Van nationale overkoepeling naar klein-linkse vakbond: De Vereniging van Vlaamse studenten 1974-1983. (Bregt Henkens) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Hoofdstuk 1: De VVS 1973-1974: Van traditioneel beleidsorgaan naar revolutionaire voorhoede.
1. Het ontstaan en de groei van de VVS (1938-1958).
A. STUDENTENOVERKOEPELINGEN VOOR 1938.
Vooraleer in 1938 de Vereniging van Vlaamse Studenten (VVS) werd opgericht als koepel voor alle Nederlandstalige Belgische universiteitsstudenten, was er al eerder een poging ondernomen om hetzelfde resultaat te bereiken. Als in 1919 na vier jaar oorlog de Belgische universiteiten heropend werden, hervatte het Leuvense Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV) zijn aktiviteiten en werd in Gent een Algemeen Vlaams Hoogstudentenverbond (AVHV) opgericht. De beide organizaties richtten nog datzelfde jaar een samenwerkingsverband op, dat eveneens Algemeen Vlaams Hoogstudentenverbond (AVHV) genoemd werd. Naderhand sloten ook studentenorganizaties van Antwerpen en Brussel zich hierbij aan. De werking van het overkoepelende AVHV was sterk Vlaams-nationalistisch gekleurd, wat zich o.a. uitte in Groot-Nederlandse Kongressen en in het ijveren voor amnestie en voor de vernederlandsing van de Gentse Universiteit. In 1932 ging het AVHV, dat er nooit in geslaagd was alle Vlaamse studenten te vertegenwoordigen ten onder als gevolg van de interne verdeeldheid. Het was nooit in aanmerking gekomen voor erkenning (en dus ook niet voor subsidiring) door de nationale overheid [14].
Wel erkend in die periode was de Union Nationale des Etudiants Belges (UNEB). Zij trad op als vertegenwoordigster van alle Belgische universiteitsstudenten, hoewel er - op enkele uitzonderingen na - alleen maar Franstalige studenten lid waren. Als zodanig was zij aangesloten bij de Fédération Universitaire Internationale pour la Société des Nations (FUISN) en de Confédération Internationale des Etudiants (CIE). Deze laatste organizatie had overigens haar sekretariaat in de Brusselse lokalen van de UNEB gevestigd [15].
B. DE OPRICHTING VAN DE VVS (1938-1940).
In 1938 zochten het Leuvense KVHV, de Antwerpse studentenvereniging de Wikings en het Gents Studentencorps (GSC) toenadering tot de UNEB om een echte nationale studentenoverkoepeling tot stand te brengen. Op 17 december 1938 werd de UNEB omgevormd tot de Federatie van Studenten in België (FSB), en traden de Vlaamse organizaties toe [16]. De FSB was echter slechts een koördinatieverband tussen twee autonome verenigingen: de VVS en de Association des Etudiants d'Expression française (AEEF), elk vertegenwoordiger van alle Belgische studenten van zijn taalgroep. De overkoepelende Raad van Beheer (RvB) van de FSB was paritair samengesteld. De VVS verschilde van haar voorganger AVHV doordat zij een veel breder werkvlak kende dan het Vlaams-nationalisme. De nadruk lag nu eerder op de onderwijsprogramma's. De FSB werd onmiddellijk erkend door de regering en de internationale studentenorganizaties. Ook het CIE-sekretariaat bleef er gevestigd. Al in 1939 viel de werking van de FSB echter stil als gevolg van de gedeeltelijke mobilizatie [17].
Afb. 1: Het eerste VVS-bestuur met voorzitter O. Bogaert (zittend links, GSK)
en W. Aelvoet (zittend rechts, KVHV).
C. DE EERSTE NAOORLOGSE GENERATIE (1945-1950).
Omdat de VVS vóór de oorlog nog geen organizatorische traditie had kunnen opbouwen en de studentengeneraties mekaar ondertussen volledig hadden afgelost, verliep het herbeginnen na de oorlog verliep wat moeilijk [18]. Jef Claes van het net opgerichte Leuvens Studentenkorps (LSC) nam uiteindelijk het initiatief en bracht studenten uit Gent, Brussel en Antwerpen samen om de VVS weer op te starten [19].
In deze naoorlogse periode probeerde de VVS zich te profileren als een jonge onbevlekte Vlaamsgezinde vereniging, die heel de Vlaamse beweging wilde zuiveren en heropbouwen. Dit werd door de VVS o.m. gestimuleerd door het gebruik van het ABN te propageren, een Algemeen Vlaams Kongres (in 1949) te organizeren en te protesteren tegen tweetalige affiches van fakulteitskringen. Dit Vlaams engagement was dus in de eerste plaats kultureel, en niet politiek. Het kulturele karakter van de VVS wordt overigens bevestigd door de ruime aandacht die uitging naar studentikoze "kultuur"-manifestaties, zoals feesten, kantussen en het populaire jaarlijkse galabal "Waar is de tijd". Ook de sportwerking werd als erg belangrijk beschouwd. De aandacht voor sociale problemen (in het bijzonder de demokratizering van het onderwijs) bleef echter miniem [20].
Hoe zag de struktuur van de VVS er nu uit? Elke student die aan een Belgische universiteit op de Nederlandse taalrol werd ingeschreven, was automatisch lid. De Algemene Vergadering (A.V.) vergaderde éénmaal per jaar. Ze bestond uit afgevaardigden van de algemene studentenorganizaties van de verschillende universiteiten (één mandataris per vijfhonderd leden) en verdienstelijke oud-studenten. Haar voornaamste taak bestond in het goedkeuren van de begroting en het formuleren van voorstellen die in een jaarlijks kongres moesten worden besproken. De A.V. had ook de bevoegdheid om de statuten te veranderen. De dagelijkse leiding van de organizatie lag in handen van het Komitee van Leiding (KvL), dat ook de beslissing nam tot het samenroepen van de A.V. en de bevoegdheid had om kommissies op te richten. De funkties van voorzitter en ondervoorzitter binnen dit KvL werden jaarlijks gewisseld tussen vertegenwoordigers van Gent en van Leuven. Deze twee studenten vormden overigens samen met hun beide kollega's van de AEEF de Raad van Beheer van de FSB [21].
D. DE DEMOKRATISCHE STUDENTENGENERATIE (1950-1958).
In het begin van de jaren '50 maakte de demokratizerings-gedachte opgang. In het kader van de wederopbouw was de behoefte aan meer hooggeschoolde arbeiders enorm toegenomen. Om deze nood te lenigen, moesten de jongeren uit de lagere klassen een scholing krijgen die verder ging dan die van hun ouders. Ook de taak van de universiteit was verschoven: in plaats van een elite-opleiding voor hoge posities binnen de burgerij, was haar opdracht nu in de eerste plaats het vormen van een groot aantal middenkaders (waarnaar de vraag steeds bleef stijgen). De demokratizeringsgedachte bekoorde de leiding van de VVS ook sterk. Onder druk van ondervoorzitter P. Eeckman werd de verdediging van de sociale belangen van de studenten een centraal programmapunt vanaf 1950 [22].
Stilaan begonnen er wat barsten te komen in de FSB als overkoepelende organizatie voor Frans- en Nederlandstaligen. Een eerste echte krisis dateert van 1951. De Université de Liège (ULg), de Université Libre de Bruxelles (ULB) en de Rijkslandbouwhogeschool van Gemblours stapten uit de FSB omdat zij o.m. bezwaren hadden tegen de samenstelling die, ondanks een meerderheid van Franstalige studenten in België, paritair was. Nog geen jaar later sloten ze echter alweer aan. Toch bleven de etnische spanningen in de FSB onderhuids verderleven [23].
Door een statuuthervorming werd de VVS in 1958 gereorganizeerd tot een VZW. In dit kader konden de plaatselijke studentenverenigingen niet meer als zodanig aansluiten. In hun plaats bestond de VVS nu uit vier soorten leden : naast vertegenwoordigende leden (alle Belgische studenten op de Nederlandse taalrol, "tenzij die studenten er uitdrukkelijk van afzien") ook werkende leden (één mandataris per 500 studenten), buitengewone leden (verdienstelijke oud-VVS'ers) en ereleden [24].
Tijdens de studiedagen die de VVS in 1958 n.a.v. een onderzoek naar de sociale stratifikatie van de Vlaamse studenten in Gent inrichtte werd de demokratizering van het onderwijs bestempeld als "een noodzakelijk element voor de voltooiing van de politieke demokratie tot een sociaal-ekonomische, en voor de omvorming van de formele vrijheid tot een reële vrijheid" [25]. De noodzaak van een demokratizering werd gefundeerd vanuit twee onderscheiden aspekten : Het massa-aspekt (het optrekken van het intellektuele peil van de lagere socio-ekonomische groepen) en het elite-aspekt (het opbouwen van een ruime intellektuele elite door de nivellering naar boven toe). Om het ondemokratische onderwijssysteem te doorbreken moest er volgens de VVS o.a. werk werd gemaakt van verplicht en gratis onderwijs tot 18 jaar, en moesten er daarna aan studenten uit lagere klassen de financiële middelen worden verschaft om verder te studeren [26].
Ondanks de ruime aandacht die naar deze problematiek ging maakte de Vlaamse bekommernis toch nog expliciet deel uit van
het werkprogramma van de VVS. De periode 1953-'58 werd zelfs wel eens betiteld als de "Groot-Nederlandse studentengeneratie" [27]. Daarmee werd verwezen naar de Groot-Nederlandse kongressen die de VVS i.s.m. de Nederlandse Studentenraad toen organizeerde. Ondertussen nam de VVS uitdrukkelijker stelling voor de Vlaamse ontvoogding. Eén van de meest opgemerkte akties hierrond werd gevoerd op de - overigens door de VVS medegesubsidieerde - "Vlaamse Dag" van de Wereldtentoonstelling van 1958, toen een groepje studenten (waaronder VVS-voorzitter Wilfried Martens) de bezoekende ministers met rotte eieren bekogelde. Tot de projekten behoorden verder de ABN-weken, de welsprekendheids-toernooien en de oprichting van een Aktiekomitee "Brussel-Taalgrens-Talentelling". De VVS onderschreef ook het urgentie-programma van de Vlaamse Volksbeweging waarin o.m. eisen werden geformuleerd voor het vastleggen van de taalgrens, kulturele autonomie voor Vlaanderen en een aanpassing van de zetelverdeling in de Kamer [28].
2. De opkomst van het studentensyndikaal gedachtengoed (1958-1966).
A. RADIKALIZERING VAN DE VLAAMSE EN DE SOCIALE STELLINGNAME (1958-1962).
Op het eind van de jaren '50 kwamen ook binnen de FSB de nationale tegenstellingen tot een hoogtepunt, toen op een statutair niet-representatieve vergadering de Antwerpse radikale franskiljon F. Monheim tot voorzitter werd verkozen. Het LSC protesteerde sterk, en deze reaktie groeide uit tot een algemeen verzet van heel de VVS tegen de overheersing van de Franstaligen. De VVS richtte een jaar later een eigen kommissie voor buitenlandse betrekkingen op en erkende de rol van de FSB niet langer. De Vlamingen bleven heel die tijd wel ijveren voor een nieuwe vorm van samenwerking met hun francofone kollega's, maar alle flamingante impulsen kreëerden een negatieve sfeer rond de VVS-AEEF-onderhandelingstafel. Na vele diskussies aanvaardden de beide partijen nieuwe statuten voor de FSB. Maar de weigering van de Franstaligen om deze statuten konkreet toe te passen deed de Vlamingen voorgoed opstappen. In december 1960 werd de federatie officieel ontbonden [29].
De volledig autonome VVS kon zich nu helemaal toeleggen op de verdediging van de Vlaamse studentenbelangen. De interesse voor de ABN-weken was sterk verminderd, maar de strijd voor de ontvoogding van de Vlaming in België stond nu op de eerste plaats [30]. Het politieke standpunt van de VVS werd in 1962 naar buiten gebracht in een manifest. Naast de eis voor kultuurhomogeniteit (o.a. door de splitsing van het ministerie van kultuur) en voor het vastleggen van de taalgrens werd er ook een evenwichtige Vlaams-Waalse vertegenwoordiging in de Belgische administratie verlangd. Om dit laatste te bereiken werd een demokratizering van het onderwijs noodzakelijk geacht. Hierdoor moesten meer Vlamingen de kans krijgen om hogere studies te doen, zodat het aantal Vlaamse intellektuelen sterk zou worden uitgebreid. De Vlaamse radikalizering van de VVS leidde ook nog tot een nieuwe reeks Groot-Nederlandse Kongressen geboren [31].
Onderzoek naar de sociale stratifikatie van studenten wees op een sterke ondervertegenwoordiging van Vlamingen, arbeiders- kinderen en meisjes aan de universiteiten. De VVS wou dat deze scheve verhouding zou worden rechtgetrokken door de uitbouw van het middelbaar onderwijs voor meisjes, een grotere spreiding van de universitaire instellingen, een aantrekkelijk beurzenstelsel en de oprichting van een propagandadienst tot bekendmaking van studierichtingen [32]. Deze sociale opstelling mondde in oktober 1961 uit in de oprichting van een Syndikale Kommissie in de VVS. Zij moest de demokratizering van het onderwijs konkreet uitwerken voor problemen als huisvesting, medebeheer, sociale zekerheid, restaurants, stages en studiefinanciering. Van haar stamt ook de VVS-eis voor de oprichting van een Psycho-Medisch-Sociale (PMS) begeleiding van de middelbare leerlingen. Vanuit de Syndikale Kommissie evolueerde de VVS tot een studentensyndikaat [33].
B. HET STUDENTENSYNDIKAAT (1962-1966).
Vanaf november 1961 had de VVS een vast sekretariaat en een voltijds universitair gevormde, die de administratie van de vereniging op zich nam. De erkenning van de VVS als de officiële vertegenwoordiging van alle Vlaamse studenten op binnen- en buitenlands vlak, de hiermee samenhangende overheidssubsidies, en het feit dat de VVS nu woordvoerders op het ministerie had, bracht heel de werking in een stroomversnelling. Er werden nieuwe kommissies en een eigen reisbureau opgericht. Onder stimulans van Jan Bauwens en Roland Aerden werd de VVS op 17 november 1962 omgevormd tot een studentensyndikaat. In de doelstellingen werd ingeschreven dat de VVS naast de kulturele en de maatschappelijke belangen vanaf nu ook de kollektieve "beroepsbelangen" van de student zou verdedigen. De student werd beschouwd als een ekonomisch rendabel wezen en studeren was noodzakelijk om te kunnen bijdragen tot de ekonomische vooruitgang. Omdat de studie bijgevolg onderdeel uitmaakte van het produktieproces was de student eigenlijk ingeschakeld in het arbeidsproces, m.a.w. hij was een arbeider. Deze gedachtengang leidde o.a. tot de eis voor studieloon [34].
In de nieuwe statuten werd het KvL vervangen door een Dagelijks Bestuur (D.B.), bestaande uit twee afgevaardigden per centrum. Het kongres in z'n vernieuwde vorm (niet meer te vergelijken met de kongressen die tijdens de eerste decennia gehouden werden) kreeg de funktie van representatief lichaam en kontrole-orgaan (t.o.v. het D.B.). Het bestond uit vijftien studenten per centrum plus één afgevaardigde per vijfhonderd studenten. De Algemene Vergadering bleef in haar oude vorm behouden, en het permanente sekretariaat stond in voor de goede werking van de diensten die typerend waren voor het studentensyndikaat, zoals de plaatsings- en de studiedienst. In 1964, tijdens het tweede syndikaal kongres, werden de scholen van het niet-universitair hoger onderwijs (NUHO) officieel als vijfde centrum (naast de universitaire centra Leuven, Antwerpen, Brussel en Gent) in de VVS opgenomen [35].
Om het wetenschappelijk onderzoek te bevorderen en de massale toeloop van jongeren naar de universiteiten op te vangen lanceerde de regering in 1964 de idee van een universitaire expansie [36]. De VVS kantte zich nu, in tegenstelling tot haar standpunt in 1961, tegen een spreiding van de kandidaturen omdat zij een schoolstrijd op universitair vlak wenste te vermijden. Het regeringsplan werd gezien als een typisch Belgisch produkt: een koehandel van schaarse goederen, matematisch verdeeld over zuilen en taalgroepen. De VVS was meer te vinden voor de pluralistische eenheidsschool, en pleitte dan ook sterk voor een pluralistische rijksuniversiteit te Antwerpen. Maar deze mening werd niet gedeeld door de Wikings, de studentenorganizatie van de Universitaire Instelling Sint-Ignatius (UFSIA), die eerder positief stonden t.o.v. de expansieplannen. Deze tegenstelling leidde uiteindelijk tot de terugtrekking van de Wikings uit de VVS in 1965. Na de goedkeuring van het expansie-ontwerp in het parlement werd de breuk met Antwerpen weer gelijmd, en verschillende studentenorganizaties in de Scheldestad sloten zich aaneen tot "VVS-Antwerpen" [37].
Op politiek vlak ging het VVS-studentensyndikaat zich steeds meer profileren als een maatschappijkritische organizatie. Deze stellingname kwam natuurlijk in de eerste plaats naar voor in de kritiek op het in VVS-ogen nog steeds ondemokratische onderwijssysteem, maar meer en meer kwamen ook de binnen- en buitenlandse politiek en ekonomie in de belangstelling. Er werd o.a. stelling genomen voor een niet-kapitalistische ekonomie die ten dienste stond van de gemeenschap, de bestaansgronden van de NAVO werden verworpen, en de VVS betuigde zijn solidariteit met de stakende mijnwerkers in Zwartberg. Deze vooruitstrevende mentaliteit zou tijdens de studentenkontestatie van de tweede helft van de jaren '60 evolueren naar een expliciet marxistische ideologie [38].
3. De rebellerende generatie (1966-1969).
Tijdens de periode van de studentenrellen in binnen- en buitenland was Leuven het centrum dat in de Vlaamse studenten-beweging de toon aangaf. In 1966 had het LSC zijn naam veranderd in VVS-Leuven, wat als een uiting werd gezien van de sterke band met VVS-nationaal. De interne organizatie van de Leuvense studentenkoepel - samengesteld uit de Sociale Raad, het Seniorenkonvent, het Fakulteitenkonvent, het KVHV en de Universitaire Werkgemeenschap - moest een voorbeeld worden voor de overige centra om zo te komen tot een vlot werkende representatieve overkoepelende struktuur voor alle Vlaamse studenten. De andere lokale studentenkoepels gingen echter niet zo ver, en Leuven bleef het enige voorbeeld van dergelijke georganizeerde VVS-afdelingen [39].
Dat de Leuvense studenten een voortrekkersrol speelden in de VVS had natuurlijk veel te maken met de situatie aan de KUL. Heel de strijd rond "Leuven Vlaams" had immers een sneeuwbaleffekt veroorzaakt waardoor deze studenten sneller radikalizeerden dan die aan andere universiteiten. Het bisschoppelijk mandement van 13 mei 1966 had de bal aan het rollen gebracht door alle Vlaamse eisen tot overheveling van de Franstalige afdeling zonder meer te verwerpen. Het autoritaire optreden van de bisschoppen schudde vele studenten wakker, en zelfs studenten die eerst weinig interesse hadden in de Vlaamse ontvoogdingsstrijd schoten spontaan in aktie. De gevestigde studentenleiders twijfelden, maar jongeren van de nieuwe generatie zoals Paul Goossens (zie afb. 2) kwamen op de voorgrond om het ongenoegen van de studenten in goede banen te leiden. De reaktie tegen de autoritaire bisschoppen groeide uit tot een strijd tegen alle vormen van reaktionair gezag, en verspreidde zich in ijl tempo over de andere Vlaamse hogescholen [40].
Goossens werd tijdens het akademiejaar 1966-'67 voorzitter van de Politieke Raad van VVS-Leuven én preses van het KVHV. Hoofdredakteur van het KVHV-blad Ons Leven in die periode was Ludo Martens. Voor hen en andere voortrekkers raakte de overhevelingsproblematiek op de achtergrond ten voordele van de eisen voor een meer demokratische maatschappij. Er ontstond een nauwe samenwerking tussen het KVHV en de VVS. Op een gezamenlijke perskonferentie in december 1966 eisten zij samen nogmaals de splitsing van de vrije universiteiten, waarna zij een tijdlang het Atomium bezet hielden. De VVS probeerde het uitdeinende studentenprotest nationaal te koördineren, en was de organizator van tal van betogingen in deze periode. Uit een grondige analyse van de eigen eisen en de kontakten met buitenlandse studentenorganizaties (de Duitse SDS, de Nederlandse SVB, de Franse UNEF) groeide bij de leiding van het KVHV de idee om het verbond om te vormen tot een studentenvakbeweging (SVB). De SVB moest alle progressieve studenten die ijverden voor een nieuwe maatschappij verenigen in een strijdbare organizatie. Maar hiertegen rees fel protest van de traditionele Vlaams-nationalistische vleugel van het KVHV, zodat de SVB uiteindelijk uit het KVHV opstapte [41].
Afb. 2: Paul Goossens tijdens de aktie informatierecht. Leuven, november 1968.
Het volgende akademiejaar (1967-'68) werd de strijd voortgezet en geradikalizeerd. Als in januari 1968 de Franstalige afdeling van de Leuvense universiteit haar expansieplannen bekendmaakte, antwoordden de Vlaamse studenten met een drie weken durende staking en harde akties. De SVB ging terug sterker op de eis tot overheveling staan en radikalizeerde haar federalistische eisen, maar tegelijkertijd ging zij een marxistisch-leninistische ideologie aankleven [42]. Vele SVB'ers, waaronder Goossens en Martens, waren inmiddels door hun engagement in de aktieve VVS-werking terecht gekomen en gingen een belangrijke rol spelen in de overkoepelende Vlaamse studentenbeweging. In 1968 zou Goossens - weliswaar op een omstreden wijze - tot voorzitter van VVS-nationaal worden verkozen [43]. De invloed van de SVB (en haar opvolgster, de Marxistisch-Leninistische Beweging) op de VVS zou nog jarenlang blijven gelden, en vormde de organizatie om tot een radikaal links front. De studentenstrijd werd nationaal gekordineerd door een vrij bureaukratisch samengesteld Nationaal Studentenfront, waarin de VVS een belangrijke leidende funktie had. Heel deze protestbeweging had een uitgesproken massakarakter en bestond vooral uit de uiting van de onvrede van de studenten met de konsumptiemaatschappij enerzijds en het provoceren van de (universitaire) autoriteiten anderzijds [44].
Terwijl de leiding van de VVS en de SVB o.i.v. de geschriften van Lenin en Mao ideologisch steeds duidelijker afgelijnd werd, was deze studentenbeweging eigenlijk een verzamelpunt geworden van allerlei progressieve aktivisten van diverse idealistische en utopische strekkingen. De ideologizering van de leidende kern van de VVS zou in de jaren zeventig duidelijk leiden tot een vervreemding van de meerderheid van de studenten, maar op het eind van de zestiger jaren kon ze nog beschikken over een zeer ruime basis. Het was de periode dat alles mogelijk leek. In 1967 had Paul Goossens kontakt gezocht met Georges Debunne van het ABVV om de mogelijkheid te bediskussiëren om de VVS om te vormen tot een echte vakvereniging voor studenten onder de vleugels van de grote socialistische vakbond. De BSP stond echter huiverig t.o.v. de rijkeluiszoontjes van de katolieke universiteit die zo maar eventjes het socialisme bleken ontdekt te hebben. Bovendien ijverden deze utopisch-geëngageerde studenten voor het omverwerpen van de strukturen waarin de socialisten nu pas langzaamaan kommandoposten aan het verwerven waren. Daardoor bleef de geradikalizeerde VVS een autonome positie behouden t.o.v. de traditionele emancipatiebeweging, en ging, net als haar zusterorganizaties in het buitenland, over naar Nieuw Links [45].
De VVS was dus een politieke beweging geworden. Zij nam in haar akties resoluut stelling tegen het kapitalisme en het imperialisme, en betoonde meermaals haar solidariteit met de arbeiders, o.a. door deel te nemen aan stakingspiketten (bv. bij de Ford-staking en de Gentse textielstaking). Natuurlijk bleef wel de demokratizering van het onderwijs centraal staan, maar deze werd nu gekaderd in een globale maatschappelijke hervorming. In maart 1969 organizeerde de VVS over de pedagogische verhoudingen en strukturen aan de universiteit een kongres dat in de vier Vlaamse universiteitssteden tegelijk liep. Het was tijdens de dagen van dit kongres dat in Gent, n.a.v. het verbod van het vertonen van dokumentatiemateriaal bij een debat over pornografie, de anti-autoritaire kontestatie konkreet vorm kreeg in een studentenopstand. Ook in Antwerpen bracht dit kongres de akties in een stroomversnelling : de strijd voor een volwaardige en pluralistische universiteit radikalizeerde tot een reaktie tegen de kapitalistische politiestaat. In het woelige en opstandige Leuven werd door de VVS en haar Waalse tegenhangster (de opvolgster van de AEEF, nl. de Mouvement Universitaire Belge d'Expression française, MUBEF) vervolgens een tweetalige volksvergadering georganizeerd waarop studentendelegaties van de Vlaamse en Waalse universiteiten besloten de handen in elkaar te slaan in de gezamelijke revolutionaire strijd. Diezelfde dag nog werden in Leuven verscheidene barrikaden opgeworpen, maar de studenten moesten inbinden voor de ordestrijdkrachten. De VVS propageerde bij deze gelegenheden de installatie van "kritische universiteiten", naar het voorbeeld van Berlijn en andere buitenlandse universiteiten, maar de uitwerking hiervan kwam nergens van de grond. In Leuven en Brussel was het koncept van een kritische universiteit in '68 slechts bij woorden gebleven. In Gent en Antwerpen werden in maart 1969 wel konkrete stappen in de richting van volksuniversiteiten gezet, maar door toedoen van de akademische overheid werden deze initiatieven in de kiem gesmoord [46].
4. Een maoïstische voorhoede-organizatie (1969-1974).
De periode 1969-1974 werd gekenmerkt door het uiteengroeien van de VVS en de studentenmassa. Deze evolutie was al ingezet in '68 door de toenemende ideologizering van de VVS-leiding. Tot vooraan in de jaren zeventig kon zij echter nog op de sympatie rekenen van een groot deel van de nog steeds politiek geëngageerde studentenmassa [47]. Langzaamaan (een proces dat versnelde na de oliekrisis van 1973) raakte de gemiddelde student echter sterker gedepolitizeerd en kwamen de studies weer op de eerste plaats. Hoewel de VVS nog altijd de officile vertegenwoordiger was van alle Vlaamse studenten, werd zij door haar leiding omgevormd tot een extreem-linkse strijdorganizatie. Het spreekt voor zich dat zij, als zenuwcentrum van de studentenagitatie, een kwalijke naam had gekregen bij de universitaire overheid. De tijd dat een leidinggevende funktie binnen VVS een springplank was naar de "traditionele" politiek, leek definitief voorbij.
A. HET GROEIEN VAN DE KLOOF.
Het sektarizeringsproces waarbij de VVS-leiding van haar achterban vervreemdde kreeg een finale doorslag tijdens de mijnstaking van 1970. De SVB zag hier de kans om haar solidariteit met de arbeidersklasse te bewijzen en richtte Mijnwerkersmacht op. Naast het organizeren van solidariteitsakties in de verschillende universiteitssteden zorgde ze ook voor de daadwerkelijke versterking van de stakingspiketten. De revolutionaire roes van de staking gaf aan de SVB een nieuw élan, en ze vormde zichzelf om tot de Marxistisch-Leninistische Beweging (MLB). Na de staking begon de MLB aan de opbouw van de nieuw-linkse revolutionaire partij AMADA ("Alle Macht Aan De Arbeiders") en nam ook de Derde Wereld Beweging (DWB) in haar gelederen op. De nadruk in de studentenstrijd kwam meer en meer op de solidariteit met de arbeidersklasse te liggen. Voor sommige studenten ging dit zelfs zo ver dat ze de universiteiten verlieten om in fabrieken te gaan werken. Deze evolutie had tot gevolg dat de VVS, als instrument van de maoïsten, haar taak als vertegenwoordiger van alle Vlaamse studenten kompleet verloor doordat ze nauwelijks nog voeling had met wat er leefde aan de basis [48].
De kloof werd nog vergroot doordat het studentenprotest steeds minder massaal werd. Dit had o.m. te maken met het institutionalizeren van de voornaamste studenteneisen. Het probleem van de splitsing van de Leuvense universiteit had in 1968, na het uittreden van de CVP-ministers, de val van de regering Vanden Boeynants veroorzaakt. De volgende regering (o.l.v. Gaston Eyskens) regelde echter het konflikt. De wet van 24 juli 1969 gaf aan de UCL de financiële middelen om zich in Ottignies te vestigen, terwijl de KUL in Leuven bleef. Ter kompensatie verkregen de Vlaamse vrijzinnigen de territoriale en institutionele opsplitsing van de Brusselse universiteit in ULB en VUB. De verdubbeling van die universiteiten maakte natuurlijk de "Leuven Vlaams"-kreet zinloos, en daarmee verdween de geweldige mobilizatiekracht die links en rechts de handen in elkaar had doen slaan [49].
De eisen voor een meer demokratisch bestuur van de universiteit werden opgevangen door de wet-Vermeylen-Dubois van 27 maart 1971. Hierdoor werd de deelname van studenten en personeel aan de beheersorganen van de universiteiten mogelijk. Toch wist deze wet de gemoederen niet totaal te bedaren. De meeste studenten hadden immers gehoopt op een paritaire vertegenwoordiging, en er ontstond verwarring omtrent de vraag of de studenten al dan niet zouden participeren aan deze vorm van medebeheer. De VVS zag deze wet konkreet als een poging tot inkapseling van het studentenprotest: de studenten hadden geen reële macht, de beslissingen werden nog steeds door dezelfde groep genomen, maar de studenten konden nu wel medeverantwoordelijk worden gesteld. De VVS steunde dan ook de boycot van de verkiezingen voor de RvB van de RUG (zie afb. 3) [50].
Afb. 3: Op de Gentse betoging tegen het medebeheer op 19 december 1971 werd ook een varkentje als kandidaat meegedragen. Bij de RvB-verkiezingen op 14 december stemde de helft van de studenten ongeldig.
De roep naar een externe demokratizering van de universiteit tenslotte kreeg een echo in de wet van 19 juli 1971. Deze wet moest de financiële drempel verlagen voor studenten uit minder begoede milieus door het verstrekken van staatstoelagen. Hiernaast moest het voor studenten die geen toelagen konden genieten mogelijk worden gemaakt om studieleningen te verkrijgen. Bij de inwerkingtreding in 1972-'73 wordt er echter de voorkeur aan gegeven de wet slechts geleidelijk toe te passen en de invoering van leningen op de lange baan te schuiven. Toch was deze wet een belangrijke stap voorwaarts. In tegenstelling tot de voorafgaande uitkeringssystemen, die steeds ook de begaafdheid als kriterium voor het toekennen van beurzen gebruikten, legde deze wet éénzijdig de nadruk op de minvermogendheid, wat door de VVS als gematigd positief werd onthaald [51]. Het artikel 16 voorzag in de oprichting van een Hoge Raad voor Studietoelagen voor elke taalrol, met hierin 4 leden die de studentenbevolking vertegenwoordigden. Voor de invulling van deze plaatsen werd een beroep gedaan op de VVS, vermits zij statutair nog steeds de enige vertegenwoordiger was van alle studenten [52].
Stefan Smagghe in een brief aan mogelijke adverteerders:
"Geachte Heer, hoe reageert u als u wordt uitgemaakt voor kapitalist? Er bestaat een grote groep studenten die u dit etiket willen opplakken. Maar... hoe links die studenten ook zijn, ze moeten eten, drinken, wonen, zich kleden, reizen (...). Ook zij staan op een gegeven moment voor een kommercile keus. Gaan ze uw artikel kiezen? Of het artikel van de konkurrentie? Daarom moet u deze studenten bereiken met uw reklame. U moet adverteren in hun blad, in de roje hont." (ARUG)
Op de maatschappijkritische eisen van de radikale studenten kwam vanzelfsprekend geen antwoord. De VVS groef zich dan ook in om de oorlog tegen de gevestigde macht voort te zetten, en de studenten van het grote gelijk te overtuigen. Vanaf 1970 was de VVS in de praktijk een verlengstuk van de MLB geworden, wat gezien de krachtsverhoudingen onder de linkse studenten nog niet zo abnormaal was. Ze verloor echter haar funktie van nationaal diskussieforum van de progressieve studentenbeweging. Het bestuur van de VVS bleef in handen van een handvol maoïsten, die niet tot kompromissen bereid waren. Heel de studentenbeweging moest worden ingeschakeld in de revolutionaire klassestrijd. Jonge intellektuelen hadden de taak zich belangeloos in te zetten voor het proletariaat. Het intrinsieke doel van de VVS werd het vestigen van een socialistische samenleving na het revolutionaire omverwerpen van het kapitalisme [53]. Ondanks deze subversieve houding van de VVS bleef zij, tot grote ergernis van naar rechts geëvolueerde studentenverenigingen zoals het KVHV, een beroep doen op subsidies van de kapitalistische staat, en deinsde ze er niet voor terug om ook de zo verwenste privébedrijven aan te spreken voor sponsoring (zie kader). De VVS werd als progressieve vereniging lid van verscheidene linkse frontorganizaties zoals het Anti-Fascistisch Front (AFF) en het Anti-Imperialistische Eenheidsfront (AIEF). Voor deze laatste organizatie verschafte de VVS zelfs de infrastruktuur en verzorgde zij het sekretariaatswerk. De VVS-leiding maakte gebruik van een eerder deduktieve metode: uitgaande van haar eigen maatschappelijke teorie, die dan in praktijk de officiële ideologie van de VVS werd, probeerde zij zoveel mogelijk studenten bewust te maken van de repressieve kracht van het kapitalisme om ze zo in haar kamp te krijgen [54].
Deze werkwijze leed echter onder een kommunikatiestoornis tussen de VVS-militanten (met hun kennis van feitenmateriaal en analyses, en hun gebruik van vrij strakke denkschema's en een gespecializeerd jargon) en de oningewijde studentenmassa. Daarom werd er een vormingscentrum voor militanten opgericht dat zich vooral toelegde op het organizeren van stages en studiedagen. Doel was "de militanten te leren diskussiëren, organizeren, tegenmanipuleren, aktie voeren enz. [55]". Ook in de Roje Reu, het intern bulletin van de VVS, werden geregeld vergader- en informatietechnieken uit de doeken gedaan. Het blad werd strikt konfidentieel verspreid en bevatte ook een rubriek "Illegaliteit". De toenemende verrechtsing van de bevolking en de regering zou immers wel eens kunnen leiden tot een beperking van de persvrijheid en een reaktie tegen progressieve organizaties, m.a.w. de VVS zou wel eens verboden kunnen worden. Daarom werden nu alvast richtlijnen gegeven voor het voeren van ondergrondse, illegale akties [56].
Hoewel de studentenorganizaties van de KUL, de VUB, de RUG, het RUCA en de UFSIA en van de NUHO-centra van Gent, Leuven, Brussel en Antwerpen officieel bij de VVS waren aangesloten, was er in de praktijk maar weinig kontakt. Vooral in Antwerpen en in Gent kreeg de VVS slechts weinig voet aan de grond. Om de werking te Gent te stimuleren werd er een Jeugdbevrijdingsfront opgericht, gepatroneerd door het Nationaal Bureau van de VVS. Aanleiding voor de oprichting was het aan het licht komen van de "wraakroepende repressie" van jeugdige delinkwenten en karaktergestoorden in "Vrij en Vrolijk", een Gentse instelling voor bijzondere jeugdzorg. De MLB'ers van de VVS stelden deze wantoestanden aan de kaak en wezen erop dat jongeren ook op school en in het gezin in het keurslijf gedwongen werden van gehoorzaamheid, gedweeheid en onderhorigheid. Daarom ging het Jeugdbevrijdingsfront enquêtes organizeren in de Gentse volkswijken en studiewerk verrichten rond jeugdbeleid, burgerdienst, de rechten van de minderjarige, de relatie jongeren-ouders, enz. Mede door deze akties werd de Gentse VVS-kern sterk uitgebouwd [57].
B. HET WERKVLAK VAN DE VVS BEGIN JAREN '70.
Naast minder omvangrijke akties zoals het protest tegen het doodschieten van de Leuvense student Romain Cools (november 1971) en tegen de arrestatie van de AMADA-dokters Merckx en Leyers (februari 1972), stimuleerde de VVS in deze periode het massale studentenprotest rond drie tema's: de wetsontwerpen van Vranckx, Claes-Hurez en Vanden Boeynants.
In december 1970 trad het KB in werking dat de toelatingsvoorwaarden voor vreemde studenten aanzienlijk verstrengde. Minister van Justitie Vranckx wou hiermee de massale toevlucht van Derde Wereld-studenten en jongelui die in onze buurlanden waren weggeselekteerd beperken. Aan alle universiteiten betuigden Belgische studenten hun solidariteit met hun buitenlandse broeders. Minister Vranckx, die het al eerder bij de studentenbeweging had moeten ontgelden doordat zijn maatregelen allemaal in de richting van een politiestaat leken te gaan, kreeg het hard te verduren in allerlei akties (betogingen, bezettingen, hongerstakingen, e.d.) die al een aanvang hadden genomen in oktober, wanneer de eerste geruchten van het KB werden opgevangen. De VVS was als anti-racistische organizatie present op de meeste akties en was ook één van de ondertekenaars van de stakingskrant die in december het "racisme" van Vranckx aanklaagde. Uiteindelijk, nadat ook de universiteitsrektoren zich achter de studenten geschaard hadden, gaf de minister op verschillende punten toe aan de grote druk [58].
De meeste opschudding werd verwekt door het wetsontwerp- Claes-Hurez. In augustus 1972 werd door de beide onderwijsministers een pakket maatregelen afgekondigd met als uitschieters de vermindering van de steun aan de beursstudenten, de inkrimping van de begrotingen voor zuiver wetenschappelijk onderzoek en de beperking van het aantal buitenlandse subsidieerbare studenten. Maar de maatregel die nog het meest kwaad bloed zette was de verhoging van het inschrijvingsgeld voor niet-beursstudenten van 1.500 naar 5.000 frank. De VVS, met haar ideaal van gratis onderwijs, reageerde geschokt. Deze vergroting van de financiële drempel zou immers de sociale selektie versterken en het aandeel van de arbeiderskinderen in het hoger onderwijs nog verder doen krimpen. In oktober volgde een reeks stakingen en betogingen in vrijwel alle universiteitssteden. Naast studenten waren ook vorsers en assistenten zeer aktief in het verzet tegen de besparingsmaatregelen. Tijdens de nationale betoging te Brussel (11 november, ca. 6.000 deelnemers) kwam het tot een strijd om de leiding tussen het "Anti-Claes-Hurez Komitee" en vertegenwoordigers van de fakulteitskringen. Om een herhaling hiervan te vermijden werd een Nationaal Studentenfront (NSF) opgericht zodat voortaan gekoordineerd kon worden geageerd. Een week later viel echter de regering Eyskens-Cools II (over het Voerense "stekelvarken"), en de maatregelen Claes-Hurez heetten bijgevolg onomkeerbaar te zijn, wat evenwel niet verhinderde dat het studentenprotest voortduurde [59].
Maar de verf van de anti-5.000-spandoeken was nog niet droog, of er moest al opnieuw geschilderd worden, ditmaal tegen Vanden Boeynants. Einde 1972 werden de plannen van de Minister van Defensie bekend. Na de kerstvakantie werd door de VVS een grote mobilizatiekampagne op poten gezet - niet alleen naar de studenten, maar ook naar de werkende bevolking - om het plan te kelderen. De legerhervorming behelsde o.a. een betere uitrusting en training van leger en Rijkswacht, volgens de VVS om beter te kunnen worden ingezet tegen de bevolking. Ook de plannen om de legerdienst te beperken tot één per gezin werd bekritizeerd, omdat dit een stap was in de richting van een beroepsleger en zo'n leger zou niet aarzelen om op de eigen bevolking te schieten, dat was duidelijk geworden onder het Griekse kolonelsregime. De doorn in het oog was de afschaffing van uitstel om studieredenen: alle dienstplichtingen moesten tussen 18 en 21 jaar naar het leger. Het is hiertegen dat er in januari 1973 een golf van protest komt in de middelbare scholen. In heel het land gingen scholieren in staking en op 31 januari betoogden zelfs zo'n 10.000 jongeren in Brussel. De VVS vreesde dat dit laatste voorstel de kloof tussen de sociale klassen zou vergroten: de drempel om na de legerdienst de studies nog voort te zetten zou voor de lagere klassen immers te hoog zijn. Het protest van de scholieren stierf al snel uit, maar aan de universiteiten, waar ook heel de NAVO-struktuur werd gekontesteerd, ging de strijd nog door tot half maart, waarna Vanden Boeynants onder druk van verschillende zijden moest inbinden [60].
De door de MLB gedirigeerde VVS speelde een voorname rol in al deze akties, echter zonder dat gezegd kan worden dat zij "dé leidende funktie" had. Alle akties werden in de eerste plaats gezien als onderdeel van de globale arbeidersstrijd, waarin de maosten voor zichzelf de voorhoedeplaats hadden gereserveerd. Het sektarisme van de MLB liet zich ook gelden op de VVS-kongressen. Om te vermijden dat "reaktionaire krachten" de kongresgangers op hun hand zouden kunnen krijgen, werden deze jaarlijkse manifestaties klandestien georganizeerd om de marxistisch-leninistische meerderheid veilig te stellen. De eens zo levendige kongressen waren daarmee vervallen tot besloten vergaderingen met een louter formele funktie, waarvan enkel de meest aktieve studenten het bestaan kenden. Als dan in 1973 het avondbal "Waar is de tijd" door werd verhuurd (en later verkocht) aan de Wikings, verloor de VVS ook deze publiekstrekker. Bovendien was er al geruime tijd geen extern tijdschrift meer. Zo kwam het dat in 1974 de overgrote meerderheid van de studenten de VVS niet meer kenden, hoewel zij er officieel nog steeds lid van waren [61].
De VVS werd in 1938 opgericht als eerste Vlaamse studentenkoepel met een fakultaire basis. Zij zette in zekere mate de aktiviteiten verder van het ter ziele gegane AVHV maar toonde veel meer aandacht voor de onderwijsproblematiek. Toch had zij in de eerste plaats een kulturele en politiek-Vlaamse doelstelling. In de loop van de jaren vijftig ging echter de demokratizering van het onderwijs een steeds voornamere rol innemen. Maar ondertussen stegen ook de etnische tegenstellingen. De VVS ging zich steeds onafhankelijker opstellen t.o.v. het Belgische samenwerkingsverband FSB, wat in 1960 leidde tot een breuk met de franstaligen.
De autonome VVS werd in 1962 omgevormd tot een studentensyndikaat. Vanaf dan zou het verdedigen van de syndikale belangen van de student als leerling-hoofdarbeider een centrale doelstelling worden. Het was in deze periode dat de VVS reeds de eis voor studieloon lanceerde. De Vlaamse en de sociale eisen van de VVS kenden een sterke radikalizering op het eind van de jaren zestig. Het zou verkeerd zijn te beweren dat de VVS de voortrekker was van de kontestatiegolf, het was eerder zo dat de voortrekkers de leiding van de VVS in handen kregen. De organizatie die wel vooraan in de strijd stond, was de SVB.
Vanaf einde 1968 kwam bij de leiding van deze SVB een marxistisch-leninistisch ideeëngoed op de voorgrond. Geleidelijk aan verschoof de doelstelling van het verdedigen van de studentenbelangen naar het ondersteunen van de arbeidersstrijd, en werd de SVB een MLB. Zo evolueerde ook de VVS, die immers volledig in handen was van leden van deze organizatie. De VVS leek enkel nog naar buiten te treden naar aanleiding van linkse protestakties. Vooral de scholierenstaking tegen Vanden Boeynants, waarin extremistische MLB'ers het voortouw hadden, had haar imago geen deugd gedaan. Hoewel de VVS nog steeds het enig vertegenwoordigend orgaan was voor alle Vlaamse studenten, wist in 1974 nog maar een erg kleine minderheid van het bestaan van deze maoïstische mantelorganizatie af.
|
[14]. Vlayen, De evolutie van de VVS: 1938-1962, 8-11.
[15]. Vlayen, o.c., 11-12. Zie over de verdere internationale kontakten van de VVS meer in Bijlage 1.
[16]. De Vlamingen stonden erop niet "Belgische studenten", maar "(Vlaamse) studenten in België" genoemd te worden. Vlayen, o.c., 18.
[17]. Vlayen, o.c., 12-17.
Roje Woef, jg. 5 (1984-'85) nr. 1, 4.
[18]. De leidende studentenorganizaties (in casu het KVHV en het GSC) waren bovendien gekompromitteerd uit de oorlog gekomen.
[19]. Vlayen, o.c., 20-24.
[20]. Toch werd er - vooral in de periode vlak na de oorlog - reeds geijverd voor de uitbreiding van studiebeurzen en -leningen, en voor een ziekteverzekering voor studenten.
Vlayen, o.c., 35-37.
[21]. Ibidem, 21-22. Zie het organogram in Bijlage 2.
ARUG. Statuten VVS (14-11-'59).
[22]. Onder stimulans van Eeckman sprak het VVS-kongres van 1950 zich zelfs uit voor een vorm van maatschappelijke zekerheid voor studenten.
Vlayen, o.c., 43-45.
Mareels, De demokratizering van het hoger onderwijs, 13- 16.
[23].AMVS. Verslag KvL 27 maart 1952.
Vlayen, o.c., 54-55.
[24].Ibidem, 70-71.
[25].Deze Tijd, jg. 3 (1957-'58) nr. 8, z.p.
[26].Vlayen, o.c., 71-75.
[27].Zie bijvoorbeeld Vlayen, o.c., 70.
[28].Deze Tijd, jg. 3 (1957-58) nr. 2, z.p.
Vlayen, o.c., 86-88.
[29].Ibidem, 100-102.
[30].Dit liet zich o.m. blijken door de akties tegen de talen- telling (1960) en de deelname aan de eerste Mars op
Brussel (1962).
[31].Ibidem, 104-105.
[32].Deze Tijd, jg. 5 (1959-'60) nr. 2, z.p.
[33].Vlayen, o.c., 110-114.
[34].De Wachter, VVS 1959-1966, 100.
Interview met Gaby Van Dromme (vz. VVS) in Tijden, jg. 1 (1966-'67) nr. 1, 6-7.
Mareels, o.c., 172.
Van De Kerckhove, "Studentenvakbeweging", 1527.
Het studentensyndikaat had ook de bedoeling zo de "soli- dariteitszin onder studenten op te wekken en de studenten zich te laten affirmeren als zinvolle participanten aan de algemene welvaart." VVS-jaarverslag 1961-'62, z.p.
[35].ARUG. Statuten en reglementen VVS, uitgave 1967-'68, passim.
A. De Wachter, o.c., 33-34. Zie het organogram in Bijla- ge 3.
[36].Dit hield o.a. in dat in Antwerpen en Bergen Rijksuniver- sitaire instellingen werden opgericht, dat de Universi- taire Instituten St.-Ignatius te Antwerpen en Notre-Dame de la Paix te Namen werden uitgebreid en dat er in Kort- rijk een kandidatuur in de Letteren en Wijsbegeerte werd ingericht (afhankelijk van de KUL). Luykx en Platel, Politieke Geschiedenis van België, 511.
[37].Van Der Steen, De studentenbeweging aan het St.-Ignatius- instituut doorheen de jaren '60 (1960-1973), 81-83 en 99- 100.
De Wachter, o.c., 64-71.
[38].Ibidem, 90-92.
[39].Tielen, o.c., 36-37.
Toch werd VVS-Leuven hevig gekontesteerd, vooral nadat in 1968 alle vrije verenigingen eruit werden gestoten. Het KVHV, het SK, de Vlaams-Nationale Studentenunie (VNSU) en ook de SVB riepen op om VVS niet te erkennen. Ons Leven, jg. 80 (1968) nr. 20, 10-11.
[40].Mei '68. De grote kater, 40.
Vos, "Leuvense studenten in beweging" dl. 3, 11.
De Man, Het gevecht met de mammon, 14.
[41].Vos, "Leuvense studenten in beweging" dl. 3, 12.
Vos e.a., De stoute jaren, 98-112.
De Man, o.c., 14.
Een eeuw Vlaamse studentenbeweging te Leuven, 150.
Van De Kerckhove, "SVB", 1528-1529.
[42].Goossens en Martens: "We hadden geen flauw benul van Marx en Lenin maar doordat we voor marxisten werden uitgescholden kregen we interesse voor die auteurs". De Man, o.c., 15.
Heel belangrijk in deze ideologische vormgeving waren de internationale studentenkongressen zoals dat van Berlijn in de zomer van 1967. Zie o.a. Vos "De nieuwe studen- tenbeweging", 402.
[43].De verkiezing gebeurde op een buitengewoon kongres (18 januari 1968) dat statutair niet die bevoegdheid had. Vooral de rechtse pers sprong op dit voorval om de VVS en Goossens door het slijk te halen, maar in studentenmi- lieus werden - hoewel er eerst nog betwistingen waren wegens de ondemokratische verkiezingswijze - de geschil- len bijgelegd omdat men zich toch achter Goossens en zijn programma kon scharen. Zie o.a. "Een vette kluif in de Vlaamse persruif" Ons Leven, jg. 80 (1968-'69) nr. 14, 2- 3 en Berichtenblad, jg. 2 (1968-'69) nr. 1, 3-9.
[44].Een eeuw Vlaamse studentenbeweging te Leuven, 140.
De Roje Reu, jg. 5 (1980-'81) nr. 3, 7.
De Roje Reu, jg. 1 (1976-'77) nr. 6, z.p.
Vos e.a., De stoute jaren, 124-133.
[45].Mei '68. De grote kater, 66.
Vos, "Leuvense studenten in beweging" dl. 4, 12-14.
[46].20 jaar RUG-studenten in aktie, 7.
Vos e.a., De stoute jaren, 112-117.
Van Der Steen, o.c., 132-134.
Zie over de Gentse kontestatie ook De Visscher, "De kontestatie in een provinciestad (GENT)", 391-395.
Bedenkingen bij de studentenrevolte vindt u bij Huyse, "Meer dan een voetnoot in de geschiedenisboeken?", 182- 185.
[47].Er was zelfs algemeen sprake van het "Rode Leuven".
[48].Vos "Leuvense studenten in beweging" dl. 4, 14-15.
Vos "Terugblik op de roerige jaren", 235-237.
Rood, jg. 9 (1977) nr. 38, 8.
Zie over de neergang van de SVB ook Vos, "Het failliet van de linkse studentenbeweging", 14-17 en Van De
Kerckhove, "SVB", 1529.
[49].Jonckheere en Todts, Leuven Vlaams, passim.
Luyckx en Platel, Politieke geschiedenis van België, 553-556 en 572-573.
Witte, Craeybeckx en Meynen, Politieke geschiedenis van België, 336-338.
[50].Mareels, De demokratisering van het hoger onderwijs, 66- 70.
20 jaar RUG-studenten in aktie, 10. Zie afb. 3.
[51].De VVS was tevreden met deze vooruitgang, maar toch bleef deze wet ver verwijderd van het VVS-doel, nl. een studie- loon voor een student met een vast sociaal statuut.
[52].Mareels, o.c., 71-72.
Stefan Smagghe in een brief aan mogelijke adverteerders:
"Geachte Heer, hoe reageert u als u wordt uitgemaakt voor kapitalist? Er bestaat een grote groep studenten die u dit etiket willen opplakken. Maar... hoe links die studenten ook zijn, ze moeten eten, drinken, wonen, zich kleden, reizen (...). Ook zij staan op een gegeven moment voor een kommercile keus. Gaan ze uw artikel kiezen? Of het artikel van de konkurrentie? Daarom moet u deze studenten bereiken met uw reklame. U moet adverteren in hun blad, in de roje hont." (ARUG)
[53].Zie Karel van Damme (vz. VVS, student aan KUL) in de Roje Reu. Intern bulletin, jg. 1 (1971-'72) nr. 5, z.p.
[54].De Roje Reu. Intern bulletin, jg. 1 (1971-'72) nr. 2, z.p.
[55].Idem, jg. 1 (1971-'72) nr. 1, z.p.
[56].Idem, jg. 1 (1971-'72) passim.
[57].D.B.-N.B. tijdingen, jg. 1 (1971-'72) nr. 1, z.p.
[58].Vos e.a., De stoute jaren, 189-192.
Luyckx en Platel, o.c., 575-576.
[59].VVS. Knipselmap 1972.
Mareels, o.c., 109.
ARUG. Pamflet "Claes-Hurez Neen!"
Vos e.a., De stoute jaren, 206.
Tielen, o.c., 68.
De 5.000 frank waarover het hier gaat geldde enkel voor de inschrijving voor de kursussen. Tesamen met de in-
schrijving op de rol en het examengeld kwam het totaal op
6.350 frank.
ARUG. KB tot vaststelling van het inschrijvingsgeld.
[60].ARUG. Pamflet VVS "bericht aan de werkende bevolking"
Witte, Craeybeckx en Meynen, o.c., 301.
Vos e.a., De stoute jaren, 206-208.
Tielen, o.c., 69.
[61].Tendensprogramma 1976, 1.
Interview D. Jacobs.