Van nationale overkoepeling naar klein-linkse vakbond: De Vereniging van Vlaamse studenten 1974-1983. (Bregt Henkens)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk 2: De VVS 1974-1979: Een nieuwe generatie. De Tendens voor een Democratische organizatie van de Vlaamse Studentenbeweging.

 

1. HET MAOISTISCH MONOPOLIE DOORBROKEN (Akademiejaar 1974-1975).

 

1. De Tendens voor de Demokratische Organizatie van de Vlaamse Studentenbeweging.

 

         A. ONTSTAAN VAN DE TENDENS.

 

         Tijdens de periode dat de VVS in verval was, ontwikkelde zich aan de universiteiten naast de rechtse oppositie ook een sterke progressieve reaktie. Het waren in de eerste plaats mensen van de Socialistische Jonge Wacht (SJW) die een poging wilden doen om de MLB uit haar machtspositie te verjagen. De SJW was de radikale jongerenvleugel van de BSP die zich in 1964 afscheurde en zich een trotskistisch cachet ging aanmeten. Als zodanig legde zij banden met de Vierde Internationale, en daaruit putte zij de motivatie om samen met de Socialistische Beweging Vlaanderen (SBV), Waalse trotskistische organizaties en enkele arbeiderskomitees de Revolutionaire Arbeidersliga (RAL) op te richten [62].

 

         Deze nieuwe partij stelde zich, net als AMADA [63], antikapitalistisch en revolutionair op, maar in tegenstelling tot de anti-syndikale maoïsten stond zij een versterking van de vakbondsbeweging voor. Ook de strategie om het socialisme te realizeren was verschillend: de RAL wilde uitgroeien tot een massapartij van de arbeiders - hoewel ze steeds nog kleiner zou blijven dan AMADA - en na een algemene staking zou dan een arbeidersregering worden gevormd die zou bestaan uit de kristelijke werknemersbeweging (ACW), de BSP en de socialistische vakbond en de kommunistische partijtjes (KP, AMADA, RAL). Zo zou een reëel socialisme worden opgebouwd dat de mens centraal stelde en alle macht gaf aan arbeidersraden. Terwijl AMADA alles en iedereen ondergeschikt maakte aan de arbeidersbeweging ("studenten naar de fabriek!") erkende de RAL de autonomie van de verschillende "interventiesektoren" in de maatschappij: de studentenbeweging, de arbeidersbeweging, de kultuurbeweging, enzovoort. Elk van deze deelvlakken had haar eigen wetmatigheden en haar eigen werking, en de RAL moest fungeren als hun onderling kontaktorgaan. De teorie hierrond werd "dialektiek van de interventiesektoren" genoemd en sloeg vooral aan bij intellektuelen. Tenslotte stelde de RAL ook nog dat haar demokratische besluitvorming en haar ernstige marxistische analyse in kontrast stonden met de bureaukratie, het dogmatisme en de simplifikatie van AMADA (zie kader) [64].

 

RAL GAAT AMADA ACHTERNA.

 

Terwijl AMADA net door haar simplificeringen bij een (zij het erg klein) deel van de arbeidersmassa aansloeg, bleef de RAL een partij die vooral onder studenten en intellektuelen rekruteerde en die er nooit in slaagde een volkse basis te verwerven. Dat was een van de oorzaken voor de "arbeideristische" zwenk van de RAL op het eind van de jaren zeventig. Zij liet haar "dialektiek van de interventiesektoren" vallen om zich nu ook eenzijdig naar de arbeiders te gaan richten. Dit zou haar de sympatie (en de stemmen) van vele studenten en intellektuelen kosten (1).

 

(1) Interview D. Jacobs.

    Interview J. Algoed.

 

De trotskisten hadden gezien hoe de MLB van de eens zo bloeiende VVS een obskuur maoïstisch lichaam had gemaakt. Daarom werden bij de SJW de koppen bij elkaar gestoken om zich te bezinnen over de toekomst van Vlaanderens studentenfederatie. Zij besloot dat de VVS moest gered worden en opnieuw moest worden uitgebouwd tot een dynamisch orgaan. De VVS moest weer op demokratische leest worden geschoeid met open kongressen, die moesten fungeren als de diskussieforums van de Vlaamse studentenbeweging. De taak  voor de VVS was volgens de SJW niet het proberen een leidende rol te spelen in allerlei akties, maar wel het verzekeren van een permanente werking. Dit laatste zou o.a. realizeerbaar moeten worden door het stimuleren van basisgroepen aan de fakulteiten. In de akties moest de VVS zich beperken tot het verrichten van studiewerk en het leggen van kontakten. Naast deze mooie idealen zal bij de SJW en de RAL ook wel het verlangen om gelijkgezinden terug te vinden aan het hoofd van deze organizatie hebben meegespeeld in hun poging om de VVS in handen te krijgen. De VVS had teslotte vertegenwoordigers in de Hoge Raad voor Studietoelagen en de Nationale Jeugdraad, was jaarlijks goed voor honderdduizenden frank subsidies en kon spreken in naam van de hele Vlaamse studentenbevolking [65].

 

         De SJW op zich had echter te weinig aanhang om te kunnen optornen tegen de goed georganizeerde MLB. Daarom begonnen SJW'ers als Guido Verdeye en Julien van Geertsom te onderhandelen met studentenverenigingen die konden worden gerekend tot "demokratisch links" (dit in tegenstelling tot het meer "totalitaire links" van de MLB). De enige organizatie die bereid werd gevonden om samen met de SJW op de kongressen van november 1974 blok te vormen tegen de MLB was het Centrum voor Vorming en Aktie (CVA). Het CVA was in juni 1973 ontstaan door een fusie van het door haar moederorganizatie afgestoten Jong-Davidsfonds met het University Clearing Office for the Developing Countries (UCOD).

 

         Het Jong-Davidsfonds (JD) was in 1952 opgericht als een katolieke Vlaamse jongerenbeweging (zowel voor studerenden als werkenden) en vanaf 1955 werd het de officiële jongerenafdeling van het Davidsfonds (DF). In de tweede helft van de jaren '60 ging het JD-bestuur steeds kritischer stelling nemen t.o.v. Kerk en kristelijke moraal. Dit evolueerde in het begin van de zeventiger jaren zelfs naar een expliciete maatschappij-kritische opstelling, waardoor het Vlaamse en katolieke gedachtengoed op de achtergrond kwam te staan. Het DF vond dat haar JD een te onafhankelijke koers vaarde en haar basisprincipes verloochend had. Daarom ontbond het nationaal bestuur van het DF haar jongerenorganizatie in 1973. Het ex-JD vestigde toen haar sekretariaat in de Leuvense Wereldwinkel en fusioneerde niet lang daarna met het UCOD [66].

 

         Het UCOD was een in 1962 opgerichte Leuvense VZW die tot doel had de ontwikkelingssamenwerking en de internationale koöperatie te bevorderen. O.m. door op het eind van de jaren '60 samen te werken met de DWB, was zij geradikalizeerd tot een anti-imperialistische en antikapitalistische organizatie. In 1971 was het UCOD één van de uitgevers van Kritak, het maandblad voor kritische aktiegroepen. Na de fusie tot CVA bleef de aandacht liggen op het ageren tegen alle vormen van uitbuiting, zowel in de ontwikkelingslanden als hier. Het CVA kon worden gezien als zowat de jongerenafdeling van Wereldscholen, een basisdemokratische beweging die in die tijd onder leiding stond van Jef Ulburghs. Het was veel minder politiek geprofileerd dan de SJW. Jo Algoed, voorzitter van CVA-Leuven in 1976-'77, beschrijft de CVA-aanhang dan ook als "een bende zachte linkse jongens" [67].

 

         CVA en SJW werkten in de loop van 1974 een programmatekst uit op basis waarvan zij aan de VVS-kongressen wilden deelnemen. De kandidatuur werd onder de naam Tendens voor een Demokratische Organizatie van de Vlaamse Studentenbeweging (verderop kortweg Tendens genoemd) ruim op voorhand bij de VVS ingediend. De MLB'ers aan het hoofd van de VVS konden moeilijk doen alsof hun neus bloedde en waren statutair verplicht om deze Tendens aan de kongressen te laten deelnemen. Toch zouden zij weer de bekende taktiek gebruiken waarbij de eigen achterban op tijd werd gemobilizeerd terwijl de overige studenten in het ongewisse bleven over de precieze datum en plaats van de kongressen (of dit ten hoogste enkele dagen voor het kongres te weten kwam) [68].

 

         B. IDEOLOGISCH UITGANGSPUNT VAN DE TENDENS.

 

         In de ogen van de Tendens was de intellektueel al lang niet meer de ekonomisch zelfstandige die, op enkele uitzonderingen na, steeds aan de kant van het kapitaal had gestaan en die vanuit zijn bovenbouwfunktie er voor had gezorgd dat de burgerlijke maatschappij bleef bestaan. Neen, de intellektueel had zijn onafhankelijke positie na de Tweede Wereldoorlog definitief kwijtgespeeld. Hij kwam nu door zijn funktie dichter bij de arbeiders te staan, hij was een "hoofdarbeider" geworden. En de student was dan zoiets als een "leerling-hoofdarbeider".

         Ondanks deze visie op de intellektuele arbeid schreef de

Tendens elders dat de intellektueel na zijn studies steeds funkties uitoefende in dienst van het kapitaal en daardoor hielp de arbeiders te onderdrukken. Een stelling die toch in tegenspraak lijkt te zijn met wat hoger staat. Er werd echter aan toegevoegd dat deze intellektueel enkel objektief aan deze kant kwam te staan. Subjektief kon hij zich wel aan de zijde van de arbeidersklasse scharen. Een persoonlijke stellingname waarmee hij zich effektief in de klassenstrijd ging engageren. En wat was dan de funktie van de student in onze maatschappij? Als studerende stond hij buiten het produktieproces. Doordat hij enerzijds de uitbuiting niet rechtstreeks als loonarbeider kon ervaren, anderzijds door het burgerlijk onderwijs en de massamedia werd geïndoktrineerd, en bovendien meestal van hogere sociale afkomst was, behoorde de student tot de kleinburgerij. Dat was zijn objektieve plaats. Maar ook hij kon volgens de Tendens een subjektieve stap zetten in de richting van de arbeidersklasse. De meerderheid van de studenten voelde zich echter niet betrokken bij arbeidersproblemen, zo werd terecht opgemerkt, maar dit zou alleen te wijten zijn aan de aard van het onderwijs en de opvoeding, die jongeren op hun toekomstige funktie in de kapitalistische maatschappij voorbereidde en hen konformeerde aan de burgerlijke normen. De Tendens trok daaruit de konklusie dat het onderwijs één van de voornaamste instrumenten van de heersende klasse was om aan de macht te blijven. Een reaktie tegen het onderwijs was dus ook een reaktie tegen de bestaande machthebbers, en de VVS heeft zich onder leiding van de Tendens dan ook permanent afgezet tegen het heersende onderwijs en ijverig gezocht naar alternatieven [69].

 

         Bovenstaande ideeën geven al een goed beeld van de heersende opvattingen waarover binnen de Tendens-ploeg een konsensus bestond, maar zij waren dan ook grotendeels gemeengoed in de hele progressieve beweging. Ook de MLB deelde die principes, mits enige afwijkende formuleringen.

         Wat was dan op ideologisch vlak het voornaamste twistpunt tussen de Tendens en de MLB? In hun tekst "Voor de demokratische organizatie van de Vlaamse studentenbeweging" maakte de Tendens een evaluatie van de specifieke studentenproblematiek, en de konklusies die ze daaruit trok, gingen lijnrecht in tegen wat de VVS-lijn onder de MLB steeds was geweest. Met "studentenproblematiek" werd het volgende bedoeld: de student mocht zich dan wel in een geprivilegieerde situatie bevinden, toch was hij onderworpen aan het kapitaal. Deze onderdrukking uitte zich o.m. in een toenemende eksamendwang, een zwaarder studiepakket, de band universiteit-industrie, de aanvallen op sociale voorzieningen voor studenten, de toenemende selektie (zowel financieel als psychisch), de inkapseling van de studentenbeweging door schijndemokratisch medebeheer, en de onderdrukking van de kreativiteit. Dit laatste gebeurde door de ondergeschiktheid van de wetenschappelijke kriteria aan de beroepskriteria, en door de eenzijdigheid van de opleidingen

 

 

Afb. 4: Onder-wijzen, volgens de Tendens een onderdrukkingssysteem van de kapitalistische machthebbers.

 

als gevolg van de opsplitsing in vakdisciplines. Zo ging de student vervreemden van zijn levenssituatie. Gezien deze verhouding, en rekening houdend met de rol van het onderwijs in de samenleving, trokken de bij de Tendens aangesloten groepen de konklusie dat in de strijd tegen het kapitalisme moest vertrokken worden van de eigen situatie van de student. Om een suksesvolle strijd tegen het kapitalisme te kunnen voeren, moest er natuurlijk massaal gestreden worden. De VVS moest daarom op haar weg naar de socialistische maatschappij de massa van de studenten kunnen bereiken, rekening houdend met hun kleinburgerlijke positie en ideologie. De taak van de VVS werd aldus het stimuleren van fakultaire werkgroepen die, uitgaande van de partikuliere onderwijssituatie en aanverwante problemen, de studenten per studierichting groepeerden. De VVS mocht dus niet de exclusiviteit blijven van politieke geschoolden. Haar werking moest demokratisch tot stand komen en gedragen worden door brede lagen van de studentenbevolking. De Tendens zag daarin de enige mogelijkheid om de studentenbeweging te laten heropleven, en zo zou meteen ook het burgerlijk onderwijs op haar zwakke plekken kunnen worden aangepakt. De VVS zou voor de gehele studentenbeweging (en dus niet alleen voor één politieke tendens, zoals het geval was met de MLB) een infrastruktuur ter beschikking stellen en zorgen voor een voortdurende uitwisseling van ervaringen tussen de centra via regelmatige nationale en regionale vergaderingen, die demokratisch de prioriteiten zouden bepalen. Dit werd dan ook effektief de werkwijze van de VVS zodra de Tendens aan de macht kwam [70].

 

         MLB'ers hebben zulk een induktieve houding t.o.v. de studentenproblematiek steeds radikaal afgewezen. De partikuliere problemen van studenten behandelen was korporatistisch. Daartoe diende de VVS niet. De VVS moest volgens de MLB de studenten zonder omwegen politizeren, bewust maken, en ze rechtstreeks in de klassenstrijd inschakelen. Dit konflikt inzake het uitgangspunt zou de VVS jarenlang blijven verdelen [71].

 

         C. KONGRESSEN 1974: HET EINDE VAN HET MLB-BEWIND.

 

DE STRUKTUUR VAN DE VVS.

 

De struktuur van de VVS was bij de opkomst van de Tendensploeg nog grotendeels dezelfde als in 1965 (1). Het wetgevende orgaan van de VZW was de A.V. en haar leden werden verkozen op de Regionale Kongressen. Studenten die zich kandidaat wilden stellen werden verzocht zich aan te dienen op het kongres dat in hun centrum (Leuven, Gent, Brussel, Antwerpen, NUHO) werd georganizeerd. Sinds enkele jaren moesten ze weliswaar verenigd zijn in een tendens. Op dit Regionaal Kongres (R.K.), gehouden ten laatste 3 dagen voor het N.K., kon er na een politieke diskussie gestemd worden door alle aanwezige houders van een studentenkaart (officieel moesten alle studenten van het betreffende centrum voor het kongres worden uitgenodigd). De strekking die het grootste aantal stemmen op haar lijst kreeg kon alle gemandateerden voor dat centrum aanduiden (voor Leuven waren dat er 47, voor Gent 35, voor Brussel 23, voor Antwerpen 26, en voor het NUHO 15). Dit zou in 1974 op voorstel van de "Tendens voor een demokratische organisatie van de Vlaamse studentenbeweging" worden gewijzigd in een representatieve verdeling van de mandaten (2).

 

         Naarmate de aan het Nationaal Kongres (N.K.) voorafgaande Regionale Kongressen naderden, bereidde de Tendens zich voor. Aan alle universiteiten en aan verschillenden hogescholen buiten de universiteit werd kampagne gevoerd. Voor de meeste studenten was dit de eerste keer dat zij de naam "VVS" hoorden vallen. De Tendens was echter niet de enige oppositiepartij die opkwam. Door de ruchtbaarheid die SJW en CVA rond de VVS maakten was ook de interesse gewekt van de Beweging van Kristenen voor het Socialisme (BKS). Zij kwam afzonderlijk op omdat zij niet meteen in trotskistische hoek wou worden geduwd, al ging haar programma in dezelfde richting als dat van de Tendens.

        

         De BKS was een samenwerkingsverband tussen de Christen Studentenvereniging (CSV), het Katoliek Universitair Centrum (KUC) en de Gentse katolieke drukkingsgroep Gamma (van de jezuïet Luc Vranckx. Deze groepen wilden zich vanuit een evangelische inspiratie inzetten voor een rechtvaardige samenleving op wereldvlak, iets wat volgens hen enkel kon mogelijk worden door de opbouw van een demokratisch socialisme. De BKS stelde zich -weliswaar alleen in Gent - kandidaat bij de VVS-verkiezingen omdat ze, net als de groepen in de Tendens, zich als progressieve studentenorganizatie kantte tegen de monopoliepositie van de MLB. De Vlaamse studentenbeweging moest de studenten stimuleren om zich in te zetten voor de demokratizering van de hele samenleving. Deze opvallende parallel met de ideologie van de Tendens ging zelfs nog verder: de VVS moest volgens de BKS haar taak beperken tot de funktie van een demokratisch koördinerend en stimulerend orgaan; zij moest haar sektarisme doorbreken en zich omvormen tot een massabeweging met een eigen gezicht en eigen eisen [72].

 

         Deze stellingname werd verwoord op het Gentse Regionaal Kongres (R.K.), waar de BKS het opnam tegen MLB en Tendens. De MLB had, net zoals de voorgaande jaren, een programma dat de nadruk legde op de samenwerking met arbeiders (tegen de traditionele vakbondsleiding in), de inschakeling van de studenten in de antikapitalistische strijd, de solidariteit met de Derde Wereld en nog een hele resem andere maatschappelijk-politieke eisen die op zich niet veel met studenten te maken hadden. De maatschappelijke stellingname die de Tendens op de kongressen uit de doeken deed, werd al eerder behandeld [73]. In hun platformtekst "Voor de demokratische organizatie van de Vlaamse Studentenbeweging" werd ook geist dat de Regionale Kongressen in het vervolg tijdig en wijd verspreid zouden worden aangekondigd, dat alle mandaten voor het N.K. daar evenredig volgens stemmenaantal zouden worden verdeeld - in tegenstelling tot het principe van "the winner takes it all" dat tot dan toe werd gehuldigd - en dat elke delegatie die niet aan die voorwaarden voldeed niet op het N.K. mocht worden toegelaten. Zo poogden de Tendens-leden zich te verzekeren van een belangrijke vertegenwoordiging voor het N.K. om het MLB-monopolie te kunnen doorbreken [74].

 

Enkele dagen later volgde dan het N.K. waar de gemandateerden stemden over moties en een voorzitter verkozen werd. De nieuwe voorzitter stelde daarop aan het kongres zijn Nationale Ploeg (N.P.) voor. Moties en voorzitters konden worden voorgesteld door tendenzen die nationaal 25 % van de mandaten bezaten of de meerderheid hadden gehaald in minstens één centrum. De geldigheid van de mandaten op het N.K. werd nagetrokken door een kontrolekommissie, bestaande uit één lid van iedere tendens uit elke regio. De nieuwverkozen voorzitter en zijn N.P. vormden het dagelijks bestuur van de vereniging doorheen het volgende akademiejaar. Het kongres had ook de taak de politieke lijn vast te leggen die de N.P. moest volgen doorheen haar werking. Deze lijn was al jarenlang uitgesproken socialistisch, en dit zou ook niet door de Tendens veranderd worden. Zij zou alleen andere klemtonen gaan leggen (3).

 

(1) Zie hoger, p.

(2) ARUG. Motie ter regeling van de verkiezingen, november 1974.

    ARUG. Statuten en reglementen, uitgave 1967-'68.

    ARUG. Brochure "Wat is VVS?" (1975).

(3) ARUG. Statuten en reglementen, uitgave  1967-'68.

    De Rooie Reu, jg. 1 (1975-'76) nr. 4, 2-14.

    ARUG. Persmededeling  N.P. 17 juli 1975.

 

         In alle universiteitssteden kwamen er heftige konfrontaties tussen MLB'ers en leden van de Tendens. Sprekers van de Tendens (in Leuven: Rudi Mortier) die de vorige VVS-ploeg bekritizeerden wegens haar éénzijdige gerichtheid naar de ondersteuning van de strijd van de werkende bevolking terwijl de konkrete onderwijsproblematiek verwaarloosd werd, reakties van MLB'ers (o.a. VVS-voorzitter Luc Lever) die beweerden dat als studenten de arbeidersstrijd leerden kennen en hierin betrokken werden het ontmaskeren van de burgerlijke ideologie van de universiteiten overbodig werd, het ging er overal ongeveer gelijkaardig aan toe. Er waren echter problemen in Brussel, Antwerpen en het NUHO. Omdat de plaatselijke sekties hier geen initiatief namen tot het organizeren van Regionale Kongressen, werden ze ingericht door VVS-nationaal (m.a.w. door de MLB). Terwijl er (volgens de kritiek van centrum-rechtse studentenorganizaties zoals het KVHV) ook aan de andere kongressen op voorhand al zo weinig ruchtbaarheid was gegeven, was hier de MLB weer op z'n best: enkel de eigen achterban was op tijd verwittigd, de andere deelnemende organizaties hoorden pas op het laatste nippertje waar en wanneer het kongres plaatsvond. In Antwerpen had dit tot gevolg dat er op het Regionaal Kongres slechts vijf mensen aanwezig waren, waardoor VVS-voorzitter Lever zich genoodzaakt achtte de verdeling van de 26 mandaten uit te stellen tot op het N.K. Hetzelfde besluit werd genomen voor de verkiezing van de NUHO-gemandateerden, al was deze beslissing strijdig met art. 8 van de VVS-statuten dat stipuleerde dat alle werkende leden (=gemandateerden) vóór het N.K. moesten gekend zijn [75].

 

         Bij de aanvang van het Nationaal Kongres (Brussel, 9 november 1974) was één van de eerste agendapunten de verdeling van de overgebleven mandaten. Omdat na de verkiezingen voor het NUHO de MLB en de Tendens niet tot een vergelijk kwamen werden er 20 mandaten verdeeld i.p.v. de voorgeschreven 15. Voor Antwerpen rezen er echter nog grotere problemen: er waren slechts 9 Antwerpse studenten voor 26 mandaten. De diskussie over dit probleem eskaleerde tot een hoogoplopende ruzie, zodat heel het kongres vastliep. Uiteindelijk werd beslist tot het uitschrijven van nieuwe verkiezingen in alle centra met het oog op een tweede N.K. [76].

 

De verdeling van de mandaten - die, na inwilliging van de Tendens-eis, op representatieve wijze gebeurde - op dit eerste kongres had er als volgt uitgezien:

 

          MLB

       TENDENS

          BKS

LEUVEN

GENT

BRUSSEL

ANTWERPEN

NUHO

           28

           10

           11

            /

           15

           19

           15

           12

            /

            5

            /

           14

            /

            /

            /

TOTAAL

           64

           51

           14

 

De MLB zou aldus slechts 49,5 % van de stemmen hebben behaald, en een samenwerkingsverband tussen Tendens en BKS zou 1 stem meer hebben. Een heel fragiel evenwicht, dus. Daarom zouden de Antwerpse stemmen van doorslaggevende invloed geweest zijn. Merk ook op dat de Tendens in Brussel - dat toch als MLB-bolwerk bekend stond - toch nog 52 % van de mandaten kon behalen.

5

        

         Wellicht door de grote ruchtbaarheid die achteraf werd gegeven aan het mislukte kongres, kwam er een grotere respons op de Regionale Kongressen. In Gent werd door de deelnemende organizaties besloten de uitslag van het eerste kongres te behouden, in alle andere centra volgden nieuwe verkiezingen. Zoals bij de eerste Regionale Kongressen zorgden nu ook weer Antwerpen en het NUHO voor problemen. In de Sinjorenstad moest weer een eerste kongres worden opgeschort wegens de lage opkomst. Het tweede Antwerpse R.K. (3 december) werd opnieuw betrekkelijk laat aangekondigd, maar door al deze wantoestanden was nu ook een grote groep ontevredenen naar het kongres afgezakt. De BKS kwam nu ook in Antwerpen op, en daarnaast was er nog een belangrijke groep onafhankelijken (die we eerder rechts situeren) die nu eens eindelijk de VVS voor alle studenten wilden openstellen. Deze ploeg behaalde onverwacht toch nog 6 mandaten. Op het NUHO-kongres (Leuven, 30 november) werden - ondanks de lage opkomst - toch een aantal mandaten verdeeld (al waren dat er maar 6 i.p.v. 15) [77].

 

De volledige uitslag zag er als volgt uit:

 

     MLB

  TENDENS

      BKS

  ONAFHAN   KELIJKEN

   TOTAAL

      LEUVEN

       GENT

     BRUSSEL

   ANTWERPEN

       NUHO

      17

      10

      10

       8

       3

      30

      15

      13

       9

       3

        /

       14

        /

        3

        /

        /

        /

        /

        6

        /

       47

       39

       23

       26

       6

      TOTAAL

      48

      70

       17

        6

      141

 

         Het valt op dat de MLB in vergelijking met de eerste reeks kongressen enkele flinke klappen kreeg (van 49,5 % gezakt naar 34 %), en dat de Tendens overal haar stemmenaantal wist te verhogen en nu overduidelijk als grote overwinnaar te voorschijn kon treden op het Nationaal Kongres. Dit sukses was grotendeels te verklaren door de aversie bij zeer vele studenten voor het gesjoemel van de MLB. Het was tijd voor vernieuwing. Tendens had echter nog geen absolute meerderheid, maar op het N.K. te Gent (7 december 1974) gebeurde wat al op voorhand te voorspellen was: de BKS steunde de Tendens, en zo werd uiteindelijk een Nationale Ploeg gevormd met gemandateerden van deze beide organizaties. Tuur Devens (CVA Leuven), een student germaanse filologie die zich populair had gemaakt door de akties tegen de Zuidafrikaanse lektor Spies te leiden, werd verkozen tot voorzitter met 56 % van de uitgebrachte stemmen. Achteraf zouden de nieuw verkozen bestuurders zichzelf betitelen als "de kuisploeg" die nu eens orde op zaken zou stellen binnen de VVS [78].

 

         Het zou echter verkeerd zijn te denken dat met deze machtswissel de kous af was. Of nu de Tendens dan wel de MLB de VVS in handen had, het was nog steeds geen representatieve afspiegeling van de Vlaamse studentenwereld. Die idee leefde ook bij verschillende studenten aan alle universiteiten, en niet in het minst bij het KVHV. Al sedert halverwege de jaren zestig kwam er geregeld kritiek op de progressieve houding van de VVS-leiding, vooral dan uit KVHV-hoek. Met het op de achtergrond treden van de VVS in het begin van de zeventiger jaren verzwakte de aandacht, maar er waren steeds KVHV'ers die de problematiek bleven volgen. Vooral na de eerste reeks kongressen van 1974 (eind oktober-begin november) was het tema weer brandend aktueel, en gingen er steeds meer stemmen op om de VVS nu definitief een halt toe te roepen.

 

         Na afloop van de 24 november-betoging in Halle (ingericht door het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen) sprak de Leuvense KVHV'er Jo Roelants enkele van zijn mede-geschiedenisstudenten aan over deze tematiek. Manu Gerard, Bart Baccaert en Fred Stevens, gematigde onafhankelijken, hadden nog nooit tevoren van de VVS gehoord maar toonden zich bereid zich te engageren om de wantoestanden binnen de VVS te doen stoppen. In Leuven schaarden zij een groep vrienden om zich (o.a. Geert Swaenepoel, filozofie; Pieter Vanherpe, rechten; Mark Rooman, pedagogie) en startten met de steun van het KVHV de Aktiegroep: "Neen aan VVS". Luc Ghesquiere (voorzitter KVHV-Leuven) trad overigens vaak op als verantwoordelijke uitgever van hun pamfletten, waarin zij o.m. reageerden tegen  "de schaamteloze verwaandheid van extreem-linkse groeperingen als de MLB en de RAL", die in naam van alle Vlaamse studenten met "hun" VVS allerlei subsidies in de wacht wisten te slepen. De samenstelling van de VVS-gemandateerden kon onmogelijk representatief worden gehouden voor de gehele studentenbevolking. Daarom werden de leden van de A.V. van de VVS voor 1974-'75 niet erkend als vertegenwoordigers van de Vlaamse studenten, en distancieerden de stellers zich expliciet van de toenmalige VVS. Daarnaast werd er een oproep gericht naar de Leuvense Algemene Studentenraad (ASR) en de NJR om hun subsidies (jaarlijks goed voor 75.000 resp. 335.500 frank) te staken. Deze eisen werden ook verwoord op de perskonferentie die de aktiegroep gaf op 9 december 1974. Ondanks protesten van de nieuwe ploeg van de VVS tegen het demagogische opzet van pamflet en perskonferentie breidde de anti-VVS-reaktie zich uit [79].

 

         Al op 7 december had Manu Gerard op het Nationaal Kongres van de VVS in Gent kontakten gelegd met Paul Cooreman, die in Antwerpen een gelijkaardige beweging aan het opbouwen was [80]. De aktiegroep werd een Nationale Aktiegroep en verwierf de steun van de KVHV-afdelingen van Leuven, Gent, Antwerpen en Mechelen, van de Vlaams-Nationale Studentenunie (VNSV), het Brussels Studentengenootschap (BSG), het Antwerps Studentenkorps (ASK), het Leuvense Seniorenkonvent (SK) en de Leuvense Kring voor Internationale Betrekkingen (KIB). Omdat het er niet direkt naar uitzag dat er iets aan de VVS zou veranderen - al had o.i.v. deze oproep het Instituut De Nayer uit Mechelen zich officieel uit de VVS teruggetrokken - ontstond de idee om een "Alternatieve Vereniging der Vlaamse Studenten" op te richten, een orgaan dat enkel bestaande studentenorganizaties op nationaal vlak zou koördineren. Deze idee werd echter al snel verlaten omdat zoiets toch nooit van de grond zou komen zolang de VVS nog bleef bestaan. Daarom opteerden de onafhankelijke initiatiefnemers voor een deelname aan de volgende VVS-kongressen. Als ze zouden winnen zouden ze de VVS afschaffen. Zo werd de basis gelegd voor het Demokratisch Studentenfront (DSF) [81].

 

2. Het werkvlak van de VVS in 1974-1975.

 

         Nu kreeg de Tendens-BKS-ploeg de kans om te starten met het effektief uitvoeren van haar plannen. Maar de ploeg van Tuur Devens zou er niet in slagen veel te realizeren dit jaar. Dit had verschillende oorzaken. Enerzijds bleek Tuur Devens [82] zelf een eerder zwak figuur te zijn. Hij mocht zich dan wel geprofileerd hebben in de Spies-akties, voor de funktie van VVS-voorzitter bleek hij uiterst ongeschikt. Hij liet zich bovendien maar al te vaak meeslepen in eindeloze diskussies met de MLB, waar de praktische VVS-werking sterk onder te lijden had. Die permanente MLB-tegenwerking was een tweede probleem voor het Tendens-BSK-bestuur. Op veel vlakken werd er immers nog met de MLB samengewerkt, o.a. in het Nationaal Aktiekomitee [83]. Deze samenwerking liep echter niet van een leien dakje. De maoïsten maakten het de nieuwe N.P. niet bepaald gemakkelijk door hun frekwente obstrukties en hun pogingen om verdeeldheid te zaaien in het nieuwe VVS-bestuur. De ontzettende schulden die de VVS op het eind van de jaren zestig en in het begin van de jaren zeventig had opgestapeld limiteerden bovendien de financiële vrijheid van de nieuwe bewindslieden. Enkel door schulden pas vanaf de derde dreigbrief te betalen (met uitzondering van de drukker) konden zij de enorme schuldenlast wat inperken. Tenslotte kreeg de VVS nu ook voor het eerst te kampen met een georganizeerde centrum-rechtse oppositie. Zij zou konstant proberen de VVS in diskrediet te brengen (o.m. door een proces aan te spannen tegen de VVS) en zou zich ook voor het eerst kandidaat stellen bij de VVS-kongressen [84]. Ondanks al deze hindernissen slaagde de N.P. er toch al in een gedeelte van haar beloftes in te lossen. Er werd al een werk gemaakt van het stimuleren van allerlei werkgroepen, de VVS nam in de aktie een andere houding in dan voorheen en zij konkretizeerde tenslotte de solidariteit met de arbeidersbeweging in steun aan de staking in Glaverbel-Gilly [85].

 

DE REGIONALE PLOEG (R.P.).

 

Van zodra de N.P. op het kongres was samengesteld, werden in de regio's VVS-afdelingen met dezelfde politieke samenstelling opgericht. De uitslag van de Regionale Kongressen was dus van geen enkel belang. Een strekking kon er gemakkelijk veruit in de minderheid zijn, maar als nationaal een meerderheid werd behaald mocht ze in alle regio's de VVS vertegenwoordigen. Op dat moment viel de Tendens als organizatie weg. De bestaande Tendensstrukturen werden meteen de officiële VVS-strukturen. De vergaderplaats van de Tendens werd dan getransformeerd tot het regionale VVS-hoofdkwartier (in Leuven, Schreursvest 63, het CVA-sekretariaat). De "Tendens" werd pas terug in het leven geroepen als het programma voor de volgende kongressen moest worden opgesteld. De R.P. verzorgde het regionale sekretariaatswerk en vertegenwoordigde de VVS aan de betreffende universiteit. Voor het NUHO heeft men eigenlijk nooit kunnen spreken van R.P.'s. De vertegenwoordiging van de VVS aan de niet-universitaire hogescholen was zo goed als onbestaande. Alleen de Kontaktgroep Sociale Scholen zou hier tijdelijk iets aan veranderen (1).

 

(1) De Rooie Reu, jg. 1          (1975-'76) nr. 4, 2.

    Interview D. Jacobs.

    Zie verder, p. 6

 

         A. DE WERKGROEPEN.

        

         Met "werkgroepen" werd iets anders bedoeld dan de kommissies die de VVS nationaal organizeerde. Zulke "nationale werkgroepen" bleven ook nog bestaan. Zo ontstonden in januari 1975 twee nieuwe nationale werkgroepen: de Werkgroep Technokratizering aan de universiteiten en de Werkgroep-Gilly [86]. Nieuw was dat nu aan de basis, in de verschillende studierichtingen, de oprichting en de werking van fakultaire werkgroepen werd gestimuleerd, iets waar de MLB nooit aandacht aan had besteed. Dit verschil met de MLB is al eerder aangehaald, het gaat ook hier weer terug op de Tendens-visie dat studenten eerst aktief moeten worden rond hun eigen onderwijsproblematiek [87].

 

         Fakultaire werkgroepen bestonden al sinds het eind van de jaren zestig, voornamelijk in Leuven en Gent. In Gent werden ze sterk gestimuleerd door het Werkgroepenkonvent (WK) dat al bijna twee jaar verschillende fakultaire werkgroepen overkoepelde. Het WK was samen met het Fakulteitenkonvent (FK), het Kultureel Konvent (KK) en het Politiek en Filozofisch Konvent (PK) verenigd in het Gents Studentenkorps (GSK), een struktuur die ook vandaag nog op dezelfde wijze werkt. Verscheidene medewerkers van de Tendens kwamen uit zulke werkgroepen en lagen aan de basis van de idee om ook met VVS dergelijke groepen en aktiekomitees te steunen. Konkreet zou de VVS alle basiskomitees op nationaal vlak moeten stimuleren, zowel moreel als financieel. Het koördineren moest enerzijds regionaal gebeuren (door de Regionale Ploeg, zie kader p. 55), waar plaatselijke werkgroepen met elkaar in kontakt moesten worden gebracht. Dit was de aanzet tot Regionale Koördinaties [88]. Anderzijds was er de nationale koördinatie die werkgroepen die in verschillende centra rond dezelfde problemen werkten moest samenbrengen. Een kronkretizering hiervan werd de Dag van de Werkgroepen [89]. Zo konden gemakkelijker ervaringen worden uitgewisseld en kon de VVS op ruime schaal informatie naar alle basisgroepen doorspelen. Deze eerder passieve ondersteuning zou geleidelijk aan van de werkgroepen een rekruteringsbasis moeten maken van progressieve aktievelingen. Door studenten vanuit specifieke problematieken in de opleiding bijeen te brengen, zou de werking uiteindelijk moeten uitmonden in maatschappelijke bewustmaking [90].

 

         Zoals gezegd was het vormen van werkgroepen in Gent geen probleem. De meest aktieve basisbewegingen waren de Politieke Werkgroep Germaanse (POWEGE), de Socio-Medikale Werkgroep (SMW), de Sociale Werkgroep Geschiedenis (SOWEGE), de Socio-Juridische Werkgroep (SOJUWE) en de Aktiegroep Kritisch Onderwijs (AKO). Mede door de oproepen van VVS om werkgroepen te vormen ontstonden in 1974-'75 nog de Politieke Werkgroep Staats- en Sociale, de Werkgroep Kriminologie, en de Werkgroep Ekonomie (WEK). In de andere centra, waar niet zo'n stimulerende struktuur voorhanden was, verliep de oprichting van werkgroepen veel moeizamer. In Leuven zou het nog een tweetal jaren duren vooraleer er een koördinatie van werkgroepen van de grond zou komen, terwijl het elders slechts bij geïsoleerde initiatieven bleef [91].

 

         B. OP STRAAT VOOR STUDIEBEURZEN.

        

         Een belangrijk aktiepunt dit akademiejaar was het verzet tegen de aankoop van dure F16-gevechtsvliegtuigen door defensieminister Paul Vanden Boeynants. De MLB en de SJW richtten aan alle universiteiten de aktiekomitees "Neen aan de 30 miljard" op, om deze aankoop in volle krisisperiode te kontesteren. De VVS werkte hier echter niet aktief aan mee, haar prioriteiten lagen bij een andere problematiek. In november had Minister van Onderwijs Herman De Croo immers bekend gemaakt dat de studietoelagen voor hogeschoolstudenten pas zouden kunnen worden uitbetaald op het einde van het school- en akademiejaar. Als redenen hiervoor gaf hij aan dat er dit jaar meer aanvragen waren, dat er hiervan zeer veel laattijdig waren ingediend, dat er een akuut personeelstekort was om de berg aanvragen snel te doorworstelen en dat het inwinnen van alle nodige fiskale inlichtingen enorm veel tijd kostte. Deze mededeling zette bij zeer veel studenten (en niet alleen bij de beursgenieters) kwaad bloed. Normaal gezien werd het overheidsgeld al in november verstrekt; de beursstudenten konden met het betalen van hun eten, hun kamer, hun kursussen toch ook niet wachten tot juni. Vlak na de bekendmaking van deze maatregel zocht de nationale leiding van de VVS kontakt met de studentenkoepels in de verschillende universiteitssteden, en werd op een gezamelijke vergadering besloten om een Nationaal Aktiekomitee (NAK) voor de onmiddellijke uitbetaling van de studiebeurzen op te richten. De VVS was dan wel koördinator, en stelde haar akkomodatie ter beschikking, maar in tegenstelling tot de jaren van het MLB-bewind was zij niet meer de organizator van de akties. De leiding werd gezamelijk gedragen door het NAK. Zo wilde de Tendensploeg de akties dichter bij de basis brengen, en haar eigen inbreng beperken tot een ondersteunende funktie [92].

 

         Aan alle universiteiten organizeerden de plaatselijke studentenorganizaties infokampagnes en meetings. De akties bereikten een hoogtepunt in maart 1975. Dat deze schaalvergroting zich net op dat moment doorzette, kwam natuurlijk door de gelijktijdige reaktie tegen het wetsontwerp dat begin maart werd gelanceerd door de onderwijsministers Herman De Croo en Antoine Humblet. In de universiteiten wilden zij besparen door het aantal toegelaten buitenlandse studenten te beperken en de groei van het wetenschappelijk personeel te vertragen. Daarnaast werd er nu hardop gedacht aan het invoeren van een numerus clausus in normaalscholen en paramedische instellingen. In diverse akties (o.a. de bezetting van de Leuvense biblioteek) werden zowel de intrekking van dit wetsontwerp als de onmiddellijke uitbetaling van de studiebeurzen geëist. Ondertussen had het Bureau van de Akademische Raad (BAR) van de KUL haar steun toegezegd aan de aktievoerders, en wanneer op 6 maart 550 studenten een mars op Brussel hielden en zich samen met andere betogers bij de minister aanmeldden, sprak deze de menigte toe en beloofde hen in april de achterstallige beurzen uit te betalen (wat hij dan ook deed). Hiermee was het probleem van de studiebeurzen van de baan, maar de akties rond het wetsontwerp duurden voort. Op 13 maart organizeerde het NAK een nationale betoging te Brussel, die gepaard ging met schokstakingen in alle universitaire centra [93].

 

         Naar het einde van het akademiejaar toe viel de aktiebereidheid weg, de studenten gingen zich koncentreren op hun nakende examens en de VVS had veel werk met de voorbereiding van haar kongres. Een laatste climax was er in de tweede week van juni, toen aan alle universitaire instellingen door het wetenschappelijk personeel werd gestaakt. Aan de RUG duurde de staking zelfs meer dan een week waardoor de examens moesten worden verdaagd [94].

 

         C. GLAVERBEL-GILLY: VVS BIJ DE ARBEIDERS.

        

         Op 13 januari 1975 waren de arbeiders van het glasproduktiebedrijf Glaverbel te Gilly (in de buurt van Charleroi) in staking gegaan. Daarmee wilden ze protesteren tegen de patronale beslissing om, naast talrijke afdankingen in andere vestingen van de multinationale onderneming BSN, de hele produktie-eenheid te Gilly af te schaffen. De 600 werknemers van Glaverbel-Gilly weigerden zich echter bij deze beslissing neer te leggen en bezetten het bedrijf. Dit was de aanzet tot een staking die anderhalve maand zou duren. De nationale ploeg van de VVS zegde onmiddellijk haar steun toe aan de stakende arbeiders en startte een Werkgroep-Gilly op die de opdracht kreeg de problematiek van nabij te volgen en de werkonderbrekers ook konkreet te stimuleren in hun strijd tegen het grootkapitaal. Daarmee zette de Tendensploeg haar vanuit socialistische motieven ingegeven steun aan de arbeidersbeweging effektief kracht bij. De Werkgroep-Gilly (met o.a. VVS-sekretaris Dany Jacobs) fixeerde zich vooral op de rol die de traditionele vakbonden speelden in heel deze affaire, en onderzocht dan ook de mogelijkheden om van de vakbonden een echt strijdbaar orgaan in de klassestrijd te maken [95].

 

         Tijdens de staking werden door de VVS pamfletten opgesteld en uitgedeeld die opriepen tot solidariteit met de stakers, en er werden bussen ingelegd naar Gilly, om de arbeiders te gaan steunen, of naar Charleroi, waar op 21 februari een solidariteitsmanifestatie plaatshad. Op 24 februari, na zes weken strijd, werd een protokolakkoord bereikt tussen patronaat en vakbonden, waarin gesteld werd dat de produktie-eenheid te Gilly behouden bleef. De arbeiders hadden hun strijd gewonnen, BSN was door de knieën gegaan. De triomf werd

 

 

Afb. 5: Steunbetuiging aan de stakende glasarbeiders. Deze sticker vinden we ook terug op de voorpagina van de brochure van de VVS-werkgroep.

 

nochtans eventjes overschaduwd door een - aanvankelijk voor de glasarbeiders onbekende - klausule in het protokol: de opbrengst van de "wilde glasverkoop" moest volledig aan het bedrijf worden terugbetaald. Op 10 februari waren de arbeiders immers gestart met het verkopen van de glasstock van het bedrijf om de hoogste nood van stakersfamilies te lenigen. Na een heftige reaktie, de dreiging met een nieuwe staking, liet de direktie ook deze klausule vallen [96].

 

         De Werkgroep-Gilly maakte een evaluatie van al deze gebeurtenissen, en kwam tot de konklusie dat de enorme strijdbaarheid van de arbeiders slechts mogelijk was geweest dankzij de omvorming van de vakbonden tot een echte strijdorganisatie, de basisdemokratische struktuur van de strijdorganen, en tenslotte ook - en dat viel erg op - dankzij de aanwezigheid van een "revolutionaire organizatie" (bedoeld werd de RAL). Nu kreeg de werkgroep van de N.P. van de VVS de opdracht om het overzicht van de strijd, de evaluatie en de konklusies te publiceren in een brochure. De bedoeling was de strijd van Glaverbel-Gilly te propageren als een voorbeeld dat navolging verdiende om op die wijze de klassenstrijd in België op te trekken tot de werkelijke strijd voor de bevrijding van de mensheid van het kapitalisme. Tegen april was de brochure "Glaverbel-Gilly, arbeidersstrijd en overlegekonomie" klaar. Het centrum Alternatief, dat voor de verspreiding was aangesproken, stelde voor om de brochure de titel "Kritak dossier" mee te geven. Dit zou voor eenvoudigere en grotere verspreiding (ook naar Nederland) zorgen en het boekje zou waarschijnlijk gemakkelijker publiciteit krijgen in progressieve tijdschriften [97].

 

         De brochure werd door de progressieve arbeidersbeweging vrij positief onthaald, maar de verkoop werd tenslotte niet zo'n sukses als verhoopt. De MLB had overigens veel kritiek op de "eenzijdig trotskistische lijn", iets wat door de redaktie regelrecht tegengesproken werd. De politieke overtuiging is inderdaad niet die van AMADA, zo klonk het, maar daarom is ze toch nog niet trotskistisch (er was nota bene slechts één RAL'er aktief in de werkgroep, nl. de Leuvense geschiedenisstudent Marc Lebruyn). Het valt echter niet te ontkennen dat de politieke opvattingen in de brochure inderdaad sterk bij de RAL aanleunden (o.a. wat betreft de rol van de vakbonden in de permanente arbeidersstrijd) en dat in het voorwoord en het besluit zelfs expliciet de RAL-militanten worden geprezen wegens hun inzet in de stakingsstrijd [98].

 

3. Statutaire problemen: de aanvang.

 

         Op 6 maart 1975 kreeg de VVS een inspektie van het Bestuur voor Jeugdvorming. De inspekteurs kwamen kontroleren of de VVS wel in orde was met het (pas in voege getreden) nieuwe dekreet tot regeling van de erkenning en subsidiëring van het landelijk georganizeerde jeugdwerk. De verantwoordelijkheid voor deze kontrole lag bij het Demokratisch Studentenfront (DSF) [99].

 

         De voorganger van het DSF (de Nationale Aktiegroep: "Neen aan VVS") had zich al van in het begin ingezet om de - volgens haar onrechtmatig toegekende - VVS-subsidies van de Leuvense en de nationale overheid te laten schrappen. Omdat dit geen vruchten had afgeworpen was er bij parlementariërs gelobbyd, wat resulteerde in een parlementaire vraag aan Minister van Kultuur Rika de Backer inzake de VVS en het sturen van een inspektieteam.

 

         Einde maart kreeg de VVS een waarschuwing van (oud-VVS'er) advokaat Luc Van Den Bossche dat de Prokureur des Konings een klacht tegen de VVS had ingediend omdat de VVS geen echte leden had, bijgevolg geen echte jeugdwerking bezat, en dus niet langer door de NJR mocht erkend worden. Om erkend te worden als studentenbeweging moest nl. de vrije toetreding van leden statutair bepaald worden, en moesten o.a. vormingskursussen worden georganizeerd. Enkele leden van de RvB van de VVS stelden daarom voor om in alle centra wat lidkaarten te gaan verkopen van 10 frank waarop stond dat het betreffende lid ermee akkoord ging door de VVS te worden vertegenwoordigd. Dit werd echter door Van Den Bossche afgewezen. De enige manier om erkend te blijven was de statuten te hervormen [100].

 

         Aanvankelijk zocht de VVS samen met de Wetswinkel Leuven nog naar mogelijkheden om de erkenningskriteria zoals gestipuleerd in het dekreet van 22 januari 1975 te laten terugdraaien. Eventueel zou zelfs een proces kunnen worden ingespannen bij de Raad van State (R.v.S.). De VVS voelde zich immers geviseerd door deze wijziging, want met individuele leden zou ze haar taak als overkoepelend centrum voor alle studenten verliezen. Na enkele maanden zagen ze echter in dat ze zo'n proces nooit zouden kunnen halen, en er werd dan toch maar besloten om de statuten te hervormen. Het eigenlijke opstellen van nieuwe statuten zou pas gebeuren in november 1975 [101].

 

4. Kongressen 1975: de opkomst van centrum-rechts.

 

         Met het oog op de Regionale Kongressen van april 1975 lanceerde de N.P. een oproep naar alle vrije verenigingen om aan de verkiezingen deel te nemen. De Tendens wilde van deze kongressen nu eens voorbeelden maken van een goedwerkende demokratie, waaraan iedereen kon deelnemen. Naast de Tendens en de MLB schreef ook nu de BKS zich weer in. Centrum-rechts liet zich niet onbetuigd en zowel het DSF als het Liberaal Vlaams Studentenverbond (LVSV) stapten in de race. De N.P. besloot brochures te verspreiden met de platformteksten van alle deelnemende organizaties.

 

         Het LVSV, in die tijd gedragen door de broers Guy en Dirk Verhofstadt, kwam enkel in Gent op met een programma dat zich uitsluitend met de Gentse aktualiteit bezighield (b.v. de studentenafvaardiging in de RvB van de RUG). Het LVSV zou zich echter nog voor het begin van de Regionale Kongressen terugtrekken. De BKS, waarin de deelnemende organizaties sterk naar elkaar waren toegegroeid en die steeds vaker optrad onder de algemene noemer Kristenen voor het Socialisme (KVS, ook vandaag nog gebruikt door de - weliswaar sterk afgeslankte - aanhang), trad in Gent en Antwerpen naar voor met een uitgewerkt maatschappelijk en studentspecifiek programma. Het waren dezelfde tema's als in 1974 die hier aan bod kwamen, maar dan dieper uitgegraven en geïllustreerd. Zo werd opgeroepen om met de VVS de studenten politiek en sociaal bewust te maken en effektief te werken aan allerlei vormen van socio-kulturele ontvoogding. De BKS nam ook de idee van de Tendens over om fakultaire werkgroepen te stimuleren. Toch wilden de KVS -voorlopig - niet tot de Tendensgroep toetreden om alsnog hun eigen identiteit te bewaren [102].

 

         Ondertussen deed de MLB haar best om het verloren vertrouwen terug te winnen, om zo haar invloed op de VVS opnieuw te vergroten. Zij wilde alle "misverstanden" uit de weg te ruimen: de MLB wou niet dat de VVS een marxistische voorhoede-organizatie werd; de verspreiding van kommunistische standpunten en het geven van politieke leiding moesten uit elkaar worden gehouden, waarbij het eerste de taak was van de MLB, het tweede van de VVS. Wat een verschil met de eerdere teksten van de MLB, waar de VVS in de eerste plaats een maatschappelijke politizeringsfunktie meekreeg. De MLB'ers hielden zich wel het recht voor om in de massa-akties, door VVS gekordineerd, aan kommunistisch politizeringswerk te doen (weliswaar door "demokratische diskussie"), zodat deze scheidingslijn toch weer niet zo strikt te trekken was. Bijzonder opvallend was ook dat er in hun kongresteksten met geen enkel woord werd gerept over klassenstrijd of over de bevrijdingsstrijd in de derde wereld. Blijkbaar probeerde de MLB met dit meer gematigde programma een deel van de Tendens-stemmers naar zich toe te trekken. Dit werd nog eens bevestigd door de formulering dat de VVS alle basiskomitees moest steunen en koördineren. Konkreet: de VVS moest het gemeenschappelijk overleg tussen deze groepen organizeren en moest haar infrastruktuur te hunner beschikking stellen. Dit waren stellingen die recht uit het Tendens-programma konden komen. Klaarblijkelijk hadden de MLB'ers ingezien dat het programma van de Tendens beter aansloeg bij de studenten en namen ze daarom een deel van haar standpunten over, echter zonder zichzelf "het recht op autonome propaganda" te ontnemen. De MLB week alleen af in haar visie op de interne struktuur van de VVS. Er moest een pluralistische N.P. worden gevormd, zodat alle meewerkende organizaties hun standpunten in akties naar voor konden brengen en aan politizeringswerk konden doen. Dit leek wel de reddingsboei voor de MLB: ook als ze niet zouden winnen, zouden ze toch in het nationaal bestuur worden opgenomen. De Tendens ging hier dan ook niet op in [103].

 

         Aan de andere kant van het politiek spektrum stond het DSF. Dit front, dat grotendeels uit onafhankelijken bestond, maar openlijk werd gesteund door het KVHV en de VNSU kantte zich principieel tegen een enig vertegenwoordigend orgaan van alle Vlaamse studenten, zoals VVS er een was. De VVS kon dus onmogelijk blijven bestaan in haar toenmalige vorm. Het alternatief dat het DSF voorstelde was een koördinatie-orgaan op nationaal vlak, dat de samenwerking tussen belangstellende organizaties moest bevorderen. Met dit als enig programmapunt kwam het DSF op in Gent, Leuven en Antwerpen [104].

 

 

         De Tendens tenslotte kwam met dezelfde basistekst als in 1974 naar voren. In de loop van 1975 werden verdere kontakten gelegd met progressieve studentenverenigingen in heel Vlaanderen met het oog op het uitbreiden van de Tendens. Tegen het kongres was de basistekst al ondertekend door Omtrend Leuven, Wetswinkel Leuven, de Socialistische Antwerpse Studenten (SAS), Lynx Antwerpen en de Vlaamse Kommunistische Studenten (VKS) Gent. Hun inbreng bleef echter meestal beperkt tot sympatiebetuigingen. De enige organizaties die ook na de kongressen nog met de VVS voortwerkten waren Lynx en de Leuvense Wetswinkel.

 

         Om de kritiek te ontkrachten dat er met de komst van Tendens nog niet veel veranderd was, werd de zittende ploeg een "overgangsploeg" genoemd. Zij had alleen nog maar een begin kunnen maken met het projekt "Voor de demokratische organizatie van de Vlaamse studentenbeweging". De balans na vijf maanden werking moest toch positief worden beschouwd, zo meenden de Tendensers. Het belangrijkste tema dat de Tendens in 1974 had geponeerd, de terugkeer van de VVS naar de basis, was al in de praktijk uitgeprobeerd door vele basiskomitees en werkgroepen te kontakteren en in hun werking te stimuleren. Bovendien ging de VVS systematisch haar rol in akties beperken tot die van kontaktorgaan en materiële hulpverlener, om zo alle aktieve linkse studenten in de aktiestrukturen te betrekken. De VVS had zich ook aktief ingelaten met de basiswerking o.m. door het opzetten van een "tegenkursus" marxistische ekonomie te Leuven. Natuurlijk werd hiermee slechts een klein deel van de zogezegde "basis" bereikt, nl. progressieve studenten die meestal sowieso al aktief waren. Een taktiek om ook de passieve studentenmassa te bereiken kwam niet echt aan bod. Maar door werkgroepen te steunen hoopte de Tendens een steeds groter deel van het studentpubliek te kunnen warm maken voor de onderwijsproblematiek en de bredere maatschappelijke kontekst. De nieuwe rol van de VVS in akties moest worden gellustreerd door de akties rond de studiebeurzen en De Croo-Humblet, waar de initiatieven meestal ontstonden in de centra, en slechts gekoördineerd werden door de VVS. Toch moeten we ook dit met een korreltje zout nemen, omdat bij die basis (zijnde in dit geval de plaatselijke aktiekomitees) vaak de leidende funkties in handen waren van lui uit de VVS-ploeg. Het nieuwe Tendensprogramma stelde samengevat als doel voor het akademiejaar 1975-'76: het begonnen werk verderzetten [105].

 

         In tegenstelling tot de Regionale Kongressen van november en december 1974 waren er - afgezien van de sterke links-rechts-polarizatie - dit jaar nauwelijks incidenten, en moesten er ook geen verkiezingen worden overgedaan. Nemen we als voorbeeld Leuven [106]: alle partijen hadden massaal gemobilizeerd, zo werden b.v. alle VNSU-leden persoonlijk aangeschreven om naar het kongres te komen en op het DSF te stemmen. Het gevolg was dat er in het totaal een kleine vijfhonderd studenten waren komen opdagen, wat meteen een rekordaantal was. De verkiezingen mondden uit in een triomf voor het DSF, dat met 42 % de grootste partij van Leuven werd. Na het bekendmaken van de uitslag begonnen de aanhangers van het DSF tot grote ergernis van hun tegenstanders de Vlaamse Leeuw te zingen. In Antwerpen ging het er gelijkaardig aan toe: het DSF haalde er 46 % en de Tendens moest genoegen nemen met 19 %. Alleen in Gent - waar overigens slechts 35 van de 39 mandaten verdeeld werden - moest het DSF de duimen leggen voor Tendens en MLB. Opvallend in de resultaten is ook dat zowel in Gent en Brussel als in het NUHO de MLB opnieuw sterker werd dan de Tendens. Hieruit kunnen we afleiden dat vele studenten duidelijk teleurgesteld waren in de magere resultaten van de N.P. van Tuur Devens, en zich daarom naar de MLB hadden gekeerd, temeer daar de meest positieve elementen van het Tendensprogramma ondertussen door de MLB waren overgenomen. De versterking van de Tendensbasis had dus elektoraal absoluut niets opgeleverd. Het grote verschil met de kongressen van 1974, die nog terug te voeren waren tot de eenvoudige tegenstelling MLB contra de rest van de progressieve studentenbeweging, was natuurlijk de komplikatie van de centrum-rechtse oppositie. Haar sukses was grotendeels het gevolg van de anti-VVS-stemming die zij had kunnen opwekken bij het meer gematigde en konservatieve deel van de studentenbevolking. Door in haar kampagne steeds terug te komen op het feit dat via de VVS extreem-linkse groepjes in naam van de hele Vlaamse studerende jeugd konden optreden en subsidies vastkrijgen, ontketende het DSF diezelfde wrevel die de Tendens het jaar daarvoor tegen de MLB had opgewekt. Het DSF was overigens steeds blijven benadrukken dat er met de komst van de Tendens niets was veranderd. Toch is het onwaarschijnlijk dat veel ex-Tendensstemmers zich bij het DSF hadden aangesloten. Dit front moest het immers hebben van een totaal verschillend publiek. De DSF-stemmers waren studenten die doorgaans nooit eerder op een VVS-kongres geweest waren [107].

 

De mandaten voor het Nationaal Kongres waren als volgt verdeeld:

 

  MLB

TENDENS

  KVS

  DSF

ONAFHAN-   KELIJKEN

TOTAAL

     LEUVEN

      GENT

    BRUSSEL

  ANTWERPEN

      NUHO

   9

   18

   11

   3

   6

     18

     11

      4

      5

      3

    /

    6

    /

    6

    /

   20

    4

    /

   12

    /

       /

       /

       8(1)

       /

       /

      47

      35

      23

      26

       9(2)

     TOTAAL

   47

     41

   12

   36

       8

     144

 

(1) In Brussel had een groep studenten die tegen de VVS ageerde, maar die niet onder de noemer DSF wou opkomen, zich als onafhankelijk kandidaat gesteld. Deze groep, gesteund door het BSG, had zelfs acht mandaten in de wacht kunnen slepen, wat dubbel zoveel was als de Tendens aldaar.

 

(2) Op het NUHO-kongres werden wegens de lage opkomst slechts negen mandaten verdeeld.

 

         Het N.K. ging door op 3 mei 1975 te Antwerpen met Johan Steyaert van de KVS als voorzitter. De tegenstellingen tussen links en rechts zouden hier tot een hoogtepunt gevoerd worden. Aanvankelijk diende zich nochtans geen konfliktstof aan. Het DSF deelde mee zich te zullen onthouden over moties met een politieke inhoud. Tendens, KVS en MLB ondervonden dus nauwelijks problemen bij het stemmen van de protestmotie tegen de aankoop van gevechtsvliegtuigen, de eis tot ontbinding van alle Belgische fascistische groeperingen en de felicitaties aan de Vietnamese revolutionairen die "hun land van het imperialisme bevrijd hadden". De motie die het DSF had ingediend, waarin werd voorgesteld de KULAK en het LUC als volwassen leden bij de VVS-werking te betrekken, werd zelfs door de andere partijen gesteund. Maar daarna barstte het konflikt los. De DSF-afgevaardigden in de mandatenkontrolekommissie (bestaande uit leden van DSF, Tendens, MLB, KVS) wilden zich immers niet neerleggen met de verdeling van de NUHO-mandaten. De MLB zou op een illegale manier aan haar 6 mandaten geraakt zijn, wat door MLB'ers sterk werd tegengesproken. Toen de kontrolekommissie bij eenvoudige meerderheid besloot de mandatenverdeling te behouden, liepen de spanningen erg hoog op. Uit protest tegen "het belachelijke en ergerlijke verloop van de vergadering" verlieten alle DSF'ers de zaal. Zij hoopten dat daardoor het N.K. te weinig aanwezigen zou tellen om nog geldige beslissingen te kunnen nemen. Na een nieuwe telling bleken echter nog meer dan voldoende gemandateerden aanwezig te zijn, en werden de legislatieve werkzaamheden verdergezet. Nu dreigde er echter een nieuwe konfrontatie tussen de MLB- en de Tendens-pool. Nadat tijdens de politieke diskussie de KVS'ers hadden verklaard zich volledig te scharen achter het Tendensprogramma, waren de Tendensers bereid de KVS-kandidaat voor het voorzitterschap van de VVS te steunen. Zo wist Johan Van Hecke (student politieke en sociale wetenschappen aan de UFSIA) het ondanks sterke MLB-tegenwind uiteindelijk te halen met 53 % van de uitgebrachte stemmen [108].

 

         Daarmee was de kous echter niet af. Na het kongres zette de MLB nog een lasterkampagne tegen het DSF in gang, waarbij haar leden verweten werd de VVS tegen te werken i.p.v. een konstuktieve houding aan te nemen. Ook werden de DSF'ers van extreem-rechtse sympatieën beschuldigd, iets wat in een artikel in Ons Leven prompt werd tegengesproken. Dezelfde beschuldigingen werden later ook door de Tendens herhaald, maar het DSF had nu eenmaal een stevige voet binnen de VVS en zou zich in het volgende akademiejaar dan ook flink laten gelden [109].

 

 

2. EEN IDEALE AKTIESTRUKTUUR (Akademiejaar 1975-1976).

 

         Het akademiejaar 1975-'76 stond in het eerst trimester volledig in het teken van de strijd tegen De Croo en Humblet. De VVS spendeerde al haar tijd en energie aan de oprichting en de ondersteuning van een demokratisch aktiefront (het NSF, zie hieronder). Vanaf december kwam ook de interne werking van de VVS meer vooraan op de agenda van de N.P., met name de statuuthervorming en daarna de voorbereiding van de kongressen. Die N.P. was zoals gezegd samengesteld uit leden van de Tendens en de KVS. De Kristenen voor het Socialisme hadden zowel de voorzitter (Johan Van Hecke, huidig voorzitter van de CVP-fraktie in de kamer) als de sekretaris kunnen benoemen, nota bene de twee betaalde funkties in de VVS. Terwijl de N.P. van vorig jaar haar best had gedaan om de VVS, die zolang een MLB-vesting was geweest, terug werkbaar te maken, maakte de nieuwe ploeg definitief komaf met het MLB-verleden. Al wat naar de MLB verwees of niet direkt bruikbaar was werd "gedumpt" in het Archief en Museum van het Vlaamse Studentenleven (AMVS). In de loop van het akademiejaar ging de KVS - als studentenfraktie - overigens volledig op in de Tendens, iets wat al lang te verwachten was. Een andere organizatie die de Tendens kwam versterken was Arbeid [110].

 

         De werkgroep Arbeid is in de herfst van 1972 in de Gentse regio ontstaan toen een groep progressieve jongeren uit de Vlaamse beweging (Were-Di, VNSU, VU) zich verzamelde rond een maandblad (Arbeid) en zich tot doel stelde deze beweging te "bekeren". Zij zagen immers in de Vlaamse strijd in de eerste plaats een klassenstrijd en reageerden hiermee tegen de overwegend konservatief ingestelde flaminganten, die "er nog altijd niet in geslaagd [waren] de eenzijdigheid van haar overwegend taalkulturele erfenis te verruimen tot een revolutionaire totaalvisie op mens en maatschappij" [111]. De werkgroep Arbeid zag geen nut in het vervangen van de franskiljonse kapitalisten door exklusief Vlaamse uitbuiters. Het Vlaamse volk kon enkel ontvoogd worden als het ook daadwerkelijk de produktiemiddelen in handen kreeg. Samen met de geografische uitbreiding evolueerde de groep ook meer en meer in marxistische zin. En zo kwam ze terecht in de Beweging voor Progressieve Frontvorming (BPF). Daar legde ze kontakten met linkse politieke groepen (als de RAL, Links, de Jongsocialisten), met groepen die vanuit een evangelistische inspiratie tot het socialisme waren gekomen (zoals Politiek Alternatief en de KVS) en met alternatieve groepen die rond een deelproblematiek werkten (b.v. buurtwerk, migrantenorganizaties, alternatieve geneeskunde). De bewegingen die zich achter de BPF schaarden gingen akkoord met de volgende doeleinden: socialisatie van de produktiemiddelen, demokratische planning van de ekonomie en zelfbeheer in alle geledingen van het maatschappelijk leven. Dit gemeenschappelijk ideeëngoed was de aanleiding tot het starten van konkrete onderhandelingen tussen Arbeid en de RAL over een nauwere vorm van samenwerking. Het was langs deze weg dat Arbeid bij de Tendens was betrokken [112].

 

1. Het werkvlak van de VVS in 1975-1976.

 

         A. HET NATIONAAL STUDENTENFRONT.

 

         De akties op onderwijsvlak waren een voortzetting van de strijd tegen De Croo en Humblet in 1974-'75. Tijdens de zomervakantie werden de ontwerpen van de Ministers van Onderwijs geherformuleerd in het wetsontwerp-De Croo-Humblet-Geens (Gaston Geens was de Staatssekretaris voor Wetenschapsbeleid). Naast een feitelijke numerus clausus voor buitenlandse studenten (de niet-Belgische studentenpopulatie werd beperkt tot 2% van het totale aantal binnenlandse studenten) werd nu een begin gemaakt met een gedeeltelijke afbraak van de sociale sektor. Bovendien werd de financieringswet van 27 juli 1971 gewijzigd in deze zin dat het aantal subsidieerbare studenten per fakulteit verkleind werd. De universiteiten werden dus niet meer integraal voor alle studenten betoelaagd. De herziening van de financieringswet bracht ook een herindeling van de studierichtingen en een verandering van de omkaderingsnormen met zich mee, wat onvermijdelijk de tewerkstelling aan de universiteiten zou verminderen en volgens critici ook de kwaliteit van het onderwijs zou aantasten. Daarnaast werd dan nog eens de benoemingstop voor het wetenschappelijk personeel overgenomen uit het eerste voorstel De Croo-Humblet, en werden ook de uitgaven voor het akademisch personeel drastisch teruggeschroefd, wat in de praktijk betekende dat honderden academici moesten afvloeien. Het wetsontwerp De Croo-Humblet-Geens werd in zijn geheel opgenomen in hoofdstuk III van de programmawet, een reeks maatregelen waarmee de regering Tindemans de ekonomische krisis wou bestrijden [113].

 

         De VVS reageerde onmiddelijk na het bekendmaken van de programmawet, en niet alleen tegen de maatregelen i.v.m. het onderwijs maar ook tegen de antikrisispolitiek in het algemeen. Bij de VVS werd een marxistische analyse gemaakt die in haar kritiek aanleunde bij de visie van SAP en PVDA. De spiraal van de kapitalistische krisis die in VVS-studies onder de loep werd genomen zag er als volgt uit:

 

                                                      INFLATIE

                                            BELASTINGEN OP LAGERE

                                               BEVOLKINGSKLASSE

                                              besparingen in RIZIV,

                                               sociale woningbouw,

                                               onderwijs, openbaar

                                                       vervoer

                                                      ontslagen

 

STAAT MOET ERGENS GELD VANDAAN HALEN                       INKOMEN VAN DE WERKENDE BEVOLKING DAALT                                         

 

STAAT KOMT BEDRIJVEN TE HULP                  VRAAG DAALT

(subsidies, leningen, staats-

bestellingen, gratis weten-

schappelijk onderzoek,...)

 

 

WINSTEN VAN BEDRIJVEN IN GEVAAR                               OVERPRODUKTIE

 

                                              EKONOMISCHE KRISIS

 

EN IN WALLONIE...

 

De Franstalige studenten ondervonden het als een zware handicap voor het voeren van akties tegen de programmawet dat er geen koördinatie-organisme voorhanden was. De MUBEF was immers al jaren geleden ter ziele gegaan. Aktieve studenten uit alle Waalse universiteiten kwamen daarom in november 1975 samen en richtten een Front des Etudiants Francophones (FEF) op. Het was de bedoeling dat dit front de mening van alle Franstalige Belgische studenten zou vertolken tegenover de overheden en de publieke opinie. Het zou ook een aktiestruktuur worden die de strijd tegen de programmawet in een hogere versnelling ging brengen. Maar het FEF faalde. De redenen lagen voor de hand. Het bleek immers louter te gaan om een soort werkgroep van niet-verkozen progressieve aktievelingen, aanleunend bij de PSB. Het FEF had dan ook nauwelijks een uitgewerkte struktuur (1).

 

(1) AVVS. Verslag N.P. 22        januari 1976.

 

         De VVS zocht dan ook kontakt met de vakbonden om samen akties te voeren en verspreidde pamfletten onder de bevolking met de oproep zich niet neer te leggen bij deze aanval op de sociale verworvenheden van de werkende mensen. In tegenstelling tot de MLB-jaren, die gekenmerkt waren door een soort willekeurig arbeiderisme, zonder enig kontakt met de vakbonden, gaan er nu konkrete banden gesmeed worden tussen de VVS en de arbeidersbeweging, en worden samen akties gevoerd. De VVS wilde de strijd tegen De Croo-Humblet-Geens duidelijk ingeschakeld zien in de algemene arbeidersstrijd tegen de programmawet. Toch ging vanzelfsprekend de meeste aandacht uit naar het onderwijs-onderdeel van deze antikrisiswet. In september besliste de N.P. van de VVS een ruime informatiekampagne op te starten en te werken aan de opbouw van een autonome en demokratisch gestruktureerde aktie-organizatie van de studentenbeweging. Op 15 september was het zover: op een door de VVS samengeroepen vergadering werd door studentenorganisaties van alle universiteiten en hogescholen, werk- en aktiegroepen en individuen een Nationaal Studentenfront (NSF) tegen De Croo-Humblet opgericht. De VVS'er Johan Van Hecke werd tot voorzitter verkozen. Het NSF koördineerde de aktiviteiten van alle Centrale Aktiekomitees (CAK's). Dat waren regionale vergaderingen met vertegenwoordigers van universiteit, NUHO-instellingen en zelfs middelbare scholen. Nog een trap lager stonden de Fakultaire Aktiekomitees (FAK's), algemene vergaderingen die de informatieverspreiding en mobilizatie per fakulteit regelden en afgevaardigden stuurden naar de CAK's. Op haar beurt delegeerde elk CAK vijf mensen naar het NSF. Eens de demokratische werking goed op dreef was gekomen trok de VVS zich terug naar de achtergrond en beperkte haar inbreng tot voorbereidend opzoekingsstudie- en kontaktwerk en stelde de infrastruktuur van het VVS-sekretariaat ter beschikking van het NSF. Het autonome NSF bleef steeds het hoogste beslissingsorgaan. Dat in Wallonië de akties maar moeizaam op gang kwamen was wellicht voor een groot deel te wijten aan het ontbreken van een dergelijke basisdemokratische struktuur (zie kader p. 71) [114].

 

 

 

         De eerste pogingen om een massa-aktie op te starten, eind oktober-begin november, stuitten in de meeste centra op een duidelijk gebrek aan motivatie vanwege de grote groep der studenten. Met de maatregelen van De Croo-Humblet-Geens werden zij ook niet rechtstreeks zelf getroffen, wat b.v. wel het geval was met de Wet-Claes-Hurez [115]. De eerste akties waren dan ook het werk van het personeel (dat haar werkgelegenheid ernstig bedreigd zag) en een kleine groep aktieve linkse studenten. Ook de universitaire overheid liet haar ongenoegen met de plannen geregeld blijken, en stond dus positief t.o.v. de meeste akties. Om de passiviteit van de studentenmassa te doorbreken en tegemoet te komen aan de nood aan centrale informatieverspreiding lanceerde de VVS het nationale aktiemagazine De Crootklant (waarschijnlijk een samentrekking van De Croo en de Klootkrant). Hierin werden de studenten eraan herinnerd dat afdankingen van assistenten ook in hun nadeel uitviel (minder begeleiding, grotere groepen, ouwe rechtse proffen), en werd de slogan "Personeel-studenten: één strijd" verbreid [116].

         De eerste staking van zowel personeel als studenten aan alle Vlaamse universiteiten (29 oktober) was geen sukses te noemen, en aan de kleine betogingen en info-meetings van de dag erop namen ook maar weinig studenten deel. De studenten kwamen pas uit hun schulp na de massale mobilizatie voor de regionale betogingen op 13 november te Leuven (ongeveer 1.500 deelnemers), Gent (1.000), Brussel (5.000) en Antwerpen (800). Op 21 november werd door het NSF en het gemeenschappelijk Vakbondsfront van ACOD en CCOD een nationale betoging georganizeerd, waarbij zo'n 16.000 ontevredenen door de straten van Brussel trokken. Nu was het hek pas goed van de dam, en de hierop volgende week werd gekenmerkt door dagenlange stakingen van studenten en personeel aan verschillende universiteiten [117].

 

         Dit eenheidsfront van de vakbonden en de studentenbeweging werd niet door iedereen even positief onthaald. Terwijl in Rood, het blad van de RAL, die samenwerking omschreven werd

 

 

Afb. 6: Elke editie van De Crootklant kreeg een ondertitel mee die geïllustreerd werd met een cartoon. Dit liederlijke tafereel komt uit De Crootklant nr. 3: "De Croo voor de pirana's!".

 

werd als een belangrijke stap in de Belgische klassenstrijd, ging de MLB het NSF verwijten door de samenwerking met de syndikaten de zaak van de arbeiders te verraden. Ook de vakbondsleiding was niet onverdeeld gelukkig met de frontvorming met studenten. Als begin december de regering onderhandelingen met de vakbonden aanknoopt, roepen ACOD en CCOD op om de strijd te staken. Het NSF verwerpt echter de onderhandelingsvoorstellen van de regering, en steunt de syndikalisten die de strijd verderzetten. Op de  nationale  betoging  die het NSF inrichtte op 9 december waren, ondanks "het verraad van de vakbondsbureaukraten", vele delegaties van personeel aanwezig. Hoewel deze manifestatie een numeriek sukses was (opnieuw zo'n 15.000 betogers) werd dit het eindpunt van de massabeweging. De regering, de rektoren en de vakbonden waren immers tot een akkoord gekomen, en in Antwerpen was het CAK al gedemobilizeerd. De andere leden van het NSF zetten de akties wel verder (MLB en SJW wilden het brede aktiefront absoluut levend houden) maar kwamen niet verder dan enkele kleine betogingen die op heftige rellen eindigden. Op 5 januari tenslotte werd het ontwerp-De Croo-Humblet-Geens wet [118].

 

         B. DE KATER VAN DE AKTIES.

 

         Heel de eerste helft van het akademiejaar had in het teken gestaan van de akties tegen de programmawet. Alle energie van de N.P. was hierin gekropen, en daardoor kwamen de andere werkingsprojekten van dit jaar op de helling. Een solidariteitskampagne met Portugal, gepland voor oktober, was absoluut niet van de grond gekomen. Alleen in Antwerpen is er een aanzet toe geweest met een goed georganizeerde meeting. Ook het werkgroepenprojekt werd verwaarloosd. De banden met de werkgroepen gingen echter niet verloren omdat de meesten op een of andere manier wel betrokken waren bij de aktiekomitees tegen De Croo-Humblet-Geens [119].

 

         Na de akties rond de programmawet kwam er een zekere inzinking in de werking van de VVS. De vermoeidheid van N.P.-leden en de ontgoocheling over het feit dat de VVS-eisen niet konden gerealizeerd worden speelden hier zeker een rol in. De N.P. keek in eigen boezem en oordeelde dat dit defaitisme ook verklaard kon worden door het basisprogramma waarmee de Tendens was opgekomen, dat onvoldoende gekonkretizeerd was en bijgevolg te weinig als leidraad kon dienen voor een permanente werking. Maar mede door de ervaringen van dit akademiejaar was het nu mogelijk een uitgewerkt en konkreet programma uit te brengen, dat enerzijds het vertrouwen van de studenten in de Tendens (dat vorig jaar een knauw had gekregen) moest herstellen, en anderzijds een houvast en een leidraad moest bieden voor de werking van de VVS in de volgende jaren. Al in februari 1976 begon de N.P. aan dit programma te werken en het werd in maart uitgegeven als extra nummer van De Rooie Reu. De maanden maart en april werden vrijwel integraal besteed aan het voeren van kampagne met het oog op de kongressen, andere tema's kwamen nauwelijks aan bod. Het zou de VVS geen windeieren leggen [120].

 

         Een evaluatie van de akties tegen De Croo-Humblet-Geens zou de balans schijnbaar in negatieve zin doen doorslaan: geen resultaten opleverend, alle energie opslorpend, andere projekten verdringend. Toch zijn deze akties van groot belang geweest voor de VVS. Immers, meer nog dan het NAK van vorig jaar, was het NSF de konkretizering van de door de Tendens geponeerde "ideale aktiestruktuur". De getrapte basisdemokratische opbouw, de perfekte rol voor de VVS, de - aanvankelijk altans - goede betrekkingen met de vakbonden: iedereen was entoesiast over deze manier van werken. De struktuur van het NSF zou model staan voor alle aktiefronten die de Vlaamse studentenbeweging de volgende jaren zou kennen. Ook de Tendens zou steeds blijven verwijzen naar de ideale frontvorming tegen De Croo in 1975.

 

2. Statutaire problemen: het tussenspel.

 

         In november had de N.P. met de hulp van advokaat Luc Van Den Bossche nieuwe statuten opgesteld. Nu moest een Algemene Vergadering (A.V.) worden bijeengeroepen om de hervormde statuten goed te keuren (zie kader). Bij aanvang van deze A.V. (op 20 december 1975 in Leuven) legde Paul Cooreman in naam van het DSF een verklaring af: De A.V. mocht niet doorgaan omdat zij op verscheidene vlakken in strijd was met de statuten. Zo was de vergadering 20 dagen te laat bijeengeroepen, hadden lang niet alle gemandateerden een schriftelijke uitnodiging ontvangen, en was het ontwerp van statuten noch de balans en de begroting bij de uitnodiging gevoegd. Indien de A.V. niet zou worden uitgesteld zou het DSF een gerechtelijke procedure instellen om alle besluiten nietig te laten verklaren. Een extra argument om de onwettelijkheid van de A.V. aan te tonen was het feit dat er slechts 46 studenten fysiek aanwezig waren (statutair was bepaald dat minstens de helft van de gemandateerden aanwezig moest zijn om geldig te kunnen stemmen, 72 mensen dus - 75 mensen, zo dacht het DSF). Vergadervoorzitter Lieven-Maria Symoens (MLB) probeerde het probleem op de volgende wijze te omzeilen: "Ik zie 76 mensen, wie ziet er ook 76?". Hoe onwaarschijnlijk dit moge wezen, wegens deze ingreep (die later door de Tendens als een "juridisch truukje om de A.V. te redden" werd afgedaan) kon de A.V. haar werk verderzetten. Het wekt dan ook geen verbazing dat later in een kortgeding voor de rechtbank van eerste aanleg de A.V. nietig werd verklaard. VVS en DSF gingen akkoord met een minnelijke schikking waarbij - in een konstruktieve geest - een nieuwe, reglementaire A.V. zou worden belegd [121].

 

                         STRUKTUUR VVS VZW.

 

         Sinds de omvorming tot VZW in 1958 (zie hoger, p. 19) heeft de VVS altijd een tweeledig statuut gehad: enerzijds was er de feitelijke vereniging VVS, anderzijds de VZW. De werking van de feitelijke vereniging is al meermaals besproken. De struktuur van de VZW hebben we tot hiertoe nog niet behandeld, omdat die eigenlijk geen invloed heeft op de praktische werking. De VZW-struktuur zou als volgt kunnen worden geschetst:

                           RvB

 

                   ALGEMENE VERGADERING

 

   LEUVEN      GENT      BRUSSEL      ANTWERPEN      NUHO

                                                        

         Aanvankelijk werd de A.V. door het N.K. verkozen. Het kongres verkoos ook het Dagelijks Bestuur (later de N.P.), maar de RvB werd aangeduid door de A.V., zoals statutair verplicht voor een VZW. Op het einde van de jaren zestig werden gemakkelijkheidshalve de A.V. en het N.K. samengesmolten. De gemandateerden die op de Regionale Kongressen werden verkozen, waren dus zowel afgevaardigden voor het N.K. als A.V.-leden. De A.V. was bevoegd voor het goedkeuren van rekeningen en begrotingen, voor het veranderen van de statuten, voor het ontbinden van de vereniging en voor andere wettelijk voorgeschreven materies. De A.V. kwam één keer per jaar samen, en statutair moest deze vergadering in oktober of november plaatsvinden. De RvB bestond uit werkende leden (gemandateerden) en uit buitengewone leden (oud-VVS'ers), allen aangeduid door de A.V. De vz. van de VVS zat ex officio ook de RvB voor. De Beheerraad hield zich vrijwel uitsluitend bezig met het financiële beheer van de vereniging (1).

 

(1) ARUG. Statuten en reglementen. Uitgaven 1967-'68.

    De Rooie Reu, jg. 2 (1975-'76) nr. 4, 2-14.

    SORA. Voorstel tot statutenwijziging en nieuwe koördi-     natie VVS, z.d.

 

         Deze tweede A.V. kwam er op 20 maart 1976. De Tendens-ploeg had erop gelet dat alle vereisten waren voldaan, en er waren 73 gemandateerden komen opdagen, zodat deze vergadering geldig kon doorgaan. Nu poneerden enkele DSF'ers echter dat er 83 mensen aanwezig moesten zijn. Dit was de helft van de A.V.-leden plus de beheerders die niet tot de A.V. behoorden. Omdat de overige aanwezigen niet wilden ingaan op de - deze keer ongegronde - eis de A.V. opnieuw op te schorten, verliet de DSF-delegatie uit protest de vergadering. Vervolgens werden de statuten in hun nieuwe vorm goedgekeurd [122].

 

         Naast een aantal minder belangrijke artikels, waren het vooral art. 3 ("De vereniging vertegenwoordigt al de studenten in België, ingeschreven op de Nederlandse taalrol (...). De VVS is het enig vertegenwoordigend orgaan van alle Vlaamse studenten") en art. 5 ("De vertegenwoordigende leden: hiertoe behoren automatisch alle studenten ingeschreven op de Nederlandse taalrol (...)") waar de hervorming om draaide. De hierboven vermelde gewraakte fragmenten werden echter naar de geest niet echt veranderd. Het artikel 3 bleef bepalen dat de VVS het enige vertegenwoordigend lichaam van de Vlaamse studenten was, maar de zinsnede over de vertegenwoordiging van alle studenten werd in een artikel 3 bis vervangen door: "De vereniging stelt zich tot doel (...) al de studenten (...) te vertegenwoordigen". Volgens het nieuwe art. 5 waren vertegenwoordigende leden nu: "alle studenten regelmatig ingeschreven aan een instelling van hoger onderwijs (...), op voorwaarde dat het bestuur van de (...) studentenorganizatie daartoe uitdrukkelijk de wens heeft geuit". Inderdaad, de VVS vertegenwoordigde niet langer al de studenten, maar toch pretendeerde ze de enige vertegenwoordiger van de studenten te blijven, wat toch duidelijk met elkaar in tegenspraak is. Het probleem dat de VVS geen leden had werd ook niet opgelost door aan de plaatselijke studentenorganen (b.v. ASR in Leuven) de keuze te laten om toe te treden. Die organizaties moesten dan aan de VVS een lidgeld betalen van vijf frank per student aan hun instelling, zo werd bepaald in het reglement van orde. Zodra dit gebeurd was vertegenwoordigde de VVS officieel al de studenten van die instelling, en de N.P. betwijfelde niet dat ze binnenkort opnieuw alle Vlaamse studenten zou kunnen vertegenwoordigen. Dat het anders verliep zullen we het volgende akademiejaar merken [123]. Het probleem met de leden werd opgelost door de werkende leden, tot dan toe de afgevaardigden van de vertegenwoordigende leden in de A.V., uit de statuten te schrappen. In de plaats daarvan werd een nieuwe notie van werkend lid opgenomen: "Alle studenten (...) die uitdrukkelijk hun wil kenbaar maakten werkend lid te zijn van de vereniging (...), en de in art. 6 voorzien bijdrage betaalden." En daarmee had de VVS nu effektief leden, zodat ze opnieuw voor subsidiering in aanmerking kwamen. Dit tweeledig ledenstatuut bleek echter al snel vrij onwerkbaar zodat een nieuwe statutenwijziging zich opdrong [124].

 

3. Kongressen 1976: het NUHO meldt zich aan.

 

         Om een onverwachte nederlaag zoals bij de vorige kongressen te vermijden was de N.P. al vanaf februari volop bezig met de voorbereidingen. In maart werd een voorstellingsbrochure van de Tendens uitgegeven als extra nummer van De Rooie Reu. M.a.w. er werd niet voor teruggedeinsd Tendens-propaganda op kosten van de VVS uit te geven. In de betreffende brochure, die door leden van de bij de Tendens aangesloten organizaties in de centra verkocht werden, werd de basistekst die de Tendens al twee jaar gebruikte hernomen, zij het in een volledig herschreven versie. Hierbij werd nog explicieter dan tevoren gesteld dat de VVS geenszins een leidende rol mocht spelen in de studentenbeweging, maar zich tot een ondersteunende taak moest beperken. Er werden ook praktische richtlijnen meegegeven voor progressieve studenten: hoe staan t.o.v. de zogenaamde "waardenvrije" wetenschap, hoe de andere studenten maatschappelijk bewust maken, hoe zich verhouden tot de arbeidersklasse. Dit was een antwoord op de kritiek dat het vroegere Tendensprogramma niet konkreet genoeg was. Centraal instrument in deze praktische raadgevingen was de werkgroep [125].

 

         In pamfletten en toespraken n.a.v. de kongressen werd de werkgroep omschreven als de pijler van de permanente werking van de progressieve studentenbeweging. Zo'n permanente massa-organizatie, met aan de basis de werkgroepen die verenigd werden in regionale koördinaties, werd door de Tendens gezien als de beste manier om problematieken op te volgen buiten de aktieperiodes. Zij stond volledig los van de aktiestrukturen, de beide werkvormen mochten - in tegenstelling tot wat de MLB voorstond - niet vermengd worden.

         Aktiekomitees werden voor een bepaalde tijd opgericht, met het oog op één welbepaalde aktie en moesten autonoom en demokratisch worden gestruktureerd. Links en rechts moest zich in deze aktiekomitees verenigen, om samen te strijden voor een hoger doel. De akties tegen De Croo-Humblet-Geens waren - hoewel ze niets konkreet hadden opgeleverd - in dat opzicht een perfekt voorbeeld van de werking van zo'n aktiestruktuur: er was een grote mobilizatie, de strukturen waren basisdemokratisch, en bovendien werd er een brug geslagen tussen studenten en arbeiders. Dit laatste gegeven, samenwerking met de arbeidersbeweging tegen het kapitalisme, werd op het Leuvense R.K. door Tendens-spreker Mark Derez gepropageerd als de strategie om tot het socialisme te komen. Hierbij haalde hij sterk uit naar de MLB die de vakbonden en de (reformistische) socialistische beweging meed. De visie van de MLB op de aktiestrukturen werd ook stevig op de korrel genomen: hun voorstel van de FAK-RAK-NSF-struktuur te vervangen door eenvoudige open vergaderingen op regionaal en nationaal vlak, waar niet alleen de afgevaardigden maar iedereen stemrecht zou hebben, zou volgens Derez kunnen leiden tot manipulatie van de vergaderingen door een kleine groep radikalen. De demokratische basiswerking zou zo verloren gaan [126].

 

         Het centrale tema van de MLB in de verkiezingsstrijd was dit jaar de eenheid van alle progressieven. Regionaal wilden ze wel onder hun eigen naam opkomen, maar nationaal moest samen met de Tendens één team worden opgericht op basis van een gemeenschappelijk minimumplatform. Zo moest aan frontvorming tegen rechts worden gedaan. Met deze eenheidsgroep maakte de MLB een flinke draai t.o.v. haar anti-Tendens-kampagne van het voorgaande jaar. Het is natuurlijk de vraag of dit voorstel niet als opportunistisch moet worden gezien, rekening houdend met de onmogelijkheid van de MLB een meerderheid te halen op de VVS-kongressen. De oproep werd overigens verworpen door de Tendens omdat dit slechts een bijzonder laag minimumplatform zou kunnen opleveren en de werking zou verlammen door ellendige diskussies, vermits de respektievelijke standpunten van de beide linkse groeperingen te sterk uiteen liepen. Bovendien, zo zei Louis van Dievel in naam van de Tendens op het N.K., was het grote gevaar van rechts er helemaal niet gekomen en was de MLB-oproep bijgevolg niet zo dringend [127].

 

         Natuurlijk verschoot de Tendens haar pijlen niet op de MLB. Op de kongressen waren de meeste verwijten gericht aan het DSF, en in de Tendensbrochure was zelfs een hele paragraaf gewijd aan "de aard en rol van het DSF". Vooral hun (soms extreem-) rechtse achterban, hun zogezegd "onkonstruktieve" houding t.o.v. de VVS-werking (bedoeld werden de problemen met de A.V.'s) en hun dissidentie in de akties tegen De Croo-Humblet-Geens werden sterk op de korrel genomen. De DSF-eis om de VZW VVS op te doeken en te vervangen door een koördinatie-orgaan van bestaande studentenverenigingen werd vrij cynisch onthaald als een poging om het dalende belang van KVHV en andere deelnemers aan het DSF een nieuw elan te geven. Het DSF verweerde zich door zichzelf een basisinitiatief te noemen dat enkel de ondemokratische werking van de VVS aan de kaak wou stellen. Dat er extreem-rechtse figuren het DSF steunden kon wel zijn, maar daar had de leiding niets mee te maken. En dat er extreem-rechtse kringen invloed hadden op het DSF werd  formeel ontkend.

 

 

Afb. 7: Deze cartoon, die in de Tendensbrochure bij het hoofdstuk over het DSF is terug te vinden laat geen twijfel bestaan over de visie van de Tendensers op deze partij.

 

Toch kampte het DSF met innerlijke problemen: op verschillende plaatsen hadden het KVHV en de VNSU afstand genomen van het DSF. Volgens de Tendens hadden ook verscheidene voormalige DSF'ers aanstoot genomen aan de afzijdigheid van het DSF in de akties en hadden daarom de kant van de progressieve studentenbeweging gekozen. Op het N.K. tenslotte werd er openlijk geruzied in de DSF-rangen. De mensen die in Gent waren opgekomen onder de naam "DSF" hadden volgens de andere DSF-gemandateerden niets met hun vereniging te maken, hun mandaten moesten louter op naam van KVHV en VNSU worden geschreven [128].

 

         Gent was dit jaar overigens het enige kongres waar het "DSF" (voor zover we het nog zo mogen noemen) de meerderheid had kunnen halen. Zowel de MLB als de Tendens moesten er flinke klappen inkasseren, het aantal "DSF"-mandaten werd verviervoudigd. De slechte positie van de Gentse Tendens in vergelijking met de andere centra was eigenlijk te wijten aan het feit dat de "Tendens" als groepering er eigenlijk niet bestond. De groepen die elders de Tendens-ploegen vormden (SJW, Arbeid, KVS, e.a.), hadden zich in Gent niet verenigd. Wellicht omdat de studentenwereld aldaar een meer uitgebreide strukturering en bureaukratizering (in de konventen) van de studentenwereld aldaar. Het gevolg was dat er voor de "Tendens" dan ook nauwelijks gemobilizeerd werd n.a.v. het R.K., wat voor de beide konkurrenten wel het geval was. De mensen die dan toch op de Tendens stemden deden dit louter op basis van het nationale programma. In alle centra buiten Gent viel het DSF naar een lager niveau, steeds ten voordele van de Tendens. In Antwerpen had de DSF-lijst, nadat alle sympatisanten zonder studentenkaart waren buitengezet, zelfs geen enkel mandaat meer kunnen behalen. De goed voorbereide Tendens-kampagne had haar vruchten opgebracht. Het Leuvense DSF dat het vorige jaar nog het sterkste was moest nu zes mandaten prijsgeven aan de Tendens, waardoor deze laatste de absolute meerderheid haalde. Ook elders deed de Tendens het behoorlijk goed: in Antwerpen en Kortrijk behaalde zij zelfs 88 % van de mandaten. In Antwerpen was er het afgelopen jaar immers sterk gemobilizeerd zodat er - vooral aan de UIA en de UFSIA - een sterke Tendens-aanhang was gegroeid (zie kader p. 82). De Tendens steeg van 5 mandaten (11 als we de KVS-mandaten erbij tellen) naar 22, de DSF behaalde er geen enkel mandaat. Dat de voorzitter van de VVS in 1975-'76 een Antwerpenaar was geweest was hier natuurlijk niet vreemd aan. Dat de Tendens in Kortrijk zo sterk was, mag geen verbazing wekken, gezien de grote aanhang van de Werkgroep Arbeid (en in mindere mate de SJW) aldaar. De Arbeid-voorman Axel Buyse kreeg op het Kortrijkse R.K. het publiek gemakkelijk op zijn hand, in tegenstelling tot Mark Vermeersch die van de RUG was komen afzakken om het MLB-programma te verdedigen. Het was dit jaar overigens de eerste keer dat er in Kortrijk een kongres georganizeerd werd, dit in navolging van de besluiten van het N.K. van 1975. Ook aan het LUC waren verkiezingen voorzien, maar wegens gebrek aan belangstelling gingen ze uiteindelijk niet door.

 

DE VVS IN ANTWERPEN.

 

De aanhang van de VVS in Antwerpen was sterk generatiegebonden. Dit had natuurlijk te maken met het gegeven "kandidaturenuniversiteit". Wanneer de drijvende krachten achter de VVS hun kandidaturenprogramma hadden afgewerkt, vertrokken ze veelal naar Leuven of Gent voor hun licenties. Daardoor kon de werking soms volledig stilvallen. Ook wanneer die studenten aan de UIA voortstudeerden waren de kontakten met de kandidaturen erg beperkt. De VVS was een tijdlang opgenomen in de UIA-studentenkoepel, waarin zij als Antwerpse studentenvereniging erkend was. Haar plaatselijke aktiviteiten werden dan ook aardig gesubsidieerd. Aan de UFSIA was de KVS de enige pijler waarop de VVS steunde, een funktie die in het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken (HIVT) door Lynx werd waargenomen. Lynx was een progressieve werkgroep die het gelijknamige blad uitgaf en al in 1975 het Tendensprogramma onderschreven had. Uit deze werkgroep kwam overigens SJW'er Louis Van Dievel, de nieuwe Tendens-kandidaat voor het voorzitterschap van de VVS. Aan de RUCA tenslotte kwam de VVS nooit van de grond, al kreeg de VVS er officieel de steun van de SAS en Argus (Humanistische studenten) (1).

 

(1) Interviews L. Van Dievel en D. Jacobs.             AMVS. Oproep VVS-kongres Antwerpen (1976).

         In Brussel moest de Tendens ook dit jaar de duimen leggen voor de maosten (o.l.v. Walter Staveloz), zij het slechts met een verschil van 1 mandaat. Een verklaring hiervoor was dat de VUB steeds een traditioneel sterke MLB-basis had gehad, en dat - in tegenstelling met de andere universiteiten - de Tendens hier uitsluitend uit SJW'ers bestond. Maar er was nog een komplikatie: de groep die vorig jaar aan de VUB als onafhankelijke was opgekomen bood zich ook nu weer aan, dit maal als een georganizeerde tendens, de Aktief Linkse Studenten (ALS). Op het R.K. in Brussel formuleerde BSG-sekretaris Hans Baecke in naam van de ALS kritiek op de MLB en de Tendens die vergelijkbaar was met de DSF-kritiek, met dien verstande dat de ALS de omvorming van de VVS naar een overkoepeling van studentenorganizaties voorstond om te vermijden dat de VVS in handen zou vallen van rechts (in casu het DSF) [129].

 

DE KONTAKTGROEP SOCIALE SCHOLEN

 

          De eerste gezamelijke vergadering van studenten en docenten van verschillende Sociale Hogescholen kaderde in een studiedag in 1973-'74, georganiseerd n.a.v. problemen met de studentenstages. Hierop geïnspireerd, maar dan beter voorbereid, werd het volgende schooljaar een evaluatiedag gehouden. Omdat zo'n eenmalige beoordeling van de opleiding niet veel zin had - veel verder dan het opstapelen van grieven kwam men niet - werd in 1975 besloten tot de oprichting van een Front van Sociale Scholen (FSS) dat de idee van een permanente evaluatie moest belichamen. De kohesie binnen deze groep was echter niet erg sterk en bovendien waren er slechts enkele scholen aktief bij betrokken. Wat hier vooral gemist werd was een nationale permanentie die de kontakten tussen de scholen kordineerde. Daarom had de opvolger van het FSS ook meer sukses. Het was de volkshogeschool Elcker-Ik die het initiatief nam om de sociale scholen weer bij elkaar te brengen en zelf het sekretariaat te vormen. In juli 1975 richtte Elcker-Ik Antwerpen een Projektgroep Kulturele Animators (PKA) op, bedoeld als overlegorgaan om meer perspektief te krijgen in het vormingswerk. Al tijdens  de eerste

vergadering bleek dat de volkshogeschool eigenlijk de bedoeling had om een soort struktuur van alle sociale scholen in Vlaanderen te kreëren, en meer bepaald een dwarsverbinding tussen alle Vlaamse progressieve studenten en docenten om de socio-kulturele opleiding te herbekijken. Ze wilde bereiken dat afgestudeerde studenten later met dezelfde visie als Elcker-Ik vormingswerk zouden bedrijven en dus een essentiële bijdrage aan de socialistische volksbeweging zouden leveren. De eerste jaren bleef de geïmmigreerde Nederlander Homme Jansma, vormingswerker bij die Antwerpse volkshogeschool, trouwens de drijvende kracht achter de bijeenkomsten van de sociale scholen (1).

Na het vergelijken van strukturen kwam al dadelijk de nadruk te liggen op het gebrek aan demokratische overlegorganen en andere inwendige problemen waar de sociale scholen mee kampten. In oktober werd de PKA wegens het licht veranderde opzet omgedoopt tot Werkgroep Kontakt tussen de Sociale Scholen. Het primaire doel werd nu omschreven als het "beter uitbouwen van de studentenbeweging, zowel binnen de school als overkoepelend" en "informatie verzamelen en vergelijken over de schoolsituatie en het maatschappelijk werk in de praktijk". De versterking van de studentenwerking werd immers noodzakelijk geacht om doelstellingen zoals kwaliteitsverbetering van het onderwijs te kunnen realizeren. De volgende stap was het startweekend (25 en 26 oktober 1975) waar de vertegenwoordigers (zowel studenten als docenten) van negen sociale hogescholen besloten een heuse vereniging te vormen onder de naam Kontaktgroep Sociale Scholen (KSS).

         Vanaf dat moment werd minstens maandelijks een vergadering belegd, waar de evoluties in de scholen werden besproken, ervaringen uitgewisseld en werkgroepen werden opgestart (werkgroep lesevaluaties, werkgroep maatschappijbetrokkenheid van de opleiding, werkgroep samenwerking leraars-studenten, werkgroep schoolbetrokkenheid leraars en studenten). Pas in 1976 zou de KSS erin slagen om werkelijk alle sociale hogescholen bij haar werking te betrekken (2).

 

(1) ARUG. Verslag PKA-vergadering 5 juli 1975.

    Kontaktblad Sociale Scholen, jg. 1 (1975-'76) nr. 2,   z.p.

(2) ARUG. Verslag Werkgroep Kontakt tussen de Sociale Scholen 4 oktober 1975.

    ARUG-verslag KSS-weekend 25-26 oktober 1975.

 

         Bij het regionaal NUHO-kongres was er dit jaar voor de eerste keer een groep opgekomen die uitsluitend NUHO-studenten groepeerde. De Kontaktgroep Sociale Scholen (KSS) (zie kader) had in maart de VVS benaderd met een aanvraag om te mogen deelnemen aan de kongressen. De KSS kende de VVS als organizator van de kongressen die jaarlijks voor de hogescholen werden georganizeerd, andere banden waren er niet.

         De MLB - en sedert 1974 ook de Tendens - had nauwelijks voeling met de NUHO-studenten, maar stelde zich niettemin jaarlijks kandidaat. Voor de KSS waren deze groeperingen echter te uitsluitend op politieke basis gegrond, en daarom wilde ze zichzelf profileren als een zinvol alternatief voor niet-universitaire studenten. Door zich kandidaat te stellen bij de VVS-verkiezingen hoopten de KSS'ers in de eerste plaats subsidies te kunnen krijgen voor hun werking, en de VVS-infrastruktuur te kunnen gebruiken voor het onderhouden van kontakten met de aangesloten scholen. Bij de aanvang van het NUHO-R.K. sloot de Tendens een akkoord met de KSS. In ruil voor de KSS-stemmen

 

op het N.K. trokken de Tendensers zich terug en steunden het KSS-programma. De KSS kon het dan ook gemakkelijk halen en verwierf 75 % van de mandaten [130].

 

         De diskussies over de moties en de programma's op het N.K. verliepen dit jaar (in vgl. met 1975) opvallend rustig. Het DSF, de VNSU en het KVHV hielden zich op de vlakte, stemden erg verdeeld over de moties, verklaarden geen politiek programma te hebben en wensten geen voorzitter naar voor te schuiven. Wellicht waren het de slechte uitslag in de Regionale Kongressen en de problemen in eigen rangen die de rechtse oppositie nu een toontje lager deed zingen. Hierdoor kwam de nadruk alweer te liggen op de tegenstelling MLB-Tendens. Louis Van Dievel (Tendens, HIVT Antwerpen) haalde met gemak de bovenhand op de MLB-kandidaat Mark Vermeersch, en werd met 66 % van de stemmen de nieuwe voorzitter van de VVS. Het DSF had geen kandidaat voorgesteld. Van Dievel [131] stelde een N.P. samen waarin ook twee KSS'ers waren opgenomen. Hiermee hoopte de Tendens het NUHO eindelijk volwaardig bij de VVS-werking te kunnen betrekken [132].

 

      De mandatenverdeling voor het Nationaal Kongres, gehouden te Gent op 8 mei 1976, was als volgt:

 

  MLB

 

TENDENS

 

DSF

 

  ALS

 

KSS

 

   TOTAAL

 

     LEUVEN

      GENT

    BRUSSEL

  ANTWERPEN

    KORTRIJK

    LIMBURG

      NUHO

 

   9

   13

   8

   3

   2

    /

   5

 

     24

     11

      7

     22

     15

      /

      /

 

  14

  15

   /

   0

   /

   /

   /

 

   /

   /

   8

   /

   /

   /

   /

 

   /

   /

   /

   /

   /

   /

  15

 

      47

      39

      23

      25

      17

       /

      20

 

     TOTAAL

 

   40

 

     79

 

  29

 

   8

 

  15

 

      171

 

 

 

3. DE VVS WORDT EEN LEDENORGANIZATIE (Akademiejaar 1976-1977).

 

         Dit jaar zou de VVS proberen om zich expliciet naar de studenten te richten. De basiswerking werd grondig uitgebouwd, er kwamen regionale koördinatiecentra voor de werkgroepen, de VVS werd omgevormd tot een ledenorganizatie, en er werd ijverig gezocht naar mogelijkheden om een permanente massabasis voor de studentenbeweging te funderen. Een van de middelen om de public relations van de VVS te verzorgen werd het nieuwe tijdschrift, De Roje Reu, dat een heel andere vorm en inhoud meekreeg dan haar voorganger De Rooie Reu. Het nieuwe blad verscheen veel regelmatiger (er werd gepoogd om de twee weken een nieuw nummer klaar te hebben), werd op bredere schaal verspreid (verkocht in fakulteiten en studentenrestaurants), en kreeg een frissere en meer verzorgde lay-out (met cartoons, fragmenten uit Franse stripalbums en foto's). Het tijdschrift werd weliswaar gedrukt op de persen van Rood, het weekblad van de RAL, maar de redaktionele lijn stond volledig onafhankelijk t.o.v. deze partij. De VVS kreeg er overigens ook niet bepaald vriendjesprijzen voorgeschoteld. De tematiek in de Roje Reu was toegespitst op de demokratizering van het onderwijs in het algemeen en konkrete studentenproblematieken in het bijzonder. Vrij veel aandacht werd besteed aan het bekommentariëren van het werk van de werkgroepen. Van meer diepgaande maatschappelijke analyses (die frekwent in de Rooie Reu werden behandeld) was er geen sprake meer, het tijdschrift moest immers studenten aantrekken, niet afschrikken. Politieke diskussies werden dan weer wel neergeschreven in het Rooi Woefke, een intern blad voor de kaders van de VVS met achtergrondinformatie en studieteksten. Voor deze militanten werden maandelijks kadervormingen georganizeerd, die dankzij de nieuwe wetgeving op de jeugdorganizaties volledig door de NJR werden terugbetaald [133]. In het totaal ontving de VVS voor 215.000 frank subsidies, en daarnaast waren er nog de opbrengsten van lidkaarten en benefietfuiven. Vaste kosten en werkingskosten bedroegen echter een pak meer zodat zo'n 150.000 frank van de reserves moest worden aangesproken [134].

 

1. Het werkvlak van de VVS in 1976-1977.

 

   A. TWEE AKTIEPOLEN: NUMERUS CLAUSUS EN HET EGMONTPLAN.

 

         Op 9 augustus l976 stuurden de onderwijsministers De Croo en Humblet een aantal omzendbrieven naar de Belgische normaalscholen en de hogere instituten voor ergo- en kinesiterapie. Hierin werden allerlei rationalizatiemaatregelen aangekondigd zoals een beperking van de leerlingen in het eerste jaar van de betreffende instellingen (m.a.w. numerus clausus), grotere klassen, een verhoging van het schoolgeld. Na een betoging van 2500 leerkrachten, direkteurs en leerlingen van het Vlaams katoliek pedagogisch onderwijs (2 september 1976), een 24-urenstaking in de rijksscholen (20 september 1976) en allerlei andere vormen van protest door vakbonden, ouderkomitees en scholieren werd afgezien van de instelling van een numerus clausus, maar de scholen moesten nu zelf een soort selektie doorvoeren (b.v. ingangseksamens). De akties namen niet af na deze "toegeving", integendeel. Vooral in Gent hing veel strijdlust in de lucht. Eind september staakten leraars en leerlingen van de Gentse Rijksnormaalschool twee dagen lang, en hiervan maakten ze gebruik om te gaan mobilizeren bij de andere geviseerde scholen. Begin oktober kon er door hen dan ook een Gents Koördinatiekomitee (GKK) worden opgericht waarin - naast natuurlijk leerlingen van de betreffende scholen - ook studenten van de RUG aktief meewerkten. Op de manifestatie die het GKK op 14 oktober hield, stapten ook een honderdtal universiteitsstudenten op tussen de 2.500 betogers. Waarom werkten die studenten mee aan de akties? Zij werden toch niet rechtstreeks getroffen door de omzendbrieven? Hun engagement werd gevoed door de steeds konkreter wordende dreiging van de numerus clausus. Als die er in de pedagogische en para-medische scholen zou komen, zou het wellicht niet lang duren vooraleer ook de andere NUHO-instellingen en de universiteiten erdoor getroffen zouden worden. Dat was voor de VVS ook de reden om een Nationaal Koördinatiekomitee (NKK) tegen numerus clausus en andere willekeurige onderwijshervormingen op te starten. De akties die de VVS dan in het NUHO ging voeren, maakten deel uit van een strategie om de VVS een basis in de hogescholen te geven, ook buiten de sociale scholen. De VVS zorgde al van bij de aanvang van de akties voor informatievergaring en -verspreiding, en het GKK deed steeds een beroep op haar voor het drukken en verspreiden van haar affiches en pamfletten. De VVS was overigens samen met het GKK de organizator van een suksesvolle nationale meeting te Gent (21 oktober 1976) [135].

 

Afb. 8: De invoering van een numerus clausus aan de universiteit werd gezien als een reeel gevaar. Hier een cartoon uit het Gentse studentenblad Rugnummer.

 

         Terwijl nu de universiteitsstudenten in de strijd betrokken werden, en ook regionale koördinatiekomitees in Antwerpen en Luik sukses begonnen te boeken, besliste de ACOD ineens haar stakingsaanzeggingen op te schorten. De regering had nl. toegezegd een permanent nationaal overlegorgaan voor onderwijsproblemen op te richten, en hierdoor wist zij, zonder de omzendbrieven in te trekken, toch de vakbondstop voor zich te winnen. Dit betekende natuurlijk een zware handicap voor de strijdlustige leraars en leerlingen.

         Een door de VVS en het GKK georganizeerde nationale aktiedag was nog een sukses met in Gent en Antwerpen betogingen van resp. 1.100 en 1.500 studenten, maar hierna bloedde de aktie onvermijdelijk dood. In Brussel en Leuven was de strijd niet eens uit zijn luiers geraakt, en in Wallonië was er - buiten Luik - helemaal niets te beleven geweest. De VVS had nog kontakt gezocht met haar Waalse zusterorganizatie Front des Etudiants Francophones (FEF) om de akties in het zuidelijke landsgedeelte te stimuleren, maar zonder sukses [136].

 

         Het NKK probeerde de akties in leven te houden, maar aktiedagen zoals die te Leuven (16 december 1977) draaiden uit op een fiasco. Het Nationaal Koördinatiekomitee was dan ook op sterven na dood toen de regering Tindemans na twee dagen in konklaaf (12 en 13 februari) het Egmontplan (niet te verwarren met het communautaire Egmontpakt) bekendmaakte: stijgende prijzen, afbraak sociale verworvenheden, meer BTW, verlaging van de studietoelagen. Kortom, in de ogen van de VVS een onaanvaardbare aanval op de verworvenheden van het werkende volk, terwijl de bedrijven hun winsten via verlaagde belastingen nog hoger konden opdrijven. De taak van het NKK werd nu overgenomen door een Voorlopig Nationaal Studentenfront (VNSF) dat een overkoepeling werd van alle regionale Centrale Aktiekomitees (CAK's). Dit front, met Louis Van Dievel als voorzitter, zag het als zijn taak zowel studenten als personeel (en eigenlijk de hele arbeidersklasse) te verdedigen tegen de "rentabilizerings- en technokratizeringsplannen" van de burgerij. "Rentabilizeren" was het uitschakelen van alle niet winst opleverende kosten waarmee zowel overheid als bedrijven de krisis wilden te lijf gaan. Met "technokratizeren" werd verwezen naar de inhoudelijke hervormingen in bepaalde studierichtingen die de studenten meer direkt bruikbaar moest maken in de winstgevende sektoren van de maatschappij. De reeds vóór Egmont geplande aktiedag te Gent op 15 februari 1977 groeide dan ook uit tot een eerste grote manifestatie van professoren, assistenten en studenten zowel tegen de selektiemaatregelen als tegen de verlaging van de studiebeurzen en de bedreiging van de werkgelegenheid in het hoger onderwijs die het anti-krisisplan bracht. In de volgende maanden werkte de VVS uitgebreid samen met de vakbonden in de strijd tegen het Egmontplan. De CAK's groeiden uit tot echte regionale koördinaties van werkgroepen en aktiekomitees en kwamen hierdoor dicht bij het ideaal van een permanente massa-organizatie van de studentenbeweging dat de VVS vanaf oktober 1976 had ontwikkeld [137].

 

         In maart 1977 traden de RW-ministers Robert Moreau en Pierre Bertrand uit de regering Tindemans uit protest tegen het ekonomisch beleid van de regering. Na de nieuwe verkiezingen (17 april 1977) vormde Leo Tindemans een nieuwe regering met kristen-democraten, socialisten, VU en FDF. De VVS stond sceptisch tegenover de socialistische deelname aan de regering, veel zou er niet veranderen, ook niet met de BSP'er Jef Ramaekers als onderwijsminister. Deze kondigde nochtans aan te zullen breken met het beleid van zijn voorganger De Croo en voegde meteen de daad bij het woord door diens omzendbrieven op te heffen en daarmee de numerus clausus van de politieke agenda te schrappen [138].

 

         B. DE REGIONALE KOORDINATIES.

 

         De laatste jaren hadden de onderwijsministers zich bij de studenten onpopulair gemaakt door allerlei maatregelen. "Het technokratizerings- en rentabilizeringsplan draait op volle toeren" waarschuwde de VVS in een van haar pamfletten [139]. Om die "aanvallen" te lijf te kunnen gaan was er nood aan een sterke studentenbeweging. Tijdens de akties zelf, zo was gebleken, slaagden de studenten er meestal wel in zich vrij snel te organizeren en gedurende enkele weken massaal op straat te komen, en vele aktieve studenten gingen hierbij een echt strijdbewustzijn vertonen. Maar na een tijd trad er aktiemoeheid op bij de grote massa, terwijl de geradikalizeerde lagen door geen enkele permanente struktuur konden worden opgevangen. Hierdoor viel de hele beweging hopeloos uiteen, en was bij velen de demoralizering groot [140]. De studenten kropen terug achter hun kursussen. Wanneer er dan een nieuwe "aanval van de burgerij" volgde, moest heel de aktiestruktuur vanaf nul worden heropgebouwd. Een studentenorganizatie als de VVS stimuleerde de aktie wel, en zorgde voor informatieverspreiding, maar ook zij had onvoldoende kaders om ervaringen van de vorige akties door te geven. Een enorme handicap die typerend is voor alle studentenverenigingen was natuurlijk ook het jaarlijkse wisselen van de wacht. Studenten die jarenlang in een organizatie meedraaien zijn zeldzaam. Samengevat: de relatieve zwakte van de studentenbeweging kon worden verklaard door haar konjunktureel karakter [141].

 

         Het is op dit punt dat meer dan ooit de behoefte werd aangevoeld om een permanente studentenbeweging op te bouwen, een eenheidsorganizatie die alle aktieve studenten permanent met elkaar in kontakt hield en die op elk moment klaarstond om te reageren tegen aanvallen op het onderwijs. Het PMS-projekt, dat vanaf november 1976 in de N.P. van de VVS vorm begon te krijgen, moest het antwoord bieden op deze nood. PMS stond voor Politieke (soms ook "Permanente" genoemd) Massa-organizatie van de Studentenbeweging (en had dus niets te maken met psycho-medisch-sociale centra, zie ook afb. 9). De PMS was niet iets dat van de ene op de andere dag kon worden opgericht: het embryo van een toekomstige PMS werd gevormd door de werkgroepen, naast de politieke groeperingen de enige georganizeerde krachten die na afloop van de akties overbleven [142].

 

         De steun aan en stimulering van werkgroepen was eigenlijk al van in 1974 één van de programmapunten van de Tendens, omdat zij (meestal progressieve) basisgroepen zijn die uitgaan van de konkrete onderwijsproblemen van de student, en zo gemakkelijk grote groepen studenten kunnen mobilizeren. Wanneer al deze werkgroepen nu samengebundeld zouden worden, in de eerste plaats per regio, daarnaast nationaal in de PMS, kunnen zij ervaringen en bevindingen uitwisselen en samen werken aan gemeenschappelijke projekten. Een eerste stadium was dus de regionale koördinatie, waarin naast fakultaire werkgroepen ook allerhande aktiekomitees moesten zetelen die rond bepaalde onderwijsaspekten werkten. Alleen op deze wijze kon het teoretisch inzicht in rol en positie van de studentenbeweging vergroot worden, het spontaneïsme doorbroken worden, en een permanente werking worden uitgebouwd. Als bijkomende voordelen zouden de werkgroepen uit hun isolatie kunnen worden gehaald en zou de VVS nu kunnen uitgroeien tot een diskussieforum, een verzamelplaats van alle strekkingen in de progressieve studentenbeweging [143].

 

         Het eerste centrum dat zo'n regionale koördinatie opstartte was Leuven (in januari 1977). De samenwerking tussen de werkgroep Politieke Ekonomie (Polek), de werkgroep Recht en Kritiek, de Politica-onderwijsgroepen (Examens, Numerus Clausus, Tesissen, Kritische Sociologie en Strategie-medebeheer), de werkgroep Verontruste Historici, de werkgroep Vorming en Opleiding (fakulteit Pedagogie) en de werkgroep Gezondheidszorg en Medische Opleiding resulteerde o.a. in een brochure Onderwijsgrieven waarin de groepen zichzelf voorstelden en hun kritiek leverden op de inhoud en de organizatie van het onderwijs in hun fakulteit. Maar nog vele andere werkgroepen werkten mee binnen de regionale koördinatie, zoals daar zijn: de Socio-chemische werkgroep, de werkgroep Biologische landbouw, de werkgroepen Politiek en Info-centrum (Politieke en Sociale Wetenschappen), de werkgroep Marginaliteit, de werkgroep Technokratizering. De aanval op de studiebeurzen, vervat in het Egmontplan, werd door de regionale koördinatie opgevangen door het kreëren van een Centraal Aktiekomitee (CAK) dat in de maand maart dagenlange stakingen organizeerde in de fakulteiten Rechten, Ekonomie, Biologie en Politieke en Sociale Wetenschappen [144].

 

         In Gent was er natuurlijk reeds het Werkgroepenkonvent (dat overigens een positief-kritische instelling t.a.v. de VVS had), maar het ontbrak hier aan een centrale werking met een visie. Dit hiaat werd wel ten dele opgevuld door de Kommissie Sociaal (KS), een in 1969 door het FK in het leven geroepen werkgroep die vanaf 1973 onafhankelijk was gaan werken. De KS was in de eerste plaats verantwoordelijk voor de studentenvertegenwoordiging in de Sociale Raad, het Gentse universitaire beheersorgaan voor de sociale sektor, maar was daarnaast ook aktief op breder  sociaal  en politiek  vlak. Wanneer zich een

 

 

Afb. 9: Uit het Tendensprogramma voor de kongressen van 1977.

 

socio-politiek probleem aandiende was het de KS die in Gent aan opzoekingswerk en informatiespreiding deed, zo was ook zij het die het WK op de hoogte bracht van de daling der studietoelagen. Ook hier gingen daarna studenten en personeel van verschillenden fakulteiten in staking. In de praktijk (door het ontbreken van een Gentse Tendens-ploeg) [145] werd de band met VVS-nationaal al verzorgd door lui van het WK en het PK (o.a. Paul Geeraert en Stef Debusschere), zodat een supplementaire regionale koördinatie buiten deze konventen overbodig werd geacht. De leidende figuren van  KS, zoals Joris van Cauten en Stefaan van Rysse, lieten zich liever niet in met de "trotskistische" VVS. Het WK was de laatste jaren sterk gegroeid: naast de reeds eerder vermelde werkgroepen [146] waren ook de werkgroep Wetenschappen, de Werkgroep Romaanse (WERO), de Kritische Aktiegroep Psychologie en Pedagogie (KRAPP), de Universitaire Werkgroep Wereldwinkel (UWW), de werkgroep Ingenieur-Maatschappij (WIM) en de Werkgroep Landbouw (WELA) in het WK aktief. De Politieke werkgroep Staats- en Sociale had ondertussen z'n naam veranderd in Kritische Aktiegroep Staats- en Sociale (KRASS) en de SMW was vervangen door de werkgroep Mordicus. De Gentse werkgroepen toonden een grote dynamiek (bovendien waren zij het die aan de RUG de Roje Reu verspreidden). Zij waren ook de organizator van een eerste nationale studiedag van de werkgroepen (11 december 1976) waar werkgroepen van Leuven en Gent (en de werkgroep psychologie van Brussel) per studierichting bijeenkwamen om informatie en ervaringen uit te wisselen. Voor sommige werkgroepen (zoals voor de Gentse SOWEGE en de Leuvense Verontruste Historici) resulteerde dit in blijvende kontakten [147].

 

         Hoe zat het dan in de ander centra? In Brussel bestond eigenlijk maar één werkgroep, nl. die van de psychologie. Het stimuleren van werkgroepen lukte niet zo goed omdat ook hier eigenlijk geen breed gestruktureerde "Tendens" bestond, het waren vrijwel uitsluitend leden van de SJW (b.v. Anne Grauwels en Karel Liebaerts) die Tendens (en dus VVS) aan de VUB overeind hielden. Er was wel samenwerking tussen SJW, Arbeid, ALS en VO rond medebeheer en andere onderwijsproblemen, maar hier groeide nooit een werkgroep uit. De meeste organizaties zagen bijgevolg zeker in dit stadium een regionale koördinatie niet zitten, en besloten het te houden met de bestaande regionale struktuur (het BSG). De VVS-werking in Brussel werd overigens sterk gehinderd door de tegenwind van de MLB. Het CAK dat n.a.v. het Egmontplan werd opgericht was ook grotendeels in MLB-handen, en ging volgens de VVS veel te "arbeideristisch" te werk, zonder rekening te houden met de konkrete studenteneisen (i.v.m. de studiebeurzen). VVS en SJW stapten dan ook uit het CAK om zelf akties rond de studietoelagen op poten te zetten, wat de verwarring alleen nog vergrootte [148].

 

         In Kortrijk zat men met het probleem dat het hier om een kandidaturenuniversiteit ging en de kontinue werking van werkgroepen bijgevolg nog moeilijker was. De enkele aktieve mensen (zoals de filosoof Bart Vonck en de historicus Christian Dutoit, beiden van Arbeid) waren zowieso al overbelast. Daarom opteerde men er ook hier voor om het voorlopig te laten bij de bestaande studentenstrukturen. Antwerpen kampte dan weer met het probleem dat de studenten over drie universiteiten verspreid zaten. Veel werkgroepen waren er dan ook niet, al kwam hier geleidelijk aan verandering in, vooral aan de UFSIA en de UIA. De Politieke werkgroep UIA, de Aktiegroep Pol en Soc (waar de vorige VVS-voorzitter Johan Van Hecke vandaan kwam) en de werkgroep Lynx (HIVT) zaten overigens samen met SJW en KVS in de Antwerpse Tendens. Er waren al aanzetten tot de vorming van een regionale koördinatie, maar veel was er nog niet bereikt. Ook de reaktie tegen de vermindering van de studiebeurzen kwam hier niet goed van de grond. In Limburg was er geen Tendens, geen VVS, geen enkele werkgroep, en van regionale koördinaties hadden ze er waarschijnlijk nog nooit gehoord. Over dus naar het NUHO. Door de zeer grote versnippering was het kwasi onmogelijk om hier ooit met regionale werkgroepen te starten, de enige vorm van permanent kontakt over de scholen heen was de KSS [149].

 

         Vanaf dit schooljaar was de KSS op volle toeren beginnen draaien. Naast de vooral koördinerende en stimulerende funktie die KSS in 1975-'76 had vervuld, ging de organizatie nu ook werken als een aktiegroep, o.a. tegen de maatregelen van De Croo en Humblet, voor de demokratizering van de schoolstrukturen, voor beter gespreide en relevantere stages. De vereniging slaagde erin om alle twaalf sociale hogescholen op een regelmatige basis met elkaar in kontakt te brengen (zie kader p. 95). Om als socio-kulturele organizatie in aanmerking te komen voor subsidies van de overheid moest de KSS het statuut van VZW aannemen. In aller ijl werden door een kommissie statuten opgesteld, maar eens deze konden worden ingediend rees het probleem van de aanvaarding van Hugo Ongena als stichtend lid. Ongena, beheerslid van Elcker-ik Antwerpen, kon immers onmogelijk vallen onder de termen "student aan een sociale hogeschool" of "oud-student die niet meer dan drie schooljaren de school verlaten heeft", maar de volkshogeschool stond op zijn aanvaarding en "kocht" zijn plaats met het verschaffen van een goedkope lening van 150.000 frank. Nochtans waren er naast Ongena al twee Elcker-ik medewerkers (waaronder Homme Jansma) die wel onder deze statutaire bepalingen vielen als stichtend lid opgenomen. Elcker-ik wilde met het "dumpen" van figuren als Ongena in tal van basisgroepjes blijkbaar een sterke kontrolepositie op dit vlak verwerven (de stichtende leden bleven nl. stemrecht in de A.V. houden) en vermijden dat ze volledig in handen van de trotskisten vielen. Bij de eerste KSS verkiezingen voor de RvB werd Dré Smessaert (afkomstig uit het IPSOC), die al vanaf de eerste maanden van de KSS in het sekretariaat aktief was, tot voorzitter aangeduid [150].

 

DE LEDEN VAN DE KSS.

 

De twaalf scholen die de ruggegraat vormden van de KSS waren de volgende: het Stedelijk Hoger Instituut voor Sociale Studiën (SHISS) en het Hoger Instituut voor Maatschappelijk Werk (HIMW) in Antwerpen, het Hoger Instituut voor Socio-Kultureel Werk - Arbeidershogeschool (HISKWA) en het Hoger Instituut voor Maatschappelijk en Kultureel Werk (beter bekend als "de Poststraat") in Brussel, het Hoger Instituut voor Sociale Studiën (HISS) van De Haan, het Hoger Rijksinstituut voor Handel, Administratie en Maatschappelijk dienstbetoon in Diest, het Geelse Hoger Instituut voor Sociale Studiën (HISS), het Instituut voor Psycho-Sociale Opleiding (IPSOC) en het Hoger Rijksinstituut voor Ekonomisch, Paramedisch en Sociaal Hoger Onderwijs (SOSTICO) in Kortrijk, de Sociale Hogeschool Heverlee (SHH) en in Gent tenslotte nog het Stedelijk Hoger Instituut voor Sociale Studiën (SHISS) en het Katoliek Vormingscentrum voor Maatschappelijk Werk (SOCIA). Vanaf 1978 werden ook nog kontakten gelegd met sektoren gezinswetenschappen, ortopedagogie, psychologische assistenten, biblioteekekonomie, sociale readaptatiewetenschappen en maatschappelijk dienstbetoon van andere hogescholen (avondonderwijs inbegrepen) zodat de geassocieerde scholen en sekties op een totaal van 23 kwamen.

 

         Als we alle centra overschouwen, valt het op dat een regionale koördinatie blijkbaar enkel in Leuven was gelukt. En ook in Gent, als we het WK als een dergelijke koördinatie mogen zien; hoewel dan toch een afzwakking wordt verondersteld t.o.v. het oorspronkelijke plan van een aktieve progressieve frontforming vermits het WK zich niet expliciet achter een politiek programma wou (kon) stellen, en er geen echte leiding was. Toch achtte de N.P. het plan haalbaar als er aktiever rond gewerkt zou worden. Daarom werd de PMS gepromoveerd tot officieel kongres-tema voor de Tendens.        

 

         De VVS-werking werd door de NJR gesubsidieerd op basis van de aktiviteiten die in de centra georganizeerd werden. Daarom werden de plaatselijke afdelingen gestimuleerd om kadervormingen en lessencycli in te richten. Tema's die hierbij aan bod kwamen waren o.a. het dialektisch materialisme, de rentabilizering in het onderwijs, Zuid-Afrika, vergadertechnieken, alternatieve wetenschapsbeoefening. Daarnaast werden alternatieve kursussen die door werkgroepen werden georganizeerd zoals de kursus "materialistische literatuurstudie" van POWEGE, de kursus "marxistische ekonomie" van WELA, de cyclus "kritiek der politieke ekonomie" van POLEK, door de N.P. ook als VVS-aktiviteiten doorgegeven aan het ministerie. Door zo bij wijze van spreken elke uitgebreide vergadering rond één tema als een "kadervorming" te bestempelen, zelfs op bijeenkomsten van de N.P. aanwezigheidslijsten te laten rondgaan voor zogenaamde "kadervormingen", vervoersonkosten van leden van de N.P. te laten terugbetalen en toelagen te vragen voor twee "vrijgestelden" (de sekretaris en de voorzitter, dit jaar Dany Jacobs [151] en Louis Van Dievel) wist de VVS verspreid over het ganse akademiejaar meer dan 215.000 frank aan subsidies te ontvangen van de NJR [152].

 

         C. EEN BREED AKTIETERREIN.

 

         Als progressieve beweging met haar wortels in verschillende uitgesproken maatschappijkritische organizaties beperkte de VVS zich natuurlijk niet tot zuivere studentenaangelegenheden. Vooral de SJW stimuleerde het integreren van maatschappelijke tema's in de VVS-werking. De VVS werd zodoende zonder twijfel gebruikt als kanaal om de kritiek van de organizaties van de Tendens op de kapitalistische samenleving naar buiten te brengen en onder de studenten te verspreiden. Daarin verschilde de Tendens dus niet van de MLB. Het verschil lag in de mate waarin deze tema's doorwogen. De Tendens liet steeds de konkrete studentenproblematiek op de voorgrond staan, andere onderwerpen kwamen slechts in veel mindere mate aan bod. Dit in tegenstelling tot de MLB-periode, toen allerlei facetten van hun maatschappelijke opstelling zwaarder doorwogen. Een primerende aandacht voor konkrete studentenaangelegenheden werd door de MLB overigens steeds als "korporatistisch" afgewimpeld [153].

 

         Tijdens de jaren dat de Tendens aan de macht was, verschenen er geregeld linkse duidingsartikels in de Roje Reu en sprak de N.P. zich via persmoties uit over algemene maatschappelijke tema's. De VVS nam o.a. deel aan de anti-apartheidsbetoging, georganizeerd door het Vlaams Anti-Apartheidsfront (26 februari 1977) en aan de "Abortus uit het strafrecht"-betoging in Gent op 5 maart 1977. Aan abortus werd dit jaar overigens relatief veel aandacht geschonken, wat verklaard kan worden door het geval Anne Léger. Deze Dolle Mina-aktiviste was lid van de VVS en was in januari 1977 gearresteerd omdat bij een autokontrole haar koffer vol pro-abortus-brochures bleek te zitten. De VVS aarzelde niet om zich solidair te verklaren met deze militante, en naar aanleiding hiervan werd een bewustmakingskampagne voor de VVS-leden gestart. Als er eens een tema werd afgewezen, zoals het geval was bij de solidariteitsaktie met Eritrea, de opstandige Ethiopische provincie, was dat omdat deze akties ofwel niet in de kraam van SJW pasten, ofwel - wat het geval was bij het aangehaalde voorbeeld - door AMADA of een van haar geassocieerde associaties (MLB, AIB) was gelanceerd [154].

 

2. Statutaire problemen: de oplossing.

 

         De statuten van VVS waren dan het vorige jaar wel veranderd, maar het gewraakte artikel 5 ("Zijn vertegenwoordigende leden van de vereniging: alle studenten, regelmatig ingeschreven aan een instelling van hoger onderwijs (...)") bleef aanwezig. Het KVHV en het VNSU pikten daar geregeld op in met kritische pamfletten, waarin ook de VVS-kritiek op die konservatievere studentenoranizaties grotendeels ontkracht werd. Het centrum-rechtse protest tegen het feit dat een progressieve studentenorganizatie de pretentie had alle Vlaamse studenten te vertegenwoordigen, en hier bovendien nog voor gesubsidieerd zou worden, was niet nieuw, wél nieuw was dat ook binnen de N.P. een koerswijziging op til was. Vele VVS'ers (waaronder voorzitter Louis Van Dievel en sekretaris Dany Jacobs) waren gaan inzien dat de voordelen van artikel 5 niet opwogen tegen de nadelen. Door vast te houden aan de vertegenwoordiging van alle studenten was er een sterke oppositie ontstaan, die de werking van de VVS sterk belemmerde en haar een kwalijke naam opleverde. Bovendien, zo vonden Van Dievel en Jacobs, ging artikel 5 in tegen hun demokratische principes: ze konden toch enkel vertegenwoordigen wie achter hen stond, nl. de effektieve leden. Geen haar op hun hoofd dat er aan dacht ook in naam van rechtse studenten te gaan handelen. Wel moest de vertegenwoordiging van alle studenten als doelstelling bewaard worden, want, al was het erg utopisch, de VVS hoopte ooit alle studenten in één progressief blok achter zich te krijgen. Mede daarom zouden de kongressen open moeten blijven voor alle studerenden. Tegenstanders van deze omvorming van de VVS tot een eenvoudige ledenorganizatie waren er niet te vinden onder de kaders van de VVS, zo beweert Jo Algoed. Uit verslagen kan nochtans wel worden afgeleid dat iemand als Wim Schamp (SJW Leuven, sekretaris VVS in 1977-'78) toch moeilijk te overtuigen was van de noodzaak om het vijfde artikel te schrappen, hij vreesde immers dat een organizatie van individuele leden niet meer zo goed zou kunnen mobilizeren. Het tegenargument was dat de VVS sowieso heel wat studentenleiders als leden zou hebben en dat bijgevolg mobilizatie geen probleem zou zijn. Ook de RAL wou aanvankelijk niet dat het statuut van de vertegenwoordiging van alle Vlaamse studenten werd weggelaten. Als echter door dat artikel de subsidies van de NJR zouden worden tegengehouden, moest toch maar een pragmatischere houding worden aangenomen. Schrappen dus. Twijfelaars en nostalgici werden uiteindelijk toch bekeerd zodat de Tendens eensgezind de statuuthervorming kon verdedigen [155].

 

         De omvorming tot eenvoudige ledenorganizatie was ook gestimuleerd door de wetgeving op de landelijke jeugdorganizaties: enkel diegenen die een lidkaart betaald hadden werden als leden beschouwd, en de subsidiëring van het Ministerie van Nederlandse Kultuur gebeurde louter op basis van de aktiviteiten die de VVS kon voorleggen, dus niet op basis van een vorm van representativiteit of het aantal leden. De ledenwerving was al ingezet na de vorige statutenhervorming (zie hoger, 34) en tegen de kongressen van 1977 waren er zo'n 550 studenten als VVS-lid ingeschreven. Een ander gegeven benadrukte ook nog eens de noodzaak van nieuwe statuten. In het geldende reglement van orde stond bepaald dat de studentenorganizaties, die de studenten van de bij de VVS aangesloten instellingen vertegenwoordigden, jaarlijks vijf frank per student lidgeld moesten betalen aan de VVS. Maar bij de aanvang van het nieuwe akademiejaar had de VVS nog steeds geen frank ontvangen. Het bewees nog maar eens dat het onwerkbaar was om organizaties als leden te hebben [156].

 

         Een Algemene Vergadering van de VVS werd bijeengeroepen in Brussel op 20 maart 1977. Het DSF was hier met een grote delegatie (o.l.v. de Antwerpse KVHV-preses Bart Van der Moere) komen aanzetten. Het had zelfs een deurwaarder meegebracht die op het korrekte verloop moest toezien. Maar ook de Tendens had al haar gemandateerden opgetrommeld om de voorgestelde statuten te allen prijze gestemd te krijgen. Uiteindelijk bleek dit onnodig te zijn, want het nieuwe ontwerp kreeg de steun van het DSF. De VVS zou worden omgevormd tot een vereniging van individuele leden. Met dat nieuwe statuut hoopte de Tendens eerlijker, vrijer en gerichter te kunnen werken, en dacht men verlost te zijn van de centrum-rechtse oppositie. Dat die formele centrum-rechtse kritiek nog een poosje zou aanhouden, merkte de Tendens wanneer de kongressen naderden. De traditionele open kongressen werden overigens door de ledenorganizatie behouden omdat op die wijze het best een gedachtenwisseling tussen alle stromingen binnen de progressieve studentenbeweging kon gerealizeerd worden [157].

 

3. Kongressen 1977: de ultieme gooi van centrum-rechts.

 

         Ondanks de statuuthervorming van de VVS bleef de kritiek uit rechtse hoek aanhouden. In pamfletten, krantenartikels en in het BRT-programma "maatschappelijk" bleven het KVHV, het Nationalistisch Studentenverbond (NSV, de Antwerpse uiterst-rechtse afscheuring van het KVHV) en andere rechtse studentenorganizaties hameren op de VVS-pretentie alle studenten te vertegenwoordigen. Alle oude argumenten ("de Tendens steunt alleen haar eigen achterban", "de kongressen worden niet op tijd aangekondigd", "de VVS wordt op basis van haar vermeende representativiteit gesubsidieerd") werden opnieuw aangehaald, maar konden nu zonder problemen door de VVS weerlegd worden. Zolang de nieuwe statuten niet in het staatsblad waren verschenen, hadden de centrum-rechtse verenigingen echter geen vertrouwen in de weg die de VVS uitging. Overigens hoopte het KVHV alsnog de meerderheid in de VVS te kunnen verwerven om haar zo om te bouwen tot een open forum waarin alle representatieve stromingen en opinies binnen de Vlaamse studentenbeweging vrij tot uiting konden komen. Met dat doel voor ogen werd door Piet Schepens (KVHV Leuven) in maart 1977 een Algemene Studentenbond (ASB) opgericht met als participanten het KVHV en het VNSU. Later traden ook de Vereniging van Demokratische Studenten (VDS, de studentenorganizatie van de CVP), liberale onafhankelijken en een aantal fakulteitskringen toe tot de ASB [158].

 

         De ASB was de logische opvolger van het DSF, dat bij de vorige verkiezingen helemaal uit elkaar gevallen was, en waarvan  afstand werd  genomen om ook  studenten die geen deel uitmaakten van het DSF of die in konflikt waren geraakt met haar leiding aan te kunnen trekken. In haar programma n.a.v. de VVS-kongressen maakte zij nog steeds gewag van de VVS als "een vereniging waar alle Vlaamse studenten automatisch lid van zijn". De VVS had immers nog steeds geen in het staatsblad verschenen statuten kunnen tonen. Toch lijkt het erop dat dit wantrouwen eerder de richting uitging van moedwillige desinformatie. De VVS moest volgens de ASB'ers na vervroegde verkiezingen op basis van kandidaatslijsten, gehouden  in elke  fakulteit,  alle vertegenwoordigde strekkingen op een evenredige wijze laten participeren in de werking, en gebruik laten maken van infrastruktuur en financies. De VVS als representatief forum moest dan een open politiek voeren d.m.v. studiedagen, colloquia en seminaries in het belang van de gehele Vlaamse studentengemeenschap [159].

 

 

Afb. 10: Een tekening uit het ASB-programma. De VVS werd verweten te meten met twee maten en twee gewichten.

 

         De ASB kwam nu, in tegenstelling tot het vroegere DSF, in alle centra op, ook in het NUHO en voerde een opvallende kampagne waarbij voor het eerst foto's van kandidaten voor mandaten werden verspreid. De student moet weten voor wie hij stemt, was de achterliggende filozofie. Als de ASB de verkiezingen zou winnen zouden kandidatenlijsten verplicht worden, zodat de studenten ook "kopstemmen" zouden kunnen uitbrengen. De Tendenskritiek op de ASB'ers was natuurlijk dat hun argumenten tegen de toenmalige VVS-struktuur ongegrond want achterhaald waren, en verder werd kritiek geleverd omdat zij louter formele bezwaren formuleerden en geen inhoudelijk programma konden voorleggen. Toch skoorde de ASB bijzonder goed op de Regionale Kongressen. Hij verwierf in het totaal 57 mandaten zijde 34 % van het totaal. Buiten Gent (20 %) en Leuven (32 %) behaalde hij steeds meer dan 40 % van de stemmen. Het lagere percentage in Gent mag niet verwonderlijk zijn, gezien de oprichting van een dynamische Tendens-ploeg die massaal had gemobilizeerd (zie verder, p. 64). In Leuven werd de voorsprong van de Tendens op de ASB nog iets groter dan het vorige jaar t.o.v. het DSF [160].

 

         Dit jaar was de ASB echter niet de enige oppositie aan de rechterkant. Het NSV, de extreem-rechtse afscheuring van het KVHV die tot dan toe enkel in Antwerpen bestond, kwam daar op met de groep "Stop VVS". Net als de ASB haalden ook de NSV'ers abusievelijk de vertegenwoordiging van alle Vlaamse studenten aan als voornaamste kritiek, en verder vinden we er alle oude tema's terug die het DSF al eerder had geponeerd. Zij gingen echter hun eis "Doek de VVS op!" verder dan de omvorming naar een echte overkoepeling zoals gematigd rechts voorstond. Het NSV, door de VVS als "Nationaal-Socialistische Vereniging" afgeschilderd behaalde in Antwerpen twee mandaten (zeventien stemmen op 173) [161].

 

         De MLB presenteerde zichzelf dit jaar onder de naam Frontprogramma. De eenheid van alle progressieve studenten en de frontvorming met de arbeidersklasse moesten de basisbetrachtingen van de VVS worden. Daarmee ging de MLB gewoon verder in de trend van haar programma van vorig jaar. Het grote onderscheid was natuurlijk dat zij niet langer onder haar eigen naam opkwam, waarschijnlijk om niet-maoïsten niet af te schrikken. Volgens het Frontprogramma moesten in de VVS alle (politieke) strekkingen op evenredige basis vertegenwoordigd worden. Deze doelstelling vinden we overigens ook terug bij de ASB, met dit verschil dat het voor de MLB'ers enkel ging om de participatie van progressieve studentenverenigingen. De uitbouw van de VVS als ledenorganizatie vond geen genade in hun ogen, omdat daarmee enkel een beperkt segment van de linkse studenten bereikt kon worden. Op de Regionale Kongressen bracht de Tendens niet zozeer inhoudelijke kritiek op dit programma, als wel algemene bezwaren tegen de ondergeschiktheid van studenteneisen aan de arbeidersstrijd en tegen de MLB-neiging om elke strijd die niet door marxisten-leninisten werd geleid af te keuren. Dit laatste moest dan het bewijs zijn dat de MLB'ers in de praktijk van frontvorming niet veel in huis lieten komen. De MLB maakte blijkbaar niet veel indruk, hun behaalde percentage lag in alle centra weer een stuk lager dan bij de vorige kongressen (behalve in Antwerpen, waar ze status quo bleven). In het totaal verwierf het Frontprogramma 22 mandaten, d.i. dertien procent van het totaal [162].

 

         Zoals al eerder gesteld had de Tendens voor een demokratische organizatie van de Vlaamse studentenbeweging de PMS gepromoveerd tot nationaal programma voor de kongressen. In haar programma dat ook dit jaar weer op grote schaal verspreid werd, vertrok zij vanuit een aantal probleemstellingen om uiteindelijk een permanente - soms ook "politieke" genoemd - massa-organizatie van de studentenbeweging te propageren. De Leuvense regionale koördinatie van werkgroepen  werd aangehaald als na te volgen voorbeeld, de Tendens wou het volgende akademiejaar aan de basis liggen van gelijksoortige koördinaties in alle universitaire centra en in het NUHO. Steeds weer werd in programma, pamfletten en toespraken verwezen naar de aktie De Croo-Humblet in 1975: de demokratische strukturering van het NSF, de perfekte rol voor de VVS (stimulerend, maar niet leidend), de banden met het Gemeenschappelijk Vakbondsfront. In diezelfde zin moest een permanente studentenbeweging vanuit de basis worden opgebouwd, met de leiding in handen van demokratisch werkende aktiekomitees, en met initiatieven in de richting van de georganizeerde arbeidersbeweging. De eisen van de studenten konden onmiddellijk verbonden worden met die van de arbeiders, omdat ze deel uitmaakten van "dezelfde politiek van sociale afbraak". Het verschil met het MLB-arbeiderisme was dat voor de Tendens de studentenbelangen primair waren, en een front met de vakbonden was enkel een middel voor beide bewegingen om het doel sneller te bereiken. Toch waren er vage ideeën om uiteindelijk tot een permanente eenheid met de arbeidersbeweging te komen [163].

 

         De sociale samenstelling van de Tendens was ondertussen merkelijk veranderd: de ongebondenen kregen nl. steeds meer gewicht. Zo was de regionale ploeg van Antwerpen nu helemaal uit niet-partijgebonden mensen samengesteld. Daarnaast had de Tendens in de loop van het akademiejaar één organizatie bijgewonnen: de KSS, maar ook één verloren: de KVS. Dit valt af te leiden uit een KVS-pamflet waarin de kristelijke studenten worden opgeroepen niet te stemmen voor de ASB (met het "K"VHV en de "C"VP-studenten) maar wel op de Tendens of op de MLB. Door te stemmen op één van de beide laatste organizaties kon een sterke progressieve studentenbeweging ontstaan die de fundamentele evangelische waarden (volgens de KVS) kon helpen realizeren. Opvallend is dus dat de KVS zich niet meer 100 % achter de Tendens schaarde ("Stem Tendens of MLB"). "Een onafhankelijkheids-move", zegt Jo Algoed. De KVS wou zich blijkbaar niet langer tot één bepaalde politieke strekking beperken, en dat verscheidene van haar leden zich eerder tot het AMADA-kamp rekenden is daar natuurlijk niet vreemd aan. Deze uittreding mag echter niet te absoluut worden gezien. De KVS (en dan vooral leden van het KUC in Gent) bleef steeds meewerken in akties van de VVS [164].

 

         Door de opname van de Kontaktgroep Sociale Scholen (KSS) in de N.P. na de verkiezingen van 1976 werd die beweging sterk bij de VVS-werking betrokken. In de sociale scholen werden vele VVS-leden geworven, en ging men de Roje Reu verkopen. Dit versterkte ook de ideologische uitbouw van de KSS. Al in het eerste jaar werd gesteld dat er niet van een kwaliteitsverbetering van de opleiding of van een demokratizering kon gesproken worden zonder dit te kaderen in de maatschappelijke machtsverhoudingen. Dit evolueerde in 1976-'77 naar een expliciet socialistische maatschappij-analyse, hoewel er nog geen eensgezindheid bestond over de juiste formulering ervan. Op het VVS-kongres van mei 1977 kwam de KSS ook niet langer onder eigen naam op, maar schaarde zich volledig achter het Tendens-platform. Dat wilde echter niet zeggen dat de KSS haar autonomie wou opgeven: de eigen prioriteiten moesten gewaarborgd blijven. Daarom werden bij de in de sociale scholen verspreidde Tendensprogramma's bijlagen van de KSS gevoegd waarin ze aansluiting bij de Tendens verdedigden en het Tendensprogramma konkreet op NUHO-scholen toepasten. Vele hogeschoolstudenten moeten de KSS haar (aanzet tot) integratie in de Tendens kwalijk hebben genomen, want terwijl de KSS op het vorige NUHO-kongres zonder problemen 75 % van de stemmen inlijfde, moest de Tendens zich nu tevreden stellen met 40 %. De morele winnaar was eigenlijk de ASB, die voor het eerst in het NUHO opkwam en al meteen even sterk werd als de Tendens [165].

 

         Het NUHO-R.K. was niet het enige kongres waar de Tendens achteruitboerde. Ook in Kortrijk en Antwerpen waren de resultaten erg slecht (de Tendens verloor er vier resp. twaalf (!) mandaten). Oorzaak was natuurlijk de rechtse oppositie, die in Kortrijk nog niet eerder was opgekomen, en die in Antwerpen traditioneel vrij sterk stond. De Tendens bezat in de Scheldestad overigens niet de organizatorische kracht om genoeg studenten gemobilizeerd te krijgen. Maar in Leuven en Gent stormde de Tendens net in de andere richting: plus vier resp. veertien gemandateerden. Voor Leuven is dit op z'n minst merkwaardig, gezien vele ASB'ers daar hun thuishaven hadden. Het kan enkel verklaard worden door een massale mobilizatie aan de kant van de Tendens (hoewel ook rechts niet ten achter bleef). Hierdoor was het Leuvense kongres meteen ook het meest talrijk bijgewoonde sedert de oprichting van Tendens (748 aanwezigen in Alma II). In Gent was de grote sprong voorwaarts eenvoudigweg te danken aan het feit dat het dit jaar de eerste keer was dat er een georganizeerde Tendensploeg optrad. Stef Debusschere (voorzitter WK) en Paul Geeraert (WELA, voorzitter PK) hadden het initiatief genomen om politieke studentenverenigingen (SJW en Arbeid) en werkgroepen (WELA, POWEGE en SOWEGE) te verzamelen in een Gentse Tendens. Nu er een echte Tendens bestond kon er natuurlijk ook gemakkelijker informatie verspreid en gemobilizeerd worden, maar belangrijker nog was dat vrijwel het hele WK, dat op zich al een reservoir was van alle aktieve studenten in de verschillende fakulteiten, kon worden gebruikt als permanente voorhoede en nu ook als mobilizatiekanaal voor het VVS-kongres [166].

 

         Het Nationaal Kongres werd gehouden op 7 mei 1977 in gebouwen van de VUB te Brussel, met de volgende verdeling van de mandaten:

 

    FRONT-

PROGRAMMA

  TENDENS

   ASB

STOP VVS

  TOTAAL

     LEUVEN

       GENT

    BRUSSEL

  ANTWERPEN

    KORTRIJK

       NUHO

        4

        6

        5

        3

        1

        3

       28

       25

       8

       10

       9

       6

    15

    8

    10

    11

    7

    6

       /

       /

       /

      2

       /

       /

      47

      39

      23

      26

      17

      15

     TOTAAL

        22

       86

    57

      2

     167

 

NB: In Diepenbeek (LUC) werd dit jaar geen kongres ingericht gezien het gebrek aan belangstelling.

 

         Naar buiten toe liet de Tendens uitschijnen dat de verkiezingen haar een grote overwinning hadden opgeleverd. De Tendens op zich was wel vooruitgegaan, maar als we de mandaten van de KSS van vorig jaar meetellen dan had ze er nationaal toch acht verloren. Maar het bleef natuurlijk een absolute meerderheid, zij het een nipte. Dat de MLB achttien mandaten was achteruitgegaan werd veel nadrukkelijker in de verf gezet, en dat rechts zo sterk was vooruitgegaan (van 29 mandaten vorig jaar naar 59 mandaten nu) kon enkel worden verklaard doordat de ASB nu in alle centra was opgekomen, zo luidde het achteraf in de Roje Reu. Korrekt natuurlijk, maar daarmee werd de vraag naar de oorzaken van het rechtse sukses taktisch uit de weg gegaan [167].

 

         De kandidaat-voorzitter voor de VVS die de Tendens dit jaar voordroeg was opnieuw iemand van het CVA. Jo Algoed, Leuvens CVA'er, werd op het N.K. zonder veel problemen tot nieuwe VVS-voorzitter verkozen. Meer animositeit viel er te beleven tijdens de stemmingen van de moties die aan het kongres werden voorgelegd. De Tendens stemde afwisselend met de MLB en de ASB, en naast de traditionele linkse solidariteitsbewegingen (met de bevrijdingsstrijd in "Kongo-Kinshasa", met de arbeiders van Boel en Cockerill, met de Italiaanse studenten) waren er dit jaar voor het eerst in dit decennium nationalistisch getinte moties die door het VVS-kongres aangenomen werden. Ondanks de oppositie van de MLB konden Tendens en ASB moties stemmen die alle Vlaamse partijen opriepen zich te scharen achter het principe van federalisme en te ijveren voor eerherstel voor de slachtoffers van de repressie. Een opvallend teken van de stijgende invloed van de werkgroep Arbeid in Tendens-middens. Twee moties werden unaniem aanvaard: de intentie om volgend jaar Diepenbeek nauwer bij de VVS-werking te betrekken en de solidariteitsverklaring met de Basken (waar zowel nationalisten als linkse revolutionairen mee akkoord konden gaan). Het druk bijgewoonde kongres werd tot aangename verbazing van de ASB'ers niet enkel besloten met het zingen van de Internationale, maar ook van de Vlaamse Leeuw, tot grote ergernis van de MLB'ers [168].

 

BESLUIT.

 

         De VVS in de periode 1974-1977 werd gekenmerkt door drie opvallende nieuwigheden. Ten eerste de opkomst van een nieuwe generatie progressieve studenten die de maoïsten wist te verslaan, ten tweede de minder suksesrijke pogingen van centrum-rechtse studentenverenigingen om de VVS in handen te krijgen, en tenslotte de evolutie van de VVS naar een nieuw wettelijk statuut.

 

         De MLB was een organizatie die vooral in Leuven in het begin van de jaren zeventig erg sterk stond. Haar machtsmonopolie in de VVS en in de Leuvense Sociale Raad (SORA) zijn daar uitingen van. In Leuven was het onbegonnen werk om tegen de MLB op te tornen, maar op nationaal vlak (de VVS) moest zo iets toch haalbaar zijn, dacht men bij de SJW. De SJW was de voornaamste "konkurrent" van de MLB in de strijd om de zieltjes van de progressieve studenten, maar was stukken minder sterk. Alleen zou zij het dus nooit kunnen halen van de MLB, en daarom probeerde zij het met een front van niet-maostische linkse studenten. Aanvankelijk enkel met het CVA, vanaf 1975 met een bredere (maar minder toegewijde) groep, vanaf 1976 ook met de KVS en Arbeid. De KVS was overigens niet altijd een even gemakkelijke vereniging om mee samen te werken, zo bleek. In 1975-1976 zette zij de hele VVS naar haar hand, en liet op het einde van hun werkingsjaar een leeg VVS-lokaal achter. In 1976-1977 kwamen er nauwelijks nog KVS'ers naar de N.P.-vergaderingen, al moet worden gezegd dat zij in de Regionale Ploegen van Antwerpen en Gent toch goede uitvoerders waren. De verminderde betrokkenheid bij de nationale werking resulteerde in de distanciëring van het Tendensprogramma bij de kongressen van 1977. Met Arbeid en CVA verliep de samenwerking altijd veel vlotter. De stijgende invloed van Arbeid liet zich o.a. merken in de federalistische houding van de VVS. Opvallend is dat de Tendens, ondanks de uitbreiding van haar basis, er nooit in geslaagd is het stemmenresultaat van 1974 te evenaren, toen zij samen met de BKS 61,5 % behaalde. Dat had te maken met de eensgezindheid in 1974: de VVS moest veranderen, het was iedereen tegen de MLB. De geringe resultaten van de Tendens-BKS-ploeg zorgden voor een nederlaag in 1975: de regeringspartij werd flink afgestraft, enkel doordat rechts de zaal verliet kon een meerderheid worden gevormd. De twee volgende jaren kon de Tendens (samen met de KSS) telkens een absolute meerderheid bereiken, maar de knauw van 1975 had haar zelfzekerheid aangetast. Er werd nu steeds ijverig gezocht naar een konkreet programma dat aan de studenten kon worden aangeboden. Daardoor werd het aanschijn van de VVS in deze periode bepaald: haar beperkte rol in de akties, haar steun aan werkgroepen, haar minder politieke lading dan de VVS onder het MLB-bewind. Vanaf 1977 werd een nieuw tema geïntroduceerd: het streven naar een permanente massa-organizatie van de studentenbeweging. Dit zou in de volgende generatie worden uitgewerkt.

 

Percentages van de mandaten behaald door de Tendens (en haar bondgenoten) en de centrum-rechtse oppositie op de kongressen van 1974 t.e.m. 1977.

 

 

         Een kenmerk dat we enkel tijdens de hier besproken jaren terugvinden is de rechtse oppositie. Het DSF vond zijn wortels bij onafhankelijken die einde 1974 besloten dat de pretentie van klein-links de spuigaten uitliep. Zijn ideeën kregen vorm in de periode van de ploeg van Tuur Devens en het liet zich voor het eerst gelden tijdens de kongressen van 1975. In Leuven en Antwerpen leverde zijn deelname zeer mooie percentages op, wat niet kon worden herhaald op de kongressen van 1976. Eerst ijverend om de VVS af te schaffen, daarna proberend om van de VVS een nationaal koördinatieorgaan te maken, wist het toch een erg gevoelige snaar te raken. In 1977 kwam er een hernieuwde poging van centrum-rechts. In de ASB bundelde zij voor de laatste keer haar krachten samen, en wist - zij het met valse retoriek - haar resultaat van 1975 goed te overtreffen. Toch slaagde zij er nog steeds niet in de absolute meerderheid te verwerven. De studenten die zich op de VVS-kongressen lieten zien waren immers voor het overgrote deel linkse aktievelingen. Passieve studenten, die wellicht meer te vinden waren voor de programma's van DSF en ASB, hadden wel nuttiger dingen te doen op het einde van april of in het begin van mei. Na de kongressen van 1977 liet de centrum-rechtse oppositie nauwelijks nog van zich horen. De VVS was een ordinaire ledenorganizatie geworden en stond nu op gelijke voet met bijvoorbeeld het KVHV. Ze had alleen nog minder leden. Het was bijgevolg logisch dat zo'n vereniging niet langer de interesse wekte van centrum-rechtse studentenkringen. Die hadden natuurlijk liever gezien dat de VVS een overkoepelend orgaan was geworden waarin zij zelf een stevige inbreng zouden gehad hebben. Maar een klein-linkse VVS die niet langer de pretentie had iedereen te vertegenwoordigen was nog van het minste kwaad.

 

         Het was in de eerste plaats door het konflikt van de VVS-statuten met de nationale wetgeving dat men naar leden was beginnen zoeken. Maar geleidelijk aan werden ook de Tendens-kaders gewonnen voor een nieuw koncept voor de VVS. De VVS werd een organizatie die niet langer alle studenten vertegenwoordigde, ook niet enkel de studenten van de studentenkoepels die hiermee instemden (zoals in 1976 werd voorgesteld), maar alleen de studenten die een VVS-lidkaart hadden gekocht. Een keerpunt in de geschiedenis van de VVS. In het volgende hoofdstuk zullen we zien hoe dit de basis zal worden van een SVB.

 

         Na de eerst zege van de Tendens probeerde de MLB aanvankelijk haar verloren positie terug te winnen door haar programma in dezelfde richting als Tendens te sturen. Daarna zagen de maoïsten in dat ze wellicht nooit meer de absolute meerderheid zouden kunnen verwerven. De enige manier om terug aan de macht te komen was via een eenheidsfront tussen alle progressieven. De Tendens ging er niet op in, en de MLB zag haar aanhang steeds verder wegslinken. Ook onder een andere naam opkomen kon de katastrofe niet tegenhouden, integendeel, met het Frontprogramma viel de MLB terug op een historisch dieptepunt. Een volgende generatie maoïsten zou het nog over een andere boeg gaan gooien door terug te grijpen naar een orgaan dat alle studenten vertegenwoordigde. Dat zien we in het volgende hoofdstuk.

 

 

Percentages MLB-gemandateerden op de VVS-kongressen van 1974 t.e.m. 1977.

 

   34          32         23,5         13

 

  1974        1975        1976        1977

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[62]. Vos e.a., De stoute jaren, 178-180, 199 en 202-203.

[63]. Zie hoger, p. 29.

[64]. AMVS. 1 mei-manifest RAL (1975).

 Interview D. Jacobs.

[65]. AMVS. "VVS door de jaren heen" (1976).

 ARUG. "Tendens voor de demokratische organizatie van de Vlaamse studentenbeweging", z.d., z.p.

[66]. Voor de geschiedenis van het Jong-Davidsfonds (1952-'73) verwijs ik naar Brysbaert, Van Vlaams en katoliek naar maatschappijkritisch.

[67]. Een eeuw Vlaamse Studentenbeweging, 155-156.

 Ulburghs, "Wereldscholen in Vlaanderen, een overzicht", 3.

 Interview J. Algoed.

[68]. Interview D. Jacobs.

[69]. De konkrete voorbeelden hiervan zullen verderop doorheen de evolutie van de VVS worden behandeld.

 ARUG. "Tendens voor de demokratische organizatie van de Vlaamse Studentenbeweging", z.d., z.p.

[70]. ARUG. "Tendens voor de demokratische organizatie van de Vlaamse studentenbeweging", z.d., z.p.

 Blok, Studentenbeweging en universiteit 1953-1978, 95-96.

[71].ARUG. Dien het volk, extra nr. (november 1975), 7.

[72].ARUG. Voorstelling BKS, kongres Gent, 1974.

[73].Zie hoger, p. 44.

Enkele dagen later volgde dan het N.K. waar de gemandateerden stemden over moties en een voorzitter verkozen werd. De nieuwe voorzitter stelde daarop aan het kongres zijn Nationale Ploeg (N.P.) voor. Moties en voorzitters konden worden voorgesteld door tendenzen die nationaal 25 % van de mandaten bezaten of de meerderheid hadden gehaald in minstens één centrum. De geldigheid van de mandaten op het N.K. werd nagetrokken door een kontrolekommissie, bestaande uit één lid van iedere tendens uit elke regio. De nieuwverkozen voorzitter en zijn N.P. vormden het dagelijks bestuur van de vereniging doorheen het volgende akademiejaar. Het kongres had ook de taak de politieke lijn vast te leggen die de N.P. moest volgen doorheen haar werking. Deze lijn was al jarenlang uitgesproken socialistisch, en dit zou ook niet door de Tendens veranderd worden. Zij zou alleen andere klemtonen gaan leggen (3).

 

(1) Zie hoger, p.

(2) ARUG. Motie ter rege- ling van de verkiezin- gen, november 1974.

 ARUG. Statuten en re- glementen, uitgave 1967-'68.

 ARUG. Brochure "Wat is VVS?" (1975).

(3) ARUG. Statuten en re- glementen, uitgave 1967-'68.

 De Rooie Reu, jg. 1 (1975-'76) nr. 4, 2-14.

 ARUG. Persmededeling N.P. 17 juli 1975.

 

[74].ARUG. Voorstellingstekst MLB, 1974.

Enkele dagen later volgde dan het N.K. waar de gemandateerden stemden over moties en een voorzitter verkozen werd. De nieuwe voorzitter stelde daarop aan het kongres zijn Nationale Ploeg (N.P.) voor. Moties en voorzitters konden worden voorgesteld door tendenzen die nationaal 25 % van de mandaten bezaten of de meerderheid hadden gehaald in minstens één centrum. De geldigheid van de mandaten op het N.K. werd nagetrokken door een kontrolekommissie, bestaande uit één lid van iedere tendens uit elke regio. De nieuwverkozen voorzitter en zijn N.P. vormden het dagelijks bestuur van de vereniging doorheen het volgende akademiejaar. Het kongres had ook de taak de politieke lijn vast te leggen die de N.P. moest volgen doorheen haar werking. Deze lijn was al jarenlang uitgesproken socialistisch, en dit zou ook niet door de Tendens veranderd worden. Zij zou alleen andere klemtonen gaan leggen (3).

 

(1) Zie hoger, p.

(2) ARUG. Motie ter rege- ling van de verkiezin- gen, november 1974.

 ARUG. Statuten en re- glementen, uitgave 1967-'68.

 ARUG. Brochure "Wat is VVS?" (1975).

(3) ARUG. Statuten en re- glementen, uitgave 1967-'68.

 De Rooie Reu, jg. 1 (1975-'76) nr. 4, 2-14.

 ARUG. Persmededeling N.P. 17 juli 1975.

 

 ARUG. Verslag Regionaal Kongres Leuven, 23 oktober 1974.

[75].ARUG. Verslag Regionaal Kongres Leuven, 23 oktober 1974.

 AMVS. Nationale aktiegroep "Neen aan VVS", 1974.

 ARUG. Statuten en reglementen VVS, uitgave 1967-'68.

[76].ARUG. Verslag Nationaal Kongres, 9 november 1974.

 AMVS. Nationale Aktiegroep "Neen aan VVS", 1974.

[77].ARUG. Verslag Nationaal Kongres Gent, 7 december 1974.

 AMVS. Nationale Aktiegroep "Neen aan VVS" 1974.

 ARUG. Moreel verslag voorzitter VVS 1974-'75.

 Gerard, "VVS, een karikatuur", 12-13.

[78].ARUG. Verslag Nationaal Kongres Gent, 7 december 1974.

 ARUG. Moreel verslag voorzitter VVS 1974-'75.

 Interview D. Jacobs.

[79].Interview M. Gerard.

 AMVS. Pamflet "Neen aan VVS".

 AMVS. Nationale Aktiegroep: "Neen aan VVS", dossier 1975.

 "Doodstrijd van de VVS", 6.

[80].Op dit kongres sprak Gerard ook met Laurent Quix, boek houder van de VVS, die hem wees op het gesjoemel met geld binnen de organizatie.

[81].Interview M. Gerard.

 AMVS. Nationale Aktiegroep: "Neen aan VVS", dossier 1975.

 "VVS? DSF!", 7.

 "Vervolg: neen aan VVS", 11-13.

 ASB-programmabrochure (1977), 12.

[82].Tuur Devens is momenteel leerkracht in Bokrijk.

[83].Zie verder, p. 57.

[84].Zie verder, p. 62.

[85].Interview D. Jacobs.

 ARUG. Jaarverslag 1975 VVS-nationaal, z.p.

[86].Zie verder, p. 58.

[87].ARUG. Jaarverslag VVS Nationaal 1974-'75.

 ARUG. Tendensprogramma Nationaal Kongres 1975.

[88].Eind 1976, zie verder, p. 90.

[89].Deze dag werd gehouden in december 1976 te Gent, zie verder, p. 93.

[90].ARUG. Jaarverslag VVS-Nationaal.

 AMVS. Toespraak M. Derez op VVS-Kongres 1976.

 ARUG. Tendensprogramma Nationaal Kongres 1975.

[91].20 jaar Studenten in aktie, 39-41 en 61-62.

[92].ARUG. Pamflet Nationaal Aktiekomitee voor de onmiddellij ke betaling van de studiebeurzen, 1975.

 ARUG. Verslag NAK te Leuven, december 1974.

[93].Vos e.a., De Stoute jaren, 217.

 ARUG. Verslag N.P. 14 maart 1975.

[94].AVVS. Knipselmap 1974-'75.

[95].ARUG. Jaarverslag 1975 VVS-Nationaal, z.p.

 Glaverbel-Gilly, 7-9 en 94-102.

 Interview D. Jacobs.

[96].Glaverbel-Gilly, 104en 109-112.

 ARUG. Jaarverslag 1975 VVS-Nationaal, z.p.

[97].Glaverbel-Gilly, 2 en 113-114.

 AMVS. Verslag N.P. 14 april 1975.

[98].Interview D. Jacobs.

 AMVS. Verslag N.P. 14 april 1975.

 Glaverbel-Gilly, 2 en 113-116.

[99].Het DSF was in februari 1975 opgericht door Leuvense onafhankelijken uit de Nationale Aktiegroep: "Neen aan VVS". Manu Gerard wilde niet dat het KVHV of andere verenigingen hiertoe toetraden om etikettering te vermij- den en de onafhankelijkheid te waarborgen. In Antwerpen bleef het DSF echter in handen van KVHV'ers. De Leuve- naars konden trouwens ook op alle steun van KVHV en VNSU rekenen.

[100].ARUG. Moreel verslag vz. VVS 1974-'75.

 ARUG. Verslag RvB VVS 21 maart 1975.

[101].ARUG. Verslag N.P. 22 november 1975.

 Zie verder, p. 75.

[102].ARUG. LVSV-tekst "Studentenbureaukratie", 1975.

 ARUG. LVSV-tekst "De Raad van Beheer", 1975.

 ARUG. BKS- werktekst voor het VVS-kongres, 1975.

[103].ARUG. Diskussievoorstel over de VVS van de MLB.

[104].Ons Leven, jg. 86 (1974-'75) nr. 18-19, 7.

 Gazet van Antwerpen, 2 mei 1975.

[105]."Voor de demokratische organisatie van de Vlaamse Studen tenbeweging", Nationaal Kongres 1975.

[106].Dit R.K. ging door op 29 april 1975, nadat een eerder aangekondigd kongres was afgeblazen (waarschijnlijk in de hoop het DSF te kunnen verschalken).

[107].AMVS. Brief van de VNSU-preses J.R. Boonen d.d. 28 april 1975.

 ARUG. Mandatenverdeling Nationaal Kongres.

 "VVS? DSF!", Ons Leven, jg. 86 (1974-'75) nr. 18-19, 7.

 AVVS. Knipselmap 1975.

[108].AMVS. Lezersbrief Bartel Baccaert in De Standaard, 3 juni 1975.

 ARUG. Verslag Nationaal Kongres 3 mei 1975.

 ARUG. Mandatenverdeling Nationaal Kongres.

 De Rooie Reu, jg. 2 (1975-'76) nr.1, z.p.

[109].AMVS. Pamflet MLB over DSF (1975).

 "VVS? DSF!", Ons Leven, jg. 86 (1974-'75) nr. 18-19, 7.

[110].Interview L. Van Dievel.

[111].AMVS. Pamflet werkgroep Arbeid-Kortrijk (z.d.).

[112].AMVS. Pamflet werkgroep Arbeid-Kortrijk (z.d.).

 AMVS. Verslag ontmoeting Arbeid-RAL, 17 september 1975.

 Interview S. Debusschere.

[113].20 jaar RUG-studenten in aktie, 14.

 Neen aan het Ontwerp-De Croo-Humblet. Brochure ASR 1975, z.p.

[114].Tendensbrochure Kongres 1976, 21-23, 28-32 en 36-38.

 Rood, jg. 7 (1975) nr. 44, 7.

 Verslag nationale vergadering 15 september 1975.

 Verslag NSF 20 oktober 1975.

 20 jaar studenten in aktie, 14.

[115].Zie hoger, p. 33.

[116].Het werd dus niet uitgebracht omdat de fakultaire akties de centrale organizatie in de war hadden gebracht, zoals wordt beweerd in 20 jaar RUG-studenten in aktie, 14.

[117].De Crootklant, jg. 1 (1974-'75) nr. 1, z.p.; nr. 3, z.p.; nr. 4, z.p.

 AVVS. Knipselmap 1975.

 AMVS. Map Aktie De Croo 1975-'76.

 20 jaar studenten in aktie, 14.

[118].Rood, jg. 7 (1975) nr. 45, 4 en nr. 50, 1.

 Tendensbrochure kongres 1976, 28-35 en 39-41.

 AVVS. Knipselmap 1975.

 Interview L. Van Dievel.

[119].Tendensbrochure kongres 1976, 22-23.

[120].Tendensbrochure kongres 1976, 22.

[121].Tendensbrochure kongres 1976, 24-26.

 STRUKTUUR VVS VZW.

 

 Sinds de omvorming tot VZW in 1958 (zie hoger, p. 19) heeft de VVS altijd een tweeledig statuut gehad: enerzijds was er de feitelijke vereniging VVS, anderzijds de VZW. De werking van de feitelijke vereniging is al meermaals besproken. De struktuur van de VZW hebben we tot hiertoe nog niet behandeld, omdat die eigenlijk geen invloed heeft op de praktische werking. De VZW-struktuur zou als volgt kunnen worden geschetst:

 RvB

 

 ALGEMENE VERGADERING

 

 LEUVEN GENT BRUSSEL ANTWERPEN NUHO

 

 Aanvankelijk werd de A.V. door het N.K. verkozen. Het kongres verkoos ook het Dagelijks Bestuur (later de N.P.), maar de RvB werd aangeduid door de A.V., zoals statutair verplicht voor een VZW. Op het einde van de jaren zestig werden gemakkelijkheidshalve de A.V. en het N.K. samengesmolten. De gemandateerden die op de Regionale Kongressen werden verkozen, waren dus zowel afgevaardigden voor het N.K. als A.V.-leden. De A.V. was bevoegd voor het goedkeuren van rekeningen en begrotingen, voor het veranderen van de statuten, voor het ontbinden van de vereniging en voor andere wettelijk voorgeschreven materies. De A.V. kwam één keer per jaar samen, en statutair moest deze vergadering in oktober of november plaatsvinden. De RvB bestond uit werkende leden (gemandateerden) en uit buitengewone leden (oud-VVS'ers), allen aangeduid door de A.V. De vz. van de VVS zat ex officio ook de RvB voor. De Beheerraad hield zich vrijwel uitsluitend bezig met het financiële beheer van de vereniging (1).

 

(1) ARUG. Statuten en reglementen. Uitgaven 1967-'68.

 De Rooie Reu, jg. 2 (1975-'76) nr. 4, 2-14.

 SORA. Voorstel tot statutenwijziging en nieuwe koördi- natie VVS, z.d.

 

 ARUG. Verslag A.V. 20 december 1976.

 ARUG. DSF Dossier (1977), z.p.

 De Rooie Reu, jg. 2 (1975-'76) nr. 4, 2-14.

[122].ARUG. Verslag A.V. 20 maart 1976.

 ARUG. DSF-Dossier (1977), z.p.

 Tendensbrochure kongres 1976, 26-27.

[123].Zie verder, p. 99.

[124].ARUG. DSF-Dossier (1977), z.p.

 De Rooie Reu, jg. 2 (1975-'76) nr. 4, 2-14

 ARUG. Statuten en reglementen, uitgave 1967-'68.

 N.B.: Naast de vertegenwoordigende en de werkende leden bleven de buitengewone en de steunende leden in hun oude vorm bestaan.

[125].Tendensbrochure kongres 1976, 2.

 AMVS. Pamflet VVS-Leuven, 1976.

[126].Tendensbrochure kongres 1976, 36-41.

 AMVS. Pamflet VVS-Leuven, 1976

 AMVS. Pamflet "Steun de Tendens", 1976.

 AMVS. Toespraak M. Derez op R.K. Leuven 1976.

[127].ARUG. Toespraak Mark Vermeersch, N.K. 1976.

 AMVS. Toespraak Mark Derez, R.K. Leuven 1976.

 De Rooie Reu, jg. 2 (1975-'76) nr. 4, 16-17.

[128].Tendensbrochure kongres 1976, 24-27.

 AMVS. DSF-programma 1976.

 AMVS. Toespraak Mark Derez, R.K. Leuven, 1976.

 De Rooie Reu, jg. 2 (1975-'76) nr. 4, 19.

[129].De Rooie Reu, jg. 2 (1975-'76) nr. 4, 17-19.

 ARUG. Verslag R.K. KULAK 1976.

 ARUG. Verslag R.K. VUB 1976.

[130].ARUG. DSF-Dossier (1977).

 ARUG. Verslag KSS-vergadering 3 april 1976.

 Kontaktblad Sociale Scholen, jg. 1 (1976) nr. 3, 7.

 De Rooie Reu, jg. 2 (1975-'76) nr. 4, 19.

[131].Louis Van Dievel werkt momenteel bij het TV 1-journaal.

 De mandatenverdeling voor het Nationaal Kongres, gehouden te Gent op 8 mei 1976, was als volgt:

 

MLB

 

TENDENS

 

DSF

 

ALS

 

KSS

 

TOTAAL

 

 LEUVEN

 GENT

 BRUSSEL

 ANTWERPEN

 KORTRIJK

 LIMBURG

 NUHO

 

 9

 13

 8

 3

 2

 /

 5

 

 24

 11

 7

 22

 15

 /

 /

 

 14

 15

 /

 0

 /

 /

 /

 

 /

 /

 8

 /

 /

 /

 /

 

 /

 /

 /

 /

 /

 /

 15

 

 47

 39

 23

 25

 17

 /

 20

 

 TOTAAL

 

 40

 

 79

 

 29

 

 8

 

 15

 

 171

 

 

 

[132].De Rooie Reu, jg. 2 (1975-'76) nr. 4, 19.

 De mandatenverdeling voor het Nationaal Kongres, gehouden te Gent op 8 mei 1976, was als volgt:

 

MLB

 

TENDENS

 

DSF

 

ALS

 

KSS

 

TOTAAL

 

 LEUVEN

 GENT

 BRUSSEL

 ANTWERPEN

 KORTRIJK

 LIMBURG

 NUHO

 

 9

 13

 8

 3

 2

 /

 5

 

 24

 11

 7

 22

 15

 /

 /

 

 14

 15

 /

 0

 /

 /

 /

 

 /

 /

 8

 /

 /

 /

 /

 

 /

 /

 /

 /

 /

 /

 15

 

 47

 39

 23

 25

 17

 /

 20

 

 TOTAAL

 

 40

 

 79

 

 29

 

 8

 

 15

 

 171

 

 

 Interview L. Van Dievel.

[133].Zie ook verder, p. 96.

[134].Interviews D. Jacobs en L. Van Dievel.

 ARUG. Balans VVS 1976-1977.

[135].ARUG. Verslag N.P. 16 oktober 1976.

 ARUG. Verslag N.P. 25 oktober 1976.

[136].Roje Reu, jg. 1 (1976-'77) nr. 9, 6.

 Mareels, o.c., 113-115.

[137].ARUG. Brief van het CAK n.a.v. het NKK, 22 februari 1977.

 ARUG. Perskommunikee van het VNSF, 23 maart 1977.

 ARUG. Regionale jaarverslagen 1976-'77 Leuven, Gent, Brussel, Antwerpen, Kortrijk. Zie verder, p.

[138].Mareels, o.c., 115.

[139].ARUG. VVS-pamflet "De strijd tegen onderwijshervormingen is een permanente strijd" (1977).

[140].Zie bijvoorbeeld het einde van de beweging tegen de programmawet, p. 74.

[141].Roje Reu, jg. 1 (1976-'77) nr. 7-8, 5.

 ARUG. VVS-pamflet "De strijd tegen onderwijshervormingen is een permanente strijd" (1977).

 Tendensprogramma kongressen 1977, 5-7.

 Vermeersch, Studentenvakbeweging, 26.

 Ter Hoeven, Studenten in de aanval, 87 en 95-96.

[142].Een andere mogelijkheid was een massa-organizatie van studenten kreëren op basis van klassentegenstellingen, naar het voorbeeld van de sterk gepolitizeerde Franse studentenvakbond LRC. Dit werd echter niet haalbaar geacht in ons land, en daarom werd geopteerd voor een basis van werkgroepen, zoals door de Leuvense VVS'ers (Wim Schamp, Johan Algoed, Martine Smets) was voorge- steld.

 ARUG. Verslag VVS kadervorming 8 november 1976.

[143].Tendensprogramma kongressen 1977, 7 en 11.

 Rood, jg. 9 (1977) nr. 10, 8.

 Roje Reu, jg. 1 (1976-'77) nr. 7-8, 5.

 ARUG. Pamflet VVS "De strijd tegen onderwijshervormingen is een permanente strijd" (1977).

[144].Onderwijsgrieven, passim.

 Rooi Woefke, jg. 1 (1976-'77) nr. 1, 17.

 ARUG. Verslag Regionale Koördinatie Leuven 20 januari en 2 februari 1977.

 Tendensprogramma kongressen 1977, 3.

[145].Zie hoger, p. 81.

[146].Zie hoger, p. 56.

[147].ARUG. Studietekst "Loopt het mis met VVS?" (1977).

 Tendensprogramma kongressen 1977, 3.

 ARUG. Verslag WK 2 december 1976.

 20 jaar studenten in aktie, 61-62.

 Roje Reu, jg. 1 (1976-'77) extra nummer (dec. 1976), z.p.

 Blok, Studentenbeweging en universiteit 1953-1978, 66-68.

 Interview S. Debusschere.

[148].ARUG. Jaarverslag VVS-Brussel 1975-'76.

 ARUG. Verslag kadervorming 9 november 1976.

 Tendensprogramma kongressen 1977, 3.

[149].ARUG. Verslag kadervorming 9 november 1976.

 Tendensprogramma kongressen 1977, 3-4.

 Roje Reu, jg. 1 (1976-'77) extra nummer, z.p.

[150].ARUG. Verslag KSS-vergadering 23 december 1976.

DE LEDEN VAN DE KSS.

 

De twaalf scholen die de ruggegraat vormden van de KSS waren de volgende: het Stedelijk Hoger Instituut voor Sociale Studiën (SHISS) en het Hoger Instituut voor Maatschappelijk Werk (HIMW) in Antwerpen, het Hoger Instituut voor Socio-Kultureel Werk - Arbeidershogeschool (HISKWA) en het Hoger Instituut voor Maatschappelijk en Kultureel Werk (beter bekend als "de Poststraat") in Brussel, het Hoger Instituut voor Sociale Studiën (HISS) van De Haan, het Hoger Rijksinstituut voor Handel, Administratie en Maatschappelijk dienstbetoon in Diest, het Geelse Hoger Instituut voor Sociale Studiën (HISS), het Instituut voor Psycho-Sociale Opleiding (IPSOC) en het Hoger Rijksinstituut voor Ekonomisch, Paramedisch en Sociaal Hoger Onderwijs (SOSTICO) in Kortrijk, de Sociale Hogeschool Heverlee (SHH) en in Gent tenslotte nog het Stedelijk Hoger Instituut voor Sociale Studiën (SHISS) en het Katoliek Vormingscentrum voor Maatschappelijk Werk (SOCIA). Vanaf 1978 werden ook nog kontakten gelegd met sektoren gezinswetenschappen, ortopedagogie, psychologische assistenten, biblioteekekonomie, sociale readaptatiewetenschappen en maatschappelijk dienstbetoon van andere hogescholen (avondonderwijs inbegrepen) zodat de geassocieerde scholen en sekties op een totaal van 23 kwamen.

 

 Kontaktblad Sociale Scholen.

 ARUG. Map KSS 1979-'80.

 ARUG. Statuten van KSS VZW.

[151].Dany Jacobs leidt momenteel het studiecentrum voor Tech- nologie en Beleid van de Nederlandse organizatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) te Apeldoorn.

[152].ARUG. Map verslagen van de kadervormingen (1976-'77).

[153].Interviews J. Algoed en S. Debusschere.

[154].Roje Reu, jg. 1 (1976-'77) nr. 7-8, 3.

 ARUG. Brief "Aktiekomitee 11 november 1976".

 Roje Reu, jg. 1 (1976-'77) nr. 5, 3.

 ARUG. Brief "Solidariteitsaktie met A. Léger" (3 februari 1977).

 ARUG. Pamflet "Abortus vrij" (betoging 5 maart 1977).

 Interview J. Algoed.

[155].ARUG. KVHV-pamflet "Het jaarlijkse zottekensspel" (1977).

 ARUG. VNSU-pamflet (maart 1977).

 ARUG. Verslag N.P. 7 januari 1977.

 ARUG. VVS-pamflet "Amai mijn statuten" (1977).

 Interview J. Algoed.

[156].ARUG. VVS-pamflet "Amai mijn statuten" (1977).

 AVVS. VVS-lezersbrief aan De Standaard (20 april 1977).

[157].Interviews L. Van Dievel en J. Algoed.

 ARUG. Verslag N.P. 7 januari 1977.

 Roje Reu, jg 3 (1978-'79) nr. 6, 4.

 ARUG. VVS-pamflet "Amai mijn statuten" (1977).

[158].ARUG. KVHV-pamflet "Het jaarlijkse zottekensspel" (1977).

 AVVS. Knipselmap 1977.

 AVVS. VVS-lezersbrief De Standaard (20 april 1977).

[159].Roje Reu, jg. 1 (1976-'77) nr. 15-16, 6.

 ASB-programmabrochure (1977), 2 en 10-18.

 AVVS. ASB-pamflet "Jawel, ook jij bent lid van VVS" (1977).

[160].Roje Reu, jg. 1 (1976-'77) nr. 15-16, 6.

 Idem, nr. 17-19, 1-2.

[161].Idem, nr. 17-19, 2.

 Idem, nr. 15-16, 3.

[162].Frontprogramma (1977), 4.

 Roje Reu, jg. 1 (1976-'77) nr. 15-16, 2-3.

 Idem, nr. 17-19, 1-3.

[163].Tendensprogramma 1977, passim.

 Roje Reu, jg. 1 (1976-'77) nr. 15-16, 3-4.

 Rood, jg. 9 (1977) nr. 17, 8-9.

 Roje Reu, jg. 1 (1976-'77) extra nr., z.p.

[164].AVVS. KVS-pamflet "Stem niet op de ASB" (1977).

 Interview J. Algoed en S. Debusschere.

 Rood, jg. 10 (1978) nr. 11, 9.

[165].ARUG. Verslag N.P. 17 december 1976.

 ARUG. Maatschappelijke opstelling van de KSS.

 ARUG. Annex van de Kontaktgroep Sociale Scholen bij het Tendensprogramma.

 Roje Reu, jg. 1 (1976-'77) nr. 17-19, 1 en 6-7.

 ARUG. KSS: voorstel aan de A.V. i.v.m. het NUHO-kongres van 2 mei 1977.

[166].Roje Reu, jg. 1 (1976-'77) nr. 17-19, 1.

 ARUG. Loopt het mis met VVS? (1977).

 Interviews J. Algoed en S. Debusschere.

[167].Roje Reu, jg. 1 (1976-'77) nr. 17-19, 1.

[168].Idem, nr. 17-19, 1-4.

 Rood, jg. 9 (1977) nr. 19, 9.

 Interview J. Algoed.