Homerische invloeden in de Koninklijke tombes te Vergina? (Catharina Boullart) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Vergina omvat veel meer archeologische onderzoeksdomeinen dan de koninklijke tombes alleen. Volledigheidshalve maak ik een beetje ruimte voor een algemene beschouwing over de totaliteit van het patrimonium van de site. Voor een meer gedetailleerde beschrijving is het aangewezen M. Andronicos, "Vergina: the royal tombs and the ancient city", Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 25-51 te raadplegen. Een volledige behandeling van alle aspecten van de koninklijke tombes zelf is uitgeschreven van p. 83 tot p. 235 in hetzelfde overzichtsboek.
Tussen de dorpjes Vergina en Palatitsia strekt zich een begraafplaats uit met meer dan 300 grafheuveltjes die qua datering variëren tussen de 9de en de 2de eeuw v. Chr. Het oudste deel van het grafveld ligt in het noorden en de uitbreiding verliep in zuidelijke richting. Reeds tijdens de Oudheid werd de plaats geregeld door rovers bezocht.
De kenmerken van de tumuli doen aannemen dat ze deel uitmaakten van een grondig georganiseerde gemeenschap die naar het noorden toe verwant is met de Bronstijdculturen van Centraal Europa. De aanwezigheid echter van protogeometrisch aardewerk duidt eveneens op contacten met het zuiden.
Inhumatie domineerde en elke grafheuvel omvatte zowel mannelijke als vrouwelijke bijzettingen. Mannen werden met hun wapens begraven en vrouwen met hun juwelen, waarvan het meest typische voorwerp de broche is die diende om een peplos op zijn plaats te houden. In sommige van de prachtigste graven bevonden er zich driedelige, bronzen dubbelbijlen die beschouwd worden als symbolen van priesterlijke macht. In een vrouwengraf ten slotte werd een opmerkelijke bronzen diadeem gevonden die naar alle waarschijnlijkheid door middel van een riem onder de kin op het hoofd werd gehouden.
(2) Monumentale, Macedonische tombes:[16]
Eén van de in totaal elf Macedonische tombes in de directe omgeving van Vergina is de zogenaamde "Tombe van Palatitsia" of de "Tombe van Heuzey", naar de man die in 1861 als eerste het monument onderzocht. Het meest opmerkelijk aan deze Macedonische tombe zijn de stenen rustbedden tegen de zijwanden. M. Andronicos[17] heronderzocht het geheel in 1980-1981 en vond er een Thasische amfoor die door vorm en stempel een datering opleverde in het laatste derde van de 4de eeuw v. Chr.: N.G.L. Hammond[18] noteert meer specifiek 333-300 v. Chr.
In 1938 ontdekte K.A. Rhomaios een tweede Macedonische tombe in de buurt van Vergina die "Tombe van Vergina" of "Tombe van Rhomaios" gedoopt werd. Uiterst bijzonder bij dit exemplaar is het feit dat het niet bedekt is door een aarden heuvel èn de ligging buiten het grafveld. Net zoals het geval bij de "Tombe van Heuzey" is het graf, geheel uit kalksteen opgetrokken, geplunderd. Ook hier bestaat de tombe uit een hoofd- en voorkamer, van elkaar gescheiden door een marmeren deur. Een gelijkaardige deur treft men ook aan in de voorgevel van de constructie. Achteraan in de tombe bevindt er zich onder andere nog een opmerkelijke marmeren troon. M. Andronicos[19] laat de mogelijkheid open dat deze tombe, die hij de meest elegante noemt, zou dateren uit de eerste helft van de 3de eeuw v. Chr.
Dicht in de buurt van de "Tombe van Heuzey" is de naar de eigenaars van de grond genoemde "Bella Tumulus" gelegen waaronder men drie Macedonische tombes ontdekte alsook een kleiner, ongeplunderd exemplaar. Een eerste tombe, met dromos, kan mogelijk gedateerd worden tussen 250 en 200 v. Chr. De tweede tombe die slechts uit één vertrek bestaat, is voorzien van een kwaliteitsvolle schildering van drie menselijke figuren boven de ingangsdeur. Deze schildering en enkele scherven geven een datering in het begin van de 3de eeuw v. Chr. Binnenin werden fragmenten van een marmeren troon gevonden zonder rugleuning, want die is in geschilderde vorm op de achterwand van de grafkamer aangebracht. De derde Macedonische tombe ten slotte is eveneens gedateerd in het begin van de 3de eeuw v. Chr.
Het paleis is waarschijnlijk gebouwd op het einde van de 4de eeuw v. Chr. in een reeds bewoond gebied dat naar alle waarschijnlijkheid ook reeds een traditie van paleisbouw had, aangezien Vergina door N.G.L. Hammond geïdentificeerd is met het antieke Aigeia[21]. Het complex is gelegen iets ten zuidoosten van het dorpje Vergina op de noordelijke hellingen van het Pieria-gebergte (figuur 1). Het paleis maakt deel uit van een stedelijk centrum met een acropolis, gelegen op de bergflanken ten zuiden van het paleis zelf.
FIGUUR 1:
Klik om te vergroten
Kaart van Macedonië en Griekenland bij de dood van Philippos II (336 v. Chr.):
* Het koninkrijk Macedonië en de ervan afhankelijke gebieden zijn weergegeven in het beige.
* Thessalië is het beige gebied gearceerd met groen.
* Het koninkrijk van de Molossiërs is donkerbeige gekleurd.
* De Griekse confederatiestaten zijn groen aangegeven.
* De neutrale Griekse staten hebben een roze kleur.
* De donkergrijze lijn geeft de Macedonische grenzen weer voor de Romeinse verovering.
Herkomst afbeelding: R. Ginouvès (ed.), Macedonia: from Philip II to the Roman conquest, Ekdotike Athenon S.A., Athens 1993, figuur 41, p. 48.
Een eerste vertrek dat deel uitmaakt van de propyleeën aan de oostelijke rand van het complex omvatte een dorische colonnade met mogelijk een verdieping hierop met ionische zuilen. Door zijn ligging moet dit onderdeel van het paleis van ver zichtbaar geweest zijn en kan het, zo schrijft M. Andronicos[22], de koninklijke macht uitgedrukt hebben.
Achter dit toegangsgedeelte ligt het centrale, open binnenplein met zijden van 44,5 m, omzoomd langs vier kanten door een dorische zuilengang. De communicatie tussen de verschillende kamers gebeurde via deze binnenkoer, met uitzondering van de zogenaamde koninklijke "suite" aan de zuidkant van het paleis. Deze bestond uit drie kamers waarvan enkel de middelste met de portiek verbonden was. In de twee aangrenzende vertrekken van deze suite waren er mozaïekvloeren aangebracht en waarschijnlijk deden ze dienst als andron voor de banketten.
De belangrijkste ruimte van het paleis zou de tholos of troonkamer, naast de propyleeën, geweest zijn. Deze springt in het oog door enerzijds de vierkante buitenafwerking, maar anderzijds het ronde interieur. Het vertrek zou, volgens M. Andronicos[23], dienst gedaan hebben als schrijn èn als rechtszaal.
De noordelijke vleugel van het paleis, met vier quasi vierkante kamers en een nauwe gang die uitgaf op een veranda met lage balustrade langsheen de noordelijke rand van de paleisconstructie, is bijna volledig verwoest, zodat de reconstructie niet 100% zeker is.
De westelijke vleugel van het paleis bestond mogelijk uit dienst- en opslagkamers en banketzalen voor de paleiswacht, zo vermeldt M. Andronicos[24]. Hierachter ten slotte, aansluitend bij het paleis, zijn de fundamenten teruggevonden van een groot gebouw, eveneens met binnenkoer, dat mogelijk instond voor de verzorging van extra diensten, waarvoor in het paleis geen plaats meer was, zoals M. Andronicos zijn uitweiding over het paleis in "Vergina: the royal tombs and the ancient city", Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 46, besluit.
Het theater is zeer dicht bij het paleis gelegen, zo'n 60 m meer noordwaarts. Naar diezelfde windrichting is de orchestra gericht, zodat de weidse, Macedonische vlakte als achtergrond benut kon worden.
De afwatering, de muren van de zijgangen, de scène en het altaar voor Dionysos zijn in steen uitgevoerd alsook de eerste rij zitplaatsen. Hierachter, zo vermoedt M. Andronicos[26], was er mogelijk een houten constructie opgesteld. Gezien de grote rijkdom aan timmerhout in Macedonië, wat reeds vermeld werd in het vorige hoofdstuk, is dit wel aanneembaar. Misschien gold dit ook voor de tronen van de vooraanstaande toeschouwers, aangezien die ontbreken in de eerste rij stenen zitplaatsen. Een alternatief is dat de koninklijke familie de opvoeringen bekeek vanop de nabijgelegen veranda, aan de noordzijde van het paleis, die hierboven ter sprake kwam in de beschrijving van het paleis.
Dit theater, waar in 336 v. Chr. Philippos II vermoord werd, wordt algemeen gedateerd in de 4de eeuw v. Chr.
Ik maak gebruik van de mogelijkheid onder deze hoofding enige toelichting te verschaffen over de moord op Philippos II die van belang is in hoofdstuk V betreffende de identiteitsproblematiek in verband met Tombe II. Voor de duidelijkheid vind ik het belangrijk dergelijke neveninformatie in de mate van het mogelijke in een onafhankelijke context te kunnen neerschrijven om het bewuste identiteitshoofdstuk niet nodeloos ingewikkeld te maken: het is, om zo te zeggen, door de enorme polemiek, al erg genoeg. Voor de beschrijving van de relevante gebeurtenissen in het theater van Vergina op die bewuste dag van de moord, maak ik gebruik van M. Andronicos, "Vergina: the royal tombs and the ancient city", Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 231-233 en N.G.L. Hammond, "Philip of Macedon", Duckworth, London, 1994, p. 176.
In 336 v. Chr. verzamelden zich, voor de schemer intrad, in het theater van Vergina de Macedonische koninklijke familie en de vertegenwoordigers van de Griekse stadstaten om het huwelijk van Cleopatra, dochter van Philippos II en Olympias, met een zekere Alexander, koning van Epirus, bij te wonen. Bij zonsondergang zette de optocht zich vanuit het paleis in beweging. De parade werd voorafgegaan door de dragers van de beelden van de twaalf Olympische goden èn een extra beeld van Philippos II zelf. Tegen dat de genodigden in het theater gezeten waren, arriveerde de koninklijke stoet over de geplaveide route die paleis en theater verbond. Philippos II legde de weg te voet af, samen met zijn zoon Alexander en diens naamgenoot en toekomstige schoonbroer, allen gekleed in het wit. In het theater aangekomen stuurde Philippos II de beide Alexanders voorop en verwijderde hij zich van zijn lijfwachten om, alleen, de orchestra te betreden. Op dat moment dreef ene Pausanias zijn dolk in het lichaam van de koning en trachtte vervolgens te vluchten, maar hij werd overmeesterd door een deel van Philippos II's lijfwachten. De koning overleefde de aanslag niet en onmiddellijk werd zijn zoon Alexander voorgesteld als nieuwe vorst.
Ongeveer 80 m ten noorden van het theater liggen de resten van een kleine tempel. In het heiligdom is een standbeeldbasis teruggevonden met een inscriptie die vermeldt dat Eurydice, dochter van Sirra, het standbeeld opdroeg aan Eukleia. Deze godin is soms te vereenzelvigen met Artemis, maar soms wordt ze ook autonoom vereerd. Sirra's dochter Eurydice is niemand minder dan Philippos II's moeder. Meer informatie hieromtrent in verband met de epigrafische gegevens is te vinden in het zeer korte artikel van Al.N. Oikonomides, "A new inscription from Vergina and Eurydice the mother of Philip II", Anc. World VII, 1983, p. 62-64.
Onder de Grote Tumulus bevinden zich drie graftombes. Bij de beschrijving ervan zal ik echter slechts op die zaken dieper ingaan, die later in het onderzoek nog ter sprake komen en waarvan een accurate beschrijving in de context zelf verwarrend zou kunnen werken. Het is immers allerminst de bedoeling een volledig overzicht te geven van alle aspecten van de koninklijke tombes: dat zou ons veel te ver leiden en daarenboven is het een overbodige inspanning aangezien M. Andronicos in "Vergina: the royal tombs and the ancient city", Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 55-235, op een meesterlijke wijze alle schatten ten toon heeft gesteld en becommentarieerd.
(a) Tombe I: [28]
Tombe I, ook wel "Tombe van Persephone" genoemd en gedateerd in het midden van de 4de eeuw v. Chr., is de kleinste tombe onder de Grote Tumulus en aan de rand hiervan gelegen, grenzend aan de fundamenten van de zogenaamde "heroon" die later nog aan bod zal komen.
De tombe is rechthoekig van vorm, gebouwd uit kalksteen en heeft een oppervlakte van 3,05 x 2,09 m en een hoogte van 3 m. Geen enkele van de muren vertoont een opening, dus werd de tombe, na de begraving, definitief afgesloten langs de bovenkant. Vandaar dat er in de literatuur wel eens sprake is van een "cist tomb".
De "Tombe van Persephone" was bij de archeologische ontdekking ervan geplunderd, zodat slechts wat beenderen en de prachtige muurschilderingen onderzocht konden worden. De onderste 1,5 m van de vier muren is Pompeïaans rood gekleurd, zo luidt M. Andronicos'[29] beschrijving. Hierboven vormt een smalle fries van griffioenen en bloemen op een blauwe achtergrond de afscheiding van de figuratie op het bovenste deel van de muren, uitgezonderd de westwand. De hoofdafbeeldingen zijn uitgewerkt op een ondergrond van witte pleister.
(*) Noordwand:[30]
De schildering die hier over de ganse muurlengte loopt, is over het algemeen goed bewaard. De afbeelding omvat van west naar oost:
(1) Bliksem van Zeus:
In de linker bovenhoek van de schildering is er volgens M. Andronicos[31] de afbeelding van een bliksemschicht.
(2) Hermes:
De hiernaast weergegeven jongeman is als zodanig geïdentificeerd door zijn attribuut, de staf, in de rechterhand alsook door de manier waarop de voortbeweging van de figuur is uitgevoerd: volgens M. Andronicos[32] lijkt de figuur te vliegen.
Met zijn linkerhand houdt de god de teugels van de hem volgende paarden vast.
De kleuren van dit onderdeel van de schildering zijn jammer genoeg redelijk vervaagd.
(3) Paarden:
Het vierspan is van de ganse schildering het meest uitgewist door de tand des tijds.
(4) Wagen, Hades en Persephone:
De vierspakige wielen en de as van de strijdwagen zijn donkerbruin gekleurd terwijl de romp ervan in levendig rood is uitgevoerd. De teugels van het vierspan alsook een scepter worden vastgehouden in de rechterhand van een volwassen man, Hades, die net op de wagen springt en terzelfdertijd in zijn linkerarm een jong meisje gekneld houdt, namelijk Persephone, die alsnog een wanhopige poging onderneemt om te ontsnappen.
(5) Geknielde, vrouwelijke figuur:
Een tweede, jonge vrouw blijft achter, verschrikt door het gebeuren. Het gaat hier waarschijnlijk om de representatie van de nimfen met wie Persephone bloemen aan het plukken was op het ogenblik van de roof. De bloemen zijn overigens in oranjegeel onderaan het ganse tafereel afgebeeld, niet bedoeld als landschapsaanduiding, maar deel uitmakend van het weergegeven verhaal.
(*) Oostwand: (Figuur 2 a)
FIGUUR 2a:
Muurschildering:
* Vergina, oostwand Tombe van Persephone.
* Midden 4de eeuw v. Chr.
Herkomst afbeelding: Andronicos M., Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens 1993. fig 46, p. 87
Voor de beschrijving van deze schildering heb ik ruimte voorzien in hoofdstuk VI, waar deze zittende, vrouwelijke figuur, Demeter (figuur 2 b), nog uitvoerig behandeld wordt.
FIGUUR 2b:
Muurschildering, Demeter gezeten op de "sombere steen":
* Vergina, oostwand Tombe van Persephone.
* Exacte kopie door Y. Miltsakakis.
* Hoogte: 0,62 m.
Herkomst afbeelding: Andronicos
M., Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens
1993. fig. 48, p. 89
(*) Zuidwand:
Volgens M. Andronicos is de afbeelding van deze drie vrouwelijke figuren een weergave van de drie schikgodinnen die in de mythologie verbonden zijn met het verhaal rond Persephone's ontvoering en Demeters droefenis daardoor. Voor een beschrijving van de artistieke uitwerking op deze laatste figuratief beschilderde muur in de "Tombe van Persephone" verwijs ik rechtstreeks door naar M. Andronicos' postuum uitgegeven publikatie, volledig gewijd aan Tombe I, "Vergina II: the "Tomb of Persephone"", 142, Athens, 1994, p. 75-92, omdat deze afbeeldingen niet direct te maken hebben met het onderwerp van deze scriptie en ze eveneens geen onontbeerlijke neveninformatie hiervoor bevatten.
Informatie over de mogelijke uitvoerder van deze schilderingen met grote kunstwaarde is te vinden in het zonet vermelde boek op p. 126-130 en in het volgende artikel: E. Thomas, "Nikomachos in Vergina?", Archäologische Anzeiger, 1989, p. 219-226.
(b) Tombe II: (Figuur 3)
FIGUUR 3:
Model koninklijke Tombe II:
* Noordwaarts zicht op de reconstructie maquette met doorsnede onder de tumulus.
* Van rechts naar links: - Voorgevel met fries.
- Voorkamer met kleine gouden larnax in marmeren sarcofaag bij zuidwand. - Marmeren deur.
- Grafkamer met grote gouden larnax in sarcofaag bij westelijke muur
* De beide vertrekken zijn overspannen door een tongewelf.
Herkomst afbeelding: Ginouvès R (ed.); Macedonia: from Philip II to the Roman conquest, Ekdotike Athenon S.A., Athens 1993, fig. 129, p. 146.
Tombe II, gedateerd in de 4de eeuw v. Chr., wordt in "Vergina: the royal tombs and the ancient city", Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 97 door M. Andronicos de "Tombe van Philippos" genoemd, weliswaar uitdrukkelijk tussen aanhalingstekens. Dit grafgebouw heeft een hoofdkamer van 4,46 m zijde en een uitzonderlijk grote voorkamer van 4,46 x 3,36 m. Niet alleen de grootte van de voorkamer is opmerkelijk aan Tombe II:
(*) De beide vertrekken zijn apart overwelfd. Een naad boven de tussenmuur is ook zichtbaar in de ongewone stuccolaag waarmee het exterieur van het gewelf bedekt is. En om het beeld compleet te maken lopen ook de zijmuren niet door, vermeldt M. Andronicos[33].
(*) De zongedroogde tegels bovenop de westkant van het gewelf zijn eveneens uniek en werden geplaatst voordat de stuccolaag eronder droog was. Onderaan vertoont de constructie een zekere planmatigheid, maar bovenaan zijn de tegels er als het ware in een hoop op gegooid. In het midden tussen deze tegels zijn een aantal voorwerpen met brandsporen gevonden zoals gouden eikels en eikebladeren, twee ijzeren zwaarden, een ijzeren speerpunt en ijzeren paardetuig, ivoren versieringselementen en minuscule fragmentjes van ivoren mensenfiguurtjes, in reliëf uitgevoerd.
(*) De bepleistering van de muren in de hoofdkamer is zeer onverzorgd en in feite nog niet af, terwijl dit wel het geval is in de voorkamer die zelfs voorzien is van beschildering.
(*) De voorgevel is voorzien van twee zijmuren van vierkante, zongedroogde tegels bezet met stucco. De muur aan de rechterkant was echter reeds ingestort toen men nog bezig was met het optrekken van de grafheuvel. Dit kon M. Andronicos[34] alleszins uit zijn opgravingen opmaken.
(*) Links en rechts van de tombe stond er een muur van zongedroogde tegels die een ietsje hoger en langer (9,10 m lang om precies te zijn) was dan de buitenwanden van Tombe II zelf. Als een soort borstwering schraagde deze constructie de bedekking bovenop de tombe en de aarde die langs de zijkanten opgestapeld was.
Bekijken we de voorgevel, zonder dewelke onze Macedonische tombe geen Macedonische tombe zou zijn, eens nader[35] en dan in de eerste plaats het fries (figuur 4 a+b) , met een lengte van 5,56 m en een hoogte van 1,16 m, dat aanzienlijk beschadigd is, maar desondanks toch een duidelijke compositie vertoont van een jachtscène in het woud.
FIGUUR 4a:
Klik om te vergroten
Jachtfries:
* Vergina, Tombe II, voorgevel.
* Algemeen zicht.
* Lengte: 5,56 m, hoogte: 1,16 m.
* 340-330 v. Chr.
Herkomst afbeelding: Andronicos M., Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens 1993, fig. 58, p. 102-103.
FIGUUR 4b:
Klik om te vergroten
Jachtfries:
* Vergina, Tombe II, voorgevel.
* Tekening.
Herkomst afbeelding: Andronicos M., Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens 1993, fig. 59, p. 102-103.
Links bovenaan ziet men achter een rots, volgens de beschrijving van M. Andronicos[36], een reebok die met een speer nog in de flank het toneel tracht te ontvluchten. Recht hieronder heeft een man een hert te pakken dat eveneens door een hond wordt aangevallen. Naast dit tafereel is er de afbeelding van een ruiter waarna we in het gezelschap komen van twee mannen waarvan er één de rechtstreekse confrontatie met een everzwijn aangaat. Tussen deze twee personages staat er een soort van pilaarvormig voorwerp in het bos. Centraal dan, met twee bladerloze bomen ter omkadering, springt een jonge ruiter in het oog (figuur 4 c).
FIGUUR 4c:
Jachtfries:
* Vergina, Tombe II, voorgevel.
* Detailtekening, centrale ruiter.
Herkomst afbeelding: Andronicos M., Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens 1993, fig. 70, p. 115.
Hij draagt een lauwerkrans op het hoofd . Rechts van de tweede dode boom speelt zich de belangrijkste scène van het fries af met, contrastrijk, een dik bebladerde boompartij op de achtergrond: een leeuw wordt belaagd door drie honden, waarvan er echter één reeds het onderspit heeft moeten delven, twee mannen te voet en een ruiter die op het punt staat het roofdier de genadestoot toe te brengen (figuur 4 d).
FIGUUR 4d:
Jachtfries:
* Vergina, Tombe II, voorgevel;
* Detailtekening, volwassen ruiter die leeuw treft met speer.
Herkomst afbeelding: Andronicos M., Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens 1993, fig. 71, p. 116.
Het rechter uiteinde van het fries ten slotte sluit het beeldvlak af: bovenaan een beer die zich van een speer in zijn lichaam tracht te ontdoen en onderaan een met een speer mikkende man naast een ander persoon die een net, bestemd voor het vangen van dieren, aanhaalt.
Voor de beschrijving van de nodige voorwerpen die in de tombe gevonden werden, volg ik M. Andronicos' gescheiden behandeling in "Vergina: the royal tombs and the ancient city", Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 119-197, van hoofd- en voorkamer. Een aparte opsomming is immers voor de hand liggend om de nodige structuur in het betoog te vrijwaren en omdat in sommige gevallen de precieze vindplaats van de grafgiften uitermate belangrijk is.
(*) Hoofdkamer:
FIGUUR 5a:
Rustbed:
* Vergina, Tombe II, hoofdkamer.
* Hout.
* Voorlopige reconstructietekening van het rustbed.
* Lengte: 1,80 à 2 m, breedte: ongeveer 0,80 m.
Herkomst afbeelding: Andronicos M., Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens 1993, fig. 75, p. 122.
FIGUUR 5b:
Olympias?
* Vergina, Tombe II, hoofdkamer.
* Ivoor.
* Miniatuurhoofdje dat mogelijk een onderdeel was van het rustbed.
* 350-325 v. Chr.
Archeologisch Museum Thessaloniki.
Herkomst afbeelding: Andronicos M., Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens 1993, fig. 82, p. 128.
Voorts zijn nog het Philippos II- (figuur 5 c) en Alexanderportret (figuur 5 d) van belang, maar de beschrijvingen hiervan bevinden zich respectievelijk in hoofdstuk V en VI.
Van het wapentuig dat in de hoofdkamer werd achtergelaten, bespreek ik het ceremoniële (figuur 6) en het gebruiksschild, de speerpunten en meer specifiek een exemplaar afkomstig van een Macedonische sarissa (figuur 7), de helm (figuur 8), het zwaard (figuur 9 a), de beenplaten en het harnas (figuur 10) in hoofdstuk VI .
Naast wapentuig bevatte de hoofdkamer van Tombe II ook nog een enorme hoeveelheid meer huishoudelijk materiaal dat gebruikt werd bij het banket of voor de persoonlijke hygiëne. Drie voorwerpen uit deze groep verdienen onze speciale aandacht: een zilveren zeef (figuur 11 a) en vaas (figuur 12 a) alsook een bronzen situla (figuur 13, pijl 1). De overige informatie vindt de lezer terug in andermaal dezelfde publikatie van M. Andronicos van p. 146 tot p. 168.
De banketbenodigdheden, gedateerd tussen 350 en 325 v. Chr., waartoe de zeef en de vaas behoren, zijn teruggevonden op een hoop tegen de noordwand van de tombe. Een zeef had bij het drinkgelag een zeer belangrijke functie, namelijk het afscheiden van de droesem uit de wijn. De aldus voor een zeef onontbeerlijke gaatjes zijn in dit geval in rosetvorm aangebracht. De zeef (figuur 11 a) in kwestie is versierd met plantenmotieven op de handvatjes en vergulde, in elkaar gevlochten guirlandes op de rand. Aan de onderkant van deze rand staat de volgende inscriptie: (figuur 11 b); is de weergave van het getal 41 en slaat op het gewicht van de zeef, is de genitief van de naam Machatas.
De zilveren amfoor (figuur 12 a), zoals M. Andronicos[38] ze noemt, hoewel deze in Childs B. (ed.), "The search for Alexander: an exhibition", Boston, 1980, p. 184 alabastron wordt genoemd, is bij de bevestiging van het handvat aan het lichaam van de vaas versierd met het hoofd van de jonge, knappe Heracles (figuur 12 b). Het gladde gelaat in vooraanzicht met opengesperde ogen en verticale neus is omsloten door een leeuwekop met prachtige manen. Onder de kin van het menselijke aangezicht zijn de voorpoten van het dier in de zogenaamde "knoop van Heracles" uitgewerkt.
De bronzen situla (figuur 13, pijl 1) lag op haar zij, samen met een heleboel andere voorwerpen, op de vloer in de zuidwesthoek van de hoofdkamer, met ervoor een spons (figuur 13, pijl 2), waarover later meer. De rand van de emmer is dubbel zo dik als de wand van het lichaam, waarschijnlijk, merkt M. Andronicos[39] op, als extra versteviging voor het handvat dat doorheen twee ringen aan de emmerrand bevestigd is. Naast deze aanhechtingsplaats is door kleine puntjes de Griekse letter Σ weergegeven en op dezelfde manier is ook de inscriptie op de rand van het handvat zelf uitgewerkt.
De zogenoemde "koninklijke diadeem" (figuur 14) is, zoals nog zal blijken, een controversieel voorwerp dat zowel ter sprake komt in hoofdstuk V als VI.
De lijst van vondsten uit de hoofdkamer sluiten we af met de sarcofaag zelf. Deze staat in het midden van het westelijke uiteinde van het vertrek (figuur 3). Het gaat om een massieve, praktisch vierkante blok marmer van 0,70 x 0,615 m en een hoogt van 0,595 m waarin een uitholling is gehouwen die net groot genoeg is om de gouden larnax (figuur 15), die beschreven wordt in hoofdstuk VI, te bevatten. Het deksel van de sarcofaag is eveneens van marmer en heeft iets grotere afmetingen, namelijk 0,80 x 0,655 m. De dikte bedraagt 0,15 m. Opmerkelijk is dat deze marmeren sarcofaag helemaal niet zorgvuldig is afgewerkt.
In de gouden kist uit deze marmeren sarcofaag lag er, bovenop de verbrande beenderen, een gouden krans (figuur 16) die eveneens sporen van verbranding vertoont. Op een holle cilindrische stang die in ellipsvorm gebogen is, met een maximum diameter van 0,185 m en een minimum diameter van 0,139 m, en waarvan de uiteinden met elkaar verbonden zijn door middel van dunne, gouden draadjes, zijn er takken uitgebeeld die 75 grote en 32 kleine bladeren dragen alsook zijtakken met nog kleinere bladeren en eikels. Het totaal aantal overgebleven bladeren bedraagt 313 en nog 68 eikels zijn bewaard, maar het moeten er oorspronkelijk meer geweest zijn, vermeldt M. Andronicos[40], want er zijn er enkele zichtbaar afgebroken. De gouden krans weegt in zijn huidige staat 714 gr.
(*) Voorkamer:
Ook in de voorkamer bevonden er zich een aantal bewonderenswaardige voorwerpen waaronder de gorgoneions en een mirtekrans die ik in deze scriptie echter terzijde laat. Voor wie interesse heeft, vermeld ik dat meer informatie verkregen kan worden in M. Andronicos, "Vergina: the royal tombs and the ancient city", Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 189-191. De gorytus (figuur 17 a) en de larnax (figuur 18) met haar inhoud komen ter sprake in hoofdstuk VI, behalve de vrouwendiadeem in de larnax waarvoor men terecht kan op p. 192-197 en een 74-tal pijlen die nog in de gorytus aanwezig waren bij de vondst, beschreven op p. 186 in hetzelfde boek van M. Andronicos.
Een pectoraal (figuur 19) hoort normaal bij een harnas voor de bescherming van hals en borst en de vondst van beide onderdelen in verschillende kamers kwam tamelijk onverwacht voor M. Andronicos[41]. Het voorwerp is gemaakt van leder, een ijzeren plaat en een vergulde zilveren plaat. Het hele maanvormige oppervlak van dit voorwerp is bedekt met reliëfvoorstellingen van voornamelijk rozetten, behalve op de breedste strook die de afbeelding draagt van vier, volgens M. Andronicos[42], jonge ruiters in cirkels. Langs elke kant hiervan is er in een kleinere cirkel mogelijk een Heracleskop uitgebeeld.
De beenplaten (figuur 20) uit de voorkamer van Tombe II zijn ook een bron van vele discussies geweest: deze discussies komen aan bod in hoofdstuk V, de beschrijving van de beenplaten zelf staat in hoofdstuk VI.
(c) Tombe III:
Iets ten noordwesten van Tombe II is het derde grafmonument onder de Grote Tumulus gelegen. M. Andronicos[43] noemt het de "Tombe van de prins" omdat "the deceased was a young man no older than sixteen". Ik kan niet verzuimen te vermelden dat volgens de antropologen F. Langenscheidt en N.I. Xirotiris[44] het bij adolescenten vooralsnog niet mogelijk is resultaat te boeken bij een geslachtsbepaling. De hele problematiek wordt uitgebreid behandeld in hoofdstuk V, zodat we nu kunnen overgaan tot de algemene beschrijving van de voor ons onderzoek interessante gegevens. Die zijn, wat Tombe III betreft, overigens beperkt: een gedetailleerde inventaris van het graf is uitgeschreven door M. Andronicos in "Vergina: the royal tombs and the ancient city", Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 198-217.
Net zoals alle Macedonische tombes is het gebouwtje overwelfd en heeft het een voorgevel. Net zoals Tombe II is er de indeling in hoofd- en voorkamer. Slechts een zilveren hydria met gouden krans errond (figuur 21) die als urne fungeerde, is voor ons van belang, maar die komt aan bod in hoofdstuk VI.
(d) Tombe van Eurydice:
In 1987 ontdekte M. Andronicos andermaal een Macedonische tombe die hij "Tombe van Eurydice" noemde wegens het feit dat er een vrouw in begraven lag, dat de tombe gedateerd werd op 340 v. Chr. en dat er een verband mogelijk is met drie inscripties waarop de naam van Philippos II's moeder voorkomt. Daarenboven doen de omvang (10,60 à 10,70 m lang en 7,50 à 7,95 m breed) en de kwaliteit van het bouwwerk alsook de aanwezigheid van een buitengewoon rijke troon veronderstellen dat het ook hier gaat om een koninklijke tombe, hoewel ze op 4 meter ten oosten van de "Tombe van Rhomaios" is gelegen en dus geen deel uitmaakt van de Grote Tumulus. Interessant is dat de constructiewijze van de overwelving nog onvolmaaktheden zou vertonen.
Een volledige beschrijving van deze tombe vindt men terug in Ginouvès R (ed.), "Macedonia: from Philip II to the Roman conquest", Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 154-161.
(7) Structuren en vondsten in samenhang met de Grote Tumulus:
(a) Heroon:
Enkel de funderingen (9,60 x 8 m) van dit gebouw zijn bewaard alsook vele marmeren brokstukken van de bovenbouw. De identificatie ervan als een gebouw voor de verering van de doden staaft M. Andronicos[45] door de ligging ervan naast Tombe I en II, wat een residentiële of tempelfunctie uitsluit. De resten waren niet overdekt door de heuvel uit rode aarde die Tombe I en II aanvankelijk verenigde, maar wel door de Grote Tumulus.
(b) Grafstèles:
In de Grote Tumulus zijn honderden gebroken fragmenten gevonden van grafmarkeerders. De meeste waren afkomstig van marmeren, beschilderde stèles, voorzien van de inscriptie van eigennamen, die volgens M. Andronicos[46] voor het grootste deel gedateerd kunnen worden tussen 350 en 300 v. Chr.. In totaal heeft men van de brokstukken zo'n 47 quasi volledige exemplaren kunnen samenstellen.
(c) Twee skeletten:
De Grote Tumulus bestaat uit meerdere onderdelen. Ten eerste is elke tombe die eronder verborgen zit, afgedekt door een individuele heuvel. Volgens N.G.L. Hammonds tekening in "The evidence for the identity of the royal tomb at Vergina", Philip II, Alexander the Great and the Macedonian heritage, Washington, 1982, p. 112, is er boven Tombe I en II een laag rode aarde aangebracht en overdekt een tweede, lage heuvel de drie grafmonumenten. De Grote Tumulus zelf ten slotte is een bijkomende, enorme constructie van 110 m diameter en 15 m hoogte over dit geheel. In het bovenste gedeelte van de tweede tumulus troffen de archeologen twee menselijke geraamtes aan alsook twee grafstenen[47].
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[15] M. Andronicos, Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p.25-30.
[16] M. Andronicos, Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 31-37.
[17] Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 31.
[18] The royal tombs at Vergina: evolution and identities, B.S.A. 86, 1991, p. 71.
[19] Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 33.
[20] M. Andronicos, Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 38-46.
[21] G. Huxley, Baanes the Notary on "Old Edessa", Gr.Rom.Byz.St. 24, 1983, p. 253-257.
[22] Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 39.
[23] Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 42.
[24] Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 44.
[25] M. Andronicos, Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 46-49.
[26] Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 48.
[27] M. Andronicos, Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 49-51.
[28] M. Andronicos, Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 86-87.
[29] Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 87.
[30]M. Andronicos, Vergina II: the "Tomb of Persephone",
142, Athens, 1994, p. 49-69.
[31]Vergina II: the "Tomb of Persephone",
142, Athens, 1994, p. 49-51.
[32]Vergina II: the "Tomb of Persephone",
142, Athens, 1994, p. 51.
[33] Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 97.
[34] Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p.106.
[35] M. Andronicos, Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 106-119.
[36] Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 108.
[37] Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 131.
[38] Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p.153.
[39] Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p.161.
[40] Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 171.
[41] Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 189.
[42] Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 189.
[43] Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 198.
[44] The cremations from the royal Macedonian tombs of Vergina, A.Ephem., 1981, p. 156.
[45] Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 65.
[46] Vergina, the royal tombs and the ancient city, Ekdotike Athenon S.A., Athens, 1993, p. 83-84.
[47] N.G.L. Hammond, The evidence for the identity of the royal tomb at Vergina, Philip II, Alexander the Great and the Macedonian heritage, Washington, 1982, p. 113-114.