Traditionele volkse feestcultuur en modernisering. Het platteland rond Gent ca.1860-ca.1940. (Katleen De Beukeleer)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

IV. BESLUIT

Is het platteland rond Gent, voor zover het nog niet veel beïnvloed was door de moderniseringsprocessen beschreven in hoofdstuk II, aan te duiden als een Gemeinschaft? Sommige vaststellingen uit het bronnenonderzoek zouden ons kunnen doen besluiten van wel. Gemeenschappelijke normen en waarden speelden in de eerste helft van de onderzochte periode nog een grote rol, wat blijkt uit het voorkomen van charivari. De solidariteit en wederzijdse sympathie onder de dorpelingen leken belangrijke impulsen tot het vervullen van allerlei goede daden voor de buren, vooral dan wanneer er een sterfgeval was. De sterke afname van die rituelen waarin gemeenschapsgevoel en solidariteit veruiterlijkt werden, tonen dan de overgang aan naar een Gesellschaft. Maar de Gemeinschaft was waarschijnlijk toch niet helemaal wat ze lijkt. Bij charivari werd niet alleen opgetreden tegen overtreders van de gemeenschappelijke waarden, maar vermoedelijk speelden ook persoonlijke motieven mee. Solidariteit was niet de echte beweegreden tot het helpen van de buren. Veeleer waren dit sociale verplichtingen. De morele economie, voor zover die nog bestond, was een stelsel waarvan morele verplichtingen de basis waren in plaats van sympathie voor de ander. Van harmonie en gelijkheid kun je ten slotte ook niet echt spreken, getuige de soms grote verschillen tussen feesten zoals ze gevierd werden door de rijken en de armen.

Uit deze – zij het schaarse – gegevens blijkt de Gemeinschaft als antipode van de Gesellschaft in het onderzochte gebied van 1860 tot 1940 dus niet echt toepasbaar. In hoeverre die Gesellschaft zich als samenlevingsvorm heeft ontwikkeld, laat ik aan anderen over omdat de periode na 1940 hierin nog veel verandering heeft gebracht.

 

Maar laten we terugkeren naar de hoofdvraag.

Hebben moderniseringsprocessen de traditionele volkse feestcultuur de doodsteek toegebracht?

Heel wat feesten zijn inderdaad verdwenen. Verschillende kalenderfeesten kenden een gestage achteruitgang en verdwenen van het toneel. Met de introductie van moderne technieken in de landbouw stierven bepaalde rituelen uit. Verschillende gebruiken rond de dood en de begrafenis werden in de twintigste eeuw niet meer toegepast als gevolg van een stijgend rationeel denken en een afname van de sociale verplichtingen jegens de buren. Charivari tegen overtreders van lokale normen- en waardenstelstels waren, met de formalisering van de sociale controle en de daling van gemeenschapsgevoelens, steeds minder aan de orde. De Eerste Wereldoorlog werd daarbij in de bronnen vaak als breukmoment aangeduid.

Andere rituelen en feesten verdwenen niet echt, maar kwamen al vrij vroeg in de sfeer van de folklore terecht, waarbij ze los van hun oorspronkelijke context en bedoeling werden uitgevoerd. We hebben de voorbeelden aangehaald van een carnavalvereniging in Schellebelle en de Sint-Pietersviering te Kalken. Misschien behoorden andere traditionele feesten die vroegere volkskundigen beschreven ook al tot de folklore, maar op basis van mijn bronnenmateriaal kon ik dat niet onderzoeken. Deze evolutie naar folklorisering zet zich vooral vanaf het midden van de twintigste eeuw door, in een tijd waarin mensen in een klimaat van schaalvergroting en anonimiteit terug op zoek gaan naar een eigen, lokale identiteit.

In plaats van uit te sterven of te folkloriseren, pasten veel oude rituelen zich na verloop van tijd aan aan een nieuwe maatschappelijke, culturele, sociale en economische context. Kermissen zijn daar een mooi voorbeeld van. De kermis zag er tegen het einde van de jaren 1930 al helemaal anders uit dan rond 1860 (met een evolutie van volksspelen naar moderne vermaken zoals draaimolens, filmvoorstellingen,…), maar aan belang had hij zeker niet ingeboet. Het Sint-Gregoriusfeest kende, parallel met de evolutie naar een onderwijs dat  gericht was op presteren, een ontwikkeling van een gezellig klasfeestje naar een plechtige ceremonie waarbij de beste van de klas gehuldigd werd. De paardenwijdingen ter ere van Sint Elooi gingen achteruit, maar autowijdingen kwamen in de plaats. De weinige veranderingen in de viering van het huwelijk waren het gevolg van een gestegen welstand. Hierdoor konden mensen nu immers op huwelijksreis gaan en elkaar mooie geschenken geven. Om diezelfde reden breidde ook het gamma cadeautjes uit dat kinderen op Sint Maarten kregen. Ook de rituelen die bij oude vormen van charivari hoorden, bleken zich hier en daar naar nieuwe contexten te kunnen verplaatsen.

Een aantal feesten bleef in weinig veranderde vorm voortbestaan. Het doopsel, het vormsel, het huwelijk en  begrafenissen vertonen ook vandaag nog zeer veel overeenkomsten met de beschrijvingen uit de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Tegenwoordig zijn er alternatieve vieringen voor deze overgangsrituelen gekomen, zodat het niet meer vanzelfsprekend is om ze in een kerkelijke omkadering te laten plaatshebben. Toch blijft de kerk ook nu nog de belangrijkste voltrekker van die rituelen. Voor overgangsrituelen speelden elementen van religieuze en dan vooral kerkelijke aard niet alleen vroeger een rol, maar ook nu nog zijn ze moeilijk weg te denken. Blijkbaar heeft de sterk afgenomen religiositeit hier geen effect op gehad.

Ook bij andere feesten dan overgansriten speelde de katholieke kerk trouwens een rol van grote betekenis. De meerderheid van de feesten had op de één of de andere manier wel een christelijke inslag.

Ten slotte valt het op dat er ook heel wat nieuwe rituelen zijn ontstaan in de feestcultuur, waarvan een deel werd geïntroduceerd door drukkingsgroepen als politieke partijen, de  burgerij of de kerk. Doopkermissen en plechtige verlovingen werden vroeger enkel bij de rijken gevierd en werden pas na de Tweede Wereldoorlog algemeen. Lijkwagens deden hun intrede, geboortekaartjes werden ook pas gemeengoed vanaf de jaren 1940. Wielerkoersen, voetbalwedstrijden, fanfareoptochten verschenen vanaf het begin van de twintigste eeuw. Moederdag, het feest van de arbeid en de kerstboom zijn zeer recente fenomenen. Sinterklaas meerde pas met zijn stoomboot op het platteland aan in het Interbellum. Het valt op dat deze feestelijkheden vandaag reeds als ‘tradities’ worden aanzien. Hetzelfde verschijnsel deed zich voor met de militieloting, een op het einde van de achttiende eeuw ingevoerde verplichting waaraan zich op betrekkelijk korte tijd rituelen vasthechtten die als ‘tradities’ werden beschouwd.

We kunnen hieruit besluiten dat de modernisering een grote stempel heeft gedrukt op de traditionele volkse feestcultuur in de periode 1860-1940 op het platteland rond Gent. Veel van de oude rituelen zijn op korte tijd verdwenen of folklore geworden. Als je kijkt naar wat er in die jaren verloren is gegaan, dan is de traditionele volkse feestcultuur verarmd uit de strijd gekomen. Op die manier kun je inderdaad spreken van een ondergang. Maar er is nog een andere, positieve kant aan de medaille. De traditionele volkscultuur bleek immers – in ieder geval op het gebied van de feesten – een groot adaptatievermogen te bezitten. De talrijke veranderingen van oude rituelen, het verschijnen van nieuwe feesten waarvan men een aantal algauw tot de volkscultuur ging rekenen, en ook het blijven voortbestaan van bepaalde oude rituelen, tonen aan dat ze zich aan de onafwendbare evolutie naar de moderniteit heeft weten aan te passen. Het grootste deel van de traditionele volkse feestcultuur is, eerder dan op een bijna deerniswekkende manier ten onder te gaan, mee geëvolueerd met haar tijd.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende