Van nationale overkoepeling naar klein-linkse vakbond: De Vereniging van Vlaamse studenten 1974-1983. (Bregt Henkens) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
1. DE ONTWIKKELING VAN DE VAKBONDSGEDACHTE (Akademiejaar 1977-1978).
Dit jaar stond voor de VVS in het teken van twee belangrijke tema's. De eerste helft van het akademiejaar kroop alle energie in het aktievoeren tegen de programmawet. Vanaf januari werd erg veel denk- en studiewerk verricht rond de konkretizering van het PMS-programma. In het verspreiden van diskussieteksten kroop ook veel geld, zo blijkt uit de balans van 1977-'78. Ook dit jaar konden de inkomsten van de VVS de uitgaven niet dekken. Nochtans waren de studietoelagen met bijna 100.000 frank omhoog gegaan en bedroegen nu 308.423 frank. Officieel werden de twee "permanenten" nog steeds gesubsidieerd door de NJR, maar in de praktijk konden voorzitter Jo Algoed en sekretaris Wim Schamp enkel rekenen op een karig "jobstudentenloon" [170]. Het geld dat voor hen werd aangevraagd werd immers gebruikt om de Roje Reu en het Rooi Woefke te financieren.
Om de verslechterende financiële positie van de VVS een halt toe te roepen werd meer financiële autonomie toegekend aan de regionale VVS-afdelingen. Voor VVS-Leuven en -Kortrijk was het opdraaien voor de eigen kosten geen probleem. Zij waren immers erkend als studentenvereniging door de plaatselijke overkoepelende studentenorganizatie en konden aktiviteiten en drukwerk daardoor laten subsidiëren. VVS-Gent werd eigenlijk onrechtstreeks gesteund door de subsidiëring van werkgroepen via het Werkgroepenkonvent. Anders lag het voor de VVS-afdelingen van Antwerpen en Brussel, om maar te zwijgen van VVS-NUHO. Zij konden dus absoluut niet rekenen op enige toeschietelijkheid van de "plaatselijke bureaukraten", en moesten bijgevolg door VVS-nationaal gevoed worden. De autonomie die aan de regionale VVS-ploegen verleend werd was echter niet alleen financieel maar ook organizatorisch [171].
1. Werkvlak van de VVS in 1977-1978.
A. MET HET NSF TEGEN DE PROGRAMMAWET.
Op 11 oktober 1977 stelde de regering Tindemans na het opstellen van de begroting voor 1978 de programmawet voor: een uitgebreide reeks besparingsmaatregelen waarvan vooral de artikels 173 en 174 de studentenbeweging tegen het hoofd stootte. Het ging om een hervorming van de wet op studietoelagen van 19 juli 1971. In artikel 1 '1 werd de formulering "De Ministers van Nationale Opvoeding verlenen toelagen ..." vervangen door "De Ministers van Nationale Opvoeding kunnen toelagen verlenen ...", m.a.w. het krijgen van studiebeurzen was niet langer een recht. Door aan de financiële tegemoetkoming een fakultatief karakter te geven stond het de regering vrij om studiebeurzen af te schaffen of te vervangen door leningen. Dat het de regering om dit laatste te doen was, werd duidelijker door het artikel 174 van de programmawet, dat het mogelijk maakte studieleningen te verschaffen in de plaats van beurzen (terwijl in art. 1 '4 van de wet van 1971 leningen nog als supplementair werden beschreven) [172].
De N.P. van de VVS maakte op 17 oktober 1977 een uitgebreide analyse van de nieuwe regeringsmaatregelen en beraadde zich over mogelijke aktiemogelijkheden. Een werkgroep werd opgericht die een dokumentatiemap opstelde met informatie rond het toenmalige beurzenstelsel, de voorgestelde wijzigingen en mogelijke alternatieven. Er werden meteen kontakten gezocht met andere studentenorganizaties, vakbonden, ouderverenigingen, sociale diensten van de universiteiten, en op 27 oktober werd door de VVS een nationale vergadering van studenten uit alle centra bijeengeroepen. Omdat het hier nog niet ging om verkozen studentenvertegenwoordigers - het waren aan de Vlaamse kant in de eerste plaats de VVS-kaders, daarnaast linkse aktieve studenten uit alle strekkingen, vooral MLB'ers - kende deze Voorlopige Nationale Koördinatie van Studenten (VNKS) zichzelf ook geen enkele politieke beslissingsmacht toe, het bleef bij organizatorische afspraken. Het VNKS verspreidde op initiatief van de MLB een open brief aan Ramaekers en Michel, die door een honderdtal studentenverenigingen uit heel België werd ondertekend en op 9 november op een perskonferentie gepresenteerd [173].
Nadat er in alle regio's - buiten Limburg en Henegouwen - Centrale Aktiekomitees (CAK's) waren opgericht, werd het VNSK omgevormd tot een Nationaal Studentenfront (NSF), samengesteld uit demokratisch verkozen afgevaardigden van die CAK's. 23 november werd door het NSF uitgeroepen tot nationale aktiedag: in het ganse land werden meetings, stakingen en betogingen opgezet. Vooral aan Waalse kant was er veel strijdlust aanwezig, behalve dan aan de UCL. In Vlaanderen waren de akties (buiten Leuven) eigenlijk niet zo'n sukses. Het standpunt van het NSF, dat op deze dag naar buiten werd gebracht, was natuurlijk een kompromis en daardoor werd de door de VVS-werkgroep voorgestelde eis tot gratis onderwijs en studieloon opzijgeschoven. Dit tema leefde nochtans sterk bij klein links en werd in de jaren zestig door de studentenbeweging overgeno-
men. Ook de VVS verkondigde al jarenlang deze idee: enkel een studieloon zou gelijke kansen voor iedereen bieden, en bovendien gaf zij aan jongeren al een belangrijke vorm van zelfstandigheid. Maar voor vele andere studentenverenigingen ging dit tema te ver en daarom bleef het bij de eis tot vrijwaring van het recht op studiebeurzen. Daarnaast werden ook het laat uitbetalen van de beurzen, de niet-indexering van de fiskale barema's en de uitkeringsbedragen van de beurzen op de korrel genomen. Deze laatste eisen moesten de wantoestanden van de laatste jaren aan de kaak stellen. Deze lijnen kwamen ook terug in het eisenpakket van de nationale betoging van het NSF op 14 december 1977 in Brussel. Onder de 1200 betogers bevonden zich ook ongeveer één derde NUHO-studenten. Dat kan verklaard worden door het in het eisenpakket opgenomen voorstel tot het optrekken van de sociale subsidies van het NUHO tot het niveau van de universiteiten [174].
Afb. 11: Onder andere in de Roje Reu werden de standpunten van het NSF naar buiten gebracht.
Ondertussen zat Ramaekers in een lastig parket, hij zat geklemd tussen de Hoge Raad voor Studietoelagen en de studenten enerzijds (die de artikels 173 en 174 verwierpen), en konservatieve parlementsleden, zijn kollega-minister Michel en de rechtse pers anderzijds (die de beurzenhervorming voorstonden). Hij legde dan ook tegenstrijdige verklaringen af en bracht met zijn uitspraak dat de betreffende artikels geschrapt zouden worden grote verwarring. Nadat de betwiste artikels weggeamendeerd waren naar de kultuurraden ging Ramaekers zelfs zover dat hij zichzelf - en de hele BSP - garant stelde voor het behoud van de studiebeurzen in de vorm van de wet van 1971. Voor de meeste studenten was hiermee de zaak afgerond, maar de VVS was niet zo optimistisch: de studentenbeweging had weliswaar een overwinning behaald, maar de burgerij zou blijven besparen op de minst rendabele uitgaven, zij zou deze kwestie niet zomaar opgeven. Desondanks was de VVS voorstander van het opheffen van het NSF. Een dergelijk front was immers een aktiestruktuur, beantwoordend aan een welbepaalde mobilizatie voor een welbepaald doel of tegen een welbepaalde aanval. Wanneer het doel was bereikt of de aanval was afgeslagen moest bijgevolg de aktiestruktuur opgeheven worden. Zo had ook het NSF volgens de VVS haar historisch verloop gekend: de artikels 173 en 174 waren ingetrokken. Op dat ogenblik zou een NSF enkel nog een steriel debat kunnen organizeren, boven de hoofden van de studenten aan de basis. Echter, niet iedereen dacht er op deze wijze over. Vooral de MLB'ers wilden tot elke prijs het front levend houden, dit in kader van hun eenheidsprogramma [175]. Het NSF moest dan een soort nationale konferentie van alle studentenbewegingen worden, iets wat volgens de Tendensers enkel een gepolitizeerd, steriel orgaan zou opleveren. Op de NSF-vergadering van 12 januari 1978 stemde op voorstel van de VVS twee derde van de stemgerechtigde afgevaardigden voor het opheffen van de strukturen. Hiermee was voor de MLB de zaak echter nog niet beslecht, zij probeerden nog een tijdlang "hun NSF" staande te houden. Vanuit de Leuvense ASR - waar toen nog heel wat MLB-sympatisanten aktief in waren - werden zelfs nog studenten naar dit front afgevaardigd. Deze "NSF" probeerde eerst nog akties te voeren voor andere doeleinden zoals de solidariteitsakties met de met afdanking bedreigde Leuvense professor Steven De Batselier (psychologie), maar verviel hierna tot een loutere MLB-substruktuur en stierf dan ook een stille dood [176].
De VVS-akties in 1977-'78 bleven niet beperkt tot de programmawet, neen, er waren nog twee aktiepunten die heel wat energie opslorpten: de derde cyclus en de "tesisdoppers".
Eind november 1977 kwam de VVS te weten dat minister Ramaekers in zijn "Voorontwerp tot wet over de hervorming van de akademische graden" een wettelijke opbouw van de derde cyclus voorzag [177]. Volgens de VVS had zo'n uitbouw van een derde cyclus tot gevolg dat deskundigheid een speciale attentie opgespeld zou krijgen (m.a.w., een gewoon diploma werd gedevalueerd) en dat de wetenschappelijke inhoud van het onderwijs meer op de noden van de industrie dan op de noden van de maatschappij zou worden toegespitst (specializatie aan de universiteit op kosten van de universiteit ten voordele van de fabriek). De maatregel verlengde ook de studieduur en verhoogde bijgevolg de financiële drempel. Kortom: een stap in het voltrekken van de technokratizering en het verscherpen van sociale selektiemechanismen. De instelling van een derde cyclus was dus ontoelaatbaar voor de verdedigers van de demokratizering van het onderwijs. Hierdoor kwam de VVS in de reaktie tegen dit "Voorontwerp" in hetzelfde kamp te staan als professoren die hun autonomie door het ontwerp ingekrompen zagen en studenten die vanuit een korporatistische reflex betoogden tegen het schrappen van titels als "ingenieur". Deze heterogene oppositie wist na enkele maanden Ramaekers tot het intrekken van zijn plannen te bewegen [178].
Een VVS-aktiepunt dat zich toespitste op de situatie in Leuven was het probleem van de "tesisdoppers". In bepaalde fakulteiten aan de KUL was het mogelijk om de licenties te beëindigen zonder een eindverhandeling in te leveren. Elk jaar studeerden er zo honderden studenten af die hun eindwerk nog verder moesten afwerken. Ook in 1977-'78 waren er zo'n 500-tal "tesisstudenten" die, omdat ze geen werk vonden - ze hadden ook geen diploma - waren ingeschreven aan de Rijksdienst voor Arbeidersvoorziening (RVA) en van een werkloosheidsuitkering genoten. In december 1977 werden al deze "tesisdoppers" plots geschorst. De Leuvense RVA beweerde dit gedaan te hebben in opvolging van een nationale richtlijn, op het Ministerie van Arbeid en Tewerkstelling beweerde men dan weer dat deze maatregel uitsluitend tot de verantwoordelijkheid van het gewestelijk bureau behoorde. Van wie het ook uitkwam, de geschorsten kregen in elk geval geen werkloosheidssteun meer, en anderzijds kwamen ze ook niet in aanmerking voor een studiebeurs. De "tesisdoppers" namen dit echter niet, en met de hulp van de Sociale Raad en VVS-Leuven werden akties opgezet om de herinschrijving in de RVA-registers te bekomen. Ondertussen begon de VVS ook dieper te graven in de problematiek van de licentieverhandelingen. Er werden kadervormingen aan dit tema gewijd en in een extra nummer van de Roje Reu (uitgegeven door Peter van Sanden) werden de specifieke problemen van het eindwerk geëvalueerd en mogelijke alternatieven (papers, stages) in overweging genomen. Na wekenlang aktievoeren krabbelde de Leuvense RVA terug: voor het akademiejaar 1977-'78 zou de oorspronkelijke regeling behouden worden [179].
B. "FEDERALISME-EIS = DEMOKRATISCHE EIS".
Sedert het einde van de jaren '60 was het voor de Belgische politieke kaste stilaan duidelijk aan het worden dat een grondige staatshervorming noodzakelijk was om een einde te maken aan de kommunautaire konflikten. Na het installeren van de Kultuurraden (1972) en het splitsen van enkele ministeries was in 1977 de tijd rijp om een nieuwe staatsstruktuur uit te dokteren. Op 24 mei 1977 werd door de partijvoorzitters van VU, FDF, socialisten en kristendemokraten het Egmontpakt ondertekend, dat eind '77 nog werd bijgeschaafd tijdens de onderhandelingen in het Stuyvenbergkasteel. Deze akkoorden maakten de oprichting van gewest- en gemeenschapsraden mogelijk, een belangrijke stap in de richting van federalisme. Toch waren het vooral flaminganten die hiertegen reageerden. Enerzijds was er de formele kritiek: de wijze waarop het pakt tot stand was gekomen, was op z'n zachtst uitgedrukt ondemokratisch. Anderzijds, de kritiek op de inhoud: naast het verwijt dat de staatshervorming te eng kultureel was en de socio-ekonomische en politieke dimensie totaal over het hoofd werd gezien was het vooral de kwestie Brussel die vele Vlamingen provoceerde. De Brusselse deelregering zou niet paritair worden samengesteld uit Frans- en Nederlandstaligen, en de Franstaligen in de Brusselse randgemeenten kregen inschrijvingsrechten, waardoor onvermijdelijk de verfransingsdruk aldaar zou toenemen. Tenslotte werd Brussel erkend als volwaardig gewest waardoor de Vlaamse Brusselaars in een erg defensieve situatie zouden terechtkomen. Het duurde dan ook niet lang vooraleer Vlamingen uit zowat alle partijen een Anti-Egmontkomitee oprichtten dat moest aktievoeren en lobbyen om deze "aanslag op Vlaanderen" te kunnen afslaan [180].
Al dadelijk na de eerste protesten tegen het Egmontpakt beraadde de N.P. van de VVS zich erover of zij zich al dan niet mocht mengen in deze materie. Vooral onder druk van de leden van Arbeid ging de VVS uiteindelijk een duidelijk standpunt innemen en sloot zich in januari 1978 aan bij het Komitee voor een Demokratisch Federalisme (KDF). Het KDF onderscheidde zich van het Anti-Egmontkomitee door haar uitgesproken progressieve opstelling. In hun ogen was de eis voor federalisme in se een progressieve eis: vanuit hun optiek voor basissocialisme, dus met zelfbeheer op alle vlakken, was het ook logisch dat een aantal bevoegdheden overgedragen zouden worden aan de gemeenschappen. De volksgemeenschap werd dan gezien als het geheel van loon- en weddetrekkenden, die naast hun ekonomische positie ook een gemeenschappelijke socio-kulturele achtergrond hadden. De VVS kon zich achter deze visie scharen, niet zozeer wegens de historische band tussen studentenbeweging en Vlaamse ontvoogingsstrijd, als wel omdat de VVS in haar streven naar een socialistische maatschappijverandering de besluitvorming zo dicht mogelijk bij het volk wou brengen, en het federalisme was dus al een stap in deze richting. Bovendien stelde het federalisme de bestaande staatsstrukturen in vraag, en als zodanig kon het bijdragen tot het uitschakelen van de "onderdrukkingsmechanismen van de kapitalistische unitaire staat". Wanneer de federalistische eis radikaal genoeg gesteld zou worden, zouden vele mensen net als ten tijde van "Leuven Vlaams" via kulturele onderdrukking tot inzicht komen van de totale onderdrukkingsmechanismen van de kapitalistische staat. Samen met het KDF stond de VVS ook achter een tweeledig federalisme, omdat met Brussel als derde gewest de koncentratie van politieke en ekonomische macht niet zou worden aangetast. Integendeel, de machtskoncentratie zou nog toenemen, temeer daar Brussel ook hoofdstad werd van het Europese kapitaal. In de Roje Reu verscheen een artikelenreeks van de hand van Stef Debusschere en Bruno Monteyne (beiden lid van Arbeid) over de houding van de VVS t.o.v. de Vlaamse kwestie, en vanaf februari werkten de VVS-afdelingen van vooral Gent en Leuven aktief mee in de akties tegen het Egmontpakt [181].
Met deze stellingname vergrootte de Tendens nogmaals de kloof met de MLB. De marxisten-leninisten weigerden zich immers uit te spreken over de Vlaamse kwestie, het nationalisme werd gezien als een burgerlijke materie die arbeiders van verschillende nationaliteiten moest verdelen [182]. Volgens hen was Marx tegen het federalisme, en dat Lenin zelf de oprichter was van een federalistische staat werd dan voor de gelegenheid maar eens over het hoofd gezien. Binnen de VVS wees de radikale federalistische houding, al was dit maar een secundair aktietema, op de grote invloed van de Werkgroep Arbeid, die ondertussen - o.a. via de VVS - intense politieke kontakten met de SJW had opgelegd [183].
2. De PMS.
Dit akademiejaar moest de algemene konstruktie van een permanente massa-organizatie van de studentenbeweging (PMS) uitgewerkt worden tot een duidelijker, konkreter projekt. Bij het zoeken naar een praktisch leidraad kwamen verschillende vragen naar boven zoals "Moeten we de studentenbeweging ook opentrekken naar reformisten toe?" en "Dreigen we door studenten te sensibilizeren vanuit hun konkrete studiesituatie niet te vervallen in korporatisme?". Na maandenlange diskussies kwam stilaan een meer uitgewerkt projekt tot stand: de VVS moest een progressieve massa-organizatie worden zonder evenwel een korporatistisch programma te voeren. Daarom moesten de regionale VVS-ploegen enerzijds een sterke sensibilizering van de studenten doordrijven om aan te tonen dat de regeringsmaatregelen in het onderwijs slechts onderdeel waren van een globale politiek van bezuinigingen, die enkel konden tegengehouden worden door een anti-kapitalistisch alternatief. Anderzijds moesten ze vanuit een heel konkrete basiswerking rond werkgroepen, fakultaire komitees e.d. een bewustmakingskampagne voeren naar de massa van de studenten die vertrok vanuit tema's die direkt aansloten bij hun studiesituatie. Op basis hiervan zou dan een eisenplatform worden opgesteld dat wel een voldoende ruim publiek zou bereiken doordat het een benadering zou bieden vanuit de levenssituatie van de student en niet vanuit een abstrakte solidariteitsverklaring, maar dat anderzijds toch nog voldoende afgebakend zou blijven t.o.v. diegenen die - in de ogen van de Tendens - al te veel illuzies hadden in regering of medebeheersorganen [184].
In de realizatie van dit programma werd aan de regionale VVS-ploegen een veel grotere autonomie verleend, en werd hun samenstelling veel heterogener. Het waren niet langer meer louter de Tendens-organizaties die er deel vanuit maakten, de trend van meer onafhankelijken op te nemen (die vorig jaar was ingezet) werd nu vervolledigd. De regionale ploeg van Gent had altijd al een vrij losse en politiek gebonden samenstelling gehad, in tegenstelling tot de andere centra. Niet de politieke groeperingen maar de werkgroepen en het WK waren er het levendigste deel van de studentenbeweging, en het was dan ook logisch dat zij bij de opbouw van een PMS werden betrokken. In het afgelopen jaar was er een hechte band ontstaan tussen het WK en de VVS, wat zich o.a. uitte in de medewerking van het WK aan VVS-kadervormingen, en de kandidatuur van Stef Debusschere, WK-voorzitter, voor het voorzitterschap van de VVS [185]. Paul Geeraert, aktief in de Werkgroep Landbouw (WELA), probeerde mensen uit de werkgroepen ervan te overtuigen lid te worden van de VVS, zodat de Gentse werkgroepen ook effektief de basisonderdelen zouden worden van de permanent georganizeerde studentenbeweging, en de VVS de plaats zou kunnen innemen van de Kommissie Sociaal (die ondertussen van het aktieterrein verdwenen was). In Leuven was de situatie gelijkaardig. De regionale koördinatie breidde zich uit en moest de fundering worden van een Leuvense PMS. Het verschil met Gent was dat de Leuvense Tendensploeg sterk gepolitizeerd was (CVA, SJW, Arbeid) en nogal eens in konflikt lag met de koördinatie die vanzelfsprekend uit een veel bredere stroming van de progressieve studentenbeweging bestond (nl. ook maosten en "reformisten"). De Tendens zette zich daarom hard in om de drijvende kracht te worden in deze aanzet tot PMS [186].
Antwerpen had dit jaar haar VVS-ploeg uitgebouwd en haar afgevaardigden waren veel meer dan vroeger aktief op de vergaderingen van de N.P., maar stoorden zich daar aan de dominantie van Leuvenaar en Gentenaars. Die dominante positie was eigenlijk een logisch gegeven gezien hun ervaring, in Antwerpen waren het bijna allemaal nieuwelingen. De oude problemen bleven echter gelden in Antwerpen: er was nog steeds geen basiswerking, onvoldoende bewustzijn onder de studenten en er waren nauwelijks werkgroepen. Voor een PMS was het dus nog te vroeg. Datzelfde kon gezegd worden van Brussel, waar er maar geen volwaardige regionale ploeg kon worden voorgesteld. In de praktijk werd de Tendens-werking er door de A.V. van de SJW waargenomen. Ook voor Kortrijk was het nog te vroeg om van permanente koördinaties te spreken, als had de VVS daar sedert vorig jaar toch al voet aan de grond gekregen [187].
In het NUHO had de KSS het initiatief genomen om een Nationale Koördinatie van alle NUHO-scholen op te richten. De Koördinatie, die in januari 1978 van start was gegaan, werd door de VVS heel belangrijk geacht voor de opbouw van een georganizeerde studentenbeweging in het NUHO, iets wat tot nu toe steeds onmogelijk was gebleken. Toch mocht ze geen VVS-etiket opgeplakt krijgen, om zoveel mogelijk mensen bij de werking te kunnen betrekken. Haar werking was er voornamelijk op gericht om na te gaan wat er nu precies in de verschillende scholen verkeerd liep: schoolreglementen, gebrek aan inspraak en overleg, geen vrije meningsuiting, absentiesystemen. Rond dit laatste tema richtte de KSS overigens een kongres in (11 maart 1978: "Het absentiekongres waarop iedereen aanwezig was") waar naast de eis tot afschaffing van de absenties, ook werd aangedrongen op meer inspraak en een betere spreiding van de stageperiodes. De KSS poogde met de NUHO-koördinatie sektoren te bereiken waar men traditioneel weinig voet aan wal kreeg, zoals normaalscholen en technische scholen. De opbouw gebeurde echter maar heel langzaam, wat te verwachten was, en aanvankelijk werd buiten de sociale scholen niet veel bereikt. In februari konden toch al regionale initiatiefkomitees worden opgericht in Kortrijk, Antwerpen, Brussel, Geel, Gent, Mechelen en Leuven. Een echt NUHO-centrum vormen, wat toch het doel moest zijn van de Nationale Koördinatie, was echter nooit gelukt. Dit kan te wijten zijn aan het stilvallen van de KSS in 1978-'79 [188].
Uit de praktische werking en de vele diskussies vormde zich rond februari 1978 bij de VVS-kaders een afgelijnde visie van de verwezenlijking van de PMS-droom: de VVS als demokratische eenheidsorganizatie met een massakarakter, die op een induktieve en syndikalistische wijze tewerk zou gaan. Met syndikalistisch bedoelde men dat de akties vooral betrekking zouden hebben op de verdediging van de direkte belangen van de studenten. Studenten waren weliswaar geen arbeiders (in de beperkte zin van het woord), en bovendien was de studentenbevolking zeer heterogeen samengesteld, maar toch - zo redeneerde de Tendens - hadden ze voor de duur van hun studies een aantal gemeenschappelijke materiële en sociale belangen. Dit liep van huisvesting over voeding en gezondheidszorg tot wetenschappelijke en pedagogische omkadering. De Tendens achtte het de moeite waard voor deze studentenbelangen op te komen, maar alleen als de universiteit in zijn breed maatschappelijk kader werd geplaatst. M.a.w. korporatisme was uit den boze. Vanuit de vaststelling dat universitair onderwijs meer en meer een direkt bruikbare opleiding werd tot deelname in het produktieproces in loonverband, ging de Tendens alle heil verwachten van de omvorming van de VVS tot een studentensyndikaat: de idee van een Studentenvakbeweging (SVB) was geboren [189].
De naam SVB had overigens geen enkele band, noch ideologisch, noch emotioneel, met de SVB van de jaren '60, zo werd me in vraaggesprekken op het hart gedrukt. Integendeel, de SJW had aanvankelijk haar veto gesteld tegen deze naam, gezien de band tussen de oude SVB en de MLB. En gelieerd worden met de maoïsten was toch het laatste wat zij wilden. Het idee voor deze naam zou ontstaan zijn in Gentse kringen (Paul Geeraert, Stef Debusschere), louter omdat deze naam het beste de doelstellingen weergaf. Van een heroprichting van de SVB tien jaar na dato was dus hoegenaamd geen sprake. Voor de praktische realizatie van een SVB werd wel gekeken naar de Algemene Studentenvereniging Amsterdam (ASVA). De ASVA, zowat de plaatselijke studentenraad, had in de jaren '60 nauwe banden met de Nederlandse SVB. Die SVB was al in 1963 opgericht en stond overigens model voor de Vlaamse SVB van Paul Goossens en co. Na het verdwijnen van de Kritiese Universiteit Nijmegen (1969) viel zij echter hopeloos uiteen. In de jaren '70 was de ASVA de enige Nederlandse studentenraad die nog als studentenvakbond bleef opereren. Zij organizeerde haar individuele leden op basis van direkte belangen, die politiek gedefinieerd werden vanuit een socialistische maatschappijvisie. Verscheidene leden van de VVS (w.o. Stef Debusschere) waren al eens naar Amsterdam getrokken om daar de praktische werking van die vakbeweging te onderzoeken. De VVS wilde nu het koncept van de ASVA op nationaal vlak uitproberen. De VVS als SVB zou het Tendenstema worden voor de kongressen van 1978. In die SVB zou de werking van de VVS ook kompleet veranderen, er werd een volledig nieuwe struktuur uitgedokterd (zie kader) [190].
EEN NIEUWE STRUKTUUR VOOR DE VVS.
Tot nu toe was de VVS-werking beheerst door een nationaal bestuur, samengesteld uit de politieke stroming die op de VVS de meerderheid behaalde, dat voorstellen en initiatieven lanceerde, zowel regionaal als nationaal. Dat de VVS hiermee niet tot in de fakulteiten en scholen geraakte en nooit bij het merendeel van de studenten kon aanslaan was intussen duidelijk geworden. Het alternatief was een studentenbeweging waarbij de werking vertrok vanuit die scholen en fakulteiten, dat werd al vanaf de beginperiode van de Tendens voorgesteld, maar men was er nooit echt in geslaagd dit te realizeren. Pogingen in die richting waren wel de autonome regionale koördinaties en meer nog, de aktiestrukturen n.a.v. regeringsmaatregelen, zoals het NSF (zie hoger, p. 25). Maar ook het uitbouwen van de regionale ploegen zou worden verlaten, want de VVS-leiding had intussen ingezien dat zelfs wanneer alle politieke organizaties en aktieve individuen in zulke ploegen verzameld werden, slechts weinig vooruitgang kon worden geboekt. Er werd zo immers enkel een kunstmatige "eenheid" aan de top geschapen, zonder de basis bij de werking te betrekken. Alleen een studentensyndikaat, zo dacht men, zou werkelijk kunnen wortelen in de scholen en de fakulteiten (1).
(1) Tendensprogramma 1978, 7-8.
Rooi Woefke, jg. 2 (1977-'78) nr. 3, 44-49.
3. De kongressen 1978: PSP vs. SVB.
Het programma van de Tendens stond dit jaar zoals gezegd helemaal in het teken van de SVB. De Tendenskampagne en -brochure kreeg als titel mee: "Naar een nieuwe studentenvakbeweging." Via pamfletten en toespraken werd gepoogd de studenten voor dit koncept warm te maken. Er werd al een werkschema uitgewerkt voor het volgende akademiejaar waarbij in de eerste plaats tijd moest worden vrijgemaakt om vergaderingen te beleggen in scholen en fakulteiten om het projekt uit te leggen. De konkrete propagering van de idee van het syndikaat en het stimuleren van "vakbondskernen" onder studenten en scholieren moest gebeuren door regionale initiatiekomitees op te richten. Een koördinatie van deze komitees op nationaal vlak zou dan als een soort "interim-bestuur" van de VVS kunnen fungeren. Dat het allemaal zo vlot niet zou lopen, zou het volgende akademiejaar duidelijk blijken [191].
Afb. 12: De Tendensaffiche voor de kongressen van 1978.
Het meest opvallende kenmerk van de kongressen van 1978 was het ontbreken van een (centrum-)rechtse kampagne. De drie voorgaande jaren hadden gematigde en rechtse studenten zich steeds ingezet om een nationale studentenoverkoepeling uit de handen van extreem-links te houden. Maar nu had zoiets weinig zin meer. Je zou kunnen zeggen dat zij met de omvorming van de VVS tot een ledenorganizatie hun doel op dat vlak bereikt hadden. De VVS vertegenwoordigde sinds de laatste statutenhervorming immers en enkel nog haar eigen leden, en kon niet langer meer spreken in naam van de volledige Vlaamse studentenbevolking. Vanzelfsprekend had het KVHV liever de VVS zelf in handen gekregen zodat zij ervan een kordinatie van Vlaamse studentenverenigingen kon maken, dat was de bedoeling van hun meest recente kampagne. Nu kon zij echter niet meer anders dan zich neer te leggen bij de "devaluatie" van de VVS tot linkse studentenvereniging. Het LVSV en het VNSU kwamen dit jaar wel nog op, zij het enkel in Brussel. Het ging dus niet langer om een georganizeerde (centrum-)rechtse nationale kampagne. In Brussel dingden ook de Aktief Linkse Studenten (ALS) mee naar de mandaten, maar daarover verder meer [192].
De kongressen werden dus weer een tennismatch tussen Tendens en MLB. Die laatste presenteerde zichzelf dit jaar met het Politiek en Syndikaal Programma (PSP). Dit programma ver-toonde enorm veel gelijkenissen met het SVB-tema. Ook het PSP nam de universitaire problematiek (wetenschap en onderwijs) als uitgangspunt, gaf aan de werkgroepen een centrale rol in het bewustmakingsproces, benadrukte dat korporatisme vermeden moest worden door de universiteit in een breed maatschappelijk kader te plaatsen. Ook in haar ogen was de politizering van de VVS (en meer bepaald de tegenstelling Tendens-MLB) een hinderpaal om de meerderheid van de studenten te kunnen bereiken. Na de verkiezingen moesten de georganizeerde frakties in de VVS worden opgedoekt, zodat alle progressieven in de VVS verenigd konden worden. Dit was - net als het Frontprogramma [193] - weer een eenheidsoproep gericht aan de Tendens. Al in januari 1978 had de MLB dit voorstel gelanceerd. Op Tendensvergaderingen werd er druk over gedebatteerd en er verschenen verscheidene studieteksten rond deze oproep. Met een dergelijke eenheid zouden verschillende aktieve groepen zoals de Leuvense SORA gemakkelijker bij de VVS aansluiting zoeken, daar was men bij de Tendens van overtuigd. Bovendien zou het zeker de geloofwaardigheid naar buiten toe versterken. Maar het probleem was dat zo'n "eenheid" zeker niet het konflikt tussen maoïsten en troskisten zou oplossen, dat bleek uit het wederzijdse wantrouwen. De MLB zag de Tendens nog steeds als een bedreiging voor de arbeidersstrijd. Ik citeer even uit een MLB-pamflet: "(...) Alhoewel dit nieuwe burgerlijke krachten zijn, zijn ze in daden (want in woorden zijn ze kommunist) nog reaktionairder dan de traditionele burgerlijke krachten, en momenteel de eerste vijanden van de arbeidersklasse" [194]. Zolang de MLB haar niet als progressieve organizatie wou erkennen, was elke toenaderingspoging vrij hypokriet, dacht men bij de Tendens. Daarenboven was het nuttiger tot eenheid van vooruitstrevende studenten te komen via een globaal projekt dat verder reikte dan een samenwerking tussen de MLB en de Tendens. En dat projekt was volgens de Tendens eerder de SVB. Het wantrouwen tussen de beide klein-linkse groeperingen, dat teruggaat op het konflikt tussen Stalin en Trotski, was klaarblijkelijk nog steeds zo groot dat ze zelfs niet konden samenwerken rond een identiek programma [195].
Zo gingen Tendens en MLB de verkiezingsstrijd in met elk hun eigen "eenheidsvoorstel", de SVB resp. het PSP. Het mag dan ook niet verbazen dat de kampagne vrij mak verliep en dat er op de Regionale Kongressen uiteindelijk weinig studenten kwamen opdagen. Waar in Leuven vorig jaar nog meer dan 800 studenten naar Alma II kwamen, waren het er nu nog geen 300. Elders raakte men moeilijk boven de honderd deelnemers. Die lage opkomst hield natuurlijk ook verband met het wegblijven van de rechtse oppositie. Het was te voorspellen dat er weinig te beleven zou zijn op de Regionale Kongressen. De heetgebakerde diskussies en regelrechte scheldpartijen kwamen er dit jaar nauwelijks aan te pas. Er werd ernstig gediskussieerd over de rol van de VVS in de studentenbeweging. Toch slaagden Tendens en MLB er niet in tot een kompromis te komen. Het was de organizatievorm van de toekomstige VVS waar beide partijen van mening verschilden: de Tendens wou een eenheidsvakbond, het PSP voorzag in een soort permanent Nationaal Studentenfront (NSF). Bij de stemming over de mandaten behaalde de Tendens gemakkelijk dubbel zoveel stemmen als de MLB. Alleen in Gent was er slechts een verschil van vijf mandaten. De Leuvense studenten daarentegen stemden massaal op de Tendens. Een bijzondere situatie was er in Brussel. Daar werden nl. voor de eerste keer afzonderlijke kongressen gehouden aan de VUB en aan de UFSAL, om zo de studenten van de Brusselse katolieke universiteit meer bij de VVS te betrekken. Toch kwamen daar maar achttien studenten opdagen. Een ander merkwaardig gegeven was dat in Brussel - en alleen in Brussel - ook andere groepen (buiten MLB en Tendens) aan het kongres deelnamen. Aan de VUB kwamen ook nog LVSV (liberalen) en ALS (sociaal-demokraten) op en zij slaagden er zelfs in de maosten en trotskisten met gemak te overtroeven. Aan de UFSAL ging de strijd tussen VNSU (Vlaams-nationalisten) en Tendens. Ze behaalden er beiden één mandaat. Deze twee mandaten kwamen bovenop de 23 die normaal gezien in Brussel verdeeld werden. In Kortrijk waren maar acht studenten komen opdagen, dus konden ook niet meer dan 8 mandaten verdeeld worden [196].
UNIVERSITEIT |
PSP |
TENDENS |
LVSV |
ALS |
VNSU |
TOTAAL |
LEUVEN GENT BRUSSEL ANTWERPEN KORTRIJK |
10 17 3 9 3 |
37 22 5 17 5 |
/ / 9 / / |
/ / 7 / / |
/ / 1 / / |
47 39 25 26 8 |
TOTAAL |
42 |
86 |
9 |
7 |
1 |
145 |
Voor het eerst was het regionaal NUHO-kongres niet centraal georganizeerd op één plaats. Nu de nationale NUHO-kordinatie [197] al heel wat scholen had kunnen bereiken, wilde de N.P. in elke regio een apart NUHO-kongres inrichten. Zo hoopte ze een grote deelname van studenten uit deze scholen te kunnen bewerkstelligen. Om organizatorische redenen opteerde men ervoor deze regionale kongressen op te zetten in de universiteitssteden. Scholen van buiten deze steden moesten hun afgevaardigden dan maar naar de dichtst bijzijnde universiteitsstad sturen. In plaats van de gebruikelijke vijftien NUHO-mandaten zou elk van de centra vijf mandaten te verdelen krijgen. De Tendens wou eerst opnieuw de KSS in haar kampagne betrekken, maar zag hier later vanaf omdat de N.P. oordeelde dat de KSS - net als de NUHO-koördinatie - apolitiek moest zijn. Er werd bijgevolg maar een gewone Tendens-kampagne gevoerd in de hogescholen. Ook bij de NUHO-kongressen droeg Kortrijk de rode lantaarn: er kwamen slechts vier studenten opdagen. Elders waren er om en bij de twintig genteresseerden. Dit was de grootste opkomst sedert de jaren '60. De uitslag was voorspelbaar [198]:
NUHO |
PSP |
TENDENS |
TOTAAL |
LEUVEN GENT BRUSSEL ANTWERPEN KORTRIJK |
1 2 / / 2 |
4 3 5 5 2 |
5 5 5 5 4 |
TOTAAL |
5 |
19 |
24 |
Op het Nationaal Kongres te Leuven (29 april 1978) zaten de afgevaardigden van NUHO en universiteiten weer samen om de tafel. Het VNSU was niet komen opdagen en er waren slechts enkele LVSV'ers. De Tendens bezat een absolute meerderheid en kon dus zonder problemen haar motie, waarin het kongres zich uitsprak voor de opbouw van een SVB, laten aannemen.
NATIONAAL KONGRES |
PSP |
TENDENS |
LVSV |
ALS |
VNSU |
TOTAAL |
TOTAAL UNIVER SITEITS- EN NUHOMANDATEN |
47 |
105 |
9 |
7 |
1 |
169 |
De kandidaat-voorzitter van de Tendens was Stef Debusschere, student Romaanse filologie aan de RUG. Hij zat het afgelopen jaar het Gentse WK voor en was lid van Arbeid. Hij werd verkozen met 84 stemmen voor, 34 tegen (PSP) en 10 onthoudingen (ALS en LVSV) [199].
1. DE VVS WORDT EEN STUDENTENVAKBEWEGING (Akademiejaar 1978-1979).
Dit akademiejaar zou een scharnier worden in de geschiedenis van de VVS. Het was nl. het jaar waarin de SVB moest worden opgericht. Die stichting zou inderdaad doorgaan, maar de praktische uitbouw van de SVB zou in het honderd lopen door de problemen rond een ander tema. Dit jaar stond immers volledig in het teken van de akties tegen de 10.000 frank inschrijvingsgeld. Als de realizatie van een SVB in het gedrang kwam, was dat doordat "de VVS zichzelf had opgeofferd aan de akties" zo zou het N.P. zich later verantwoorden [200].
Die Nationale Ploeg funktioneerde overigens niet zoals andere jaren, omdat de meeste diskussies afgestemd waren op de strijd in de verschillende centra en op nationaal vlak. De leden van de N.P. waren overigens allemaal aktief in hun plaatselijke Aktiekomitees en de VVS kreeg zowat de rol van permanent sekretariaat voor het Nationaal Aktiekomitee toebedeeld. Iedereen zat dus tot over de oren in het werk. Er was dit jaar geen vaste sekretaris (Ron Hermans was wel aangeduid als VVS-sekretaris maar liet zijn taak frekwent aan anderen over), en ook voorzitter Stef Debusschere kon zijn taak niet naar behoren uitoefenen [201]. Dit leidde tot heel wat spanningen, en in december 1978 dreigde Debusschere zelfs met ontslag. Zover kwam het echter niet, maar in juni zaten de meeste N.P.-leden toch al aan het randje van de uitputting [202].
1. Werkvlak van de VVS in 1978-1979.
A. "10.000 NOOIT".
De ekonomische krisis noodzaakte de regering Tindemans tot - nog maar eens - het doorvoeren van een hele reeks besparingen: de anti-krisiswet. Onderwijsminister Ramaekers kreeg de taak de begroting voor 1979 op hetzelfde peil te houden als die van 1978. Om dit mogelijk te maken moesten de universiteiten 5 % van hun werkingskredieten inleveren. In maart 1978 stelde Ramaekers aan de VLIR (Vlaamse Interuniversitaire Raad, de vergadering van de Vlaamse rektoren) voor om het verlies aan inkomsten te kompenseren door het inschrijvingsgeld voor studenten te verdubbelen. Hoewel de Vlaamse rektoren hier niet veel voor voelden, leek het de enig mogelijke oplossing. In mei kreeg de VVS lucht van deze plannen en van het voornemen van de Waalse Minister van Onderwijs Michel om de studietoelagen te verminderen. Een poging om eind mei al een nationale studentenvergadering in te richten mislukte omdat - wellicht door de nabijheid van de eksamens - te weinig mensen kwamen opdagen. In juni zocht de VVS dan maar kontakt met de Sociale Diensten van de RUG, de VUB en de KUL. Ze belegden een vergadering die moest uitgroeien tot een "Overlegkomitee Demokratizering van het Onderwijs" dat het probleem van demokratizering vanaf de kleuterklas tot de universiteit globaal moest onderzoeken. Maar als in juli het gerucht van de verhoging van het inschrijvingsgeld tot 10.000 frank officieel werd bevestigd, moest dit Overlegkomitee wijken voor meer prangende problemen: er moest zo snel en zo massaal mogelijk worden gereageerd. Met dat doel voor ogen richtte de VVS samen met studentenvertegenwoordigers (van velerlei strekking) van de universiteiten van Leuven, Brussel, Gent en Antwerpen het Nationaal Aktiekomitee (NAK) tegen de 10.000 op (zie kader). Er werd dadelijk begonnen met het aanschrijven van de verschillende studentenverenigingen om een zo groot mogelijk front bijeen te krijgen. Met sukses, want zo'n 37 organizaties van extreem-links tot rechts ondertekenden een open brief aan Ramaekers waarin de voorgestelde maatregelen verworpen werden. Maar het mocht niet baten. Terwijl studenten van het NAK tegen de 10.000 het Ministerie van Nationale Opvoeding en Kultuur bezet hielden ondertekende koning Boudewijn (in Spanje nota bene) het KB dat de 10.000 oplegde [203].
DE AKTIESTRUKTUUR.
Het Aktiekomitee tegen de 10.000 kreeg al gauw de demokratische struktuur die we ook al bij de vorige akties terugvonden. In al de fakulteiten werden Fakultaire Aktiekomitees opgericht die studenten afvaardigden naar een Regionaal Aktiekomitee (per universiteitsstad) dat op haar beurt delegees zond naar het Nationaal Aktiekomitee dat het geheel kordineerde. Opnieuw was het de VVS die hierbij voor de nodige infrastruktuur zorgde, en daarnaast waren het vaak de leden van de VVS die in de FAK's het meest aktief waren. Echter, in Leuven en Brussel zou de demokratische werking soms te wensen overlaten, en was de aktie soms in handen van enkele anarchisten (VUB) of maosten (KUL) (1).
(1) Roje Reu, speciaal uitgave kongres 1979, 6.
Programma voor de verdere uitbouw van VVS tot SVB, 3.
Interview S. Debusschere.
Zie ook de NSF-struktuur, hfdst. II.
De 10.000 frank inschrijvingsgeld gold natuurlijk niet voor iedereen. Beursgerechtigden betaalden slechts 1.500 frank, niet-beursgerechtigden wier ouders' inkomen maximum 50.000 frank boven de beursgrens lag, betaalden 5.000 frank, alle anderen moesten 10.000 frank ophoesten [204]. Het leek aldus een rechtvaardige maatregel waarbij de minvermogenden gespaard bleven. Dat dit echter niet het geval was bleek uit de studie "Het systeem der studietoelagen en de demokratizering van het universitair onderwijs (of waarom de 10.000 onverantwoord zijn)", opgesteld door Ward Bosmans van de sociale dienst van de KUL. Bosmans toonde aan dat het barema der studietoelagen, dat gebruikt werd om aan te duiden wie in welke kategorie viel, kompleet onbruikbaar was. Meer nog, het barema had volgens hem geen enkel direkt verband met minvermogendheid. Bijgevolg zou een verhoging van het inschrijvingsgeld nefaste gevolgen hebben voor de demokratizering van het universitair onderwijs. Het dokument van Bosmans was een belangrijk wapen voor het NAK in haar strijd tegen de 10.000 [205].
Ondertussen lanceerde het NAK een nationale oproep tot boykot van het inschrijvingsgeld. Studentenafgevaardigden van de KUL (waaronder mensen van het KVHV, SORA en KRIRA) vonden een radikale blokkade met stakingspiketten echter te verregaand, en daarom werd besloten dat de Regionale Aktiekomitees (RAK's) aan alle universiteiten autonomie kregen in het bepalen van de aktiewijzen. Zo werden in Leuven enkel pamfletten uitgedeeld met de oproep om enkel het minimum te betalen [206], terwijl het Gentse RAK de inschrijvingslokalen bezette en kandidaat-inschrijvers buitenhield. Na drie dagen bezetting werd het rektor Hoste van de RUG echter te veel, en hij liet de rijkswacht de blokkade doorbreken. Nochtans waren de Vlaamse rektoren de 10.000-maatregel niet genegen. Uit vergaderingen tussen leden van het NAK en de VLIR vloeide een gezamelijk perskommunikee voort dat het betreffende KB veroordeelde. De rektoren besloten ook voorlopig het oude inschrijvingsgeld te blijven vragen, en de verhoging niet toe te passen. Als teken van protest tegen de regeringsmaatregelen besloot rektor Hoste het akademiejaar niet met een plechtige zitting te openen. Het Gentse RAK tegen de 10.000 maakte daarvan gebruik om een alternatieve opening in te richten met sprekers van het WK, het FK en de VVS. Globaal genomen konden de akties bij de inschrijvingen een sukses genoemd worden: duizenden studenten stelden hun inschrijving uit of betaalden slechts het minimum [207].
EN IN WALLONIE...
Aan Waalse kant was het front tegen de 10.000 in handen van de FEF (Front des Francophones). Er waren geregeld kontakten met het Vlaamse NAK en de VVS. Vooral aan de ULg werd heftig aktiegevoerd. Maar het front brokkelde zeer snel af om verscheidene redenen. Ten eerste was er niet zo'n demokratische struktuur als in Vlaanderen, alles werd centraal georganizeerd vanuit de FEF. Ten tweede was de FEF altijd erg afhankelijk geweest van de overheid en er waren meer bepaald sterke banden met de PSB. Daardoor werd de strijdlust van de Waalse studenten sterk afgeremd. Daarenboven waren de Franstalige rektoren halsstarriger dan hun Vlaamse kollega's. Zij vroegen immers niet het oude inschrijvingsgeld, maar eisten meteen de volledige 10.000 frank. Het duurde dan ook niet lang vooraleer de Waalse studenten zich bij het verhoogde inschrijvingsgeld neerlegden. Zij verloren daarnaast ook nog de studiebetoelaging in de licenties (1).
(1) ARUG. Infoblad VVS
1 september 1979.
Roje Reu, speciale uitgave kongres 1979, 5.
In oktober werd er aan alle universiteiten aktie gevoerd, ook in Kortrijk en Limburg, en zelfs aan de Protestantse Teologische Fakulteit. Ook de meeste Waalse universiteiten hadden het strijdvuur aangestoken (zie kader). Aanvankelijk waren het vooral de studenten van de VUB die zich lieten gelden met hun "kollegestaking" en hun kleine betogingen. Daar kwam echter verandering in na de suksesvolle nationale betoging van 12 oktober in Brussel (7.000 deelnemers). Het hek was van de dam, overal kwamen studenten op straat, gingen in staking, bezetten de inschrijvingslokalen, de bureaus van de regeringspartijen of de kantoren van kranten en tijdschriften die de studentenakties "te negatief" beoordelen. Met dit laatste reageerden de studenten tegen de berichtgeving die het studentenprotest vaak afdeed als "korporatistisch" of zelfs "egostisch". Die houding van de pers veranderde ook niet nadat het NAK tegen de 10.000 ook de strijd voor het behoud van de tewerkstelling aan de universiteiten in haar platform opnam. In dit kader onderhandelde zij met de vakbonden over gezamenlijke akties. Een uitgebreide delegatie van het NAK stapte dan ook mee op in de nationale betoging van de onderwijsvakbonden op 25 oktober te Antwerpen. Ook andere tema's uit de anti-krisiswet slopen in de eisenbundels van de studenten. Het NAK gaf een informatiebrochure uit over deze wet, deelde pamfletten uit aan de fabriekspoorten, en deed pogingen om de studentenbeweging en de arbeidersbeweging samen te smelten tot een breed front tegen de anti-krisiswet. De massa van de studenten bleef zich echter vooral fixeren op de verhoging van het inschrijvingsgeld. En rechtse studentenkringen protesteerden ook heftig wanneer bijvoorbeeld slogans als "Geen volmachten!" werden ingeschreven in het eisenplatform van de nationale studentenbetoging. Toch was het net door in te pikken op de konkrete ontevredenheid dat de VVS met het NAK erin slaagde om nog eens zo'n massale studentenbeweging op straat te krijgen. Een mobilizatie rond het tema "Meer studiebeurzen" of "Kosteloos onderwijs" zou veel minder mensen kunnen bereiken. Maar vertrekkende vanuit de "10.000" werden die eisen wel in het programma geïntegreerd. Deze invalshoek was net wat de VVS met haar SVB-programma beoogde, en er trok dan ook niet zelden een golf van euforie (i.v.m. de akties) doorheen de VVS-kaders [208].
De strijd tegen de 10.000 kreeg echter een ernstige handicap. Door het ontslag van de regering Tindemans (11 oktober 1978) was er immers geen minister meer die het gewraakte KB kon intrekken. Het Ministerie van Onderwijs was impotent geworden. Daarom moesten de studenten nu rechtstreeks naar alle politieke partijen gaan toewerken. Het begon rustig, met vier Vlaamse politieke studentenverenigingen (het LVSV, de VDS, de VKS, de VNSU) die in een gezamenlijk schrijven de parlementsleden van hun strekking verzochten een duidelijk standpunt in te nemen ten gunste van de intrekking van de 10.000-maatregel. Maar de partijen hadden het allemaal veel te druk met hun verkiezingskampagnes, want het zou een harde strijd worden. Hierdoor radikalizeerde de houding van de studenten. Een algemene vergadering van de VUB-studenten sprak zich als eerste uit voor het aftrekken van alle affiches van alle politieke partijen zolang die de studenteneisen niet onderschreven. Dit schitterende idee werd het eerst massaal in de praktijk omgezet tijdens de nationale NAK-betoging te Brussel op 9 november (3000 betogers). Deze manifestatie verliep overigens in het algemeen veel gewelddadiger dan de vorige nationale betoging: de gebouwen van de BSP en de VU werden beklad en bekogeld en op het einde was er een harde konfrontatie met de rijkswacht. De VVS veroordeelde de excessen, enkel VVS-Brussel bleef achter harde akties staan. Het waren dan ook weer vooral VUB'ers die op 22 november het kabinet van Nationale Opvoeding bezetten en Ramaekers vasthielden. Het NAK tegen de 10.000 wilde hiermee zendtijd op radio en TV verkrijgen om Ramaekers' argumenten ter verdediging van de verhoging van het inschrijvingsgeld te weerleggen. Na enkele uren kwam de rijkswacht de minister "bevrijden" [209].
Het verkrijgen van zendtijd was ook het verlangen van een honderdtal studenten van het Gentse RAK (waaronder VVS-voorzitter Stef Debusschere) die donderdag 23 november om half twaalf 's nachts het rektoraat binnendrongen. Daarnaast wilden ze rektor Hoste tot een duidelijk standpunt inzake de 10.000 forceren. Wanneer de bezetters vrijdagochtend naar buiten keken bleek het hele rektoraat omsingeld door de politie. In de loop van de ochtend kwamen de eerste solidariteitsakties met de bezetters op gang. Een vreedzame zitstaking in de buurt van de afgezette zone werd echter al snel erg gewelddadig uit elkaar geklopt door de Gentse stadspolitie (sedertdien afgekort als GESTAPO). De rest van de dag volgden ook nog geregeld gevechtjes tussen betogers en ordehandhavers. Vanaf deze dag werd de relatie tussen politie en studenten in Gent steeds grimmiger. Dat uitte zich o.a. in het feit dat de studenten die enkele dagen later (29 november) deelnamen aan een verboden betoging helmen droegen. Men wou zich geen tweede keer laten verrassen. Deze betoging eindigde zoals verwacht in een erg gewelddadige konfrontatie met de stadspolitie, waarbij vele studenten ernstig gewond raakten. Rektor Hoste en verscheidene professoren (waaronder Jaap Kruithof en Ludo Milis) toonden een week later hun solidariteit met de studenten door 2500 betogers aan te voeren in een protestmars tegen de 10.000 en tegen de repressie. Het Gentse RAK tegen de 10.000 organizeerde eind november en begin december zowat dagelijks akties waarbij gewelddadige middelen niet uit de weg werden gegaan en vele studenten werden gearresteerd [210].
Heel wat minder gewelddadig ging het er aan toe aan de andere universiteiten. De rektoraatsbezettingen in Leuven en Brussel, de kleine betogingen overal, de nachtelijke "strooptochten" langs verkiezingsborden: ook hier trad de politie geregeld repressief op en werden studenten bij de lurven gevat, maar het kwam nooit tot de spiraal van geweld zoals die zich in Gent voordeed. Ook de derde nationale betoging van het NAK (12 december, 3000 betogers) verliep - o.m. dankzij de goede ordedienst van de studenten - vrij rustig. Wel moesten alle Brusselse verkiezingsaffiches en -borden het ontgelden. Alle afgerukt papier eindigde op een brandstapel aan het einde van de betoging. Uiteindelijk bleek het tegenwerken van de politieke kampagnes toch maar weinig te hebben uitgehaald. Enkel de PVV sprak zich uit tegen het KB van de 10.000, en de BSP nam de herziening van het studiebeurzenstelsel op in haar verkiezingspropaganda. Op 17 december werden verkiezingen gehouden, maar het zou nog meer dan drie maanden duren alvorens een regering kon worden gevormd [211].
Na de kerstvakantie was het gros van de studenten a.h.w. in een winterslaap gesukkeld. Er heerste overal een algemeen gevoelen van apatie en aktiemoeheid. Dit had enerzijds te maken met het uitblijven van onmiddellijke resultaten, anderzijds begonnen de eksamens natuurlijk langzaam te naderen. Maar ook van de kant van de VVS werden de direkte akties verlaten. De prioriteit lag nu meer bij de permanente werking: er was al lang genoeg getreuzeld met het oprichten van de SVB, daar moest nu dringend werk van worden gemaakt [212]. Er werden in de maanden januari en februari 1979 sporadisch nog wel akties gehouden in Gent en Leuven, maar er kwam nooit veel volk opdagen. Zelfs de Gentse betoging (op 21 februari) van het ACOD, het CCOD, het VSOA en het aktiekomitee tegen de 10.000 lokte nog geen 250 mensen [213].
Wanneer in de tweede week van maart de VVS te weten kwam dat de rektoren wilden beginnen met het innen van de tweede schijf van 5.000 frank (want zowat iedereen had tot dan toe nog maar het oude bedrag als inschrijvingsgeld betaald) werden vele studenten brutaal wakker geschud. Het Gentse aktiekomitee tegen de 10.000 ging als eerste over tot de aktie. Dinsdag 13 maart viel opnieuw een groep studenten het rektoraat binnen [214]. Ze vernietigden alle overschrijvingsformulieren voor de tweede schijf. Na enkele uren werden ze door de speciale rijkswachtbrigade Dyane hardhandig buitengewerkt en in hechtenis genomen. De daarop volgende dagen werden er betogingen voor hun vrijlating georganizeerd, maar die manifestaties lie-pen op hun beurt uit tot stevige botsingen met de politie en arrestaties. 's Woensdags waren de rektoraten van de KUL en de VUB aan de beurt. In Leuven speelden zich daarbij gelijkaardige taferelen af als in Gent, terwijl het Brusselse rektoraat bezet bleef (rektor De Schutter wou geen rijkswacht op de VUB-kampus). Een dag later bezette het Antwerpse RAK tegen de 10.000 het UFSIA-rektoraat. Naast het stopzetten van de inning werd hierbij ook de vrijlating van alle aangehoudenen te Leu-ven en Gent opgeist. Wanneer onderwijsminister Ramaekers op 20 maart verklaarde dat de rektoren verplicht blijven het wettelijk bepaald inschrijvingsgeld te innen, kwamen aan alle universiteiten de studenten weer op straat. Aan de VUB werd het rektoraat opnieuw bezet (de bezetting zou tien dagen duren), en in het Leuvense station hield een groep studenten een trein tegen. Vanaf dinsdag 20 maart was Leuven avond na avond het toneel van kat-en-muis-spelletjes tussen rijkswacht en studenten. Deze relletjes waren echter nog kinderspel in vergelijking met wat zich de volgende weken in Gent zou afspelen [215].
Op 29 maart was de rijkswacht binnengevallen in het Gentse studentenhuis De Brug om te zoeken naar de sluikzender Radio-Aktief [216]. De zendinstallatie was echter net op tijd verhuisd, en die avond riep Radio-Aktief op tot een "wandeling" door het duistere Gent. De hele nacht werd er gevochten tussen politie en studenten, en ook de dag erop gingen de gevechten door. Balans: 41 gewonden, voor het merendeel politieagenten. De volgende week hielden de Gentse studenten zich aanvankelijk rustig omdat de parate rijkswachtmacht te veel indruk maakte.
In Leuven bezorgde een fakkeltocht op 3 april het justitiepaleis en het rektoraatsgebouw een massa gebroken ruiten. Twee studenten met steengruis in hun zakken werden aangehouden. Ook op 5 april lieten de Leuvense studenten zich gelden. Charges van de rijkswacht werden beantwoord met stenen en flessen. Honderdvijftig mensen werden opgepakt. De volgende dagen verplaatste rektor De Somer zich onder politiebewaking. Ook in Gent werd op 5 april een verboden betoging tegen de 10.000 door een imposante ordestrijdkracht uiteengedreven. De studenten hergroepeerden zich echter telkens weer, braken trottoirs open, richtten barrikades op, en legden kleine vuurtjes aan. De bombardementen van kasseien, tegels en flessen werden door de rijkswacht beantwoord met traangasgranaten met metalen koppen. De hele nacht werd doorgevochten. Gent kende één van de grootste en hevigste studentenrellen uit haar geschiedenis [217].
Na deze climax kwam de paasvakantie en was het definitief gedaan met de akties. De tweede schijf werd overal geïnd, ook - zij het met vertraging - aan de RUG. Toch waren er daar nog verscheidene studenten die bleven weigeren de volle 10.000 te betalen. Deze lui mochten wel hun eksamens meedoen, maar werden achteraf gewoonweg niet gedelibereerd. De studentenbeweging was er niet in geslaagd het KB van de 10.000 te doen intrekken, maar toch was de VVS tevreden over de geleverde strijd. Immers, de problematiek van de studiefinanciering, het sociale statuut van de student en de sociale sektor waren nu definitief in de aktualiteit gebracht. De onderwijsspecialisten van politieke partijen waren zich gaan beraden over deze tema's, de VVS had haar kontakten met de sociale diensten van de universiteiten verdiept, de VVS was zelfs opgenomen in de werkgroepen over studiefinanciering en over de sociale sektor die Ramaekers oprichtte. Naast deze "politieke bewustmaking" hadden de akties natuurlijk ook een bewustmaking van de studentenmassa veroorzaakt. Er was een breed eenheidsfront van KVHV tot MLB tot stand gekomen dat de wijdverspreide mening dat de studenten "mak" waren geworden de grond inboorde. Veel van die tamme en onwetende studenten kwamen immers voor de eerste maal in aanraking met de problematiek van de demokratizering van het onderwijs, gingen zich beter informeren, kwamen op straat voor hun rechten. Het was tien jaar geleden dat er nog zo'n brede en langdurende studentenbeweging op de been was gebracht, triomfeerde de VVS. Daar moet wel aan worden toegevoegd dat de massa na de kerstvakantie thuisbleef. De gewelddadige rellen in maart en april 1979 waren vooral het werk van enkele honderden studenten. Bovendien primeerden daarbij de akties vaak boven het doel. Het aggressieve optreden van de politie tegen manifestanten lokte steevast reakties uit en zo kwam men terecht in een spiraal van geweld die uiteindelijk niet veel meer met de demokratizering van het onderwijs te maken had [218].
Afb. 13: Een fragment uit de veldslag tussen rijkswacht en studenten op 5 april.
B. DE PROBLEMEN VAN HET MEDEBEHEER.
Naar aanleiding van de verkiezingen voor de RvB van de Gentse Rijksuniversiteit werd er in de VVS een diskussie gevoerd over de voor- en nadelen van het medebeheer. De VVS had steeds het principe van het medebeheer a priori verworpen. Dat was zo bij de eerste RvB-verkiezingen in 1971 [219] en die houding was nog niet veranderd. De medezeggenschap van studenten in overlegorganen was volgens haar maar een pseudo-medebeslissingsrecht. De studenten waren immers steeds ondervertegenwoordigd, het laatste woord bleef steeds met heel wat moeilijkheden zoals het gebrek aan dossierkennis, de onvertrouwdheid met de strukturen en procedures, het ontbreken van kontinuïteit om lange-termijn-problemen te kunnen aanpakken. Deze elementen, gekombineerd met het uitblijven van tastbare resultaten, zorgden voor een toenemende mate van apatie ten overstaan van inspraak bij de doorsnee-student en voor een koncentratie op akties (i.p.v. participatie) bij de geëngageerde studenten [220].
Het was vanuit deze probleemstelling dat de VVS al vanaf 1977 aan het zoeken was naar nieuwe strategieën of alternatieven voor het medebeheer. Verantwoordelijken waren achtereenvolgens Dany Jacobs, Jo Algoed en Paul Geeraert. Een eerste mogelijke eis was de arbeiderskontrole op de universitaire vorming en opleiding. De inbreng van de arbeidersbeweging (en daarmee werden niet enkele vakbondsbureaukraten bedoeld) zou zorgen voor een vorming die meer aansloot bij het maatschappelijk leven, zonder dat ze ondergeschikt werd gemaakt aan de industrie. Omdat zo'n koncept - zeker op korte termijn - onhaalbaar werd geacht, stond het niet echt op de VVS-agenda. Meer aandacht werd er geschonken aan het alternatief van de studentenkontrole. Dit hield in dat de studenten geen enkele beleidsverantwoordelijkheid opnamen, maar wel effektief een kontrole- en vetorecht konden uitoefenen op de beslissingen. Eén van de problemen van deze werkwijze was dat studenten niet de middelen produceerden die de universiteit deden draaien. Wanneer een patroon het veto van zijn arbeiders tegen een beslissing in de wind sloeg, kon hij zich verwachten aan een staking, een bezetting of in het extreme geval zelfs aan het in eigen handen nemen van de produktie door de arbeiders. Iets dergelijks was voor studenten onmogelijk, hen restte in zo'n geval enkel kontestatie. Studentenkontrole was dus kontrole zonder macht. Het meest realistisch bleek tenslotte de strategie van deen kontesterende participatie te zijn. Het probleem van het afwezig blijven (van de progressieve studentenbeweging) uit de beheersorganen was het risico dat diegenen die dan wel verkozen waren - veelal carrièremakertjes - als enige geloofwaardige belangenvertegenwoordigers naar voren kwamen, en bijgevolg het vertrouwen in het medebeheer hielpen bestendigen. Daarom moest de aktieve studentenbeweging deelnemen aan de verkiezingen voor de raden. Eens verkozen zou ze echter alle beleidsverantwoordelijkheid afschuiven. Waarmee ze zich wel zou bezighouden was met het vergaren van informatie, het verwoorden van de exacte eisen van de studentenbeweging, eventueel het steunen van eisen van het gesalarieerd personeel, of zelfs het voeren van agitatie rond algemene politieke problemen. Deze taktiek werd al enkele jaren gebruikt door de progressieve studenten aan de VUB [221].
De Regionale Ploeg van Gent besloot in 1979 ook de lijn van een dergelijke kontesterende participatie te gaan uitproberen. Op 8 mei dingde daarom een onafhankelijke VVS-SVB-lijst mee naar de plaatsen voor studenten in de RvB van de RUG. Twee van de drie SVB-kandidaten, Paul Geeraert en Jef Maes, werden ook verkozen. Een bijzonder goed resultaat. De Gentse studenten hadden de populariteit van de VVS in stemmen omgezet. De verkozenen zouden echter de problemen van het medebeheer aan den lijve ondervinden, en zouden in 1981 voortijdig hun ontslag indienen [222].
2. De stichting van een SVB.
Het jaar van de waarheid was aangebroken voor de VVS: het Tendensprogramma dat de omvorming van de VVS tot Studentenvakbeweging beoogde, moest nu worden uitgevoerd. Op het N.K. in mei 1978 had de VVS zich voorgenomen om aan alle fakulteiten basiskomitees op te richten die de officiële stichting van een SVB (gepland in december) moesten voorbereiden. Als echter in de zomervakantie de regeringsmaatregelen bekend werden, besloot de VVS dat de strijd hiertegen prioritair was. Het etappe-gewijs uitbouwen van een SVB kwam hierdoor in het gedrang. De VVS werd immers door de massa-akties totaal overstelpt met administratieve, koördinerende en organizatorische taken. Het was pas in december 1978 dat de SVB terug op de voorgrond kwam. de VVS hoopte nu de fakultaire aktiestrukturen te kunnen laten overvloeien in fakultaire SVB-kernen, om zo naar de oprichting van de vakbond af te stevenen. De stichtingsdatum was intussen verdaagd naar februari 1979. Er werden inderdaad SVB-vergaderingen georganizeerd in tal van fakulteiten, en in de NP was men voortdurend aan het sleutelen aan een voorstel tot struktuur en minimumprogramma voor de SVB [223].
De VVS had echter buiten de MLB gerekend. Omdat zij haar belofte om in het begin van het akademiejaar basiskomitees op te richten niet was nagekomen, kwamen de maoïsten in november 1978 immers zelf met een SVB-voorstel aandraven. De MLB vreesde naar eigen zeggen immers dat als zij niet snel begon met de uitbouw van het projekt, de SVB een doodgeboren kind zou zijn. Wellicht wou de MLB hiermee echter ook bewerkstelligen dat zij een blijvende invloed zou kunnen uitoefenen op de SVB. Dit initiatief kreeg al snel de bijnaam "groene SVB", zo genoemd naar de kleur van het pamflet waarop haar programma werd voorgesteld. Terwijl de VVS-SVB enkel een minimumprogramma klaarhad (demokratizering van de toegang tot het onderwijs, reële inspraak voor studenten, maatschappijgerichte kursussen) en de konkrete invulling wou overlaten aan de deelnemers van het stichtingskongres, presenteerde de groene SVB een kant en klaar programma dat te nemen of te laten was. Het spreekt voor zich dat hierin vele traditionele MLB-tema's terugkwamen zoals onderwijs in dienst van het volk, anti-imperialisme, solidariteit met de arbeidersstrijd en afwijzing van het Russisch staatskapitalisme als socialistisch alternatief. De groene SVB geloofde niet dat het mogelijk was om de meerderheid van de studenten te verenigen in één vakbond. Om de nodige slagkracht te hebben, was het een vereiste dat alle leden van een SVB dit radikale programma onderschreven. Zij moesten een militante kern vormen die de weg van massa-akties en klassenstrijd aangaven als enige mogelijkheid om resultaten af te dwingen van staat en kapitaal. Mensen die daarmee niet akkoord gingen, waren in de ogen van MLB'ers geen echte progressieven en zouden de werking alleen maar blokkeren. Toch kende de groene SVB (vooral in Brussel en Leuven) aanvankelijk flink wat sukses, wat waarschijnlijk in de hand werd gewerkt door de afwachtende houding van de VVS. Dat er verschillende visies waren op de SVB kon alleen maar worden toegejuicht, zo melde de N.P. aanvankelijk. Zij hoopte de meningen nog te kunnen verenigen op het stichtingskongres van de SVB in februari. Toch was de VVS behoorlijk sceptisch over de groene SVB. In plaats van een organizatie met een politiek onderbouwde syndikale werking stevenden de maoïsten immers lijnrecht af naar een uitgesproken politiek-ideologische organizatie [224].
Het was voor de VVS vanzelfsprekend dat een SVB zich in de eerste plaats zou bezighouden met de onderwijspolitiek, zowel nationaal als in de fakulteit, en met de inhoud van het onderwijs. De beschuldiging van "korporatisme" die hiertegen werd geuit was volgens de VVS misplaatst en onjuist. Want wat was het alternatief voor deze syndikale werking? Het projekt van de groene SVB kwam volgens de VVS'ers neer op het opgeven van de studentenbeweging en zich beperken tot enkele elementen die dienstig zouden kunnen zijn in de klassenstrijd. Dit zou eerder vervreemding dan eenheid rond progressieve tema's brengen. Dat het de Tendens wel degelijk te doen was om de opbouw van een vakbond van alle progressieve studenten, en niet enkel om haar achterban, bewees zij door vanaf eind januari de Regionale Ploegvergaderingen open te stellen voor iedereen. Dit moest al een aanloop zijn om de R.P. om te vormen tot een regionale SVB-kern. Echter, alleen in Gent, waar de groene SVB trouwens nooit van de grond was gekomen, werden deze "open ploegvergaderingen" een sukses [225].
In Leuven was de situatie intussen nog gekompliceerder geworden. Naarmate de groene SVB meer kritiekloos de AMADA-lijn ging volgen (met AMADA-voorzitter Ludo Martens die eens kwam uitleggen hoe het allemaal moest) stapten de onafhankelijken op. Zij verenigden zich samen met andere onafhankelijken informeel in een purperen SVB. Het ging hier om een te belangrijk projekt om het te laten bederven door mensen die hun eigen ideologie belangrijker vonden dan de eenheid van de studentenbeweging, zo poneerden zij ter rechtvaardiging. Daarmee gaven zij te kennen ook de "trotskistische" VVS niet te vertrouwen. De purperen SVB wou geen eigen programma opstellen, want dan zouden er drie SVB-modellen bestaan. Zij wilde een drukkingsgroep zijn die mensen van de groene SVB en de VVS-SVB ertoe wilden aanzetten samen te werken i.p.v. een zinloze konkurrentie aan te gaan. Iedereen die weigerde een keuze te maken tussen één van deze twee werd opgeroepen mee te komen diskussiëren over de toekomst van een SVB op het door de VVS ingerichte stichtingskongres [226].
Het werd allemaal nog eens een stuk ingewikkelder als de MLB vanaf januari 1979 het voorstel lanceerde om van de VVS terug een overkoepelende, representatieve, alle studenten vertegenwoordigende vereniging te maken. Zij riepen raden, verenigingen en werkgroepen op lid te worden van het Komitee voor de heroprichting van de VVS. De "nieuwe VVS" moest samengesteld worden via een verkiezingsprocédé dat zowel de officiële afgevaardigden van de verschillende raden of konventen als vertegenwoordigers van de vrije verenigingen en de werkgroepen zou delegeren naar regionale en nationale VVS-besturen. Het mag dan ook niet verbazen dat verscheidene "politieke" vrije verenigingen bijzonder entoesiast waren over dit voorstel. Kommunisten (VKS), kristendemokraten (VDS), Vlaams-nationalisten (VNSU) steunden het Komitee voor de heroprichting van de VVS. U zit zich nu natuurlijk af te vragen of dit projekt niet vloekte met het SVB-plan van de MLB. Neen hoor, de groene SVB paste perfekt in de "heropgerichte VVS". Zij kreeg hierin de rol van politieke voorhoedegroep toebedeeld. Dit plan deed o.m. de VVS de wenkbrauwen fronsen. Was het misschien de bedoeling zo een stap terug te zetten naar een zogenaamd iedereen vertegenwoordigende organizatie waarbij de touwtjes uiteindelijk in handen zouden komen van bureaukraten uit de MLB-top? De VVS was natuurlijk globaal niet te vinden voor een plan om de VVS herop te richten. Dat zou een zinloze stap achteruit zijn. Een dergelijk log en parlementaristisch orgaan kon onmogelijk de motor worden van een dynamische en progressieve studentenbeweging. De VVS wou een organizatie worden met een studentensyndikalistische grondslag aan de basis en met een bestuur dat verkozen werd op basis van haar visie op de opbouw van de studentenbeweging. Kortweg, een SVB [227].
Intussen was dus wel duidelijk geworden dat in plaats van de beoogde progressieve eenheidsorganizatie het SVB-projekt alleen maar verdeling en verwarring had gebracht. Voor de vele aktievelingen die reeds met een kater uit de 10.000-akties waren gekomen, had het grotendeels zijn aantrekkingskracht verloren. Alleen op het stichtingskongres konden de geesten nog verenigd worden, zo hoopte de VVS. Op 28 februari 1979 ging dit kongres gelijktijdig in Leuven en Gent door. De bedoeling was de drie SVB's in één organizatie samen te brengen, waarbinnen voortaan gezamenlijk kon worden gewerkt aan regionale akties en waarbinnen de diskussies voor de jaarlijkse VVS-kongressen over programma en struktuur van de SVB op een demokratische wijze konden worden gevoerd. Het Leuvense stichtingskongres werd echter een mislukking. De opkomst was bijzonder mager (70 studenten) en de vooropgestelde eenheid was er niet gekomen. Van enige vooruitgang in de diskussie kon zelfs nauwelijks sprake zijn. De verantwoordelijkheid voor deze negatieve resultaten werd door de VVS bij haar plaatselijke militanten gelegd. Die waren slechts in kleine getale en bovendien onvoorbereid naar het kongres gekomen, en waren er bijgevolg niet in geslaagd de "eeuwige dwarsliggers" in de minderheid te stellen. De N.P. wou blijkbaar haar eigen verantwoordelijkheid voor de mislukking niet onder ogen zien. In elk geval, het Leuvens kongres was een maat voor niets geweest [228].
Helemaal anders lag het in Gent. Daar was de studentenbeweging immers gespaard gebleven van een dergelijke versnippering. De groene SVB was er nooit van de grond gekomen omdat de Gentse maoïsten er niet wilden gaan achter staan. Het groene SVB-blad Lastig werd in Gent verspreid door Leuvense MLB'ers. De paarse SVB was een typisch Leuvens verschijnsel, er was aan de RUG geen nood aan een dergelijke "onafhankelijke" SVB, vermits er al een eenheid bestond rond de VVS-SVB. Hier komt weer het grote verschil tussen de toenmalige VVS-(Tendens-)afdelingen in Gent en Leuven ter sprake. De Leuvense Tendens was immers nog steeds vrij gepolitizeerd (CVA, SJW, Arbeid) en moest opboksen tegen de rivalizerende MLB, die SORA in handen had. Aan de VUB was het overigens nog erger. Daar steunde de Tendens vrijwel uitsluitend op de SJW en die ging konstant in de clinch met de Brusselse MLB. Dat is de reden waarom aan deze twee universiteiten de maoïsten een eigen SVB-projekt voorstelden, en zich niet zomaar aan de kant van de VVS wilden scharen. Bovendien waren de VVS'ers die jarenlang in Leuven en in Brussel voor vorming en aktie hadden gezorgd op het einde van 1977-'78 afgestudeerd of van het toneel verdwenen, en konden hun opvolgers het werk nauwelijks aan. In Gent bestond de Tendens voor het grootste deel uit onafhankelijken die uit het PK of het WK kwamen. De MLB had aan de RUG nooit voet aan de grond gekregen en de weinige MLB'ers die er waren werkten al jarenlang samen met andere progressieven in de konventen. De VVS was in Gent dan ook niet zo anti-MLB als in Leuven en in Brussel. Daarom zagen de Gentse maoïsten ook niet het nut in van een anti-VVS-SVB (de groene SVB), en waren de onafhankelijken sowieso al betrokken bij het VVS-projekt. Bovendien hadden de Gentse VVS-militanten bij de uitwerking van het projekt veel aktiever meegewerkt, en hadden zij tijdens de 10.000-akties al vele mensen kunnen overtuigen van de noodzaak van zo'n SVB. Het Gentse stichtingskongres moest zich dan ook niet bezighouden met het opruimen van allerlei hindernissen en kon meteen aan de slag. Naast de konkrete oprichtingsmodaliteiten werden ook tema's als medebeheer en 10.000-akties besproken. Toch was ook dit kongres niet zo suksesvol als verwacht. De opkomst was weliswaar groter dan in Leuven, maar viel toch nog tegen en bovendien leverden de inhoudelijke diskussies niet de gewenste resultaten op. Het was klaar geworden dat de officiële "oprichting" van de SVB niet in relatie stond tot het werk aan de basis. Het was allemaal te overhaast gebeurd. Het was overduidelijk dat er nog heel wat werk voor de boeg was vooraleer er echt sprake kon zijn van een SVB [229].
En hoe zat het in de andere centra? In Brussel was er om de hierboven aangehaalde redenen niet veel van een SVB te maken. De SJW probeerde alsnog de ALS en de VKS bij haar SVB-projekt te betrekken om zo een tegenwicht te vormen contra de MLB, maar zonder veel resultaat. Overigens druiste zij zodoende in tegen het opzet van de SVB, dat geen eenheid tussen politieke stromingen beoogde maar een eenheid aan de basis. Antwerpen en Kortrijk kenden niet die hooglopende diskussies over de SVB. De animatie van de 10.000-aktie was er steeds al grotendeels in handen geweest van VVS-leden, en zij ondervonden dan ook weinig problemen toen zij begonnen met het oprichten van SVB-kernen. Vooral in Antwerpen waren er goede kontakten met vele werkgroepen. Het opbouwen van een regionale SVB-afdeling was echter werk voor later. Het starten van de SVB in het NUHO verliep heel wat moeizamer. Dat kwam niet alleen door de traditionele problemen (grote versnippering, ontbreken van aktiestrukturen, vaak kortere opleiding) maar ook doordat de KSS dit jaar volledig lam lag. Er was geen nieuw bestuur verkozen en er waren geen geïnteresseerden gevonden om de werking van vorig jaar verder te zetten. De VVS riep iedereen op zijn verantwoordelijkheid op te nemen, maar zonder sukses. Meer stimulansen kwamen er echter niet, want de N.P. zat bedolven onder het werk van de 10.000-akties. In de NUHO-instellingen van het lange type werden de inschrijvingsgelden ook verhoogd (tot 5000 frank) en er betoogden dan ook geregeld NUHO-studenten mee met de universiteitsstudenten. Maar tot echte gekoördineerde akties is het in het niet-universitair onderwijs nooit gekomen. Door het wegvallen van de KSS dreigde nu ook de NUHO-koördinatie volledig verloren te gaan. Gelukkig waren er toch enkele mensen uit een zestal scholen die gedurende dit schooljaar geregeld NUHO-vergaderingen belegden. Van de projekten "Studentenvakbond" en "Studentenschool" (alternatieve kursussen, vormingsaktiviteiten, een stagebeurs van alternatieve instellingen, projektonderwijs) kwam echter niets terecht [230].
Globaal genomen had het SVB-projekt dus niet veel konkreets opgeleverd. De 10.000-akties, dit toch juist de eenheid onder de studenten had moeten vergroten en de noodzaak aan een permanente strijdorganizatie had moeten duidelijk maken, had de oprichting van een SVB eerder bemoeilijkt dan bevorderd. Vanaf december waren wel aan alle universiteiten (behalve in Limburg) fakultaire SVB-kernen opgericht, maar zij waren niet die eenheidsorganizaties van alle progressieve studenten geworden. Integendeel, de interne verdeeldheid (VVS vs. MLB) was er enkel groter door geworden. Enkel in Gent was het SVB-projekt redelijk goed geslaagd, en was de verdeeldheid grotendeels overwonnen. Aangezien de SVB niet in die mate van de grond was gekomen als de VVS verwacht had, richtte zij ook dit jaar weer open kongressen in. Daar zou de toekomst moeten worden uitgestippeld voor de VVS-SVB.
3. Kongressen 1979: vakbond of koepel?
De kongressen die de VVS-SVB [231] in mei 1979 organizeerde verliepen in de grootste verwarring. Het was de bedoeling dat de hoofdmoot van het N.K. in beslag zou worden genomen door het bespreken van konkrete problematieken zoals studiefinanciering inschrijvingsgeld, sociale voorzieningen, medebeheer, numerus clausus, wetenschapswinkels en van een globaal tema als de toestand van de studentenbeweging nu. De Regionale Kongressen zouden zich dan voornamelijk gaan bezighouden met de interne werking van de VVS-SVB. Opnieuw was het echter de dissidentie van de MLB die ervoor zou zorgen dat alles in het honderd zou lopen [232].
Het Komitee voor een Overkoepelende Vereniging van Vlaamse Studenten (KOVVS) was de opvolger van het Komitee voor de heroprichting van de VVS. Het platform bleef hetzelfde, en het waren nog steeds dezelfde lui: Karel Meganck, Norbert van Overloop, Noël Herteleer, Michael Dewitte, allen MLB'ers uit de Leuvense Sociale Raad. Het was de bedoeling om dit programma op de VVS-SVB-kongressen te presenteren als alternatief voor de afbouw van de VVS tot ledenorganizatie. Het KOVVS voerde een uitgebreide kampagne, zowel naar de aktievoerders uit de strijd tegen de 10.000 als naar de studentenafgevaardigden in beheersorganen en de fakulteitskringen toe. Daarbij valt een belangrijk verschil op. De progressieve aktievelingen werd een VVS voorgespiegeld die de perfekte permanente massa-organizatie zou zijn die gevat kon reageren op regeringsaanvallen. Een VVS die overigens niet alleen zou zijn samengesteld uit afgevaardigden uit kringen en verenigingen maar die de helft van haar taken voorbehield aan mensen die van een grote inzet en vaardigheid hadden getuigd in de nationale studentenakties. Deze verdeling van de funkties vinden we niet terug in de oproep naar de vertegenwoordigers in de representatieve organen van de universiteit. Hen werd een VVS voorgesteld waarin zij het heft in handen zouden hebben. Om echter bij de studentenmassa niet als een log bureaukratisch orgaan te worden afgeschilderd, zouden wel nog vertegenwoordigers uit aktiekomitees, werkgroepen en vrije verenigingen worden opgenomen. Terwijl alle officiële afgevaardigden ex officio in de VVS zouden zetelen, zouden deze "aktieve studenten" eerst verkozen moeten worden op een kongres. Van kongressen was overigens in de kampagne naar de aktievoerders geen sprake. Een ander verschil tussen de twee kampagnes draait rond de SVB. De aktieve - en dus grotendeels progressieve - studenten kregen te horen dat de eenheid van alle linkse studenten voor een demokratisch onderwijs in een demokratische maatschappij, tegen het kapitalisme en voor een demokratisch socialisme het best werd gerealizeerd in een studentenvakbond. De SVB die de VVS in februari oprichtte werd daarbij erkend en van een groene SVB was geen sprake meer. Het KOVVS sprak enkel de hoop uit dat men zo vlug mogelijk tot een meer eensgezinde SVB zou komen. En naast die SVB zou er dan ook een VVS bestaan die enkel noodzakelijk was om meer massaal te kunnen mobilizeren op nationaal vlak het standpunt van alle Vlaamse studenten te kunnen vertolken. T.o.v. de studentenvertegenwoordigers werd de SVB dan weer voorgesteld als een te nemen kwaad: "We zijn er niet tegen dat bepaalde linkse studenten zich organizeren in een ruimere linkse SVB. Dat is dan hun zaak" [233]. Eigenaardig om zoiets door MLB'ers te horen zeggen. Het was dus duidelijk dat het KOVVS niet echt een eerlijke kampagne voerde maar eerder probeerde zoveel mogelijk studenten, zowel van links als van rechts aan haar zijde te krijgen [234].
Afb. 14: De VVS stond nogal sceptisch t.o.v. de "studentenvertegenwoordigers" in de beheersorganen.
Het KOVVS wilde de VVS in haar vergane glorie herstellen. Het beoogde dus geen terugkeer naar de MLB-periode waar de VVS in handen was van een groepje marginalen. Waarom niet? Wellicht enerzijds omdat de MLB niet meer sterk genoeg was om de VVS alleen in handen te krijgen (op het laatste kongres haalde ze 28 %, lang niet voldoende om de Tendens met haar 62 % van de troon te stoten) en anderzijds omdat zij in zo'n nieuwe VVS, die dan weer echt de vertegenwoordiger was van alle studenten, toch nog een stevige vinger in de pap te brokken zou hebben. Immers, in de nieuwe struktuur die het KOVVS voorstelde waren zowel vertegenwoordigers van de representatieve regionale organen als lui uit de aktiekomitees terug te vinden. Wat het eerste betreft: in de ASR stond de MLB erg sterk, en vermits de KUL de grootste universiteit was zouden er zeker enkele van die MLB'ers in het nationaal VVS-bestuur geraken. Betreffende de aktiekomitees: daarin zaten doorgaans heel wat maoïsten (aan alle universiteiten) en dus zouden ook zij in de VVS aan bod komen. De voorgestelde Overkoepelende Vereniging van Vlaamse studenten zou dus zowel de VVS haar invloed teruggeven als MLB'ers aan haar hoofd brengen. En om dit te bereiken zetten de maosten hun mooie principes wel even aan de kant om de rechtsen voor dit plan te kunnen winnen.
HET EINDE VAN DE TENDENS.
De "Tendens" bestond niet meer. Zij had zichzelf als groep opgeheven. Op de stichtingskongressen van februari werd de VVS officieel overgedragen aan de fakultaire SVB-kernen. Daarmee zette de Tendens haar basisdemokratisch ideeëngoed in de praktijk om. Het waren nu de fakultaire SVB-kernen (waar weliswaar alle oud-Tendensers in terug waren te vinden) die konden beslissen over het platform, de werking en de uitbouw van de VVS, en niet langer enkele vrije (politieke) verenigingen. Natuurlijk was de RAL hiermee niet gelukkig. Zij zag haar invloed op de studentenbeweging kompleet verloren gaan. Deze evolutie werd echter sterk gestimuleerd door de groeiende invloed van onafhankelijken in de VVS. Velen van die onafhankelijken waren weliswaar lid van SJW, Arbeid of andere organizaties, maar wilden niet optreden in naam van die verenigingen. De VVS moest autonoom zijn. De naam "VVS" stond overigens ter diskussie. Moest niet louter de naam SVB worden aangenomen? Het verenigen van alle Vlaamse studenten was toch voorbijgestreefd ... Uit de diskussie kwam het kompromis van de gekombineerde naam te voorschijn. De naam "VVS" werd wegens haar bekendheid en traditie behouden, "SVB" werd toegevoegd om te verduidelijken waar de VVS voor stond (1).
(1) Programma voor de verdere uitbouw van VVS tot SVB (1979), 2.
Interview J. Dhont.
Het spreekt voor zich dat deze plannen sterk gekontesteerd werden door de Tendens. Eigenlijk mag ik echter niet langer van "Tendens" spreken (zie kader) maar moet ik het hebben over de mensen die het SVB-projekt steunden. Zij verzamelden zich rond het programma voor de verdere uitbouw van VVS tot studentenvakbeweging. Een overkoepelende organizatie werd door hen afgewezen. Enerzijds formeel: de wet op het landelijke jeugdwerk maakte een vereniging zonder echte leden onsubsidieerbaar en dus onleefbaar. Anderzijds inhoudelijk: een overkoepelende VVS leek hen niet geschikt om de strijd tegen de regeringspolitiek te koördineren. Integendeel, die strijd zou net worden verhinderd door de invloed van rechtse studenten, door de "bureaukratische manipulaties" (waarbij waarschijnlijk werd gedacht aan de maoïstische vrijgestelden van SORA) en door de onmogelijkheid om de band met de arbeidersbeweging te versterken. Het alternatief was de SVB: een permanente studentenorganizatie die haar vertrekpunt had in de aktieve kernen in de scholen en de fakulteiten [235].
Deze organizatie was gebaseerd op het individueel lidmaatschap. Zo kon een beweging worden samengesteld uit studenten die stuk voor stuk bewust opteerden voor een politiek studentensyndikalisme. In hun fakulteiten en scholen moesten die leden gegroepeerd worden in SVB-kernen. In fakulteiten waar er reeds werkgroepen bestonden die de facto een studentensyndikalistische werking hadden [236] en die een permanente waakzaamheid toonden t.o.v. de werking van en de wetenschap aan die fakulteit, was het natuurlijk te gek om nog afzonderijke SVB-kernen op te richten. Daar kwam het erop aan die mensen te overtuigen van de noodzaak om mee te werken aan de opbouw van een eengemaakt nationaal studentensyndikaat [237].
Twee totaal tegengestelde programma's dus. Het beloofde op voorhand al een konfliktrijke reeks kongressen te worden. Het Brusselse kongres spande alvast de kroon: door een boykot-kampagne van de MLB kon het R.K. daar niet eens doorgaan. Een zoveelste symbool van de maoïstische tegenwerking. In de andere steden liep het niet zo'n vaart, al was overal wel een sterke KOVVS-delegatie komen opzetten. In Leuven had de groep achter het programma voor de verdere uitbouw van de VVS tot SVB maar met moeite de bovenhand kunnen halen op de "overkoepelaars". Over de kongressen van Antwerpen en Kortrijk zijn geen gegevens beschikbaar, maar naar alle waarschijnlijkheid zullen ook deze Regionale kongressen erg verward verlopen zijn (het KOVVS stond ook vrij sterk aan de UFSIA). Er waren dit jaar overigens geen afzonderlijke NUHO-kongressen. De enige universiteit waar het KOVVS geen poot aan de grond kreeg, was de RUG. De andere situatie van de Gentse studentenbeweging, hoger al meermaals aangehaald [238], verklaart dit. De niet universitaire studenten moesten zich maar bij de andere kongressen aansluiten.
Het nationaal Kongres ging door op 12 mei 1979 in gebouwen van de UFSIA. Er zijn jammer genoeg geen cijfers over de verdeling van de mandaten aldaar. In elk geval waren de SVB'ers er in de meerderheid. De uitbouw van de VVS tot een sterke SVB werd bijgevolg de beleidslijn voor 1979-'80. Er kwam op het kongres nochtans heel wat kritiek op de werking van de VVS-SVB tijdens het voorbije akademiejaar. Zolang zij geen koherente en doelgerichte werking had, zou zij er nooit in slagen aantrekkingskracht uit te oefenen op een brede laag van de studenten. De VVS-SVB moest in 1979-'80 worden gekonkretizeerd en uitgebouwd tot een wapen tegen de ont-demokratizering en technokratizering van het hoger onderwijs. Als voorzitter voor het volgende akademiejaar werd André Rubbens aangeduid. Hij was student Staats- en Sociale Wetenschappen aan de RUG zonder politieke bindingen. De kongres-motie besloot met "SVB is het enige alternatief voor een versteende, steriele studentenbeweging" [239]. De overkoepelaars waren verslagen. Althans, zo leek het. Maar de maoïsten gaven niet op, en als zij hun zin niet kregen binnen de VVS, dan zouden ze het wel klaarspelen zonder haar. Stof voor volgend jaar.
3. VERWARRING TEN TOP IN DE VVS (Akademiejaar 1979-1980).
In tegenstelling tot vorig jaar, toen de VVS zich op onderwijsvlak nagenoeg uitsluitend bezighield met de akties tegen de 10.000, komt er in 1979-'80 een regen van allerlei kleinere werkingsassen: het vervolg van de akties tegen de inschrijvingsgelden, de studentenprocessen, de kommissies op ministerieel niveau over de sociale sektoren en de studiefinanciering, de akademische graden en de derde cyclus, de aggregatie-hervormingen, numerus clausus. Nog een verschil met 1978-'79 was dat er nu ook geen massabeweging van de grond kwam. De VVS was immers niet klaar om zo'n diversiteit aan tema's te behandelen. De verwarring was erg groot. Er toonde zich een gebrek aan verantwoordelijken, en de kloof tussen VVS-nationaal en de regio's groeide. De VVS werkte overigens niet langer met twee permanenten (voorzitter en sekretaris) die het sekretariaatswerk deden. Zij kon nu beschikken over een gedetacheerde leerkracht (Guido Totté). De gedetacheerde werd volledig door het ministerie betaald, en daarnaast ontving de VVS 443.000 frank aan staatstoelagen. Samen met de opbrengsten van o.a. de lidkaartenverkoop kwam men op een totaal van 525.000 frank. Het overgrote deel daarvan ging naar de sekretariaatskosten. Hierbij bleken vooral tijdschriften en drukwerken veel geld op te slorpen. Een nieuw tijdschrift dit jaar was het nationaal infoblad, waarin hoofdzakelijk de verslagen van de N.P. werden weergegeven. Daarnaast waren er natuurlijk nog steeds de Roje Reu (voor het grote publiek) en de Rooie Woef (studieteksten). Eén van de voornaamste problemen bij het opstellen van deze tijdschriften was het ontbreken van een vaste redaktie. De bijkomende hulp van studenten uit sociale scholen die af en toe bij de VVS hun stages kwamen lopen vergrootte overigens het probleem van de taakverdeling. Doordat de NUHO-stagairs nooit veel tijd hadden om zich in te werken, mensen uit de regio's nauwelijks bij de uitwerking van nationale werkingsassen betrokken werden, en men aan de gedetacheerde leerkracht geen inhoudelijk werk wilde toevertrouwen (uit angst dat hij zoveel macht zou krijgen als de Leuvense vrijgestelden) waren de leden van de N.P. nog steeds overbelast. Om deze slechte werking en het mislukken van de nationale akties in de toekomst te vermijden, zou het kongres van 1980 de taak krijgen de VVS-SVB-struktuur nu eens duidelijk af te lijnen [240].
1. Werkvlak van de VVS in 1979-'80.
A. "10.000 NOOIT": VOORTZETTING EN GEVOLGEN.
Hoewel naar het eind van het vorige akademiejaar zowat iedereen de 10.000 frank inschrijvingsgeld betaald had, en de uitlopers van de akties eigenlijk meer tegen de repressie dan tegen het inschrijvingsgeld gericht waren, besliste de N.P. van de VVS in de zomervakantie de akties tegen de 10.000 te zullen voortzetten. Het Nationaal Aktiekomitee (NAK) tegen de 10.000 werd nieuw leven ingeblazen. In september 1979 hervatte dit NAK haar prikakties, o.m. met een bezetting van het CVP-sekretariaat. Opnieuw werden de studenten opgeroepen slechts het minimum te betalen. Deze keer echter zonder veel sukses. Ook de betogingen in Leuven (13 oktober), Gent (17 oktober) en opnieuw in Leuven (30 oktober) trokken niet meer dan enkele honderden studenten. Het begon de VVS-SVB'ers en de MLB'ers (want die zaten in groten getale in het NAK) stilaan te dagen dat de overgrote meerderheid van de studenten zich al lang bij het verhoogde inschrijvingsgeld had neergelegd. Begin november liet ook de VVS-SVB de hoop varen om de 10.000 nog te kunnen counteren. Intussen waren echter de processen begonnen tegen de studenten die vorig jaar tijdens de akties voor allerhande misdrijven waren opgepakt. De eis tot stopzetting van de rechtsvervolging was al meermaal opgedoken op betogingen van het NAK, maar in november 1979 ging het NAK zich onder druk van de VVS nog uitsluitend met de processen bezighouden [241].
Waar draaiden die processen nou precies om? In Leuven stond een dertigtal studenten terecht in het kader van vier rechtszaken: het bezettersproces, het scheurdersproces, het steengruisproces en het spoorwegproces. Het eerste proces was gericht tegen vijf studenten die bij een solidariteitsbetoging voor het bezette rektoraat (14 maart 1979) twee RTT-wagens (die op de massa inreden) beschadigd zouden hebben. Zoals hoger vermeld waren de studenten in november 1978 begonnen met het afscheuren van verkiezingsaffiches om aandacht te vragen bij de politieke partijen [242]. Op 1 december werden een tiental scheurders door de Leuvense politie ingerekend, en zij stonden nu terecht. In het steengruisproces (ook ruitentikkersproces genoemd) werden twee studenten ervan beschuldigd op 3 april 1979 ruiten te hebben ingesmeten van het Leuvense Justitiepaleis. Het bewijsmateriaal: het steengruis in hun zakken. Tenslotte was er nog het spoorwegproces, dat enkele aktievoerders berechtte die betrokken zouden geweest zijn bij de spoorwegbezetting in het station van Leuven op 20 maart 1979 [243]. In Gent stonden een vijfigtal studenten terecht voor variërende overtredingen, van gewelddadige diefstal (de ontvreemding en vernietiging van de overschrijvingformulieren voor de tweede schijf tijdens de rektoraatsbezetting van 13 maart) tot het opzettelijk toebrengen van slagen en verwondingen (tijdens de gevechten met de rijkswacht in maart en april). In Brussel werden geen studenten veroordeeld omdat VUB-rektor De Schutter financieel tussenbeide kwam. Hij "kocht" a.h.w. de processen af. Rektor Hoste zei hierop dat hij zoiets onmogelijk kon doen omdat de RUG een rijksinstelling was (Hoste werd overigens zelf opgeroepen om tegen de studenten te getuigen). En KUL-rektor De Somer? Die wilde niets met de opgepakte studenten te maken hebben. Zij moesten maar zelf hun verantwoordelijkheid opnemen [244].
Het was nog nooit gebeurd dat er zoveel studenten ineens voor de rechtbank moesten verschijnen voor het voeren van akties. Gezien de vaak ongegronde arrestaties en het gebrekkige bewijsmateriaal leed het volgens de VVS-SVB geen twijfel dat er kwaad opzet in het spel was. De bedoeling van de processen was volgens haar puur politiek. Ten eerste waren vooral leidinggevende studenten opgepakt, waardoor de rijkswacht zou hebben geprobeerd de studentenbeweging te onthoofden. Ten tweede werd het inschakelen van het gerecht gezien als een middel om toekomstige akties af te remmen. Tenslotte had de vervolging ook tot gevolg dat de aktievoerders als ordinaire kriminelen werden beschouwd, en de publieke opinie (nog) negatiever ging staan tegenover de studentenakties. "Studenten zijn geen kriminelen" was de titel van een NAK-brochure die n.a.v. de kongressen werd uitgegeven. De beschuldigden waren opgepakt in kader van akties van de gehele studentenbeweging, en mochten dus niet ten persoonlijken titel terechtstaan. Het was de hele studentenbeweging die hier terechtstond. Er werden dan ook vele solidariteitsakties en steunbetogingen gehouden, en in Gent werd een zogenaamd verdedigingskomitee opgericht met de steun van tal van prominenten (o.a. Paul Goossens, Nelly Maes, Jaap Kruithof). VVS-SVB'er Bruno Monteyne [245] hield zich in het Gentse RAK permanent bezig met het leggen van kontakten tussen de geviseerde studenten en het opstellen van een "tegendossier" om de onschuld van de verdachten te bewijzen. Voor de verdediging van de studenten werd via de wetswinkel een beroep gedaan op beginnende advokaten (zoals Peter Waterschoot en Jan Veyt), maar ook reeds gevestigde waarden als Luc Van den Bossche werden door de VVS-SVB aangezocht om mee de verdediging op zich te nemen. Er bleven echter (ouders van) studenten die verkozen met privé-advokaten te werken [246].
De meeste uitspraken vielen in Leuven al in december 1979. De beschuldigden in het steengruisproces werden vrijgesproken, de rektoraatsbezetters en de spoorwegbezetters werden aanvankelijk wel veroordeeld, maar in beroep werden die beslissingen ongedaan gemaakt (procedurefouten en onvoldoende bewijsmateriaal). Alleen de scheurders bleven veroordeeld, en moesten geldboetes betalen van rond de 2000 frank. Al bij al nog een grote meevaller. Anders lag het in Gent. 37 studenten werden effektief veroordeeld, en moesten in het totaal bijna een half miljoen aan geldboetes en proceskosten betalen. Een flinke kater voor de studentenbeweging. Om het geld voor de boetes, de proceskosten en de advokatenkosten bij elkaar te krijgen begon het RAK met het organizeren van benefietfuiven. Men was het er immers over eens dat alle kosten kollektief moesten gedragen worden. Het duurde echter niet lang vooraleer rektor Hoste fuiven in de universiteitslokalen van de Blandijn verbood en verschillende studenten de solidariteit doorbraken en louter voor zichzelf afzonderlijke benefietfuiven gingen houden. Het organizeren van allerlei aktiviteiten ten bate van de veroordeelden zou ook het volgende akademiejaar nog een VVS-SVB-agendapunt blijven [247].
B. ELKE STUDENT EEN EIGEN INKOMEN.
Als direkt voortvloeisel uit de akties tijdens de 10.000 had het kabinet van Minister van Onderwijs Jef Ramaekers in juni 1979 drie werkgroepen opgericht waarin naast vertegenwoordigers van de vakbonden, de ouderkomitees, de sociale diensten van de universiteiten, de NUHO-instellingen en de dienst van studietoelagen ook studenten zitting kregen. Het waren de kommissies rond de inning van de inschrijvingsgelden, rond de sociale sektoren en rond studiefinanciering. De VVS en de andere studentenorganizaties weigerden echter resoluut te zetelen in die eerste overlegkommissie. Het inschrijvingsgeld lag veel te hoog, en de inning ervan moest worden stopgezet. Punt aan de lijn. Voor de andere kommissies was er wel interesse, en vooral rond studiefinanciering werd binnen de VVS sterk gebrainstormd. Vertegenwoordiger van VVS-SVB in de kommissie rond studiefinanciering was Paul Geeraert [248].
Het was al langer bekend dat het geldende beurzenstelsel onmogelijk kon tegemoet komen aan de oorspronkelijke doelstelling, nl. de demokratizering van het hoger onderwijs. De doorstroming van kinderen uit lagere sociale milieus naar het hoger onderwijs was sedert de jaren zestig niet verbeterd, integendeel. Het systeem bevoordeelde eerder de middenklasse (het fameuze Matteuseffekt [249]) en de maximumbeurs was nog veel te klein om de reële kosten te kunnen dekken, om maar enkele kritieken te noemen. Dat was de reden waarom Ramaekers de kommissie de opdracht gaf een nieuw studiefinancieringsysteem uit te werken. De hoofdrol in die kommissie werd gespeeld door Ward Bosmans. Bosmans was tot 1979 nog werkzaam op de sociale dienst van de KUL, en had daar een links imago opgebouwd o.m. door zich solidair op te stellen met de studentenakties tegen de 10.000. Hij werd echter overgeheveld naar het kabinet van Ramaekers om zich daar expliciet met sociale problemen rond het hoger onderwijs bezig te houden. Bosmans was voor de studenten iemand met veel gezag, maar had door zijn overstap naar het ministerie toch al wat van zijn aanzien moeten inleveren. In oktober 1979 had de VVS nog drie teksten rond studiefinanciering van Bosmans gebundeld en uitgegeven [250]. De laatste van die drie studies behandelde o.a. het tema van het studieloon, iets wat de studentenbeweging al decennialang nauw aan het hart lag. De mogelijkheid van een studie-inkomen kwam echter niet aan bod in de kommissie. Het werd er door de studenten ook niet voorgesteld. De VVS-SVB stond nog steeds erg sceptisch t.o.v. dergelijke "overlegorganen". Het leed volgens haar geen twijfel dat Ramaekers deze kommissie enkel had opgericht om het studentenprotest "in te kapselen". De VVS wilde niet in deze open val trappen en liet daarom de studentenvertegenwoordigers enkel in die werkgroepen zetelen om er het maximum aan informatie te kunnen uithalen. Het was voor haar duidelijk dat haar eisen rond studiefinanciering niet door overleg kon worden gerealizeerd. Hoe dan wel? Door direkte akties, daar waren ze bij de VVS van overtuigd [251].
Het enige wat door de kommissie bereikt werd, was een herbepaling van het begrip "minvermogendheid". De volgende fase, het uitwerken van een fundamenteel nieuw studiefinancieringssysteem, werd nooit aangevat. Deze herdefiniring, bekend als het voorstel-Bosmans, had als doel de studietoelagen naar de kleine inkomens te laten toevloeien. Om dit te bereiken, werd uitgegaan van het zero-inkomen. Hier tegenover stond dan een studietoelage die het geheel van de studiekosten dekte. Opklimmend naar hogere inkomens, verkleinde de toelage, tot een grens bereikt werd waar geen toelagen meer werden verstrekt. Dit was juist de omgekeerde werkwijze van het voormalige systeem. Net als vroeger werd er nu gewerkt met twee inkomensgrenzen: de grens van minvermogendheid en die van meervermogendheid, alleen liet Bosmans nu de minvermogendheidsgrens samenvallen met het Socio-Vitaal Minimum [252]. De maximumbeurs moest overigens in principe gelijk zijn aan het geheel van de studiekosten. Bovendien werd in de nieuwe regeling niet langer een onderscheid gemaakt tussen universiteits- en NUHO-studenten. Allemaal positieve elementen dus, maar toch wilde de VVS-SVB zich niet achter dit voorstel scharen. Zij erkende dat dit een hele stap vooruit was, maar wees nog op verschillende gebreken. Zo was er nog steeds plaats voor studieleningen, en hield het systeem enkel rekening met "normale" studenten (kinderen van gescheiden ouders, zelfstandige studenten e.d. werden door het systeem benadeeld). Voor de VVS-SVB was het doel van de werkgroep daarenboven niet radikaal genoeg. Geld geven aan diegenen die er geen hadden was nobel, maar het bleef bij liefdadigheid. Een volwaardig alternatief was het studie-inkomen [253].
Afb. 15: De VVS startte een bewustmakingskampagne naar de studenten rond het tema van de studiefinanciering. Echter zonder veel sukses.
Recht op onderwijs was volgens de VVS een fundamenteel recht voor iedereen. Geen enkele drempel van financiële, sociale of politieke aard mocht de toegang tot het onderwijs belemmeren. Daarom moest de volledige zelfstandigheid van de student centraal staan. Dit werd in de eerste plaats gerealizeerd door een studie-inkomen dat alle kosten, zowel de algemene leefkosten als de direkte studiekosten, moest dekken. Daarnaast moest elke achttienjarige volwaardige juridische, sociale en politieke zelfstandigheid krijgen. Zo'n studieloon vereiste echter dat de bestaande privileges van afgestudeerden werden afgeschaft. Het ging immers niet op dat een dokter hogere inkomens had, met de rechtvaardiging van zeven jaar studies, als hij tijdens die studies een inkomen had gekregen. Daarom koppelde de VVS de eis tot studieloon aan een radikale demokratizering van het beroepsleven. Een nivellering van de inkomens dus. Het VVS-voorstel was duidelijk gekaderd in een breed maatschappelijk projekt. Dat blijkt niet alleen uit het hogerstaande, maar ook uit de niet-financiële rechtvaardiging voor de eis tot zelfstandigheid van de student. Volledige autonomie zou immers een vrije studiekeuze verzekeren, in de eerste plaats bepaald door interesse, en niet langer door de druk vanwege de ouders of de ekonomische situatie. Tevens zou de onderlinge solidariteit vergroot worden. Iedereen zou immers hetzelfde vervangingsinkomen hebben [254].
Natuurlijk zou een dergelijke studiefinanciering de staat veel meer kosten. Bosmans had uitgerekend dat de totale studiekosten per student 120.000 frank bedroegen. Voor alle NUHO- en universiteitsstudenten van Vlaanderen kwam dit op een totaalbedrag van ongeveer 11,6 miljard. Wanneer dit verminderd werd met de kinderbijslagen (3,6 miljard) de belastingsaftrek (1,8 miljard) en het beurzenbudget (2,2 miljard) bleef nog een tekort van vier miljard, dat evenwel nog zou verminderen wegens de dalende administratiekosten (omdat er vanaf dan slechts een eenvormig bedrag moest worden uitgekeerd). Wie zou dat betalen? Eenvoudig, dacht men bij VVS-SVB, het geld halen waar het zit. Een progressiever belastingssysteem, een vermogensbelasting, een aanpak van de fiskale fraude. Tema's die om de haverklap terugkomen bij klein links en zogezegd alle financiële problemen van de welvaartsstaat in één keer kunnen oplossen. De VVS had echter nog nooit zo'n konkreet uitgewerkt alternatief geformuleerd. De eis tot studie-inkomen sleurde zoals hoger vermeld een hele resem andere maatschappelijke gevolgen met zich mee, waardoor eindelijk een tema als projektonderwijs (waarbij een groep studenten een bepaald onderwerp uitkoos, en daar een tijdlang rond werkte) au serieux kon genomen worden en de gelijkvormige ekonomische situatie de band met de arbeidersklasse kon verstevigen. Kortom, het was een radikale stap in de richting van een demokratische (lees: socialistische) samenleving [255].
AUTONOME REGIONALE DIENSTENCENTRA.
De kommissie i.v.m. de sociale sektoren had ongeveer dezelfde samenstelling als de kommissie studiefinanciering. Het doel was het ontwerpen van een basisstruktuur die een herorintering en herverdeling van de sociale voorzieningen voor studenten met zich meebracht. Meer bepaald moesten de NUHO-instellingen in de sociale sektoren betrokken worden. De studentenfraktie stelde voor om de sociale centra niet enkel open te stellen voor het NUHO, maar voor alle jongeren én eventueel ook voor volwassenen met een vervangingsinkomen of een socio-vitaal minimum. Het beheer van deze centra moest in handen zijn van een autonome raad waarin ook gebruikers en werknemers zitting hadden. Ze moesten dus volledig worden losgekoppeld van de universiteiten. Tenslotte waakten de studenten erover dat er geen inschrijvingsgeld werd aangewend voor de financiering van deze centra. De kommissie kwam na veel gepalaver tot een princiepsakkoord over regionale centra, maar dat werd nooit verder uitgewerkt (1).
(1) ARUG. Werkgroep studentenvertegenwoordigers in de kommissie studiefinanciering en sociale sektoren (1980), 6-10.
Infoblad VVS, jg. 2 (1979-'80), november 1979.
Ook vandaag nog wordt de diskussie hierover verdergevoerd. Onder de voorstanders Van de regionale sociale netwerken vinden we o.a. Jan De Vuyst, direkteur Studentenvoorzieningen van de KUL.
Juist omdat deze eis zo belangrijk was voor de VVS-SVB wilde zij hierachter een brede studentenbasis scharen die mee zou helpen dit voorstel door te drukken. Aanvankelijk (december 1979) was het de bedoeling een Nationaal Aktiekomitee rond studiefinanciering op te richten, in opvolging van het NAK tegen de 10.000 (dat ondertussen al een NAK tegen de vervolging was geworden). Zo zouden ook de NUHO-studenten, die tijdens de akties tegen de 10.000 wat in de kou waren blijven staan, opnieuw bij de VVS betrokken raken (de VVS eiste immers ook een gelijk sociaal statuut voor NUHO- en universiteitsstudenten). Maar omdat de materie zo technisch en zo weinig aantrekkelijk was, ook voor meer bewuste studenten, kwam zo'n NAK nooit van de grond. Veel verder dan een tocht van Paul Geeraert (aanvankelijk nog samen met Ward Bosmans) langs de verschillende centra, om daar uitleg te geven over het probleem van de studiefinanciering, is men niet gekomen. Wel werd een nationale werkgroep in het leven geroepen met VVS'ers en MLB'ers [256]. De maoïsten konden zich immers ook achter die VVS-eisen scharen. Samen brachten zij o.m. een eisenplatform i.v.m. studiefinanciering en de sociale sektoren naar buiten (zie kader, p. 48). Het tema van studiefinanciering bleef nog jarenlang één van de belangrijkste werkingsassen van de VVS-SVB, al moest keer op keer blijken dat dit maar weinig mensen kon mobilizeren [257].
C. DERDE CYCLUS, AGGREGATIE, NUMERUS CLAUSUS.
De nationale werkingsassen van de VVS waren echter nog breder dan hogerstaande tema's. Er werden vanuit de regering dit jaar immers verschillende ontwerpen voorgesteld die een belangrijke weerslag konden hebben op de demokratizering van het onderwijs. Het ging over het wetsontwerp tot hervorming van de akademische graden, het wetsontwerp voor de aggregatiestudies en tenslotte het voorstel van een numerus clausus voor geneeskundestudenten. De VVS probeerde rond al deze punten een nationale werking op te zetten en akties te voeren. Vooral dat laatste werd keer op keer een mislukking. Zij slaagde er niet in een massabeweging op de been te krijgen. Toch waren op het eind van het akademiejaar deze ontwerpen - zij het voorlopig - van de baan na de val van de regering-Martens II [258].
In de loop van december 1979 kon de VVS de hand leggen op het nieuwe wetsontwerp op de akademische graden. Eén element hieruit was voor de VVS ronduit onaanvaardbaar: opnieuw was er sprake van de uitbouw van de derde cyclus als volwaardig deel van de opleiding [259]. Het wetsontwerp had tot gevolg dat sommige richtingen (psychologie, pedagogie, rechten) een studieduurverkorting zouden ondergaan die dan door de installatie van een derde cyclus zou worden opgevangen. Eigenlijk ging het hier dus om een devaluatie van het gewone licentieprogramma. Het creëren van aanvullende of speciale licenties betekende bijgevolg in de praktijk een verlenging van de globale studieduur. Daarom werd de invoering van een derde cyclus door de VVS-SVB heftig bekampt. Een langere studieduur had immers een sociale selektie als gevolg. Voor studenten uit arbeidersmilieus, die het gedurende hun hele opleiding al moeilijk genoeg hadden, zou de drempel van een derde cyclus zo goed als onoverbrugbaar zijn. Door de bijkomende financiële last (er waren hier overigens geen studiebeurzen voorzien) en het uitstellen van het moment waarop de student op de arbeidsmarkt kwam, leek de derde cyclus een elite-opleiding te worden. Daarom wilde de VVS deze problematiek zelfs prioritair maken t.o.v. de tematiek van de studiefinanciering. Er werden onderhandelingen aangegaan met de VLIR, en via de kontakten met de ACOD werden de vakbonden bewust gemaakt van het probleem. Een diskussie binnen de vakbeweging leidde daarop tot een uitgesproken stellingname tegen de derde cyclus. Met pamfletten, debatavonden en artikels in studentenbladen probeerde de VVS ook de ganse studentenbeweging te mobilizeren maar zonder resultaat. Het bleek niet echt een probleem te zijn waar vele studenten van wakker lagen [260].
In februari kwam VVS-Gent te weten dat er een nieuw wetsontwerp voor de aggregatiestudies in de maak was. Na een fase van overrompeling (er was nog nooit rond dit onderwerp gewerkt) werd besloten hiervan een nationaal aktiepunt te maken. Na een grondige studie van het wetsontwerp formuleerde de VVS kritiek op het hoge aanbod van teoretische vakken, op het feit dat het aggregaat te zeer los stond van de licentiaatsopleiding, en op het gevaar dat die teoretische vakken konden worden gebruikt voor ideologische motieven (instandhouding van het huidige hiërarchische onderwijstype). Er werd geprobeerd om bij de onderhandelingen over het ontwerp betrokken te worden (zonder sukses) en om studenten te mobilizeren rond dit tema (eveneens zonder sukses). Overigens kwam deze werkingsas vrijwel uitsluitend in Gent aan de orde, in de andere centra werd het belang van de problematiek veel lager geschat [261].
Een aktiepunt waar alle centra wel evenveel aandacht aan schonken was de dreiging van een numerus clausus. Als gevolg van de onrustwekkende toename van het geneesherenkorps (en de druk van het artsensyndikaat Wijnen die daarmee gepaard ging) had minister Luc Dhoore begin maart een interministeriële werkgroep opgericht die het probleem moest bespreken. Daarbij werden numerus clausus en een vestigingswet als mogelijke oplossingen voorgesteld. Onmiddelijk hierop werd vanuit de VVS een kampagne opgestart die de invoering van de numerus clausus in de geneeskunde moest beletten. Er werden kontakten gelegd met andere tegenstanders (vakbonden, mutualiteiten, de SP en zelfs minister Ramaekers) en er werd studiewerk verricht om de cijfers te weerleggen die zo'n maatregel aanvaardbaar maakten. Een grondige analyse van de problematiek en een globale visie op de demokratizering van het onderwijs kwam hierbij echter niet aan bod, en dat geldde eigenlijk ook voor de twee (hogerstaande) andere aktiepunten. Hoewel het hier om een werkingsas ging waarrond in alle centra werd gewerkt, waren er slechts weinig mensen bij betrokken. De redenen lagen voor de hand: het gerucht over de numerus clausus kwam heel onverwacht, er moest bliksemsnel gereageerd worden, en de akties vielen in een slechte periode (net vóór en tijdens de paasvakantie). De meeste VVS-akties (bezetting Gravensteen Gent, 25 maart; bezetting Ministerie Nationale Opvoeding, 26 maart; bezetting kabinet Volksgezondheid, 27 maart) liepen dan ook op een sisser af [262].
2. Een Overkoepelende Vereniging van de Vlaamse Studenten (OVVS).
Het komitee dat (vooral steunend op MLB'ers) zich vorig jaar op de VVS-kongressen aandiende als alternatief voor een uitbouw van de VVS tot SVB, had na haar nederlaag op het N.K. de moed niet laten zakken. Begin oktober lanceerden Eddy Conjaerts (VUB) en Herman Francq (KUL), beiden maoïsten, Appel '80. Dat was de naam voor een kampagne die informatie moest bijeenbrengen en personen met elkaar in kontakt moest brengen, met het oog op de Dag van de Student (14 november 1979). Die dag moest de ultieme meeting worden waarop de OVVS zou worden opgericht en een officieel platform van de Vlaamse studentenbeweging zou worden samengesteld. Vooral aan de VUB, de KUL, de UFSIA en zelfs aan het LUC leefde de idee van een OVVS, en werden initiatiefkomitees in het leven geroepen die de Dag van de Student moesten voorbereiden [263].
Onder de studenten die wel te vinden waren voor zo'n nationale representatieve organizatie bevonden zich ook VVS-SVB'ers. Zelfs een lid van de N.P., Bruno Leynse uit Leuven, sloot zich aan bij het initiatiefkomitee voor een OVVS. Hij vond de beide projekten best te kombineren. Enerzijds een overkoepelend orgaan, dat de standpunten van de meerderheid van de Vlaamse studenten kon vertolken in de ministeriële kommissies en de Hoge Raad voor Studietoelagen, anderzijds een linkse strijdorganizatie, die de studenten moest bewustmaken. De rest van de N.P. deelde zijn mening echter niet. Het studentenpubliek was te heterogeen om representatieve standpunten op een permanente manier te kunnen verdedigen. Bovendien zou de OVVS al snel haar autonomie t.o.v. de overheid verliezen, en dan zouden de studenten medeverantwoordelijk worden gesteld voor beleidsmaatregelen. Een dergelijk parlementaristisch orgaan, waarbij de afgevaardigden - eens verkozen - geen rekenschap moesten afleggen aan de studenten, was voor de N.P. een onaanvaardbaar politiek model. Dit intern konflikt noodzaakte Leynse ontslag te nemen uit de N.P., al bleef hij wel lid van de VVS-SVB [264].
De Dag van de Student (14 november 1979) bleek echter een enorme tegenvaller. Op dit grote diskussieforum voor alle studenten kwamen slechts veertig mensen opdagen, waaronder dan nog vijftien VVS-waarnemers. Van de veertien geplande werkgroepen werden er maar drie gerealizeerd, en veel resultaten brachten die ook niet op. Zowat het enige belangrijke nieuwe element uit de diskussie was de uitdrukkelijke stellingname van gast Marc Bontemps (sociale dienst VUB) tegen het voorstel-Bosmans (i.v.m. studiefinanciering) en voor de zelfstandigheid van de student (o.m. via studie-inkomen). Het spreekt voor zich dat er met zo'n opkomst van de oprichting van een OVVS geen sprake kon zijn. Het nagenoeg mislukken van de Dag van de Student bezorgde de VVS geenszins leedvermaak. Ook zij kampte met problemen al desinteresse bij studenten [265]. Maar dit kon enkel verholpen worden door de studenten via fakultaire groepen bij de werking te betrekken, en niet door een abstrakt overkoepelend orgaan te stichten, dacht men bij de VVS. De MLB had dus een flinke opdoffer gekregen, en de overkoepelingsplannen leken nu voorgoed te worden opgeborgen. Voorgoed? Dat dacht u maar [266].
3. Kongressen 1980: tijd voor een interne evaluatie.
Dit jaar gingen de kongressen door in het teken van twee tema's: de interne struktuur van de VVS-SVB en het bepalen van de werkingsassen voor 1980-'81. Nog steeds stonden de Regionale Kongressen open voor alle studenten, maar er dienden zich geen alternatieve tendensen aan. Maoïsten waren er op de kongressen in de verste verten niet te bespeuren, laat staan rechtsen. In vergelijking met de voorgaande jaren verliepen deze kongressen dus opvallend rustig. Op de meeste plaatsen kwamen zelfs maar tien à twintig studenten opdagen. Eigenlijk kunnen we dus spreken van een mislukking, het leek wel een terugkeer naar de obskure kongresjes van de VVS in het begin van de jaren zeventig (onder het MLB-bewind). Nochtans zouden deze kongressen de toon zetten voor bijna het hele volgende decennium [267].
Al op voorhand had de VVS aangekondigd dat dit kongres anders zou zijn dan de vorigen. Door uitzichtloze diskussies die vroeger gevoerd werden tussen mensen die verschillende programma's verdedigden, kwamen inhoudelijke diskussies rond onderwijsmateries nauwelijks aan bod. Ook werd er nooit werk gemaakt van het uitwerken van een overzichtelijke interne struktuur van de VVS-SVB. En zoiets was nu wel dringend nodig. De pogingen om nationale massa-akties op poten te zetten (rond de 10.000, de studentenprocessen, de studiefinanciering, de derde cyclus) waren immers allemaal op niets uitgedraaid. De verklaring hiervoor lag wellicht voor een deel bij de weerslag van de akties van vorig jaar (vele studenten waren ontmoedigd, geloofden niet meer in de opportuniteit van zulke akties, gingen zich terugplooien op het werk in de eigen fakulteit), maar ook bij het gebrek aan duidelijkheid over de beslissings-en de uitvoeringsbevoegdheid binnen de VVS. Daarom moesten de kongressen worden aangewend om nu eens eindelijk klaarheid te scheppen in de VVS-strukturen [268].
Er was dit jaar overigens meer dan eens kritiek gekomen op VVS-nationaal (de N.P.) omdat die initiatieven nam boven de hoofden van de studenten. Er was zelfs sprake van wantrouwen ten overstaan van de mensen die zich met nationale zaken inlieten. Vanuit enkele fakultaire kernen, die meestal een vrij heterogene samenstelling hadden, werd de N.P. er bovendien van beschuldigd te zeer in de richting van bepaalde politieke studentenverenigingen over te hellen [269]. Maar ook binnen de Nationale Ploeg was er een debat aan de gang over de precieze funktie van dit orgaan. Enerzijds waren er de "regionalisten" (en hiertoe behoorden vooral mensen die ook aktief waren in hun eigen fakulteit zoals André Rubbens, Phillipe Berger, Jef Maes en Jan Soetaert) die haar macht wilden beperken tot materiële ondersteuning en de snelle doorspeling van informatie. In alle regio's moesten autonome sekretariaten worden opgericht (zoiets bestond enkel al in Gent) met financiële armkracht. De uiteindelijke beslissingsmacht moest bij de fakultaire kernen liggen. Daar tegenover stonden de "centralisten" (diegenen die zich bezighielden met de nationale werkgroepen en de ministriële kommissies, zoals Paul Geeraert, Raf Verbeke en Bruno Monteyne). Zij vreesden dat een veelvuldige wisselwerking met de kernen vertraging zou opleveren, en wilden de leidende positie van de N.P. behouden. Het was volgens hen niet realistisch de kernen te laten beslissen over lopende zaken. Een voorlopig kompromis tussen beide strukturen was dat er meer mensen uit de regio's naar de N.P. werden afgevaardigd en dat de bevoegdheden van de Regionale Ploegen werden uitgebreid (evenwel zonder financiële verantwoordelijkheid). Een permanente oplossing voor zulke problemen moest gevonden worden op het Nationaal Kongres [270].
Dat kongres moest ook de exacte plaats van de werkgroepen in de VVS aanduiden. De VVS-SVB had zich toch immers tot doel gesteld de basisinitiatieven in de fakulteiten te stimuleren en kontakten mogelijk te maken tussen zulke groepen van verschillende fakulteiten en universiteiten. Maar vooral betreffende dat tweede luik bleef de VVS in gebreke. Sedert initiatieven als de Dag van de Werkgroep in 1976 waren de interuniversitaire kontakten sterk verwaarloosd. Zowat de enige werkgroepen die nog geregeld kontakt met elkaar hadden over de grenzen van de universiteiten heen waren de Leuvense Verontruste Historici (VH) en de Gentse SVB-kern SOWEGE (Sociale Werkgroep Geschiedenis) [271]. In november 1979 hielden zij nog een studieweekend (waarop overigens ook de werkgroepen geschiedenis van Antwerpen en Brussel waren uitgenodigd). Daaruit vloeide een gezamenlijk projekt rond de objektiviteit van de geschiedenis. SOWEGE en VH opteerden daarbij resoluut voor een geschiedenis ten dienste van de minstbedeelden. Ook in de kursuskritiek konden de beide organizaties elkaar heel wat helpen [272]. Nochtans waren er belangrijke verschillen in hun houding tot de VVS (zie kader p. 56). Dit had alles te maken met de ongelijkmatige ontwikkeling van de VVS-SVB per centrum [273].
GESCHIEDENIS & VVS.
SOWEGE (met als spilfiguur Jef Maes, lid van de N.P. van VVS en zetelend in de RvB van de RUG) had in 1979 de naam "VVS-SVB, fakultaire kern geschiedenis" aangenomen en was erg VVS-minded. In haar tijdschrift De Bokkerijder liep een ledenwervingskampagne voor de VVS-SVB en werd regelmatig opgeroepen deel te nemen aan nationale VVS-akties. Het Gentse Geschiedenis-departement telde dan ook de grootste groep VVS-SVB-leden van heel de RUG (op de tweede plaats kwam de fakulteit Rechten en Staats- en Sociale Wetenschappen, brons was voor Psychologie en Pedagogie). De VH daarentegen (met o.a. Maria Vlayen en Pol Rodts) was niet zo nauw verbonden met de VVS. Zij was officieel wel een SVB-kern - zij het de enige in Leuven - maar daar bleef het dan bij. De VH hadden een eerder losse organizatiestruktuur en volgden geen echte politieke lijn. De VVS-SVB-leden die in Leuven geschiedenis studeerden waren overigens op twee handen te tellen (1).
(1) De Bokkerijder, jg. 1(1979-'80) nr. 1, passim en jg. 3 (1981-'82) nr. 1, 1-2.
ARUG. Ledenlijst VVS- SVB 1979-'80.
ARUG. Jaarverslag R.P.Leuven 1979-'80, z.p.
De Leuvense geschiedenisstudenten en hun kring, 66.
Roje Woef, jg. 1 (1980-'81) nr. 5, z.p.
Deze scheefgroei van de VVS maakte een globaal koncept voor de werking moeilijk toepasbaar in alle centra. De vraag rees in hoeverre de VVS nog een nationale organizatie was die nationale initiatieven kon nemen. In Gent was de VVS goed ingeplant. Er waren veel werkgroepen die meewerkten en de ledenwerving liep goed. De Regionale Ploeg (VVS-Gent) had een eigen sekretariaat en gaf een regionaal infoblad uit. Een flinke steun was ook de studentenzender Radio-Aktief [274]. Aan de KUL lag het al wat anders. De VVS-SVB was er evenwel nog goed vertegenwoordigd (vooral aan de fakulteit Politieke en Sociale Wetenschappen), maar de Leuvense studentenbeweging was te zeer versnipperd om de VVS er hetzelfde belang als in Gent te geven. De R.P. was er amateuristisch, had geen infrastruktuur, de afspraken werden slecht opgevolgd, er werden geen nieuwelingen bereikt. Er waren doorgaans wel goede kontakten met fakultaire werkgroepen, maar die wilden niet onder de vlag van "SVB-kern" werken. In Leuven hield zoiets immers meteen een stellingname in tegen SORA (waarin vele MLB'ers zetelden die met het OVVS-projekt begaan waren). VVS-Antwerpen werd ook door de overkoepelende organizatie met de nek aangekeken, maar had veel aanhang bij fakultaire werkgroepen. Om de VVS in Antwerpen staande te houden stelde de R.P. voor om zichzelf om te vormen tot een passief en neutraal koördinatiekomitee van alle werkgroepen. Eventueel moest daarbij zelfs de naam "VVS" verdwijnen. In Kortrijk was de VVS-werking volledig stilgevallen. Er waren dit jaar geen mensen gevonden die de opbouw van een SVB aan de KULAK op zich wilden nemen. De kandidaturenuniversiteit telde overigens slechts een handvol VVS-SVB-leden en kende zo goed als geen werkgroepen. Dat laatste kon ook worden gezegd van Brussel. De MLB-SJW-disputen hadden ervoor gezorgd dat er van een SVB nooit in huis was gekomen [275].
In het NUHO kwam opnieuw wat hoop door het heropstarten van de Kontaktgroep Sociale Scholen (KSS) na een jaar platte rust. De KSS slaagde er weliswaar niet meer in de studenten van SOCIA Gent, HISKWA Antwerpen en HISS Den Haan bij haar werking te betrekken, maar kon toch een mooi resultaat neerleggen op het einde van het jaar. Zo had zij een drietal vormingscycli georganizeerd en had zij vertegenwoordigers kunnen sturen naar de Hoge Raad voor het Sociaal Hoger Onderwijs. Daar moest immers een nieuw eksamenreglement voor alle sociale scholen worden opgesteld. De KSS was overigens heel tevreden over de inspraak en over de aanpassingen in het voordeel van de studenten. Maar zij had zich het meest geprofileerd in de akties aan het HRIEPSHO in Kortrijk. De direktie van die school had in oktober 1979 besloten tot een programmawijziging (in de richting van medisch onderwijs) zonder studenten of leraars te raadplegen. De leerlingen sociale wetenschappen gingen daarop in staking, een dag later gevolgd door de leerlingen ergoterapie, kinderverzorging en moderne talen. De KSS koördineerde de staking, organizeerde solidariteitsakties in andere scholen, en bracht het probleem in de media. Daarop kon de direktie niet anders dan haar plannen intrekken. Een overwinning die het moreel peil bij de KSS sterk opdreef. Het sekretariaat van de KSS was intussen verhuisd van Elcker-Ik Antwerpen naar VVS-nationaal. Af en toe deden ook mensen van KSS hun stage bij VVS, zo o.m. Adriaan Vermeersch (SHISS Gent, voorzitter KSS in 1980-'81). Toch wilde zij haar onafhankelijkheid t.o.v. de VVS bewaren (en dus geen SVB-kern worden). Nochtans was er op het Nationaal Kongres van de VVS een belangrijke NUHO-delegatie aanwezig, die grotendeels uit KSS'ers bestond. Zij stelde er een onderscheid voor tussen een NUHO-organizatie (de opvolgster van de NUHO-koördinatie: parallel met, maar los van de VVS) enerzijds en NUHO-SVB-leden (die volwaardig lid van de VVS zouden zijn) anderzijds. Terwijl de leden de SVB-ideologie uitdroegen, moest de NUHO-organizatie onafhankelijk blijven [276].
Al de hogerstaande problemen (regionaal vs. nationaal, plaats van de werkgroepen, ongelijkmatige ontwikkeling) kwamen aan bod op het N.K. te Brussel op 26 april 1980. Er werd door de werkgroep interne werking een nieuwe struktuur uitgedokterd die de VVS overzichtelijker en vlotter werkend moest maken [277]. De andere werkgroep - die rond de werkingsassen - bracht op haar beurt meer klaarheid in de VVS door vaste verantwoordelijken aan te duiden voor de diverse werkvlakken (studiefinanciering, wetenschapsbeoefening, NUHO, kontakten met de vakbonden, derde cyclus). Zo kreeg de VVS-studentenvakbeweging nu eindelijk eens een eigen profiel, als onafhankelijke studentenvereniging met een basisdemokratisch model. Als voorzitter werd de onafhankelijke kandidaat Philippe Berger (student Rechten, RUG) verkozen nadat Paul Geeraert (die de trotskisten liever als voorzitter hadden gezien) had laten weten geen ambities te koesteren voor het voorzitterschap. Dat met een nieuwe struktuur voor de VVS alle hogerstaande problemen zouden zijn opgelost, was echter ijdele hoop. De volgende jaren zou de kloof met de studentenbevolking alleen maar vergroten en de VVS-SVB zou devalueren tot een louter Gentse aangelegenheid [278].
In de hierboven besproken periode staat één gegeven centraal: de oprichting van de SVB in 1978-'79. Dat jaar ging overigens gepaard met de grootste massakontestatie die de studentenbeweging in jaren gekend had. Het zou dus fair zijn het te omschrijven als een scharnierjaar. Het jaar voordien (1977-'78) en het jaar erna (1979-'80) werden gekenmerkt door vrij suksesloze pogingen om grootse akties op het getouw te zetten. Vooral dat laatste jaar liep zowat alles in het honderd. Opvallend is ook dat de akties in die twee akademiejaren voor een stuk rond dezelfde tematiek draaiden: o.a. studiefinanciering en derde cyclus. Dat die akties minder volk trokken, was wellicht doordat de te bestrijden voorstellen en wetsontwerpen vaak veel abstrakter, technischer en onoverzichtelijker waren. Een derde cyclus, een hervorming van de beurzen, een nieuwe aggregatie-opleiding: vele studenten zagen niet in waarom ze daar zonodig tegen moesten gaan ageren. Ofwel begrepen ze niet waarover het ging, lag de materie te ver van hun bed, of zagen ze het "gevaar" van de voorstellen niet in. In 1979-'80 kwam daarbij nog eens de kater van de akties van het voorgaande jaar. De akties tegen de 10.000 waren immers wel massaal geweest, maar de maatregel bleef gelden. Die ontgoocheling maakte vele studenten blijkbaar pessimistisch over massa-akties als kontestatiemiddel. Dat de mobilizering tegen het verhoogde inschrijvingsgeld zo goed was gelukt, kwam door de eenvoudige, klare probleemstelling: "Ze willen dat we hier en nu vijfduizend frank méér ophoesten." En het antwoord hierop was even duidelijk: "Nooit!" Daardoor kon er een zeer breed front ontstaan dat duizenden studenten op straat kon krijgen. Door deze massakontestatie werden vaak vergelijkingen gemaakt met de golf van studentenprotest op het eind van de jaren zestig. Die vergelijking liep echter mank. In 1968 wilden ze de wereld veranderen, in 1978 wilden ze geen hoger inschrijvingsgeld betalen.
De eenheid die tegen de 10.000 was ontstaan, had de SVB in een stroomversnelling kunnen brengen, maar het bleek het omgekeerde effekt te hebben. De vakbondsgedachte, ontwikkeld in het akademiejaar 1977-'78, moest toen in de praktijk worden omgezet. Door de akties in 1978 was de VVS-leiding echter overbelast, en kon haar belofte over de oprichting van een SVB niet nakomen. Dit veroorzaakte spanningen in het eenheidsfront, en de MLB begon haar eigen SVB. Dat uiteindelijk de vakbond van de VVS toch de enige was die overbleef had veel te maken met de prioriteit die de MLB legde bij een ander tema, nl. de terugkeer naar een nationale studentenoverkoepeling [279]. De SVB werd wel gerealizeerd, maar een eenheidsvakbond van alle progressieve studenten was het niet, en zou het ook nooit worden.
In 1979-'80 ontstond er binnen de VVS een spanning tussen "centralisten" en "regionalisten", een spanning die terug te voeren was tot een konflikt tussen de partij-gebondenen (Geeraert: lid Arbeid, Monteyne: lid Arbeid met SJW-sympatieën, Verbeke: lid SJW) en de onafhankelijken. Deze tegenstelling zou het volgende akademiejaar worden opgelost in het voordeel van de ongebondenen. Daarmee zouden de laatste resten van de Tendens-periode worden opgeruimd. De VVS werd een onafhankelijke progressieve beweging, die studenten aansprak die zich niet tot de ene of de andere partij-politieke organizatie wilden rekenen, maar die zich engageerden, zowel in hun fakulteit als op maatschappelijk vlak.
Arbeid en SJW waren daarmee uit de VVS buitengekegeld, hoewel ook daarna vele VVS-SVB-leden nog trotskistische sympatieën hadden. Wie al in 1978 uit de VVS verdwenen was, was de (centrum-)rechtse oppositie. De Brusselse rechtse studenten die in 1978 verkozen waren, lieten nooit van zich horen. Wel werkten KVHV, LVSV, VNSU en VDS en vele andere rechtse en centrumrechtse organizaties en individuen mee in het NAK tegen de 10.000. Desondanks stond de rechtse pers vrij sceptisch t.o.v. de studentenopstand. Vooral de tweede golf (maart-april 1979) kreeg veel kritiek uit die hoek, want toen waren de (centrum-)rechtse studenten er al lang niet meer bij. Het Palieterke had overigens wel gelijk als het schreef over de "beroepsagitatoren" die bij de rellen betrokken waren [280]. Voor velen ging het toen al lang niet meer om het inschrijvingsgeld maar was het aktie om de aktie. De precieze rol van VVS in de akties is moeilijk te bepalen. Alleen in Gent stond de VVS duidelijk centraal, en dat dit haar populair had gemaakt, was te zien aan het bijzonder hoge stemmenaantal dat de VVS-kandidaten voor de RvB van de RUG behaalden.
De laatste kongressen die in dit hoofdstuk worden behandeld, duiden al aan dat de MLB zich niet langer bezighield met de VVS. Haar aandacht ging nu volledig naar het opzetten van een nationale overkoepeling. In 1978 was er het Politiek en Syndikaal Programma, dat eigenlijk nog een voortzetting was van haar pogingen om een progressief eenheidsfront te vormen, maar vanaf 1979 wilde de MLB de VVS laten terugkeren naar de tijd waarin zij een representatieve overkoepeling was. In 1979-'80 wilde zij zelfs een autonome vereniging oprichten, buiten de VVS. Wat bezielde haar, vanwaar die overkoepelingsdrang? Zij voelde de nood aan van zo'n orgaan om met de vertegenwoordigers van alle centra een nationale studentenpolitiek te kunnen voeren. De VVS-SVB daarentegen zag die noodzaak niet in, zij vond het realistischer om mensen te verenigen die aktief waren in hun fakultaire werkgroepen. En wanneer er echt nood was aan een breder front, waren er nog steeds de Nationale Aktiekomitees. Deze tegenstelling heeft alles te maken met de tegenstelling Leuven-Gent.
Het steunen van fakultaire werkgroepen was al van de begingperiode van de Tendens een programmapunt, maar vooral in Gent was er een echte "werkgroepen-werking" ontstaan. Dat kwam natuurlijk omdat de Gentse strukturen (het Werkgroepenkonvent) de ontwikkeling en de koördinatie van basisgroepen stimuleerden. In Leuven of aan de andere universiteiten was zo'n struktuur niet voorhanden. Werkgroepen hadder het er moeilijker om te overleven, hen samenbrengen moest gebeuren buiten de bestaande strukturen. De ASR-struktuur in Leuven had daarentegen alleen de kringen als basis. Dat systeem van afvaardiging en overkoepeling werkte dan ook het verlangen in de hand om ook nationaal een dergelijk orgaan te creëren. Dat de MLB deze idee promoveerde was omdat zij van oudsher een stevige poot binnen de ASR had. Vooral de SORA-vrijgestelden (steevast maoïsten) hadden de tijd en de mogelijkheden om zich hiermee bezig te houden. In het volgende hoofdstuk zullen we zien hoe de VVS beperkt werd tot een louter Gentse aangelegenheid. Een NAK werd dan een vergadering van VVS'ers (voor Gent) en MLB'ers (voor Leuven).
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[170].Jo Algoed werkt vandaag bij Apple Computers Internatio- nal, Wim Schamp is momenteel direkteur van het reklamebu- reau WIM, dat vroeger de SP-kampagnes verzorgde, en nu die van de VLD.
[171].ARUG. Financieel verslag VVS 1977-'78.
ARUG. Verslag RvB VVS 7 oktober 1977.
Over de regio's leest u meer op p. 9.
[172].Mareels, o.c.; 117-118.
SORA. Informatietekst "Handen af van de studietoelagen", 1-4.
Roje Reu, jg. 2 (1977-'78) nr. 2, 2-3.
[173].Rood, jg. 9 (1977) nr. 45, 1.
ARUG. Verslag N.P. 17 oktober 1977.
Roje Reu, jg. 2 (1977-'78) nr. 2, 3.
ARUG. Verslag VNSK 27 oktober 1977.
[174].ARUG. Verslag VNSK 15 november 1977.
Rood, jg. 9 (1977) nr. 34, 8.
Idem, nr. 45, 1.
Zie i.v.m. studieloon ook p. 47.
[175].Zie hoger, hoofdstuk 2.
[176].Roje Reu, jg. 2 (1977-'78) nr. 7, 2-3 en 7.
ARUG. Verslag NSF 12 januari 1978.
Tielen, o.c., 80-81.
[177].Met "derde cyclus" bedoelde men de aanvullende of specia- lizatiestudies die volgden op de eerste (kandidatuur) en tweede (licentie) cyclus. Een derde cyclus bestond al enkele jaren, maar nog niet als uitgebouwd geheel.
[178].Rooi Woefke, jg. 2 (1977-'78) nr. 6, 12.
Tendensprogramma 1978, 3.
Eind 1979 kwam er een nieuw wetsontwerp op de akademische graden. Zie daarvoor verder p. 50.
[179].Roje Reu, jg. 2 (1977-'78) extra nr. (z.d.), 2-4.
Tendensprogramma 1978, 3.
[180].Witte e.a., o.c., 339-340.
AVVS. Informatieblad VVS Gent 19 januari 1978, z.p.
Idem, 28 februari 1978, z.p.
[181].ARUG. Verslag N.P. 19 september 1977.
ARUG. Informatieblad VVS-Gent 19 januari 1978, z.p.
ARUG. Informatieblad VVS-Gent 28 februari 1978, z.p.
Roje Reu, jg. 2 (1977-'78) nr. 10, 4-5.
[182].Het is een feit dat nationalistische of federalistische stellingnames nooit AMADA-sympatisanten kon bekoren, zij propageerden steeds een zeer sterke band tussen Vlaamse, Waalse en vreemde arbeiders. De PVDA, opvolger van AMADA, was eind jaren '80 dan ook de enige partij in Vlaanderen die achter Happart stond (hij was immers demokratisch verkozen). Vandaar ook haar allergie tegenover een lied als de "Vlaamse Leeuw", zie hoger, hoofdstuk 2.
[183].Roje Reu, jg. 2 (1977-'78) nr. 8, 4-5.
Idem, nr. 10, 4-5.
[184].Rooi Woefke, jg. 2 (1977-'78) nr. 6, 15-19.
Idem, nr. 4, 1-7.
Tendensprogramma 1978, 4.
Rooi Woefke, jg. 2 (1977-'78) nr. 6, 37-43.
[185].Zie verder, p. 17.
[186].Tendensprogramma 1978, 4.
Rooi Woefke, jg. 2 (1977-'78) nr. 6, 37-43.
[187].AVVS. Jaarverslag VVS-Antwerpen 1977-'78.
Rooi Woefke, jg. 2 (1977-'78) nr. 6, 17-19.
Tendensprogramma 1978, 4.
[188].ARUG. Verslag N.P. 6 september 1977, 23 januari 1978 en 13 februari 1978.
Tendensprogramma 1978, 4-5.
ARUG. Map KSS.
Zie ook verder, p. 34.
[189].Tendensprogramma 1978, 5-6.
Rooi Woefke, jg. 2 (1977-'78) nr. 4, 5-7.
Rood, jg. 10 (1978) nr. 11, 8-9.
[190].Interview J. Algoed.
Interview S. Debusschere.
Rood, jg. 10 (1978) nr. 12, 8.
Janssen en Voestermans, Studenten in beweging, 92 en 179- 180.
Coenen e.a., Tussen wetenschapskritiek en belangenbehar tiging, 29-31.
[191].Roje Reu, jg. 2 (1977-'78) nr. 11, 4.
Tendensprogramma 1978, 8.
ARUG. Infoblad VVS-Gent 21 april 1978.
Zie verder, p. 29.
[192].Roje Reu, jg. 2 (1977-'78) nr. 12, 2.
Zie verder, p. 15.
[193].Zie hoger, hoofdstuk 2.
[194].AVVS. MLB-pamflet "Eenheid onder de studenten" (1977).
[195].Politiek en Syndikaal Programma, 1-4.
Roje Reu, jg. 2 (1977-'78) nr. 11, 5-6.
AVVS. "Over de stichting van de studentenorganizatie en het eenheidsvoorstel van MLB" (1978), 6-8.
AVVS. "Waar naartoe met VVS?" (1978), 9-12.
[196].Normaal gezien werden er aan de KULAK vijftien mandaten verdeeld.
Roje Reu, jg. 2 (1977-'78) nr. 12, 2-3.
Rood, jg. 10 (1978) nr. 18, 9.
[197].Zie ook hoger, p. 10.
[198].Roje Reu, jg. 2 (1977-'78) nr. 12, 2-3.
ARUG. Verslag N.P. 13 maart 1978 en 22 maart 1978.
[199].Roje Reu, jg. 2 (1977-'78) nr. 12, 3.
Rood, jg. 10 (1978) nr. 18, 9.
[200].Infoblad VVS, jg. 1 (1978-'79) 13 maart 1979, z.p.
[201].Stef Debusschere is momenteel redaktiesekretaris van het rood-groene maandblad Nieuw Links.
[202].Interview S. Debusschere.
Interview B. Monteyne.
Programma voor de verdere uitbouw van de VVS tot SVB, 7.
[203].Rood, jg. 10 (1978) nr. 20, 9.
DE AKTIESTRUKTUUR.
Het Aktiekomitee tegen de 10.000 kreeg al gauw de demokratische struktuur die we ook al bij de vorige akties terugvonden. In al de fakulteiten werden Fakultaire Aktiekomitees opgericht die studenten afvaardigden naar een Regionaal Aktiekomitee (per universiteitsstad) dat op haar beurt delegees zond naar het Nationaal Aktiekomitee dat het geheel kordineerde. Opnieuw was het de VVS die hierbij voor de nodige infrastruktuur zorgde, en daarnaast waren het vaak de leden van de VVS die in de FAK's het meest aktief waren. Echter, in Leuven en Brussel zou de demokratische werking soms te wensen overlaten, en was de aktie soms in handen van enkele anarchisten (VUB) of maosten (KUL) (1).
(1) Roje Reu, speciaal uit- gave kongres 1979, 6.
Programma voor de ver- dere uitbouw van VVS tot SVB, 3.
Interview S. Debussche- re.
Zie ook de NSF-struk- tuur, hfdst. II.
AVVS. Verslag "Overlegkomitee Demokratizering van het Onderwijs" 15 juni 1978.
Mareels, o.c., 121.
ARUG. Verslag Komitee tegen de 10.000 12 juli 1978 en 17 augustus 1978.
[204].Deze bedragen werden nog verhoogd met examengelden en administratiekosten.
[205].ARUG. Interview met kabinetschef Gaston Kolenbunders (30 augustus 1978).
Mareels, o.c., 122-123.
Bosmans, Het systeem der studietoelagen en de demokrati zering van het universitair onderwijs, 1 en 13-14.
ARUG. Open brief aan Ramaekers (1978).
Demokratisch Onderwijs!, z.p.
[206].Het minimumbedrag was 2.300 frank. De studenten moesten dan op hun inschrijvingsformulier aanduiden dat ze kandi daat waren voor een studietoelage.
[207].ARUG. Verslag NAK 17 augustus 1978 en 5 september 1978.
EN IN WALLONIE...
Aan Waalse kant was het front tegen de 10.000 in handen van de FEF (Front des Francophones). Er waren geregeld kontakten met het Vlaamse NAK en de VVS. Vooral aan de ULg werd heftig aktiegevoerd. Maar het front brokkelde zeer snel af om verscheidene redenen. Ten eerste was er niet zo'n demokratische struktuur als in Vlaanderen, alles werd centraal georganizeerd vanuit de FEF. Ten tweede was de FEF altijd erg afhankelijk geweest van de overheid en er waren meer bepaald sterke banden met de PSB. Daardoor werd de strijdlust van de Waalse studenten sterk afgeremd. Daarenboven waren de Franstalige rektoren halsstarriger dan hun Vlaamse kollega's. Zij vroegen immers niet het oude inschrijvingsgeld, maar eisten meteen de volledige 10.000 frank. Het duurde dan ook niet lang vooraleer de Waalse studenten zich bij het verhoogde inschrijvingsgeld neerlegden. Zij verloren daarnaast ook nog de studiebetoelaging in de licenties (1).
(1) ARUG. Infoblad VVS
1 september 1979.
Roje Reu, speciale uit- gave kongres 1979, 5.
Demokratisch Onderwijs!, z.p.
ARUG. Perskommunikee VLIR/NAK 12 september 1978.
[208].Bonte, "Studenten ontwaken uit winterslaap (3)", 2.
Demokratisch Onderwijs!, z.p.
ARUG. Pamflet oproep tot betoging 12 oktober 1978.
Mareels. o.c., 123-124.
[209].Demokratisch Onderwijs!, z.p.
Luykx en Platel, Politieke geschiedenis van België, 713.
AVVS. Verslag A.V. VUB-studenten 7 november 1978.
[210].Mareels, o.c., 123.
Demokratisch Onderwijs!, z.p.
Ludiek tot keihard, z.p.
Interview S. Debusschere
[211].Demokratisch Onderwijs!, z.p.
Ludiek tot keihard, z.p.
AVVS. Knipselmap 1978.
De Ridder, Veertien kampagnes, 77.
[212].Zie verder, p. 29.
[213].AVVS. Knipselmap 1979.
Demokratisch Onderwijs!, z.p.
[214].Dit gebeurde nota bene exact tien jaar na de fameuze rectoraatsbezetting tijdens de maartbeweging van 1969.
[215].Demokratisch Onderwijs!, z.p.
AVVS. Knipselmap 1979.
ARUG. VUB-bezettingskrant (maart 1979).
Lastig, jg. 1 (1978-'79) nr. 2, 7.
[216].Radio-Aktief was in januari opgezet door enkele Gentse VVS-militanten (Jean Pottie, Jean-Pierre Baudouin, Hilde Roeland) en zond elke dag enkele uren uit vanuit De Brug.
[217].Lastig, jg. 1 (1978-'79) nr. 2, 11.
20 jaar studenten in aktie, 22.
Demokratisch Onderwijs!, z.p.
AVVS. Knipselmap 1979.
Ludiek tot keihard, z.p.
[218].Programma voor de verdere uitbouw van VVS tot SVB, 3.
Tielen, "Zelfs rijkswachters moesten gaan lopen", 11.
Roje Reu, speciale uitgave kongres 1979, 5-6.
Interview S. Debusschere.
De invloed van de akties op de uitbouw van een SVB wordt verderop besproken, zie p. 29.
[219].De toen nog maoïstische VVS werkte mee aan de boycot in Gent, zie hoger, hoofdstuk I, 16.
[220].Roje Reu, jg. 3 (1978-'79) nr. 7-8, 8-9.
ARUG. RvB-programma VVS-SVB Gent (1979).
[221].Rooie Woef, jg. 2 (1977-'78) nr. 1, 23-29.
Over het medebeheer, 4-10.
[222].ARUG. VGK-studietekst "Het probleem van het medebeheer" (1979), 6-7.
ARUG. RvB-programma van VVS-SVB Gent (1979).
Zie verder, hoofdstuk 4.
[223].Infoblad VVS, jg. 1 (1978-'79) 13 maart 1979, z.p.
Roje Reu, jg. 3 (1978-'79) nr. 1, 4.
[224].Lastig, jg. 1 (1978-'79) nr. 1, 10-12.
Veto, jg. 5 (1978-'79) extra nr. (27 februari 1979), 2.
Rood, jg. 11 (1979) nr. 10, 8.
Infoblad VVS, jg. 1 (1979-'80) 13 maart 1979, z.p.
Roje Reu, jg. 3 (1978-'79) nr. 1, 4.
[225].ARUG. Studietekst stichtingskongres SVB, z.d., z.p.
ARUG. Pamflet VVS "Van het VVS-SVB-front" (1979).
[226].Rood, jg. 11 (1979) nr. 10, 8.
Veto, jg. 5 (1978-'79) extra nr. (27 februari 1979), 3.
Tot de purperen SVB hoorden naast dissidenten uit de groene SVB ook leden van SORA, van GIST, van het WINA- presidium, van de SVB-kern L&W e.a.
[227].Roje Reu, jg. 3 (1978-'79) nr. 6, 4.
Rood, jg. 11 (1979) nr. 10, 8.
[228].ARUG. Verslag Regionale Koördinatie Leuven, 2 maart 1979.
Rood, jg. 11 (1979) nr. 10, 8.
Infoblad VVS, jg. 1 (1979-'80) 13 maart 1979, z.p.
[229].Schamper, jg. 4 (1978-'79) nr. 78, 3.
Roje Reu, jg. 3 (1978-'79) nr. 10-11, 3.
Interview B. Monteyne.
Rood, jg. 11 (1979) nr. 10, 8.
[230].Roje Reu, jg. 3 (1978-'79) nr. 10-11, 3-4.
Rooi Woefke, jg. 4 (1979-'80) nr. 1, 14.
ARUG. Verslag N.P. 9 oktober 1978.
ARUG. Verslag NUHO-vergadering 7 november 1978.
[231].Deze gekombineerde titel werd meestal gehanteerd sinds de VVS op de stichtingskongressen van februari officieel een SVB was geworden.
[232].ARUG. Verslag voorbereidende vergadering VVS-SVB-kongres 1979.
[233].ARUG. Open brief aan het BSG (KOVVS, z.d.).
[234].AVVS. Resolutie van het nationaal bureau van MLB "De eenheid van de studentenbeweging" (1979).
AVVS. Open brief aan alle aktievoerders (KOVVS, 3 mei 1979).
ARUG. Open brief aan het BSG (KOVVS, z.d.).
[235].ARUG. Pamflet VVS "Waarom wensen wij omvorming van VVS tot SVB" (1979).
ARUG. Studietekst SVB en aktiestrukturen in het Leuvense (z.d.), 3-4.
[236].Zoals b.v. GIST in Leuven en WELA in Gent.
[237].En nu, de studentenvakbeweging [VVS, 1979], 11.
Programma voor de verdere uitbouw van VVS tot SVB (1979), 2.
[238].Zie bijvoorbeeld p. 33.
[239].Roje Reu, jg. 3 (1979-'80) nr. 10-11, 2-4.
AVVS. Verslag N.K. 12 mei 1979.
[240].ARUG. Evaluatie nationale werking 1979-'80, z.p.
Rooie Woef, jg. 4 (1979-'80) nr. 3, z.p.
[241].ARUG. Verslag N.P. 6 juli, 11 september, 4 oktober, 15 oktober en 19 november 1979.
AVVS. Knipselkrant 1979.
[242].Zie hoger, p. 23
[243].Een overzicht van deze akties vind u hoger, p.25
[245].Bruno Monteyne is momenteel werkzaam bij ABVV-Oostende.
[246].Tielen, o.c., 88 en 90.
Interview B. Monteyne.
Studenten zijn geen kriminelen, z.p.
Tielen, "Zelfs de rijkswachters moesten gaan lopen", 11.
[248].Rood, jg. 12 (1980) nr. 11, 9.
ARUG. Studietekst VVS "Geef elke student een eigen inko men" (1980), 1.
[249].Matteuseffekt: het evangelie volgens Matteus zegt in hoofdstuk 13, vers 12: "Want aan wie heeft, zal gegeven worden, en hij zal overvloed hebben. Maar van wie niet heeft, zal ook ontnomen worden wat hij heeft." Het Mat teuseffekt typeert een beleid waarbij sociale toelagen terecht komen bij diegenen die het niet nodig hebben.
[250].Studiebeurs, een recht. Drie teksten van W. Bosmans, VVS ed. (1979).
[251].ARUG. Werkgroep studentenvertegenwoordigers in de kommis sies studiefinanciering en sociale sektoren (1980), 3.
Studiebeurs, een recht, z.p.
Rood, jg. 12 (1980) nr. 11, 9.
[252]. De grens van minvermogendheid bepaalt het inkomen waar onder een gezin niet in staat is een deel van de studie kosten te betalen: het ontvangt dan de maximumbeurs. Boven de grens van meervermogendheid heeft een gezin niet langer nood aan een studietoelage. Het Socio-Vitaal Minimum (SVM) is het minimuminkomen om normaal te kunnen leven. Het werd wetenschappelijk vastgelegd door profes sor Herman Deleeck.
[253].ARUG. Verslag R.P. Gent 17 maart 1980.
ARUG. Pamflet VVS-SVB "De huidige toestand i.v.m. studie beurzen".
Mareels, o.c., 129.
ARUG. Studietekst-VVS "Geef elke student een eigen inko men", 4-5.
De eis tot studieloon vinden we bij de VVS al in 1965 terug, zie hoger, hfdst. 1.
[254].ARUG. Studietekst VVS "Geef elke student een eigen inko men", 6-7.
ARUG. Pamflet VVS-SVB "De huidige toestand i.v.m. studie beurzen".
ARUG. Verslag KSS-vergadering 16 november 1979.
[255].ARUG. Pamflet VVS-SVB "De huidige toestand i.v.m. studie beurzen".
AUTONOME REGIONALE DIENSTENCENTRA.
De kommissie i.v.m. de sociale sektoren had ongeveer dezelfde samenstelling als de kommissie studiefinanciering. Het doel was het ontwerpen van een basisstruktuur die een herorintering en herverdeling van de sociale voorzieningen voor studenten met zich meebracht. Meer bepaald moesten de NUHO-instellingen in de sociale sektoren betrokken worden. De studentenfraktie stelde voor om de sociale centra niet enkel open te stellen voor het NUHO, maar voor alle jongeren én eventueel ook voor volwassenen met een vervangingsinkomen of een socio-vitaal minimum. Het beheer van deze centra moest in handen zijn van een autonome raad waarin ook gebruikers en werknemers zitting hadden. Ze moesten dus volledig worden losgekoppeld van de universiteiten. Tenslotte waakten de studenten erover dat er geen inschrijvingsgeld werd aangewend voor de financiering van deze centra. De kommissie kwam na veel gepalaver tot een princiepsakkoord over regionale centra, maar dat werd nooit verder uitgewerkt (1).
(1) ARUG. Werkgroep studenten- vertegenwoordigers in de kommissie studiefinancie- ring en sociale sektoren (1980), 6-10.
Infoblad VVS, jg. 2 (1979- '80), november 1979.
Ook vandaag nog wordt de diskussie hierover verder- gevoerd. Onder de voorstan- ders Van de regionale soci- ale netwerken vinden we o.a. Jan De Vuyst, direkteur Stu- dentenvoorzieningen van de KUL.
ARUG. Studietekst VVS "Geef elke student een eigen inko men", 6-7.
[256].Haar kontaktadres was dubbel: VVS-nationaal en SORA-Leu ven.
[257].Infoblad VVS, jg. 2 (1979-'80), 11 januari 1980, z.p.
ARUG. Jaarverslag VVS-SVB 1979-'80.
ARUG. Verslag KSS-vergadering 16 november 1979.
ARUG. Werkgroep studentenvertegenwoordigers in de kommis sies studiefinanciering en sociale sektoren (1980), passim.
[258].Luykx en Platel, o.c., 774.
[259].Twee jaar voordien was er ook al een wetsontwerp geweest dat de derde cyclus wilde instellen. Toen kon de VVS nog op de steun rekenen van professoren en "korporatistische" studenten. Het nieuwe ontwerp vormde nu echter niet langer een dreiging voor de twee laatste groepen, zodat de VVS aanvankelijk louter op zichzelf aangewezen was. Zie ook hoger, p. 5.
[260].Infoblad VVS, jg. 2 (1979-'80), 11 januari 1980, z.p.
Rooie Woef, jg. 4 (1979-'80) nr. 3, ag2-ag4.
ARUG. Bijlage bij het verslag van de N.P. van 8 januari 1980.
[261].ARUG. Pamflet VVS "Een nieuw wetsontwerp voor het aggre gaat" (1980).
Rooie Woef, jg. 4 (1979-'80) nr. 3, a1-a4.
[262].Idem, nc1-nc3.
Mareels, o.c., 115-116.
[263].ARUG. Brochure Nationaal Komitee OVVS, z.d., z.p.
"Studentenbeweging zoekt aarzelend nieuwe bedding", 2.
"Bonte, "De aloude strijd is nog niet gestreden", 51-53.
[264].ARUG. Brochure Nationaal Komitee OVVS, z.d., z.p.
ARUG. Verslag N.P. 11 september 1979 en 25 september 1979.
[265].Denken we bijvoorbeeld aan de weinig suksesvolle pogingen om akties i.v.m. diverse tema's op te starten. Zie hoger, p. 49-51.
[266].Bonte, "De aloude strijd is nog niet gestreden", 53.
Roje Reu, jg. 4 (1979-'80) nr. 5, 10-11.
De laatste MLB-poging tot overkoepeling kwam in 1983: de Vlaamse Studentenfederatie. Zie verder, hfdst. 4.
[267].Infoblad VVS, jg. 2 (1979-'80) 1 februari 1980, z.p.
[269].M.i. een overdreven beschuldiging. Inderdaad waren ver scheidene N.P.-leden lid van SJW of Arbeid, maar de werking van de VVS stond los van deze organizaties. Het evenwicht werd overigens gegarandeerd door de onafhanke lijkheid van de meeste N.P.'ers.
[270].ARUG. Studietekst VVS "Het vormen van studiegroepen" (1980), 2.
Infoblad VVS, jg. 2 (1979-'80) 1 februari 1980, z.p.
Interview B. Monteyne.
[271].SOWEGE was in 1972 opgericht door de Vlaamse Geschied kundige Kring (VGK) en werd een autonome werkgroep in 1973. Ook vandaag is de Gentse geschiedenisscène verdeeld tussen deze twee groepen, waarbij de VGK de luchtige kant op zich neemt (b.v. fuiven) en SOWEGE het serieuze werk doet (b.v. fakulteitsraad). De Verontruste Historici waren pas aktief vanaf 1976 en hebben slechts een tiental jaren bestaan. In Leuven kwam het overigens nooit tot zo'n tweespalt als in Gent.
[272].Kursuskritiek: het kontroleren van de kursussen van "rechtse" professoren op historische fouten. In Leuven werden o.a. Hedendaagse Tijd van prof. Lode Wils en Nieuwe Tijd van prof. Michel Cloet hieraan onderworpen.
GESCHIEDENIS & VVS.
SOWEGE (met als spilfiguur Jef Maes, lid van de N.P. van VVS en zetelend in de RvB van de RUG) had in 1979 de naam "VVS-SVB, fakultaire kern geschiedenis" aangenomen en was erg VVS-minded. In haar tijdschrift De Bokkerijder liep een ledenwervingskampagne voor de VVS-SVB en werd regelmatig opgeroepen deel te nemen aan nationale VVS-akties. Het Gentse Geschiedenis-departement telde dan ook de grootste groep VVS-SVB-leden van heel de RUG (op de tweede plaats kwam de fakulteit Rechten en Staats- en Sociale Wetenschappen, brons was voor Psychologie en Pedagogie). De VH daarentegen (met o.a. Maria Vlayen en Pol Rodts) was niet zo nauw verbonden met de VVS. Zij was officieel wel een SVB-kern - zij het de enige in Leuven - maar daar bleef het dan bij. De VH hadden een eerder losse organizatiestruktuur en volgden geen echte politieke lijn. De VVS-SVB-leden die in Leuven geschiedenis studeerden waren overigens op twee handen te tellen (1).
(1) De Bokkerijder, jg. 1 (1979-'80) nr. 1, pas- sim en jg. 3 (1981-'82) nr. 1, 1-2.
ARUG. Ledenlijst VVS- SVB 1979-'80.
ARUG. Jaarverslag R.P. Leuven 1979-'80, z.p.
De Leuvense geschiede- nisstudenten en hun kring, 66.
Roje Woef, jg. 1 (1980- '81) nr. 5, z.p.
[273].Rooi Woefke, jg. 4 (1979-'80) nr. 2, s1-s4.
GESCHIEDENIS & VVS.
SOWEGE (met als spilfiguur Jef Maes, lid van de N.P. van VVS en zetelend in de RvB van de RUG) had in 1979 de naam "VVS-SVB, fakultaire kern geschiedenis" aangenomen en was erg VVS-minded. In haar tijdschrift De Bokkerijder liep een ledenwervingskampagne voor de VVS-SVB en werd regelmatig opgeroepen deel te nemen aan nationale VVS-akties. Het Gentse Geschiedenis-departement telde dan ook de grootste groep VVS-SVB-leden van heel de RUG (op de tweede plaats kwam de fakulteit Rechten en Staats- en Sociale Wetenschappen, brons was voor Psychologie en Pedagogie). De VH daarentegen (met o.a. Maria Vlayen en Pol Rodts) was niet zo nauw verbonden met de VVS. Zij was officieel wel een SVB-kern - zij het de enige in Leuven - maar daar bleef het dan bij. De VH hadden een eerder losse organizatiestruktuur en volgden geen echte politieke lijn. De VVS-SVB-leden die in Leuven geschiedenis studeerden waren overigens op twee handen te tellen (1).
(1) De Bokkerijder, jg. 1 (1979-'80) nr. 1, pas- sim en jg. 3 (1981-'82) nr. 1, 1-2.
ARUG. Ledenlijst VVS- SVB 1979-'80.
ARUG. Jaarverslag R.P. Leuven 1979-'80, z.p.
De Leuvense geschiede- nisstudenten en hun kring, 66.
Roje Woef, jg. 1 (1980- '81) nr. 5, z.p.
Roje Reu, jg. 4 (1979-'80) nr. 1, 5.
ARUG. Jaarverslag Regionale Ploeg Leuven 1979-'80.
De Leuvense geschiedenisstudenten en hun kring, 66.
[274].Zie ook hoger, p. 25
[275].Rooi Woefke, jg. 4 (1979-'80) nr. 3, k2 en g1-g4.
ARUG. Jaarverslag Regionale Ploeg Leuven 1979-'80, z.p.
ARUG. Verslag VVS-Antwerpen 26 december 1979.
Infoblad VVS, jg. 2 (1979-'80) mei 1980, z.p.
[276].ARUG. Verslag startweekend KSS (13-14 oktober 1979).
ARUG. Verslag N.P. 22 november 1979.
ARUG. Map KSS.
Rood, jg. 11 (1979) nr. 40, 8.
ARUG. NUHO-bijdrage VVS-kongres 1980, z.p.
[277].De konkrete werking van de VVS-SVB, zoals bepaald op dit kongres zal worden uitgelegd aan het begin van volgend hoofdstuk. Zie verder, hfdst. 4.
[278].Rooie Woef, jg. 5 (1980-'81) nr. 1, z.p.
Infoblad VVS, jg. 2 (1979-'80 mei 1980, z.p.
Interview P. Berger.
[279].Daarover meer p. 61.
[280].AVVS. Knipselmap 1979.