van de mannen in de landbouw in te nemen en later in de wapenproductie. De nazi-ideologie vergleed zo naar een als ideaal geprojecteerde situatie, waaraan niet meer werd gewerkt om dit te verwezenlijken. Morele en ideologische overwegingen speelden langs Duitse zijde duidelijk geen grote rol in de hele arbeidsproblematiek. De nazi's wilden liefst zoveel mogelijk mensen, mannen én vrouwen, aan het werk zien. Wanneer de oorlog werd gewonnen, kon er worden teruggegrepen naar het ideologische ideaal.

 

Langs Belgische zijde daarentegen werd er voortdurend gehamerd op de zedelijke en morele gevaren die aan de verplichte tewerkstelling waren verbonden. De Belgische instanties wezen juist op het ideaal van de vrouw aan de haard. In alle protesten van de Secretarissen-generaal, de Kerk, Maria Baers,... werd op dit discours en daarmee op een belangrijke component van de nazi-ideologie ingespeeld. Zij maakten gebruik van de argumenten die tot 1936 door de nazi's werden aangewend om de Duitse vrouwen uit de economie te weren, juist om te protesteren tegen de arbeidsinzet van Belgische arbeidsters. Ik wil hiermee uiteraard niet gezegd hebben dat de Kerk of Maria Baers het nazisme genegen waren, maar wat hun visie op de vrouw en haar plaats in de maatschappij betrof, waren er duidelijke overeenkomsten. Het nazisme was dan ook geen nieuw uitgedachte ideologie, maar greep terug naar de traditionele waarden en levensstijl van voor de industriële revolutie. De Belgische prominenten, met Baers op kop, speelden ook heel tactisch. Men kan er, net als bij de Secretarissen-generaal, een politiek van het minste kwaad in zien. Toen de verplichte tewerkstelling in België werd ingevoerd, protesteerde Baers omdat de Belgische vrouwen sterke familie- en gezinstradities hadden en dat, door de maatregel, die tradities en verbanden op de helling kwamen te staan. Ze vroeg of verplicht tewerkgestelde vrouwen door vrijwilligers mochten vervangen worden. De Duitsers gingen daar niet op in. Baers protesteerde nog heviger bij de uitvaardiging van de verordening van 6 oktober 1942. Nu ijverde ze er evenwel voor om de vrouwen in België in te zetten en niet in Duitsland, ver van hun familie en gezin. Baers was zich er immers van bewust dat de Duitsers de vrouwelijke arbeidsinzet in Duitsland niet zouden opheffen, indien daar niets tegenover stond. Daarom kon ze er zich nu in vinden dat de vrouwen wel in de Belgische industrie werden ingezet. In maart 1943 kwam de Duitse toegeving om de Belgische vrouwen voortaan vrij te stellen van verplichte tewerkstelling in Duitsland. Die toezegging kwam er vooral als poging om het protest en verzet tegen de arbeidsinzet af te zwakken en de rust in België te laten weerkeren. Dat Sauckel zelf niet echt gewonnen was voor arbeidsinzet van vrouwen, was waarschijnlijk mooi meegenomen. Voor de Belgische arbeidsters maakte het evenwel niet uit waarom de Duitsers afzagen van hun deportatie: belangrijker was dat zij in België konden blijven of naar hun land konden terugkeren. Dat vele vrouwen in de Belgische industrie werden ingezet was veel minder controversieel, omdat zij daar bij hun familie konden blijven en niet in een vreemd land zichzelf moesten zien te redden.

 

De verschillende Belgische instanties hebben een belangrijke rol gespeeld in het verkrijgen van vrijstellingen, uitzonderingen en uiteindelijk het stopzetten van de deportatie van Belgische arbeidsters. Vooral de Secretarissen-generaal zijn ver gegaan in hun aanwezigheidspolitiek. De bedoeling om de lasten van de verplichte tewerkstelling te verlichten was zeker aanwezig, maar binnen een kader dat toeliet aanwezig te blijven. Het was immers mogelijk dat ze werden vervangen door collaborateurs of er een Zivilverwaltung werd geïnstalleerd. De vraag is wat de goede houding was. Opstappen en het bestuur overlaten aan de Duitsers? Dat zou de taak van de bezetter aanzienlijk bemoeilijken, maar dit betekende ook dat er geen Belgische politieke instantie meer aanwezig was om de bevolking zoveel mogelijk te behoeden voor een Duitse politiek van repressie en willekeur. De Secretarissen-generaal kozen voor het minste kwaad en bleven aan. Daardoor werd er onrechtstreeks meegewerkt aan Duitse verordeningen, maar boekten zij ook het resultaat dat de verplichte tewerkstelling in België een jaar later werd ingevoerd dan in Nederland en dat de deportatie van vrouwen na enkele maanden werd stopgezet. Misschien is de houding van de Secretarissen-generaal wel het best te typeren als een weinig efficiënt compromis, waarvan de bezetter handig gebruik maakte, maar dat er desalniettemin in geslaagd is de deportaties te vertragen.

 

Het episcopaat is na stil protest pas in de publiciteit getreden met de herderlijke brief van 15 maart 1943, waarin het wegnemen van de kerkklokken en de verplichte tewerkstelling openlijk werden veroordeeld. Dit protest lag aan de basis van een tijdelijke breuk tussen Kerk en bezetter en betekende het einde van de politiek van het minste kwaad, die tot dan ook door het episcopaat was gevolgd. De spanningen tussen beide spelers bleven zich tot het einde van de bezetting opstapelen. Voor velen kwam het protest te laat en leek het vooral het eigenbelang te dienen: de positie van de studenten van seminaries en de katholieke universiteit kwam in het gedrang. Bovendien verscheen de herderlijke brief naar aanleiding van de opvordering van de kerkklokken. Het waren echter vooral de organisaties zoals de KAJ, VKAJ en KAV -met Maria Baers- die, via de oprichting van de Hulp aan Arbeiders in den Vreemde en KAJ- en VKAJ-kernen in Duitsland, belangrijk waren voor de hulp aan verplicht tewerkgestelden en werkweigeraars. De werking van andere organisaties als het SVV lijkt op een zeer laag pitje te hebben gestaan.

 

Ook langs Duitse zijde, bij de Militärverwaltung, werd de arbeidsinzet niet enthousiast onthaald. De Militärverwaltung tenslotte vreesde dat de maatregel de weerstand tegen de bezetter zou verhogen. Daarom drong ze in haar Tätigkeitsberichte bij de Arbeitseinsatz geregeld aan op gematigdheid. Dat die vrees niet onterecht was, bleek uit de toename van verzetsacties na 6 oktober 1942. De situatie bracht de relatief comfortabele positie van de militairen in België in het gedrang. Om Berlijn niet te erg te verontrusten, werd de berichtgeving bijgewerkt. Onder druk van de verzets- en protestacties van de Belgische prominenten deed de Duitse bezetter een grote toegeving door de deportatie van Belgische arbeidsters stop te zetten. Het waren niet zozeer morele of ideologische overwegingen die daarin meespeelden, maar wel het eigenbelang. Als bleek dat de militairen de situatie niet in de hand konden houden, konden zij naar het Oostfront gestuurd worden waar extra-soldaten welkom waren.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende