Status quaestionis van het onderzoek in Vindolanda op het gebied van de militaire geschiedenis. (Jeroen Poppe)

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

 

V. PARTICULIERE ADMINISTRATIE

 

De documenten die in dit hoofdstuk besproken worden, werden niet door het Romeinse leger geproduceerd. Ik behandel deze documenten toch omdat zij ons informatie kunnen verschaffen over dit leger.

 

Tab. Vindol. II  180 is een lijst over de verdeling van graan. B&T stellen dat het waarschijnlijk gaat om de boekhouding van een particuliere handelaar en niet om een militair document[176]. Zij steunen hun argumentatie hiervoor op de familiare aanspreking en op een andere tekst (Tab. Vindol. II  344) van dezelfde hand waarin sprake is van ‘merx’ en ‘homo transmarinus’. Ik behandel deze tekst omdat deze graanleveringen aan militairen vermeldt. Er is sprake van een levering van 6 modii aan een beneficarius en van 11 modii aan een groep legionairs. Er is op een bepaald moment ook sprake van een centuria, maar de tekst is hier beschadigd en het is ons niet duidelijk wat hier over gezegd wordt[177]

Om een beter beeld te hebben van de vernoemde hoeveelheden graan hebben B&T berekend hoeveel mensen men kan voeden met dergelijke hoeveelheden[178]. Een zeer actieve man heeft dagelijks een hoeveelheid voedsel ter equivalent van 3822 calorieën nodig[179]. Dit stemt overeen met ongeveer 1/7 van een modus. In Tab. Vindol. II 180 wordt in totaal over 320,5 modii gesproken. Dit volstaant om rond de 2000 man voor één dag te voeden. De legionairs hebben 11 modii gekocht. Dit volstaat om een groep van 77 soldaten (ongeveer één centuria) een dag te voeden of een kleinere groep gedurende meerdere dagen.

Van twee namen (Spectatus en Firmus) die in de lijst vernoemd worden denken B&T dat het om militairen gaat[180]. In het ene geval is dit inderdaad voor de hand liggend. Er staat in de tekst: “... militibus legionaribus jussi Firmi            m(odii) xi ...” Hier is het inderdaad waarschijnlijk dat Firmus een legionair is. De andere naam waarvan B&T dit denken is Spectatus, die voorkomt in het volgende citaat: “... Felicio Victori jussu Spectati comodati [sic]            m(odii) xxvi ...” B&T kwamen tot deze vaststelling omdat in beide gevallen de uitdrukking ‘jussu [eigennaam]’ gebruikt wordt, terwijl er anders iets staat in de zin van “Marcino               m(odii) vii,” zonder dat er sprake is van iemand die iets beveelt. Waarschijnlijk gaat het hier dus inderdaad ook om een militair al is dit niet voor honderd procent zeker. Verder vertellen B&T over deze beide figuren dat het waarschijnlijk centurio’s of optio’s waren. Zij baseren zich hiervoor op het feit dat het met graanbevoorrading te maken heeft en dat dit schrijftafeltje werd aangetroffen in een militair gebouw van periode 4[181]. B&T vinden de mogelijkheid dat het om een optio gaat hier het meest waarschijnlijk. Hiervoor verwijzen ze naar een bespreking van Egyptische ostraka door Fink waarin wordt aangetoont dat optio’s verantwoordelijk waren voor de graanverdeling[182]. Ze verwijzen ook naar een papyrus van een optio waarin deze het heeft over de graanverdeling[183].

Dit schrijftafeltje toont aan dat burgers betrokken waren bij het bevoorraden van de troepen met graan. B&T zeggen hierover het volgende: “The unknown author of this account must have been a crucial link between the procucers and the army personnel who authorised the distribution within the unit; ... [184]

 

Van dezelfde hand is nog een ander schrijftafeltje bewaard: Tab. Vindol. II  181. Dit is een rekening met de namen van mensen die de schrijver nog geld schuldig zijn of die al terugbetaald hebben. Er staan ook equitates Vardulli bij de schuldenaars evenals een metgezel van een vexsillarius[185]. Tab. Vindol. II 182 en 183 zijn lijsten met goederen, de namen van de personen aan wie ze verkocht moeten worden en de prijs die er voor betaald moet worden. In deze lijsten vinden we opnieuw militairen terug, evenals burgers.

 

Interessant is ook Tab. Vindol. II  184 waarin goederen en en hun prijs staan vermeld die geleverd moeten worden aan mensen uit bepaalde centuriae. Het gaat echter om leveringen aan individuele soldaten die lid zijn van een centuria en niet om leveringen aan de centuria in se.

Tab. Vindol. II 186 gaat over handel in nagels voor laarzen, zout, Keltisch bier, varkensvlees, ... B&T zijn van oordeel dat het gaat om het aanschaffen en herverkopen of verdelen van voorraden. Het schrijftafeltje bevat de namen van de consuls Calpurnius Piso en Vettius Bolanus, waardoor we het kunnen dateren eind 110 en begin 111 n.C.

 

Veel conclusies kunnen op basis van het beperkte bewijsmateriaal niet getrokken worden. Één ding valt echter wel op: het graan werd blijkbaar bij handelaars ter plaatse aangekocht. Hiermee bedoel ik dat er geen centrale aankoopdienst voor de graan was voor bijvoorbeeld de hele provincie of voor enkele grote centraal gelegen militaire vestingen, vanwaar het dan verder verdeelt werd over de verschillende eenheden, maar dat eenheden zelf graan aankochten. De vermelding van de groep legionairs in Tab. Vindol. II  180 doet vermoeden dat dit detachement van hun legioen geld meekreeg om zelf graan aan te kopen wanneer zij dit nodig hadden. Het spreekt vanzelf dat dit niet mogelijk is in vijandelijk gebied, maar binnen het eigen territorium maakt een dergelijke manier van werken het leger mobieler aangezien zij zelf geen grote voedselvoorraden hoeven mee te sleuren. Bovendien moet op die manier geen groot en ingewikkeld logistiek netwerk worden opgezet.

Een ander punt is dat de leveringen die werden teruggevonden praktisch uitsluitend betrekking hebben op leveringen van voedsel. Voor andere producten zijn er geen bewijzen van leveringen teruggevonden. In combinatie met de informatie uit de hoofdstukken VI en IX.1. wijst dit er sterk op dat voor alles wat buiten de voedselvoorziening viel het leger eigenlijk volledig zelfbedruipend was: voor bouwwerken hadden ze hun eigen architecten, ze bakten hun eigen bakstenen of ontgonnen zelf een steengroeve, … Ook wat de voedselvoorziening betreft zijn er volgens A.R. Birley aanwijzingen dat zij hier gedeeltelijk zelf voor zorgden. Zo is er in Tab. Vindol. II 180 sprake van “Lucconi ad porcos” en in Tab. Vindol. II 183 is er sprake van “Candido ad porco[s]”. Birley is van oordeel dat het leger ook over eigen kippen en ganzen beschikte[186]. De producten die men moest aankopen blijken zich te beperken tot  voedsel van plantaardige aard (het leger kon zich niet bezighouden met de verbouwing hier van) en de moeilijker te ontginnen grondstoffen (bv. ertsen).

 

VI. MILITAIRE AMBACHTSLIEDEN EN SPECIALISTEN

 

Er zijn op de houten schrijfschrijftafeltjes verschillende aanwijzingen teruggevonden die verwijzen naar allerhande ambachtslieden en aanverwante (bv. een dokter) die deel uit maken van het leger of er toch op zijn minst voor werken.

De belangrijkste schrijftafeltjes op dit vlak zijn Tab. Vindol.II 155, 156 en 157, al is er van deze laatste niet veel bewaard. Dit zijn lijsten die aangeven hoeveel mensen welke taak gekregen hebben. Van alle drie de schrijftafeltjes ontbreekt echter het grootste gedeelte. Deze schrijftafeltjes zijn niet op een volledig uniforme manier opgesteld, maar vertonen wel gelijkenissen. Ze beginnen steeds met de datum en de functies staan in een kolom aan de linkerkant van het schrijftafeltje, hun aantal staat er naast in een kolom aan de rechterkant. Ditzelfde schema vinden we terug bij de ostraka van Bu Njem[187]. Hieronder staat de inhoud (niet de letterlijke vertaling) van deze schrijftafeltjes:

 

Tab. Vindol.II 155:
25 April

totaal aantal werklieden in de werkplaatsen: 343

schoenmakers: 12

bouwers aan het badhuis: 18

voor lood: ?

wagens: ?

hospitaal: ?

voor de ovens: ?

voor klei: ?

stukadoors: ?

voor de tenten(makers?): ?

voor het puin (onzeker): ?

 

 Tab. Vindol.II 156:
7 Maart

aantal werklieden met dokter Marcus meegestuurd om een residentie te bouwen:

bouwers: 30

om steen te verbranden: 19

om klei te produceren voor de gevlochten omheining: ?

 

Tab. Vindol.II 157 spreekt ook van aantallen werklieden en is een lijst van hetzelfde type als de twee vorige, er is echter te weinig van bewaard om te kunnen zien om wat voor werklieden het gaat.

 

Tab. Vindol.II 184 is een lijst van een handelaar met goederen die hij van plan is te leveren. Deze lijst begint met de vermelding “centuria Uceni”. Verder op in de lijst wordt een scutarius (schildenmaker) vermeld. Het is echter niet duidelijk of deze scutarius tot deze centuria behoort (en dus een soldaat is) gezien de stukken die ontbreken in de tekst.  Bishop vindt het blijkbaar een vanzelfsprekendheid dat deze scutarius wel degelijk deel uitmaakt van het leger[188]. Hij stelt dat het praktisch zeker is dat de centuriae uit dit schrijftafeltje gladiarii, fabri en scutarii bevatten. Naar zijn mening toont Tab. Vindol. II 155 aan dat grote hoeveelheden soldaten in de fabricae tewerkgesteld konden worden en toont Tab. Vindol. II 184 aan dat wapenproductie één van de zaken was waarmee zij bezig waren[189].

Tab. Vindol. II  181 is een rekening van een handelaar waarin sprake is van een balneator. A. Birley vermoedt dat deze functie door een soldaat werd vervuld die waarschijnlijk enkele medewerkers onder zich had staan[190], mogelijk slaven, voor het beheer van het badhuis.

 

In Bu Njem, een Egyptische site, zijn een hele reeks ostraka teruggevonden van dit type waarop een aantal funties voorkwamen die we niet in Vindolanda terugvinden[191]: ad virgas (het is mij niet geheel duidelijk wat hier mee bedoeld wordt, het verzamelen van takken (brandhout?) of zo iets), egri (in de verschillende woordenboeken die ik raadpleegde was hier geen vertaling voor te vinden), voor de kamelen zorgen, drager, quintanarus (verantwoordelijke voor de marktplaats van het kamp?), molenaar, beenhouwer, de speclis (opnieuw een term waarvan de mening niet te achterhalen was), ad prepositu (weer een term die niet te achterhalen was), metselaar, ad fiscus (bij de kas?), bewaker.

In Bu Njem zijn deze lijsten een mengeling van ambachtelijke en puur militaire functies, we vinden hier bijvoorbeeld ook in terug hoeveel mensen werden aangesteld als verkenners, hoeveel er de kerker moesten bewaken, …

 

Ik zal hier wat dieper ingaan op Tab. Vindol. II 155. Volgens dit schrijftafeltje bevonden er zich 343 mensen in de werkplaatsen. Dit is bijzonder veel. Voor een milliaria cohorte betekent dit dat bijna de helft van de cohorte in de werkplaatsen zat. B&T vergelijken dit aantal met Tab. Vindol. II  154 waarin staat dat er zich 265 soldaten van cohors I Tungrorum in het fort bevinden[192]. Zij sugerere dat men dit als bewijsmateriaal kan gebruiken om aan te tonen dat er zich op zijn minst een deel van een andere eenheid in Vindolanda bevond. Schrijver dezes vindt dit een zeer zwakke argumentatie. Tab. Vindol. II 154 komt uit periode 1 (85-92) waarin het fort bemand werd door cohors I Tungrorum, terwijl Tab. Vindol. II 155 afkomstig is uit periode 3 (97-105) terwijl het fort bemand werd door cohors VIII Batavorum. Zelfs als de beide schrijftafeltjes uit dezelfde periode afkomstig waren geweest dan nog gaat het om perioden die jaren overspannen, waardoor ze niet toelaten dergelijke conclusies te trekken.

 

Wat Tab. Vindol. II  156 betreft: het is opvallend dat men een medicus het bevel geeft over een groep soldaten die een gebouw moeten bouwen. Het gaat om een hospitium, dit is geen hospitaal zoals men zou vermoeden, maar een huis voor een officier of eventueel een gasthuis[193].

De term medicus is een vrij vage term die volgens Davies verschillende betekenissen kan hebben[194]. Het kan gaan om een medicus ordinarius. Deze staat aan het hoofd van al het medisch personeel en zijn rang is te vergelijken met die van een centurio. Dit is een beroepsarts. De term medicus wordt eveneens gebruikt om een miles medicus mee aan te duiden. Deze heeft een beduidend lagere rang. Sommige eenheden hadden ook nog gespecialiseerde artsen zoals een medicus chirurgus of een medicus clinicus. Ook de term medicus ocularius is geattesteerd. Op deze laatste functies ga ik niet verder in, aangezien zij voor deze thesis niet relevant zijn. Omdat in Tab. Vindol. II  156 gesproken wordt over een medicus die het bevel voert lijkt het mij het meest waarschijnlijk dat het om een medicus ordinarius gaat.

 

In Tab. Vindol. II 181 (een rekening van een handelaar met mensen die hem geld betaald hebben en mensen die hem nog geld verschuldigd zijn) is sprake van een veterinarius. Dit kan een burger zijn, maar het zou eventueel een dierenarts kunnen zijn die aan de ruiterij verbonden is. Dit is echter verre van zeker gezien dit schrijftafeltje afkomstig is uit periode 4. Een periode waarin het legerkamp van Vindolanda door cohors I Tungrorum werd bezet, naar alle waarschijnlijkheid een cohors peditata die geen behoefte heeft aan een dierenarts. Het kan natuurlijk altijd gaan om een detachement van een ala of een cohors equitata die tijdelijk in Vindolanda verbleef.

 

Eveneens interessant is een publicatie van Blake omtrent de werktuigen die in Vindolanda teruggevonden zijn[195]. Dit werk bevat een lijst, met alle werktuigen die werden teruggevonden, onderverdeeld in de volgende categoriën:

Sommige van deze werktuigen zullen zullen ongetwijfeld afkomstig zijn van de werkplaatsen van het leger, alle ambachten waarvan werktuigen teruggevonden zijn, kunnen echter net zo goed door een burger worden bekleed. Blake vermeldt overigens ook nergens of hij denkt dat bepaalde werktuigen van civiele of van militaire oorsprong zijn. Waarschijnlijk omdat ook hij denkt dat men uit de teruggevonden werktuigen daaromtrent eigenlijk geen conclusies kan trekken.

 

VII. DE VERNOEMDE FUNCTIES

 

Dit hoofdstuk bevat een lijst met alle vernoemde militaire functies die in de schrijftafeltjes voorkomen, evenals waar ze voorkomen en in welke context. Ook de schrijftafeltjes die niet in Tab. Vindol. II  werden gepubliceerd zijn hierin opgenomen.

 

Aquilifer                      Tab. Vindol. II, 214. 1-2.

Alleen de aanspreking van deze brief is bewaard waarin een aquilifer (de afzender) wordt vernoemd.

 

Balneator                   Tab. Vindol. II  181. 8.

Wordt vermeld in de lijst van een handelaar, aan wie de balneator betaald heeft. Volgens A. Birley is dit naar alle waarschijnlijkheid een soldaat die verantwoordelijk is voor het badhuis[196].

 

Beneficarius             Tab. Vindol. II, 180. 18.

                                   Wordt vermeldt in een lijst omtrent graanverdeling.

                                   Tab. Vindol. II, 344. 10.

Iemand (een handelaar ?) zegt in een brief dat hij is gaan klagen bij de beneficarius omdat hij mishandeld is door soldaten.

 

Centurio                     Tab. Vindol. II, 154. 8, 9, 11, 13, 18, 20, [27]

Statusrapport van cohors I Tungrorum vermeldt hoeveel centurio’s er zijn en waar ze waren.

Tab. Vindol. II, 182. 6, 13.

Een lijst met goederen en de verschuldigde prijs.

Tab. Vindol. II, 183. 1.

Een lijst met goederen en de verschuldigde prijs.

Tab. Vindol. II, 193. 1.

Een lijst met goederen en de verschuldigde prijs.

Tab. Vindol. II, 242. I. 3n.

Brief, waarschijnlijk van Cerialis aan een centurio omtrent de uitbetaling van een centuria of een troepentelling.

Tab. Vindol. II, 255. Achterkant 3.

Brief van een centurio aan Cerialis waarin de centurio hem vraagt om een aantal zaken voor zijn pueri op te sturen.

Tab. Vindol. II, 258. Achterkant 4n.

Brief aan Cerialis van een Centurio over een brug?

Tab. Vindol. II, 263. II. 4.

Brief van een decurio aan Cerialis over de correspondentie met cohors III Batavorum.

Tab. Vindol. II, 344. 11.

Iemand (een handelaar ?) zegt in een brief dat hij is gaan klagen bij de centurio’s omdat hij geslagen is door soldaten.

Tab. Vindol. II, 351. 3.

Onleesbaar schrijftafeltje. Het woord centurio komt er in voor.

Tab. Inv. 93.1474 B (achterkant)[197].

Het woord centurio komt mogelijk voor op een document dat waarschijnlijk tot de huishoudelijke boekhouding van het praetorium behoorde.

 

Centurio regionarius   Tab. Vindol. II, 250. 8.

Een brief van Karus aan Cerialis met een aanbeveling voor Brigionus. Er wordt in gevraagd Brigionus aan te bevelen bij de centurio regionarius.

 

Curator                      Tab. Vindol. II, 127. 7.

                                   Renuntium van optiones en curatores.

Tab. Vindol. II, 128. 2.

Renuntium van optiones en curatores.

 

Decurio                      Tab. Vindol. II, 263. Achterkant 2.

Brief van een decurio aan Cerialis over de correspondentie met cohors III Batavorum.

Tab. Vindol. II, 284. Achterkant 3.

Brief van een decurio een ala aan Cerialis. Alleen briefhoofd bewaard.

Tab. Vindol. II, 299. Achterkant 1.

Brief van een decurio. Bestemmeling onbekend. Groet en zending oesters.

Tab. Vindol. II, 300. Achterkant.

Afzender stuurt iets terug met een ruiter. Bestemmeling is een decurio.

Tab. Vindol. II, 345. I. 2.

Brief van en aan een prefect omtrent het ontslaan van een aantal mensen. De brief wordt gebracht door een decurio en er wordt gevraagd de decurio terug te sturen.

Tab. Vindol. II, 505.

Brief gericht aan een decurio. Brief onleesbaar.

Tab. Inv. 93.1474 A[198].

Het woord decurio wordt vermeld in een document dat waarschijnlijk tot de huishoudelijke boekhouding van het praetorium behoorde.

Tab. Inv. 93.1544[199].

Dit is een brief aan Cerialis van een decurio die om instructies en om bier vraagt.

 

Duplicarius                Tab. Vindol. II, 312. Achterkant 3.

Brief aan een duplicarius met een aanbeveling. Het gaat om privé-aangelegenheden.

 

Eques                        Tab. Vindol. II, 164. 3.

                                   Beschrijving van de vijand.

                                   Tab. Vindol. II, 181. 13.

Rekening. De equites Vardulli zijn 7 denarii schuldig aan de eigenaar van de lijst.

                                   Tab. Vindol. II, 252. II. 1.

                                   Brief aan Cerialis gebracht door een ruiter.

Tab. Vindol. II, 268. II. 3.

Brief aan Cerialis gebracht door een ruiter.

                                   Tab. Vindol. II, 300. 4.

Iemand zegt in een brief dat hij twee ruiters heeft gestuurd naar de bestemmeling (een decurio) om hem de brief te bezorgen.

                                   Tab. Vindol. II, 506.

Brief. Mogelijke verwijzing over het sturen van ruiters naar Vindolanda. Brief onleesbaar.

 

Equisio consularis      Tab. Vindol. II, 310. Achterkant 24.

Stalknecht van de consul? Verantwoodelijke voor de aankoop van paarden voor het leger in heel de provincie? Brief aan hem gericht omtrent privé-zaken.

 

Legatus                      Tab. Vindol. II. 154. 5.

Statusrapport van cohors I Tungrorum vermeldt dat 46 soldaten singulares legati waren.

 

Legionarius               Tab. Vindol. II, 180. 22.

                                   Lijst omtrent graanverdeling. 11+ modii aan de legionairs.

 

Medicus                      Tab. Vindol. II, 156. 2.

Rapport met de verschillende taken van de soldaten. De dokter is meegestuurd met de soldaten die een hospitium aan het bouwen zijn. Waarschijnlijk gaat het over een medicus ordinarius.

 

Miles Arcanus            Tab. Vindol. II,  162. 1.

Romeinse geheime dienst of een cognomen?

 

Miles                          Tab. Vindol. II, 180. 22.

                                   Lijst omtrent graanverdeling. 11+ modii aan de legionairs.

                                   Tab. Vindol. II, 226. b. 1n.

                                   Brief over deserteurs ? Praktisch niets bewaard.

                                   Tab. Vindol. II, 295. 3n.

Brief aan iemand uit cohors I Tungrorum over het doorsturen van een brief. Milites komt er mogelijk in voor.

                                   Tab. Vindol. II, 510. 3?

                                   Onleesbaar.

                                  

Optio                          Tab. Vindol. II, 127. 5.

                                   Renuntium.

                                   Tab. Vindol. II, 128. 1, 3.

                                   Renuntium.

                                   Tab. Vindol. II, 129. 1.

                                   Renuntium.

                                   Tab. Vindol. II, 137. 6.

                                   Renuntium.

                                   Tab. Vindol. II, 138. 2.

                                   Renuntium.

                                   Tab. Vindol. II, 148. 1.

                                   Renuntium.

                                   Tab. Vindol. II, 163 ?

                                   Onleesbaar. Het woord ‘optiones’ stond er misschien op.

                                   Tab. Vindol. II,454 ?

                                   Onleesbaar. Het woord ‘optio’ stond er misschien op.

                                  

Praefectus                 Tab. Vindol. II, 154. 3.

Statusrapport cohors I Tungrorum. Praefectus : Julius Verecundus. 

                                   Tab. Vindol. II, 177. 2. 

                                   Onleesbaar. Het woord ‘praefecto’ stond er zeker op.

                                   Tab. Vindol. II, 209. 4n.

Een rekening. Onleesbaar. Het woord ‘praefecti(s)’ stond er misschien op.

                                   Tab. Vindol. II, 210. Achterkant 2.

                                   Brief aan Verecundus. Inhoud onduidelijk.

                                   Tab. Vindol. II, 211. Achterkant 2.

                                   Brief aan Verecundus. Inhoud onduidelijk.

                                   Tab. Vindol. II, 220. 2.

                                   Brief aan Genialis. Onleesbaar.

                                   Tab. Vindol. II, 242. Achterkant 2n.

Brief van Cerialis over uitbetaling van de soldij of over een troepentelling.

                                   Tab. Vindol. II, 244. Achterkant?

Brief aan Cerialis. Onleesbaar. Het woord ‘praefecti(s)’ stond er misschien op.

                                   Tab. Vindol. II, 245. Achterkant 2.

Brief aan Cerialis. Onleesbaar.

                                   Tab. Vindol. II, 248. Achterkant 2.

Brief aan Cerialis. De afzenders wensen hem succes toe bij wat hij zal ondernemen.

                                   Tab. Vindol. II, 250. Achterkant 2.

Brief aan Cerialis. Aanbeveling.

                                   Tab. Vindol. II, 255. Achterkant 19.

Brief aan Cerialis. De afzender vraagt Cerialis om kleding op te sturen voor zijn ‘jongens’.

                                   Tab. Vindol. II, 258. Achterkant 2.

Brief aan Cerialis. Brief over een brug.

                                   Tab. Vindol. II, 260. Achterkant 9.

                                   Brief aan Cerialis. Inhoud onduidelijk.

                                   Tab. Vindol. II, 263. Achterkant 2.

Brief aan Cerialis van een decurio. Brief over cohors III Batavorum.

                                   Tab. Vindol. II, 267. Achterkant 2.

                                   Brief aan Cerialis. Onleesbaar.

                                   Tab. Vindol. II, 268. Achterkant [2].

                                   Brief aan Cerialis. Inhoud onduidelijk.

                                   Tab. Vindol. II, 273. Achterkant 2n.

                                   Brief aan Cerialis. Inhoud onduidelijk.

                                   Tab. Vindol. II, 283. Achterkant 2.     

                                   Brief aan Cerialis. Inhoud onduidelijk.                      

                                   Tab. Vindol. II, 284. Achterkant 2.

                                   Brief aan Cerialis van een decurio. Inhoud onduidelijk.

                                   Tab. Vindol. II, 285. Achterkant 2.

                                   Brief aan een prefect, mogelijk Cerialis. Inhoud onduidelijk.

                                   Tab. Vindol. II, 287. Achterkant 2.

                                   Brief aan Cerialis. Inhoud onduidelijk.

                                   Tab. Vindol. II, 301. Achterkant 9.

Brief van een slaaf (eigenaar onbekend) aan de slaaf van een prefect. Brief over de aankoop van voedsel.

                                   Tab. Vindol. II, 305. II. Achterkant 2n.

Brief. Mogelijk afkomstig van een prefect. Inhoud onduidelijk.

                                   Tab. Vindol. II, 313. 3.

Brief. Afzender (onbekend) vraagt aan bestemmeling (onbekend) om een ‘sacerdos’ naar Verecundus te sturen.

                                   Tab. Vindol. II, 315. 4.

Brief over wagens. Prefect Vocusius Africanus (?) wordt er in vermeld.

                                   Tab. Vindol. II, 319. Achterkant 2.

                                   Brief aan een prefect. Inhoud onduidelijk.

Tab. Vindol. II, 344. 7.

Iemand (een handelaar ?) zegt in een brief dat hij is gaan klagen bij de beneficarius omdat hij mishandeld is door soldaten. Hij ging klagen bij de beneficarius omdat de prefect ziek was.

                                   Tab. Vindol. II, 345. Achterkant 2.

Brief aan een prefect omtrent het ‘schrappen van de lijst’ van bepaalde mensen.

                                   Tab. Vindol. II, 399.

                                    Onleesbaar. Het woord ‘praefectus’ stond er misschien op.

                                   Tab. Vindol. II, 423. Achterkant?

Brief. Onleesbaar. Prefect komt voor in het adres. Mogelijk Cerialis.

                                   Tab. Vindol. II, 531. Achterkant.

                                   Onleesbare brief. Het woord praefectus komt er in voor.

                                   Tab. Inv. 92/1187[200].

De prefect wordt vernoemd in een brief van een handelaar aan een andere handerlaar.

Tab. Inv. 93.1544[201].

Dit is een brief aan Cerialis van een decurio die om instructies en om bier vraagt.

                                  

Singularis                  Tab. Vindol. II, 154. 5.

Statusrapport cohors I Tungri. 46 soldaten fungeren als singulares legati.

                                                          

Tessarius                  Tab. Vindol. II, 176. 1n.

                                   Aanvraag voor verlof. Mogelijk van een tessarius.

                                   Tab. Vindol. II, 182. Achterkant 2n.

                                   Rekening. Mogelijk een tessarius in vermeld.

                                  

Veteranus                 Tab. Vindol. II, 187. I. 11.

Rekening. Het woord ‘veteranus’ komt er misschien in voor.

Tab. Inv. 93.1474 B[202].

Het woord ‘veteranus’ wordt vermeld een document dat waarschijnlijk tot de huishoudelijke boekhouding van het praetorium behoorde.

                                                                      

Vexilliarus                   Tab. Vindol. II, 181. 15.

Rekening. Misschien aanvoerder van een detachement equites Vardulli.

                                   Tab. Vindol. II, 535. 2.

                                   Onleesbaar.

 

 

VIII. DE RELATIE TUSSEN HET LEGER EN DE BURGERBEVOLKING

 

De meest opvallende bron op dit gebied is het goed bewaarde Tab. Vindol. II 344. Dit schrijftafeltje is een klad van een brief (het staat op de achterkant van een rekening omtrent graan) die naar alle waarschijnlijkheid geschreven werd door een handelaar (aangezien de tekst op de achterkant van een rekening staat en er in de tekst sprake is over het verlies van zijn goederen) die zijn beklag doet over zijn slechte behandeling door de militairen. Hij vertelt hierin dat zijn goederen in de goot gegoten werden (wijn, bier, iets anders?) en dat hij stokslagen gekregen heeft, dat hij hierover bij de centurio’s is gaan klagen en bij de beneficarius aangezien de prefect ziek was, maar zonder gehoor. Bijgevolg schrijft hij naar een hogere instantie. De tekst heeft geen aanspreking aan het begin en ook geen eindformule, waardoor dit waarschijnlijk een fragment uit het middenstuk is.

Nu rijst de vraag wie de bestemmeling was van deze brief. De enige aanspreking die we er in tegen komen is “tuam majestatem”. B&T schrijven hierover dat met een dergelijke aanspreking het onmogelijk iemand met een lagere functie dan die van gouverneur kan zijn[203]. In theorie zou de brief ook aan de keizer kunnen gericht zijn, maar dit is volgens B&T hoogst onwaarschijnlijk. A.R. Birley vraagt zich af waarom dit zo onwaarschijnlijk zou zijn[204]. De keizer was immers in Brittannië in 122 (de periode waaruit dit schrijftafeltje afkomstig is) en heeft de naar hem genoemde muur (of het het geen er bij zijn bezoek aan Brittannië al van gebouwd was) bezocht. Hij moet dus zeker door de streek van Vindolanda gereisd zijn. Er wordt zelfs gespeculeerd dat hij in Vindolanda zelf verbleven zou hebben[205].

B&T vermoeden dat de auteur van Tab. Vindol. II 344 gestraft is geweest[206]. De mogelijkheid dat het niet om een straf gaat, maar gewoon om misbruik door enkele soldaten, wordt door hen blijkbaar niet overwogen. Al lijkt het in de goot gieten van goederen mij niet bepaald iets dat thuishoort bij een normale straf. Anderzijds is het weinig waarschijnlijk dat de soldaten zomaar iemand kunnen slaan en de centurio’s en beneficarius niet zouden ingrijpen. Een tegenargument voor dit laatste is dat B&T de tekst vertaald hebben als “the rest of the centurions of his unit”[207]. Aangezien de tekst hier en daar onduidlijk is is het niet zeker dat het effectief over “de rest van de centurios” gaat. Dit is wat er staat[208]:

 

… ques[tu]s sum beneficario

[  c.8  cen]turionibu[s

[  c.7  ] numeri ejus [

 

Moest dit echter wel het geval zijn en er een centurio bij het incident betrokken zijn, dat is het niet onwaarschijnlijk dat de andere centurios en de beneficarius partij kiezen voor hun collega. Nog iets opvallend is dat de afzender er de nadruk op legt een homo tra[n]smarinus et innocentum te zijn. Volgens Birley betekent dit dat transmarini vrijgesteld zijn van dergelijke slagen in tegenstelling tot de autochtone Britten waarbij men dit wel kon doen[209]. Het uitdelen van slagen met een roede zou dus wel eens niet zo uitzonderlijk geweest kunnen zijn.

Uiteraard is dit maar één tekst en zeker geen reden om dergelijke situaties te gaan veralgemenen.

 

Een andere bron omtrent de relatie tussen het leger en de bevolking wordt gevormd door de vele rekeneningen van handelaars die werden teruggevonden. Enerzijds voor leveringen aan het leger en anderzijds door goederen te verkopen aan individuele soldaten. Het eerste punt werd reeds uitvoerig behandeld in hoofdstuk V. Het gaat vooral om leveringen van voedsel (graan, bier,…). Het tweede punt werd echter nog niet behandeld. De levering van goederen aan soldaten als privé-personen.

Tab. Vindol. II 180 is een rekening van een handelaar in graan. Hierin vinden we leveringen terug aan zowel een groep legionairs (zie hoofdstuk V), als aan een beneficarius als aan een hele reeks individuen. Tab. Vindol. II  181 is een rekening waarin staat hoeveel geld de opsteller ontvangen heeft en van wie, evenals wie er hem nog geld schuldig is. Hier vinden we opnieuw militairen in terug: een balneator en equites Vardulli evenals een reeks namen van personen. Tab. Vindol. II  182 is opnieuw een rekening. Er staan namen van personen op met daarnaast een product dat ze besteld hebben en daarnaast de prijs. Het is niet duidelijk of de bedragen reeds betaald zijn of dat de handelaar ze nog moet ontvangen. Onder zijn klanten bevindt zich een centurio die 45 pond spek besteld heeft. Bij bovenstaande schrijftafeltjes is het eigenlijk onduidelijk of het om privé-aankopen gaat of om aankopen voor het leger (45 pond spek lijkt mij nogal veel voor één persoon). Bij Tab. Vindol. II 184 is het echter wel duidelijk dat het om privé-aankopen gaat. Dit is opnieuw een lijst van een handelaar. Deze begint met de naam van een centuria en gaat dan verder met de goederen die aan mensen uit die centuria moeten geleverd worden, vervolgens de naam van een andere centuria en opnieuw een lijst goederen met de namen van de mensen aan wie ze moeten geleverd worden. De volgende goederen werden aangekocht: jassen, peper, zweetdoeken, een fles (met iets, maar wat er in zat is niet bewaard), toneellaarzen (?), talk of kaarsvet (afhankelijk van hoe men het woord sebum vertaald) en een schoenriem. Tab. Vindol. II  183 tenslotte, lijkt eveneens een lijst te zijn van goederen die moesten geleverd worden met hun prijs, maar slechts weinig is van dit schrijftafeltje bewaard. Er wordt ondermeer ijzer in besteld.

 

Naast de gewone soldaten van het garnizoen die goederen aankochten zijn er uiteraard ook de prefect en zijn huishouding. Als lid van de ordo equester moet deze prefect heel wat koopkracht gehad hebben. Er zijn verschillende schrijftafeltjes teruggevonden die volgens B&T afkomstig zijn van het huishouden van het praetorium. Tab. Vindol. II 190 is er daar één van. Dit schrijftafeltje uit periode 3 bevat een lijst data (de eerste leesbare is 19 juni, de laatste is 25 juni) met na elke datum een uitgavepost en hoeveel de zaak gekost heeft. We vinden hierin uitgaven terug aan een religieuze plechtigheid (ad sacrum), gerst, keltisch bier, wijn, pekel, varkensvet en stipes (financiële bijdrage aan iets dat met godsdienst te maken heeft).

Zoals reeds eerder gezegd zijn B&T van oordeel dat dit schrijftafeltje afkomstig is van de huishouding van het praetorium. Mij valt echter op dat er opvallend grote hoeveelheden drank worden aangekocht. Zo wordt er op drie dagen tijd (23-25 juni) maar liefst 8 modii of 72 liter bier aangekocht. Dit is voldoende om 288 hedendaagse pinten mee vol te gieten. Daar boven op werden ook nog eens 2 modii wijn (18 l) aangekocht. Op  22 juni is er overigens ook nog bier aangekocht. Wat de data daar daarvoor betreft: daar is de tekst niet meer leesbaar. Desalniettemin zou ik wel eens willen weten hou groot dit huishouden wel was dat zoveel drank verbruikte. Dat deze rekening uit de zomer afkomstig is zal er ook wel voor iets tussen zitten. Hoge temperaturen kunnen voor een abnormaal hoog drankverbruik gezorgd hebben en er kunnen eventueel gasten geweest zijn in deze periode[210].

Tab. Vindol. II  191 is eveneens een schrijftafeltje met aankopen van het praetorium zoals Tab. Vindol. II  190, maar dan minder goed bewaard en van een ander type. Aantallen en prijzen zijn niet meer leesbaar. Op Tab. Vindol. II  190 stond steeds een datum met daaronder de goederen die op die dag werden aangekocht, op Tab. Vindol. II  191 zijn geen data te zien. De goederen die werden aangekocht zijn: specerijën, vlees van reeën, zout, biggenvlees, ham en graan (geen drank deze keer).

Ten slotte is er Tab. Inv. no. 93.1474.93[211]. Onder dit nummer heeft men verschillende teruggevonden schrijftafeltjes ondergebracht (aangeduid met de letters A tot E), die oorspronkelijk niet noodzakelijk een geheel vormden en ook niet noodzakelijk van dezelfde hand afkomtig zijn. De stijl doet denken aan Tab. Vindol. II 190, telkens staat er een datum met daaronder de uitgavepost en soms ook een bron van inkomsten. In tegenstelling tot Tab. Vindol. II 190 zijn het geen opeenvolgende dagen, maar liggen er vaak meerdere dagen tussen twee data. Verder staat in deze schrijftafeltjes soms ook vermeld onder wiens consulaat ze werden opgesteld: het vijfde consulaat van Trajanus (103) en het consulaat van Attius Suburanus (104). De goederen die werden aangekocht zijn: bier, kippen, ganzen en kuikens. Er is opvallend veel sprake van kip. Verder wordt in de tekst ook gesproken over het bezoek van een gouverneur[212].

Tab. Vindol. II 301 en 302 zijn brieven van slaven (naar alle waarschijnlijkheid uit het huishouden van de prefect) die handelen over de aankoop van kleine hoeveelheden voedsel: radijzen voor een halve denarius, bonen, 20 kippen, 100 eieren (er staat zelfs bij dat het er 200 mogen zijn als ze aan een goede prijs verkocht worden), vissaus voor 8 sestertii en een modius olijven.  Tab. Vindol. II 233 is een brief van Cerialis, prefect van cohors VIIII Batavorum, waarin hij vraagt om speltgort[213], callum (het harde vlees van een varken?), poten (van een varken, kip, …?) en jachtnetten.

Verder zijn er ook nog inventarissen teruggevonden met bezittingen uit het praetorium. Het gaat om Tab. Vind. II 194 tot 197. Ik ga hier geen opsomminging geven alle producten die er in vermeld worden, ik wil er enkel op wijzen dat op zijn minst een deel van de goederen in Vindolanda of omgeving moet aangekocht zijn. B&T leggen er de nadruk op dat men de schrijftafeltjes uit het praetorium kan gebruiken om de levensstijl van een equestoriale officier te bestuderen[214]. Dit is uiteraard juist, maar ik ben van oordeel dat ze ook kunnen gebruikt worden om de economische inpact van het garnizoen op de streek te bestuderen.

 

Alleen al het feit dat men naast het fort een nederzetting heeft opgericht, zowel in Vindolanda als bij zo vele andere forten, wijst op het belang dat deze voor de locale economie moeten gehad hebben. Dit niet alleen omwille van de legeraankopen, maar ook door de privé-aankopen van soldaten die de meest uiteenlopende producten kochten, zoals hierboven reeds vermeld. Tot slot was er de aanzienlijke koopkracht van het praetorium dat ook duurdere producten kon aankopen. Opvallend is dat men in Tab. Vindol. II 190 dag na dag drank aankoopt in plaats van in één keer een hoeveelheid te kopen waar men voor lange tijd mee kan toekomen. Dit wijst er op dat men in Vindolanda of de omgeving blijkbaar constant bier en wijn kon kopen en dit in vrij grote hoeveelheden (zoals hoger reeds besproken).

Dat de relatie tussen het leger en de handelaars niet steeds even vlekkeloos verliep bewijst ons Tab. Vindol. II 344 met klachten over mishandeling door militairen die naar de gouverneur (of de keizer?) werden gestuurd. Een gebrek aan precedenten en het feit dat we maar een stuk van de tekst hebben, maakt het moeilijk deze tekst te interpreteren.

Uiteraard is dit geen diepgaande studie over de verstandhouding tussen leger en bevolking, dit valt ook niet binnen het onderzoeksdomein van deze thesis. Hiermee wenste ik enkel aan te tonen dat er informatie over dit onderwerp uit de schrijfschrijftafeltjes van Vindolanda te halen valt en voor iemand die zich werkelijk op dit onderwerp toespitst, zal er nog aanzienlijk meer uit te halen zijn dan de voorbeelden die ik hierboven aangehaald heb. Ook het archeologisch onderzoek in Vindolanda zal hierover ongetwijfeld meer aan het licht kunnen brengen. Hoewel er in de nederzetting al heel wat gegraven is, werd er nog geen rapport gepubliceerd over de opgravingen in deze vicus.

 

XI. VARIA

 

In dit hoofdstuk zal ik een aantal onderwerpen behandelen die in de vorige hoofdstukken niet aan bod kwamen en te klein zijn om er een appart hoofdstuk aan te wijden. Het gaat om meer archeologische onderwerpen waarover een boek verschenen is met een uitgebreide uiteenzetting van het onderzoek: de militaire badhuizen van Vindolanda en de teruggevonden wapens. Het is niet mijn bedoeling deze hier in detail te bespreken, maar wel een beeld te schetsen van de aspecten van het onderzoek naar Vindolanda die hierin aan bod kwamen. Vooral dan die aspecten die van belang zijn voor de militaire geschiedenis.

 

1. DE BADHUIZEN VAN VINDOLANDA

 

Badhuizen hebben uiteraard weinig met oorlogsvoering te maken, maar de in Vindolanda aangetroffen badhuizen werden gebouwd vóór en door het leger. Bijgevolg valt dit onderwerp wel degelijk onder militaire geschiedenis.

Dit zijn de verschillende badhuizen van Vindolanda[215]:

Kaart 7[216].

 

 

 

Kaart 8[217].

 

-          Badhuis 6: Wat de periode 370 – 400/410 betreft bevindt er zich waarschijnlijk een badhuis naast het praetorium van stenen fort 2, maar verdere archeologische opgravingen zijn nodig om dit zekerheid over te kunnen bieden. Een andere mogelijkheid die Birley overweegt is dat men het praetorium in zijn geheel tot badhuis heeft omgebouwd tijdens deze periode.

 

Wat vinden we over deze badhuizen terug in de schrijftafeltjes? Het belangrijkste schrijftafeltje is Tab. Vindol. II 155 waarvan u de inhoud kunt terugvinden in hoofdstuk VI. In dit schrijftafeltje staat onder meer dat 18 soldaten worden aangesteld tot ‘structores ad balneum’ (het gaat over badhuis 2). Verder worden ook nog mensen aangesteld ‘voor lood’, ‘voor de ovens’ (voor bakstenen of dakpannen?) en ‘stukadoors’. Birley is er zeker van dat deze en andere activiteiten die niet meer leesbaar zijn, dewelke aan de 343 soldaten van Tab. Vindol. II 155  zijn toegewezen, in belangrijke mate in het teken van de bouw van het badhuis stonden [218]. Dit is best mogelijk, te meer daar 343 soldaten betekent dat bijna de helft van de cohorte bij allerhande werken betrokken was en dit bezwaarlijk als een normale situatie kan bestempeld worden. Dat deze situatie maar op een korte periode slaat, bv. de tijd die nodig is om een badhuis te bouwen, lijkt mij dan ook waarschijnlijk.

Een ander opvallend feit is dat op de tegels van badhuis 5 de volgende stempel teruggevonden is: LEG VI V[219]. Birley vermoed dat er een legionaire tegelbakkerij in de buurt was[220], mogelijk in Corbridge. Iets gelijkaardigs vinden we terug in Tab. Vindol. II  316. Dit is een brief over een lading stenen. Deze brief lijkt er op te wijzen dat een centuria een steengroeve aan het ontginnen was.

Dit  alles wijst op de zelfstandigheid van het leger. Zij waren in staat om op eigen kracht de grondstoffen te ontginnen, deze te verwerken tot bouwmaterialen en uiteindelijk een badhuis te bouwen, al kregen ze voor dit laatste waarschijnlijk assistentie van een ingenieur uit een legioen[221].

 

2. DE BEWAPENING

 

Op de site van Vindolanda werden er, hoe kan het ook anders, wapens teruggevonden. Het juist interpreteren van deze artefacten is moeilijk. Om te beginnen zijn niet al deze wapens afkomstig van het leger. Burgers zullen ook over pijl en boog beschikt hebben om te jagen en eventueel ook over andere wapens om zichzelf verdedigen. De militairen van hun kant zullen eveneens voor de jacht over pijl en boog beschikt hebben en eventueel over wapens die niet voor oorlogsvoering bedoeld waren maar voor sportieve doeleinden. Dat er heel wat pijlpunten teruggevonden zijn heeft er volgens R. Birley ook op mee te maken dat bij zowel de hulptroepen als bij de legioenen er soldaten waren die getraind werden om met pijl en boog en met de slinger om te gaan[222]. Birley stelt dat hier alsmaar meer bewijs voor gevonden wordt, maar laat na te vertellen waar dit bewijsmateriaal te vinden is of in welk(e) werk(en) deze materie behandeld wordt.

In Vindolanda zijn ook heel wat sporen van ruiters teruggevonden. Erg verwonderlijk is dit niet aangezien verschillende cohorten die hier gestationeerd geweest zijn equitata waren. Voor de teruggevonden wapens is dit van belang aangezien er heel wat metalen punten teruggevonden zijn en de archeologen moeite hebben om te achterhalen waar deze voor dienden. Ze kunnen immers voor verschillende wapens gebruikt worden: werpspiezen van de ruiterij, speren, lansen, werpspiesen voor de infanterie en munitie voor de artillerie. Dit laatste wordt echter tegengesproken door Baatz die van oordeel is dat in de vroege periodes waaruit deze punten afkomstig zijn, de auxilia niet over eigen artilleriestukken beschikte[223]. Volgens Baatz zijn de punten die volgens Birley voor de artillerie bestemd waren afkomstig van ruiterijwerpspiesen. Wat er ook van zij, de indeling van de teruggevonden punten is moeilijk en bij het onderbrengen van de verschillende punten in de wapenindeling van Birley die hier iets verder in de tekst gegeven wordt, zullen ongetwijfeld bepaalde artefacten aan de verkeerde categorie zijn toegewezen. Ook het feit dat verschillende speertypes door elkaar gebruikt werden vergemakkelijkt de identificatie er niet op.

In het werk van Birley zijn de verschillende teruggevonden wapens in de volgende categorieën onderverdeeld (telkens vermeld met hun verdere indeling volgens type)[224]:

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

 

 


[176] A.K. BOWMAN, J.D. THOMAS, 1994, p. 122.

[177] Meer info over burgers en militaire bevoorrading: Breeze 1984, p. 58-59.

[178] A.K. BOWMAN, J.D. THOMAS, 1994, p. 122.

[179] L.A. FOXHALL, H.A. FORBES, 1982, 48-49.

[180] A.K. BOWMAN, J.D. THOMAS, 1994, p. 122.

[181] VRR III, p. 32.

[182] RMR, p. 311.

[183] RMR, 81.ii.5-12.

[184] A.K. BOWMAN, J.D. THOMAS, 1994, p. 122.

Vergelijken met O. Bu Njem 74-109.

[185] Vaandeldrager.

[186] A.R. BIRLEY, 1997b, 279.

[187] O. Bu Njem 1-62.

[188] M.C. BISHOP, 1985, 3.

[189] M.C. BISHOP, 1985, 3.

[190] A. BIRLEY, 2001, 12.

[191] O. Bu Njem 1-62.

[192] A.K. BOWMAN, J.D. THOMAS, 1994, 98.

[193] A.K. BOWMAN, J.D. THOMAS, 1994, 100.

[194] DAVIES, 1989, 212-214.

[195] J. BLAKE, 1999.

[196] A. BIRLEY, 2001, 12.

[197] A.K. BOWMAN, J.D. THOMAS, 1996, p. 314.

[198] A.K. BOWMAN, J.D. THOMAS, 1996, p. 312.

[199] A.K. BOWMAN, J.D. THOMAS, 1996, p. 324.

[200] A.R. BIRLEY, R.E. BIRLEY, 1994, 435.

[201] A.K. BOWMAN, J.D. THOMAS, 1996, p. 324.

[202] A.K. BOWMAN, J.D. THOMAS, 1996, 312.

[203] A.K. BOWMAN, J.D. THOMAS, 1994, 330.

[204] A.R. BIRLEY, 1997b, 276-277.

[205] A.R. BIRLEY, 1997a, 135.

A.R. BIRLEY, 1997b, 277.

[206] A.K. BOWMAN, J.D. THOMAS, 1994, 330.

[207] A.K. BOWMAN, J.D. THOMAS, 1994, 331.

[208] Tab. Vindol. II  344, 10-12.

[209] A.R. BIRLEY, 1998, 303.

[210] Tab. Vindol. II  291. Dit tablet gaat wel over Cerialis en zijn vrouw die ergens buiten Vindolanda uitgenodigd worden, maar het omgekeerde zal ook wel gebeurd zijn.

Tab. Inv. no. 93.1474.93, C back 96. (B&T, 1996)

[211] A.K. BOWMAN, J.D. THOMAS, 1996, p. 307-323.

[212] Tab. Inv. no. 93.1474.93 C back 96. (B&T, 1996)

[213] Dit blijkt een soort drank te zijn.

[214] A.K. BOWMAN, J.D. THOMAS, 1994, p. 119.

[215] A. BIRLEY, 2001, 34-37.

[216] A. BIRLEY, 2001, VI.

[217] A. BIRLEY, 2001, VI.

[218] A. BIRLEY, 2001, 11.

[219] A. BIRLEY, 2001, 5.

[220] A. BIRLEY, 2001, 5.

[221] A. BIRLEY, 2001, 11.

[222] R. BIRLEY, 1996, 7.

[223] R. BIRLEY, 1996, 7.

[224] R. BIRLEY, 1996.