Karel V en Filips II in de vorstenspiegels in de Nederlanden (1600-1750): het rijke kleurenpalet van verscholen deugdenmozaïeken. (Kristof Alaerts)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

II. Een Ridderideaal

 

Hoewel we beseffen dat een middeleeuwse ‘ridder’ meer deugden moest bezitten dan enkel moed en strijdlust, zullen we toch voornamelijk bij die twee deugden blijven stilstaan in dit hoofdstuk. Andere belangrijke (morele) deugden van de ridder zoals trouw, dienstbaarheid, bescheidenheid, vrijgevigheid, hoofsheid, eer en vroomheid[216] zullen we terzijde laten of in een volgend hoofdstuk nader behandelen. De ridder symboliseert hier dapperheid en onverschrokkenheid. Het uitgangspunt van dit ideaal is immers de veldslag of de oorlog. In welke mate participeerden beide vorsten hierin? Hoe gedroegen Karel en Filips zich op militair vlak volgens de vorstenspiegels?

De vorstenspiegels rakelen in verband met Karels aangeboren dapperheid graag de anekdotes over zijn kindertijd op. Reeds toen was Karel volgens onze auteurs geen boekenwurm. Zijn interesse ging vooral uit naar de wapens en de ruiterij. Hij bekwaamde zich hierin. Van kindsbeen af voelde hij zich in zekere zin tot het gevaar aangetrokken. Zo betrapte men hem ooit toen hij met een stok door de tralies van een kooi wilde leeuwen aan het irriteren was. Op die manier daagde hij het gevaar uit[217].

Hij wou als jonge knaap een glorieuze en triomfantelijke veldheer worden die de ene overwinning na de andere behaalde. Een populaire anekdote over de kleine Karel verhaalt dat hij als kind zijn speelkameraadjes in slagorde opstelde hoewel niemand hem dat ooit had voorgedaan. Vervolgens leverde hij slag en maakte hij krijgsgevangenen. Karel kwam bij deze ‘gevechten’ natuurlijk telkens als winnaar uit de bus. Eén van zijn speelkameraadjes wilde echter op een bepaald moment niet langer de Turkse sultan spelen omdat hij vond dat hij ook eens de christelijke keizer mocht spelen die de heidense Turken de nederlaag toediende. Karel wilde dit echter niet toestaan maar gaf ter compensatie zijn hoed met pluimen aan zijn vriendje. Hierdoor besluit De Grieck: “dese cleyne geestigheyt […] ontdeckten datter iets gewichtigh, ende verholen in dit geslacht stack[218].

Nog een andere indicatie dat Karel een natuurlijke vechtlust bezat: toen hij als klein kind een degen kreeg, begon hij er onmiddellijk de gewapende mannen op de tapijten mee te bekampen, hoewel hij het tuig amper kon optillen[219]. Leti schrijft zelfs dat de kleine prins Karel zo gek van zwaarden was dat men hem op zeer jonge leeftijd een klein zwaard gaf. Dat zwaard was voor Karel als een knuffeldier. “Il étoit si amoureux de son épée, qu’il se la faisoit mettre sous le chevet de son lit, quand il étoit des-habillé, sans quoi il pleuroit si fort, qu’il ne seroit jamais endormi[220]. Al deze zaken worden door auteurs als gunstige voortekenen van zijn latere uitzonderlijke moed gezien.

Karel wordt ook als erg kundig met de wapens omschreven en als een uiterst bekwaam paardrijder voorgesteld, twee zaken die van vitaal belang zijn voor een heldhaftige, ridderlijke vorst. Jamais homme jusques à son temps n’apprit mieux que lui à monter à Cheval, ni ne fut plus agile, & plus adroit, jusque-là […] qu’il sautoit presque toûjours sur la selle des plus grands Chevaux, sans mettre le pié à l’étrier & tenant lui-même la bride de son Cheval, qu’il manioit, à merveilles, il n’y avoit point de sorte d’armes dont il ne se servît dans la derniére perfection[221]. De omschrijvingen van Karel die te paard ten strijde trekt, zijn in de vorstenspiegels erg dik gezaaid. Hij wordt regelmatig als de onversaagde ruiter opgevoerd. Eén van Karels belangrijkste attributen in deze boeken is ongetwijfeld zijn zwaard. De verschillende veldslagen waar hij aan deelnam, worden erg uitvergroot waarbij Karel ‘met het sweert in de hant’ als koene ridder de confrontatie met de vijandelijke machten aanging.

Soms worden er uiterlijke beschrijvingen van Karel gegeven waarin hij als een schitterende ridder wordt voorgesteld. Zo omschrijft De Ulloa hem in de oorlog tegen de Duitse protestanten als volgt: “Den Keyser reet op een spaensche Jennette/ doncker castanie bruyn van hayre/ die hem ghegheven was van mijn Heere van Reux ridder vanden orden vanden gulden vliese ende zijn opper camerlinck. De sadel was becleet met cramosijn fluweel ende hy was ghewapent met een wit harnas/ niet anders daer over draghende dan een breet sluyer van cramoisin taffeta met goude freignien. Hij hadde eenen Duytschen stormhoet opt hooft/ ende een halve lance inde handt ghelijck een swijn spriet[222].

Hoe wordt Karel nu voorgesteld in zo’n slag? Hoe zou hij er zich volgens de vorstenspiegels gedragen hebben? Een eerste opvallend element is Karels gedrevenheid om zijn troepen te vergezellen op een militaire expeditie. Ondanks dat hij erg aan jicht leed op het einde van zijn leven, stond hij er toch op om mee ten oorlog te trekken[223]. Onze auteurs beklemtonen dit omdat het Karels strijdlustige ingesteldheid, ijver en doorzettingsvermogen typeert. Ook wanneer men hem bijvoorbeeld afraadde om aan een bepaalde expeditie deel te nemen, hield hij vaak voet bij stuk en besloot om toch mee ten strijde te trekken[224].

Karel vervulde een eerder psychologische functie op het slagveld. Hij reed te paard met zijn zwaard in de hand langs zijn manschappen en sprak hen moed in. Hij schetste hen prachtige vooruitzichten door rijkelijke beloningen in het verschiet te leggen. Enkel zijn aanwezigheid was al een stimulans voor zijn soldaten[225]. Het deed hun gretigheid en dapperheid nog toenemen. Voor de ogen van hun vorst wilden zij natuurlijk schitteren. Karel wordt afgeschilderd als de slimme legeraanvoerder die het psychologische belang van zijn aanwezigheid erkende. De Ulloa, De Vera, Leti en Fickaert laten Karel verscheidene malen opdraven als de aanmoedigende, meelevende vorst die op deze manier zijn leger naar de overwinning leidde[226]. In het schoolboekje van Fickaert wordt het mooi verwoord: “sijne Maiesteyt self/ gewapent zijnde ende te peerde/ [heeft] hem ghestelt voor de slachoorden/ rijdende somtijts van daer by de Duytsche knechten/ dan by de Spaniaerts/ ende voorts by de Italianen/ om hen moet te geven/ niet teghenstaende dat de vyanden van allen sijden seer vreeselijck schoten/ de welcke de Catholicken luttel achteden/ als sy saghen dat den Keyser by henlieden was[227].

Tegelijk wordt Karel in deze bronnen als bijzonder dapper voorgesteld. Zijn rol beperkt zich niet tot het opkrikken van het moreel van zijn troepen en het opwekken van hun strijdlust. Hij stelt zichzelf ook op onverschrokken wijze bloot aan het oorlogsgevaar. In deze rol komt zijn ‘nooit geziene kloekmoedigheid’ pas echt goed uit de verf.

Zo beschrijft De Vera hem in de slag bij Tunis (1535)[228]. Karel rende over het slagveld van de ene legereenheid naar de andere. Links en rechts van hem sneuvelden soldaten. Hij bevond zich in alle aanvallen waar het meeste gevaar was. Eén van de dapperste Turken geraakte met zijn paard tot bij Karel. Die trad in een man-tegen-man gevecht en wist de Turk met zijn lans te doden[229]. Een ander mooi voorbeeld in De Vera’s werk is zijn beschrijving van de slag om Algiers (1541)[230]. Ondanks dat dit een desastreuze expeditie voor Karel werd, stelt men hem er toch als de heldhaftige, dappere krijgsman in voor. Toen er een zware storm de kop opstak, zagen de Moren hun kans schoon en vielen aan. De Duitse manschappen verloren de moed en wilden de strijd staken. Karel wordt als het tegenbeeld van deze opgevers afgebeeld. Hij gaf zijn paard de sporen, achtervolgde de vijand met het zwaard in de hand en riep zijn troepen toe: “Tournez visage contre les Infidelles, & combattez a mon costé comme de veritables Allemans doivent faire pour la Foy, pour vostre Empereur, & pour vostre Nation[231]. Toen men de Noord-Afrikaanse kusten noodgedwongen moest verlaten, hield Karel zich steeds “op den oeuer vander zee met het sweert in de hant/ te wijle dat het volck t’schepe ginck in de galeye van den Prince Doria[232]. Karel brengt eerst zijn troepen in veiligheid en blijft zelf tot de laatste wachten. Hij wordt als een dappere vaderfiguur voorgesteld die zijn kinderen in veiligheid brengt en hen tegen het dreigende gevaar beschermt.

Men laat zich paradoxaal genoeg overwegend lovend uit over Karels handelingen in de slag bij Algiers. Dit is nogal tegenstrijdig omdat Karel hier één van de zwaarste nederlagen uit zijn carrière leed. Misschien wou men door Karels vechtlust en moed te onderstrepen de uiteindelijke nederlaag op de achtergrond plaatsen. Aan Karel lag het volgens onze auteurs immers niet. Hij was enkel onfortuinlijk in de strijd. Het beeld van de stoutmoedige Mars die zijn legers in het strijdgewoel vooruit schreeuwde, komt herhaaldelijk voor. Gregorio Leti schetst een beklijvend sfeerbeeld: “En se retirant, les Espagnols qui avoient avec eux un Escadron de 140. Chevaliers de Malte, furent poursuivis par les Arabes, mais les Chrêtiens ayant fait volte-face, il s’engagea un terrible combat, auquel l’Empereur lui-même accourut avec 500. Gentils hommes Volontaires, qui lui servoient de Gardes, & se jettant dans la mêlée il se mit à combattre en désespéré, ne pensant plus ni à la vie, ni à l’Empire, allant l’épée à la main donner du secours dans les endroits où il faisoit le plus chaud, & où il avoit le plus de péril, encourageant les siens qui combatoient glorieusement, & menaçant les fuïards, jusqu’à ôter de sa propre main la vie à deux, qui plus timides que les autres ne furent pas assez prompts à lui obéïr, & animant le Bataillon Alleman, il dit aux Soldats avec un visage serein: “Ne craignez pas, Enfans, la fureur des Ennemis, sur lesquels nous remporterons infailliblement la Victoire, puis que vous combatez pour le service de Jesus-Christ, pour la gloire de vôtre Nation, & pour le Salut, & l’honneur de la Chrêtienté”[233].

Dit citaat herbergt een versmelting van de drie reeds besproken beelden van Karel op het slagveld. Hij wordt hier tegelijk als de koene, vechtende legeraanvoerder, als de aanmoedigende kracht en als de vaderfiguur opgevoerd.

Niet alleen Karel wordt geroemd om zijn onverschrokkenheid. Af en toe geeft men ook Karels aartsvijanden Frans I en de Turkse sultan Suleiman de Grote complimentjes. Men stelt hen dan als grote legerleiders en dappere strijders voor die qua moed en bekwaamheid amper voor Karel moesten onderdoen[234]. Deze voorstellingen geeft men soms wanneer Karel een nederlaag tegen hen heeft geleden. Op die manier probeert men Karels verlies goed te praten. Het was immers niet de eerste de beste tegen wie hij streed. Maar meestal stelt men Karels tegenstanders als dappere monarchen voor wanneer Karel gewonnen heeft. Zo vergroot men op indirecte wijze het prestige van Karels overwinning en ontstaat het beeld van Karel als één van de grootste en heldhaftigste monarchen die de wereld ooit gekend heeft.

We besluiten de voorstelling van de dappere vorst die het gevaar niet ontloopt met een fameuze anekdote uit de bundel van De Grieck. Karel was volgens dit verhaal zo onversaagd dat hij soms vijftien uur aan een stuk gewapend te paard zat. Zo kwam hij tijdens een veldslag erg dicht in de buurt van het geschut, waarop een kapitein hem waarschuwde dat hij beter wat verder zou gaan staan. Karel moest hier erg om lachen en vroeg: “Wanneer is er al een keizer neergeschoten geweest?”. De kapitein stond perplex van dit antwoord en wist niet meer wat te zeggen. Karel bleef rustig in de vuurlijn staan en moedigde zijn volk aan[235].

Karel vervulde volgens de vorstenspiegels vele functies op het slagveld. Zo was hij als bevelhebber van de troepenmacht tevens de strateeg. Het spreekt voor zich dat Karel die functie volgens onze auteurs eveneens met verve vervulde. Als keizer lag de eindbeslissing over hoe, waar en wanneer men iets aanviel uiteindelijk bij hem. Dit is een beeld dat herhaaldelijk van hem opduikt in de vorstenspiegels. Men kan zijn rol als opperbevelhebber en strateeg onder meer afleiden uit de bevelen die hij aan zijn kapiteins geeft. Vooral bij De Ulloa, omdat hij de verschillende slagen erg militair-technisch beschrijft, komt deze perceptie sterk naar voren[236]. De Ulloa besteedt in zijn werk erg veel aandacht aan de oorlog tegen de protestanten en schrijft hierover dat Karel de oorlog gevoerd heeft “met sulcken verstant dat geensins niet moghelijck en was beter/ jae hadden sy anders ghedaen gheweest/ sy en souden tot so goeden eynde niet gebrocht hebben geweest. Want altijts als van noode was te ghebruycken tgovernement ende de practijcke/ soo gebruyct hy die soo datter geensins niet op te segghen en was[237]. Gregorio Leti bevestigt dit beeld: “Jamais personne n’a mieux sçû commander à l’Armée & à la Cour, ni donner les ordres en temps & lieu à ses Capitaines, & Ambassadeurs, selon les occasions & les conjonctures, & par rapport à l’Emploi qu’il donnoit à chacun[238].

Nu wordt er in de bronnen een zeer interessant dubbel beeld gecreëerd. Enerzijds is Karel de pientere opperbevelhebber die over de aanvallen beslist (en dus de hoogste in rang) maar anderzijds vervult hij in de vorstenspiegelliteratuur ook regelmatig de taken van een lagere in rang. Pendant un mois entier il fut incessament occupé à visiter lui même nuit & jour les Batteries, & on le vit travailler de ses propres mains, quoi qu’estropiées par la goute, & entreprendre les choses les plus penibles, & les plus difficiles, pour donner exemple aux autres. Il ne soucioit plus ni de manger, ni de dormir, & étoit le premier à courir aux assauts[239]. Hoewel hij keizer is, is Karel niet bang om de handen uit de mouwen te steken. Hij is de ijverige strijder die zich niet te goed voelt om vuil werk op te knappen. Deze nederigheid, onvermoeibaarheid en welwillendheid van Karel om een hoger doel te bereiken, worden tot voorbeeld voor anderen gesteld. Hier ontmoeten we in Karel ‘de soldaat’. Het idee dat Karel ook de taken van de gewone man deels op zich nam en zich niet alleen veilig in zijn tentje verschanste terwijl het wapengekletter enkele honderden meter verder zijn hoogtepunt bereikte, moet destijds erg tot de verbeelding gesproken hebben. Karel plaatste zich hierdoor op gelijke voet met zijn manschappen. De creatie van dit beeld maakte van hem tegelijk een nobele monarch en een man van het volk. Dit heeft zijn latere populariteit ongetwijfeld in de hand gewerkt. Het volk moet hem door middel van deze weergaven in de vorstenspiegels als dapper, grootmoedig en gedreven hebben gezien en tegelijk als één van hen.

We kunnen de perceptie van Karel als een ‘soldaat’ in samenhang zien met zijn moedig gedrag op het slagveld. Het was als opperbevelhebber van een leger immers niet vanzelfsprekend om zich in de strijd te mengen. Maar in onze bronnen wil men Karel aan alle aspecten van de slag laten deelhebben (zowel tactisch, psychologisch als puur combattief). Dat Karel zich door zijn strijdlust niet bepaald als een generaal gedroeg maar eerder als een doorsnee soldaat, wordt door De Vera bevestigd: “Charles s’y porta si vaillament, qu’on ne l’eust pas pris pour le General de l’Armée, mais comme s’il n’avoit été qu’un Sergent Major[240]. Leti schrijft eveneens in die lijn: “Lors qu’il se trouvait en Campagne il demeuroit quelquefois dix heures entiéres à cheval les armes sur le dos, faisant toutes les fonctions d’un bon & infatigable Soldat[241].

Met het veelvoud aan functies die men aan Karel in de oorlog toedichtte, wilde men zijn tomeloze inzet (voor zijn volk of voor de christenheid) illustreren. Tegelijk treedt hij in de vorstenspiegels als een erg veelzijdige veldheer op: hij was bijzonder dapper, erg onderlegd in het hanteren van wapens en het paardrijden, hardwerkend en schijnbaar onvermoeibaar, een vaderfiguur in de strijd en een volleerd strateeg. Dit in tegenstelling tot de meeste bevelvoerders die ver weg van de veldslag in een tent de beslissingen namen maar zelden de hier opgesomde kwaliteiten van Karel bundelden.

In relatie tot het beeld van de onverschrokken held op het slagveld moeten we toch even stilstaan bij Karel als de veroveraar. We hebben in het eerste hoofdstuk gezegd dat we de door Burke gehanteerde driedeling doorbreken door onder meer het beeld van de veroveraar op te splitsen in een ridderideaal en een kruisvaardersideaal. Dit hebben we om louter pragmatische redenen gedaan. De percepties van Karel als koene ridder en verdediger van het katholicisme waren in de vorstenspiegels veel nadrukkelijker aanwezig dan het beeld van de veroveraar. Dit heeft ons ertoe bewogen deze tweedeling door te voeren, wat niet wegneemt dat Karel in onze bronnen sporadisch als een veroveraar wordt voorgesteld. Zijn devies Plus Ultra is hier debet aan. Fickaert grijpt het devies aan om aan te tonen dat Karel een grote veroveraar was. Het zou volgens hem te maken hebben met het feit dat Karel steeds meer land wou veroveren. In de opinie van Fickaert heeft hij dat ook gedaan want nog nooit eerder had men zoveel nieuwe gebieden ontdekt als onder Karel V[242].

Volgens Gregorio Leti is een territoriale honger eigen aan de vorsten en Karel vormt hier geen uitzondering op: “les Princes ne sont moderez sur ce sujet, que quand ils n’ont ni forces ni occasions, ni moyens de s’agrandir & d’ajoûter de nouveaux Etâts à ceux qu’ils possedent déjà. Tant qu’Alexandre trouva de païs, il ne fut jamais las de faire des conquestes, il mourût même en faisant: & Charles-Quint ne fut jamais rassasié d’acquérir des Terres & des Païs, que lors que le morceau étoit trop dur pour le pouvoir avaler[243].

De vergelijkingen met Alexander de Grote voor het beeld van Karel als veroveraar zijn erg geliefd bij de auteurs van de vorstenspiegels. Het bovenstaande citaat geeft dat al aan en in De heerelycke ende vrolycke daeden… wordt dit bevestigd: Karel verdreef de Turken die Wenen bedreigden “soo dat hy als eenen tweeden Alexander over al van sijne Vyanden seer gevreest wirdt: het gene bevestight wordt door verscheijde Schrijvers, de welcke seggen dat hy by sijnen tijdt gewonnen heeft 40. schoone Victorien, acht duijsent Steden ende soo veel Schepen neffens dien over de hondert duijsent Casteelen[244]. Leti gaat zelfs nog wat verder wanneer hij het over Karels veroveringsdrang heeft. Ook hier duikt de figuur van Alexander de Grote op: “cet Empereur, en qui on vit toûjours paroître une ambition si démesurée, & une si grande avidité de dominer, & de conquérir des Etâts, & des Seigneuries, qu’il sembla, comme un autre Alexandre, pleurer de ce que le monde étoit si petit; & en effet, non content d’être le Maître de la plus grande partie de l’Europe, il risqua deux fois sa vie, pour aller chercher de nouveaux Païs en Afrique, & n’épargna aucune dépense, insupportable à toute autre Puissance, pou aller conquerir un autre Monde dans l’Amérique[245].

Karel wordt in de vorstenspiegels ook met vele andere historische, bijbelse en mythologische figuren vergeleken. Karel toont zich dan nog beter, sterker, wijzer en glorieuzer dan die andere grote vorsten en keizers. De auteurs strooien in hun vorstenspiegels erg kwistig met deze exempla, maar wij zullen ons tot één mooi voorbeeld beperken dat in verschillende vorstenspiegels geciteerd wordt.

Karels roem als militair leider wordt beklemtoond door naar de militaire prestaties van Caesar en Karel de Grote te verwijzen. Dit zijn twee vorsten die herhaaldelijk in de vorstenspiegels opduiken en die tot de roemrijkste uit de geschiedenis worden gerekend. Toch was Karel nog glorieuzer dan deze twee grootheden, zo stelt men. Caesar had tien jaar nodig om Frankrijk te onderwerpen. Karel de Grote wist zich op dertig jaar tijd meester te maken van Saksen. Dit waren indrukwekkende prestaties volgens onze auteurs. Men haalt deze voorbeelden echter aan om aan te tonen dat Karel deze twee machtige heersers nog overtrof. Karel, zo vertelt men, onderwierp op minder dan één jaar tijd het hele Duitse Rijk met minder middelen en een sterkere tegenstander[246]. Deze argumentatie wordt steevast aangevoerd na de beschrijving van Karels triomf op de Duitse protestanten in 1547 te Mühlberg. Het geeft zijn zege extra glans.

Karels overwinning te Mühlberg zou lange tijd tot de verbeelding spreken. Natuurlijk waren hier niet enkel de vorstenspiegels voor verantwoordelijk maar ook andere media zoals schilderijen, beeldhouwwerken, miniaturen, tapijten, en eveneens drukwerk, munten, penningen, verdragen en blijde inkomsten. Media die vaak nog tijdens Karels leven een beeld van hem creëerden. Deze media droegen bij tot de vorming van zijn imago. De creatie van een positief imago door schrijvers en kunstenaars was voor de imaginatie van de zestiende-eeuwse vorst een belangrijk gegeven. Deze beeldvorming mag niet bestudeerd worden als een loutere weerspiegeling van de werkelijkheid van die tijd. Ze vertolkt een standpunt en is soms het voorwerp van een bewuste manipulatie. Het is zélf een gebeurtenis. Een gebeurtenis die consequenties heeft voor de eigentijdse perceptie van de vorst. Ze geeft namelijk reacties op zijn daden en beleid in[247].

De beeldende kunsten vormden een belangrijk onderdeel van deze media. Ze dienden om enkele gewichtige gebeurtenissen uit de regeerperiode van de vorst af te beelden (vooral zijn militaire overwinningen) maar ook om de vorst zelf te verbeelden[248]. Deze voorstellingen van de vorst in schilderijen, beeldhouwwerken, miniaturen… beïnvloedden in grote mate de eigentijdse én latere beeldvorming van een vorst en dus ook de vorstenspiegels. Visuele en literaire beelden bepaalden en versterkten elkaar[249]. De visualisatie van de monarch in de kunst sprak de verbeelding van het publiek erg aan en bepaalde mee hoe men een vorst later zou zien. De kunst was zeker van invloed op de vorming van het ridderideaal, dat volgens Burke één van de vier beelden was die in de media steeds terugkeerden. Het beeld van Karel als ridder gaat al terug tot Hans Dauchers stenen reliëf uit 1522 waarop Karel, getooid in een volledige wapenuitrusting, zijn steigerende ros bedwingt[250]. De allerbekendste afbeelding in de kunst van de ridderlijke Karel is ongetwijfeld Titiaans ruiterportret uit 1548, dat Karel als de glorieuze overwinnaar op het Schmalkaldisch Verbond in de slag bij Mühlberg uitbeeldt[251]. Men moet destijds diep onder de indruk geweest zijn van dit monumentale werk dat Karels illustere zege op de protestantse opstandelingen nog eens extra in de schijnwerpers plaatste.

Karel wordt hierop als de miles christi, de christelijke ridder voorgesteld[252]. Het portret toont volgens Peter Rassow de keizer zoals hij zichzelf zag: met een lans in de hand over het slagveld van Mühlberg rijdend[253]. Karel moet zichzelf dus ook als een dappere ridder gezien hebben, wat niet hoeft te verbazen gezien zijn ridderlijke Bourgondische opvoeding en zijn liefde voor oorlogsvoering. Titiaans schilderij bevat al de majesteit van een ruiterportret waarin aloude klassieke en ridderidealen meeklinken[254] en is de “paradigmatische belichaming van Karels regerings- en oorlogssuccessen”[255]. Het roept ook de vergelijking met Julius Caesar op, de grote Romeinse veldheer, door de aanwezigheid van de rivier de Elbe op de achtergrond. Het overschrijden van de Elbe was een cruciaal moment in de slag zodat men dit motief als een allusie op Caesars oversteek van de Rubicon kan opvatten.  Bij deze overtocht zou Karel Caesars beroemde woorden “Veni, vidi, vici” omgevormd hebben tot “Veni, vidi, Deus vicit[256], wat Karels vroomheid en roemrijke dapperheid moet aantonen. Dit is een veelgebruikte anekdote in de vorstenspiegels. Verder wordt de slag zelf niet weergegeven. Hij lijkt van een eerder ondergeschikt belang en wordt belichaamd door de figuur van de eenzame overwinnaar[257]. Het werk toont Karel als een middeleeuwse ridder, de held uit een ridderverhaal of ‘de soldaat van Christus’[258], een beeld dat parallel loopt met dat van de vorstenspiegels. De verbeelding van de auteurs van de vorstenspiegels moet dus voor wat het ridderideaal betreft zeker geprikkeld zijn geweest door de beeldende kunsten in het algemeen en door Titiaans monumentale, wereldberoemde ruiterportret van Karel in het bijzonder.

Men zou door deze weergaven van Karels functioneren op en rond het slagveld het idee kunnen krijgen dat hij een oorlogszuchtige vechtjas was. Dit wordt in de vorstenspiegels echter ontkend. Karel was integendeel erg vreedzaam van nature. De oorlog was voor hem de laatste optie. Hij hield helemaal niet van het maken van slachtoffers en was allesbehalve bloeddorstig: “en effet ce grand Empereur eût toûjours tant d’horreur pour le sang, qu’il ne se porta jamais à le répandre qu’à la derniére extrémité” stelt Leti[259].

In de vorstenspiegels worden vaak Karels instructies aan Filips gepubliceerd en hierin zou hij volgens Leti het volgende gezegd hebben: “Mais puis que Jesus-Christ ne nous à rien recommandé dans son Evangile si expressement que la paix, que l’on ne peut être non seulement bon Prince, mais non pas même bon Chrêtien, sans l’avoir au coeur: vous devez, mon Fils, accoûtumer de bonne heure vôtre coeur aux pensées pacifiques, & eviter avec soin tout ce qui pourroit vous porter à la guerre, à moins qu’elle ne soit si nécessaire, que Dieu & le Monde voyent, que vous avez été contraint de la faire sans le pouvoir éviter[260]. Dit citaat geeft Karels pacifistische intenties en idealen weer. Hij wil als een goede christen leven die de oorlog zoveel mogelijk tracht te vermijden. En niet alleen de oorlog. Het geweld in het algemeen vervult Karel met afgrijzen. De Grieck vertelt een anekdote waarin de aartsbisschop van Trier aan Karel zei dat hij zijn onderdanen met geweld tot gehoorzaamheid aan sommige besluiten moest dwingen. Karel ging hier niet mee akkoord en sneerde de aartsbisschop toe: “ô wat een quade Herder is dat, terwijl hy sijn eijge Schapen pooght te verscheuren[261]. Het is tekenend voor een keizer die in de vorstenspiegels als “vrient vanden peys ende vyant vande oorloge[262] gezien wordt.

Karel had geen al te beste relatie met Frans I, de koning van Frankrijk. Ze waren beiden zeer ambitieus en hun ambities botsten soms met elkaar, wat dan meestal een gewapend conflict tot gevolg had. Over het algemeen schuift men in de vorstenspiegels over Karel de schuld voor deze oorlogen in de schoenen van Frans I[263]. Frans I is de havik die haat en verderf zaait, Karel de vredesduif die elke oorlog uit de weg probeert te gaan. De enige die dit nuanceert, is Gregorio Leti. Hij geeft beiden de schuld van de rivaliteit. Ze wilden elkaar ruïneren, zochten naar motieven om elkaar het leven zuur te maken en beiden geloofden dat ze hiervoor gerechtvaardigde gronden bezaten. Nog nooit had men volgens Leti zo’n grote vijandschap tussen twee vorsten gezien. Hij heeft het over een dodelijk gif waarvan hun harten doortrokken waren en dat een onverzoenbare haat met zich bracht[264]. Leti stelt Karel dus geenszins beter voor dan Frans en is de enige die Karels rivaal niet diaboliseert. Dit is een opmerkelijke vaststelling. Toch past deze voorstellingswijze binnen Leti’s auteurschap. Hij durft af en toe een valse noot over Karel laten horen en stelt hem dan als een ‘anti-voorbeeld’ voor, het voorbeeld van hoe het niet moet[265]. Deze voorstelling van de vorst als een anti-voorbeeld maakte in de zeventiende eeuw deel uit van het vorstenspiegelgenre en zou in de achttiende eeuw nog vaker voorkomen. Leti combineert beide beelden in zijn vorstenspiegels over Karel en Filips, hoewel zowel Karel als Filips in de eerste plaats toch de nobele, voorbeeldige vorst blijven.

In zijn vorstenspiegel over Karel beschrijft Leti hem als vreedzaam en als een goed christen die elke vorm van geweld schuwde en die de oorlog als een allerlaatste redmiddel zag. Dit vloekt met het beeld van Karel die omwille van een persoonlijke vete tegen Frans in het strijdperk trad. In zijn vorstenspiegel over Filips II vergelijkt Leti Filips zelfs herhaaldelijk met zijn vader en beeldt Karel dan wel als een militante Mars af die ‘tot de wapenen geneigd’ was. Dit is echter typisch Leti. Hij spreekt zichzelf in zijn werk geregeld tegen, wat één van de redenen is waarom deze biografie in de loop der tijd al heel wat kritiek te verduren kreeg.

De rivaliteit met Frans I mondde niet enkel in oorlogen uit. Karels ridderlijkheid manifesteerde zich eveneens in zijn bereidheid om een persoonlijke confrontatie met hem aan te gaan[266]. De Grieck verhaalt het als volgt: omdat hij tegen zijn wil een oorlog tegen Frans I om het hertogdom Milaan moest beginnen, daagde Karel Frans tot een duel uit dat aan alle geschillen een einde moest brengen. God zou de scheidsrechter zijn. Karels geweten kon het namelijk niet verdragen dat er in een nieuwe oorlog alweer onschuldige slachtoffers zouden vallen. Hij voegde hieraan toe dat hij “vrede, vrede, vrede, maar niet de oorloge der Christenen socht, noch begeerde[267].

Onze auteurs grijpen deze gebeurtenis graag aan om Karels ridderlijk karakter nog wat extra kleur te geven en in het geval van De Grieck om Karels vreedzame intenties nog eens te benadrukken. Frans is de lafaard, Karel de dappere edelman. Het duel is een symbiose van eer en moed: ridderlijke idealen die Karel zeker diende. Het was een betekenisvolle mediagebeurtenis, een bezield stuk politiek toneel dat zowel tijdgenoten als het nageslacht diep onder de indruk bracht[268]. We vinden deze anekdote in al onze bronnen terug (op De Swaen na) en vaak zelfs tweemaal omdat de uitdaging in 1528 en 1536 herhaald werd[269]. Door toedoen van Frans zou dit ridderlijk treffen uiteindelijk nooit plaatsvinden.

Er zijn nog enkele andere elementen die Karel als de middeleeuwse ridder reproduceren. Zo werden er in zijn aanwezigheid toernooien en steekspelen gehouden[270] en was hij ridder in de orde van het Gulden Vlies, die door Filips de Goede opgericht was[271]. Men maakt in de bronnen van dit lidmaatschap gebruik om Karels ridderlijke status te accentueren[272].

Karels militaire carrière liep niet over een pad van rozen. Hoewel hij verscheidene zeges boekte, leed hij ook diverse nederlagen. Tunis, Pavia, Mühlberg zijn graag aangehaalde veldslagen in de vorstenspiegels. Algiers, Metz en Karels vlucht voor de protestanten uit Innsbrück zijn minder welkome gebeurtenissen. Deze worden veel beknopter weergegeven dan de glorieuze triomfen van Karel waaraan men makkelijk tientallen pagina’s durft besteden. Men gaat de nederlaag echter niet uit de weg (met uitzondering van De Grieck en Fickaert die in hun uitgaven wel érg selectief zijn in het weergeven van de feiten). Men neemt ze meestal in de vorstenspiegel op maar men probeert ze te relativeren. Soms laat men Karel er zelfs op een handige manier positief uit komen. Dat hebben we voorheen al aangegeven met de slag van Algiers. Door Karels moed en gedrevenheid te onderstrepen, wist men het beeld van de kloeke ridder staande te houden en drong men de nederlaag naar de achtergrond. Men deed ze meestal af als een ‘spijtig voorval’ dat voornamelijk te wijten was aan het geluk dat Karel in de steek had gelaten. Leti daarentegen gaf Karel wel de schuld voor deze mislukte expeditie. Hij weet het echec aan Karels koppigheid en impulsiviteit, omdat hij tegen alle goede raad in toch koers naar Noord-Afrika wou zetten[273]. Over het algemeen was men echter veel milder voor Karels falen.

Dat blijkt bijvoorbeeld sterk uit De Ulloa’s beschrijving van de in 1552 voor de protestanten op de vlucht slaande keizer[274]. Men zou denken dat het geen gebeurtenis is zoals de slag bij Algiers waarin men Karels heldenmoed kan beklemtonen om de werkelijkheid wat beter te laten lijken. Op de vlucht slaan is immers een laffe daad. De Ulloa slaagt er nochtans in om Karel in al zijn wanhoop nog steeds als de dappere keizer op te voeren. Zelfs op het dieptepunt van Karels heerschappij houdt hij het beeld van de moedige, onoverwinnelijke vorst staande. Hij schrijft over deze vlucht: “Maer boven al so was seer te verwonderen de coragie vanden Keyser/ in een soo pericoluesen sake: want sonder eenichsins zijnen moet te verliesen/ so gaf hy het volck moet/ rydende met eenen stock inde handt/ ende segghende dat sy sonder stille te staen voorts gaen souden/ ende geen vreese hebben voor een verrader die synen Heere rebel was/ ende die sottelijck teghen hem op ghestaen was[275]. Dit is een extreem voorbeeld dat echter wel goed aangeeft hoe creatief men soms was in de schildering van de vorst als een exemplarische heerser.

Gregorio Leti heeft dan weer geen enkel probleem om de nederlaag toe te geven. Soms nuanceert hij ze en pleit hij voor verzachtende omstandigheden maar een andere keer spaart hij zijn kritiek niet voor Karel en verwijt hij hem onvoorzichtigheid en eigenwijsheid. Daarnaast ziet hij af en toe ook het positieve van een nederlaag in. Dat is iets wat we enkel bij Leti hebben aangetroffen. Leti ziet er een les in nederigheid in. Elke vorst wordt volgens hem wel eens in het nauw gedreven en moet dan toegevingen doen. Het is positief dat dit af en toe gebeurt, schrijft hij. Anders zouden de vorsten denken dat ze omwille van koninklijke macht over bovennatuurlijke krachten beschikken om te doen wat ze maar willen en vergeten ze dat ze uiteindelijk ook maar mensen van vlees en bloed zijn. Dit moet te allen tijde voorkomen worden. Een nederlaag is daarom een soms welgekomen aantasting van het gevoel van onoverwinnelijkheid dat sommige vorsten volledig beheerst[276]. Na de beschrijving van de mislukte belegering van Metz[277] bijvoorbeeld stelt Leti dat dit falen ook een positief effect heeft. Als de vorsten in al hun plannen zouden slagen, zouden ze zich goden wanen. Het is echter de wil van de Voorzienigheid dat de vorsten zowel van de overwinning als van de nederlaag proeven, van het geluk als van het ongeluk, van de triomf als van de aftocht[278]. Op die manier wil Leti de gedachte dat het doodnormaal is om eens een nederlaag te lijden aan zijn lezerspubliek verkopen. Het zijn immers goddelijke krachten die over de afloop beslissen en die zelfs de machtigste en vroomste vorst op aarde al eens het onderspit laten delven. Zo wordt Karel van alle schuld vrijgepleit omdat hij per slot van rekening ook maar een mens is. Hij mag er geen spijt van hebben dat hij de belegering ondernomen heeft: “Charles Quint devoit se contenter d’avoir fait ce Siége, tout ce qui pouvoit être fait par un grand Monarque, & par un des plus experts & plus prudens Guerriers, & se soûmettre à la volonté de la Puissance Supérieure[279]. Ondanks de blamage blijft Karel dus een groot krijgsman. Alleen in een vorstenspiegel weet een koning zowel in de overwinning als in de nederlaag te triomferen.

 

Filips II wordt op dit vlak in de vorstenspiegels als erg verschillend van zijn vader voorgesteld. In tegenstelling tot Karel, die wordt afgebeeld als een koene middeleeuwse ridder die zich onversaagd in het strijdgewoel mengt, krijgen we van Filips II het beeld van een eerder moderne vorst die dagenlang achter zijn bureau allerlei documenten zit in te vullen maar zich zelden persoonlijk op het slagveld begeeft. Filips is de ‘Rey Prudente’, de voorzichtige vorst, die als tegenbeeld kan dienen voor de onverschrokken krijger die Karel in de vorstenspiegels was.

Reeds in het begin van zijn vorstenspiegel van Filips II schrijft Gregorio Leti dat Filips niet zo ‘manhaftig’ met de degen was als zijn vader. Hij was niet erg bedreven in de vechtkunst en minder dapper in oorlogsdaden[280]. Deze informatie geeft al onmiddellijk de teloorgang van het ridderideaal bij Filips aan.

Filips was daarentegen wel hét voorbeeld van de bedachtzame vorst. De Voorzichtigheid was zonder meer de deugd waarin hij een absolute uitblinker was. Sinds David en Salomon was er nog nooit zo’n voorzichtige vorst geweest, verzekert men ons in de vorstenspiegels. Filips won zelfs eerder veldslagen door zijn voorzichtigheid dan door zijn dapperheid[281]. Hij dacht steeds erg goed na over de zaken alvorens iets te ondernemen. Dit leidde vaak tot grote twijfel omdat hij ervoor beducht was dat men hem zou bedriegen[282]. Zijn bedachtzaamheid wordt in de vorstenspiegels echter aangewend om aan te tonen dat hij zich niet hals over kop in een oorlog begaf. Wanneer hij de strijd aanging met een rivaliserende macht was dat altijd weldoordacht. Zijn voorzichtigheid voor en tijdens een oorlog[283] droeg volgens de vorstenspiegels in belangrijke mate bij tot de latere overwinning en was een vorm van compensatie voor zijn gebrek aan strijdlust en vechtkunst.

Handelde Karel dan niet doordacht? Liet hij zich te makkelijk tot een oorlog verleiden en ging hij overhaast te werk? Karel V wordt in de vorstenspiegelliteratuur ook wel als een bedachtzame vorst voorgesteld (welke deugd was hem immers wel vreemd?), zij het veel minder nadrukkelijk dan Filips II. Bij Karel is het zijn moed die primeert. Dat is het algemene beeld in de vorstenspiegels. Gregorio Leti is hier veel minder duidelijk over. Hij spreekt zichzelf - zoals dat wel meer gebeurt - herhaaldelijk tegen. Het ene moment is Karel het toonbeeld van bedachtzaamheid[284] en het andere moment is hij de impulsieve, grillige monarch die zijn hart in plaats van zijn verstand volgt[285].

Over het algemeen bezit Karel dus wel enige behoedzaamheid. Dit is echter geen hoofddeugd bij hem. Het is iets dat bij Karel eerder in de marge wordt vermeld. In de vorstenspiegels over hem concentreert men zich op andere deugden zoals zijn reeds vermelde dapperheid, zijn strijdlust en zijn krijgskunst. Toch bestaat er in de vorstenspiegels een ‘grijze zone’. Filips mag dan wel de voorzichtigste vorst van de twee zijn, hij heeft er geen patent op. De klemtonen bij beide heersers liggen anders maar dat wil niet zeggen dat één van hen van een bepaalde deugd geheel verstoken blijft. Karel is in zekere mate bedachtzaam maar in vergelijking met Filips komt hij toch tekort. We zullen iets gelijkaardigs bij Filips zien wanneer we diens dapperheid behandelen.

Gregorio Leti acht beide kwaliteiten, bekwaamheid in oorlogsvoering en voorzichtigheid, noodzakelijk om tot een goed bestuur te komen. Men moet volgens hem zowel over oorlogservaring beschikken als bedreven zijn in de burgerlijke regering. En hierin is de voorzichtigheid een belangrijke deugd. De oorlog en de burgerlijke voorzichtigheid dienen immers één gemeenschappelijk doel, namelijk de vrede en de rust in een gebied bekomen[286].

Omdat Filips zo voorzichtig is en over alles minstens twee keer nadenkt, zou men kunnen denken dat hij zich ook niet zo snel tot een oorlog laat verleiden en dat hij daardoor als erg vreedzaam kan aangezien worden. De auteurs van de vorstenspiegels hebben deze denkpiste gevolgd en hebben van Filips een nobele, vredelievende soeverein gemaakt. Hij denkt lang na alvorens tot een oorlog over te gaan en put meestal eerst de diplomatieke middelen uit. Leti beschrijft de handelswijze van Filips die in het financiële crisisjaar 1575 met een Genuese opstand geconfronteerd werd en die deze eerst door een dialoog trachtte op te lossen. Hij stuurde gezanten naar de haard van onrust om er een compromis tussen de strijdende partijen te bewerkstelligen. Pas toen de opstandelingen hardnekkig in hun rebellie bleven volharden, werden gewelddadige middelen ingezet[287]. Dit is één voorbeeld dat illustreert dat de vorstenspiegels wilden tonen dat Filips in een conflict liever de diplomatieke weg dan de militaire weg bewandelde. Oorlog was volgens Leti voor Filips een noodzakelijk kwaad, iets dat hij pas gebruikte wanneer dit de laatste mogelijkheid tot vrede en rust was[288].

Dit is één keerzijde van de medaille bij Leti. Doorheen zijn boek beeldt hij Filips ook meermaals als een bijzonder wrede vorst uit, wat van Filips een ‘anti-voorbeeld’ maakt. Dit contrasteert natuurlijk sterk met de vorst die het geweld zoveel mogelijk uit de weg tracht te gaan. Leti komt in zijn boek nooit tot een echt totaalbeeld van Filips. Hoewel het overwegend positief is, komen er ook herhaaldelijk negatieve elementen in naar voren die in strijd zijn met de eerdere ophemelende bewoordingen. Daarom moeten we Leti’s visie op Filips steeds nuanceren. Zijn kijk is nooit zwart of wit maar grijs. Dat is hier ook het geval. Filips vermijdt oorlog en geweld en in die zin kan hij zeker doorgaan voor het ideaal van de vreedzame vorst, maar anderzijds bezit hij ook wreedaardige trekjes die dat ideaal in zekere zin ondermijnen. Toch is het beeld dat men van Filips krijgt na het lezen van onze bronnen overwegend positief en haalt de vreedzame soeverein het van de wrede monarch.

Men speelde in de karakterisering van de vredelievende vorst ook graag de troef uit dat Spanje tijdens Filips’ heerschappij een erg rustige en vredige periode doormaakte. Haast heel Europa ging destijds gebukt onder het oorlogsgeweld. Spanje was één van de weinige positieve uitzonderingen. Dit is waarschijnlijk één van de voornaamste redenen waarom de Spanjaarden soms met nostalgie in het hart op Filips’ regeerperiode terugkeken en waarom hij zo geliefd werd in de Spaanse literatuur.

Een ander voorbeeld dat zijn vredelievendheid moet aantonen, houdt verband met de oprichting van het archief van Simancas door Filips. Filips vroeg op een dag aan de hertog van Alva wat hij van het archief vond. Alva antwoordde dat “de groote Vorsten meer Geschutten, als geschriften van nooden hadden”. Filips was het hier helemaal niet mee eens en repliceerde de hertog vermanend “dat de reedenen van ’t geschrift den Vorsten noodig waaren om te vreeden te stellen de prikkelingen van haar gemoed nevens God – en dat die van ’t Geschut zeer goed was, om haar boose zucht uit te braaken voor de wereld[289].

Filips deelde Karels voorliefde voor wapens dus duidelijk niet. Hij voelde zich meer aangetrokken tot het ‘geschrift’. Om die reden kunnen we hem als een ‘bureaucraat’ betitelen. Hij was geen ridder die ten strijde trok maar veeleer een functionaris die elke dag het hoofd trachtte te bieden aan een lawine van papieren en documenten. Hij vervulde het vorstelijk ambt eerder achter zijn schrijftafel dan op het slagveld. Van daaruit regeerde hij over zijn gebieden: “Il gouverna pendant long tems & dans une grande tranquilité, étant dans son palais de Madrid, l’Espagne, les Indes, l’Italie, la Flandres & mit ordre aux affaires de mere & de terre à celles de la guerre, de la paix & de tout le monde:[…] & il s’occupoit à la conduite de tant de differens Royaumes, sans que la distance des lieux l’embarassat, ni que les difficultés des affaires lui fissent peine, ou que la multitude des choses qu’il entreprenoit troublassent sa mémoire[290]. In deze zin kunnen we Filips als een ‘moderne’ vorst beschouwen terwijl zijn vader, die met zijn zwaard in de hand zijn troepen op het slagveld luidkeels aanmoedigde, veeleer middeleeuwse trekjes bezat.

Achter dit idee schuilt een bepaalde symboliek: Karel wordt in de vorstenspiegels erg vaak met een zwaard afgebeeld terwijl Filips’ vast attribuut de ganzenveer was. Het geeft aan hoe verschillend hun militaire betrokkenheid was en het concretiseert de onzichtbare tijdskloof die er tussen vader en zoon op dit gebied bestond. Filips lijkt met zijn bureaucratische veelschrijverij stevig verankerd in de Moderniteit terwijl Karel door zijn persoonlijke en ridderlijke betrokkenheid in de veldslagen zich haast volledig in de Middeleeuwen plaatst. Leti en Porreño schrijven dat Filips met zijn pen in de hand vaak beter dan Karel met zijn zwaard in staat was om overal in zijn rijk zijn heerschappij te doen eerbiedigen[291]. “Sijne manhaftigheit was onverwinbaar, en zoo veel te aansienelijker, door dien hy altoos overwinnaar was door de kracht van sijn tong en van sijn pen”, schrijft Leti[292].

Dat Filips zich meestal niet naar het slagveld begaf en zich veilig in zijn studeerkamer verschanste, impliceerde voor de vorstenspiegelauteurs helemaal niet dat ze hem als een mensenschuwe, bange monarch moesten afbeelden. Filips was in hun ogen net als zijn vader een triomferende vorst die verscheidene militaire successen behaalde. Hij stuurde als er een oorlog moest beslecht worden zijn beste kapiteins op het geweld af om in zijn naam de strijd te leiden[293]. Wanneer zijn legers dan victorie kraaiden, gebeurde dat ook in zijn naam en mocht Filips het prestige van de overwinning opstrijken. Zijn legers streden immers tot meerdere eer en glorie van hun vorst en vaderland. Bij een overwinning van de Spaanse troepen was Filips de roemrijke vorst die zegevierde. We noemen dit het ‘indirecte ridderideaal’.

Uit deze gedachtegang volgt dat als de vorst een smadelijke nederlaag toegediend kreeg de blaam ook voor hem was. In de vorstenspiegels benadrukt men dit natuurlijk minder en is men er vooral als de kippen bij om de verdienste van de vorst in de verf te zetten. Leti bevestigt het idee van de indirecte eer of schande die een vorst kan verdienen en schrijft: “comme toute la gloire des Victoires, & des Exploits Héroïques se donne toûjours au Prince, & au Chef, on doit aussi lui attribuer le deshonneur des mauvais succez[294].

Ook op Karel wordt de formule van het indirecte ridderideaal toegepast. Hoewel hij in de mate van het mogelijke zijn troepen in de strijd vergezelde, moest hij vaak op verschillende plaatsen tegelijk onrusthaarden gaan blussen of een oorlogsdreiging afwenden. Wanneer het voor hem onmogelijk was om ergens tijdig te arriveren om zijn troepen naar de overwinning te leiden, stuurde hij er zijn legeraanvoerders op af. Net als bij Filips was het ook zijn verdienste als de vijand met de staart tussen de benen moest afdruipen. Filips verwierf zijn militaire eer en glorie echter meer op deze indirecte wijze. Karel kon vaak een directe verdienste claimen doordat men hem als de strijdende ridder voorstelde. Het behoeft geen betoog dat het directe ridderideaal meer tot de verbeelding sprak dan het indirecte. Maar of het nu op directe of indirecte wijze was dat ze verheerlijkt werden, door het benadrukken van elke militaire overwinning verwierven beide vorsten een erg gunstige militaire reputatie in de vorstenspiegels.

De passiviteit van Filips op combattief vlak heeft onze auteurs er niet van weerhouden om hem af en toe ook als de dappere vorst te presenteren. Dit gebeurt niet vaak en daardoor krijgt men dus niet hetzelfde beeld als bij Karel, die in de vorstenspiegels een echt stoutmoedige krijger was. Toch dragen deze enkele voorstellingen van Filips als de moedige strijder bij tot het totaalbeeld dat men van hem in de vorstenspiegels krijgt.

A-t-on vue jamais dans le monde un Lyon plus farouche & plus courageux que le fut le Roy Philippe contre ses ennemis?” vraagt Balthasar Porreño zich af. Het antwoord laat niet lang op zich wachten. Voor Porreño was Filips daadwerkelijk een dappere leeuw omdat onder zijn regering haast alle delen van Europa in een oorlog verwikkeld waren, behalve Spanje. Dat daar alles peis en vree was, kwam door niets anders dan de autoriteit en de moed van Filips II, redeneerde Porreño[295]. Men gebruikte de rust en de vrede in het Spaanse Rijk gedurende de tweede helft van de zestiende eeuw dus niet alleen als illustratie voor de vreedzame vorst maar ook als argumentatie voor de grote moed van Filips II. Exact dezelfde redenering vindt men bij Leti terug[296]. Vermoedelijk heeft hij ze aan Porreño ontleend.

Soms stelt men het voor alsof Filips in allerlei militaire campagnes waarin hij in realiteit nooit persoonlijk geparticipeerd heeft, dapper heeft meegestreden. Op die manier lijkt hij net als zijn vader een onversaagd krijgsman. Ce fut avec un grand courage, qu’il resista au Turc […], secourut les Chevaliers de Malthe, conserva les frontieres de la Hongrie, combatit pour la gloire de Dieu & pour la defense de son Eglise; & si la fortune l’abandonna jamais, & sa gloire n’en fut point diminuée[297], schrijft Porreño. Vooral Porreño probeert Filips in zijn vorstenspiegel als moedig en onverschrokken af te beelden en het indirecte ridderideaal om te buigen naar een direct ridderideaal. Filips gedraagt zich daarom in het werk van Porreño dapperder dan in dat van Leti, hoewel hij bij Leti ook af en toe als een buitengewoon dappere vorst opduikt.

De enige veldslag waarbij Filips echt in contact kwam met de oorlog was de inname van de Franse stad St.-Quentin (1557)[298]. De Ulloa verhaalt nog over deze veldslag op het einde van zijn Vita van Karel V. Voor hem was het de voorbode van de grootse prestaties die de jonge vorst nog zal leveren[299]. Zo’n mooie zege in het prille begin van zijn regering dwong in de ogen van De Ulloa respect af[300].

In de appendix over Filips II bij de editie van Louis de Waine van Les actions héroyques et plaisantes de l’Empereur Charles V vergelijkt men Filips in verband met zijn overwinning te St.-Quentin zelfs met Julius Caesar. Schijnbaar onneembare vestingen als Han en St.-Quentin waren steden “que Jules Cesar ne put soûmettre en plusieurs années à l’obéissance de l’Empire Romain[301].

Gregorio Leti schetst een gans ander beeld van Filips. Hij portretteert Filips helemaal niet als de moedige vorst die een Frans bolwerk weet in te nemen. Deze overwinning mag men van hem gerust op het conto van Filips’ adviseurs en legerleiding schrijven “want, om de waarheid te zeggen, de koning Filips, terwijl de anderen streeden, was hy met twee Franciscaner Vaders in sijn tent beesig met gebeeden te doen, met goede wachten rondom bezet, buiten welken hy niet trad voor dat hy verstond den uittersten nederlaag der Franzen; schoon andere Schryvers hem de eere van dit gevecht willen geven: ’t Is evenwel waar, dat hy uit de zelve tent veele goede bevelen gaf[302]. Leti stelt Filips dus eerder als een bange vorst voor die zijn tent niet uit durft komen alvorens het gevecht voorbij is. Hij had maar weinig verdienste aan de overwinning, aldus Leti. Dit beeld contrasteert erg met de andere weergaven van Filips in de strijd van Saint-Quentin. Het geeft ook aan dat Leti Filips helemaal niet van kritiek spaart. De les die andere vorsten hieruit moesten trekken was ongetwijfeld dat ze zich tijdens het gevecht niet in een goed bewaakte tent mochten opsluiten maar dat ze de manschappen in de strijd met woord en daad moesten steunen. Toch breekt Leti Filips niet helemaal af. Hij gaf vanuit zijn tent immers adequate bevelen. Dit getuigde van een goed militair inzicht en brengt ons bij het beeld van de strateeg. Verrassend genoeg is dit de enige keer dat men Filips in de bronnen als een militaire strateeg portretteert. Het is dus eerder een uitzondering en het domineerde zeker niet het algemene beeld dat men van hem via de vorstenspiegels kreeg.

We hebben van Karel V gezegd dat hij in de bronnen sporadisch als een veroveraar opdook en dat de vergelijking met Alexander de Grote hier een gevolg van was. Hoe staat het met dit beeld bij Filips II?

Het is alleszins geen beeld van hem dat in de vorstenspiegels nadrukkelijk aanwezig is. Leti schilderde hem nog wel een paar keer als een veroveraar af, vooral in verband met de Portugese successie[303]. Hij stelt Filips vooreerst voor als een sluwe, laaghartige en begerige monarch die geen enkel middel schuwde om Portugal bij zijn gebieden in te lijven[304]. Dit maakt weer deel uit van het dubbelzinnige beeld dat Leti van Filips creëert: de ene keer looft hij hem om zijn vredelievendheid en afkeer van geweld, de andere keer verfoeit hij hem om zijn gewetenloosheid en wreedheid. Nu beschrijft hij Filips als een vorst die zijn territoriale honger koste wat het kost moet kunnen bevredigen. Hiervoor sluit hij volgens Leti zelfs een verbond met de Turken (in werkelijkheid was het eerder een wapenstilstand)[305] omdat hij een aanval van de Turken op één van zijn gebieden in zijn militaire campagne tegen Portugal kon missen als kiespijn. Leti concludeert hieruit dat de uitbreiding van zijn rijk voor Filips veel belangrijker was dan de verdediging van het katholieke geloof. “Alzoo heeft dese zelve Koning Filips, die geswooren had veel liever te willen verliesen de Kroon, die sijn hoofd omringde, als sich verbinden met den Turk, om de hagchelijke hoop van sijne vereyschingen op Portugaal, niet te verliesen of waagen, zelfs komen verzoeken, ’t geene hij eerst hadde geweigert en verworpen, onder voorwendinge van yver in de Gods-dienst; een openbaar teeken, dat’er in hem niet anders schuilde, als een enkele begeerlijkheid van heerschen en gebieden; en verder uit te breyden de grensen van sijn Koningryk[306].

Dit is dus geen al te fraai beeld van Filips dat Leti schetst en kadert weer in de opkomst van de vorst als ‘anti-voorbeeld’ in de zeventiende- en achttiende-eeuwse vorstenspiegels. Hij volgt eenzelfde logica bij de ontdekking en verovering van de Filippijnen door de Spanjaarden. Filips wil laten uitschijnen dat hij deze eilanden veroverd heeft om de plaatselijke bevolking te christianiseren maar volgens Leti gebruikt hij de religie opnieuw als motief om zijn eigen veroveringsdrang toe te dekken. Het waren in de eerste plaats de rijkdommen van het land en het prestige van een nieuwe ontdekking die Filips interesseerden en niet de introductie van het katholieke geloof in deze ‘heidense’ gebieden[307]. Terwijl Karels veroveringsdrang niet noodzakelijk als iets negatiefs beschouwd werd, blijkt dat bij Filips wel het geval te zijn. Porreño nuanceert dit wat en vergelijkt Filips (net als Karel) met die machtige veroveraar uit de Oudheid, Alexander de Grote. Filips behaalde immers glorieuze zeges, veroverde verschillende steden en nieuwe rijken, “quand même, comme un autre Alexandre, il se feroit rendu le maître de l’univers[308]. Balthasar Porreño krijgt over Filips haast geen kwaad woord over zijn lippen en bedenkt hem met dit overdreven compliment dat toch enig tegengewicht biedt voor Leti’s negatieve perceptie van Filips als veroveraar.

De klemtoon is in dit hoofdstuk iets sterker op Karel dan op Filips komen te liggen. Hoewel Filips ook herhaaldelijk als ridderlijk gekarakteriseerd wordt, is deze ridderlijkheid bij Karel toch wat dominanter aanwezig. Filips wordt tegelijk als een bureaucraat voorgesteld die erg bedachtzaam beslissingen neemt. Dit kan men als een tegenpool voor zijn ridderlijkheid beschouwen. Op die manier staat Filips in de vorstenspiegels met het ene been in de Middeleeuwen en met het andere in de Moderniteit terwijl Karel veel steviger verankerd blijft in de Middeleeuwen met hun ridderlijke idealen. Het is dit nuanceverschil tussen beide vorsten dat ons ridderideaal typeert.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[216] VAN WINTER, Ridderschap, 23-35 en 73 en HARPER-BILL, The ideals and practice, XI en 128-131.

[217] DE VERA Y FIGUEROA, Histoire de l’Empereur Charles V, 5.

[218] DE GRIECK, De heerelycke ende vrolycke daeden, 225.

[219] Ib.

[220] LETI, La vie de l’Empereur Charles V, I, 44.

[221] LETI, La vie de l’Empereur Charles V, IV, 294.

[222] DE ULLOA, Historie, fol. 144.

[223] DE ULLOA, Historie, fol. 126-127, fol.140-141;  LETI, La vie de l’Empereur Charles V,  IV, 41; DE VERA, Histoire de l’empereur Charles V, 272  en DE GRIECK, De heerelycke ende vrolycke daeden, 155.

[224] Gregorio Leti geeft in zijn vorstenspiegel over Karel V twee mooie voorbeelden hiervan op pagina 150 van volume II (over de expeditie naar Tunis in 1535) en pagina’s 37-42 van volume IV (over de belegering van Metz in 1552). Ook Fickaert illustreert dit gedrag in zijn uitgave op pagina 58 in verband met de aanval van Karel V op de Fransen nadat zij in 1536 Noord-Italië waren binnengevallen.

[225] In De heerelycke ende vrolycke daeden wordt het belang hiervan op pagina 231 benadrukt: “Ghelyck oock de Maen de nederige dingen het meest beweeght, ende verrandert, niet dat haer cracht grooter is als de Son, oft andere planeten, maer om dat sy naerder d’aerde is: soo isser veel aen gelegen, soo ten tyde van Peys, als oorloge, oft den Prince tegenwoordigh oft af wesende is”.

[226] Voor De Ulloa zie bijvoorbeeld fol. 90, fol. 105 en fol. 109. Voor De Vera zie pagina 213. Voor Leti zie deel II: 168 en 442; deel III: 25; deel IV: 37, 40. Voor Fickaert (ed.) zie pagina’s 36, 53, 55, 65 en 88.

[227] Waerachtighe Historie, 88.

[228] De Turkse admiraal Barbarossa ontving van Suleiman de Grote de opdracht om met de christelijke troepen in het Middellandse Zeegebied af te rekenen. In 1534 nam hij Tunis in, een schatplichtige staat aan Spanje. Dit was een uitstekende uitvalsbasis om de kusten van Sicilië, Sardinië en Zuid-Italië met aanvallen te bestoken. Een dergelijke uitdaging kon Karel onmogelijk negeren en hij organiseerde een grootscheepse expeditie naar Tunis met de steun van een pauselijke vloot en de Orde van Malta. Na de inname van de havenstad La Goletta stootte Karel tot Tunis door, dat in 1535 veroverd werd. Er werden duizenden christelijke gevangenen bevrijd, men plaatste een getrouwe op de troon, Muley Hasan, en legde hem een verdrag op dat de katholieke eredienst in de stad toeliet. Het was één van Karels grootste militaire zeges. Hij stond nu op het toppunt van zijn macht. BLOCKMANS, Karel V 1500-1558, 162-163 en SOLY, Carolus, 21.

[229] DE VERA Y FIGUEROA, Histoire de l’empereur Charles V, 212-214.

[230] Het was de bedoeling om na Tunis ook Algiers in te palmen. Omdat het zeilseizoen afliep en omdat vele manschappen ziek of gewond waren, zag Karel van dit plan af. In 1541 besloot Karel ondanks het onbetrouwbare herfstweer om koers te zetten naar Algiers. De landing van de manschappen verliep vlekkeloos. Dan stak er plots tijdens het lossen van de voorraden een zware storm de kop op. Meer dan honderd schepen zonken. De aanhoudende regens maakten de troepen die nog geen kamp hadden kunnen bouwen vleugellam. Karel zag zich uiteindelijk genoodzaakt om het beleg op te heffen. BLOCKMANS, Karel V 1500-1558, 164 en 171-172 en SOLY, Carolus, 22.

[231] DE VERA Y FIGUEROA, Histoire de l’empereur Charles V, 244. Deze anekdote vindt men overigens ook terug in de bundel van De Grieck: De heerelycke ende vrolycke daeden, 160 en bij De Ulloa op fol. 105.

[232] Waerachtighe Historie, 66.

[233] LETI, La vie de l’Empereur Charles V, II, 449.

[234] Zie bijvoorbeeld DE VERA Y FIGUEROA, Histoire de l’empereur Charles V, 116-121.

[235] DE GRIECK, De heerelycke ende vrolycke daeden, 108.

[236] Dit blijkt onder andere uit de folio’s 123-125 bij De Ulloa.

[237] DE ULLOA, Historie, fol. 154.

[238] LETI, La vie de l’Empereur Charles V, I, 13. We verwijzen nog naar pagina 171 van deel II waar Karels rol als strateeg in de slag bij Tunis erg in de verf wordt gezet.

[239] LETI, La vie de l’Empereur Charles V, IV, 41-42.

[240] DE VERA, Histoire de l’ empereur Charles V, 252.

[241] LETI, La vie de l’Empereur Charles V, IV, 294.

[242] Waerachtighe Historie, 126.

[243] LETI, La vie de l’Empereur Charles V, III, 419-420.

[244] DE GRIECK, De heerelycke ende vrolycke daeden, 20.

[245] LETI, La vie de l’Empereur Charles V, IV, 231-232.

[246] DE VERA Y FIGUEROA, Histoire de l’empereur Charles V, 290; DE ULLOA, Historie, fol. 154 en LETI, La vie de l’Empereur Charles V, III, 290-291.

[247] BURKE, “Karel V (her)bekeken”, 393-394.

[248] BURKE, “Karel V (her)bekeken”, 396-398.

[249] BURKE, Het beeld van een koning, 26.

[250] BURKE, “Karel V (her)bekeken”, 417.

[251] Op de volgende bladzijde is dit befaamde ruiterpotret bijgevoegd. We hebben de afbeelding gehaald uit The Royal Horse and Rider. Painting, sculpture and horsemanship 1500-1800 van W. Liedtke.

[252] CHECA CREMADES, “De beeldvorming rond Karel V”, 496.

[253] RASSOW, “Das Bild Karls V.”, 17. R. Wohlfeil bevestigt dit idee. WOHLFEIL, “Kaiser Karl V.”, 236.

[254] SOLY, Carolus, 98.

[255] SOLY, Carolus, 270.

[256] CHECA CREMADES, De beeldvorming rond Karel V, 496-497 en SOLY, Carolus, 271.

[257] SOLY, Carolus, 271.

[258] BURKE, “Karel V (her)bekeken”, 436.

[259] LETI, La vie de l’Empereur Charles V, II, 390.

[260] LETI, La vie de l’Empereur Charles V, III, 329. Ook in De Zedelijcke Doodt van De Swaen raadt Karel Filips erg expliciet aan om de vrede na te streven. Een jonge vorst die eer en glorie nastreeft, zo vertelt Karel, laat zich makkelijk tot de oorlog verleiden en dwaalt af van het pad der voorzichtigheid. Deze drang naar een heldenstatus heeft de wereld al veel ellende opgeleverd en het is de vorst zijn taak om in zijn gebieden rust en welzijn te laten heersen. DE SWAEN, De Zedelijcke Doodt, 7.

[261] DE GRIECK, De heerelycke ende vrolycke daeden, 72.

[262] DE ULLOA, Historie, fol. 41.

[263] Dit idee vindt men onder meer terug bij De Ulloa op fol. 39-41 en in De heerelycke ende vrolycke daeden, 21.

[264] LETI, La vie de l’Empereur Charles V,  I, 80-82.

[265] In zijn vorstenspiegel over Filips doet hij dit nog veel meer. Daarin maken de herhaalde valse klanken een grote lofzang op Filips onmogelijk.

[266] De aanleiding hiertoe was het niet naleven door Frans I van het Verdrag van Madrid (1526), dat hij had moeten tekenen na zijn nederlaag en gevangenneming bij de slag van Pavia (1525). Karel reageerde furieus en daagde hem uit tot een duel. Dit duel zou er uiteindelijk niet komen. Enkele jaren later, in 1536, daagde Karel Frans opnieuw tot een duel uit, met hetzelfde resultaat. BLOCKMANS, Karel V 1500-1558, 80.

[267] DE GRIECK, De heerelycke ende vrolycke daeden, 123-125.

[268] BURKE, “Karel V (her)bekeken”, 417.

[269] DE VERA Y FIGUEROA, Histoire de l’empereur Charles V, 167-171; DE ULLOA, Historie, fol. 70; Waerachtighe Historie, 24-25; LETI, La vie de l’Empereur Charles V, II, 268-278. Bij de beschrijving van dit voorval trekt Leti van leer tegen Karel V. Hij vindt dat Karel zich in zijn rivaliteit met Frans te hard heeft laten meeslepen. Hij had zich volgens Leti niet door zijn woede mogen laten leiden en had bedachtzamer moeten reageren. Toch nuanceert Leti onmiddellijk door te zeggen dat dit in de aard van het beestje ligt. Karel was immers een ‘homme de guerre’, die het soms moeilijk had om zijn edelmoedige passie opzij te schuiven.

[270] Zie bijvoorbeeld DE ULLOA, Historie, fol.101 en DE GRIECK, De heerelycke ende vrolycke daeden, 237.

[271] De orde van het Gulden Vlies kan men als het symbool zien van het middeleeuwse ridderideaal. Het symboliseert de christelijke, ridderlijke keizer. YATES, Astraea, 22. Filips de Goede had deze orde in 1430 gesticht “uit liefde voor de ridderschap, ter bescherming en uitbreiding van het christelijk geloof”. In deze orde zetelde de hoogste adel en soms ook buitenlandse vorsten. De leden hiervan werden ‘ridders’ genoemd. Men kan deze orde als een restant van het Bourgondische ridderwezen zien. BRANDI, Keizer Karel V, 13-14.

[272] Zie onder meer DE GRIECK, De heerelycke ende vrolycke daeden, 243-247.

[273] LETI, La vie de l’Empereur Charles V, II, 443-452.

[274] Karel moest in 1552 uit Innsbruck wegvluchten voor de oprukkende troepen van de opstandige protestantse vorsten onder leiding van Maurits van Saksen, zijn vroegere beschermeling en bondgenoot. Via de Alpen wist de Habsburger zich nog in extremis te redden voor de smaad om in de handen van zijn tegenstanders te vallen. BLOCKMANS, Karel V 1500-1558, 355-357.

[275] DE ULLOA, Historie, fol. 198.

[276] LETI, La vie de l’Empereur Charles V, III, 408-409.

[277] De Franse legers bedreigden in 1552 de Nederlanden. De Franse vorst, Hendrik II, behaalde in Lotharingen spectaculaire successen en stootte door naar Luxemburg.  Karel besloot om vanuit Duitsland op te rukken tot Metz, één van de drie rijkssteden in Lotharingen die door de Fransen waren ingenomen, en de stad te belegeren. Metz was echter een versterkte vesting en men boekte haast geen progressie in de belegering ervan. Ondertussen viel het Franse veldleger de Habsburgse Nederlanden binnen en nam het de belangrijke stad Hesdin in. Net voor Kerstmis zag Karel zich genoodzaakt om de handdoek in de ring te werpen . Hij gaf de belegering van Metz op. BLOCKMANS, Karel V 1500-1558, 213-216 en SOLY, Carolus, 23.

[278] LETI, La vie de l’Empereur Charles V, IV, 43.

[279] Ib.

[280] LETI, Het leven van Filips de II., I, 11.

[281] PORREÑO, Recueil des Actions, 173-174.

[282] PORREÑO, Recueil des Actions, 202-203.

[283] PORREÑO, Recueil des Actions, 250.

[284] Zie bijvoorbeeld in deel I op pagina 276.

[285] Zie bijvoorbeeld in deel II op pagina 408 of pagina’s 447-452.

[286] LETI, Het leven van Filips de II, I, 640.

[287] LETI, Het leven van Filips de II, II, 68-74.

[288] LETI, Het leven van Filips de II, I, 391.

[289] LETI, Het leven van Filips de II, I, 581.

[290] Recueil des actions (in: Les actions héroyques), 16.

[291] LETI, Het leven van Filips de II, II, 694 en PORREÑO, Recueil des Actions, 435.

[292] LETI, Het leven van Filips de II, II, 713.

[293] De Swaen geeft de tegenstelling tussen Karels en Filips’ militaire werkwijze mooi aan in De Zedelijcke Doodt: Over keizer Karel schrijft hij dat deze “den arbeyt [had] uytgestaen in ’t bloedigh oorloghsperck” terwijl Filips “al dese daên te last aen onse plicht [legt]”. DE SWAEN, De Zedelijcke Doodt, 5.

[294] LETI, La vie de l’Empereur Charles V, IV, 258-259.

[295] PORREÑO, Recueil des Actions, 39-40.

[296] LETI, Het leven van Filips de II, II, 713-714.

[297] PORREÑO, Recueil des Actions, 52.

[298] De aanval op St.-Quentin was een reactie van Filips op de Franse invallen in Italië en de Nederlanden. Hij zou er met de steun van Engelse troepen een eclatante overwinning op de Fransen boeken. Een jaar later, in 1558, kregen de Fransen te Grevelingen een tweede nederlaag te verwerken. In 1559 werd in Cateau-Cambrésis vrede gesloten tussen de strijdende partijen. De Franse vorst deed afstand van zijn rechten op Italië maar mocht Calais, Metz, Toul en Verdun behouden. KAMEN, Philip of Spain, 64-70 en 73.

[299] De Ulloa kon echter niet weten welke prestaties Filips als vorst in het algemeen en als militair opperbevelhebber in het bijzonder nog zou leveren aangezien hij, zoals we in het eerste hoofdstuk reeds zeiden, zijn vorstenspiegel al in 1560 publiceerde. Filips was toen nog maar een paar jaar aan de macht. Hij schetst hierdoor een vertekend beeld door Filips op basis van deze twee slagen als een koene, strijdende held voor te stellen. Filips zou in de loop van zijn verdere regering als een eerder bureaucratische vorst dit beeld niet erg bestendigen.

[300] DE ULLOA, Historie, fol. 215-220.

[301] Recueil des actions (in: Les actions héroyques), 5-6. Zie ook PORREÑO, Recueil des Actions, 50.

[302] LETI, Het leven van Filips de II, I, 220-221.

[303] Sebastiaan I van Portugal, een neef van Filips II, was in 1578 kinderloos gesneuveld in de slag bij Alcazarquivir in Marokko en had zijn koninkrijk aan een kinderloze geestelijke van zevenenzestig jaar, kardinaal Hendrik, nagelaten. Filips was Hendriks naaste mannelijke familielid en zou op zijn beurt aanspraak kunnen maken op de Portugese troon. Er waren nog twee andere troonpretendenten, de zoon van de hertog van Braganza en de onwettige kleinzoon van Manuel I, Dom Antonio. Filips probeerde eerst op vreedzame, wettelijke wijze de overdracht van de Portugese troon aan hem te bewerkstelligen maar toen dit plan door het overlijden van de kardinaal-koning werd verijdeld, zag Filips zich genoodzaakt om met geweld het Portugese koninkrijk te annexeren. Uiteindelijk werd hij in april 1581 door de Portugese Cortes tot koning van Portugal uitgeroepen. PARKER, Filips II, 153-157.

[304] LETI, Het leven van Filips de II, II, 62-65.

[305] KAMEN, Philip of Spain, 162.

[306] LETI, Het leven van Filips de II, II, 123.

[307] LETI, Het leven van Filips de II, I, 516-518.

[308] PORREÑO, Recueil des Actions, 253-254.