Vrijen en trouwen te Deinze (1699-1893). Een historisch-demografische studie van het premaritaal gedrag in een kleine stad. (Eva De Wulf) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Hoofdstuk V: Huwelijksleeftijd
5.1 Inleiding
De rechtshistoricus Raoul Van Caenegem wijst ons op de tweeledige betekenis van het huwelijk. ‘Ten eerste is het huwelijk een instelling van het wereldlijk recht, een contract met verstrekkende gevolgen voor de samenleving in het algemeen en de betrokken families en familiefortuinen in het bijzonder, ten tweede is het huwelijk een sacrament, een genademiddel en religieuze band, symbool van de mystieke band tussen Christus en zijn Kerk.’ Het middeleeuwse zuiver consensuele karakter van het huwelijk werd door het Concilie van Trente verlaten (decreet Tametsi van 1563). Deze maatregel werd genomen om het aantal clandestiene huwelijken in te perken. Vanaf dan werden vormvereisten zoals getuigen, openbaarheid, celebratio door een priester geëist.[80]
Het huwelijk was dus door allerlei regels omgeven en zo bestond er ook een algemene concensus over de ideale leeftijd om in de echt te treden. Met andere woorden de ideaal geachte leeftijd om te huwen was en is tot op heden nog sociaal gedefinieerd. Welke huwelijksleeftijd als ideaal werd beschouwd kan enerzijds in de wetten en anderzijds in de plaatselijke gewoonten en gebruiken achterhaald worden. We behandelen eerst de ideale huwelijksleeftijd volgens de wetten en daarna gaan we dieper in op de spreekwoorden omtrent de huwelijksleeftijd.
Gedurende de middeleeuwen en de nieuwe tijden ontwikkelden er zich allerlei bewegingen, die geleidelijk aan de invloed van de Kerk in huwelijksmateries poogden te verminderen. De aanzet werd gegeven in de Nederlanden sedert de Middeleeuwen met stedelijke ordonnanties, die met burgerlijke en strafrechtelijke maatregelen dreigden tegen wie zich aan ontvoering schuldig maakte, d.i. een huwelijk zonder ouderlijke toestemming. Deze evolutie zette zich voort en in 1540 ordonneerde Keizer Karel, dat een man die onder de 25 of een vrouw die onder de 20 jaar in het huwelijk trad zonder vaderlijke toestemming alle voordelen verloor die de langstlevende echtgenoot normaliter toekwamen[81]. Dit waren slechts bescheiden pogingen om het huwelijk buiten de religieuze sfeer te plaatsen.
Het is echter wachten tot in de 18de eeuw alvorens er concrete plannen gemaakt werden. Jozef II poogde in de Oostenrijkse Nederlanden door het edict van 28 september 1784 elke bevoegdheid inzake huwelijk aan de kerkelijke rechtbanken te onttrekken. Hij beschouwde het huwelijk immers als een burgerlijk contract zonder enig verband met de kerkelijke canones. De eigenlijke doorbraak kwam er met de Code Cicil van 1804. Hierin stond vermeld dat de ouderlijke toestemming vereist was voor jongens beneden de 25 en meisjes beneden de 21 jaar. Voor oudere zonen en dochters bestond de procedure van de acte respectueux. Voor de Code civil was het huwelijk een plechtige en burgerlijke handeling en was het de ambtenaar van de burgerlijke stand die de echtgenoten in naam van de wet tot man en vrouw verklaarde. Velen kozen echter nog voor een kerkelijk huwelijk, maar dat moest dan wel plaatsvinden nadat de verplichte wereldlijke vorm, die alleen gevolgen in rechte had, eraan was voorafgegaan[82].
Nadat we de ideale huwelijksleeftijd hebben achterhaald uit de letter van de wet, bekijken we nu eens de spreekwoorden omtrent het thema. Het nog frequent gebruikte spreekwoord is ‘een oude bok lust nog wel een groen blaadje’. Dit spreekwoord verwijst naar het grote leeftijdsverschil tussen de beide geslachten, een zeer oude man die met een jong meisje in het huwelijk trad. Dit soort huwelijken kwam vooral voor in periodes van economische crisis. Op het platteland was er geen plaats voor jonge, ongehuwde vrouwen. Hun toekomstperspectieven waren beperkt ofwel traden ze in het huwelijk ofwel trokken ze naar de nabijgelegen stedelijke centra, waar ze werk vonden als dienstmeid. Bijgevolg lieten de meisjes zich gemakkelijk tot een huwelijk verleiden zelfs met een man die dubbel zo oud was[83]. De mannen waren dus de sterke pion op de huwelijksmarkt, omdat hun spierkracht goed kon gebruikt worden op het platteland. M. Segalen formuleerde het als volgt Het is de man die de vrouw maakt, hij zorgt voor een sociale integratie, hij is het die haar als sociaal en cultureel wezen een reden van bestaan geeft … ongehuwd is de vrouw niets anders dan de meid van haar getrouwde broers of zusters. Slechts door het huwelijk wordt ze echt volwassen en als zelfstandig wezen door de maatschappij aanvaard.[84]
Een ander veel voorkomend spreekwoord was ‘Gelijk goed, gelijk bloed, gelijke jaren zijn de beste paren’. Ook in dit geval vond men dat een geslaagd huwelijk slechts kon tussen personen uit dezelfde leeftijdsgroep en bij voorkeur uit dezelfde sociale klasse. Al de personen, die afweken van de geldende normen werden niet getolereerd en bekritiseerd via zegswijzen. De analyse van spreekwoorden bood ons een overzicht van de heersende volksmentaliteit omtrent de ideale huwelijksleeftijd. Men was ervan overtuigd dat een huwelijk de meeste slaagkansen had tussen partners uit dezelfde leeftijdsgroep.
Uit andere spreekwoorden kan men onder meer volgende normen destilleren. Een oudere vrouw had weinig kansen op de huwelijksmarkt en een huwelijk tussen een oudere heer en een jong meisje werd als opportunistisch beschouwd. Meestal kwamen de commentaren van de burgerij, die uithaalden naar de volksklassen over ‘ongepast gedrag’. Het debat over zedelijke problemen werd gevoerd in kader van de malthusiaanse opvattingen over de relatie van de bevolkingsgroei en armoede. De levenswijze van de paupers, met name hun onberaden huwelijken en overdadige voortplanting. Zij waren immers de oorzaak van de bevolkingsgroei en armoede[85].
Hetgeen de historische demografen vooral interesseert is de huwelijksleeftijd van de vrouwen. In een maatschappij waarbinnen men aan natuurlijke geboortebeperking deed, speelde de huwelijksleeftijd van de vrouw een cruciale rol in het bepalen van de gezinsgrootte. Pierre Chaunu citeerde het als volgt ‘le retardement du mariage est la véritable arme contraceptive de l’Europe classique’[86]
Een meisje dat huwde op een leeftijd van 20 jaar had meer kans om een groter gezin te stichten in vergelijking met een vrouw van 35 jaar. Daarom werd er veel belang gehecht aan het ‘europees huwelijkspatroon’ geformuleerd door J. Hajnal. De late leeftijd waarop een vrouw huwde, karakteriseerde dit huwelijkspatroon. Het huwelijkspatroon van J. Hajnal vinden we terug sinds het midden van de 16de eeuw en het hangt nauw samen met de economische omstandigheden. Een jongeling trad slechts in het huwelijk als hij in zijn eigen onderhoud kon voorzien. In een plattelandsmaatschappij is dit concreet bij het erven van de boerderij na het overlijden van het gezinshoofd.[87]
5.2 Hoe Europees was het Europees huwelijkspatroon van J. Hajnal?
In de eerste instantie moeten we het ‘Europees huwelijkspatroon’ geformuleerd door J.Hajnal nader toelichten. J.Hajnal wijst in zijn artikel ‘European Marriage Patterns in perspective’ op ‘the uniqueness of the European pattern’. De historicus formuleerde het als volgt: ‘The marriage pattern of most of Europe as it existed at least two centuries up to 1940 was, so far as we can tell, unique in the world. There is no known example of a population of non-European civilization which has had a similar pattern’.[88] Dit huwelijkspatroon hield dus naast een hoge huwelijksleeftijd een groot aantal celibatairen in. Ook de buurlanden van België kenden een zelfde huwelijkspatroon zoals uit het onderzoek voor Nederland door F. Van Poppel[89] en voor Frankrijk door F.Lebrun[90] is gebleken.
Het huwelijkspatroon in Engeland week echter af van de algemeen geldende norm. De gemiddelde huwelijksleeftijd voor mannen lag rond de 25,5 jaar en rond de 24 jaar voor vrouwen in de periode 1846-48. Als men deze huwelijksleeftijden vergelijkt met deze van bijvoorbeeld Vlaanderen met een gemiddelde huwelijksleeftijd van 28,9 jaar voor vrouwen, dan valt deze discrepantie duidelijk op[91]. Dit verschil werd grotendeels verklaard door de take-off van de industriële revolutie in Engeland in de 18de eeuw. Engeland beschikte over de geschikte troeven om als eerste land te industrialiseren. In de 17de en de 18de eeuw werd de landbouw in Engeland één van de productiefste van Europa. De reden hiervoor waren de progressieve landeigenaars, die rond 1700 al ¾ van het land bezaten en investeerden in landbouwinnovaties. De genaamde ‘enclosure-beweging’ deed de landbouwproductiviteit per persoon toenemen, waardoor een kleiner aantal mensen actief moesten zijn in de primaire sector. Door de lage huwelijksleeftijd steeg de bevolking en dit bevolkingsoverschot kon worden ingezet in de secundaire sector.[92]
Hoe was de situatie in de rest van Europa?
In Journal of Family history van 1991 werd het huwelijkspatroon van J. Hajnal geherformuleerd. Het huwelijkspatroon van J. Hajnal was enkel van toepassing in Noordwest-Europa en er was een duidelijke breuklijn waar te nemen met het Zuiden. Volgens P.Laslett verschilde de organisatie van het huishouden, de gezinsgrootte en het tijdstip van de huwelijkssluiting tussen Noordwest-Europa en de gebieden aan de Middellandse zee. In het noorden was het conjugale gezin dominant, met andere woorden er ontstond een nieuw gezin na een huwelijk. In het zuiden vond men vooral samengestelde gezinnen. Ook het leeftijdsverschil was groter tussen beide geslachten in het zuiden, mannen trouwden zoals in het Noordwest-Europa vrij laat terwijl de gemiddelde huwelijksleeftijd van de vrouwen redelijk laag was, ongeveer 25 jaar. Het aantal celibatairen was vrij laag in Zuid-Europa in tegenstelling tot het noorden.[93]
Hoe was het gesteld met het huwelijkspatroon in de steden van Noordwest-Europa in de 19de eeuw. Het Europese huwelijkspatroon was niet alleen een bevolkingsrem maar ook een uitdrukking van een mentaliteit. De bevolkingsgroei werd daarnaast ook onder controle gehouden door de opkomende conceptiemiddelen, de proto-industrialisatie en de migratiestroom van proto-industriële zones. En bovenal de onafscheidelijke band tussen het huwelijk en de eigendom, tussen het huwelijk en de regionale endogamie die nog steeds wijd verspreid was in de Europese cultuur. In de stad werd de huwelijksleeftijd vrij hoog gehouden mede dankzij de gilden. Het gildenbestuur drong erop aan dat hun leden zolang mogelijk vrijgezel bleven althans tot nadat ze hun opleiding beëindigd hadden. De gildenreglementen weerspiegelden een belangrijke mentaliteit over de juiste leeftijd om in het huwelijk te treden en noties over de jeugd en volwassendom.[94]
5.3 Vergelijkingsmateriaal over de gemiddelde huwelijksleeftijd uit Eeklo en Affligem
5.3.1 De gemiddelde huwelijksleeftijd te Eeklo
Tabel V 1: De gemiddelde huwelijksleeftijd bij eerste huwelijken te Eeklo
Jaar |
Vrouwen |
Mannen |
1807 |
28,44 |
32,41 |
1808 |
27,41 |
31,9 |
1819 |
27,48 |
31,19 |
1820 |
27,29 |
29,41 |
1831 |
26,77 |
31,59 |
1832 |
28,69 |
32,86 |
1843 |
28,91 |
32,13 |
1844 |
27,83 |
30,91 |
1855 |
29,79 |
32,73 |
1856 |
28,75 |
32,46 |
1867 |
29,33 |
33,81 |
1868 |
29,77 |
33,53 |
1879 |
27,4 |
29,54 |
1880 |
26,4 |
30,31 |
1891 |
24,47 |
28,47 |
1892 |
26,63 |
28,58 |
Als we resultaten bekijken voor Eeklo, kunnen we de volgende karakteristieken afleiden[95]. Gedurende de ganse 19de eeuw lagen de huwelijksleeftijden voor zowel de mannen als voor de vrouwen vrij hoog. We kunnen bijgevolg besluiten dat het restrictief huwelijkspatroon zich in Eeklo duidelijk heeft gemanifesteerd. Men noemt het ook wel het Malthusiaans restrictief huwelijkspatroon, dat men kan meten aan de hand van de huwelijksleeftijd. Om de armoede te bestrijden was het noodzakelijk om de bevolkingsgroei af te remmen via een uitgesproken huwelijkspolitiek. Als men op latere leeftijd in het huwelijk trad, beperkte men de vruchtbaarheidsperiode van de vrouw, zodoende dat er per gezin minder kinderen geboren werden. Een tweede opmerkelijk gevolg van het huwelijkspatroon was het uitstellen van het huwelijk, het aantal celibatairen was vrij groot: Ongeveer 1/3 was niet getrouwd in de periode 1750-1850 in Vlaanderen.[96]
De cijfers voor Eeklo zijn de volgende: de gemiddelde huwelijksleeftijd bij het eerste huwelijk voor de mannen tijdens de 19de eeuw bedroeg 31,36 jaar en voor de vrouwen 27,9 jaar. De hoogste waarden vindt men terug in de periode 1832-1868, dit was de periode van de landbouw-en linnencrisis. Vooral in de jaren vijftig was de huwelijksleeftijd voor beide geslachten vrij hoog. Als men hier een vergelijking maakt met de cijfers voor Vlaanderen tijdens deze periode, valt er ook een piek op rond de jaren vijftig, namelijk 29,7 jaar voor de vrouwen. Vanaf het laatste kwart van de 19de eeuw is er een algemene daling van de huwelijksleeftijd dankzij de opkomende industrialisatie. Jongeren konden sneller in het huwelijksbootje treden omdat hun hoofdactiviteit niet meer te situeren viel in de primaire sector. In Eeklo valt een eerder lichte daling van de huwelijksleeftijd op te merken.
5.3.2 De gemiddelde huwelijksleeftijd te Affligem
Tabel V 2: De gemiddelde huwelijksleeftijd te Affligem
Jaar |
Vrouwen |
Mannen |
1830-31 |
28,42 |
32,59 |
1840-41 |
27,57 |
24,9 |
1850-51 |
29,44 |
31,4 |
1860-61 |
28,93 |
31,69 |
1870-71 |
29,49 |
30,91 |
1880-81 |
25,9 |
31,25 |
1890-91 |
25,56 |
29,16 |
Ook in Affligem komt het restrictief huwelijkspatroon voor[97]. De theorie van J. Hajnal wordt ook in Vlaams-Brabant bevestigd. In West-Europa vond men in de scharniereeuw 1750-1850 een restrictief huwelijkspatroon terug, waardoor op een onrechtstreekse manier het nataliteitscijfer daalde en een groot aantal personen ongehuwd bleven. In de periode 1830-1881 was de gemiddelde leeftijd in Affligem voor de mannen 28, 29 jaar en voor de vrouwen 30,46 jaar.
De auteur stelt eerst vast dat er weinig gegevens voorkomen voor de mannen in 1841 en schrijft de plotse daling van de mannen daar aan toe. Ze zoekt nog een andere verklaring aan de hand van de generatiebenadering gestipuleerd door F. Van Poppel. ‘de theoretische veronderstelling achter deze generatiebenadering is, dat iedere geboortegeneratie waarvan het individu deel uitmaakt een eigen geschiedenis heeft, een geschiedenis die meer of min onafhankelijk is van de periode waarin die generatie leeft’ Volgens deze benadering zou een daling van de huwelijksleeftijd in de eerste generatie een stijging in de volgende generatie tot gevolg hebben en omgekeerd. Zij kiest voor de combinatie van de beide.[98]
Pas tegen het einde van de 19de eeuw, met de verdere afbouw van de tewerkstelling in de landbouw en de definitieve doorbraak van de industriële maatschappij, vervielen de remmen op de huwelijkssluiting. De gemiddelde huwelijksleeftijd daalde dan ook.
5.4 De gemiddelde huwelijksleeftijd in Deinze
Tabel V 3: Gemiddelde huwelijksleeftijd bij het eerste huwelijk te Deinze
Jaar |
Vrouwen |
Mannen |
|
|
|
1807 |
25,93 |
28,80 |
1808 |
25,65 |
27,91 |
1819 |
25,64 |
28,45 |
1820 |
25,50 |
28,06 |
1831 |
26,15 |
28,35 |
1832 |
26,69 |
28,92 |
1843 |
27,00 |
30,71 |
1844 |
29,92 |
31,17 |
1855 |
26,67 |
29,50 |
1856 |
25,67 |
29,00 |
1867 |
25,82 |
28,29 |
1868 |
25,62 |
30,00 |
1879 |
28,55 |
31,25 |
1880 |
24,78 |
28,96 |
1891 |
25,90 |
28,45 |
1892 |
26,67 |
28,17 |
Nadat we over voldoende vergelijkingsmateriaal beschikken, kunnen we de resultaten voor Deinze onder de loep nemen. Het negentiende eeuwse Deinze kunnen we gemakkelijk in drie periodes opsplitsen. De eerste helft van de 19de eeuw werd gekenmerkt door een lagere huwelijksleeftijd voor vrouwen dan bijvoorbeeld in Eeklo meer specifiek en Vlaanderen in het algemeen. De gemiddelde huwelijksleeftijd voor vrouwen in Eeklo bedroeg in de eerste helft van de 19de eeuw 27,69 jaar, in Vlaanderen is dit 27,55 in dezelfde periode. De gemiddelde huwelijksleeftijd voor vrouwen in Deinze bedroeg in dezelfde periode 25,93 jaar.
Een mogelijke verklaring zou de theorie van F. Mendels kunnen zijn. Volgens F. Mendels zouden de extra inkomsten uit de proto-industrie naast de landbouw een verlaging van de huwelijksleeftijd meebrengen. We laten hem eventjes aan het woord: ‘the gradual emergence of cottage industry staffed by an impoverished labor force partially employed in agriculture brought on a steady decline in ages at marriage and growth in population’.[99] Lage huwelijksleeftijden werden dus geassocieerd met slechte economische omstandigheden. C.Vandenbroeke nuanceerde dit standpunt slechts de begin-en eindperiode van de proto-industriële fase werd gekenmerkt door verarming, in de middenfase was er zelfs sprake van een relatieve welstand.[100] De proto-industriële fase had hier te lande geen positieve invloed op het huwelijkspatroon. De huwelijksleeftijd steeg in plaats van te dalen. Één van de hevigste voorstanders van de ‘proletarization hypothesis’ H. Medick herziet zijn theorie en schrijft in 1997: ‘Es fällt besonders auf, dass auch in der Hochphase der gewerblich proto-industriellen Entwicklung…keineswegs eine Tendenz zur Senkung der Heiratsalters festzustellen ist.[101]
De gemiddelde huwelijksleeftijd van de vrouwen gedurende de eerste helft van de 19de was lager omdat het vooral spinsters waren. Als men de huwelijksleeftijd van de vrouwen koppelt aan de beroepsklassen, ziet men duidelijk dat de spinsters gemiddeld het vroegst in het huwelijk traden, namelijk rond hun zesentwintigste levensjaar.
De tweede periode vangt aan in het midden van de negentiende eeuw. In Deinze valt de verstrakking van de huwelijksleeftijd op. De gemiddelde huwelijksleeftijd bedroeg dan 26,78 jaar. In Eeklo en in Vlaanderen komen de hoogste waarden in de jaren vijftig voor, namelijk een huwelijksleeftijd van 29,7 jaar voor de vrouwen. In een crisisperiode ging men het huwelijk uitstellen tot betere tijden. Het verloop van de huwelijkssluiting was zeer gevoelig aan bepaalde crissisen. Als de crisisperiode werd voorafgegaan door een periode van laagconjunctuur waarbij het aantal huwelijken reeds laag was, werd dit laag gemiddelde echter niet aangehouden. Het aantal huwelijken begon al toe te nemen ook al was het aantal overlijdens nog hoog.
A. Armengaud stelde het volgende daaromtrent vast: ‘Il est clair que les circonstances en période de famine ou d’épidémie étaient peu favorables à la célébration des unions : toute la vie sociale et familiale se trouvait perturbée par la faim, le chômage, la maladie, le départ de ceux qui allaient chercher au loin du travail ou mendier du pain.’[102] Het huwelijk werd dus uitgesteld en sommige verloofden trouwden niet meer omdat één van de partners omgekomen was tijdens de crisis. In deze periode kwamen daarom meer onwettigen voor; parallel hiermee daalde het aantal prenuptialen. De anticiperende oplossingen zoals het verhaasten van het huwelijk bij zwangerschap was immers niet meer haalbaar tijdens contractiefasen en meer nog tijdens bruuske crisissituaties[103].
De derde periode vangt aan vanaf het einde van de jaren zeventig. Opvallend hoge waarden vinden we terug in het jaar 1879, namelijk een gemiddelde leeftijd van 28,55 jaar voor vrouwen en 31,25 jaar voor mannen. Het daaropvolgende jaar gemiddeld 24,78 voor vrouwen en 28,96 jaar voor de mannen.
Vooral de grote gaap, ongeveer vier jaar, die voorkwam tussen de vrouwen in de beide jaren was uitzonderlijk. We zouden hier de generatiebenadering gestipuleerd door F. Van Poppel kunnen gebruiken. Volgens deze benadering zou een daling van de huwelijksleeftijd in de eerste generatie een stijging in de volgende generatie tot gevolg hebben en omgekeerd[104]. Het lijkt echter logischer om het verschil tussen de huwelijksleeftijden toe te schrijven aan het opduiken van de eerste fabrieken in Deinze. In de loop van de jaren tachtig kwamen er zich in Deinze een zijdeweverij en sectorafhankelijke bedrijven vestigen. De vrouwen werden in deze sector ingeschakeld, waardoor ze vroeger in het huwelijk traden dan voorheen. De industrialisatie van Deinze bracht met andere woorden een daling van de huwelijksleeftijd met zich mee. Het restrictief huwelijkspatroon werd vervangen door een intensief. Het tijdstip van het huwelijk was niet langer afhankelijk van de eigendomsverwerving.
5.5 Gemiddelde huwelijksleeftijd per beroepsklasse
Nadat we een algemeen overzicht hebben gegeven van de gemiddelde huwelijksleeftijd in Deinze gedurende de 19de eeuw, bekijken we de huwelijksleeftijd per beroepsklasse. We hebben de negentiende eeuw opgedeeld in drie periodes. Het was statistisch niet verantwoord om elk jaar afzonderlijk te bespreken wegens te weinig cijfers. Daarnaast hebben we ook rekening gehouden met het typisch restrictief huwelijkspatroon. In de eerste periode (1807-1832) was de huwelijksleeftijd vrij hoog maar bereikte ze nog niet de hoogste waarden. In de tweede periode (1843-1868) zitten we volop in de crisis van het midden van de negentiende eeuw. Hier werden de hoogste toppen bereikt. In de laatste periode (1879-1892) tenslotte kan men een daling van de huwelijksleeftijd waarnemen.
We gaan eerst onze tabellen toelichten. We maakten per beroepsgroep een onderverdeling in deze drie bovenstaande periodes. In de tweede kolom gaven we de gemiddelde huwelijksleeftijd weer, met daarnaast tussen haakjes over hoeveel personen het werkelijk gaat. In het geval waar er slechts drie personen voorkwamen, schreven we onbetrouwbaar omdat dit niet een algemene huwelijksleeftijd is voor deze specifieke klasse. We hebben eerst de mannen besproken en daarna pas de vrouwen aangezien de twee seksen een verschillende beroepsstructuur hebben.
5.5.1 De gemiddelde huwelijksleeftijd van de mannen per beroepsklasse
Beroepsklassen |
Gemiddelde leeftijd |
Klasse I 1 |
|
Periode 1807-1832 |
32,13 (11) |
Periode 1843-1868 |
33,42 (11) |
Periode 1879-1892 |
32,48 (9) |
Klasse I 2 |
|
Periode 1807-1832 |
28,48 (30) |
Periode 1843-1868 |
30,68 (21) |
Periode 1879-1892 |
29,23 (18) |
Klasse I 3 |
|
Periode 1807-1832 |
33,75 (4) |
Periode 1843-1868 |
33,48 (10) |
Periode 1879-1892 |
32,13 (10) |
Klasse I 4 |
|
Periode 1807-1832 |
36,00 (2) onbetrouwbaar |
Periode 1843-1868 |
32,67 (4) |
Periode 1879-1892 |
28,63 (5) |
Klasse II 1 |
|
Periode 1807-1832 |
29,46 (7) |
Periode 1843-1868 |
30,17 (9) |
Periode 1879-1892 |
28,17 (4) |
Klasse II 2 |
|
Periode 1807-1832 |
26,66 (13) |
Periode 1843-1868 |
29,83 (16) |
Periode 1879-1892 |
30,67 (13) |
Klasse II 3.1 |
|
Periode 1807-1832 |
Onbepaald |
Periode 1843-1868 |
30,63 (9) |
Periode 1879-1892 |
27,90 (11) |
Klasse II 3.2 |
|
Periode 1807-1832 |
25,17 (5) |
Periode 1843-1868 |
28,50 (5) |
Periode 1879-1892 |
27,44 (19) |
Klasse II 3.3 |
|
Periode 1807-1832 |
33,63 (5) |
Periode 1843-1868 |
27,33 (8) |
Periode 1879-1892 |
26,89 (9) |
Klasse II 3.4 |
|
Periode 1807-1832 |
28,40 (8) |
Periode 1843-1868 |
27,50 (2) onbetrouwbaar |
Periode 1879-1892 |
31,42 (7) |
Klasse III |
|
Periode 1807-1832 |
25,57 (10) |
Periode 1843-1868 |
27,00 (6) |
Periode 1879-1892 |
45,00 (1) onbetrouwbaar |
Bepreking resultaten in de eerste periode, 1807-1832
Het leeuwendeel van de mannelijke bevolking in deze periode was tewerkgesteld als zelfstandige ambachtsman. De gemiddelde huwelijksleeftijd was vrij hoog doordat de jonge ambachtslieden eerst hun vak moesten aanleren alvorens ze in het huwelijk mochten treden. De hoogste huwelijksleeftijd vindt men terug bij de vrije beroepen, maar aangezien het slechts 2 personen omvat is dit cijfer niet representatief. Zelfstandige landbouwers gaan pas in het huwelijk treden wanneer ze op eigen benen konden staan.
Het vroegst trad men in het huwelijk als werkman of als dienstknecht. Een logische verklaring is dat beiden niet moeten wachten op materiële bezitsverwerving. Dienstknecht was een beroep dat men uitoefende tot het huwelijk en daarna ging men een ander beroep kiezen. Ook de klasse van de niet-productieven had een lage, gemiddelde huwelijksleeftijd.
Bespreking resultaten in de tweede periode 1843-1868
Ook hier nemen de mannelijke ambachtslieden de grootste brok voor hun rekening. In deze periode waar het restrictief huwelijkspatroon vrij strak nageleefd werd, liggen bijna alle leeftijden bij de verschillende groepen hoger dan in de vorige periode. Alweer werden de hoogste waarden teruggevonden bij de handelaars, de zelfstandige boeren en de vrije beroepen. Het vroegst trad men in het huwelijk als wever in loondienst en werkman. Het dienstpersoneel en de dagloners trouwden ook vrij laat. De landbouwcrisis van het midden van de negentiende rol speelt hierbij een belangrijke rol. In periode van crisis gaat men het huwelijk langer uitstellen.
Bespreking resultaten in de periode 1879-1892
De grootste groep was die van de fabrieksarbeiders en de werkmannen; de huwelijksleeftijd lag er ook vrij laag namelijk 27,4 jaar. Andere lage waarde vond men terug bij de gasten van zelfstandige ambachtslieden en de wervers in loondienst. De hoogste waarden vonden we traditiegetrouw terug bij de zelfstandige landbouwers, handelaars en de bedienden.
Besluit
Als we de periode overschouwen stapte men zeer laat in het huwelijksbootje als handelaar, zelfstandige landbouwer en als beoefenaar van een vrij beroep. De belangrijkste beroepsklasse in Deinze, namelijk de ambachtslieden, hadden een huwelijksleeftijd die schommelde rond de dertig jaar. De dagloners traden in de tweede helft van de negentiende eeuw later in het huwelijksbootje; dit hing samen met het feit dat zij hetzelfde doel nastreefden als de landbouwers, namelijk een stukje grond in eigendom verwerven.
In de ganse periode zijn de fabrieksarbeiders en werkmannen het vroegst in het huwelijk getreden, zij waren niet afhankelijk van het erven van een stuk grond alvorens zij konden huwen. Ook de wevers in loondienst trouwden vrij vroeg in de tweede helft van de negentiende eeuw. De breuk met de eerste helft valt te verklaren doordat het weven toen vooral een bijverdienste was. Terwijl de wevers in de tweede helft van de 19de eeuw met het oprichten van zijdeweverijen, niet meer van de landbouwactiviteit afhankelijk waren.
5.5.2 De gemiddelde huwelijksleeftijd van de vrouwen per beroepsklasse
Beroepsklassen |
Gemiddelde leeftijd |
Klasse I.1 |
|
Periode 1807-1832 |
26,63 (5) |
Periode 1843-1868 |
31,08 (9) |
Periode 1879-1892 |
32,84 (8) |
Klasse I.2 |
|
Periode 1807-1832 |
Onbepaald |
Periode 1843-1868 |
26,5 (2) onbetrouwbaar |
Periode 1879-1892 |
29,46 (10) |
Klasse I.3 |
|
Periode 1807-1832 |
29,67 (3) onbetrouwbaar |
Periode 1843-1868 |
40,67 (3) onbetrouwbaar |
Periode 1879-1892 |
27,00 (2) onbetrouwbaar |
Klasse I.4 |
|
Periode 1807-1832 |
22,00 (1) onbetrouwbaar |
Periode 1843-1868 |
Onbepaald |
Periode 1879-1892 |
25,50 (2) onbetrouwbaar |
Klasse II.1 |
|
Periode 1807-1832 |
26,35 (15) |
Periode 1843-1868 |
30,48 (24) |
Periode 1879-1892 |
27,57 (17) |
Klasse II.2 |
|
Periode 1807-1832 |
28,00 (10) |
Periode 1843-1868 |
24,56 (14) |
Periode 1879-1892 |
25,73 (16) |
Klasse II.3.1 |
|
Periode 1807-1832 |
Onbepaald |
Periode 1843-1868 |
Onbepaald |
Periode 1879-1892 |
23,58 (21) |
Klasse II 3.2 |
|
Periode 1807-1832 |
26,06 (20) |
Periode 1843-1868 |
28,23 (28) |
Periode 1879-1892 |
24,38 (5) |
Klasse III |
|
Periode 1807-1832 |
28,85 (12) |
Periode 1843-1868 |
27,14 (11) |
Periode 1879-1892 |
27,46 (22) |
Klasse IV |
|
Periode 1807-1832 |
25,64 (28) |
Periode 1843-1868 |
26,65 (12) |
Periode 1879-1892 |
27,00 (2) onbetrouwbaar |
Bespreking resultaten in de periode 1807-1832
Het grootste deel van de vrouwen had tijdens deze periode geen beroepsvermelding. Zoals eerder vermeld is dit te wijten aan de gebrekkige administratie gedurende de Franse en Hollandse periode en tijdens de beginjaren van de Belgische staat. Een tweede belangrijke groep waren de spinsters. Bij deze beroepsklasse lag de huwelijksleeftijd vrij laag, gemiddeld 26,06 jaar. Ook het dienstpersoneel nam een belangrijk deel voor haar rekening. Ook hier vinden we een relatief lage huwelijksleeftijd terug. De hoogste waarden vinden we terug bij de dagloonsters; hun gemiddelde huwelijksleeftijd bedroeg 28 jaar.
Bespreking resultaten in de periode 1843-1868
Dit was de periode bij uitstek van het strakke restrictief huwelijkspatroon. Ook ditmaal namen de spinsters en dienstmeiden het grootste deel van de actieve vrouwenbevolking voor hun rekening. Zowel de spinsters als de dienstmeiden kenden een verhoging van de huwelijksleeftijd, respectievelijk een toename van ± 2 jaar en bij de dienstmeiden een toename van ± 4 jaar. In deze periode trouwden de dagloonsters het vroegst, terwijl de zelfstandige landbouwers zeer laat in het huwelijk traden.
Bespreking resultaten in de periode 1879-1892
Deze periode kenmerkte zich door een versoepeling van het huwelijkspatroon dankzij de doorbraak van de eerste fabrieken in Deinze. De op één na grootste groep werd gevormd door de fabrieksarbeidsters. Zij trouwden het vroegst, namelijk op een gemiddelde leeftijd van 23,58 jaar. Als men deze huwelijksleeftijd vergelijkt met deze van de zelfstandige landbouwsters, namelijk 32,84 jaar kwamen we tot volgend besluit. Landbouwsters moesten langer wachten om te trouwen omdat ze meestal met een landbouwer huwden. De landbouwersklasse trouwde zeer groepsgebonden en landbouwers traden pas in het huwelijk na het verkrijgen van een stuk grond in eigendom. Fabrieksarbeiders trouwden meestal ook groepsgebonden en hoefden niet te wachten tot hun echtgenoot erfde. De vrouwelijke ambachtslieden en de dienstmeiden waren ook vrij late trouwers respectievelijk op gemiddeld 29,46 jaar en 27,57 jaar.
Besluit
Als we de volledige negentiende eeuw bekijken, merken we op dat de huwelijksleeftijd vrij hoog was. Weliswaar kende men een verstrakking van het restrictief huwelijkspatroon gedurende de periode 1843-1869. Tijdens de eerste helft van de negentiende eeuw moesten we rekening houden met de gebrekkige registratie van de vrouwenberoepen die een belangrijke portie innamen in het totaalcijfer. Er waren in de eerste helft vooral veel spinsters die relatief op late leeftijd huwden. De tweede helft van de negentiende eeuw werd dan weer gekenmerkt door een betere registratie van de vrouwenberoepen. Het aantal spinsters nam af ten voordele van opkomende arbeidsters, vrouwelijke ambachtslieden en zelfstandige landbouwsters. De fabrieksarbeidsters trouwden het vroegst. We kunnen algemeen stellen dat vanaf de jaren tachtig van de negentiende eeuw een algemene daling van de huwelijksleeftijd voorkwam en dit in alle beroepssectoren.
5.6 Leeftijdsverschil tussen de partners
Het leeftijdsverschil tussen de partners onderling mocht in de negentiende eeuw niet te groot zijn. In de zegswijzen werden te oude mannen, die huwden met een jong meisje, gehekeld. De beste huwelijken werden volgens de volksspreuken gesloten tussen partners uit dezelfde leeftijdsklasse. De zegswijzen ‘Gelijk goed, gelijk bloed, gelijke jaren zijn de beste paren’ en ‘Jong en oud is heet bij koud’ formuleerden bondig wat de heersende mentaliteit voorschreef[105]. In 65,9% van de huwelijken was de man ouder dan de vrouw. Het waren dus vooral huwelijken tussen oudere mannen en jonge vrouwen. Het leeftijdsverschil tussen beide partners was echter niet zo groot, gemiddeld 5 à 10 jaar.
Tabel V 4: Gemiddeld leeftijdsverschil tussen de partners, Deinze, 1807-1892
Jaar |
L M> L Vr |
% L M> L Vr |
L M < L Vr |
% L M< L Vr |
L M = L Vr |
1807 |
10 |
62,5 |
5 |
31,25 |
1 |
1808 |
6 |
50,0 |
4 |
33,33 |
2 |
1819 |
9 |
75,5 |
2 |
16,67 |
1 |
1820 |
12 |
70,59 |
4 |
23,53 |
1 |
1831 |
12 |
48,00 |
12 |
48,00 |
1 |
1832 |
10 |
76,92 |
3 |
23,08 |
0 |
1843 |
12 |
63,16 |
4 |
21,05 |
3 |
1844 |
8 |
66,67 |
4 |
33,33 |
0 |
1855 |
10 |
47,62 |
9 |
42,86 |
2 |
1856 |
11 |
64,71 |
6 |
35,29 |
0 |
1867 |
12 |
70,59 |
4 |
23,53 |
1 |
1868 |
10 |
71,43 |
3 |
21,43 |
1 |
1879 |
18 |
81,82 |
2 |
9,09 |
2 |
1880 |
20 |
86,96 |
3 |
13,04 |
0 |
1891 |
19 |
61,29 |
7 |
22,58 |
5 |
1892 |
17 |
56,67 |
10 |
33,33 |
3 |
5.7 Het leeftijdsverschil tussen partners naargelang het beroep
Hoe werd het ideaal, van geen te grote leeftijdsverschillen tussen de partners, nageleefd in de verschillende beroepsklassen? In de onderstaande tabel hebben we de mannen opgedeeld volgens de beroepsklassen. Verticaal hebben we de leeftijd van de vrouwen opgesplitst in verschillende categorieën, eerst de vrouwen jonger dan de man, dezelfde leeftijd en vervolgens de vrouwen ouder dan de echtgenoot.
Tabel V 5: Het leeftijdsverschil tussen de partners naargelang beroep, Deinze, 1807-1892
Jaar |
I 1 |
I 2 |
I 3 |
I 4 |
II 1 |
II 2 |
II 3.1 |
II 3.2 |
II 3.3 |
II 3.4 |
III |
< 15jr |
1,00 |
0,66 |
1,00 |
0,33 |
|
1,00 |
|
0,66 |
0,33 |
|
0,33 |
<10-14 |
0,66 |
1,33 |
1,00 |
|
0,33 |
0,33 |
1,33 |
0,66 |
1,00 |
1,66 |
0,33 |
<5-9 |
1,99 |
3,65 |
2,33 |
|
1,33 |
3,65 |
1,00 |
1,66 |
2,33 |
0,66 |
0,66 |
<1-4 |
3,99 |
8,31 |
2,33 |
1,33 |
1,33 |
4,32 |
1,99 |
3,32 |
2,33 |
1,00 |
1,99 |
= |
1,00 |
2,33 |
0,66 |
|
|
0,66 |
0,33 |
0,66 |
0,33 |
1,33 |
0,66 |
>1-4 |
1,33 |
4,32 |
0,33 |
1,33 |
1,33 |
2,33 |
1,00 |
1,99 |
1,33 |
|
0,66 |
>5-9 |
0,66 |
1,66 |
0,33 |
0,33 |
1,00 |
0,66 |
0,33 |
0,33 |
0,33 |
0,33 |
1,00 |
>10-14 |
|
0,66 |
|
0,66 |
0,33 |
|
|
0,33 |
|
0,33 |
|
>15 jr |
|
|
|
|
0,66 |
0,33 |
0,33 |
|
|
|
|
Alle beroepsklassen trouwden bij voorkeur met iemand uit dezelfde leeftijdsklasse. De meeste huwelijken kwamen voor tussen mannen die ofwel een iets jongere vrouw kozen (1-4 jaar jonger) ofwel een iets oudere vrouw (1-4 jaar ouder). In de klasse van de vrije beroepen kwamen de meeste huwelijken voor met een oudere vrouw. We hebben in ons onderzoek naar de sociale endogamie vastgesteld dat deze personen in de echt traden met een vrouw met een groot vermogen. In dat soort huwelijken speelde de leeftijd geen rol maar het familievermogen.
In de lagere klassen van de maatschappij kwamen meer huwelijken voor tussen mannen met een oudere vrouw. Vooral bij het dienstpersoneel, de dagloners en de gasten van zelfstandige ambachtslui. De gasten poogden te promoveren via het huwelijk door te trouwen met een dochter van een zelfstandige ambachtsman. De leeftijd van de vrouw speelde een minder belangrijke rol als er sprake was van sociale promotie.
In Deinze trouwden de meeste mensen bij voorkeur met iemand uit dezelfde leeftijdsgroep. Ze volgden met andere woorden de algemeen geldende norm.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[80] VAN CAENEGEM R., Geschiedkundige inleiding tot het recht 1. Privaat recht, Deurne-Kluwer rechtswetenschappen België, 1996, VIII, p.194.
[81] VAN CAENEGEM R., o.c., p.195.
[82] VAN CAENEGEM R., o.c., p.196.
[83] VANDENBROEKE C., Vrijen en trouwen van de Middeleeuwen tot heden, Brussel/Amsterdam, 1986, p.29.
[84] VANDENBROEKEC., o.c., p41. (vertaling van M.Segalen)
[85] VAN POPPEL F. Trouwen in Nederland, een historisch-demografische studie van de 19e en vroeg-20e eeuw, Wageningen, 1992, p.30.
[86] ARMENGAUD A., La Famille et l’enfant en France et en Angleterre du XVIe au XVIIIe siècle. Aspects démographiques, S.E.D.E.S., Parijs, 1975, p.33.
[87] FRIKET C., Freins et stimulants au mariage au début de l’industrialisation, gepubliceerd n.a.v. le colloque international, ‘Amour et Mariage en Europe’, te Luik 1975, p.173.
[88] GLASS D. and EVERSLEY D., Population in history. Essays in Historical Demography, London, p.101.
[89] VAN POPPEL F., Trouwen in Nederland, een historisch-demografische studie van de 19e en vroeg-20e eeuw, Wageningen, 1992, p.30.
[90] LEBRUN F., La vie conjugale sous L’Ancien Régime, Parijs, 1975.
[91] WRIGLEY E., English population. History from family reconstruction 1580-1837, University Press, Cambridge, 1997, p.156.
[92] DUPLESSIS R., Transitions to Capitalisme in early modern Europe, Cambridge Studies, 1997, pp.119-122.
[93] KETZER D., HOGAN D., Reflections on the European Marriage Pattern: Sharecropping and Proletarianization in Casalecchio, Italy, 1861-1921 in: Journal of Family History, Volume 16, 1, 1991, p.31 e.v.
[94] LYNCH K., The European Marriage Pattern in the Cities: Variations on a Theme by Hajnal, in: Journal of Family History, Volume 16, 1, 1991,p.79 e.v.
[95] BLOMME J., Vrijen en trouwen te Eeklo, 1639-1917. Een historisch-demografisch onderzoek van het voorhuwelijks gedrag in een kleine stad, Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling), 1995,p.80.
[96] VANDENBROEKE C., Vrijen en trouwen van de Middeleeuwen tot heden, Brussel/Amsterdam, 1986,p.30.
[97] DE BISSCHOP L., Prenuptiaal gedrag te Affligem XVIIde- begin Xxste eeuw, een historisch-demografische studie van voorhuwelijksen en onwettigen in een plattelandsgemeente, Gent (onuitgeven licentiaatsverhandeling), 2000/2001, p.124.
[98] VAN POPPEL F., o. c.., pp.21-23.
[99] MENDELS F. geciteerd door GUTMANN M., ‘Protoindustrialization and marriage ages in Eastern Belgium, in: Annales de démographie Historique, 1987.
[100] DEVOS I., op cit, p102.
[101] DEVOS I.,o.c., pp.105-106.
[102] ARMENGAUD A., o. c., p.87.
[103] VANDENBROEKE C., o.c.p.207.
[104] VAN POPPEL F.,, op cit., p.21-23.
[105] DE COCK (A.) Spreekwoorden en zegswijzen over de vrouw, de liefde en het huwelijk, Gent, 1911,p.163.