De Leeuw in de achteruitkijkspiegel. Het weekblad De Volksunie-Wij van 1955-1978 over het verleden en de historiografie van de Vlaams-nationale partijpolitiek. (Bart Seldeslachts) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Hoofdstuk II: De Vlaams-nationalisten voor de Eerste Wereldoorlog?
In De Volksunie-Wij kreeg de Daensistische Beweging veel aandacht. De Volksunie-Wij beschouwde deze beweging als een van haar voorgangers. De andere 'Vlaamse partijen' van voor de Eerste Wereldoorlog kregen veel minder aandacht en werden meestal in hetzelfde artikel besproken. Deze andere 'Vlaamse partijen', uitgezonderd de Meetingpartij, kenden natuurlijk geen lange levensgeschiedenis. Het verschil aan belangstelling van De Volksunie-Wij voor de Daensistische Beweging en de andere 'Vlaamse' initiatieven is zo groot dan we ze gescheiden zullen behandelen.
1. De eerste 'Vlaamse' partijen
In de jaren 1950 gaf De Volksunie-Wij verschillende malen een opsomming van alle initiatieven die er waren voor de Eerste Wereldoorlog om tot een onafhankelijke Vlaamse partij te komen. De figuren uit het verleden van de Vlaamse Beweging werden geïncorporeerd in de 'voorgeschiedenis van de Volksunie': de Volksunie was de nieuwste schakel in een lange traditie. Hierdoor probeerde De Volksunie in de jaren 1950 een antwoord te bieden op de stelling dat de Volksunie alleen maar een scheurpartij was.
Onder de titel "De idee van een eenheidsbeweging boven de partijen om"[168] gaf De Volksunie een reeks initiatieven waarmee ze bedoelde dat het in de eerste plaats reeds ging over politieke groeperingen. De Volksunie bespak kort het mislukte initiatief van Jan Frans Willems[169] om in 1841 een 'Taelverbond' op te richtten zonder onderscheid van opinie of partij. Meer aandacht ging er naar het 'Heilig Verbond' dat in 1845 onstond onder impuls van Conscience.[170] "Ze probeerden de Vlaamse Beweging van een zuivere taalbeweging op het politieke terrein te brengen. In 1847 publiceerden ze 'De verklaring der grondbeginselen' waarin ze verklaren een Vlaamse politieke vereniging op te bouwen boven de bestaande partijen."[171] De Volksunie voegde er onmiddellijk aan toe dat dit Heilig Verbond echter snel uit elkaar viel door interne spanningen tussen katholieken en liberalen. Aan dit overzicht moeten een paar correcties worden aangebracht. De plannen van het Taelverbond als letterkundig genootschap ontstonden pas in 1844 te Brussel en Gent zonder Willems. Het Heilige Verbond was een letterkundig genootschap te Antwerpen dat opgericht werd als zet tegen het pas opgerichte Taelverbond. Het Heilig Verbond vroeg aan de liberalen twee plaatsen op hun lijst van de gemeenteraadsverkiezingen te Antwerpen, maar deze weigerden. Het Heilig verbond stelde zich tot doel de Vlaamse belangen te verdedigen op artistiek, literair en politiek vlak. Toch heeft het Heilig verbond nooit als een echte partij opgetreden: in 1847 vind men er geen verwijzingen meer van terug in de correspondentie tussen de verschillende leden. De geciteerde verklaring van grondbeginselen is ofwel van een vroegere datum ofwel niet van deze vereniging.[172]
Vervolgens besprak De Volksunie in de jaren 1950 het 'Vlaemsch Verbond' "dat snel een grote uitbreiding nam en afdelingen had in alle belangrijke steden. Het stelde zich naast en boven de politieke partijen: er werd een Vlaams programma opgesteld en dan aan de kandidaat parlementsleden voorgelegd. Zelf mengde het zich niet in de eigenlijke partijstrijd, maar splitste bijna overal in katholieke, liberale en onzijdige kringen."[173] Het Vlaemsch Verbond was in 1861 als een flamingantische drukkingsgroep te Gent opgericht. De bewering dat dit Vlaemsch verbond snel uitbreiding nam in verschillende steden is historisch niet correct: de organisatie bleef beperkt tot Gent met als belangrijkste figuren Vuylsteke en Snellaert en ging reeds ten onder in 1862.[174]
De Volksunie vermeldde in de jaren 1950 verscheidene malen de initiatieven van Prayon-van Zuylen[175] om in 1889 een Vlaamse partij op te richten. De Volksunie bedoelde hiermee niet de Vlaamse Volkspartij te Brussel, want deze werd afzonderlijk vermeld. "Van 1892 tot 1906 trad er te Brussel de onzijdige Vlaamse Volkspartij op, maar het succes was gering, wanneer zij de verkiezingen trotseerde."[176] "Het waren, kenschetsend, bijna uitsluitend vrijzinnigen die medewerkten aan dit initiatief."[177] Het woord 'kernschetsend' moet hier begrepen worden als een verwijt aan de katholieke partij die in 1957 de grootste opponent van de Volksunie was. De Volksunie kwam op als de Vlaamse partij omdat ze de CVP communautair te lauw vond. Van der Elst wilde duidelijk maken dat er van de CVP geen heil te verwachten was en dat de Vlaamse Beweging ook een zaak van de vrijzinnigen was. De Volksunie bedoelde de Liberale Vlaamsche Bond[178] wanneer ze sprak over de pogingen van Prayon-van Zuylen om in Brussel op te komen met een eigen politieke partij. Prayon-van Zuylen werd hiervan de voorzitter te Brussel in 1889.[179] De Vlaamsche Volkspartij werd in 1892 opgericht als een partij die open stond voor zowel vrijzinnigen als gelovigen. Toch waren het vooral vrijzinnigen die er actief in waren. In 1899 veranderde de Vlaamsche Volkspartij haar naam in Nationale Volkspartij maar dit leverde haar, net als voordien, geen electorale overwinning op.[180]
De landdagbeweging met het Nationaal Vlaemsch Verbond als haar politiek orgaan en de Vlaamsche Volksraad als haar 'parlement' kregen in De Volksunie zeer weinig aandacht terwijl het juist deze organisaties waren die verschillende jaren bleven bestaan. In 1890 was 'het bestuur van de landdagen' omgevormd tot een Nationaal Vlaamsch Verbond.[181] De Vlaamsche Volksraad werd in 1892 opgericht door dit Nationaal Vlaamsch Verbond en bleef bestaan tot 1914. De Vlaamse Volksraad was samengesteld uit één vertegenwoordiger per 20000 inwoners, maar in feite waren het de vertegenwoordigers van de plaatselijke Vlaamsgezinde verenigingen. De bedoeling was dat de Vlaamse Volksraad leiding zou geven aan de Vlaamse Beweging.[182] "Het Nationaal Vlaams Verbond en de Vlaamse Volksraad die daar uit voortvloeide, was één van der pogingen tot het vormen van een Vlaams-nationale partij, over alle wijsgerige strekkingen heen, met als basisprogramma het verwerven van alle taalkundige en politieke rechten voor het Vlaamse volk."[183] De Volksunie benadrukte dat het idee van een raad van Vlaanderen reeds door "de vorige generaties tot in zijn uiterste consequenties werd doorgetrokken."[184] Hierdoor wilde De Volksunie het activisme een historische legitimatie geven. Toch is de historische betekenis van de Volksraad is niet groot geweest, al heeft hij misschien de traditionele partijen wat meer tot een Vlaamse politiek aangespoord.[185] Over de in 1890 opgerichte Vlaamsche Katholieke Landsbond, die in 1907 omgevormd werd tot Katholieke Vlaamsche Landsbond, werd in De Volksunie geen woord gerept.[186]
In de jaren 1960 werden er bijna geen beschouwingen gegeven van de 'Vlaamse partijen' voor de Eerste Wereldoorlog. In de jaren 1970 vinden we hiervan niets terug. Wel verschenen er in de jaren 1960 wel verschillende besprekingen van bekende Vlaamse figuren in onder andere de reeks 'uit de archieven van de Vlaamse Beweging'. De politici die na de Eerste Wereldoorlog nog actief waren maar niet tot de Vlaams-nationalisten behoorden werden nooit besproken in De Volksunie-Wij. Zelfs grote namen als Franck, Van Cauwelaert en Huysmans[187] en hun rol voor de Eerste Wereldoorlog in de Vlaamse Beweging en de taalwetgeving[188] werden nooit behandeld. Waarschijnlijk wilde De Volksunie-Wij geen reklame maken voor hun politieke tegenstrevers door hun rol te behandelen.
Vooral in de jaren 1960 werd er een koppeling gemaakt tussen de verschillende bekende figuren en onderdelen van het Volksunieprogramma.
Hierdoor werden deze Vlaamse figuren gerecupereerd door De Volksunie-Wij. De Volksunie-Wij gebruikte De Raet om het economische element van de Vlaamse strijd te beklemtonen.[189] Hij werd ook aanzien als een van de voorgangers van de activisten, die zeker ook tot het activisme zou zijn toegetreden indien hij nog zou geleeft hebben: "tussen de democratische ontwikkeling der Vlaamse Beweging en haar politieke verschijning in het activisme staat méér dan een bindteken en een voorloper. Indien De Raet niet gestorven was in 1914, zou België naar alle waarschijnlijkheid hem het lot hebben doen ondergaan van Borms. Het activisme trok de lijn, die De Raet uitgestippeld had, voort.[190] Het sociale element haalde Wij bij Domien Sleeck die zorgde voor "de geboorteakte der democratische richting onder de Vlaamsgezinden".[191] Julius Vuylsteke zorgde voor "de koppeling van de democratische liberale gedachte aan de nationale en zag de noodzaak in om door sociale verheffing tot culturele en nationale volwassenheid te komen."[192] Het is opvallend dat juist de figuur van Vuylsteke werd behandeld in de periode dat de Volksunie in volle discussie over de Vlaamse Frontvorming zat. Vinks wilde duidelijk maken dat het Vlaams-nationalisme reeds de sociale component bevatte en dat een verruming naar links niet noodzakelijk (wenselijk) was. Wat Vinks minder benadrukte was dat hij maar weinig navolging kreeg.[193] De vervlechting tussen de Vlaamse Beweging en de beginnende Christen-democratie werd veel minder belicht in De Volksunie-Wij. Volgens Wils was dat "het eindpunt van een evolutie sinds 1848 waardoor de Vlaamse Beweging meer en meer de uitdrukking was geworden van de democratische verzuchtingen en de politieke machtswil der katholieke kleine burgerij. Hierdoor werd de Vlaamse Beweging eindelijk een volksbeweging en tussen 1894 en 1900 veranderde de taalwetgeving essentieel."[194]
Meestal werd de Meetingpartij aangeduid als 'eerste Vlaamse partij'. De enige uitzondering hierop maakte de bespreking van de figuur van Conscience in de jaren 1960. De figuur van Conscience werd zeer duidelijk gerecupereerd door De Volksunie: hij was een Vlaams-nationalist met een onafhankelijke Volksuniepartij. Hiermee trok De Volksunie de lijn van het verleden (Conscience) door naar het heden (Volksunie). "Conscience was de stichter van de eerste Vlaams-nationale partij- onafhankelijk van de staatspartijen- voorloper van de stichters van de Frontpartij en van de Volksunie. Conscience was een Vlaams-nationalist. Zijn onafhankelijke lijst hekelde de sociale wantoestanden in Vlaanderen, verdedigde het onderwijs van het Vlaamse volk in de eigen taal en wees verbitterd op de economische achterlijkheid van onze mensen. Het kiesmanifest van deze "Volksuniepartij" verdedigde de politieke ontvoogding der Vlamingen."[195] Conscience werd niet verkozen maar het was "een eervolle nederlaag".[196] De Volksunie gaf de partij van Conscience de schijn dat ze een heel programma voor Vlaanderen bezat.
De Meetingpartij kreeg meer aandacht. De Meetingpartij was een politieke formatie te Antwerpen die onstond als een coalitie van radicale liberalen met katholieken en flaminganten, maar die geleidelijk samenviel met de plaatselijke Katholieke partij. De aanleiding en medeoorzaak van het ontstaan van de Meetingpartij was de kwestie van de versterkingen rond Antwerpen.[197] Toch was het een politieke stroming die het gehele land beroerde.[198] Lode Wils vond dat geen enkele andere lokale vereniging een even grote rol heeft gespeeld in de politieke Vlaamse Beweging.[199]
Het was de eerste groepering die ook inhoudelijk besproken werd in de jaren 1950. "De eerste Vlaamse partij, de Meeting, ontstond uit een sterke antimilitaristische geest. Zo zij zeer opportunistisch het Antwerps verzet tegen het bouwen van een fortengordel rondom de grote handelsstad voor eigen doeleinden benutte, dan kan niet geloochend worden dat het tezelfdertijd beantwoordde aan een oprecht Vlaams antimilitaristisch streven."[200] "De Meetingpartij was tegen de fortengordel rond Antwerpen en had succes bij de gemeenteraadsverkiezingen. Bij parlementsverkiezingen gingen De Laet naar het parlement in 1863, Lode Gerrits in 1866 en Coremans in 1867.[201] Zij zorgden vooral voor de verwezenlijking van de eerste taalwetten."[202] In 1956 en 1957 maakte De Volksunie de koppeling van de eerste taalwetten naar het heden om er op te wijzen dat de tegenstanders van de Vlaams-nationalistische partij nog altijd het dezelfde argument gebruikten van de Christelijke eenheid. In de jaren 1950 werd dit door de CVP als een van de voornaamste argumenten gebruikt tegen de Volksunie. "De wet Coremans kon niet behandeld worden de eerste jaren omdat het een verkiezingsjaar was en de Katholieken geen betwiste vragen mochten aanraken. Eerst tegen de vijand vechten onder het mom van de eenheid onder de Christelijke krachten en dan zullen we aan Vlaanderen denken. Dezelfde woorden vinden we nog steeds terug in onze hedendaagse dagbladen wat niet belet dat die Vlamingen zich toch nog steeds door die kunstgrepen laten bedotten en niemand kan verzekeren of het niet ten eeuwigen dage zal blijven duren."[203] "De wet Coremans op het middelbaar onderwijs van 1889 had er 21 jaar over gedaan om goedgekeurd te geraken in het parlement, als het met het wetsontwerp van Moyersoen[204] betreffende het administratief taalgebruik ook zo gaat, en dat heeft er alle schijn van, kunnen we hopen dat tegen 1975 alles in orde zal zijn."[205]
De Volksunie gaf de schuld voor de ondergang van de Meetingpartij in de jaren 1950 aan 'de anderen'. "De Vlaamse Meetingpartij werd door de staatspartijen gespleten en opgeruimd."[206] "De invloed van de politieke partijen was te sterk en de basis der meetingpartij te tijdelijk opdat zij lang zou bestaan. Reeds in 1865 scheurden de liberalen zich af en stilaan werd de meeting opgeslorpt door de katholieke partij."[207] Het is een feit dat verschillende liberalen de Meetingpartij de rug toekeerden en dat sinds 1870 de Meetingpartij werd ingeschakeld in de Katholieke partij maar toch bleven verschillende liberale gezinden lid van de Nederduitse Bond. De oorzaak dat verschillende mensen opstapten lag echter niet bij 'de andere partijen' maar wel bij de stijgende levensbeschouwelijke spanning. De Meetingpartij beschouwde zichzelf als neutraal, maar de katholieken kregen de overhand in de samenstelling van het bestuur en bepaalden meer en meer de standpunten. De liberalen die nog deel uitmaakten van de Bond kregen meer en meer een katholieke inslag. "De Bond mislukte in zijn streven de levensbeschouwelijke opvattingen terzijde te schuiven."[208] Toch trad de Meetingpartij toe tot het neutrale Nationaal Vlaamsch Verbond en niet tot de Vlaamsche Katholieke Landsbond.
Bekende figuren uit de Meetingpartij werden gerecupereerd om de continuïteit in de Vlaamse Beweging te bewijzen. Hierdoor gaf De Volksunie de Vlaamse Beweging een lange voorgeschiedenis met de bedoeling de strijd van haar voorgangers én haar eigen strijd te rechtvaardigen. "De jeugd ziet niet dat er één en dezelfde lijn loopt van Groeninge, over Artevelde, over Oranje, over de brigands naar de Vlamingen, die onmiddellijk na 1830 de strijd tegen het verfranste België begonnen, dat deze lijn wordt doorgetrokken door Conscience, door De Laet, door Coremans, door de activisten, door Borms en al de anderen die van 1940 tot op deze dag nog het offer brachten, in welke gevangenis ook, in welke frontlijn ook."[209]
In de jaren 1960 werd de Meetingpartij onrechtstreeks besproken: "De Vlaamse gedachte, principiële basis, bleek echter nog niet populair genoeg om partijvorming mogelijk te maken: bijkomende elementen zoals democratie en antimilitarisme werden daarom sterk onderstreept."[210] Men gaf meer uitleg over de taalwetten die er onder impuls van Coremans waren gekomen. Aan het einde van het artikel was de conclusie dat de oude problemen nog niet opgelost waren en de Volksunie hiertegen reageerde.[211] Slechts één maal sprak Wij in de jaren 1960 over de Meetingpartij en de Nederduitse bond. "De eerste taalwetten ontstonden door twee factoren: een reeks gerechtelijke schandalen en het optreden van een quasi zelfstandige Vlaamse politieke groepering te Antwerpen: de Nederduitse Bond. Deze Meetingpartij was de eerste Vlaams-nationale partij. Deze partij was politiek onafhankelijk, ook later als de Meetingpartij opging in de katholieke partij bleef ze haar onafhankelijkheid bewaren."[212] Deze bewering over de onafhankelijke status van de partij gingen in tegen de uitspraken van De Volksunie in de jaren 1950 maar zijn historisch gezien wel correct.
Naast de inhoudelijke bespreking van de Meetingpartij gaf De Volksunie in de jaren 1950 een meer inhoudelijke bespreking van alle andere initiatieven samen. Deze andere initiatieven vatte De Volksunie samen als 'de Vlaamse partij'. De Volksunie beweerde dat er altijd een Vlaamse partij bestaan had. De Volksunie maakte wel een onderscheid tussen de Vlaamse partijen van na de Eerste Wereldoorlog en die van voor de Eerste Wereldoorlog, door te stellen dat de Vlaamse partijen voor de Eerste Wereldoorlog zich beperkten tot het Vlaamse belang. Er werd "gestreden op basis van een minimumprogramma dat zo weinig mogelijk weerstand zou uitlokken. Men vroeg alleen een taalwetgeving, hoogstens een hervorming van de Belgische staatsstructuur. Aan een eigen staats- en maatschappijopvatting werd daarbij niet gedacht: de nood was te groot en men wilde het essentiële redden."[213]
Frans Van der Elst maakte duidelijk het onderscheid tussen de louter taalbeweging en het latere Vlaams-nationalisme. "Wij komen tot de vaststelling dat er vanaf de oorsprong eigenlijk twee Vlaamse Bewegingen geweest zijn of dat er in feite twee onderscheiden stromingen geweest zijn in de schoot van de Vlaamse Beweging, ook al zijn de enkelingen zich daarvan niet altijd bewust geweest en al hebben velen nooit klaar gezien, nooit juist geweten waar zij stonden en waar zij naar toe wilden. Aan de ene kant werd de Vlaamse Beweging beschouwd als een taalbeweging strevend naar het herstel van de door het systeem van 1830 miskende rechten van de Nederlandse (voor sommigen Vlaamse) taal in België. Aan de andere kant echter leeft in de Vlaamse Beweging vanaf hare oorsprong het volksnationalistische princiep, de overtuiging dat de Nederlandssprekenden (of de Vlamingen, zoals zij spoedig genoemd zullen worden), een volksgroep vormen, een nationaliteit die als dusdanig, in min of meer eng verband met de taal- en volksgenoten in het Noorden eigen wezen en eigen taalkarakter bezit uitgedrukt in een cultuur. Dit streven naar de bevestiging en de ontplooiing van een eigen volksnationaliteit, dit nationalisme manifesteerde zich eerst als overwegend een taalvraagstuk (de redding van de taal scheen het eerste en noodzakelijkste gebod); het groeide uit tot een cultureel vraagstuk in de ruimste zin van het woord; het zocht uiteindelijk- zeer laat in vergelijking met de nationaliteitbewegingen elders in Europa- zijn politieke uitdrukking in de formulering van een programma van min of meer ruime politieke zelfstandigheid."[214] Toch werd dit onderscheid niet altijd zo duidelijk gemaakt. "Toen de eerste Vlaamsgezinde recht opeiste voor zijn taal, drukte hij meteen ook de nationale gedachte uit. Deze zou steeds de strijdbare lijn van de Vlaamse Beweging blijven. Zodanig dat na de Eerste Wereldoorlog een Vlaams-nationalistische volksvertegenwoordiger in een debat terecht kon verklaren dat de Vlaamse Beweging van haar begin af nationalistisch was geweest."[215] Van der Elst gaf hier onrechtstreeks aan dat het nationalisme als ideologie en beweging twee sporen heeft: een politiek en cultureel. Het cultureel nationalisme richt zich op de gemeenschap en wil de geschiedenis van de etnie herontdekken, herinterpreten en doen herleven. Het politiek nationalisme richt zich op de staat en wil door politieke macht te veroveren een nationale staat realiseren.[216]
Volgens De Volksunie-Wij was de Groot-Nederlandse gedachte altijd al aanwezig. "De Groot Nederlandse gedachte was in de Vlaamse Beweging even oud als de Belgische staat bestond. Reeds in de Middeleeuwen was dit Diets bewustzijn langzaam aan het groeien in de Lage Landen aan de zee. In de strijd tegen Spanje was het tot sterke bewustwording gerijpt. Willem van Oranje was steeds bezield geweest door de gedachte van het ganse vaderland. Met de scheiding van de Nederlanden zouden de eng-Hollandse koopmansgeest van Klein Nederland in het noorden en het cultureel en economisch verval in het zuiden, het Nederlands bewustzijn gedurende anderhalve eeuw doen inslapen. In het koninkrijk der Verenigde Nederlanden zou een nieuw geslacht de Groot Nederlandse gedachte langzaam terugvinden. De nieuwe scheuring der Nederlanden in 1830 zou er alleen maar in slagen ze in de Vlaamse Beweging nog meer aan te wakkeren. In de laatste jaren van de negentiende eeuw, wanneer de Vlaamse Beweging zich loswerkt van de Belgische politieke partijen, grijpt het stilaan terug naar de zuiverste motieven van het nationale Vlaamse streven, zoals die in het eerste taalflamingantisme bestonden en waartoe ook de Groot Nederlandse gedachte behoorde."[217] "De Groot-Nederlandse bestrevingen waren steeds een werkelijk bestanddeel van de oorspronkelijke Vlaamse Beweging."[218] "Voor het ontstaan der Vlaamse Beweging zijn voorzeker de Belgische toestanden als stimulerende factor van belang geweest. Toch kon de Vlaamse Beweging niet bestaan of ontstaan uit negatieve factoren alleen. Er was het heelnederlands bewustzijn bij een aantal leidende figuren der Vlaamse Beweging. De kortstondige hereniging had onuitwisbare sporen nagelaten, had het zaad gestrooid van een volks en cultureel eenheidsbesef."[219]
Het was niet echt duidelijk wat De Volksunie-Wij juist bedoelde met Groot Nederland: Vlaanderen en Nederland of België en Nederland. Er bestond volgens De Volksunie-Wij wel een Groot Nederlands gevoel. Elias besteedde de nodige aandacht aan het taalgebruik van de flaminganten. Zo heeft het woord Diets zeer verschillende interpretaties. "De Groot-Nederlandse gedachte, waar zij bestond, biedt zich aan onder de mantel van de Heel-Nederlandse en is in veel opzichten aldus niet te onderscheiden van een Belgische in de vorm van een Groot Belgische."[220] Verschaffel toonde aan dat er voor dezelfde geografische omschrijving verschillende benamingen door elkaar werden gebruikt en dat het bestaan van een nationaal gevoel twijfelachtig was. "De nationale geschiedenis schijnt maar te zijn ontstaan nadat het onderzoek ernaar, onder inpuls van de overheid, van cultuurpolitici en 'officiële' intellectuelen, werd georganiseerd. En daarom schijnt het ontluikend natiebesef veeleer het resultaat dan de oorzaak te zijn van het 'ontstaan' van de nationale geschiedenis."[221] De scheuring in de Nederlanden in de zestiende eeuw zorgde eerder voor een Zuid Nederlands katholiek en een Noord Nederlands protestants gevoel.[222]
In de jaren 1960 werd in De Volksunie het Orangisme besproken. "Het aanvankelijke anti-Hollandisme van sommige jongere flaminganten bleek tenslotte verderfelijk in een volksstrijd die op het terrein der taal en cultuur gevoerd werd: Nederland was niet alleen het culturele hinterland van het Zuiden, het was nog steeds de leermeester inzake taalkunde en literatuur. De eerste stuwing, het eerste signaal tot de vernieuwing, kwam van de zijde der Orangisten. Men heeft al te vaak het Orangisme willen herleiden tot een economische en financiële belangengroep die zich later neerlegde bij de nieuwe toestand en franskiljons werd. Men ziet daarbij over het hoofd dat de culturele Orangisten, hoewel veel minder in het openbaar leven vertegenwoordigd, op langere termijn wel hun invloed bleven uitoefenen, zodat zij zelf geruime tijd hun stempel drukten op de Vlaamse Beweging. Het Orangistische en het Belgicistische flamingantisme versmolten in de Vlaamse Beweging."[223]
Het Orangisme bestond uit twee verschillende stromingen: Belgisch en Vlaams Orangisme. Het Belgisch Orangisme wilde zich niet neerleggen bij het tot stand komen van België, hoewel het wel een aparte staat wilde binnen het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Het Vlaams Orangisme steunde de gehele nationaal-Nederlandse politiek van Koning Willem en niet alleen de taalpolitiek zoals de Belgische Orangisten.[224] De oorsprong van de Vlaamse Beweging lag bij het Orangisme dat na 1839 versmolt met het katholiek Vlaams traditionalisme.[225] Volgens Wils zou de Vlaamse Beweging hierdoor enerzijds een algemeen Nederlands bewustzijn erven, en anderzijds zou de Vlaamse bevolking anti Hollandse gevoelens krijgen.[226] De Vlaamse Beweging ontstond uit het enthousiasme van 1830 en had een Belgische bezieling. De Vlaamse nationaliteit werd beschouwd als levensnoodzakelijk voor de Belgische en omgekeerd.[227] Wils benadrukte in tegenstelling tot De Volksunie dat de hele Vlaamse Beweging gedragen werd door een Belgische bezieling die af nam voor de jaren 1860. "Sinds de laatste der jaren veertig brokkelde de Belgische bezieling in de Vlaamse Beweging snel af. Het einde van de patriottische bezieling in de beweging als geheel, zouden wij willen plaatsen in de jaren 1860. Het Vlaamse bewustzijn was zelfstandig geworden, het zocht zijn verantwoording niet meer in de versterking van de Belgische nationaliteit, maar in de erkenning van de Vlaamse."[228] Ook Elias vond dat in de jaren 1830-1860 de Nederlandse inslag in de Vlaamse Beweging zeker niet de sterkste was, "indien men deze vergelijkt met de Vlaams-traditionalistische en met de Vlaams-Belgische inslag van de 'vaderlandse' Vlaamse Beweging".[229]
De Volksunie-Wij beklemtoonde de Vlaamse symbolen. Slechts tweemaal had De Volksunie-Wij aandacht voor de herkomst en betekenis van de Vlaamse symbolen. Deze artikels waren vanuit een Groot-Nederlands standpunt geschreven. De Volksunie toonde aan dat de meeste symbolen gebaseerd waren op mythes en betreurde dat er in het verleden niet gekozen was voor de authentieke symbolen en benamingen. "De Leeuw van Vlaanderen is voor de Vlaamse Beweging van meer belang dan welke publicatie ook omdat het een mythe schept, een terminologie en een romantiek, een flamingantische stijl creëert en de Vlaamse Beweging in een pragmatische richting stuwt, die afwijkt in terminologie en denken van de Groot-Nederlandse der eerste flaminganten. De betekenis van de Leeuw ligt op het vlak van de propaganda en op de invloed op de richting van de Vlaamse Beweging zelf. Er ontstond een Vlaamse mythe die als het ware een eigen, zelfstandig nationaliteitsgevoel schiep, naast het Nederlands nationaliteitsbesef der Vlaamse Beweging in haar eerste stadium. Het was als het ware de revanche der Belgicistische flaminganten op de Groot-Nederlanders. De verdere ontwikkeling leidde naar de isolatie van het volksdeel dat zich een eigen mythe en een eigen nationaliteit schiep uit een eigen historie. Het betekende ook de doorbraak voor een terminologie die aan een gouw ontleend het hele Nederlandse volksdeel in de staat België zou aanduiden. Men kan het betreuren dat deze zowel historische als volkse onjuiste terminologie het gehaald heeft op de veel juistere en de volkseenheid veel duidelijker aantonende terminologie der eerste decennia na de omwenteling. Het gevolg is geweest dat een fictief Vlaanderen- Holland verhouding werd in het leven geroepen, dat onderscheiden zocht waar er geen waren, of de verschillen die onvermijdelijk zijn na eeuwen scheiding nog aandikte om de deelnationaliteit een zogezegd realiteitskarakter te schenken."[230] "De toevalligheid bij het ontstaan der Vlaamse symboliek is wel evident. Aanvankelijk was de benaming voor het gebied dat men nu Vlaanderen noemt en voor de taal die er gesproken werd zeer uiteenlopend. Pas verscheidene jaren na de Belgische omwenteling vindt de benaming 'Vlaemsch' als indicatie voor het volksgedeelte ingang en de taal wordt nog hoofdzakelijk als Nederduytsch aangeduid. De Vlaamse Beweging was aanvankelijk nog in hoofdzaak een terugkeer naar het eigen Nederlandse wezen, de eigen Nederlandse taal en volksaard: er was geen andere entiteit, geen aparte Vlaams-Belgische verbondenheid bij de nationaal-bewusten en zeker geen klein Vlaamse symboliek."[231]
Wij was van mening dat er een Nederlandse natie bestond en een Vlaamse ontstond door de scheiding. Wils benadrukte dat de Vlaamse Beweging een kind van van België was: "het Vlaamse volk is geschapen door de nationale beweging uit het vooraf bestaande Belgische volk."[232] "De Vlaamse Beweging is ontstaan uit het Belgische enthousiasme van de omwenteling, ontwikkelde spoedig een Vlaams-nationaal bewustzijn, dat aanvankelijk bedoeld was tot de ondersteuning van de Belgische, maar daar later los van kwam, en er op het gevoelsplan vaak min of meer aan tegengesteld werd."[233] De creatie van de Vlaamse mythen heeft hier zeker toe bij gedragen. Elias wees ook hier op het gevaar van de verwarrende terminologie van de negentiende eeuw waar dezelfde woorden met een andere invulling door elkaar werden gebruikt.[234]
In de jaren 1970 verschenen er geen beschouwingen meer over de verschillende 'Vlaamse partijen' van voor de Eerste Wereldoorlog meer. Ook inhoudelijke verwijzingen hiernaar ontbraken. Wij bleef wel de continuïteit in de Vlaamse Beweging benadrukken en verschillende figuren recupereren. De natie werd als iets eeuwig aanzien. "Het ware een belediging voor vele nu overleden of reeds oude medestrijders, de oorsprong, de bron van het Vlaams-nationalisme in 1954 te situeren. Onze adelbrieven zijn ouder. Het volksnationalisme werd in Europa geboren en uit de democratie en uit het verzet tegen Napoleons overheersing. Zonder twijfel nochtans en ook zonder een volledige vergelijking te suggereren is een zeker nationaal bewustzijn reeks merkbaar in 1302 in de defensie uitgaven te Brugge geboekt werden 'omme den lande te beschermen'. Dit zelfde nationaal bewustzijn is levendig bij de Geuzen in de opstand tegen Spanje. Als we ons beperken tot de bron van het volksbewustzijn van het huidige Vlaanderen belanden wij natuurlijk bij een Willems, een Conscience en de taalminnaren na 1830. Hun strijd, al droeg hij die naam niet, was in wezen volksnationaal in dezelfde zin als elders in Europa. Het is onmiddellijk voor 1914 dat wij de eerste sporen vinden van een zich nationalistisch noemende beweging. Lodewijk de Raet blijft de grootmeester die een totale visie op onze strijd ontwikkelde, evenwel zonder zijn doctrine tot staatskundige formulering door te trekken. Op het vlak van de concrete politieke opstelling zijn wij met ons volksnationalisme bij de eigenlijke bron met activisme en frontbeweging. De activisten waren grotendeels de geestelijke kinderen van Lodewijk de Raet."[235]
De verschillende initiatieven voor de Eerste Wereldoorlog om tot een succesvolle onafhankelijke Vlaamse partij te komen mislukten telkens weer volgens De Volksunie in de jaren 1950 omdat de "staatspartijen geen concurrentie dulden. Voor de unitaire Belgische partijen kunnen Vlaamse standpunten niet in hun programma opgenomen worden omdat dit tot interne twisten en eventuele scheuring kan leiden."[236] De partijtucht werd door De Volksunie hard op de korrel genomen. "Op het inwendige vlak wordt kordaat met de democratische stelregels gebroken, gelden nog enkel de meningen en de objectieven van de hogere partijleiding en worden alle nodige maatregelen getroffen opdat de vrije uiting van de volkswil het partijbelang zo weinig mogelijk zou schaden."[237] "In iedere partij speelt de wet van het zelfbehoud, van het partijbelang dat tevens het belang is van de partijbonzen."[238] "In de Belgische staatspartijen zijn er twee factoren van doorslaggevend belang: het almachtige partijbelang en de wil en de geestesgerichtheid van de oppermachtige partijoligarchiën. De leiding van de staatspartijen was volledig franskiljons en dacht in de Belgische geest. Voor hen bestond geen Vlaams volk, enkel een Belgische natie, geboren uit gelijke belangen en gelijke geschiedenis, die steeds het Frans als voertaal had gebruikt voor heel de natie, terwijl het Vlaams alleen als dialect had dienst gedaan."[239] "Men kon wel enkele ras Vlamingen als uithangbord gebruiken: in zijn afzondering bleef hij toch machteloos. Het gold dan vooral voor de staatskatholieke partij, want de liberale partijleiding gaf zich zelf de moeite niet aan Vlaamsvoelende camouflage te doen. Van de socialistische partij had men mogen verwachten dat zij, als volkspartij, in Vlaanderen een Vlaams karakter zou hebben aangenomen. Niets is minder waar. De Vlaamse zaak liet zij links liggen omdat zij er geen kracht, nodig voor het sociaal streven, wilde aan verspillen, ook omdat zij in haar internationalistische beschouwingen er volstrekt geen belang aan hechtte. Ze hebben getracht de Vlaamse beweging te kelderen of ze onschadelijk te maken door ze in het partijverband op te slorpen."[240] "Zo heeft nog nooit een staatspartij binnen het parlement een wetsontwerp voorgesteld, gesteund of gestemd op eigen initiatief, maar enkel wanneer zij daartoe gedwongen werd door de Vlaamse volkswil, al dan niet geleid door de Vlaams nationale partij."[241] "Een partijpolitieker zoals Coremans, die omstreeks 1890 nochtans met een aureool van Vlaamsgezindheid was omweven, zwichtte in alle opzichten voor de richtlijnen van de partij. Wanneer in 1891 de meeting, het bolwerk van de Antwerpse flaminganten, weigerde zich door de partijleiding een onzuivere en helemaal niet-Vlaamse kandidatuur te laten opdringen, zou Coremans zijn hoog gezag aanwenden om die kandidatuur er door te halen."[242]
De Volksunie reageerde tegen de drie grote partijen en probeerde aan te tonen dat deze nooit iets voor de Vlaamse zaak hadden gedaan. Historisch is dit zeker niet juist. In iedere partij had men Vlaamsgezinden die zich inspanden voor de Vlaamse Beweging. Denken we maar aan de drie kraaiende hanen en hun acties.[243] In de jaren 1960 en 1970 kwam dit discours niet meer voor. De Volksunie was toen doorgebroken als partij en hoefde zijn bestaan niet meer te rechtvaardigen.
De Volksunie haalde nog andere redenen aan waarom de eerste Vlaamse partijen niet waren doorgebroken. Zo werd de inrichting van de Belgische staat aangevallen. "De Vlaamsgezinden mislukten zoals ook de socialisten toen mislukten, omdat het kiesstelsel en de omstandigheden ongunstig waren. Sedert de invoering van het zuiver algemeen stemrecht heeft er een Vlaams-nationale partij bestaan.[244] "Vlaanderen werd in zijn minderwaardige positie geplaatst door de gerichtheid die van het Belgische staatsbestel uitgaat. De gerichtheid van dit staatsbestel is in België anti-Vlaams."[245] "Als nationale gedachte moest het Vlaams-nationalisme noodzakelijkerwijze in botsing komen met de Belgische idee die tot dan toe de lijn van de staat had bepaald. Beide waren onverenigbaar uit reden zelf van hun beginstelling. In de nieuwe Belgische geest werd aan de Vlaamse volksgemeenschap nog hoogstens een regionalistisch karakter toegekend. Men had de rangorde der waarden eenvoudig omgekeerd. De eenheidsstaat beroept zich op de Belgische traditie zonder ooit te verklaren op welke grondslag deze traditie berustte. Bouwend in de lijn van de Belgische traditie, en aangevuld door het oude samenhorigheidsgevoel in Zuid-Nederland, zou het Vlaams Belgicisme ontstaan. Het Vlaams Belgicisme ziet niet in hoe de Belgische eenheidsgedachte, in haar historische groei, in volledige tegenstelling staat met de nationale gedachte in Vlaanderen. In zijn innerlijke tegenstrijdigheid is het Vlaams Belgicisme verplicht de verfransende eenheidsstaat te verdedigen, maar tezelfdertijd recht af te smeken voor de Vlaamse taalbelangen bij een staat die gebouwd is op het negeren van de Vlaamse belangen. Zo worden de Vlaamse Belgicisten dan de bedelbroeders."[246] Deze laatste redenering was identiek als die over de minimalisten in het interbellum.[247]
Een laatste reden die De Volksunie aanhaalde voor het mislukken van de 'Vlaamse partijen' is het ontbreken van de eis voor zelfbestuur. "Het eerste taalflamingantisme had het woord zelfbestuur nog niet gebruikt. Het kon er, in de eerste jaren van de onafhankelijke Belgische staat, nog niet klaar de noodzaak van inzien of kon, bij hen die deze noodzaak toch aanvoelden, ze niet tot uitdrukking brengen. Wie echter de eigenheid van zijn volk door een vreemde staatsstructuur bedreigd ziet, moet noodzakelijk tot de gedachte komen die volksvreemde invloed te weren door zichzelf te besturen. Vanaf 1900 groeide het bewustzijn dat België, wegens de wetten zelf van zijn innerlijke wezensstructuur, nooit voldoening zou schenken aan Vlaanderen. Meteen was het ook klaar dat de Belgische staat, zoals hij bestond, voor het zelfbewuste Vlaanderen nooit een vaderland kon zijn. In de allerlaatste jaren voor de Eerste Wereldoorlog weerklinkt voor het eerst in Vlaanderen de eis naar zelfbestuur, naar bestuurlijke scheiding zoals het toen heette."[248]
Het onderscheid tussen Vlaams en Belgisch werd in De Volksunie te sterk benadrukt. De Vlaamse Beweging heeft de Belgische staat verder willen consolideren.[249] De reacties tegen België waren alleen maar een flamingantisch verweer tegen een bepaalde opvatting van België.[250] "De anti-Belgische uitingen uit de jaren 1860-1861 waren niets anders dan ontladingen met vertraging van sedert jaren opgekropte gevoelens."[251] Toch verschillen Wils en Elias van mening over het onvoorwaardelijk Belgisch loyalisme. Wils zag geen anti-Belgische strekking, of een blijkende bedoeling om desnoods het Vlaamse recht te verwerven op de puinen van de Belgische staat.[252] Elias stelde dat het Belgisch loyalisme steeds voorwaardelijk was gesteld, nl. onder de vooropstelling van de gelijkheid tussen Vlaming en Waal.[253]
Verschillende uitspraken die De Volksunie deed over het verleden vond ze nog van toepassing in de jaren 1950. "Alle leuzen, alle methoden, alle propaganda, alle huichelarij van onze dagen, vinden we onverminderd in vroegere jaren terug. Bij verkiezingen steunt de oppositie de Vlaamse eisen, om ze na de overwinning als een steen te laten vallen. Daarmee was een manoever onze parlementaire geschiedenis binnengetreden, dat in het vervolg en tot op het heden toe ontelbare malen is uitgevoerd en toch nog steeds onze brave Vlamingen geestdriftig stemt. Een even afgezaagde grap is een flamingant van de eerste dagen als De Decker[254] als minister opnemen. Hij bewoog zijn collega's tot het installeren van de Grievencommissie, maar weigerde haar resultaten te publiceren omdat hij minister was geworden."[255] Deze laatste stelling is onjuist. De Grievencommissie had haar verslag pas twee weken voor de val van de regering aan de minister overhandigd. Het was niet De Decker die de publicatie weigerde maar wel zijn opvolger Rogier.[256]
De volksunie benadrukte dat de Vlaamse Beweging zonder een Vlaams-nationale partij geen zin had omdat deze niet bestand zou zijn tegen de druk van de partijen. "Voor de partijen is de Vlaamse Beweging storend in hun machtsontwikkeling en moet dan ook uitgeschakeld worden."[257] "Een breed front boven de bestaande partijtegenstellingen zal nooit ontstaan. Alleen een beperkte groep Vlaamsgezinden kan zij verzamelen bij wie de Vlaamse overtuiging boven de partij invloeden staat. Maar dan is zij geen sterke beweging meer."[258] "Een brede Vlaamse volksbeweging die door haar werking een constante druk van de Vlaamse opinie zou in stand houden, is eveneens een droombeeld, omdat de staatspartijen te sterk georganiseerd zijn om zich door een volksdruk erg uit hun lijn te laten dringen en zij veeleer de volksbeweging kunnen splijten of tot machteloosheid doemen."[259] Hierdoor reageerde De Volksunie tegen de mensen die een nieuwe Vlaams-nationalistische partij na de Tweede Wereldoorlog niet meer zagen zitten. De meeste vooraanstaande Vlaamsgezinden zagen meer heil in een onpartijdige volksbeweging. Deze beweging zou dan druk kunnen uitoefenen op de politieke partijen. De Volksunie was het hier niet mee eens en probeerde dit historisch te staven. In de jaren 1950 moest de Volksunie nog bewijzen dat een politieke partij slaagkansen had en werd dit geschreven in volle links rechts tegenstelling. In de jaren 1960 en 1970 brak de Volksunie door en werd dit discours overbodig. Wils benadrukte dat een drukkingsgroep voor de Eerste Wereldoorlog wel zin had. "Door de zetelverdeling kon de steun van een zwakke drukkingsgroep een totale nederlaag doen omslaan in een totale overwinning."[260] Elias had een ander oordeel hieromtrend. Volgens Elias veroverde de Vlaamse Beweging niet de partijen, maar werd in tegendeel het Vlaams belang ondergeschikt gemaakt aan het partijbelang en vergiftigde grondeloos de Vlaamse Beweging. "Het verschijnsel van de Vlaamse kiesbeloften kon niemand meer verblinden."[261]
De Volksunie-Wij gebruikte in de jaren 1950 en 1960 nog het taalgebruik van het interbellum.[262] "Alle rechten van onze stam moeten opnieuw erkend worden en onze Vlaamse natie, vrij in al hare uitingen, moet haar eigen innig wezen uit spreken zo het behoort."[263] Het Vlaamse volk was ontaard[264] en moest herleven, wakker geschud worden om het bedreigde volksbestaan van de ondergang te redden[265] door het vergeten cultureel erfgoed terug op te delven.[266] "De elite ging meer vervreemden van het volk en ging ze een volksvreemde beschaving en gedachtegang aankleven, zodat er van haar geen cultuurinvloed meer over het Vlaamse land uitging. De beste elementen uit het Vlaamse volk werden door haar in een vreemde cultuur aangezogen, werden later in de Belgisch-Franse pletmolen gedraaid en gingen voor Vlaanderen verloren."[267]
We kiezen de term Daensistische Beweging omdat de meer populaire term, Daensisme, in de wetenschappelijke literatuur gebruikt wordt om een onderdeel van de Daensistische Beweging aan te duiden.[268] De Daensistische Beweging kan men onderverdelen in het Daensisme en het Plancquaertisme. Het Daensisme was de stroming die de breuk met de Katholieke partij slechts als incidenteel en tijdelijk heeft beschouwd en die bleef hopen op integratie in een verruimde, democratisch georiënteerde Katholieke partij. Tot deze vleugel behoorden onder andere de gebroeders Daens. Het Plancquaertisme was de stroming die de breuk met de Katholieke partij als definitief beschouwde en een zo sterk mogelijke autonome partij wilde uitbouwen. Tot deze stroming behoorden onder andere Plancquaert en de Jong-Daensisten.[269]
In de jaren 1950 werd de Daensistische Beweging vooral besproken rond de figuur van Adolf Daens zonder "totentrekkerij", omdat de Daensisten later hun weg vonden naar het Vlaams-nationalisme.[270] Hiermee bedoelde De Volksunie dat ze geen een ander masker hoefden op te zetten om over Daens te bespreken. De Volksunie wilde trouw blijven aan de boodschap van priester Daens, en wist dat "de Daensisten nog altijd aan hun zijde stonden".[271] Vooral de strijd van Daens tegen het conservatisme van de katholieke partij en de reactie van deze conservatieve vleugel, en de strijd van de geestelijke overheid en de koning tegen Daens werden benadrukt. De Volksunie plaatste de drang naar sociale rechtvaardigheid naast de eis van de Daensisten op Vlaams gebied: taalgelijkheid op bestuurlijk, gerechtelijk en wetgevend gebied.[272] De Daensisten werden beschouwd als de voorgangers van de Volksunie die "een sterk Vlaams bewustzijn in de volksmassa wakker" riepen.[273] De Volksunie legde een link naar het programma van de Frontpartij door er op te wijzen dat de Daensisten reeds in 1899 antimilitaristische punten, zoals een vrijwilligersleger, in hun programma opnamen.[274]
Daens werd in de jaren 1950 vergeleken met Girolamo Savonarola[275] en als een held en martelaar beschouwd die tegen de conservatieve machthebbers streed.[276] Hierdoor werd Daens niet gespaard van "vernederingen en beproevingen. Hij was een tragische figuur: innerlijk verscheurd, zwaar beproefd. Hij werd gedreven door een diep christelijk gevoel van naastenliefde en medelijden, door een onstuimige drang naar recht en rechtvaardigheid. Anderzijds was hij een diepgelovig priester die pijnlijk getroffen was door de maatregelen van zijn geestelijke overheid die hem op dezelfde voet stelde als een misdadiger. Aan het einde van zijn leven heeft hij zich nederig onderworpen aan de eisen en de voorwaarden van zijn bisschop en zich volledig in regel gesteld. Toch werd hij tot zelfs na zijn dood vervolgd en vernederd: hij werd begraven zonder de priesterlijke eretekenen."[277] Daens werd ook vergeleken met Jaenne d'Arc,die door de bisschop als ketter tot de dood veroordeeld werd maar later door de paus heilig verklaard. Hiermee wilde De Volksunie duidelijk maken dat de geestelijkheid zich kon vergissen. "In de Kerk is immers slechts de Paus onfeilbaar en dan moet hij nog plechtig 'ex cathedra' spreken. Zijn onfeilbaarheid geldt echter zuiver in godsdienstige en zedelijke aangelegenheden en bijvoorbeeld niet op economisch, politiek en sociaal gebied. Eigenaardig is het dat in het katholieke Vlaanderen men over het algemeen zo slecht op de hoogte is over kerkelijke aangelegenheden".[278] De Volksunie stelde dat de Kerk door Daens tegen te werken, onder de vlag van de christelijke eenheid, ook het Vlaams-nationalisme tegenwerkte. "De hogere geestelijke overheid zou dan ook iedere poging tot het verbreken van de eenheid in de katholieke partij in de kiem trachten te smoren. Zij zou de christen-democratie van priester Daens breken, zij zou het Vlaams-nationalisme trachten tegen te houden."[279]
Dit discours hield verband met de schoolstrijd. De Volksunie wilde aantonen dat de kerk al langer met een onterechte motivatie de tegenstander van het Vlaams-nationalisme was. De Volksunie koppelde van de figuur Daens aan het Vlaams-nationalisme. Een ander belangrijk thema in De Volksunie in deze periode was bewijzen dat de Volksunie geen scheurpartij was. De CVP met de steun van de Kerk bestreed de Volksunie met het argument dat er een christelijke eenheid nodig was om de schoolstrijd te winnen. De Volksunie vergeleek zich in dit opzicht graag met Daens. Toch gaat de vergelijking niet op; het verhaal van de Volksunie is heel anders dan dat van de Daensistische Beweging. Daens heeft zijn persoonlijk conflict met de Kerk en de zaak van de christen-democratie steeds met elkaar vermengd. De Volksunie als partij heeft nooit een persoonlijk conflict met de Kerk gehad en dankte in tegenstelling met de Daensistische Beweging niet hier haar populariteit uit. De Daensistische Beweging kreeg aanvankelijk een immense populariteit door de figuur van Daens. Maar die vermenging heeft de verdere ontwikkeling van de beweging spoedig afgeremd en velen binnen en buiten de beweging ontgoocheld en verbitterd. Hierdoor werd de geschiedenis van de Daensisten een turbulent en heroïsch maar in wezen een tragisch verhaal.[280] Het verbod van De Smed om voor de Volksunie te stemmen was in het kader van de schoolstrijd om het verlies van de katholieken te beperken en slechts eenmalig.
In de jaren 1960 vond De Volksunie het logisch dat het Daensisme later opging in het Vlaams-nationalisme "omdat ze dezelfde vijanden hadden en hebben en omdat het Vlaams-nationalisme zowel het sociale als het culturele, economische en het politieke aspect omvat in één samenvattende nationale visie". De Volksunie zag in het Daensisme een les voor alle Vlamingen: "een voorbeeld van wat anti-Vlaamse machten achter de schermen bereiken kunnen, zelfs bij de paus, door een partijdige anti-Vlaamse voorlichting, daarbij gedreven niet door hun bezorgdheid om geloof of eendracht, maar door hun enge banden met het unitair Belgisch kapitalisme en met een anti-Vlaamse en antidemocratische dynastie. In de zaak van de sociale ontvoogding heeft niet priester Daens zich vergist, maar wel het Episcopaat en het Vaticaan, dat zich steunde op partijdige voorlichting."[281]
Hiernaast werden in De Volksunie-Wij vanaf het begin van de jaren 1960 de sociale aspecten van het Daensisme meer benadrukt. In 1961 werden er een aantal parlementaire debatten van Daens afgedrukt in De Volksunie. Deze debatten gingen over sociale wantoestanden, verplichte legerdienst, de taalwetgeving en de beschuldiging dat de Daensisten de helpers van de socialisten zouden zijn. Aan het einde van ieder artikel was de conclusie steeds hetzelfde: de oude problemen waren nog niet opgelost en de standpunten van de Daensisten waren dezelfde als die van de Volksunie.[282] De auteur noemde de Daensisten "Vlaams-nationalisten", maar voegde daar onmiddellijk aan toe "indien we ze zo mogen noemen".[283] De auteur gaf er zich rekenschap van dat de vergelijking niet helemaal op ging, maar identificeerde zich toch in grote mate met de Daensisten. Slechts één maal maakte hij een duidelijk onderscheid door te stellen dat "er nog geen Vlaams-nationalisten in het parlement zaten, maar er toch al mensen waren die er streden voor Vlaanderen".[284] Daens werd in verband gebracht met de strijd van 'werk in eigen streek'. Vertrekkende van de sociale wantoestanden van het einde van de negentiende eeuw gaat De Volksunie naar het probleem van de pendelarbeid. Zo werd Daens, als beeld voor een rechtvaardige sociale strijd, gebruikt in de discussie over de werkloosheid in de jaren 1960.[285] Volgens De Volksunie beweerde Daens dat zijn beweging een sociale en geen politieke partij was.[286] In 1970 werd, naar aanleiding van de mijnstakingen in Limburg, de strijd van Daens omschreven als "het begin van de meest succesvolle ontwikkeling van de vakbonden over gans Europa".[287]
Aan het einde van de jaren 1960 wilde de Volksunie een onafhankelijke vakbond oprichten.[288] Er werden in Wij pogingen ondernomen om zo'n vakbond een historisch kader te geven. De sociale thema's komen onder invloed van de progressieve vleugel van de volksunie meer en meer aan bod in De Volksunie-Wij. Deze progressieve vleugel beoogde een samensmelting van de Vlaamse Beweging en de sociale beweging tot een breed progressief front. De visie van Daens op zijn beweging paste hier perfect in. De Volksunie kreeg in de naweeën van de schoolstrijd tot het midden van de jaren 1960 dikwijls de term van helpers van de socialisten opgeplakt. De argumenten die Daens hiertegen gebruikte in zijn tijd nam De Volksunie over als verdediging van de Volksunie.
In de jaren 1960 werd het ontstaan van het Daensisme omschreven als een noodzaak. De oorspronkelijke bedoeling van Daens was een democratische vernieuwing in de bestaande katholieke partij uitlokken. Door de weigering en "de stugheid der conservatieven werd de kloof als maar groter, zodat er geen andere weg open gelaten werd dan die van een eigen politieke formatie. Dit zou later ook plaatsvinden met Degrelle."[289] Voor de Franstalige leiders van de Belgische Volksbond[290] primeerde "het behoud van de partij-eenheid en leidde tot een onderwerping aan de partij".[291] "Voor de Christen democraten bleef er geen andere uitweg over dan voor als zelfstandige partij op te treden."[292]
Deze stelling is wetenschappelijk niet juist. Karel Van Isacker wees er terecht op dat het Daensisme niet had moeten ontstaan, als de conservatieve groep bereid was tot toegevingen. Op de meeste plaatsen lukte de verzoening tussen de christen-democraten en de conservatieven onder druk van het kerkelijk gezag. Alleen waar de conservatieve groep onverzoenbaar was, zoals in Aalst, stelde zich een probleem. Hierdoor is het ontstaan van het Daensisme voor een stuk aan toevalligheden en de lokale situatie toe te schrijven. "Tenslotte werden de Daensisten verloochend, zelfs door hun vroegere christen-democratische bondgenoten die met dezelfde principes en langs dezelfde wegen hun actie begonnen waren, maar meer bevoordeligd werden door de omstandigheden."[293] "De Daensisten zijn geen voorlopers van de christen-democratie, zij behoren tot de christen-democratie vanaf de aanvang, en hebben haar, samen met anderen, aan de gang helpen brengen."[294]
In 1969 kwam ook voor het eerst de verdeeldheid bij de Daensistische Beweging ter sprake in Wij.[295] Vooral de figuur van Plancquaert werd in dit kader uitvoerig besproken. Plancquaert wilde een meer onafhankelijke koers varen en koos voor zuivere Daensistische lijsten, in plaats van de kartelvorm met liberalen en socialisten, en steunde de katholieken niet in de schoolstrijd. Vinks zag twee strekkingen in de Daensistische partij: de groep rond Plancquaert waarbij de "sociale bewustwording onafscheidelijk met de Vlaamse was verbonden"[296], en de Daensisten. Plancquaert "wilde een grote Vlaams democratische partij, los van de drie andere partijen, terwijl bij priester Daens vooral de onmiddellijke sociale hervormingen meer als doel gesteld werden".[297] De figuur van Plancquaert was betekenisvol omdat hij "als democraat, flamingant en activist de continuïteit beklemtoond met de hele Vlaams-nationale en sociale beweging van gisteren en eergisteren".[298]
De figuur van Plancquaert en zijn relatie met de gebroeders Daens werd in de literatuur reeds uitvoerig behandeld. Delafortrie, de kleinzoon van Pieter Daens, zag de verdeeldheid vooral ontstaan door het "opbruisend" karakter van Plancquaert die ongeduldig was om in het parlement te geraken.[299] De Bruyne zag Plancquaert als "de verbitterdste van allen".[300] Van Campenhout typeerde hem als "een non-conformist die tegen de stroom wilde oproeien en voor wie wantoestanden meteen moesten worden opgeruimd. Hij was onvoldoende soepel om de uitdagingen en valstrikken van zijn vijanden te omzeilen en om de meningsverschillen met partijgenoten in een serene sfeer te beslechten."[301] De radicale ingesteldheid van Plancquaert brachten hem dikwijls in conflict met onder andere Pieter Daens. "Plancquaert verweet Daens een te grote vergevensgezindheid tegenover zijn vijanden en een te zwakke steun aan partijgenoten."[302] Toch was Plancquaert omwille van partijbelangen steeds bereid tot samenwerking.[303] Daens heeft nooit echt geprobeerd om Plancquaert uit te schakelen en bleef steeds aansturen op een overeenkomst.[304] Dit komt onder andere volgens Van Campenhout omdat Plancquaert "nooit de sociale van de Vlaamse problemen heeft gescheiden".[305]
Voor Wij is Plancquaert belangrijk omdat hij onder andere als activist de continuïteit in de Vlaams-nationale en sociale Beweging heeft verder gezet. Plancquaert was voor Wij de brugfiguur, de koppeling van het Daensisme met het activisme en later met de Frontpartij. Het was vooral door Plancquaert dat tal van Daensisten in Vlaanderen onvoorwaardelijk naar het activisme overstapten. Onder zijn invloed poogde de Jong-Daensisten de partij in haar geheel tot het activisme te doen toetreden. Het was door de tussenkomst van Pieter Daens dat dit niet gebeurde, maar de Jong-Daensisten verlieten dan ook in groep de partij.[306] Volgens D'Haese had de stap van Plancquaert naar het activisme een kettingreactie tot gevolg binnen de Daensistische Beweging waardoor "de partij haar meest dynamische krachten verloor".[307] Toch heeft Plancquaert geen nieuwe opvattingen in het activisme binnen gebracht: hij vond er de weerspiegeling van zijn eigen radicale Vlaamse ideeën.[308]
In de jaren 1970 was het Frans Jos Verdoodt die de artikels over de Daensistische Beweging voor Wij schreef. In 1974 verscheen er een vervolgartikel van zeven weken waarin vooral de nadruk op de andere hoofdrolspelers van het Daensisme werd gelegd.[309] Deze reeks verscheen in dezelfde periode dat de auteur, Verdoodt, zijn boek over het Daensisme te Aalst publiceerde en was daar grotendeels op gebaseerd.[310] Ondertussen had hij zich gespecialiseerd in het onderwerp en schreef hij hierover verschillende waardevolle historische studies. Zijn bijdragen zijn eerder historisch wetenschappelijk bedoel en verschillen hierdoor met de intrumentele teksten van vroeger. De aanvallen op de Kerkelijke overheid verdwenen. Slechts één maal werd hier een uitzondering op gemaakt en werd er gesproken van een "heksenvervolging" door de Kerk op de Daensisten.[311] Daens als persoon werd niet langer centraal gesteld maar er werd nu over de hele Daensistische Beweging geschreven. Wij benadrukte dat Plancquaert de oprichter van de Vlaamse Christene Volkspartij was en een "al te zeer verzwegen en vergeten leider was".[312]
Verdoodt vond dat Adolf Daens er steeds naar gestreefd had om de beweging nationaal en zelfs internationaal te maken en te organiseren.[313] Van Isacker was van het tegendeel overtuigd: de Christene Volkspartij had nooit echt een eenheid nagestreefd en wilde de Belgische Volksbond onder andere gebruiken om "de tegenstand van de geestelijkheid te breken".[314] Door de aanvaringen van priester Daens met de kerkelijke overheid raakten de leiders van de Volksbond in 1897 overtuigd dat de Daensisten de Christelijke geest ondermijnden: men kon ze niet langer als bondgenoten beschouwen.[315] De onmiddellijke aanleiding tot de scheuring kwam er omdat de Christene Volkspartij zich omvormde tot een federatie van verschillende afdelingen van de Vlaamse Christene Volkspartij.[316] De landelijke doorbraak kwam er echter nooit.[317] Elias zag de diepere oorzaak van de scheiding in 1897 in het feit dat er een verschil bestond "in opvoeding en geesteshouding die beide groeperingen, Volksbond en Volkspartij, kenmerkte. In de meeste groeperingen, tot dan toe aangesloten bij de Volksbond, ontbrak de geest van verzet en opstandigheid, van strijdlust aangewakkerd door tegenkanting en vervolging, dien wij bij de aanvoerders en aanhangers der Volkspartij terugvonden. Er bestond in de Volksbond wel een linkse en revolutionaire vleugel, doch deze jonge lieden waren van te goede huize, met te grote politieke mogelijkheden en stonden te ver van het eigenlijke volk af, om niet gemakkelijk te worden opgeslorpt door de oude partij."[318] Verdoodt deelde deze mening in 1993 enigszins. "De Vlaamsch Christene Volkspartij deed de Daensistische Beweging standpunten innemen die men nauwelijks terugvond bij de andere Christen-democraten in België: anti-royalisme, antimilitarisme, antiklerikalisme, samenwerking met de liberalen en socialisten, bestrijding van de Kongo politiek. Die bijzondere accenten zouden steeds een struikelblok vormen voor de goede betrekkingen tussen de Daensisten en de andere Christen-democraten."[319]
Verdoodt vond de antimilitaristische instelling van de Daensistische Beweging zeer typisch. Pieter kon hij moeilijk typeren omdat deze zich in zijn bladen vaak anti koningsgezind en dan weer anti republikeins voor deed.[320] Verdoodt citeerde uit een nieuwe, ondertussen echter verloren bron uit het aartsbisschoppelijk archief te Mechelen waaruit bleek dat het Bisdom Daens heeft veroordeeld na zware druk van Leopold II én 'Rome'. Tot op dat moment nam men aan dat de druk alleen van Woeste en Leopold II kwam.[321]
Het onderzoek van Wils toonde aan dat Pieter Daens in de jaren 1880 "hoe langer hoe meer anti-Leopoldistischer werd en herhaaldelijk verklaarde dat België ook als republiek zou kunnen bloeien."[322] Pieter Daens was een overtuigd republikein; er was geen plaats voor het ouderwetse koningshuis, maar na de dood van Leopold II milderde hij zijn houding tegenover Albert I en koningin Elizabeth.[323] De stelling van Verdoodt over het bestaan van een bepaald document over de rol van de koning en de paus verkondigde hij alleen in de Wij. Verder vonden we noch van hem noch van een andere auteur enige vermelding hiervan. Misschien schreef hij er niet meer over omdat hij het bestaan ervan niet kon bewijzen, maar waarschijnlijk wilde hij eerder de tegenwerking van het koningshuis en de paus onderstrepen.
Verdoodt reageerde tegen beweringen dat "de Daensisten alleen maar mistevreden flaminganten en advocaten zonder werk waren".[324] "Het Daensisme was de politiek- sociale voorbode van de Vlaamse Beweging. De Daensistische Beweging groeide uit de Vlaamse Beweging, pikte aan bij de politieke stroomversnelling teweeggebracht door het overheersende sociale vraagstuk in dit land en monde tenslotte uit in het politiek georganiseerde Vlaams-nationalisme."[325] "Het Vlaams-nationalisme is de uitgesproken politieke uitdrukking van de Vlaamse Beweging geworden. De weg hiervoor is opengelegd door het Daensisme In een zwaar en onvergetelijk voorhoedegevecht."[326] Verdoodt stelde dat "toen de eerste sociale ontvoogdingsstrijd bijna gewonnen was, de kracht van het Daensisme vrijwel gebroken was, zodat het tweede luik van zijn opzet- de Vlaamse ontvoogding- niet in vervulling kon gaan".[327] Hiermee stelde Verdoodt de Vlaamse ontvoogding uiteindelijk als minder wezenlijk voor als de aantrekkingskracht van het Daensisme. "Misschien had het Daensisme niet genoeg aan slechts één Plancquaert?"[328]
Wils stelde dat de sociale motieven geen voldoende verklaring vormen voor het ontstaan van het Daensisme. Er was ook een democratische bezieling op het politieke vlak nodig. Deze ontbrekende schakel vond Wils in de progressieve stroming onder de kleine burgerij. "Vanaf 1830 heeft zulk een stroming onafgebroken bestaan in de katholieke opinie, en zich in het Vlaamse land meer en meer verstrengeld met de Vlaamse Beweging."[329] Wils typeerde de eerste Daensisten als "een aantal flamingantische kleine burgers die opkwamen met een onafhankelijke 'kristelijke volkspartij' in plaatsen waar de specifieke arbeiders- en boerenorganisaties nog zo zwak of mak waren dat ze geen ernstige politieke vertegenwoordiging opeisten".[330] Wils benadrukte dat de Daensisten de voorhoede van de Vlaamse Beweging bleven. Dat de meeste Daensisten zich na de Eerste Wereldoorlog aansloten bij de Vlaams-nationalisten was een "verruiming van de partij die haar essentiële kenmerken bewaarde: flamingantisme, democratie, christelijke inspiratie en optreden als zweep op de Katholieke partij, overwegend landelijk en kleinsteeds karakter. Zelfs secundaire trekken bleven bewaard als het antimilitarisme. In het algemeen rekruteerde de Frontpartij haar aanhang grotendeels in die streken en bij dat publiek die vroeger door de Daensisten werden bewerkt."[331]
Wij deelde het Daensisme in bij de Vlaamse Beweging "omdat de voertaal in het parlement meestal het Nederlands was, de partij na één jaar de Belgische Volksbond verliet om aan te sluiten bij Vlaamse Kristiene volkspartij, het eerste voorstel tot vervlaamsing van de Gentse universiteit van Daens kwam, twee van de drie belangrijkste leiders van de partij voor de Eerste Wereldoorlog later in het activisme stonden, de latere samenwerking met de Frontpartij en het VNV."[332] Hiermee wilde Wij de Volksunie voorstellen als het resultaat van een stijgende lijn van het verleden van het Daensisme naar de Volksunie, het heden. Bij de verkiezingen van 1974 werd Georgette De Kegel voorgesteld als een Daensiste van de vierde generatie. "Met haar verkiezing is een nieuwe Daensiste in het parlement getreden."[333]
De Volksunie gaf in de jaren 1950 verschillende malen een overzicht van alle 'Vlaamse' partijen die er geweest zijn voor de Eerste Wereldoorlog. In de jaren 1960 verminderde deze opsommingen en in de jaren 1970 kwamen ze niet meer voor. De eerste 'Vlaamse partij' was volgens De Volksunie-Wij de Meetingpartij. Slechts éénmaal werd de poging van Conscience omschreven als de eerste 'Vlaamse partij'. Al deze partijen werden, samen met de bekende figuren gerecupereerd. Dit gebeurde op grote schaal in de jaren 1950, maar het kwam nog frequent voor in de jaren 1960 en 1970. In de jaren 1950 had de Volksunie zelf nog geen partijverleden en zocht De Volksunie bestaansrecht in het verleden. In de jaren 1960 werd het verleden gebruikt om de sociale gerichtheid van de Volksunie te bespreken.
In de jaren 1950 en 1960 werd alleen de Meetingpartij, de partij van Daens buiten beschouwing gelaten, inhoudelijk besproken: het antimilitarisme en de verwezenlijking van de eerste taalwetten werden behandeld. De ontstaansgeschiedenis van de taalwetten werd in de jaren 1950 gebruikt om de lauwe houding van de CVP op communautair vlak in de verf te zetten. De andere 'Vlaamse partijen' werden in de jaren 1950 samen besproken. Dit gebeurde minder in de jaren 1960 en niet meer in de jaren 1970. De Volksunie-Wij gebruikte verschillende bekende Vlaamsgezinde figuren om elementen van het eigen Volksunieprogramma een eigen achtergrond te geven. De Volksunie maakte een onderscheid tussen zij die alleen maar een taalbeweging wilden zijn en het latere Vlaams-nationalisme. De loutere taalbeweging werd aanzien als een te beperkt minimum.
De Volksunie-Wij vond dat er altijd al een Groot Nederlands gevoel, zonder juist te definieren wat dit betekende, was geweest. Verschaffel betwijfelde dit. Wij was van mening dat er een Nederlandse natie bestond en een Vlaamse ontstond door de scheiding. Wils daarintegen benadrukte dat de Vlaamse Beweging een kind van van België was. Er ging veel aandacht naar de samenstelling van de eerste Vlaamse Beweging. De Volksunie zag reeds van in het begin een overheersende Groot-Nederlandse gedachte. De historici Wils en Elias zagen de Groot-Nederlandse wel altijd aanwezig maar deze had tot 1860 zeker geen overwicht in de beginnende Vlaamse Beweging. De Volksunie vermeldde het samengaan van het Vlaams Orangisme met het Belgicistische flamingantisme, maar ontkende de Belgische bezieling in de eerste periode van de Vlaamse Beweging. De Volksunie besteedde weinig aandacht aan de verschillende invullingen die de eerste flaminganten gaven aan hun taalgebruik. De eerste flaminganten gebruikten woorden als Belg en Vlaming door elkaar, zodat niet alle teksten letterlijk geïnterpreteerd mogen worden.
De Volksunie-Wij beklemtoonde meestal de Vlaamse symbolen. Toch besprak De Volksunie-Wij in de jaren 1960 en 1970 tweemaal de herkomst en de betekenis ervan, waarin ze betreurde dat er in het verleden gekozen was voor eigen Vlaamse symbolen, en niet voor de authentieke Nederlandse. Deze artikels waren duidelijk geschreven vanuit een Groot-Nederlandse opvatting.
De oorzaak dat er voor de Eerste Wereldoorlog geen Vlaamse partij kon doorbreken was, volgens De Volksunie in de jaren 1950 de schuld van de andere partijen en België. In de jaren 1960 en 1970 kwam dit discours niet meer voor. De Volksunie zag de partijtucht en de vrees voor concurrentie op het politieke vlak als belangrijkste redenen voor de tegenwerking van de 'staatspartijen'. Verschillende Vlaamsgezinden binnen deze toenmalige partijen werden afgedaan als verraders en vergeleken met de Vlaamsgezinden in de CVP. De Volksunie gaf aan de eerste flaminganten een anti Belgische instelling. De historici Wils en Elias benadrukten dat de Vlaamse Beweging in zijn eerste fase België juist heeft willen consolideren. Ze zijn het niet eens of er na 1860 de Vlaamse Beweging België onvoorwaardelijk bleef steunen.
De Volksunie reageerde met voorbeelden uit het verleden tegen de stelling dat de Vlaamse beweging meer resultaten kon bereiken indien ze een ongebonden beweging zou zijn boven de partijen. Dit discours van De Volksunie paste in de discussie of een Vlaams-nationalistische partij nog wel slaagkansen had na de Tweede Wereldoorlog.
In de jaren 1950 en 1960 besprak De Volksunie-Wij de Daensistische Beweging bijna uitsluitend rond de figuur van priester Daens. De Volksunie recupereerde de figuur van Daens die voorgesteld werd als een slachtoffer van de Kerk. Deze artikels werden in het kader van de schoolstrijd geschreven. Tot het midden van de jaren 1960 bleef De Volksunie uithalen naar de Kerk als anti-Vlaamse macht. Toch is de strijd van Daens niet te vergelijken met de problemen die de Volksunie had met de Kerk tijdens de schoolstrijd. Daens heeft zijn persoonlijk probleem met de Kerk altijd verweven met die van zijn beweging. Bij de Volksunie was dit niet het geval.
Volgens De Volksunie moest het Daensisme ontstaan, in de historiografie werd er vooral gewezen op de toevallige omstandigheden. Inhoudelijk werden de sociale aspecten van het Daensisme vergeleken met de Volksunie. De sociale thema's kwamen in deze periode meer aan bod in De Volksunie-Wij onder invloed van de progressieve vleugel van de Volksunie.
Aan het einde van de jaren 1960 kwam de verdeeldheid binnen de Daensistische Beweging aan bod. De figuur van Planquaert als Daensist en activist werd door De Volksunie-Wij naar voren geschoven om de continuïteit in de Vlaamse Beweging aan te tonen.
In de jaren 1970 was het vooral Verdoodt die de artikels over de Daensistische Beweging schreef. Verdoodt publiceerde verschillende werken over de Daensistische Beweging. Hierdoor steeg het wetenschappelijke gehalte van de historische artikels in Wij en werd er een onderscheid gemaakt tussen de verschillende stromingen in de Daensistische Beweging. Naast de figuur van priester Daens werden ook andere bekende figuren uit de Daensistische Beweging besproken. Toch bleven de artikels van Verdoodt politiek geïnspireerd: hij schreef in Wij dat ook de paus had aangedrongen op maatregelen tegen priester Daens. Verdoodt baseerde zich hierover op verloren gegane stukken. In zijn andere publicaties vermeldde hij deze piste nooit meer. De Daensistische Beweging onstond volgens Wij uit de Vlaamse Beweging en was de politiek- sociale voorbode van het Vlaams-nationalisme.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[168] H.B. [Van Wateghem], Lessen uit het verleden in De Volksunie van november 1956 nummer 20.
[169] Jan Frans Willems (1793-1846) was dichter, historicus, polemist, filoloog, cultuurpoliticus en "vader van de Vlaamse Beweging". Willems’ visie maakte van de Vlaamse Beweging voor lange tijd een hoofdzakelijk cultureel georiënteerde beweging. Deprez, "Willems, Jan F.", N.E.V.B., 3745-3750.
[170] Hendrik Conscience (1812-1883)speelde en belangrijke rol in de Vlaamse letterkunde en in de beginnende Vlaamse Beweging. Door zijn volk te leren lezen gaf hij het beslissende startschot voor zijn beschaving en humanisering, en maakte zo de weg vrij voor zijn uiteindelijke politieke, sociale en geestelijke ontvoogding. Wauters, "Conscience, Hendrik", N.E.V.B., 783-787. Voor een volledig overzicht van de politieke activiteiten van Conscience zie ook Westerlinck, Wie was Hendrik Conscience?, 71-75.
[171] H.B. [Van Wateghem], Lessen uit het verleden in De Volksunie van november 1956 nummer 20.
[172] Keersmaekers en Van Clemen, "Heilig Verbond, het", N.E.V.B., 1416-1417 en Goedemé en Vanacker, "Taelverbond, het", N.E.V.B., 3046-3047.
[173] H.B. [Van Wateghem], Lessen uit het verleden in De Volksunie van november 1956 nummer 20.
[174] Reynebeau, "Vlaamsch Verbond", N.E.V.B., 3396 en Verschaeren, Julius Vuylsteke, 80-106.
Julius Vuylsteke (1836-1903) verbond zijn flamingantisme met het liberalisme en was geen voorstander van de samenwerking tussen liberalen en katholieke flaminganten. Hij was van oordeel dat iedereen binnen zijn partij de druk moest opvoeren. Het Vlaamsgezinde liberalisme kende in zijn jaren een bloeiperiode. Valcke en Verschaeren, "Vuylsteke, Julius P.", N.E.V.B., 3629-3631.
Ferdinand Snellaert (1809-1872) was letterkundige en was als het ware aangewezen om de overleden Willems op te volgen aan het hoofd van de Vlaamse Beweging. Dit mislukte echter waardoor de flaminganten aansluiting zochten bij de pas opgerichte liberale of katholieke partij. Deprez, "Snellaert, Ferdinand A.", N.E.V.B., 2767-2770.
[175] Alfons Prayon-van Zuylen (1848-1916) studeerde rechten en was actief in verschillende letterkundige genootschappen. Hij was een uitgesproken vrijzinnige liberaal en toonde zich voorstander van de politiek van de landdagbeweging. De Schryver, "Prayon-Van Zuylen", N.E.V.B., 2505-2507.
[176] Bij een herdenking in De Volksunie van maart 1955 nummer 3, Lessen uit het verleden in De Volksunie van januari 1957 nummer 2 en [Van Wateghem], Noodzaak van de Vlaams Nationale partij in De Volksunie van november 1959 nummer 22.
[177] Van der Elst, De politieke partijen en de Vlaamse Beweging in De Volksunie van oktober 1957 nummer 19.
[178] In 1885 werd de Liberale Vlaamse Bond in Brussel opgericht om alle liberale flaminganten te groeperen in een derde neutrale tak binnen het liberalisme, naast progressieven en doctrinairen, die na de kiesnederlaag van 1884 als aparte kiesverenigingen optraden. Verschaeren, "Liberale Vlaamsche Bond", N.E.V.B., 1885.
[179] Van Hees, "Activisme", N.E.V.B., 205-206.
[180] Van Hees, "Vlaamsche Volkspartij", N.E.V.B., 3432-3433.
[181] Wils, "Landdagbeweging", N.E.V.B., 1784-1786 en De Ceulaer en Gunst, "Nationaal Vlaamsch Verbond", N.E.V.B., 2155.
[182] Wils, Bij de 40ste verjaardag van het overlijden van Lodewijk De Raet, 11-13.
[183] J.D. [Vinks], Prof. Dhr; Maurits Josson, in Wij van november 1967 nummer 46.
[184] H.B. [Van Wateghem], Lessen uit het verleden in De Volksunie van november 1956 nummer 20.
[185] Van Hees, "Vlaamsche Volksraad", N.E.V.B., 3433.
[186] Voor een inhoudelijke bespreking over de Vlaamse Katholieke Landsbond zie: Gerard, "Katholieke Vlaamsche Landsbond", N.E.V.B., 1638-1646 en Wils, De oorsprong van de Christen-democratie, 44-55.
[187] Louis Franck (1868-1937) was een belangrijk liberaal politicus en minister die ijverde voor een geleidelijke vernederlandsing van Vlaanderen. Mertens, "Franck, Louis", N.E.V.B., 1169-1171.
Frans Van Cauwelaert (1880-1961) was actief in de studentenbeweging en later in de Katholieke partij. Hij was een van de grote bezielers van de Vlaamse Beweging. Wils, "Cauwelaert, Frans van", N.E.V.B., 696-703.
Camille Huysmans (1871-1968) was actief in de Belgische Werkliedenpartij en zorgde er voor dat deze partij een meer Vlaamse koers ging varen, hoewel de meerderheid niet volgde. Hij staat samen met Franck en Van Cauwelaert bekent als een van de drie kraaiende hanen. Hunin, "Huysmans, Camille", N.E.V.B., 1497-1501.
[188] Voor Franck: Wils en Mertens, De Liberaal Louis Franck als jurist en Vlaamsgezind politicus voor de Eerste Wereldoorlog, 332-350, voor Van Cauwelaert: Wils, De Messias van Vlaanderen, 170-171 en voor Huysmans: Hunin, Het enfant terrible: Camille Huysmans, 96-106.
[189] Lodewijk de Raet (1870-1914) spande zich vooral in voor de vernederlandsing van het onderwijs. Hij maakte een invloedrijke studie over de Vlaamse economie. Onder meer door zijn toedoen evolueerde de Vlaamse Beweging van een taalbeweging naar een brede cultuurbeweging. Boudrez, "Raet, Lodewijk de", N.E.V.B., 2530-2534. Deze figuur is de enige waar van in de jaren 1950 tot de jaren 1970 de koppeling werd gemaakt met het economische programma van de Vlaams-nationalisten. Bij een herkenning in De Volksunie van maart 1955 nummer 3 en De Vlaamse melkkoe van toen…, in Wij van juni 1976 nummer 24.
[190] Dierickx, J. [Vinks], Uit de archieven der Vlaamse Beweging: Lodewijk De Raet 1870-1914 in De Volksunie van december 1963 nummer 50.
[191] Jos Dierickx [Vinks], Domien Sleeckx 1818-1901, in Wij van september 1968 nummer 38. Domien Sleeck (1818-1901) was letterkundige en gaf als een van de eerste in de Vlaamse Beweging uiting aan zijn sociaal democratische gevoelens. Vanlandschoot en De Moor,"Sleeckx, Domien", N.E.V.B., 2758-2760.
[192] Dierickx, J. [Vinks], Julius Vuylsteke, Vlaamse Beweging asociaal?, in De Volksunie van december 1963 nummer 49.
[193] Verschaeren, Julius Vuylsteke, 115.
[194] Wils, De historische verstrengeling tussen de Christelijke arbeidersbeweging en de Vlaamse Beweging, 21-22.
[195] Hist. ,De les van Conscience in De Volksunie van oktober 1962 nummer 42.
[196] J.D. [Vinks], Uit de archieven van de Vlaamse Beweging: De leeuw van Vlaanderen in De Volksunie van juli 1964 nummer 28.
[197] Voor het ontstaan en een inhoudelijke bespreking zie Wils, De Meetingpartij te Antwerpen, 193-202 en Faes, De Nederduitse Bond van Antwerpen, 66-77.
[198] Wils, "Meetingpartij", N.E.V.B., 2026-2028.
[199] Wils, "Nederduitse Bond", N.E.V.B., 2161-2163.
[200] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juli 1958 nummer 13.
[201] Jan De Laet (1815-1891) was letterkundige en liberaal tot 1840. Vanaf dan werd het voor hem duidelijk dat de Vlaamse Beweging meer heil te verwachten had van de Katholieke partij. Tot zijn dood bleef hij parlementslid. Zijn naam blijft verbonden met de taalwet over de bestuurstaal. Na 1878 liet hij de taalwetgeving vooral over aan Coremans. Wils, "Laet, Jan J. de", N.E.V.B., 1767-1769.
Lode Gerrits (1827-1873) was letterkundige en één van de bezielers van de Meetingpartij. In 1863 gaf hij zijn plaats in het parlement af aan De Laet. In 1866 werd hij verkozen tot parlementslid. Hij ijverde vooral voor de taalwet in rechtszaken. De Moor, "Gerrits, Lodewijk", N.E.V.B., 1291-1292.
Edward Coremans (1835-1910) was in de kamer een kwart eeuw lang de verpersoonlijking van de Vlaamse Beweging. Hij was de initiatiefnemer van verschillende taalwetten. Wils, "Coremans, Edward", N.E.V.B., 799-801.
[202] Bij een herdenking in De Volksunie van maart 1955 nummer 3, H.B. [Van Wateghem], Lessen uit het verleden in De Volksunie van januari 1957 nummer 2 en [Van Wateghem], Noodzaak van de Vlaams Nationale partij in De Volksunie van november 1959 nummer 22.
[203] H.B. [Van Wateghem], Lessen uit het verleden in De Volksunie van december 1956 nummer 22.
[204] Ludovic Moyerson (1904-1992) was actief betrokken bij de stichting van de CVP en kwam als minister van justitie in contact met de erfenis van de repressie, waar hij een geleidelijke verzachting tot stand bracht. Hij diende ook een wetsontwerp in dat de gemeenten een definitief taalregime bezorgde en de taalgrens vast legde. Uiteindelijk zal de taalgrens pas vastgelegd worden door de wet Gilson in 1962. Wils, "Bestuur", N.E.V.B., 482-484, Gerard, "Moyersoen, Ludovic", N.E.V.B., 2102-2103 en Witte, "Taalpolitiek en wetgeving", N.E.V.B., 3041.
[205] H.B. [Van Wateghem], Lessen uit het verleden in De Volksunie van januari 1957 nummer 1.
[206] [Van Wateghem], Noodzaak van de Vlaams Nationale partij in De Volksunie van augustus 1959 nummer 15.
[207] Bij een herdenking in De Volksunie van maart 1955 nummer 3, H.B. [Van Wateghem], Lessen uit het verleden in De Volksunie van januari 1957 nummer 2 en [Van Wateghem], Noodzaak van de Vlaams Nationale partij in De Volksunie van november 1959 nummer 22.
[208] Faes, De Nederduitse Bond van Antwerpen, 98.
[209] Hermans, Bert, Herman van den Reeck in De Volksunie van september 1955 nummer 9. Zie ook hoofdstuk III
[210] J.D. [Vinks], Edward Coremans in Wij van maart 1967 nummer 10.
[211] Snuffelaar, De Vlaamse strijd in de kamer van volksvertegenwoordigers in De Volksunie van april 1961 nummer 16.
[212] J.D. [Vinks], Edward Coremans in Wij van maart 1967 nummer 10.
[213] Van der Elst, De politieke partijen en de Vlaamse Beweging in De Volksunie van oktober 1957 nummer 19.
[214] Van der Elst, De politieke partijen en de Vlaamse Beweging in De Volksunie van oktober 1957 nummer 20.
[215] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme in De Volksunie van december 1957 nummer 23.
[216] Zie hiervoor: Hutchinson, John, The Dynamics of Cultural Nationalism, Londen, 1987, 343 P.
[217] Wallonië en de Nederlanden in De Volksunie van oktober 1957 nummer 20 en [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme in De Volksunie van maart 1958 nummer 5.
[218] J.D. [Vinks], Snellaert in Wij van april 1969 nummer 15.
[219] Karel Ledeganck en zijn tijd in Wij van maart 1971 nummer 13.
[220] Elias, De geschiedenis van de Vlaamse gedachte III, 316 en Elias, De geschiedenis van de Vlaamse gedachte II, 279.
[221] Verschaffel, De hoed en de hond. Geschiedschrijving in de Zuidelijke Nederlanden 1715-1794, 98.
[222] Ibidem, 345-365.
[223] J.D. [Vinks], Uit de archieven van de Vlaamse Beweging: De leeuw van Vlaanderen in De Volksunie van juli 1964 nummer 28.
[224] Elias, De geschiedenis van de Vlaamse gedachte II, 3-15.
[225] Elias, De geschiedenis van de Vlaamse gedachte III, 311 en Elias, De geschiedenis van de Vlaamse gedachte II, 156-159.
[226] Wils, De Vlaamse Beweging tot 1914, 37.
[227] Elias, De geschiedenis van de Vlaamse gedachte II, 156-159.
[228] Wils, De Vlaamse Beweging tot 1914, 76-77 en Wils, Honderd jaar Vlaamse Beweging I, 15.
[229] Elias, De geschiedenis van de Vlaamse gedachte III, 312.
[230] J.D. [Vinks], Uit de archieven van de Vlaamse Beweging: De leeuw van Vlaanderen in De Volksunie van juli 1964 nummer 28.
[231] 11 juli en de Vlaamse symbolen in Wij van juli 1973 nummer 27.
[232] Wils, Honderd jaar Vlaamse Beweging I, 14.
[233] Wils, De Vlaamse Beweging tot 1914, 110.
[234] Voor een inhoudelijke bespreking van de Vlaamse symbolen zie Elias, De geschiedenis van de Vlaamse gedachte II, 276-282, Elias, De geschiedenis van de Vlaamse gedachte III, 266-271 en Elias, De geschiedenis van de Vlaamse gedachte IV, 375.
[235] Van Haegendoren, De bron van ons Vlaams-nationalisme in Wij van november 1974 nummer 44. Zie ook hoofdstuk III.
[236] H.B. [Van Wateghem], Lessen uit het verleden in De Volksunie van november 1956 nummer 20.
[237] [Van Wateghem], Noodzaak van de Vlaams Nationale partij in De Volksunie van juli 1959 nummer 13.
[238] Van der Elst, De politieke partijen en de Vlaamse Beweging in De Volksunie van oktober 1957 nummer 19.
[239] [Van Wateghem], Noodzaak van de Vlaams Nationale partij in De Volksunie van juli 1959 nummer 14.
[240] Ibidem.
[241] [Van Wateghem], Noodzaak van de Vlaams Nationale partij in De Volksunie van augustus 1959 nummer 15.
[242] Ibidem.
[243] De Schryver, "Drie kraaiende hanen", N.E.V.B., 984-985.
[244] Voor onze propagandisten in De Volksunie van februari 1958 nummer 3.
[245] [Van Wateghem], Noodzaak van de Vlaams Nationale partij in De Volksunie van mei 1959 nummer 10.
[246] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme in De Volksunie van december 1957 nummer 23.
[247] Zie hoofdstuk III.
[248] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme in De Volksunie van februari 1958 nummer 3.
[249] Elias, De geschiedenis van de Vlaamse gedachte IV, 339.
[250] Ibidem, 339.
[251] Elias, De geschiedenis van de Vlaamse gedachte III, 313.
[252] Wils, De Vlaamse Beweging tot 1914, 78.
[253] Elias, De geschiedenis van de Vlaamse gedachte IV, 337..
[254] Pierre De Decker (1812-1891) was de laatste unionistische regeringsleider. Hij behoorde tot de eerste flaminganten die minister werden. In 1856 stelde hij de Grievencommissie in. Vandeweyer, "Decker, Josué de", N.E.V.B., 879-880.
[255] H.B. [Van Wateghem], Lessen uit het verleden in De Volksunie van december 1956 nummer 22.
[256] Wils, Het ontstaan van de Meetingpartij, 104. Charles Rogier (1800-1885) was een van de leiders van de Belgische revolutie en een van de tegenstanders van de Vlaamse Beweging. Nadat hij de publicatie van het verslag van de Grievencommissie niet meer kon verhinderen schreef hij een tegenrapport. D'Hoker en De Schryver, "Rogier, Charles L.", N.E.V.B., 2643-2644.
[257] H.B. [Van Wateghem], Lessen uit het verleden in De Volksunie van januari 1957 nummer 1.
[258] [Van Wateghem], Noodzaak van de Vlaams Nationale partij in De Volksunie van oktober 1959 nummer 20.
[259] [Van Wateghem], Noodzaak van de Vlaams Nationale partij in De Volksunie van november 1959 nummer 21.
[260] Wils, De oorsprong van de Christen-democratie, 9.
[261] Elias, De geschiedenis van de Vlaamse gedachte III, 305.
[262] Voor het taalgebruik in het interbellum zie: Beyen, Rasechte wetenschap, 173-203.
[263] De ware Rodenbach, in De Volksunie van oktober 1956 nummer 19.
[264] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme in De Volksunie van december 1957 nummer 23.
[265] Rammer, Vlaams imperialisme in De Volksunie van mei 1960 nummer 9.
[266] J.D. [Vinks], Vader en zoon Van Duyse in Wij van oktober 1969 nummer 43.
[267] [Van Wateghem], Noodzaak van de Vlaams Nationale partij in De Volksunie van oktober 1959 nummer 19.
[268] Van Campenhout, Hector Plancquaert, 26-27 en Seynaeve, De Daensistische Beweging te Kortrijk, 20.
[269] De term Jong-Daensist is pas recentelijk ingeburgerd geraakt. Hij verwijst naar de tweede generatie van de Daensistische Beweging. Zij wensten een einde te maken aan het immobilisme waarin de beweging was terechtgekomen. Ze zagen in Plancquaert hun leider. Tijdens de Eerste Wereldoorlog traden de meesten toe tot het activisme. Van Campenhout, Lexicon van de Daensistische Beweging, 98.
[270] Priester Daens in De Volksunie van juni 1957 nummer 12.
[271] Priester Daens in De Volksunie van juni 1957 nummer 12.
[272] Ibidem.
[273] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme in De Volksunie van maart 1958 nummer 6.
[274] [Van Wateghem], Zo dacht het Vlaams-nationalisme in De Volksunie van juli 1958 nummer 13.
[275] Girolamo Savonarola (1452-1498) was een Italiaans dominicaan die er in slaagde om de Florentijnse grondwet te hervormen in republikeinse en democratische richting. Nadat zijn tegenstanders opnieuw de macht veroverden werd hij door een tribunaal tot de dood veroordeeld en werd zijn lijk verbannen.
[276] Priester Daens in De Volksunie van juni 1957 nummer 12.
[277] Ibidem.
[278] Priester Daens en zijn vervolging in De Volksunie van juli 1957 nummer 13.
[279] [Van Wateghem], Noodzaak van de Vlaams Nationale partij in De Volksunie van augustus 1959 nummer 16.
[280] Verdoodt, Frans Jos, De zaak Daens, 215-216.
[281] Dierickx [Vinks], Uit de archieven van de Vlaamse Beweging in De Volksunie van januari 1964 nummer 1.
[282] Snuffelaar, De Vlaamse strijd in de kamer van volksvertegenwoordigers in De Volksunie van april en mei 1961 nummers 13, 15, 16, 18, 19.
[283] Snuffelaar, De Vlaamse strijd in de kamer van volksvertegenwoordigers in De Volksunie van april 1961 nummer 15.
[284] Snuffelaar, De Vlaamse strijd in de kamer van volksvertegenwoordigers in De Volksunie van mei 1961 nummer 18.
[285] Is priester Daens nog actueel? in De Volksunie van november 1963 nummer 48.
[286] Dierickx [Vinks], Uit de archieven van de Vlaamse Beweging in De Volksunie van januari 1964 nummer 1.
[287] Crisis langs 4 breuklijnen in Wij van februari 1970 nummer 6.
[288] Gijbels, De Volksunie in Limburg, 155-156.
[289] Dierickx [Vinks], Uit de archieven van de Vlaamse Beweging in De Volksunie van januari 1964 nummer 1.
[290] De Belgische Volksbond was gesticht in 1891 en had als doel hechte banden te smeden tussen alle katholieke arbeiders van België tegen de socialisten en te trachten om de materiële en morele toestand van de arbeiders te verbeteren. In 1896 werd de Christene Volkspartij van Aalst lid van de Belgische Volksbond maar stapte hier een jaar later weer uit. Van Campenhout, Lexicon van de Daensistische Beweging, 14-15.
[291] Dierickx [Vinks], Uit de archieven van de Vlaamse Beweging in De Volksunie van januari 1964 nummer 1.
[292] J.D. [Vinks], Hector Plancquaert in Wij van februari 1969 nummer 8.
[293] Van Isacker, Het Daensisme, 40.
[294] Ibidem, 212.
[295] J.D. [Vinks], Hector Plancquaert in Wij van februari 1969 nummer 8.
[296] Ibidem.
[297] Ibidem.
[298] Ibidem.
[299] Delafortrie, Priester Daens, 112 en Delafortrie, Pieter Daens, 29-31.
[300] De Bruyne, petits vicaires, 56.
[301] Van Campenhout, Hector Plancquaert, 140.
[302] Ibidem, 86.
[303] Rotsaert, Het Daensisme in West-Vlaanderen, 79-83.
[304] Van Campenhout, Hector Plancquaert, 87.
[305] Ibidem, 59.
[306] Rotsaert, Het Daensisme in West-Vlaanderen, 189, zie ook D'Haese, De Daensistische Beweging, 48-49.
[307] D'Haese, Daens in brons, 53.
[308] Van Campenhout, Hector Plancquaert, 62.
[309] Verdoodt, Daensisme in Wij van april 1974 nummer 15 tot mei 1974 nummer 21.
[310] Verdoodt, Frans Jos, Het Daensisme in het arrondissement Aalst, Dendermonde, 1974, 123P.
[311] Verdoodt, Priester Daens en de sociale strijd in het stadje Aalst in de negentiende eeuw in Wij van maart 1971 nummer 13.
[312] Verdoodt, Daensisme in Wij van april 1974 nummer 15.
[313] Verdoodt, Priester Daens en de sociale strijd in het stadje Aalst in de negentiende eeuw in Wij van april 1971 nummer 14.
[314] Van Isacker, Het Daensisme, 113.
[315] Ibidem, 117-118.
[316] Elias, Priester Daens en de Christene Volkspartij 1893-1907, 47-53, Vanhemelryck, F., Het Daensisme in het arrondissement Brussel, 18-21, en Van Isacker, k., Het Daensisme, 112-120.
[317] Elias, Priester Daens en de Christene Volkspartij 1893-1907, 63.
[318] Elias, Priester Daens en de Christene Volkspartij 1893-1907, 47.
[319] Verdoodt, De zaak Daens, 34.
[320] Verdoodt, Priester Daens en de sociale strijd in het stadje Aalst in de negentiende eeuw in Wij van april 1971 nummer 14.
[321] Verdoodt, Daensisme in Wij van april 1974 nummer 16.
[322] Wils, Het Daensisme, 111.
[323] Delafortrie, Pieter Daens, 72, 74-75 en Delafortrie, Priester en Pieter Daens, mannen van de doorbraak, 249.
[324] Verdoodt, Daensisme in Wij van april 1974 nummer 16.
[325] Verdoodt, Daensisme in Wij van april 1974 nummer 15.
[326] Verdoodt, Daensisme in Wij van mei 1974 nummer 21.
[327] Verdoodt, Het Daensisme in het arrondissement Aalst, 9.
[328] Ibidem.
[329] Wils, Het Daensisme, 92.
[330] Wils, Het Daensisme, 49.
[331] Ibidem, 209.
[332] Verdoodt, Daensisme in Wij van april 1974 nummer 15.
[333] Bart, Georgette De Kegel: in het spoor van Daensistische voorvechters in Wij van mei 1974 nummer 19.