De Leeuw in de achteruitkijkspiegel. Het weekblad De Volksunie-Wij van 1955-1978 over het verleden en de historiografie van de Vlaams-nationale partijpolitiek. (Bart Seldeslachts)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk I: De Volksunie 1954-1978.

 

Het tijdschrift van de Volksunie onstond in 1955. Het onderging in 23 jaar tijd een grondige evolutie. Op vormelijk vlak werd het niet alleen op een groter formaat met meer bladzijden gedrukt, maar veranderde het ook van een maand- in een weekblad. Ook inhoudelijk waren er grondige evoluties. De geschiedenis van dit tijdschrift was onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van de Volksunie. Daarom zal er in dit inleidend hoofdstuk aandacht besteed worden aan de evolutie van beide. Omdat het tijdschrift ontstond vanuit de Volksunie, kiezen we voor een indeling die parallel loopt met de geschiedenis van de Volksunie, die we eerst in een breder kader plaatsen.

 

 

1. De Volksunie startte wankelend op één been. (1954-1961)

 

Op 21 november 1954 werd de Volksunie officieel opgericht, en op 15 december werden de statuten van de v.z.w. 'De Volksunie' ondertekend. Onder de initiatiefnemers waren er geen met een 'zwart' verleden. Toch kwamen de eerste jaren bijna alle Volksuniemensen uit middens die met de repressie in aanraking waren geweest. De partij wilde zich losmaken van dit verleden, maar is hier nooit volledig in geslaagd. Ideologisch wilde ze geen verantwoordelijkheid dragen voor het verleden; ze was overtuigd dat een andere weg nodig was.[24] Vormelijk haalde de partij nog dikwijls zijn inspiratie uit de tweede helft van het interbellum. Ieder jaar hield de Volksunie een partijmeeting te Antwerpen in zaal Majestic. Op de eerste Majestic-meeting deed de partijleiding, geflankeerd door een geüniformeerde zaalwacht zijn intrede in de zaal onder toejuiching én Houzee-groet van het publiek; het optreden van een muziekkapel gebeurde in echte 'Hitler-stijl'.[25]

 

De eerste voorzitter werd Walter Couvreur. Hij was doctor in de Oosterse talen (1936) en in klassieke filologie (1938), voorzitter van het Vlaams Comité voor Federalisme en werkte in 1952 mee het ontwerp van federale grondwet van het Vlaams Waals College.[26] Hij slaagde er in 1954 in om een verkiezingscoalitie tot stand te brengen met als naam de Christelijke Vlaamse Volksunie, die later omgedoopt werd tot Volksunie[27].

De eerste ondervoorzitters van de Volksunie werden Frans Van der Elst en Herman Wagemans. Frans Van der Elst had aan de Leuvense universiteit van 1939 tot 1944 rechten, thomistische wijsbegeerte en politieke en sociale wetenschappen gestudeerd. Aan de Brusselse balie was de jonge advocaat in contact gekomen met verschillende repressiedossiers, en hij trad voor meerdere collaborateurs op als raadsman, van wie de meest gekende Hendrik Elias was, de voormalige leider van het VNV. Frans Van der Elst was secretaris van het algemeen Vlaams Oud hoogstudentenverbond en verder actief bij het Algemeen Nederlands Verbond en het Vlaams Comité voor Federalisme. Hij was kandidaat op de Vlaams nationale lijst Edmond van Dieren in 1949, zonder tot de Vlaamse Concentratie te behoren, en hij was mede-initiatiefnemer van de Christelijke Vlaamse Volksunie.[28] De Tweede ondervoorzitter was Herman Wagemans. Tijdens zijn rechtenstudies in Leuven was hij actief in de Vlaamse studentenbeweging. Na de tweede wereldoorlog werd hij in 1946 van collaboratie vrijgesproken, en kwam als advocaat met veel repressieslachtoffers in contact. In 1948 werd hij de eerste voorzitter van het Algemeen Nederlands Zangverbond. Op politiek vlak werd hij actief in 1952 toen hij verkozen werd op de lijst van de Vlaamse Concentratie in de Antwerpse gemeenteraad. In 1954 werd Alex Donckerwolcke, als voorzitter van de Vlaamse Concentratie naar voor geschoven als lijsttrekker voor de kamer in Antwerpen, maar door de oprichting van de Christelijke Vlaamse Volksunie werd dan toch voor Wagemans gekozen. [29] Hij werd verkozen tot kamerlid en werd het eerste en enige parlementslid van de latere Volksunie, waardoor de Volksunie startte wankelend op één been.[30]

Rudi Van der Paal werd de eerste secretaris van de Volksunie. Hij had alleen maar zijn humaniora afgemaakt, maar was zeer succesvol in de immobiliën sector. Hij was onder meer reeds actief geweest in het Grammensfonds, het Algemeen Nederlands Verbond, het Algemeen Nederlands Zangverbond, het tweede Paascongres der Vlaamse jongeren en de Vlaams Nationale landdag van 1953. Op politiek vlak organiseerde hij mee het kartel van de Christelijke Vlaamse Volksunie.[31]

Wim Jorissen, René Proost en Ludo Sels waren de gewone leden van de beheerraad van de v.z.w. De Volksunie. Wim Jorissen werd licentiaat in de Germaanse filologie in 1948 aan de Rijksuniversiteit van Gent, waar hij ook in actief was in het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond. Hij behoorde tot de initiatiefnemers van de eerste twee Paascongressen, de Stichting Lodewijk de Raet en de Vlaamse Volksbeweging. Hij was betrokken bij het Algemeen Nederlands zangverbond en het Vlaams Oud Hoogstudentenverbond. Hij was aanhanger van het Diets nationalisme en was mede-initiatiefnemer bij de mislukte poging om een politieke formatie op te richten onder de naam 'Volksunie' in 1949. In 1954 was hij betrokken bij de stichting van de Christelijke Vlaamse Volksunie.[32] René Proost kwam uit het Algemeen Christelijk Middenstandsverbond[33] en Ludo Sels was actief tijdens zijn tuinbouwstudies in het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond en trad via het Boerenfront toe tot het kartel van de Christelijke Vlaamse Volksunie.[34] Deze twee laatste vertegenwoordigde niet meer hun organisaties, zoals bij de Christelijke Vlaamse Volksunie, maar zaten in het hoofdbestuur uit eigen naam; in feite waren de organisaties op het achterplan verdwenen.[35]

 

In de partijstatuten stond duidelijk dat de Volksunie een Vlaams Nationale partij was, die beroep deed op alle Vlamingen die haar programma onderschreven en het gezag van de leiding aanvaardden. De Volksunie wilde zich hierbij tot alle Vlamingen richten zonder onderscheid van godsdienstige of wijsgerige overtuiging, maar stelde wel dat de Rooms Katholieke godsdienst traditioneel steeds de godsdienst van de Vlamingen was geweest. Als gevolg van de schoolstrijd trad er in de periode 1957-1958 een kentering op, en de Volksunie verklaarde zich open voor zowel gelovigen als ongelovigen. In 1967 werd het pluralisme vooropgezet en op verschillende terreinen uitgewerkt.[36] Verder stelden deze partijstatuten dat het doel van de Volksunie het veroveren van de politieke macht was, en deze macht in dienst wilden stellen van de Vlaamse volksgemeenschap ter bevordering van het Vlaamse volksbelang, door in de eerste plaats haar programma te verwezenlijken.[37]

 

De organisatorische opbouw van de partij verliep moeizaam. Er waren financiële problemen, de negatieve weerklank van het Vlaams-nationalisme door de collaboratiepolitiek, en zeker de angst bij velen als gevolg van de repressie en epuratie. De pers was in handen van politieke tegenstrevers en die lieten het niet na om de Volksunie af te schilderen als een partij van incivieken, fascisten, separatisten en scheurmakers.[38] Daarom werd in januari 1955 een eigen maandblad in het leven geroepen: De Volksunie, orgaan van de Volksunie v.z.w. Het blad speelde een belangrijke rol in de organisatie en in de propaganda van de partij.[39] De basis van de propaganda van de partij was de abonnementenslag. De uitbreiding van de partijwerking hing grotendeels af van de stijging van het aantal abonnementen.[40] Tot 1960 waren er meer abonnees dan leden, de mensen lazen eerst De Volksunie en werden pas later lid. De Volksunie bestond uit twee hoofdgedeelten: het redactioneel gedeelte en een gedeelte bewegingsleven.[41]

 

In het eerste nummer schreef Walter Couvreur 'Het manifest van de Volksunie'.[42] Hierin zette Couvreur de krijtlijnen van het Volksunieprogramma uit. Vooraleerst werd hierin gewezen op de trouw aan de nationalistische grondbeginselen van de Vlaamse Beweging en de federalistische herinrichting van België.[43] Verder wees Couvreur op verschillende problemen: werk in eigen streek, herwaardering van middenstand en landbouw, sanering van de rijksfinanciën, herverdeling van de belastingen, hervormingen van het onderwijs, leger en buitenlands beleid en de oplossing van het repressieprobleem. Het amnestiedossier kon de eerste jaren op veel aandacht rekenen. Er werd volledige amnestie geëist; de onrechtvaardige repressie moest recht gezet worden. De stelling van Vranken dat de collaboratie iets was dat vergeten moest worden is te eenvoudig.[44] Over de middenstand en landbouw kwamen in de beginjaren regelmatig artikels terug. Ook het studentenleven kreeg veel aandacht in het tijdschrift. Tot de jaren 1960 kwamen er veel artikels voor, die de letterlijke weergave waren van discussies in het parlement.

 

De Volksunie telde acht bladzijden en evolueerde naar zestien en vierentwintig bladzijden, het formaat wisselde doorheen de jaren. De prijs van een jaarabonnement werd van 50 Fr in 1955 opgetrokken naar 100 Fr in 1956 omdat De Volksunie vanaf dan halfmaandelijks werd uitgegeven. Voor de medewerkers van het blad kunnen we een onderscheid maken tussen redacteurs, diegenen die vermeld werden als lid van de redactie, en de gewone medewerkers, waarmee we alle anderen bedoelen behalve de mensen die het afdelingsnieuws verzorgen.[45] Frans van der Elst was de eerste hoofdredacteur en Wim Jorissen werd de eerste redactiesecretaris. Het probleem was dat er geen redactie was.[46] Het gevolg hiervan was dat Van der Elst en Jorissen veel werk zelf moesten opknappen. Vooral Jorissen was het werkpaard voor de technische en inhoudelijke realisatie. Vermits er geen geld beschikbaar was om iemand aan te werven, betekende dit een bijkomende belasting voor deze personen, die nog een andere beroepsbezigheid hadden. Hierdoor werd het blad niet meer dan een bundeling van verschillende teksten waarbij iedere coördinatie ontbrak. Vanaf 1956 kwamen Handelsbladjournalist Staf de Lie en Jan de Bondt, die nauw betrokken was geweest bij de bouw van de IJzertoren, erbij als medewerkers.

In 1957 schreef Toon Van Overtraeten zijn eerste artikels, dikwijls onder het pseudoniem van dio geneses of A.N. Tovano. Toon Van Overstraeten was tijdens de tweede wereldoorlog op zeventienjarige leeftijd als vrijwilliger met het Vlaamsch Legioen naar het Oostfront getrokken. Hij was daar betrokken bij de Rebellenclub die reageerden tegen Groot Duitsland, zonder rekening te houden met de zelfstandigheidgedachte, en de anti-katholieke indoctrinatie van de Waffen-SS. Na de oorlog ging hij, na een gevangenisstraf van twee jaar meewerken aan nationalistische publicaties zoals Opstanding en Periodiek Contact.[47]

Vanaf 1958 werkte ook Filip de Pillecyn regelmatig mee. Hij schreef onder andere verschillende cursiefjes onder het pseudoniem Casmir, citroen of cit. De Pillecyn was al een oud gediende in de Vlaamse Beweging. Hij was oorlogsvrijwilliger van de Eerste Wereldoorlog en een van de leiders van de frontbeweging. Na de oorlog werd hij een van de leiders van het Verbond der Vlaamse Oudstrijders en mede initiatiefnemer van de IJzerbedevaarten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog sloot hij zich aan bij het VNV en DeVlag. Na de oorlog werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar, maar hij kwam al vrij in 1949.[48] Op het einde van 1958 schreef de redactie een klein bericht, waarin ze aankondigde dat verschillende nieuwe medewerkers, zonder deze medewerkers kenbaar te maken, de redactie waren komen vervoegen.[49]

 

De drukker eiste dat ieder nummer op voorhand werd betaald, zodat er zware financiële problemen ontstonden. Zo werden Van der Elst en Jorissen er toe gedwongen om in heel het land te gaan bedelen voor financiële hulp. Deze toestand verbeterde doordat er vanaf 1956 publiciteit werd toegestaan. Om deze publiciteit te vinden, kreeg de propagandist die de reclame aanbracht kreeg 20% van de opbrengst voor zichzelf of voor de kassa van de plaatselijke afdeling.[50] Ook de verspreiding was een probleem. In 1955 waren er 1325 abonnementen. Om abonnementen te werven werd De Volksunie gratis naar een aantal adressen opgestuurd. Verschillende mensen wensten alleen een abonnement nemen als het blad werd verstuurd onder band of niet met post. De angst van de repressie zat er nog dik in. Om het werven van abonnementen en leden aantrekkelijker te maken, kreeg de lokale afdeling 10% van de opbrengst. Voor colportage, de belangrijkste vorm van verspreiding van De Volksunie, bleek de Vlaamse Militanten zeer nuttig. In 1956 probeerde de Volksunie het blad aan de man te brengen via stationskiosken, maar dit bleek niet rendabel.

 

De financiering van het maandblad was in 1955 de aanleiding voor een geschil tussen Couvreur en de rest van het partijbestuur. Couvreur vond dat een maandblad niet volstond, en wilde beginnen met een dagblad. Dit zou gefinancierd worden via een systeem van renteloze obligaties van rijke Vlaams-nationalisten. Dit voorstel haalde Couvreur van Joris De Smedt. Joris De Smedt was goed bevriend met Couvreur en stond borg voor de lening van het huis van Couvreur. Het bestuur, en vooral Frans Van der Elst, vond dit, na een stemming (4 pro en 6 contra), een te groot financieel risico. Couvreur trok hier zijn conclusies uit en nam ontslag. Hij bleef lid van de Volksunie en zou later weer naar de bestuursvergaderingen komen.[51] Deze financiële zaak was zeker een breekpunt, maar er waren ook andere redenen: Couvreur had zelf niet echt politieke ambities en wilde meer tijd vrijmaken voor wetenschappelijk werk te verrichten.[52] Van der Elst volgde hem op als waarnemend voorzitter; het partijbestuur hoopte dat Couvreur op zijn stappen zou terug keren en vreesde de negatieve reacties in de pers, die zeer nadelig zouden zijn voor de jonge partij. Deze hoop bleek echter ijdel en in 1957 werd Van der Elst verkozen tot voorzitter. De belangrijkste reden voor de verkiezing van Van der Elst was dat hij binnen en buiten de partij een groot prestige had kunnen opbouwen en dat hij niet 'verbrand' was door de collaboratie.[53]

 

Niet alleen financieel had de partij het moeilijk in het begin. Ook het politieke klimaat was niet gemakkelijk voor het ontstaan van een nieuwe Vlaams-nationalistische partij.[54] Na de homogene CVP regeringen, die zich voornamelijk hadden bezig gehouden met de koningskwestie, de nasleep hiervan en een toespitsing op de internationale toestand en daaruit voortvloeiende zware militaire verplichtingen in NATO verband, kwam er in 1954 een linkse regering aan de macht onder leiding van de socialist Achiel Van Acker.[55] In deze regering voerden vooral de socialisten de boventoon. Om een hechte coalitie te vormen met de liberalen werd er gekozen om een antiklerikaal beleid te voeren. Vooral de socialist Leo Collard, minister van openbaar onderwijs en de liberaal Buisseret, minister van Koloniën voerden een streng antiklerikaal beleid. Het politieke klimaat werd tijdens deze regering vooral beheerst door de schoolstrijd.[56] Deze barstte goed los toen uit het officieel onderwijs 110 gediplomeerde leerkrachten uit het vrij onderwijs, werden ontslagen door de regering.

 

In de eerste jaren fulmineerde De Volksunie tegen de CVP, die in dezelfde kiesvijver viste. De Volksunie mikte in deze eerste jaren op vooral op de gelovige Vlamingen, kleine burgerij en de intellectuele middenklasse.[57] Doordat de CVP in de oppositie zat, kon de CVP zich veel radicaler opstellen op het communautaire vlak en werd het moeilijker voor de Volksunie om kiezers te winnen. Koen T' Sijen stelde dat de Volksunie gegroeid was in de jaren 60 door het ontevreden CVP kiespubliek. In de jaren 70 zouden deze kiezers terug naar de CVP gegaan zijn.[58] De Volksunie reageerde tegen de CVP pers. Er werd een felle polemiek gevoerd in De Volksunie met andere bladen. Deze strategie veranderde met de komst van Van Overstraeten.[59] Het belangrijkste politieke item was de schoolstrijd, hierdoor werd de Volksunie bijna verpletterd tussen deze links rechts polarisatie.[60] De Volksunie probeerde zijn eigen koers te varen en ook kiezers van de socialisten binnen te halen. Zo schreven ze na de mijnramp in Marcinelle dat "de Vlaamse arbeiders de slachtoffers zijn van de kapitalistische wantoestanden in dit land".[61]

 

De enige volksvertegenwoordiger was Herman Wagemans, verkozen op de lijst van de Christelijke Vlaamse Volksunie. Deze kon zijn taak niet voldoende waar maken en liet veel werk aan anderen over. Hierdoor kwam er meer en meer kritiek op zijn persoon.[62] Deze kritiek ging zowel over zijn geringe financiële mobilisatiekracht, de weinige medewerking aan de organisatie van de partij en aan De Volksunie als het verwijt dat hij zich niet hield aan de afspraken. Het waren vooral oudgedienden die, zowel in de Volksunie als erbuiten, tegen hem ageerden. In Antwerpen draaide het uit op een conflict. Het neerleggen van bloemen door Wagemans aan een monument van verzetslieden werd hem zeer kwalijk genomen en het was de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen.[63] Verschillende mensen eisten dat Wagemans de kamerlijst niet zou aanvoeren. Het hoofdbestuur duidde Van der Elst aan om de kamerlijst in Antwerpen te trekken en Wagemans zou de senaatslijst trekken. Aanvankelijk ging Wagemans hier mee akkoord, maar kwam terug op deze beslissing. Dit was één van de enige interne partijdiscussies die hun weg vonden naar De Volksunie.[64] De andere belangrijke dag- en weekbladen besteden natuurlijk ook veel aandacht aan deze 'scheuring'. Niet alleen de interne verdeeldheid was een probleem naar de verkiezingen toe: vlak voor de verkiezingen keerde de Kerk bij monde van Mgr. De Smedt zich openlijk tegen de Volksunie. Voor de Volksunie stemmen werd als zwaar zondig aanzien. De CVP maakte ook duchtig antireclame tegen de Volksunie als 'scheurpartij' en wilde niet samenwerken met de Volksunie. Van der Elst reageerde op zijn beurt door een artikelenreeks, De politieke partijen en de Vlaamse Beweging te schrijven in De Volksunie waarin hij beklemtoonde dat er altijd een zelfstandige Vlaamse partij had bestaan na de Eerste Wereldoorlog en er reeds pogingen voor de Eerste Wereldoorlog waren geweest.[65]

 

De verkiezingen van 1958 betekenden een grote overwinning voor de CVP, die in de senaat weer een absolute meerderheid behaalde. De Volksunie behaalde nationaal 2% van de stemmen in de kamer van volksvertegenwoordigers.[66] Dit betekende een achteruitgang tegenover de verkiezing van 1954 met 0,2%.[67] De nederlaag was zeer zuur: de Vlaamse Concentratie had het tien jaar eerder zelfs in volle repressietijd beter gedaan.[68] Frans Van der Elst had de enige Volksuniezetel in de kamer wel kunnen behouden en hij bleek beter opgewassen te zijn dan Wagemans om de eenmansfractie waar te maken.[69]

 

De socialisten noch de liberalen wilden toetreden tot een CVP regering omdat ze geen compromis inzake de schoolstrijd wilden sluiten. Hierop kwam er een CVP minderheidsregering onder leiding van Gaston Eyskens. In november werd dan toch het schoolpact gesloten tussen de drie traditionele partijen en traden de liberalen toe tot de regering Eyskens (Lilar). De Kongo-crisis beheerste vooral de regeringspolitiek. De oorlogsinspanningen hadden ook in Belgisch Kongo diepe sporen nagelaten. De Kongo reis van Koning Boudewijn in 1955 had de banden wel terug versterkt, maar de roep om onafhankelijkheid werd in Kongo steeds sterker. Na de bloedige rellen in 1959 in Leopoldstad met 42 doden, verklaarde de koning dat Kongo in de toekomst een onafhankelijk statuut zou krijgen. Ook na de onafhankelijkheid bleef Kongo probleem nummer één en door het vele internationale protest tegen België bracht het de regering op de rand van de afgrond.

Er waren verschillende belangrijke sociale en communautaire spanningen. Op het communautaire vlak heerste de strijd rond de talentelling. De Vlaamse Beweging was voor de afschaffing van deze tienjarige talentelling omdat ze, op basis van de wet van 1932, een nieuwe Vlaamse 'gebiedsroof' kon wettigen. De vorige talentelling van 1947 was door verschillende factoren negatief uitgevallen voor de Vlamingen. De belangrijkste waren zeker de onduidelijke formulering, en het nog bestaande ongunstige klimaat voor de Vlamingen door de repressie. De samenwerking tegen deze talentelling kreeg vooral vaste vorm onder het Vlaams Actiecomité Brussel en taalgrens.[70] Het waren echter de stakingen die volgden op de eenheidswet die de regering de das omdeden. De eenheidswet was een compromisvoorstel waarbij de liberalen de verzwaring van de fiscale druk wilden laten gepaard gaan met ernstige bezuinigingen op de overheidsuitgaven, ook in de sociale sector. Hierdoor kwam er een zware reactie van de vakbonden, vooral onder leiding van André Renard. Doordat de stakingen in Wallonië veel talrijker geweest waren dan in Vlaanderen en omdat het Christelijk Vakverbond niet deelnam , kregen deze sociale spanningen een communautair luik. De wet werd wel goedgekeurd maar over de uitvoer werd men het niet eens, waardoor er verkiezingen werden uitgeschreven.

 

Voor de Volksunie zou het deze keer erop of eronder zijn.[71] De nationale tendens was gunstig voor de Volksunie: de Vlaams Waalse tegenstellingen beheersten de politieke agenda. De onderlinge verdeeldheid van de vorige verkiezing was weggeëbd: Van der Elst was in 1961 met twintig van de eenentwintig stemmen herkozen tot algemeen voorzitter.[72] De partijorganisatie werd verder uitgebouwd. Verschillende geslaagde manifestaties bewezen het bestaan van de partij, ook na de verkiezingsnederlaag van 1958. Ook De Volksunie werd versterkt: vanaf 1959 kwamen Daniël Deconinck en Leo Wouters bij de redactieleden van De Volksunie. Deconinck was geboren in 1921 en was doctor in de rechten en licentiaat in de politieke en sociale wetenschappen en wijsbegeerte. [73] Bij de verkiezingen van 1958 was hij lijsttrekker voor de Kamer in Brussel. Wouters, geboren in 1902, was doctor in de Germaanse filologie en in de rechten. [74] In tegenstelling tot Deconinck was hij reeds zeer actief geweest in de Vlaamse Beweging van zowel voor als na de oorlog. Voor de tweede wereldoorlog was hij zeer actief in de Vlaamse studentenorganisaties zoals het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond, Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond en het Dietsch Studentenverbond. Als medewerker van Thomas De Backer legde Wouters verschillende belangrijke politieke contacten. [75] Doordat De Backer echter niet wilde meewandelen in de radicale Groot Nederlandse strekking van Wouters, zou Wouters meewerken aan het ontstaan van het Vlaams Nationaal Verbond. Wouters stapte mee in de collaboratie en werd tot één jaar gevangenisstraf veroordeeld. Na de oorlog militeerde hij voor de Vlaamse Concentratie en vanaf 1954 sloot hij zich aan bij de Volksunie.

 

Herman Todts stelde dat de Volksunie pas een partij werd na de verkiezingen van 1961.[76] Hij bedoelt hier mee dat de Volksunie, die zich als een zweeppartij zag, deze rol pas kon waarmaken nadat ze meer dan één volksvertegenwoordiger hadden.[77] Als éénmanspartij kon ze in het parlement niet veel meer doen dan sereen aanwezig zijn.[78] Tot 1961 werd de Volksunie niet als een grote bedreiging gezien door de traditionele partijen. Na 1961 kon men niet meer rond de Volksunie: informateur Harmel ondervroeg Van der Elst over het Volksunieprogramma en hierdoor werd de Volksunie voor de eerste maal erkend als politieke partij.[79] Vanaf 1961 kreeg de Volksunie ook een volwaardige structuur die niet alleen op papier bestond.

 

 

2. De Volksunie als zweeppartij (1961-1968)

 

De Volksunie haalde nationaal 3,5% van de stemmen voor de kamer van volksvertegenwoordigers en was de grote overwinnaar van de verkiezingen.[80] Ze haalden vijf kamer- en twee senaatszetels. Naast Frans Van der Elst werden ook Daniël Deconinck, Leo Wouters, Reimond Mattheyssens, en Richard van Leemputten verkozen in de kamer, in de senaat zetelden Renaat Diependaele en Robert Roosens. Wouters, Van Leemputten, en Diependaele behoorden tot de uitgesproken verdedigers van het traditionele Vlaams-nationalisme, Deconinck tot de progressieve vleugel.[81]

 

Na de verkiezingen van 1961 kwam er een CVP-BSP regering van Lefèvre-Spaak.[82] Deze regering wilde vooral de communautaire problemen aanpakken. Vermits ze niet kon optreden als een Constituante kon ze een nieuwe grondwetsherziening alleen maar voorbereiden. De regering stond onder grote druk van de vakbonden en voerde een progressieve sociale politiek. Hierdoor werden verschillende sociaal economische problemen aangepakt. De Volksunie antwoordde op deze politiek met de slogans: 'stop de achteruitstelling van Vlaanderen', 'E3 nu' en 'werk in eigen streek'. De relaties met Kongo waren moeilijk en bleven in de actualiteit. Deconinck en dokter Herman Lecompte, de eerste opvolger van Deconinck en beiden oud- kolonialen, kregen na onderhandelingen acht Vlaamse soldaten, die gegijzeld waren door de Kongolezen, vrij. Dit kreeg grote aandacht in de pers en liet een wrange nasmaak bij de regering, die er niet in geslaagd was de acht vrij te krijgen. De Volksunie slaagde er in om aan bod te komen op de televisie na een spectaculaire actie tijdens 'wie weet wat?'.

 

Op het communautaire vlak stelde zich het probleem van de taalgrens, Brussel, de Leuvense universiteit, het invoeren van een grendelgrondwet, en de zetelaanpassing. Op de ontwerpen van Gilson, minister van binnenlandse zaken, over de taalgrens kwam er van de Volksunie en de Vlaamse Beweging heel wat reactie. Zo werden er twee marsen op Brussel georganiseerd in oktober 1961 en 1962. Deze lokten dan weer tegenbetogingen uit van de Mouvement Populaire Wallon. Toch werden de voorstellen van Gilson aanvaard. Er bestond een grimmige sfeer, zo trad de overheid streng op tegen de betogers contra de Franse preken, en de Nederlander Paardekooper werd uitgewezen, omdat hij een reeks lezingen wou geven in Vlaanderen onder de titel 'Er zijn geen Belgen'. Tegen de talenregeling werd er door het Vlaams Comité voor Brussel en Taalgrens met kracht gereageerd. De Volksunie stortte zich in de grootste kampanje die ze tot dan toe had gevoerd.[83] Uiteindelijk werd er op een conclaaf in Hertoginnendal een compromisoplossing aanvaard door de regeringspartijen. In de nacht van de ondertekening ontplofte er een bom aan de Brusselse Congreskolom. Deze actie werd gepland door Van Overstraeten en uitgevoerd door de Vlaamse Militanten Orde waaronder onder andere Wim Verreyken, de latere Vlaams Blok senator. Mede hierdoor kwam het tot een breuk tussen de Vlaamse Militanten Orde en de Volksunie.[84]

Voor de regering ontslag nam, werd er eerst een lijst van te herziene grondwetsartikels goedgekeurd, zodat het parlement automatisch ontbonden werd. In het partijlandschap had zich ondertussen een grondige vernieuwing voorgedaan. De liberale partij was omgevormd tot de Partij van Vrijheid en Vooruitgang. Het grootste verschilpunt met de oude liberale partij was het afzweren van de antiklerikale houding. In Wallonië ontstond de Mouvement Populaire Wallon onder leiding van André Renard als een politiek drukkingsgroep die zich na de stakingen omvormde tot Le Parti Wallon. Te Brussel ontstond Front des Francophones, die de belangen van de Franstalige Brusselaars in de Belgische staat wilden verdedigen.

 

De evolutie in de volksunie stond niet stil. Het programma werd verder uitgebouwd, waardoor er geprobeerd werd om een volledige visie op alle maatschappelijke problemen te formuleren.[85] Er ontstond ook een strekking om de partij verder te gaan verruimen op travaillistische en federalistische basis. Volgens Deconinck moest men van het imago af dat de Volksunie alleen maar een partij van de 'zwarten' was.[86] Zo ontstond er een progressieve groep met als belangrijkste voorstanders Jorissen, Deconinck en Paul Martens die de partij wilden uitbreiden met leidinggevende figuren uit de niet partij politieke Vlaamse Beweging. Aan de andere kant stonden diegene die de traditionele Vlaams-nationalistische lijn verdedigden, met als voornaamste vertegenwoordigers Wouters, Mattheyssens, Karel Dillen en Van der Paal. Karel Dillen stond al heel de tijd sceptisch tegenover de Volksunie, hoewel hij in 1957 de eerste voorzitter van de Volksuniejongeren werd. Hij werkte onrechtstreeks mee aan De Volksunie door zijn congresredes, activiteitenkalenders en verslagen te laten publiceren. Hij schreef al in 1955 een vrije tribune in De Volksunie en hij bleef nog arkilels inzenden.[87] De stelling van Marc Spruyt in N.E.V.B. dat Dillen dus niets schreef voor het blad is overdreven.[88] Op het partijcongres van 1963 kwam Dillen Van der Elst, als deze ging zitten na zijn congresrede, feliciteren omdat zijn congresrede in traditionele Vlaams-nationalistische stijl was. Van der Elst antwoordde: "ge wist toch dat ik u niet in de steek zou laten."[89] Van der Elst schreef zelf dat hij "het bevrijdend en geruststellend woord gesproken had dat de partij van hem verwachte".[90] Hierdoor koos Van der Elst uitdrukkelijk partij voor de traditionele Vlaams-nationalistische koers. Voor de rede van Van der Elst waren de referaten van Luyten en Jorissen eerder economisch democratisch getint. Ook in De Volksunie kwamen de tendensen duidelijk tot uiting: Wouters: "We zijn een Vlaams Nationale partij, en we moeten dat blijven", Jorissen: "De Vlaamse en sociale beweging moeten elkaar doordringen om een breed Vlaams front te laten ontstaan".[91]

 

De eerste poging om tot zo'n Vlaams front te komen gingen uit van Maurits Coppieters, Staf Verrept en naast hen ook van Wilfried Martens en Antoon Roosens.[92] Deze waren actief in de Vlaamse Volksbeweging, buiten Roossens, en in allerlei Vlaamse organisaties. Deze eerste poging mislukte om twee redenen. De initiatiefnemers wilden dat de Volksunie zou opgaan in een nieuw geheel, terwijl de Volksunie wou dat de verruiming rond en in haar zou gebeuren. Ook inhoudelijk waren er problemen. Mensen als Jorissen en Deconinck wilden vooral een opening naar links creëren en kwamen hierdoor in botsing met de traditionele vleugel van de Volksunie. Hierop gingen de voorstanders van Vlaamse frontvorming een andere tactiek toepassen; ze probeerden de Volksunie voor voldongen feiten te plaatsen. Zo stelde Deconinck samen met Roosens, Verrept en Roger Bougeois, die pas met de CVP gebroken had, dat ze samen in Brabant gingen opkomen onder de naam Vlaamse Democraten in de plaats van de Volksunie.[93] Jorissen wist hier voor de bekendmaking al van en steunde het initiatief. Het Volksuniehoofdbestuur reageerde afwijzend en bleef bij haar standpunt dat de verruiming binnen de Volksunie moest doorgevoerd worden. Om geen scheuringen links of rechts te krijgen, duidde het hoofdbestuur een onderhandelingscommissie aan om met de Vlaamse Democraten te gaan praten en er werd een samenwerkingsakkoord voor Brabant bereikt. De rechtervleugel van de Volksunie rond de gewezen Jezuïet Marcel Brauns[94] reageerde hier scherp tegen en dreigde saneringslijsten in te dienen. Wouters en Dillen wilden niet dat Brauns dit echt waarmaakte en een politieke rol zou beginnen spelen, maar gebruikten hem wel als argument tegen de Vlaamse Democraten. Tot een samenwerking met de Vlaamse Democraten zou het uiteindelijk niet komen omdat men het niet eens werd over de lijstvorming. Deconinck werd uit de partij gezet, en zowel de Volksunie als de Vlaamse Democraten zouden naar de verkiezingen van 1965 trekken. Brauns richtte de Vlaams Nationale vleugel, de afkorting VNV was zeker geen toeval, op binnen de Volksunie. Het doel was de oorspronkelijke doelstellingen van de Volksunie blijven verdedigen en beschermen. De partijraad keurde de vorming van vleugels of drukkingsgroepen sterk af, en besliste dat woordvoerders van zulke groepen zouden geschorst worden. Eind jaren 1960 begon dan ook de uittocht van de radicale rechterzijde.[95] Rond Van der Elst waren ook negatieve geluiden te horen in het Antwerpse omdat hij daar verkozen was maar niet naar de plaatselijke vergaderingen kwam en niet aan dienstbetoon deed. Toch werd hij in 1961 en in 1963 herkozen als voorzitter omdat hij onder meer de uitdrukkelijke steun kreeg in Antwerpen van Dillen, Mattheyssens en Van der Paal.[96]

 

Ondanks deze verschillende strekkingen en problemen bleef de Volksunie groeien. Door de verkiezingsoverwinning van 1961 was het duidelijk geworden dat het Vlaams-nationalisme niet dood was. Verschillende mensen waren vanaf dan bereid de stap naar de Volksunie te zetten. Het aantal abonnementen op De Volksunie steeg van 4840 eind 1960 tot 8693 eind 1961. Het aantal abonnementen zou blijven groeien tot maximum 16209 in 1973. Ook het aantal kernen steeg van een 40 tal in 1960 tot een 180 tal in 1964 en tot een 200 tal in 1965.[97]

De Volksunie werd in 1961 een weekblad, en er werden voldoende financiële middelen gevonden om een eerste redacteur, Toon Van Overstraeten, in dienst te nemen. Op het einde van 1961 werd ook Paul Martens vermeld als redactielid. Het partijblad wilde meer en meer beroep doen op beroepsjournalisten. Dit was dan ook het begin van de professionalisering van een partijblad dat in de eerste jaren helemaal niet de bedoeling had om degelijk journalistiek werk af te leveren.[98] Martens was regent geschiedenis en aardrijkskunde en was zich vanaf 1961 verantwoordelijk voor de informatie en studiedienst van de Volksunie.[99] Hij werkte mee aan de Marsen op Brussel.

In 1962 wordt Van Overstraeten redactiesecretaris en Deconinck hoofdredacteur. Deconinck werd in 1963 door de interne verdeeldheid opnieuw vervangen door Van der Elst. Om dezelfde redenen verdween ook Martens voor zevental jaren uit de redactie, en hij zou redactiesecretaris worden bij De Bond, het weekblad van de Bond van Grote en van Jonge Gezinnen. Er kwamen ook een aantal nieuwe redactieleden bij: Walter Luyten, Johan van Breda, Willy Cobbaut, Raymond Mattheyssens, Etienne Slosse, Mik Babylon en Jos Dierickx. Walter Luyten verzorgde vanaf 1962 de rubriek persspiegel.

Walter Luyten studeerde geschiedenis en was actief in de Katholieke Studentenactie en het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond samen met onder andere Wilfried Martens en Mik Babylon.[100] Voordat hij zijn studies afmaakte, stapte hij in het onderwijs, waar hij wegens zijn politiek engagement in moeilijkheden kwam en vanaf 1962 kwam hij in dienst van de Volksunie.[101] Hij was een van de Vlaams-nationalisten die zich bezig hield met het idee van een Europa van de volkeren. Hij had hierdoor veel contacten met verschillende buitenlandse politici.

Etienne Slosse schreef verschillende artikels in het kader van de studiedienst van de Volksunie, waar hij de leiding over had en ontwikkelde zich als één van de drijvende administratieve krachten van de Volksunie.[102] Mik Babylon was doctor in de rechten en was actief in de studentenbeweging. Vanaf 1965 tot 1978 was hij volksvertegenwoordiger en slaagde er in vele nieuwe mensen, vooral jongeren de weg naar de Volksunie te laten vinden.[103] In De Volksunie verzorgde hij, volgens Van Daele, mee de reeks 'uit de archieven van de Vlaamse Beweging.'[104] Dit moeten we relativeren aangezien bijna al deze artikels ondertekend werden met JD, wat stond voor Jos Dierickx en het pseudoniem was van Jos Vinks.[105]

Vinks was voor de Tweede Wereldoorlog op gewestelijk niveau vormingsverantwoordelijke van het VNV geweest. Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte hij deel uit van de Vlaamsche Wachtbrigade. Na de oorlog werd hij veroordeeld voor collaboratie en ging hij zich toeleggen op het schrijven van verschillende bijdragen over bekende Vlaams-nationalisten in verschillende week en dagbladen, zoals 't Pallieterke, Dietsland Europa en de Gazet van Antwerpen. Hij behoorde tot de traditionele Vlaams-nationalistische strekking: "Men heeft wel beweerd dat de Volksunie een federalistische en geen nationalistische partij was, maar ze was nog zeer rechts, wat logisch was. Zowel de lezers en militanten en gedeeltelijk ook de medewerkers aan het blad kwamen nog grotendeels uit de collaboratie of uit verwante families. Van Overstraeten was medestichter van Dietsland Europa, hoewel hij later evolueerde. De algemene strekking onder Vlaams-nationalisten was (en is grotendeels nog): Niet Vlaanderen was fout, maar België, al vanaf 1830."[106] Hij schreef ook nog onder andere pseudoniemen zoals Leo Saerens, Herman van Essen en F. Embrechts. Hij bleef meewerken tot 1978: "toen was ook mijn 'carrière' bij Wij gedaan , als anti-Egmonter".[107]

Op 27 november 1965 veranderde De Volksunie zijn titel in Wij, Vlaams Nationaal. Van Overstraeten wou door deze titelwijziging het blad verder uitbouwen tot een Vlaams Nationaal opinie- en informatieweekblad. Dit betekende dat er ook plaats was voor sport- en vrouwenrubriek, een uitgebouwd ontspanningsluik, culturele berichtgeving en een televisie rubriek. Deze doelstelling werd niet bereikt; het spectrum van de lezers bleef vrij eng en homogeen.[108] Van Overstraeten werd hoofdredacteur en Staf de Lie redactiesecretaris. De Lie nam in 1967 om onduidelijke redenen ontslag. Waarschijnlijk heeft het feit dat hij al langer bij het weekblad werkte dan Van Overstraeten, terwijl deze laatste hoofdredacteur werd, en het feit dat er herhaaldelijk conflicten tussen hun beiden waren gerezen, meegespeeld in de beslissing om te vertrekken. Er kwamen in deze periode ook verschillende medewerkers en redactieleden bij zoals Nic van Bruggen en Renaat de Muyt. De Muyt[109] schreef onder verschillende pseudoniemen waarvan Nemrod het belangrijkste was. De Muyt meldde zich in 1943 als vrijwilliger voor het Oostfront, maar hij werd geweigerd. Hij trad in bij de Franciscanen en werd in 1949 tot priester gewijd. In de jaren 1950 was hij als student theologie actief in het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond. Vanaf 1967 tot 1970 zat hij bij de redactie van Wij, daarna weigerde hij nog mee te werken aan het blad.

 

De verkiezingen van 1965 betekenden een aanzienlijke winst voor de Volksunie (nationaal 6,7% van de stemmen voor de kamer van volksvertegenwoordigers) en PVV, die hun stemmenaantal meer dan verdubbelden.[110] De kamerfractie van de Volksunie bestond uit twaalf leden, die van de senaat uit vijf. De Vlaamse Democraten haalde een zeer slechte score en de groep werd snel ontbonden. Mede door het succes van de Volksunie ontwikkelde de unitaire partij CVP-PSC zich meer en meer tot twee autonome vleugels; vanaf 1969 werd de nationale structuur terug gebracht tot een loutere coördinerende functie.[111] Frans Van der Elst noemde dit een van de meest fundamentele en noodzakelijke ontwikkelingen om tot een federaal België te komen.[112]

De nieuwe CVP-BSP regering Harmel Spinoy kon geen grondwetswijziging doorvoeren omdat ze hiervoor geen 2/3 meerderheid hadden in het parlement. De communautaire problemen sleepten aan. In Voeren volgden de betogingen en tegenbetogingen elkaar in een snel tempo op. Het onopgeloste probleem van de universiteit van Leuven groeide langzaam uit tot het kristallisatiepunt in de Vlaams Waalse betrekkingen.

Op economisch vlak ging de regering over tot de sluiting van verschillende nieuwe mijnen. Dit lokte zeer zware protesten uit, die door vele lagen uit de bevolking werden gesteund, zeker nadat er bij onlusten twee jonge mijnwerkers te Zwartberg door de politie werden doodgeschoten.[113] WIJ bracht hier als eerste een paar foto's die de schuld van de rijkswacht bevestigden. Dit was volgen Vandaele één van de journalistieke hoogtepunten van de geschiedenis van het weekblad.[114]

 

Na de val van de regering Harmel-Spinoy overeen geschil in de ziekteverzekering, werd er een nieuw CVP-PVV kabinet Vanden Boeynants-De Clercq gevormd.[115] In deze periode werd het hoofdkwartier van de NAVO naar België overgeplaatst en het fusieverdrag van de Europese Gemeenschap werd goedgekeurd. Op binnenlands vlak wilde de regering vooral aandacht besteden aan dringende economische en financiële problemen. Ze wilden het taalprobleem voor twee jaar bevriezen omdat hierover geen eensgezindheid kon bereikt worden binnen de regering. Hierin zijn ze echter niet geslaagd. Vooraleerst was er een sterke oppositie in de eigen regeringspartijen, vooral in de Brusselse afdelingen die opgejaagd werden door het succes van het FDF, over de uitvoering van de taalwetten. De Leuvense universiteit bleef in de belangstelling staan door het bisschoppelijk mandement van mei 1966. Dit hield onder andere in dat sommige Franstalige afdelingen zouden verhuizen naar Waver en Brussel. De Vlamingen vreesden dat door de driehoek Brussel Leuven Waver de verfransing in Vlaams Brabant niet meer te stoppen zou zijn. Ook de autoritaire toon van het bisschoppelijke mandement lokte onmiddellijk scherpe reacties uit. Tegen 1968 waren de tegenstellingen zo opgelopen dat de CVP overheveling van Leuven Frans eiste. Toen de regering hierop weigerde in te gaan, namen de acht Vlaamse CVP ministers ontslag. Het parlement werd ontbonden nadat het opnieuw een dezelfde lijst van te wijzen grondswetsartikels had goedgekeurd.

 

Door de verkiezingsoverwinningen van 1961 en 1965 werden de andere partijen gedwongen om rekening te houden met de Volksunie. Vanaf 1966-1967 werkte de partijleiding naar een volwaardige oppositiepartij toe. Van der Elst wilde zich niet meer beperken tot een zweeppartij of drukkingsgroep, de Volksunie moest een grotere, leidende rol spelen bij de verwezenlijking van de Vlaamse staat. Na de val van de regering Vanden Boeynants werd de Volksunie gezien als een oppositiepartij.[116]

 

 

3. De Volksunie als oppositiepartij (1968-1971)

 

De verkiezingen van 1968 betekenden een achteruitgang voor de drie traditionele partijen en vooruitgang voor de taalpartijen.[117] De Volksunie haalde nationaal 9.8% van de stemmen voor de kamer van volksvertegenwoordigers.[118] Hierdoor behaalde ze 20 kamerzetels en 14 senaatszetels en werd ze de derde partij in Vlaanderen. De nieuwe CVP BSP regering Eyskens Merlot/Cools bereikte al vlug een consensus over de overheveling van Leuven Frans, een akkoord over de financiering ervan kwam er pas in 1970. De grote communautaire problemen bleven de Voerstreek, Brussel en de grondwetsherziening. Doordat deze problemen het strijdpunt bij uitstek vormden in het politieke leven, kon de Volksunie voor het eerst haar rol als oppositiepartij waarmaken.[119] Toch slaagde de regering er uiteindelijk in een nieuwe grondwet op te stellen. De Volksunie reageerde st

erk tegen de regeringsvoorstellen, met als slogan 'geen grendels'. Ze de meerderheid van de Vlamingen in het parlement niet opgeven. Deze strijd werd vooral door de Volksunie gevoerd, de rest van de Vlaamse Beweging slaagde er in meer in, zoals in 1961 om te mobiliseren.

 

Om tot een 2/3 meerderheid te komen richtte de regering de werkgroep 'Eyskens' op. Ook de Volksunie werd uitgenodigd. Voor het eerst zou de Volksunie een rol kunnen spelen in een grondwetswijziging. Toch werd het idee tot medewerking in de partijraad niet door iedereen onderschreven.[120] De Volksunie werkte constructief mee tot aan de voorlaatste vergadering. De Volksunie vond dat er te veel toegevingen ten nadele van Vlaams Brabant werden geëist en de Volksunie hield de onderhandelingen voor bekeken. Voor Van der Elst was het nu duidelijk dat de Volksunie alleen door een harde oppositie en door een klare houding kon pogen om een slechte grondwetsherziening tegen te houden.[121] De werkgroep Eyskens ging door en kwam tot een consensus behalve over het probleem Brussel. Hierop werd een nieuwe werkgroep 'Brussel' opgericht, waaraan de Volksunie weigerde deel te nemen. De werkgroep kwam echter niet tot oplossingen. De verdere voorstellen van de regering werden fel bestreden door de Volksunie, omdat er niet voldoende waarborgen voor de gewestvorming en voor het statuut van Brussel hoofdstad waren. Na nieuwe onderhandelingen met de PVV werd er dan toch een overeenkomst gesloten. Een aantal hete hangijzers werd doorgeschoven, doordat belangrijke beslissingen aan de gewone wetgever werden overgelaten. De nieuwe grondwet werd in december 1970 in de beide kamers goedgekeurd. De belangrijkste wijzigingen waren op vlak van de werking en de organisatie van de nationale organen, oprichting van drie cultuurgemeenschappen en drie gewesten.[122]

 

Buiten de communautaire spanningen stonden problemen als de universitaire expansie, het wereldwijde studentprotest, stakingen in de Limburgse mijnen en de invoering van een nieuw belastingsysteem, de Belasting op de Toegevoegde Waarde (BTW) centraal. Vooral de mijnstakingen werden door de Volksunie op de voet gevolgd. Er is zelfs nog even aan gedacht om een onafhankelijke Vlaamse vakbond op te richten met financiële steun van de Volksunie. De Volksunietop ging hier echter niet op in omdat men het financiële risico te groot vond.[123]

 

Binnen de partijen waren er ook belangrijke verschuivingen. De CVP en de PSC groeien verder uit elkaar en binnen de BSP en de PVV ontstaan er te Brussel respectievelijk rode en blauwe leeuwen. De regering was verdeeld over het statuut van Voeren. In het regeerakkoord was afgesproken dat de Voerstreek onder nationaal bestuur zou worden geplaatst. De CVP was hier echter over verdeeld. De regering ging officieel naar vervroegde verkiezingen omdat er een pre-electorale atmosfeer bestond. Hierdoor kon de regering niet gunstig ingrijpen op het monetaire en economische vlak met steeds stijgende werkloosheid.

 

Bij de volgende bestuursverkiezingen van 1966, 1968 en 1971 werd Van der Elst opnieuw verkozen, onder andere omdat zijn aanzien sterk was gestegen dankzij de verkiezingsoverwinning op de Vlaamse democraten.[124] Vanaf het begin van de jaren 1970 werd Van der Elst minder en minder politiek actief. Hij ging zich in de jaren 1970 hoe langer hoe meer opstellen als de grote zwijger, zowel in het parlement als intern in de partij. Er kwam in 1966 al kritiek op Van der Elst van een groep rond Dillen naar aanleiding van het aanvaarden van een Belgische ridderorde. Ze waren ook misnoegd over het feit dat Van der Elst niet openlijk stelling nam tegen de progressieve vleugel in de partij en voorstander van Volksunie als beleidspartij was.[125] Ironisch genoeg kwam er ook tegenkanting vanuit de progressieve kamp: ze vonden Van der Elst niet progressief genoeg.[126] De belangrijkste figuren uit deze progressieve vleugel waren onder andere Nelly Maes, Hugo Schiltz en Maurits Coppieters. Coppieters was betrokken geweest bij de gesprekken voor de oprichting van de Vlaamse Democraten, maar had toch voor de Volksunie gekozen en was in 1965 reeds verkozen. Mede door hem konden de ideeën van de Vlaamse Democraten langzaam doorsijpelen in de Volksunie. Het andere links boegbeeld van de Volksunie was Nelly Maes. Ze werd in 1968 voorzitster van de Volksuniejongeren en dank zij de steun van Coppieters kwam ze in 1971 in het parlement. Door haar progressieve ideeën werd ze dikwijls binnen als buiten de Volksunie gecontesteerd. Zo sprak 't Pallieterke steeds over 'Rode Nelly'.[127]

 

In de periode 1968-1971 komen verschillende mensen de redactie vervoegen: Roger Corty in 1968, Maurits Van Liedekerke, Karel Jansegers en Paul Martens in 1970, en Frans Jos Verdoodt in 1971. Verdoodt[128] was historicus en had zijn thesis geschreven over priester Daens. Hij shreef verscheidene artikels over het Daensisme, en maakte vooral reportages en cursiefjes voor Wij. Hij behoorde tot de gematigde strekking van het Vlaams-nationalisme. In 1971 zag de redactie er als volgt uit: Toon Van Overstraeten eindredacteur, Paul Martens hoofdredacteur, Roger Corty redactiesecretaris, en Maurits Van Liedekerke redacteur.

 

 

4. De Volksunie als beleidspartij (1971-1978)

 

De verkiezingen van 1971 brachten winst mee voor het FDF-RW en voor de Volksunie.[129] De verkiezingsslogan 'maak ons nog sterker' van de Volksunie bracht 11.1% van de stemmen op.[130] De partij had nu 21 kamerzetels en 19 senaatszetels. De nieuwe (tweede) regering Eyskens Cools bestond maar tien maanden. De CVP en de BSP bleken te verdeeld te zijn over de uitvoering van de grondswetsherziening en de regering viel uiteindelijk over het statuut van de Voer, de gewestvorming en de bevoegdheden van de gemeenschappen. De CVP nam de cultuurautonomie zo breed mogelijk op, terwijl de BSP, onder druk van hun unionistische vleugel, deze zo veel mogelijk wilde beperken. De gewestvorming was maar te bereiken door een 2/3 meerderheid, een uitbreiding van de regering was dus wenselijk. De BSP verzette zich echter tegen een deelname van de PVV aan de regering De regering slaagde er wel in om in deze tien maanden het cultuurpact af te sluiten. Alleen de Volksunie verzette zich hier tegen, omdat ze geen vertrouwen had in de objectiviteit van een pact dat op nationaal niveau was gesloten. Over de oprichting van de Gewestelijk Ontwikkelingsmaatschappijen verschilde de Volksunie, die er maar één wilde voor heel Vlaanderen, sterk van mening met de andere Vlaamse partijen die er één per provincie installeerden. De oproep, van Frans Van der Elst in mei 1972 om tot een gezamenlijke front te komen in Vlaanderen om de gewestvorming te regelen werd bij de CVP slecht onthaald, alhoewel ze afstand nam van het unitaire standpunt van de BSP.

 

Na de val van de regering Eyskens werd De Saeger aangeduid door de koning als informateur. De Volksunie antwoordde op een ontwerptekst van De Saeger dat het een uitgangspunt was voor verdere besprekingen, De Saeger weigerde echter elk gesprek. Op de kaderdagen in Hasselt en Waregem stelde Van der Elst dat de partij na jarenlange strijd klaar was om deel te nemen aan de macht. "Een oppositiepartij, wier ideeën zegevieren, moet de kans grijpen om aan de verwezenlijking ervan mee te werken."[131] In 1973 kwam er echter de drieledige regering Leburton-Tindemans-De Clerq aan het bewind.[132] Het regeerakkoord bevatte afspraken over onder andere de gewestvorming, de herziening van het schoolpact, een regeling voor de Voerstreek, economisch en budgettaire politiek. De regering moest veel aandacht aan deze twee laatste factoren besteden, omdat de inflatie en de werkloosheid bleef stijgen, en omdat de geplande hervormingen meer overheidsuitgaven zouden vergen. De legerhervormingen en het abortusthema kwamen ook op het voorplan te liggen. In de Nederlandse cultuurraad werden verschillende voorstellen van de Volksunie goedgekeurd; volkslied, feestdag, Nederlands als voertaal in de bedrijfswereld. Ook werd aan het statuut van de BRT gesleuteld; zo werd bijvoorbeeld ook de Volksunie nu toegelaten tot de raad van beheer. Toch bleek de eenheid in de regering niet zo groot te zijn dan het regeringsakkoord liet vermoeden. De gewestvorming bleef een onopgelost probleem. Vanaf november 1973 zorgde de oliecrisis ervoor dat de inkomsten voor de staat gevoelig daalden. Een neveneffect van de oliecrisis was dat het schandaal over een te bouwen staatsolieraffinaderij steeds actueel bleef. De regering, die het hierover al niet eens was, zou erdoor ten val komen, zonder eerst een lijst van te wijzigen grondwetsartikelen goed te keuren. Hierdoor kon het volgende parlement niet als constituante optreden.

 

Ook de eenheid in de Volksunie was zoek. Om het probleem van de verminderde activiteit van Van der Elst in de partijleiding op te lossen, ging men een overgangsregeling invoeren. Dit was noodzakelijk geworden omdat het er niet naar uitzag dat Van der Elst vrijwillig zou opstappen. Het interim protocol van 1973, waarvan vooral Coppieters de bezieler was, hield in dat men zou overgaan op een dubbel voorzittersschap. Er zou voor twee jaar een algemeen voorzitter en een voorzitter van het partijbestuur worden verkozen.[133] Van der Elst werd vlot verkozen als algemeen voorzitter. Voor de functie van voorzitter van het partijbestuur waren er in 1973 twee kandidaten Hugo Schiltz en Evrard Raskin. Raskin was parlementslid sinds 1968 en werd uitdrukkelijk door Van der Elst, Jorissen, Van Overstraeten (!), Anciaux en Vandekerckhove gevraagd om zich kandidaat te stellen. Schiltz was sinds 1965 parlementslid en had meer linkse Vlaamsgezinde mensen geïntroduceerd in de partij.[134] Schiltz werd door Bouwens en Van Overstraeten (!) gevraagd om mee te doen met de verkiezingen. Door de jaren was er veel kritiek gekomen op Schiltz. Verschillende personen vonden dat Schiltz pas toegetreden was tot de partij, als deze de wind in de zeilen kreeg.[135] Anderen, zoals Mattheyssens voelden zich gepasseerd door de snelle carrière van Schiltz en vonden dat hij veel te beleidsgericht was. Verder was er ook nog de persoonlijke wrijving tussen Schiltz en Van der Elst. Raskin en Schiltz haalden evenveel stemmen, en dus was Schiltz, die de oudste was, verkozen. Het was duidelijk dat hij de steun had gekregen van de 'beleidsgezinden' en de 'progressieven' en niet van de 'harde kern' van Vlaams-nationalisten. Deze tweestrijd zou de volgende jaren blijven duren in zowel het partijbestuur als in de partijraad.

 

Bij de verkiezingen van 1974, waar de communautaire partijen licht achteruitgingen, haalde de Volksunie nationaal nog 10.9% van de stemmen voor de kamer van volksvertegenwoordigers.[136] Er kwam een eerste minderheidsregering tussen CVP-PSC en PVV-PLP onder leiding van Tindemans tot stand.[137] Hiervoor had Tindemans ook onderhandeld met de Volksunie, het FDF en het Rassemblement Wallon om de regering te verstevigen, maar dit liep op niets uit. Schiltz stelde tijdens de regeringsverklaring dat de Volksunie ondubbelzinnig en openlijk bevestigde dat ze wenste deel te nemen aan gesprekken om een stabiele regering te vormen.[138] Dit was de eerste keer dat de Volksunie werd uitgenodigd voor regeringsonderhandelingen. Verschillende mensen in de partijraad hadden de onderhandelingen met gemengde gevoelens gevolgd. Enerzijds konden ze het federalisme verwezenlijken, maar anderzijds stootte het idee van in de Belgische regering te zitten hun af.[139] Na het mislukken van deze onderhandelingen was het voor Van der Elst duidelijk dat de Volksunie meer moest zijn dan alleen maar een oppositiepartij.[140] "Nu pas worden wij waardig bevonden om in een regering te treden. Omdat men niet voort kan zonder ons."[141]

 

Een maand later kwam er toch een meerderheidsregering tot stand doordat het Rassemblement Wallon toetrad tot de regering. De gemeenschapsproblemen werden overstemd door de sociaal economische problemen die door de economische crisis ontstonden. Vooral de inflatie en de toenemende werkloosheid baarde de regering zorgen. In 1974 werd de wet op de voorbereidende gewestvorming goedgekeurd. De Volksunie was hier hardnekkig tegen omdat ze vreesde dat het de eerste stap naar een federalisme met drie was. Het FDF bleef voor olie op het vuur zorgen door een verdere expansie te eisen van Brussel. De Vlamingen reageerden met een massale betoging te Halle. Het was vooral de Schaarbeekse FDF burgemeester Nols en de reactie van het Taalaktiekomitee en de Volksunie die voor vuurwerk bleven zorgen. In het zog van de gemeenteraadsverkiezingen van 1976 viel het Rassemblement Wallon uiteen in twee groepen; de eerst bleef de naam behouden, de tweede zocht aansluiting met de Franstalige liberalen en stichtten samen een nieuwe partij onder de naam van Parti des Réformes et de la Liberté de Wallonie. Dit veroorzaakte wel een regeringscrisis, maar de regering kon overleven. Eind november ging de groep van 36 van start. Deze groep van 36 was een overleggroep voor de verdere staatshervorming met leden van alle partijen en de twee ministers die bevoegd waren voor de instellingen. In maart 1977 vroeg het Rassemblement Wallon binnen de week een akkoord. Dit lokte een regeringscrisis uit en een paar uur later werd het parlement ontbonden.

 

Ook de Volksunie bleef intern verdeeld. Verschillende mensen van de partij, onder andere Van der Elst en Jorissen, waren niet te spreken over het Feit dat Schiltz geheime onderhandelingen had gevoerd met CVP en PVV. Schiltz werd in milde termen door de partijraad veroordeeld. Toen Schiltz zich kandidaat stelde voor het partijvoorzitterschap, reageerde Van der Elst en Jorissen met een rondschrijven aan de leden van de partijraad om te vragen deze kandidatuur niet te steunen. Hierop stelden Anciaux en De Bruyne zich kandidaat. Anciaux, al parlementslid sinds 1965, trok zich na de tweede stemronde terug. De Bruyne had de steun van de Nationalistische vleugel. Hij had zijn strepen verdiend als redacteur van Volk en staat, waarvoor hij een zevenjarige gevangenisstraf had opgelopen, en bij de Vlaamse Concentratie.[142] Toch haalde Schiltz het ruim van De Bruyne met 62 stemmen tegen 36. De strekking Schiltz had het duidelijk gehaald; de oude garde verdween uit de partijraad.[143] Begin 1976 bereidde Schiltz een regeringsuitbreiding samen met FDF en Volksunie voor. Zijn voorstel werd door de partijraad echter afgewezen. Hieruit bleek dat de deelname aan de regering van Tindemans na de verkiezingen al lang voorbereid was.[144]

 

Bij de verkiezingen van 1977 kwam voor het eerst een groene partij op; Anders Gaan Leven. Tindemans kwam als grote overwinnaar uit deze verkiezingen en zou dan ook de volgende premier worden.[145] De Volksunie ging weer achteruit en haalde 9,7% van de stemmen.[146] De PVV wenste eerst niet deel te nemen aan de onderhandelingen, later weigerden de socialisten mee met de PVV in de regering te zitten. De BSP-PSB wou wel mee onderhandelen met het FDF en de Volksunie. Voor de regering werd gevormd moesten de partijen eerst kleur bekennen om tot een 'gemeenschapsakkoord' te komen. Hierin moesten de afspraken voor de volgende staatshervorming staan. Het ging sowieso over een staatshervorming in twee etappes omdat het parlement geen constituante was, en eigelijk verbonden de partijen zich voor acht jaar aan elkaar. Het is ook mede in dit opzicht dat men de hevige oppositie van de PVV tegen dit akkoord moet begrijpen.

 

Na twee weken werd er een vergelijk gevonden en op 25 mei werd het Egmontpact ondertekend.[147] Bij de Volksunie was er op de partijraad 62 stemmen voor het pact en 31 tegen, de andere partijen keurden het pact ruim goed. De samenstelling van het kabinet liep moeizaam doordat vooral de PSC dwars zat. De Volksunie had gehoopt dat ze de portefeuille van justitie had kunnen krijgen, zodat ze de repressie had kunnen aanpakken, maar dit lukte niet omdat het hof hiertegen zijn veto stelde.[148] Hector de Bruyne en Rik Vandekerckhove werden de Volksunieministers van respectievelijk Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid. Vic Anciaux werd staatssecretaris voor Nederlandse Cultuur bij de minister van Nederlandse Cultuur en voor sociale zekerheid bij de minister van Brusselse aangelegenheden. Coppieters werd voorzitter van de Cultuurraad. Bij de stemming over de regeringsverklaring stemde de Volksunie voor, behalve Jef Valkeniers, Bob Maes en Lode Claes die tegen stemden, Wim Jorissen en Goemans onthielden zich. Ook bij de CVP waren er twee onthoudingen.

 

In september waren er binnen de meerderheidspartijen zoveel problemen gerezen dat er opnieuw onderhandeld moest worden. Deze duurden tot midden januari en staan bekend onder de naam van het Stuyvenbergpact.[149] Dit bijkomende akkoord bevatte 46 bladzijden die het gemeenschapspact moesten verduidelijken. Dit loste de problemen echter niet op. Verschillende problemen, onder andere het stijgende begrotingstekort, werden aan het gemeenschapspact gebonden. Wij plaatste het amnestie thema op de agenda.[150] De grondwettelijke bezwaren van de CVP op het pact deden uiteindelijk de regering de das om. Zonder overleg met de andere ministers verklaarde de premier in de kamer dat hij onmiddellijk naar de koning ging om het ontslag van de regering aan te bieden.

 

Om de verkiezingen voor te bereiden kwam er de overgangsregering Van den Boeynants.[151] Deze regering bestond uit dezelfde mensen als de vorige met uitzondering dat Tindemans was verdwenen. De meerderheidspartijen deden er nog alles voor om het Gemeenschapsakkoord overeind te houden, maar ze zagen al spoedig in dat dit zeer moeilijk of uitgesloten zou zijn. Zowel aan Waalse als aan Vlaamse kant deed zich een radicalisering en een beperkte frontvorming voor. Deze overgangsregering keurde wel een lijst van te wijzigen grondwetsartikelen goed.

 

De niet partijpolitieke Vlaamse Beweging reageerde verdeeld op het Egmontpact. Binnen het Overlegcentrum van Vlaamse Verengingen kon geen overeenkomst worden bereikt. De tegenstanders bundelden zich in het Egmontcomité. De relatie met de Vlaamse Beweging was al vertroebeld na de strijd tegen de grendelgrondwet. Toen was de Volksunie van mening dat de Vlaamse Beweging niet krachtdadig genoeg had gereageerd, en dat het protest voornamelijk alleen door de Volksunie was gevoerd. Nu reageerde een deel van de Vlaamse Beweging tegen de Volksunie. De relatie kwam nu op een dieptepunt.[152] De Volksunie, en Schiltz in het bijzonder, hadden het hard te verduren. Vooral de verkiezingsslogan 'Gedaan met toegeven' werd hen zeer kwalijk genomen. Wij verdedigde het akkoord, maar er was voldoende ruimte voor negatieve geluiden. In de Volksunie was de algemene tendens een van bezorgdheid om de eenheid van de partij. Bob Maes verklaarde in Wij "Het zullen voor velen moeilijke momenten worden. Een zaak is wel zeker: de Vlaams-nationalisten doen er momenteel goed aan om hun Vlaams radicale stem binnen de Volksunie te laten horen, en alles te vermijden wat onze electorale posities zou verzwakken!"[153] Toch ontstonden er twee nieuwe Vlaams Nationale partijen, meestal door mensen die mentaal al langer verwijderd waren van de Volksunie: sommigen waren er al uitgestapt, de anderen bevonden zich in de rand van het partijgebeuren. Deze personen achtten de tijd voor het stichten van een nieuwe Vlaams-nationalistische partij toen rijp omdat ze toen uit de gelederen van het anti-Egmontcomité konden putten. [154] Dillen zei hierover dat het Egmontpact niet de oorzaak voor de afscheuring was, maar wel de aanleiding. "Het was het openspringen van een etterbuil, waarmee de volksunie al een lange tijd geplaagd zat." Dillen had zijn partijkaart van de Volksunie dan ook al in 1970 teruggestuurd.[155]

Lode Claes stapte twee dagen nadat partijraad van de Volksunie zijn goedkeuring aan de regeringsdeelname gaf, uit de partij en stichtte de Vlaamse Volkspartij. Het bestuur van deze nieuwe partij bestond uit Daniël Deconinck (oud Volksunieparlementslid 1961-1965 en stichter van de Vlaamse Democraten), Roeland Raes (oud provincieraadslid van de Volksunie en later parlementslid voor het Vlaams Blok), Luc Pauwels, en verschillende oud gemeenteraadsleden van de Volksunie. Lode Claes was na de oorlog tot een vijfjarige gevangenisstraf veroordeeld.[156] Hierna bouwde hij een journalistieke en financiële carrière uit. Vanaf 1968 was hij parlementslid voor de Volksunie en na zijn ontslag uit de Volksunie, bleef hij als onafhankelijk senator zetelen. Hij motiveerde zijn beslissing door te stellen dat hij het al dikwijls niet eens was geweest met de Volksunie, maar dat het opgeven van de pariteit in Brussel de druppel was die de emmer deed overlopen.[157] In de Volksunie reageerde men door te stellen dat Claes zelf mee de weg voor Egmont had geëffend, en dat hij weg was gegaan nadat het voor hem duidelijk werd dat hij geen kans meer maakte om minister te worden. In de volksunie was hij altijd al een 'cavalier seul' geweest. In 1975 had hij van de partij al een blaam opgelopen omdat hij gesprekken gevoerd had met verschillende mensen, met als doel om in de meerderheid te komen.[158]

Een tweede groep rond Karel Dillen stichtte de Vlaams Nationale Partij omdat ze niet alleen tegen het pact waren, maar tegen regeringsdeelname sowieso. De drie krachtlijnen van de partij waren Nationalistisch, solidaristisch en rechts.[159] Tot de medeoprichters behoorden onder anderen Geeraard Slegers (oud Volksuniesenator 1974-1977, en hij zou in 1989 uit het Vlaams Blok gezet worden), Leo Wouters (oud Volksunieparlementslid 1961-1974), Wim Verreycken, Xavier Buisseret en Renaat van Heusden (oud provincieraadslid van de Volksunie).[160]

 

In maart 1978 hield de Volksunie vervroegde bestuursverkiezingen. Naast Schiltz was ook Jef Valkeniers, kamerlid sinds 1974, kandidaat voor het voorzittersschap van de partij. Hij stelde zich eerder symbolisch kandidaat als anti-Egmonter. Deze verkiezing kwam dan ook neer op een confrontatie tussen pro- en anti-Egmonters. Schiltz haalde het vlot met 70 stemmen tegen 30 in de tweede ronde. Het valt op dat de verhouding van de vorige jaren in de partijraad van 2/3 pro Schiltz strekking en 1/3 tegen, gehandhaafd bleef.[161] Na twee verkiezingsnederlagen zou Schiltz in september 1979 onslag nemen.

 

Sinds 1974 moest de Volksunie geld bijpassen om de Wij uit te geven. Volgens Van Overstraeten lag dit aan het feit dat de winsten die gemaakt werden naar de partij afvloeiden, en niet terug geïnvesteerd werden in het blad.[162] Paul Martens nam in 1977 ontslag als hoofdredacteur om kabinetsmedewerker van minister van wetenschapsbeleid Hector de Bruyne te worden en later van 1978 tot 1979 persattaché van minister van wetenschapsbeleid Rik Vandekerckhove. Het was sowieso niet de bedoeling van Martens geweest om zeven jaar hoofdredacteur te zijn. Hij had zijn ontslag ook al een jaar op voorhand aan Schiltz meegedeeld.[163] Ondertussen was Hugo De Schuyteneer al aangenomen als redacteur. Bij het verdwijnen van Martens werd de functie van hoofdredacteur afgeschaft. De verantwoordelijkheid lag nu bij een comité van redacteurs. Volgens Van Liedekerke werd hiertoe overgegaan omdat niemand van de redactieleden 'rijp' genoeg was om de verantwoordelijkheid van het blad op zich te nemen.[164] Deze bewering is twijfelachtig omdat Van Overstraeten reeds van 1956 medewerker en van november 1965 tot maart 1971 hoofdredacteur was van De Volksunie-Wij en dus zeker rijp genoeg was om deze taak op zich te nemen. De kernredactie bestond in 1977 uit vier beroepsjournalisten: Corty, De Schuyteneer, Van Liedekerke en Van Overstraeten. De Wij had vanaf dan ook een secretaresse.

 

De verkiezingen van 1978 betekende het einde van de laatste unitaire partij de BSP. Nog voor de verkiezingen splitste deze partij in de Socialistische Partij en de Parti Socialiste. Er nam ook een nieuwe partij deel aan de verkiezingen: het Vlaams Blok. Deze partij was een kartel tussen de Vlaamse Volkspartij en de Vlaams Nationale Partij. De Volksunie was de grote verliezer; ze verloor een derde van haar stemmen en haalde maar 7%.[165] Hierdoor werd ze weer de vierde partij in Vlaanderen. Het Vlaams Blok zou ongeveer 21% van het stemmenverlies van de Volksunie opgeslorpt hebben.[166] Het jaar 1978 eindigde voor de Volksunie, zowel voor de pro- als de anti-Egmonters, in zak en as.[167]

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[24] Van der Elst,  Twintig jaar Volksunie, 38-39.

[25] De Wever, De herrijzenis van het Vlaams-nationalisme 1949-1965, 136.

[26] Frans Van der Elst vond dat dit comité veel heeft bijgedragen aan de stichting van de Volksunie.  Van der Elst, Twintig jaar Volksunie, 26.

[27] Haeseryn, "Couvreur, ridder Walter", N.E.V.B., 815.

[28] Verdoodt, "Elst Frans Van der", N.E.V.B., 1065-1066.  Edmond van Dieren was sinds 1902 advocaat, en reeds van 1929 tot 1932 en van 1936 tot 1945 een onafhankelijke Vlaams-nationalistische senator.  Na de tweede wereldoorlog probeerde hij vergeefs een mandaat te krijgen bij de CVP, en kwam dan maar op met een onafhankelijke lijst, die verbonden was met de Vlaamse Concentratie.  Ook zijn lijst was voornamelijk een anti repressie groepering.  Durnez, "Dieren, Edmond van", N.E.V.B., 940-941.

[29] Alex Donckerwolcke behaalde in 1935 de graad van burgerlijk mijningenieur aan de Rijksuniversiteit Gent.  In 1949 werd hij algemeen voorzitter van de Vlaamse Concentratie.  Durnez, "Donckerwolcke, Alex", N.E.V.B., 976-977.

[30] Seberechts, "Wagemans, Herman", N.E.V.B., 3661-3662.

[31] De Wever, "Paal, Rudi Van der", N.E.V.B., 2373.

[32] DeWever, "Jorissen, Wim", N.E.V.B., 1593-1594.

[33] De Wever, Herrijzenis van de Vlaams Nationale partijpolitiek 1949-1965, 126 en Luyckx, Het zal je kind maar wezen…, 51.

[34] Seberechts, "Sels, Ludo", N.E.V.B., 2731 en Luyckx, Het zal je kind maar wezen…, 51.

[35] Van der Elst, Twintig jaar Volksunie, 31.

[36] Viaene, Programmatische identiteit van de Volksunie, III-4.  Voor alle congresbesluiten zie: Menu, Peter, Congresresoluties van de Vlaamse politieke partijen.  De Volksunie 1955-1993, Gent, 1994, 331 P.

[37] Van der Elst, Twintig jaar Volksunie, 31.

[38] Van der Elst, De bewogen jaren, 213.

[39] Voor de geschiedenis van De Volksunie zie ook de uitvoerige studie van Vandaele, Wilfried, Wij, Vlaams-nationaal.  30 jaar Volksuniepers doorgelicht, Antwerpen, 1984, 128 P. en voor een inhoudsanalyse Vranken, Geert, De Volksunie: een Vlaams-nationale partij onderzoek naar beleid en ideologie.  Een inhoudsanalyse van het persorgaan van de Volksunie.  Eigelijke studie, onuitgegeven licentiaatverhandeling, communicatiewetenschappen, Vrije Universiteit Brussel, 1994, 272 P.

[40] De Wever, Herrijzenis van het Vlaams-nationalisme 1949-1965, 130.

[41] Van Overstraeten, Op de barrikaden, 32.

[42] Couvreur, Het manifest van de Volksunie in De Volksunie van januari 1955 nummer 1.

[43] De Wever benadrukte dat "voor velen in de Volksunie het federalisme van meet af aan slechts een tactische keuze was, een vehikel waarop een emotioneel anti-Belgicisme en een radicaal rechts gedachtengoed konden worden meegevoerd.  Mededelingen Bart De Wever.

[44] Vranken, De Volksunie: een Vlaams Nationale partij, onderzoek naar beleid en ideologie, 258-259.

[45] Vandaele, Wij Vlaams Nationaal, 30 jaar Volksuniepers doorgelicht, 66.

[46] Van der Elst, De bewogen jaren, 222.

[47] Seberechts, "Van Overstraeten, Toon", N.E.V.B., 2369-2370.

[48] Seberechts, "Pillecyn, Filip de", N.E.V.B., 2477-2479.

[49] Bericht van de redactie in De Volksunie van november 1958 nummer 22.

[50] De Wever, De herrijzenis van de Vlaams Nationale partijpolitiek 1949-1965, 130.

[51] De Wever, De herrijzenis van de Vlaams Nationale partijpolitiek 1949-1965, 132-133 en Luyckx, Het zal je kind maar wezen…, 30-32, 67-68.

[52] Sels, De verkiezing van de partijvoorzitters van de Volksunie, 7.

[53] Ibidem, 9.

[54] Luykx, Politieke geschiedenis van België van 1944 tot 1985, 468-486.

[55] Achiel Van Acker (1898-1975) was een tijdlang lid van de Frontbeweging tijdens de eerste wereldoorlog, maar stapte na de oorlog snel over naar de Belgische Werkliedenpartij.  Binnen deze partij maakte hij snel carrière: vanaf 1927 parlementslid, minister in 1944 en 1946, eerste minister in 1945 en ook in 1954.  Verbuggen, "Acker, Achille Van", N.E.V.B., 201-202.

[56] Witte, Politieke geschiedenis van België sinds 1830, 323-327.  Voor een beschrijving van de schoolstrijd zie: Snels, De schoolstrijd in de Vlaamse dagbladpers.  Onderzoek van Het Volk, De Standaard, De Volksgazet, Vooruit, Het laatste Nieuws (van september 1954 tot juli 1955), 21-33, 108-117.

[57] Witte, Politieke geschiedenis van België van 1830 tot heden, 358.

[58] T' Sijen, De ideologische verwantschap en verschillen tussen de CVP en de VU, 114-116.

[59] Vranken, De Volksunie: een Vlaams Nationale partij.  Onderzoek naar beleid en ideologie, 254.

[60] Van der Elst, 20 jaar Volksunie, 42.

[61] De Mijnramp te Marcinelle, in De Volksunie van augustus 1956, nummer 15.

[62] Van der Elst, De bewogen jaren, 227.

[63] De Wever, Herrijzenis van het Vlaams-nationalisme 1949-1965, 175-180.

[64] Het geval Wagemans, in De Volksunie van oktober 1958 nummer 20 en Recht op antwoord, in De Volksunie van november 1958 nummer 21.

[65] Van der Elst, De politieke partijen en de Vlaamse Beweging in De Volksunie van oktober-november 1957 nummer 19-21.

[66] Luykx, Politieke geschiedenis van België van 1944 tot 1985, 486-504.

[67] Witte, Politieke geschiedenis van België sinds 1830, 266.

[68] Van Overstraeten, Op de Barrikaden, 54.

[69] Ibidem, 68.

[70] Wils, Van Clovis tot Happart, 263.

[71] Van Overstraeten, Op de barrikaden, 85.

[72] Sels, De verkiezing van de partijvoorzitters van de Volksunie, 14.

[73] Wouters, "Deconinck, Daniël A.", N.E.V.B., 883-884.

[74] Verstraete, "Wouters, Leo", N.E.V.B., 3770-3771.

[75] Thomas De Backer was in 1925 verkozen op de lijst van de Katholieke Vlaamse Volkspartij.  Als bestuurslid van het Verbond der Vlaamse Oud-strijders was hij overtuigd anti militaristisch en anti Belgisch.  In 1934 zal het Turhoutse KVV officieel toetreden tot het VNV.  Van Gorp, "Debacker, Thomas A.N.", N.E.V.B., 871-872.

[76] Todts, Hoop en wanhoop der Vlaamsgezinden II, 269.

[77] Moyaert, De voorgeschiedenis van het Vlaams Blok in de Volksunie, 14-15.

[78] Van Haegendoren, Van taalstrijd tot staatsvorming, 117.

[79] Van Overstraeten, Op de Barrikaden, 373.

[80] Witte, Politieke geschiedenis van België sinds 1830, 266.

[81] De Wever, "Leemputten, Richard Van", N.E.V.B., 1813-1814 en Verstraete, "Diependaele, Renaat", N.E.V.B., 939-940.

[82] Luykx, Politieke geschiedenis van België van 1944 tot 1985, 504-528.  En Witte, Politieke geschiedenis van België sinds 1830, 387-392.

[83] Van Overstraeten, Op de barrikaden, 105.

[84] De Wever, De herrijzenis van het Vlaams-nationalisme 1949-1965, 276-279.

[85] Viaene, Programmatische identiteit van de Volksunie, III-4.

[86] De Wever, Herrijzenis van het Vlaams-nationalisme 1949-1965, 235.

[87] Dillen, Moord onder narcose in De Volksunie van september 1955 nummer 9 en Dillen, Bespreking van een bespreking in Wij van december 1965 nummer 50.

[88] Spruyt, "Dillen, Karel", N.E.V.B., 958-960.

[89] De Wever, Herrijzenis van het Vlaams-nationalisme 1949-1965, 240.

[90] Van der Elst, 20 jaar Volksunie, 64.

[91] Wouters, Het grote doel: volk worden in De Volksunie van januari 1964 nummer 1 en Jorissen, Praktisch sociaal in De Volksunie van januari 1964 nummer 1.

[92] Moyaert, De voorgeschiedenis van het Vlaams Blok in de Volksunie, 35-48.  En De Wever, Herrijzenis van het Vlaams-nationalisme 1949-1965, 243-250.

[93] Cuypers en De Wever, "Vlaamse Democraten", N.E.V.B., 3446-3447.

[94] Vandewalle en Bracke, "Brauns, Marcel", N.E.V.B., 595-596.

[95] De Wever, De herrijzenis van het Vlaams-nationalisme 1949-1965, 313.

[96] Sels, Verkiezing van de partijvoorzitters van de Volksunie, 14-22.

[97] De Wever, Herrijzenis van het Vlaams-nationalisme 1949-1965, 227 en 230.

[98] Vandaele, Wij Vlaams Nationaal, 30 jaar Volksuniepers doorgelicht, 71.

[99] Van Overloop, "Martens, Paul A.B.", N.E.V.B., 2009.

[100] De Zaeger, "Luyten, Walter", N.E.V.B., 1970-1971.

[101] Babylon, Open venster… op mijn kamer, 279.

[102] De Wever, "Slosse, Etienne", N.E.V.B., 2761.

[103] Seberechts, "Babylon, Mik", N.E.V.B., 375.  Zie ook : Babylon, Mik, Open venster… op mijn kamer, Wielsbeke, 1990, 439 P.

[104] Vandaele, Wij Vlaams Nationaal, 30 jaar Volksuniepers doorgelicht, 71.

[105] Wouters, "Vinks, Jos", N.E.V.B., 3303 en schriftelijke mededelingen Jos Vinks van 3 mei 2000.

[106] Schriftelijke mededelingen Jos Vinks van 3 mei 2000. 

[107] Schriftelijke mededelingen Jos Vinks van 3 mei 2000.

[108] Vandaele, Wij Vlaams Nationaal, 30 jaar Volksuniepers doorgelicht, 107.

[109] De Wever, "Muyt, Renaat de", N.E.V.B., 2114.

[110] Luykx, Politieke geschiedenis van België van 1944 tot 1985, 529-540.

[111] Witte, Politieke geschiedenis van België van 1830 tot heden, 358.

[112] Interview met Frans Van der Elst te Neder-over-Heembeek op 23-01-1996.

[113] Zie hiervoor Gijbels, De Volksunie in Limburg: naar sociaal economische profilering inzake de mijnproblematiek.

[114] Vandaele, Wij Vlaams Nationaal, 30 jaar Volksuniepers doorgelicht, 34.

[115] Luykx, Politieke geschiedenis van België van 1944 tot 1985, 540-560.

[116] Moyaert, De voorgeschiedenis van het Vlaams Blok in de Volksunie, 17-18.

[117] Luykx, Politieke geschiedenis van België van 1944 tot 1985, 564-611.

[118] Witte, Politieke geschiedenis van België sinds 1830, 266.

[119] Moyaert, De voorgeschiedenis van het Vlaams Blok in de Volksunie, 19.

[120] Van Overstraeten, Op de barrikaden, 179-180.

[121] Van der Elst, 20 jaar Volksunie, 92.

[122] Verschaeren, "Staatshervorming", N.E.V.B., 2826.

[123] Gijbels, De Volksunie in Limburg, 155-156.

[124] Sels, Verkiezing van de partijvoorzitters van de Volksunie, 23.

[125] Verstraete, Karel Dillen, portret van een rebel, 82-83.

[126] Sels, Verkiezing van de partijvoorzitters van de Volksunie, 14-32.  En Moyaert, De voorgeschiedenis van het Vlaams Blok in de Volksunie, 52-54.

[127] Dedeurwaerder, "Coppieters, Maurits", N.E.V.B., 795-797 en Seberechts, "Maes, Nelly", N.E.V.B., 1986-1987.

[128] Verdoodt engageerde zich niet meer in de Volksunie na het Egmontpact.  In 1984 was hij medeoprichter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme.  Als beheerder hiervan neemt hij geen partijpolitieke standpunten meer in.  Wouters, "Verdoodt, Frans-Jos", N.E.V.B., 3218-3219.

[129] Luykx, Politieke geschiedenis van België van 1944 tot 1985, 603-624.

[130] Witte, Politieke geschiedenis van België sinds 1830, 266.

[131] Van Overstraeten, Op de Barrikaden, 218-219.

[132] Luykx, Politieke geschiedenis van België van 1944 tot 1985, 630-654.

[133] Sels, De verkiezingen van de partijvoorzitters van de Volksunie, 33-54.

[134] Hoflack, "Schiltz, Hugo", N.E.V.B., 2708-2709.

[135] Schiltz was in 1958 verkozen als onafhankelijke op een CVP lijst voor de gemeenteraad.  Hij trad pas in 1963 tot de Volksunie toe.

[136] Witte, Politieke geschiedenis van België sinds 1830, 266.

[137] Luykx, Politieke geschiedenis van België van 1944 tot 1985, 654-691.

[138] Schiltz, Macht en onmacht van de Vlaamse Beweging, 9.

[139] Van Overstraeten, Op de barrikaden, 241.

[140] Van der Elst, "Nationalistische partij en de V.B.", E.V.B., 1038.

[141] Elaut, Talrijker dan ooit naar Diksmuide! In Wij van juni 1974 nummer 24.

[142] Seberechts, "Bruyne, Hector de", N.E.V.B., 660-661.

[143] Todts, Hoop en wanhoop der Vlaamsgezinden, 109.

[144] Moyaert, De voorgeschiedenis van het Vlaams Blok in de Volksunie, 31.

[145] Luykx, Politieke geschiedenis van België van 1944 tot 1985, 691-714.

[146] Witte, Politieke geschiedenis van België sinds 1830, 266.

[147] Moyaert, De voorgeschiedenis van het Vlaams Blok in de Volksunie, 111-117.

[148] Ibidem, 123.

[149] Zie hiervoor Van de Casteele, De Egmont- en Stuyvenbergakkoorden 1977-1978, 89-138.

[150] Repressie-dossier in Wij van november 1978 nummer 48 en Schiltz, Open brief aan premier Tindemans: VU stelt dringende amnestie-eis! in Wij van december 1977 nummer 51.

[151] Luykx, Politieke geschiedenis van België van 1944 tot 1985, 714-729.

[152] Vranken, De Volksunie: een Vlaams Nationale partij.  Onderzoek naar beleid en ideologie, 257.

[153] Ik ben een anti-Egmonter maar geen Don Quichot in Wij van december 1977 nummer 50.

[154] Moyaert, De voorgeschiedenis van het Vlaams Blok in de Volksunie, 173-175.

[155] Bogaert, Een vergelijkend onderzoek tussen VU en D66, 10.

[156] Ruys, "Claes, Lode", N.E.V.B., 730-731.

[157] Zie hiervoor Pauwels, Luc en Verstraete, Pieter Jan, De Vlaamse macht: in herinnering aan Lode Claes (1913-1997), Wijnegem, 1998, 115 P.

[158] Niets geleerd uit het verleden in Wij van oktober 1977 nummer 40, Lode Claes: verbazing of ergenis? in Wij van november 1977 nummer 47 en Moyaert, De voorgeschiedenis van het Vlaams Blok in de Volksunie, 130-134.

[159] Moyaert, "Vlaams-nationale partij", N.E.V.B., 3333.

[160] Moyaert, De voorgeschiedenis van het Vlaams Blok in de Volksunie, 139-143.

[161] Sels, Verkiezing van de partijvoorzitters van de Volksunie, 79-81.

[162] Vranken, De Volksunie: een Vlaams nationale parij.  Onderzoek naar beleid en ideologie, 66.

[163] Vandaele, Wij; Vlaams Nationaal, 30 jaar Volksuniepers doorgelicht, 73.

[164] Vranken, De Volksunie: een Vlaams Nationale partij.  Onderzoek naar beleid en ideologie, 69.

[165] Witte, Politieke geschiedenis van België sinds 1830, 266.

[166] Moyaert, De voorgeschiedenis van het Vlaams Blok in de Volksunie, 148-152.

[167] Van Overstraeten, Op de barrikaden, 297.