Van Bulcks volkenkunde. Koloniale antropologie in België, een gevalstudie van pater Van Bulck s.j. (1903 – 1966). (Raf Van Hoof)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Deel 3. Van Bulck en diens werk ontbloot

 

V. De man achter het verhaal

 

Hoe, na mijn dood, mijn biograaf daaruit [zijn drukke leven] klaar komen zal, zie ik nog niet in![286]

 

Bij de start van het onderzoek dat aan deze verhandeling ten grondslag lag, was het duidelijk dat dit geen biografie kon en mocht worden.  Deze bedenking was ingegeven door twee overwegingen: ten eerste had ik daar geen zin in, en ten tweede wees professor François me erop, dat dit veel te uitgebreid zou zijn voor een licentiaatverhandeling.  Hij prefereerde bovendien een studie in de diepte, eerder dan een studie in de breedte.  Toen al was duidelijk dat Van Bulck een zeer complexe persoonlijkheid was.  Ondanks deze overwegingen lijkt een biografische nota me evenwel essentieel binnen het bestek van dit onderzoek. 

Ten eerste is Van Bulck geen al te bekende figuur.  Recentelijk slechts is in een aantal licentiaatverhandelingen rond hem gewerkt.[287]  Daarvoor waren er enkel een aantal necrologische nota’s, die bovendien niet gebaseerd waren op archiefmateriaal.[288]  Ook voor een volledige bibliografie bleef ik op mijn honger zitten; de reeds verschenen bibliografieën bleken namelijk helemaal niet volledig te zijn, hoewel dat zo leek.[289]  Een grondige studie over het werk van Van Bulck houdt volgens mij echter ook een overzicht in, van wat deze persoon intellectueel heeft nagelaten.  Ik heb dan ook geprobeerd een exhaustieve bibliografie op te stellen van het werk van Van Bulck, op basis van de uitgegeven bibliografieën en het aanwezige archiefmateriaal.[290]  Deze is als bijlage 1 weer te vinden.  In deze literatuurlijst zijn echter geen boekbesprekingen vervat, deels omdat het  - zoals ik later nog zal aangeven -  niet steeds evident is na te gaan welke boekbesprekingen hij effectief ter publicatie heeft ingezonden en welke zijn verschenen, deels omdat hier niet meteen een intellectuele bijdrage uit bleek voort te komen.  De meeste van de werken zijn terug te vinden in de bibliotheek van de orde der jezuïeten te Heverlee, of in de universiteitsbibliotheek van de Katholieke Universiteit Leuven. 

Ten tweede is een biografie cruciaal bij de door mij gehanteerde methode.  Ik geloof namelijk dat ingaan op het leven van Van Bulck, ons veel kan vertellen, vooral wanneer we er later, bij de interpretatie van zijn antropologische werk, naar kunnen verwijzen.  Het schetst immers niet enkel een belangrijk deel van de broodnodige context, maar geeft ook de diversiteit en complexiteit aan van Van Bulck en diens besproken werk.

 

V.1 Korte levensschets

 

E.P. Van Bulck werd op 24 september 1903 geboren te Berchem, onder de officiële naam Gaston Van Bulck.[291]  Dit is wel degelijk van belang, want van zodra hij intrad bij de jezuïetenorde, veranderde hij vrijwillig zijn naam.  Vanaf dan noemde hij zichzelf  - zij het niet altijd even consequent, en meestal niet in het Frans -  Vaast of Vedast.[292]  Volgens hem was dit een vernederlandsing van het Latijnse Vedastus, maar in feite is het niets anders dan een vernederlandsing van zijn Franse naam Gaston.  Deze naamsverandering was vrijwillig; Jezuïeten zijn namelijk niet verplicht om bij hun intreden van naam te veranderen.  Opmerkelijk in dit verband is, dat Van Bulck enerzijds niet consequent zijn benaming ‘Vaast’ gebruikte wanneer hij artikels of studies uitgaf.  Daarnaast is het wel zo dat hij, wanneer hij een autobiografische noot schreef, hij steeds naar zichzelf verwees als Vaast, van bij de geboorte af.[293]  Hij doet het dan alsof hij nooit een andere naam heeft gehad.  Hieruit blijkt echter wel waar we Van Bulck kunnen situeren, mochten we hem politiek willen inkleuren.  Het was immers duidelijk een bewuste daad.  Deze felle Vlaams – nationalistische overtuiging blijkt trouwens ook uit verscheidene brieven.

 

Dat Van Bulck een overtuigd flamingant was, is overigens niet zo verwonderlijk: tal van andere paters die met soortgelijke dingen bezig waren als Van Bulck, zijn eveneens in dergelijke kringen te situeren.  Van Bulck dreef het bovendien niet zo ver als pater Boelaert M.S.C. die zelfs weigerde legerdienst te doen en ervan verdacht werd de Hitlergroet te hebben gebracht in het toenmalige Coquilhatstad.[294] 

 

Als kind van gegoede ouders en wonende te Berchem, liep hij school aan het Onze Lieve Vrouwecollege SI te Antwerpen.[295]  Daar volgde hij de studierichting Latijn – Grieks.  Eens afgestudeerd, trad hij in bij de orde der Jezuïeten; we schrijven 23 september 1921.  Vanaf dan begon hij zijn noviciaat te Drongen, maar reeds in de academiejaren 1923 – 1924 en 1924 – 1925 volgde hij de opleiding klassieke filologie aan de Leuvense universiteit.  Tussen 1925 en 1929 studeerde hij filosofie, waarvan het laatste academiejaar  - dus 1928 – 1929 -  te Parijs.  In de periode 1929 en 1931 was hij ingeschreven voor filologie en etnologie aan het Instituut voor Volkenkunde te Wenen.  In het academiejaar 1932 – 1933 was hij in Leuven ingeschreven voor de cursus etnologie, tussen 1933 en 1937 studeerde hij er theologie.[296]  Uit dit beknopte overzicht blijkt enige eruditie.  Zo werd hem op twaalf november 1926 de titel doctor in de klassieke filologie verleend; voorts was hij élève diplomé aan het instituut voor linguïstiek bij prof. Meillet en prof. Vendryès, aan het instituut voor etnologie bij prof. Hivet en prof. Mauss en aan het instituut voor fonetiek bij prof. Pernot, telkens van de universiteit te Parijs, doctor in de Wijsbegeerte en Letteren voor de middenjury te Brussel bij prof. Meillet en E.P. Jousse s.j., en doctor in de wijsbegeerte te Wenen bij prof. Schmidt S.V.D., prof. Koppers, prof. Junkers en prof. Czermak voor volkenkunde en Afrikaanse Talen op basis van het later uitgegeven proefstuk Beiträge zur Methodik der Völkerkunde en het onuitgegeven Haus und Hütte in Afrika.[297]  Deze uitgebreide scholing laat zich zeer duidelijk voelen in het werk van Van Bulck, maar ook in het archief.  Vooral het feit dat hij polyglot was, weerspiegelt zich daarin.  Hoewel het meeste archiefmateriaal immers Nederlands-, Frans-, Engels- of Duitstalig is, komen ook heel wat passages voor in het Latijns, het Italiaans, zelfs het Spaans en Portugees. 

Van Bulck werd op 24 augustus 1936 tot priester gewijd, maar bekwaamde zich verder in de wetenschappelijke wereld.  Zo werd hij voor het academiejaar 1938 – 1939 meteen benoemd als professor.  Niet enkel aan zijn eigen thuisuniversiteit, de Katholieke Universiteit Leuven, maar ook aan de Pontificas Universitas Gregoriana.  Ten gevolge van deze dubbelbenoeming, gaf hij de ene helft van het jaar cursus te Leuven, de andere helft van het jaar te Rome.  Het was een opdracht die hij tot bijna aan zijn dood heeft uitgevoerd.  Hij doceerde verschillende vakken, maar de nadruk lag vooral op religieuze geschiedenis, antropologie, etnografie en etnologie.  Aan het Instituut voor Afrikanistiek doceerde hij bijvoorbeeld Algemene en vergelijkende etnologie, inleiding tot de sociologie der primitieve volkeren, volkenkunde van Kongo, vergelijkende linguïstiek der                       niet – Bantoetalen, etnologie van Afrika, methodes van etnologisch onderzoek en inleiding tot de primitieve godsdiensten.[298]  In 1965 werd hij te Leuven op vervroegd emeritaat gestuurd.  Dit had te maken met het afschaffen aldaar van het Afrikaans Instituut waaraan hij vanaf een oktober 1951 verbonden was, ten gevolge van de splitsing van het Instituut in een Nederlands- en een Franstalige afdeling.[299]  Dit gebeurde binnen het kader van de latere splitsing van de Leuvense universiteit.  Omdat er evenwel te weinig (Vlaamse) studenten waren, zeker na een splitsing, werd besloten de opleiding gewoon niet meer in te richten.  Ook in Rome werd hij vervroegd bedankt voor bewezen diensten.[300] 

 

Van Bulck in bewondering voor etnische kunst.[301]

 

Tijdens zijn academische carrière liet hij zich niet onbetuigd om ook ter plaatse onderzoek te verrichten.  Zo werd zijn loopbaan als student en docent meermaals onderbroken voor studiereizen naar Afrika.  De eerste reis ondernam hij in 1932 – 1933, samen met E.P. Monnens.  Hiervan heeft hij een verslag nagelaten, dat hij naar De Cleene heeft opgestuurd en dat later ook gepubliceerd is.[302]  Het doel van deze studiereis was onder meer het afbakenen van de islamitische aanwezigheid in Afrika, maar vooral het uitvoeren van een linguïstische studie op de bantoetaalgrens.  Een tweede onderneming waaraan hij deelnam vertrok op december 1939.[303]  Deze had enkel taalstudie tot doel.[304]  In mei 1940 kwam hij vanuit Zuid – Afrika via Mozambique terecht in Katanga – Kasai.  Daar verzamelde hij met Dr. Cabu kunst voor het etnografisch museum van het toenmalige Elisabethstad.  Toen brak de Tweede Wereldoorlog uit in België.  Van Bulck werd hierdoor overvallen, en door zijn oversten in Afrika gelaten.  Wel moest hij doorreizen naar de Kwango – streek, het missiegebied van de paters jezuïeten.  Daar deed hij tot december 1940 taalkundig onderzoek, opdat hij de taal kon leren van de autochtonen die hij in een volgende stap moest missioneren.  Onder meer wegens het chronische gebrek aan missionarissen, kreeg hij de mogelijkheid in te springen op de jonge missiepost van Ndinga, waar hij op 28 december toekwam.  Hij bleef missionaris tot 1945.  Tussen 1945 en 1947 gaf hij les te Lemfu en kreeg hij de opdracht een grammatica en vocabularium op te stellen van het Kikongo met het oog op de unificatie van deze taal.  Pas in 1947 keerde hij terug naar België, wat het einde betekende van zijn langste Afrika – verblijf. 

De derde studiereis naar Afrika, ondernam hij tussen 25 juni 1949 en 3 januari 1951.  Ook toen ging het om een taalexpeditie, maar ditmaal in internationaal verband.  Hij poogde er samen met een team van het International African Institute de Bantoe- en Soedantalengrens vast te leggen.  Ter voorbereiding werkte hij tussen januari en juni 1949 aan de School of Oriental and African Languages van de Londense universiteit.  In aansluiting op deze expeditie hield hij tussen 4 januari en 29 mei 1951 nog een enquête rond de talen en dialecten in het Tsjaadgebied. 

Op 23 januari 1952 werd hij kortstondig benoemd tot rector van Lovanium, het Kongolese Universitair Centrum te Kisantu, wat meteen de reden was voor zijn vierde Afrika – verblijf van 11 februari tot 15 oktober 1952.  Het verblijf beviel hem evenwel niet, onder meer omwille van de hoge werkdruk.[305]  Daarna volgden nog twee kortere reizen naar Afrika in het kader van bezochte congressen. 

Naast de talloze diploma’s die hij had verworven, en zijn deelname aan verschillende expedities, was hij ook lid van talrijke commissies.  Zo was hij lid van onder meer volgende instellingen: de etnologische en linguïstische commissie van het Koninklijk Belgisch Koloniaal Instituut (KBKI), de Commissie voor Afrikaanse Taalkunde (CAT), de Société de linguistique belge, de Société de linguistique de Paris, het Anthropos – Institut te Wenen, het International African Institute te Londen, de Nederlandse Vereniging voor Culturele Anthropologie, de Nederlandse ethnologencongressen, de redactieraad van Kongo – Overzee, de redactieraad van Aequatoria, medewerker aan Zaïre, lid van de opstelraad van ‘African Abstracts’ te Londen, voorzitter van het Centre d’Information pour la littérature Africaine te Parijs,…  Van Bulck spreidde met andere woorden een grote werkkracht ten toon.  Uiteindelijk overleed Van Bulck te Heverlee op 6 juli 1966.

 

V.2 Van Bulck als wetenschapper

 

Ik weet dat de weinige studies die reeds over Van Bulck verschenen zijn, steeds de hierboven geschetste kant van de medaille laten zien.  Anderzijds, Van Bulck was een mens, en kende dus ook maar 24 uren in een dag.  Dit leidde ertoe dat zeer vele van de brieven die kunnen teruggevonden worden, in feite aanmaningen waren om beloofde artikels, vooral samenvattingen, op te sturen.[306]  De vraag hierbij is waarom Van Bulck deze brieven bewaarde, zeker wanneer we weten dat niet de volledige briefwisseling van Van Bulck bewaard is gebleven, zoals onder meer de briefwisseling met Gustaaf Hulstaert M.S.C. die veel interessantere gegevens bevatte.  Soms dreigde zijn nalatigheid overigens tot ernstigere gevolgen te leiden dan alleen het niet verschijnen van een samenvatting.  Illustratief hiervoor is volgend fragment dat betrekking heeft op het werk dat Van Bulck als penningmeester van het Afrikaanse Instituut verrichtte:

… As father van Bulck, as a member of our Council, is aware, the Institute’s financial position is hardly such that we could continue to send complimentary copies of our journal ‘Africa’ to these persons should financial support from the Conference no longer be available, this would, I am sure, be deeply regretted by these recipients, a number of whom are among our oldest and most valued members.

The late Father Dubois, Father Perbal and, in recent years, Father Van Bulck, have played a great part in the Institute’s affairs since its inception, and it is our sincere hope that Father van Bulck, as President of the Conference, will find time to call a meeting in the near future, at which this matter may be discussed.  I need hardly say that our close working collaboration with members of the Conference is of as much concern to us as the financial aspect. …[307]

Deze brief is echter illustratief.  Hetzelfde blijkt ook een aantal keren te zijn gebeurd met het zogenaamd ‘vergeten’ inleveren van puntenlijsten van studenten. 

 

V.2.1 De strijd rond de twee taalkaarten

 

Naast deze nalatigheden, die we noch bonafide, noch malafide kunnen duiden, maar die wel belangrijke gevolgen konden hebben, kende Van Bulck echter ook zijn kleine kantjes.  Deze leren kennen is cruciaal bij een kritische studie.  Hoewel de kans bestaat dat het volgende voorval niet representatief is, lijkt het me toch belangrijk om erop te wijzen.  Waarover gaat het?  Zoals gebleken is uit het overzicht van de professionele carrière van Van Bulck, hield deze zich niet enkel bezig met antropologie, het onderwerp van deze studie, maar ook met taalkunde.  Vooral in deze laatste discipline kreeg hij veel bijval.  Zo heeft hij, in zijn hoedanigheid als taalkundige, in 1954 een taalkaart uitgegeven van Belgisch – Kongo, in het kader van een project van het Koninklijk Belgisch Koloniaal Instituut (KBKI).  Deze was gebaseerd op een eerder werk van zijn hand uit 1948.  In 1950 had echter ook E.P. Gustaaf Hulstaert een taalkaart uitgegeven, eveneens binnen het kader van het KBKI.  Uiteindelijk werd enkel Van Bulcks kaart gepubliceerd binnen het kader van dit project.  Nochtans was deze kaart bijgesteld ten opzichte van deze die hij in 1948 had uitgegeven, onder meer op basis van gegevens die wel terug te vinden waren bij Hulstaert en die uit hun onderlinge discussie voortkwam.[308]  Voor de ingewijde tijdgenoten was dit duidelijk, voor ons niet, waren we er niet van op de hoogte gesteld door enkele van zijn collega’s binnen het KBKI.  Ter ondersteuning van deze bewering, wil ik graag verwijzen naar citaten uit enkele brieven,  te beginnen met een brief van E.P. De Rop aan Dhr. Meeussen op 11 juni 1955:[309]

U waart vol lof over de linguistische (sic) kaart van P. Van Bulck.  Ik heb die kaart vandaag eens kunnen inkijken, heel even maar.  Daarbij zijn me de volgende zaken opgevallen.

In de bibliografie wordt het werk van P. Hulstaert ‘au sujet des deux cartes (!) niet geciteerd.  P. Van Bulck dateert zijn kaart wel op 1 Februari 1954, en ‘au sujet’ is verschenen in Juni 1954.  Maar P. Van Bulck kende dit werk reeds van September 1953, daar ik hem het handschrift liet lezen, zoals U wel weet.  Uit dat HS. had hij vele nota’s genomen, dat heb ik ook gezien.

Er staat op blz. 5, dat de kaart geenszins bedoeld is als definitief.  Dat idee heeft de schrijver pas opgedaan, toen hij min of meer het boekje van P. Hulstaert verteerd had.  Dat kan ik ook bewijzen uit brieven.

Van Afrikanisten, die in Juli 1954 examen aflegden weet ik dat P. Van Bulck toen aan zijn linguistische (sic) kaart bezig was.  Wat laat veronderstellen, dat die datum van 1 Februari rekbaar is.

De ethnische kaart van Juffr. Boone verscheen in Mei 1954; me dunkt dat P. Van Bulck voor de schrijfwijze van namen zich laten inspireren heeft door de kaart van Juffr. Boone.  Vergelijk daarvoor de lijst talen opgesteld in de mededelingen, zoals geciteerd op blz. 5 en de huidige schrijfwijze op de kaart en in de lijst blz. 5 en volgende.

Ik hoop dat de mensen, die recensies schrijven over de taalkaart van P. Van Bulck rekening zullen houden met het boekje van P. Hulstaert.  Dan zal misschien blijken dat P. VB. ook buiten de Kongo – kuip nog iets aan P. Hulstaert te danken heeft voor het opmaken van zijn kaart. …[310]

Daarop volgt het antwoord van Dhr. Meeussen aan E.P. De Rop:

 

Over de taalkaart van E.P. Van Bulck was mijn eerste indruk inderdaad heel goed.  Dat was vooral toe te schrijven aan het mooie uitzicht en aan de overeenstemming met de kaart van Juffrouw Boone.  Sedertdien heb ik het stuk aandachtiger bekeken en ook vergeleken met de gegevens van E.P. Hulstaert.  Daardoor komt uit dat P. VB. wel heel wat aan voorgangers ontleend heeft, maar op verre na niet alles wat hij had moeten overnemen.  Alles samen heb ik de bespreking, die ik opgesteld had onder de indruk van het eerste contact, niet veranderd.  Juist als Juff. Boone, vind ik dat het voornaamste is dat de correcte inzichten hun weg vinden; hoe die overgenomen werden is een andere historie. …

Nu de andere historie: Voor zover ik nu zie heeft P. VB uit vier bronnen geput waarvan hij geen enkele vermeld (sic): Le Bourdonnec (Katanga), Hulstaert, Boone en mijn gegevens over Maniema.  Het maneuver van P. VB is tegenover alle vier, behalve le Bourdonnec, duidelijk genoeg: hij behoudt in zijn uitgave de allereerste datum Februari 1954, en over een jaar of 4 – 5 heeft hij maar te zeggen: vergelijk de data en ge zult zien!  Het zal dus nog zover komen dat E.P. Hulstaert, Juff. Boone en ik allemaal uit P. VB afgeschreven hebben zonder hem te vermelden![311]

Op 15 juni 1955 reageert De Rop op dit antwoord, door Meeussen voor een tweede keer over deze zaak te schrijven:

 

U en Juffr. Boone vinden dat het voornaamste is, dat correcte inzichten hun weg vinden.  Tussen haakjes hadden die inzichten al hun weg gevonden, maar ze waren nog niet door de pen van P. VB gepasseerd!  Nu nog kan hij schrijven, dat Centraal – Kongo nog aan een systematisch onderzoek moet onderworpen worden.  Iedere keer die taakkaart (sic) te pas komt, begint hij met de opsomming in welk jaar hij hier op studie reis ging en in welk jaar daar.  Zo blijft altijd de legende bestaan, dat Centraal – Kongo nog een grote onbekende is: hij is er nog niet geweest!

Om terug te komen op die correcte inzichten: als dat alleen van tel is, dat ze hun weg vinden en het er niet op aankomt hoe, dan is het ook niet de moeite waard de officiele (sic) datum op te zoeken van de inlevering van de kaart bij het K.A.K.W. (Koninklijke Academie voor Koloniale Wetenschappen, nvdr.)

… Immers pas na het verschijnen van de Mededelingen kon hij de blz. aangeven in zijn bibliografie, wat inderdaad gebeurd is.

U stelt verder uw studie over Maniema op dezelfde lijn voor wat de datum betreft, als die van Juffr. Boone en P. Hulstaert.  Als U echter de studie bedoelt, die U gaf op het Filologencongres van Pasen 1953, dan moet ik er op wijzen dat die reeds verscheen in 1953 Kongo – Overzee nummer 5.  Dus die had zeker moeten geciteerd worden evenals le Bourdonnec.  Op le Bourdonnec moest hij niet antwoorden, zoals hij me vroeger zeide, omdat de toon niet vriendschappelijk was.  Doch hij mag wel de zaken overnemen, zonder vermelding van de bronnen.[312]

De geciteerde briefwisseling kent vervolgens nog een laatste brief, gedateerd op 16 juni 1955, bestemd voor pater De Rop en weer afkomstig van Dhr. Meeussen:

 

Zoals gevreesd zijn onze opinies moeilijk te verzoenen.  Het voornaamste blijft voor mij dat juiste inzichten hun weg vinden en daarmee bedoelde ik: zelfs tot in de werken van E.P. Van Bulck.  Dat is voor een deel gebeurd en dus is het nog zo kwaad niet.  Dat er overgenomen werd zonder vermelding en met anti – dateren is natuurlijk erg, maar ik vind dat eerder buitenstaanders hierin moeten optreden dan de benadeelden zelf.  Waar ik gezegd heb dat we hem later nog wel kunnen mat zetten, was dat vooral bedoeld voor het geval dat hij later zijn anti – dateren gebruikt om prioriteit op te eisen. …

Uit uw brief heb ik vooral een kostbaar punt genoteerd dat ik in P. VB.’s tekst nog niet opgemerkt had: heel Kongo is gekend, maar voor het Centrale Bekken zijn nog maar “verbeteringen op vele punten” mogelijk; en de reden is: daar is hij nog niet op studiereis geweest.  Vermits ik naar de Bukavu – Conferentie ga zal ik daar nog duidelijker dan in het schriftelijk rapport dat ik opgesteld heb aan iedereen laten horen dat Kwango en Oost – Katanga onderzoek nodig hebben en niet het Centrale Bekken.[313]

 

Deze briefwisseling is bezwaarlijk onschuldig te noemen.  Ik achtte het daarom ten zeerste van belang ze uitgebreid te behandelen, aangezien het niet evident is om zomaar een gerespecteerd wetenschapper plagiaat aan te wrijven.  Ik acht het niet mogelijk om nu nog na te gaan of de beweringen van De Rop effectief terecht waren.  Dit is stof voor een aparte studie of artikel.  Dat Prof. Meeussen, toch een eminente persoonlijkheid op dat ogenblik, De Rop gelijk gaf, vertelt echter al genoeg.  Vooral dit is namelijk van belang, omdat de relatie tussen De Rop en Van Bulck ook niet altijd even rooskleurig was, en op zich dus geen garantie biedt voor juistheid.  Hiervan zijn de vele brieven van De Rop aan zijn confrater Gustaaf Hulstaert het bewijs.  Wel is het duidelijk, dat de onderlinge relatie onderhevig was aan een evolutie van goed naar barslecht tot aanvaarding van mekaar.[314]

De briefwisseling geeft de vraag aan, of de mogelijkheid bestaat dat ook ander werk van Van Bulck, waaronder antropologische studies, te maken hebben met dezelfde problematiek.  De Rop wees er immers op, dat Van Bulck ook informatie had overgenomen van antropologen, door onder andere te verwijzen naar le Bourdonnec.  Hoewel dit niet uit te sluiten is, heb ik er geen betrachting van gemaakt om dit ook effectief na te gaan. Het lijkt me namelijk quasi onmogelijk het antropologisch wetenschappelijk canon door te nemen van de periode waarin Van Bulck heeft gewerkt, of zelfs de door hem opgemaakte samenvattingen die ten overvloede aanwezig zijn in het gebruikte archieffonds, om van daaruit te bepalen of hij ook elders deze ‘fraude’ heeft gepleegd; hiervoor is deze licentiaatverhandeling niet geschikt.  Het belangrijkste hierbij is, meen ik, te weten dat hij dit wel degelijk aandurfde, zelfs wanneer het ging om het overnemen van gegevens bij bevriende paters als Gustaaf Hulstaert.[315] 

 

V.2.2 De appreciatie voor de wetenschapper

 

Het lijkt me verder van belang hierbij op te merken, dat zijn naam toch wel enigszins moet geklonken hebben, ook onder tijdgenoten.  Zo zijn er tal van brieven terug te vinden, waarin Van Bulck gevraagd wordt om mee te werken aan de redactie van bibliografieën of reeksen, als kenner van de Kongolese talen en volkeren.  Hij kreeg onder meer een aanbod van E.E. Evans Pritchard, en  - dichter bij huis -  van Edouard De Jonghe.  Anderzijds durfde hij ook kritiek te uiten, zeker wanneer men niet bereid was om werk van hem te publiceren.  In dit licht moeten we dan ook volgend citaat interpreteren dat afkomstig is van een brief, geschreven door een lid van het Anthropos – Institut te Wenen:

… Ihre Zuneigung zu Ihrem alten Lehrer und Freund (Koppers, nvdr.) wissen wir sehr zu schätzen und verstehen daher sehr gut Ihre Enttäusschung darüber, dass ANTHROPOS Ihren Beitrag nicht aufnehmen will.  Aber ich hoffe auch auf Ihr Verständnis, wenn wir uns entschlossen haben, den nachruf auf P. Koppers und die Würdigung seiner eigentlichen Leistung (Methodologie) jemandem aus unseren eigenen Reihen anzuvertrauen.[316]

Toch was de bewondering voor Van Bulck als wetenschapper in de ‘Weense School’ zeer groot.  Haekel omschreef hem bijvoorbeeld als een ‘unermüdlicher arbeiter’, maar vooral van Koppers waren de lofbetuigingen zeer lovend:

… Wir alle haben uns über Ihrre Pläne gefreut.  Sie sind methodisch vortrefflich fundiert aber mitarbeiter zu finden, ist nicht so leicht. …  Auch was Sie zum Mutterrecht, mutterrechtlichen Strukturen sagen, finden unseren vollen Beifall. …[317]

Hun onderlinge relaties waren bovendien niet louter professioneel, ook persoonlijk blijken Van Bulck en verschillende professoren van het Institut für Völkerkunde op dezelfde lijn gezeten te hebben.[318]

 

V.3 De missionarisdroom

 

V.3.1 Tussen droom…

 

In het voorgaande gedeelte heb ik er op willen wijzen dat Van Bulck een zeer divers man was, die ook zijn kleine kantjes kende.  Dat hij een hoge vlucht zou kennen als wetenschapper, was echter niet zijn eerste betrachting toen hij zich bij de jezuïetenorde vervoegde.  Wel wilde hij doodgraag vertrekken naar de missies. In 1936, toen hij van een medebroeder de opdracht kreeg een rapport op te stellen over zijn beweegredenen voor het religieuze leven alvorens hij datzelfde jaar tot priester werd gewijd, verwoordde hij het motief voor zijn intrede als volgt: 

Ingressus in Societatem anno 1921, iam ab ipso novitiatu rogavi ut ad missiones externas proficisci mihi liceret.[319]

Van zijn tijd in Afrika schreef hij later trouwens dat het de gelukkigste periode uit zijn leven was.[320] 

            De religieuze keuze heeft Van Bulck  - hoe kan het anders -  op wetenschappelijk gebied beïnvloed.  Met zijn katholieke scholing, leek hem bijna geen andere optie mogelijk dan binnen de krijtlijnen van het uitgesproken katholieke Weense diffusionisme te werken.  Zo lezen we in een brief aan Mgr. Felix Pirozzi als antwoord op diens vraag om een kritiek te geven op een ter perse liggende publicatie van de UNESCO getiteld ‘manuscrits: Histoire du développement scientifique et culturel de l’Humanité’ het volgende:

… Les résultats en sont fort inégaux:

A. Pour la première partie ...

Les difficultés graves concernent surtout le point de vue évolutionniste – matérialiste de l’auteur: un catholique ne saurait l’admettre, mais l’auteur probablement ne voudra pas le modifier.

B. La seconde partie...

Beaucoup de passages sont vraiment inacceptables pour un catholique. Malheureusement je crois qu’ici également l’auteur ne sera guère prêt à modifier de fond en comble son manuscrit. ...[321]

Ik heb reeds de leerstellingen van deze antropologische school uiteengezet.  Hierbij speelde de katholieke inslag een duidelijke rol.  Het was niet toevallig dat er talrijke geestelijken binnen deze traditie actief waren.  Dat een missionaris zich bekwaamde in de taalkunde of de antropologie, was zoals gesteld niet zo uitzonderlijk.  Het was voor hen immers een van de hulpwetenschappen waarlangs een gemakkelijke missionering kon worden bereikt.  Toch was niet iedereen de koppeling linguïstiek – antropologie – missionering zo genegen.  Dit kon inderdaad tot problemen leiden, vooral wanneer op deze manier een politiek ideaal verdoezeld werd weergegeven.  Dit kan het geval zijn geweest bij Van Bulck.  Het is een van de punten die ik later nog zal onderzoeken. 

 

V.3.2 …en werkelijkheid

 

De taak van missionaris, waarvan hij altijd droomde, bleek hij zeer nauwgezet te hebben uitgevoerd.  Uit briefwisseling daterend uit januari 1941, blijkt dat hij zelfs veel heviger was in zijn bekeringsdrang dan andere jezuïeten, zoals Van Wing s.j.  Hij uitte om die reden ook kritiek op hen.  Dat zijn optreden toch niet altijd in de smaak viel, is echter af te leiden uit een brief, gericht aan de officier van de Gerechtelijke Politie te Kenge, afkomstig van Dhr. P. Lambotte.  Deze laatste was substituut van de procureur des Konings.  De brief had betrekking op een strafdossier van het parket van Kwango, met referentie 706 / D.15 / 1272.[322]  Hieronder geef ik de belangrijkste passage weer uit de brief:

Objet: Plainte RP Van Bulck

c/ catéchistes protestants

 

Monsieur l’Officier de Police Judiciaire,

 

Suite à votre lettre n° 607/just/D du 20 mars 1943, sée DE NIL, j’ai l’honneur de vous faire connaître que j’ai classé cette plainte sans suite et vous prie d’aviser le R.P. Van Bulck d’avoir à agir avec plus de circonspection dans son travail de missionnaire lui rappelant que l’article 179 du Code Pénal punit celui qui par violences, outrages ou menaces, par troubles ou désordres porte atteinte à la liberté des cultes ou à leur libre exercice public et à la liberté de conscience.

L’attitude de ce missionnaire au village de Katenda n’a pas été ce qu’elle aurait du être. …[323]

Hieruit valt af te leiden, dat Van Bulck dus ook geen doetje moet geweest zijn als missionaris.  Waarschijnlijk was de aanleiding van de klacht een of ander geschil met de protestantse missies.  Wat de effectieve klacht was heb ik proberen uit te pluizen, maar dit bleef zonder resultaat.[324]  Ook confraters hekelden zijn missioneringwerk, zoals onder meer blijkt uit een aantal brieven.  Anderzijds werd Van Bulck door de autochtonen volgens getuigen wel positief onthaald.  Zo verzuchtte pater Luyten s.j. dat men overal waar hij kwam, sprak van ‘Mfumu Van biliki’.[325]  Van Bulck zelf stelde zich nooit vragen naar zijn omstreden optreden.

 

Voor Van Bulck was missionering niet gelijk te schakelen aan kolonisering.  Van dit laatste was hij naar eigen zeggen zelfs een hevig tegenstander!  Zo schreef hij voor zichzelf volgende bedenking neer:

In de laatste vijftig jaren is het ‘donkere werelddeel’ stuk voor stuk voor de wereld opengegaan.  De eenige groote witte vlek is uit onze atlassen verdwenen.  Reizigers en missionarissen hebben Afrika doorkruist langs alle kanten.  De koloniale mogendheden zijn hen gauw nageloopen met bussels vlaggetjes in de handen, om er de nieuwe gewesten in te plooien ‘voor de beschaving’.

Beschaving dat is vrede, dat is handel en nog veel meer.  Beschaving of beter op zijn fransch Civilisatie, dat is Syphilisatie.  Vijftig percent van Midden – Afrika kent ze reeds al aan den lijve.  Civilisatie is nog: tering, typhus, influenza en ook slaapziekte, waar de ziektedichte beschotten tusschen de Afrikaansche stammen zijn omvergehaald door het verkeer.  Nu wandelt de dood vrij op en neer langs deze nieuwe wegen.

Zoo komt de eerste aanraking met onze westersche beschaving geweldig duur te staan aan Afrika.  Arm Afrika![326]

Missionering was zijn grote droom: datgene waarnaar hij altijd had verlangd en wat hij altijd had willen doen.  De vaststelling dat de Katholieke Kerk het volgens hem niet zo goed deed in Afrika, leidde voor hem tot de conclusie dat er vooral in onderwijs moest worden geïnvesteerd.  Zo dacht hij in de eerste plaats zieltjes voor de Kerk te kunnen binnenhalen.  Immers: via de lessen kon men de eigen ideologie verspreiden.  Het was voor Van Bulck een ten strijde trekken voor de eeuwige belangen van de zwarten. 

Een van de centrale punten die Van Bulck naar eigen zeggen met missionering wilde bereiken, was het bevrijden van de zwarte.  Dit was voor hem de voornaamste reden om  - na vele overwegingen -  toch zijn medewerking te verlenen aan het tijdschrift Aequatoria.[327]  Centraal daarbij stond de verdediging van bestaande culturele waarden en een ‘heroïsche strijd voor de bewaring van de taal van het volk tegen vreemde talen die men vanuit een poging van cultureel imperialisme wilde opleggen’.  Dat Van Bulck zijn missieperiode de mooiste van zijn leven vond, is in dit licht dan ook niet zo verwonderlijk: hier kon hij zijn idealen in de praktijk omzetten.

 

V.4 Tussentijdse evaluatie

 

Uit voorgaande blijkt dat Van Bulck een bevlogen man met idealen was.  Deze idealen wilde hij effectief verwezenlijken, waardoor hij zich inzette voor de missies en de linguïstische studies.  Vooral dit lijkt me een hoofdreden te zijn geweest voor Van Bulck om zich vooral met taalkunde en in mindere mate met antropologie bezig te houden.  Waarschijnlijk tilde hij er om die reden niet zo zwaar aan, gegevens van andere wetenschappers zonder bronvermelding over te nemen.[328]  Het tast echter de geloofwaardigheid aan van de figuur als wetenschapper, iets waarmee we in de toekomst terdege rekening zullen moeten houden.  Toch bleek Van Bulck een goede reputatie te genieten.  Het is immers weinig waarschijnlijk dat hij anders zou zijn toegelaten tot het Koninklijk Belgisch Koloniaal Instituut, en dat hij lid zou zijn geworden van zoveel verschillende, vaak internationale, commissies.  Het oordeel hierover is dus vooralsnog tweeslachtig.

            Van Bulcks idealen kristalliseerden zich in zijn Vlaams – nationalistische overtuiging.  Veel meer dan actief deel te nemen aan deze strijd in Vlaanderen zelf, exporteerde hij deze bevlogenheid naar zijn missiegebied, in extenso Kongo (zie ook later).  Hij wilde deelnemen aan de missies en zich verdiepen in de ‘koloniale wetenschappen’ om de Kerk te helpen bij haar taak zoals hij die zag: het emanciperen van de zwarten. 

            Kenmerkend ten slotte was dat hij nogal omstreden was bij zijn collega – wetenschappers, zij het niet allemaal.  Het is dan ook van belang na te gaan bij wie wel en bij wie niet, want misschien spelen ook daar bepaalde motieven mee.  Wat hierbij bovendien opvalt, is dat in het personenfonds, waarop deze biografische nota grotendeels gebaseerd is, maar ook in het eigenlijke fonds Van Bulck, bijna geen briefwisseling terug te vinden is met die andere grote missionaris – linguïst van de jezuïeten: Jozef Van Wing s.j.  Hieruit denk ik te mogen concluderen dat ook hun relatie niet al te best moet geweest zijn, althans niet vanuit het oogpunt van Van Bulck.  Dit is kenschetsend voor de blijkbaar radicale, maar erudiete man die Van Bulck was.

 

 

VI. Het oeuvre Van Bulck s.j.

 

In dit hoofdstuk ga ik dieper in op de studies van Van Bulck.  Hiervoor baseer ik me op de literatuurlijst die u in bijlage kan terugvinden.[329]  Het was mijn betrachting een zo goed als volledige bibliografie te kunnen voorleggen, evenwel zonder de recensies die Van Bulck schreef, er bij te betrekken.[330]  Ik sluit niet uit, dat er nog een aantal titels zijn ontsnapt.  Tevens wil ik opmerken, dat mogelijk niet alle referenties volledig en / of juist zijn weergegeven.  Ik heb naast de titels niet alle artikels kunnen opzoeken.  Vele artikels van Van Bulck zijn terug te vinden in de Gentse universiteitsbibliotheek.  In de bibliotheek van de Katholieke Universiteit Leuven of de bibliotheek van de orde der jezuïeten te Heverlee, bevinden zich echter de meeste.  Sommige artikels waren echter zelfs daar onvindbaar, vooral deze waarvan de referenties minder voor de hand liggen.  Dit verklaart meteen waarom sommige referenties verkeerd kunnen zijn.  In het archieffonds zijn verscheidene van de artikels terug te vinden als manuscript. 

Daarnaast bleek uit steekproef, dat Van Bulck soms verwees naar artikels, of zelfs werken, alsof hij er zelf de auteur van was.[331]  Hierbij was echter voorzichtigheid geboden: voor de drie werken over de Badzing die bij het KBKI waren verschenen, bleek namelijk dat Van Bulck slechts een voorwoord had geschreven van twee pagina’s voor de drie bundels samen.  Toch verwees hij naar de werken in eigen naam.  Waarom is niet duidelijk.  Misschien wilde hij zo aangeven dat hij mee de intellectuele auteur was van het werk, maar dit blijkt niet uit het werk zelf.  Hier leek Van Bulck dus foute referenties in het eigen voordeel te durven geven.  Deze titels heb ik dan ook geweerd uit mijn lijst.

         Naast uitgegeven werk, komen in de bibliografische lijst ook enkele manuscripten voor.  Het gaat hierbij om werk waarnaar Van Bulck verwijst, als studies die hij wilde uitgeven, maar waarbij dit om specifieke redenen niet is gebeurd.  Deze titels zijn gevolgd door de aanmerking ‘pro manuscripto’.  De meeste van deze artikels zijn verloren voor ons, aangezien ze veelal niet terug te vinden zijn in het archieffonds. 

         De vraag die ik in dit hoofdstuk wil beantwoorden, is van tweeërlei aard.  Enerzijds wil ik aantonen dat het wel degelijk relevant is om Van Bulck als antropoloog te onderzoeken, hoewel zijn hedendaagse faam vooral berust op zijn taalkundig werk.  Anderzijds lijkt het me relevant om  - in het kader van dit bredere onderzoek -  na te gaan wat en waar Van Bulck publiceerde.

 

VI.1 Een korte blik op Van Bulcks werk

 

Ik geloof dat het interessant kan zijn om de studie van het oeuvre dat Van Bulck bij elkaar heeft geschreven, te beginnen door na te gaan waarnaar zijn aandacht ging, en waar hij publiceerde.  Hiervoor heb ik uitgebreid telwerk uitgevoerd op de door mij opgestelde literatuurlijst.  In de tabel die u kan terugvinden op de volgende bladzijde, heb ik proberen uit te zetten in welke tijdschriften Van Bulck heeft gepubliceerd. 

         Zoals uit deze tabel blijkt, liet Van Bulck zijn werken in zeer diverse periodieken verschijnen.  Slechts twee periodieken ontvingen merkelijk meer bijdragen dan al de andere: Jezuïetenmissies en Zaïre (met haar voorganger Congo inbegrepen, publiceerde Van Bulck 56 artikels in deze periodiek!).  Verder zal ik meer aandacht besteden aan een bespreking van de verschillende tijdschriften waarin Van Bulck publiceerde. 

         In deze tabel heb ik geen rekening gehouden met mogelijke vervolgartikels, met besprekingen van werken die wel kritisch waren, met verslagen van congressen allerhande die in de betreffende verslagboeken zijn verschenen, etc. Het betreft hier dus de volledige lijst titels.  Dit is meteen de reden waarom de restcategorie in deze zo groot is; ze bestrijkt bijna 50 percent van het totaal aantal studies.  In deze restcategorie zijn alle studies opgenomen die verschenen zijn in periodieken die geen aparte categorie vormen, net als alle bijdragen van Van Bulck aan boeken, of boeken die Van Bulck volledig zelf heeft  geschreven en dus onder zijn auteursnaam zijn uitgegeven. 

 

Tijdschrift

Aantal artikels

Aequatoria

3

African Abstracts

6

Anthropos

12

Apostolos

1

Archivum historicum SJ

2

Bode van het H. Hart

13

Civiltà cattolica

2

Congo

8

congressen allerhande

10

Gregorianum

6

Jezuïetenmissies

19

Kongo - Overzee

4

Mededelingen ARSOM

2

Mededelingen ARSC

5

Mededelingen IRCB

6

Mémoires IRCB

10

MVS -Tijdschrift

9

Rev. des quest. scient.

5

Streven

6

Studia Cattolica

1

Zaïre

48

Pro manuscripto

9

Rest

114

Totaal

291

In deze lijst met 291 titels, zijn ook alle kronieken en ‘in memoria’ opgenomen.  Dit zorgt ervoor dat we natuurlijk een vertekend beeld krijgen: je kan immers bezwaarlijk stellen dat een kroniek  - ik telde er 46! -  eenzelfde intellectuele inbreng vereist als grondleggend onderzoek.  Hetzelfde geldt mijns inziens voor necrologische nota’s (waartoe ik zijn ‘in memoria’s’ reken).  De eerste categorie heb ik dan ook uitgesloten uit een tweede lijst, waarop ik verdere teloefeningen heb uitgevoerd.  Deze afgeslankte lijst  - die niet in bijlage kan worden teruggevonden, maar waaruit de kronieken en enkele dubbele artikels (dezelfde artikels naar titel gesproken, maar in andere periodieken gepubliceerd) zijn geweerd -  bevatte nog maar 235 titels.  Het is op basis van deze laatste lijst dat de meeste nu volgende conclusies zijn gebaseerd. 

 

De publicaties die voorkomen in de uitgezuiverde lijst van 235 titels heb ik thematisch proberen te verdelen in een grafiek getiteld ‘volledig oeuvre’ (grafiek 1).  Hierbij heb ik gebruik gemaakt van vier ietwat kunstmatige categorieën.  Deze zijn: linguïstiek, ‘antropologie’, missiologie en godsdienstig werk.  Daarnaast heb ik gebruik gemaakt van een vijfde restcategorie.  Wat heb ik nu in welke categorie ondergebracht?  Binnen de eerste categorie betreffende linguïstiek, plaats ik al die publicaties die iets met taalkunde te maken hebben.  In een eerste beweging betrof het hier zowel artikels die handelden over taalpolitiek, als grammatica’s, woordenlijsten, talenkaarten en nota’s, etc.[332]  Taalkunde beschouw ik hier dus in brede zin.  In een tweede beweging heb ik alle thema’s verengd tot de meest strikte betekenis, met name voor de linguïstiek tot grammatica’s, talenkaarten en dergelijke meer.  Ik spreek dan van het netto oeuvre.  In grafiek 3, kan u de verschillen in resultaten van het telwerk aflezen van deze twee bewegingen.  Zo is het meteen duidelijk dat ongeveer de helft van de werken die je zou kunnen onderbrengen in de categorie van de linguïstiek, daar niet thuishoort wanneer we dat begrip ‘linguïstiek’ minder ruim opvatten.  Onder meer alle werken rond taalpolitiek worden daarbij immers geëlimineerd, waardoor meteen 10 studies worden uitgesloten.

         Dezelfde oefening heb ik gedaan voor de tweede categorie aangaande ‘antropologie’.  Hier ben ik weer begonnen met een ruime interpretatie van het begrip, om het in een tweede beweging strikt toe te passen.  Dat ik het woord ‘antropologie’ tussen haakjes zet, is dienaangaande veelbetekenend.  Dit begrip kan immers veel inhouden.  De interpretatie sensu lato bevat zowel beschrijvende als theoretische studies.  De optelsom na een strikte interpretatie omvat eveneens theoretische en beschrijvende studies, maar dan enkel deze die puur antropologisch zijn, en dus niet louter vanuit en antropologische interesse geschreven.  Dit wil zeggen: studies die niet naar het genre van een reisverslag neigen, en die binnen de traditie van Van Bulcks school kunnen gesitueerd worden.[333] 

 

Als ik de resultaten samentel van de artikels die zijn te situeren binnen een brede interpretatie van linguïstiek en ‘antropologie’, blijkt dat deze ongeveer driekwart uitmaken van het volledige, uitgezuiverde, oeuvre van Van Bulck:

 

Grafiek 1

 

Dit verandert evenwel wanneer de resultaten van de categorieën worden genomen die strikt geïnterpreteerd werden (cf. grafiek 2).  Dan blijken linguïstiek en ‘antropologie’ samen nog maar goed te zijn voor 42 percent.  Iets meer dus nog dan de helft van het aandeel dat ze vroeger samen hadden.  Een en ander heeft ermee te maken dat de zogeheten restcategorie natuurlijk veel groter wordt, en bij een strikte interpretatie zelfs 48 percent van de werken omvat.  Alle werken die uit de boot vallen bij een strikte interpretatie, worden in deze categorie immers opgevangen.

 

Grafiek 2

 

Als derde categorie heb ik missiologie genomen.  Hierin heb ik alle werken ondergebracht die iets te maken hebben met de missies.  Zeer vaak gaat het hierbij om studies die de weerslag vormen van een voordracht of een congres over missies.  Ook hier heb ik een onderscheid gemaakt tussen een ruime en een strikte interpretatie van het begrip.  Weer vallen slechts de helft van de studies onder een strikte interpretatie.  Een belangrijke oorzaak hiervan is natuurlijk dat vele studies onder het begrip missiologie vallen, hoewel ze evenzeer zouden kunnen worden ondergebracht bij de categorie ‘antropologie’, of bij de categorie die het religieuze werk omvat.  Werken die handelen over de spanningen tussen moslims en christenen in de missies in Afrika, werden zo bijvoorbeeld enkel weerhouden bij de ruime interpretatie van de categorie missiologie.  Bij een striktere interpretatie, verhuisden ze naar de restcategorie.

         De laatste categorie ten slotte, is deze die het godsdienstig werk omvat.  Het betreft hierbij vooral studies die handelen over de godsdienstgeschiedenis.  Ook hier zien we een duidelijk verschil tussen ruime en beperkte interpretatie van het begrip bij het tellen.  Zo werden in tweede instantie studies uitgesloten die dieper ingingen op theses die door andere auteurs waren ontwikkeld en waarop Van Bulck slechts aanvullingen gaf, of waarvan hij een korte inhoud presenteerde.  Dit is iets wat ook bij de andere categorieën gebeurde, zij het dat het belang ervan daar minder uitgesproken was.

 

Zetten we de resultaten naast elkaar van de ruime en de strikte interpretatie van de verschillende categorieën, dan komt de volgende grafiek te voorschijn, waarop ook de absolute aantallen terug te vinden zijn:

 

Grafiek 3

 

Uit deze grafiek blijkt onmiskenbaar, dat, hoe ik het ook interpreteer, het aandeel van de ‘antropologie’, steeds groter blijft dan dat van eender welke andere categorie, tenzij ik me echt tot de theoretische werken zou beperken.  Dit zorgt voor een relevant draagvlak voor dit onderzoek.  Toch is er een grote kanttekening bij te plaatsen.  Zelfs bij een strikte interpretatie voor de categorie ‘antropologie’, is het theoretische werk van Van Bulck gecombineerd met het beschrijvende werk.[334]  Mocht ik me willen beperken tot het theoretische werk, dan zou Van Bulck maar 5 studies omtrent ‘antropologie’ geschreven hebben.  Dit verklaart mijn aandacht voor de beeldvorming die uit Van Bulcks oeuvre blijkt.  Eerder dan zijn studies theoretisch te onderbouwen of vernieuwing te willen brengen in zijn vakgebied, paste hij dus vooral de door hem gekende of eerder ontwikkelde methodes toe.  Zo hij hiermee toch creatief omging, dan kan ik dit niet afleiden uit de uitgegeven studies.  Een kwalitatieve analyse is hiervoor essentieel.

 

VI.2 De tijdschriften

 

Zoals ik in de inleiding van dit hoofdstuk heb proberen aan te tonen, is het eveneens zinvol na te gaan in welke tijdschriften Van Bulck publiceerde.  Dit heb ik reeds gedeeltelijk gedaan.  In bovenstaande tabel vindt u immers een gedetailleerd overzicht van de voornaamste periodieken waarin hij zijn artikels liet verschijnen.  In aansluiting daarbij kan het nu interessant zijn om na te gaan hoeveel boeken Van Bulck eigenlijk heeft uitgegeven.  Hier is het resultaat dat Van Bulcks oeuvre 22 uitgegeven werken omvat die hij volledig zelf heeft geschreven, of waarvan hij co – auteur is (dit is vooral zo bij verschillende verslagboeken aangaande congressen).[335]  Het is duidelijk dat deze cijfers een totaal ander beeld geven dan wat eerder door Benoît is beschreven, omdat het op ander materiaal is gebaseerd.[336] 

         Hierboven heb ik aangetoond, dat het oeuvre van Van Bulck zowel uit vulgariserend als wetenschappelijk werk bestaat.  Dit is zowel af te lezen aan de titels van de tijdschriften waarin hij zijn artikels liet verschijnen, als aan de instellingen die enkele van zijn studies publiceerden.  Vooral in de jaren dertig blijkt de tegenstelling tussen vulgariserend en wetenschappelijk sterk te zijn.  Het is in deze jaren dat Van Bulck volop aan het studeren is, maar waarin hij ook tal van artikels publiceert in uitgaven van verschillende katholieke congregaties, zoals  : Jezuïetenmissies en Bode van het Heilig Hart.  Ook in Missiebond der Vlaamsche Studenten (MVS – tijdschrift) publiceerde Van Bulck geregeld eerder vulgariserende artikels.  Dit laatste tijdschrift had een duidelijk Vlaams – nationalistische inslag, al was haar mission statement om via het overbrengen van missiekennis, bij studenten en alumni missieliefde en –actie te wekken.  Het richtte zich daarmee op academici en (katholieke) universiteitsstudenten.  Het tijdschrift hing samen met een studiekring, een speciale medische afdeling en een persdienst.  Ook werden regelmatig openbare vergaderingen ingericht waarop sprekers werden uitgenodigd.

         Verschillende wetenschappelijke werken zijn voorts verschenen binnen het kader van het Weense Instituut voor Volkenkunde.  Hiermee plaatste Van Bulck zijn publicaties meteen in een bepaalde traditie.  De meeste puur wetenschappelijke werken verschenen echter binnen het kader van het Koninklijk Belgisch Koloniaal Instituut (KBKI) / Institut Royal Colonial Belge (IRCB), dat later werd hervormd tot de Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen (KAOW) / Académie royale des Sciences d’Outre – Mer (ARSOM).[337]  Ook bij de Koninklijke Academie voor Koloniale Wetenschappen (KAKW) / Académie Royale des Sciences Coloniales (IRSC) verschenen regelmatig wetenschappelijke studies.  Deze instituten waren officiële en hoog aangeschreven instellingen.  Lidmaatschap en / of publicaties van deze instellingen, garandeert mijns inziens dan ook een zekere mate van erkentelijkheid bij de collega – wetenschappers.  Zo verhoogt het de waarde van Van Bulck als wetenschapper dat hij aan deze instellingen verbonden was, en dat hij voor deze instellingen publiceerde.  Daarnaast publiceerde hij ook abstracts bij het International African Institute of African Languages and Cultures.[338]  Ook dit wijst op zijn minst op een zekere erkenning die hij bij collega’s genoot.

 

Daarnaast zijn er de  - wat ik noem -  niet puur – wetenschappelijke, maar ook niet vulgariserende werken van Van Bulck.  Vaak gaat het hier bijvoorbeeld om beschrijvende antropologische studies.  Deze artikels verschenen veelal in Kongo – Overzee, Congo, Zaïre en Aequatoria.  Het lijkt me nuttig deze tijdschriften toe te lichten.

         Het eerste tijdschrift, Kongo – Overzee, werd in 1934 gesticht door prof. dr. Amaat Burssens.  Deze had zich als gewoon hoogleraar aan de Rijksuniverseit te Gent verdiept in de studie van de ‘negertalen’.  Hij was lid van het KBKI, van het International African Institute, de Commissie voor Afrikaanse Linguïstiek, etc.[339]  Volgens Nico Burssens, wilde hij met de oprichting van Kongo – Overzee een tijdschrift creëren waarin iedereen ‘die een ernstig woord over Kongo te zeggen heeft’, dit ook kon doen, en wel in zijn (of haar) moedertaal.[340]  Tussen 1934 en 1944 verschenen zelfs uitsluitend Nederlandstalige artikels.  Het tijdschrift wilde zo de studie van verschillende ‘koloniale wetenschappen’ in het Nederlands bevorderen en een brug creëren tussen de Vlamingen in Vlaanderen en deze in Midden – Afrika.  De overtuigde Vlaming Burssens droeg zo via zijn blad een eigen overtuiging uit.[341]  Daarmee richtte Burssens zich op de etnografie, de sociale antropologie, de linguïstiek, de missiologie, de inlandse kunst, de koloniale geschiedenis en het inlands recht.  Later vervoegden ook dr. E. Possoz en prof. dr. A.E. Meeussen zich bij de redactie.[342]  Het tijdschrift hield in 1959 op te bestaan.[343]  Van Bulcks publicaties in dit tijdschrift strekken zich uit over de hele periode van verschijnen van de periodiek. 

         Een tweede tijdschrift, waarschijnlijk het belangrijkste omdat Van Bulck hierin het meeste publiceerde, was Zaïre.  Dit tijdschrift was de opvolger van Congo en het semi – officiële maandblad van het KBKI.  Opvallend is dat in alle drie de tijdschriften heel vaak dezelfde wetenschappers publiceerden.  Daarbij gaat het om een uitgebreide groep, met allerlei overtuigingen, die veelal ook actief waren binnen onder andere het KBKI.  Soms werd in de artikels een specifiek thema uitgewerkt, soms gaf men louter een overzicht.  Hierbij kon het zowel om theoretische studies gaan, als om sterk beschrijvende.  Ook bij Van Bulck was dat zo, getuige de samenstelling van zijn oeuvre.  De periodiek Congo werd opgericht door Edouard De Jonghe die sinds 1905 voorzitter was van het ‘Internationaal Bureau voor Etnografie’, maar eveneens ‘algemene etnologie en etnografie van Kongo’ doceerde aan de Leuvense universiteit.[344]  Hij was bovendien directeur bij het ministerie van Koloniën en stond aan de wieg van het KBKI.[345]  De voorganger van Zaïre blijkt zich te hebben toegespitst op het meer onderlegde publiek.  De kans is zeer groot dat dit soort ‘koloniale elite’ ook het beoogde publiek was van Zaïre.[346]  Klaarblijkelijk had het tijdschrift vooral aandacht voor etnografie en antropologie.[347]  Het is niet verwonderlijk dat Van Bulck vaak publiceerde in deze periodiek.  Waarschijnlijk handelde namelijk ook in Zaïre het merendeel van de artikels over etnografie en antropologie.  Het aandeel van deze categorie steeg in Congo, samen met deze van taalkunde en literatuur, volgens Laureys immers voortdurend  - als ook bibliografieën met betrekking tot etnografie meetellen -, ten nadele van andere thema’s zoals politiek, onderwijs, economie,…[348]  Opvallend daarbij is overigens dat de thema’s etnografie en antropologie in Congo zeer sterk benaderd werden vanuit de cultuurhistorische hoek.[349]  Vanuit dit opzicht is Van Bulcks aanwezigheid dus niet verwonderlijk.  De vraag is of dit alles ook geldt voor Zaïre waarover ik geen informatie kon terugvinden, al lijkt het me wel logisch.  Het staat namelijk vast dat Zaïre een erg omstreden periodiek was, al heb ik geen directe aanwijzingen van punten van kritiek.  De redactie was er zich in elk geval van bewust.  De hoofdredacteur schreef Van Bulck onder meer volgende woorden:

… Savez – vous pourquoi certains grands commis de l’Etat entendent laisser mourir Zaire de sa belle mort?  Pour une triple raison. D’abord, Zaire est une revue pornographique.  Ensuite, elle est une revue incivique: elle attaque systématiquement la politique coloniale belge.  Enfin, on ne lui pardonne pas d’avoir couvé dans son sein le ‘traitre’ (!) Van Bilsen.  Et voilà!  Tout cela prépare les conditions d’un essor particulièrement retentissant de l’Africanisme en Belgique![350]

Hier vinden we een aanwijzing terug van kritiek op het kolonialisme dat ook bij Van Bulck aanwezig was. Hij stond er dus duidelijk niet alleen mee.

 

Een derde groep tijdschriften zijn enkele periodieken die verschenen in naam van de orde der jezuïeten.  Hierbij kunnen onder meer Archivum Historicum, Gregorianum, Jezuïetenmissies, Streven, … worden ondergebracht.  Elk van deze tijdschriften stelde zich een specifiek doel voor ogen.  Zo wou Jezuïetenmissies informeren over de missies en was het sterk vulgariserend, terwijl Streven een tijdschrift wilde zijn dat zich op theologie, filosofie en cultuurleven toespitste.  Deze laatste periodiek was een ‘officieel maatschappelijk en cultureel’ tijdschrift, waarin uitgesproken meningen en strijdbare artikels regelmatig voorkwamen.  Tellen we al de bijdragen op die Van Bulck voor de verschillende tijdschriften van de Sociëtas Jesu heeft geschreven en vergelijken we dit met deze van andere congregaties, dan blijkt dat hij zich in ruime mate tot zijn eigen orde beperkte.  Andere tijdschriften zoals Revue des Questions Scientifiques, waren dan weer vooral gericht op katholieke intellectuelen, waarbij ook hier de jezuïeten in het overwicht waren. [351]

         Tot slot wil ik nog het tijdschrift Aequatoria aanhalen.  Deze periodiek is tussen de tijdschriften van congregaties en de meer wetenschappelijke als Kongo – Overzee, Zaire en Congo te plaatsen.  Het stichtende initiatief lag bij de pater Gustaaf Hulstaert M.S.C.  Aequatoria werd in de katholieke missiepost van Coquilhatstad (het huidige Mbandaka) gedrukt, en stelde zichzelf tot doel een platform te zijn opdat de kennis van verschillende wetenschappers, missionarissen of kolonialen zou kunnen worden verspreid, vooral in de kolonie.  Hulstaert wilde zo onuitgegeven studies rond verschillende thema’s die van belang waren voor de kolonisatie in de kolonie uitdragen.  Daarnaast wilde hij via Aequatoria artikels verspreiden die elders verschenen waren, maar niet in Kongo verkrijgbaar waren.  De periodiek bestaat nog altijd, maar is ondertussen geheroriënteerd.

        

Hiermee zijn niet alle verschenen artikels van Van Bulck besproken. Verschillende van hen bevinden zich immers, zoals eerder al opgemerkt, in verslagboeken van colloquia allerhande, of andere tijdschriften die hier niet aan bod zijn gekomen.  Dat Van Bulck vaak acte de présence gaf op zulke internationale studiedagen, is een van de duidelijkste aanwijzingen van Van Bulcks aanwezigheid op het internationale wetenschappelijke forum.  Het weze hierbij voldoende om op te merken dat de bezochte colloquia naar onderwerp divers van aard waren. 

         Voorts is het opvallend dat Van Bulck zeer weinig studies in boekvorm heeft uitgegeven.  Er zijn er enkele binnen het kader van het KBKI, maar veel kan je dit niet noemen, zeker gezien de lange duur van zijn carrière.  Ook het aantal studies waaraan Van Bulck meewerkte is eerder gering te noemen.  Op dit vlak is zijn plaats binnen de gemeenschap van wetenschappers dus niet zo duidelijk en groot, hoewel hij wel verschillende keren om medewerking is gevraagd, zoals ik eerder heb aangetoond.  Een mogelijke verklaring hiervoor is dat hij telkens toestemming moest vragen aan zijn oversten, en hij blijkens de gevonden briefwisseling niet altijd overtuigd was van hun fiat.  Een andere mogelijke verklaring is dat hij ook in deze vaak te laat was met het inzenden van teksten, of antwoorden op de vraag naar medewerking.  Ook dit kan uit de briefwisseling worden afgeleid, en is een kwaal waarop ik reeds eerder de aandacht heb gevestigd.[352]  Dit alles maakt natuurlijk dat het antropologisch wetenschappelijk oeuvre van Van Bulck eerder beperkt te noemen is, wat een duidelijke aanwijzing is voor Van Bulcks positie als wetenschapper. 

 

VI.3 Tussentijdse evaluatie

 

Ik wil er nogmaals op wijzen, dat het mogelijk is dat de bibliografische lijst waarin ik het oeuvre van Van Bulck heb proberen te vatten, niet volledig is, of zelfs fouten bevat.  In aansluiting met deze eerste overweging, lijkt het me nuttig aan te stippen dat de relevantie van het onderzoek, namelijk het werpen van een nauwkeuriger blik op Van Bulck als antropoloog, genoegzaam is aangetoond.  Van Bulck heeft veel antropologisch werk nagelaten.  Het is wel zo, dat heel veel van dit werk beschrijvend van aard is, vaak zelfs vulgariserend.  Dat zijn naam niet blijvend was binnen het vakgebied van de antropologie, heeft volgens mij vooral te maken met het feit dat hij weinig probleemstellend te werk leek te gaan, en zijn studies evenmin theoretisch onderbouwde.  Mocht dit wel het geval zijn geweest, dan geloof ik dat hij een belangrijker figuur was geweest voor de Belgische antropologie.  Hij deed dit immers wel binnen het vakgebied van de linguïstiek, en daar verwierf hij blijvende faam. 

         Uit dit rudimentaire onderzoek blijkt ook dat Van Bulck zeer verspreid publiceerde, zowel in eerder vulgariserende als in wetenschappelijke tijdschriften, alsook in tijdschriften die zich een verschillend doel voorop stelden.  Op basis van het onderscheid per periodiek, heb ik geen grote vaststellingen kunnen maken, behalve dat hij regelmatig publiceerde in sterk Vlaams georiënteerde uitgaven, maar ook in publicaties van officiële, toen nog nationale, instellingen als het KBKI en het KAOW.  Dit laatste wijst er op, dat er toch kanttekeningen moeten worden gemaakt bij de beschuldiging van plagiaat waarop ik eerder heb gewezen: Van Bulck was duidelijk geen wetenschappelijke outcast door regelmatig en / of opzichtig zulke trucs toe te passen, anders zou hij niet van zulke verenigingen lid zijn geweest, zouden zijn publicaties niet langs deze weg zijn verspreid, en zou hij ook niet op zoveel congressen uitgenodigd geweest zijn.

         Uit deze studie kunnen we tenslotte enkele problemen scherper stellen: Van Bulck besteedde het merendeel van zijn tijd inderdaad aan antropologie en linguïstiek. Daarbij komt antropologie verrassend als belangrijkste naar voor.  Zijn zwaartepunten uit het professionele overzicht weerspiegelen zich daarmee ook in zijn nagelaten werk. 

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[286] AVJH. Personenfonds II.4. Biografische personalia opgesteld door Van Bulck zelf.

[287] BENOIT Ruben. Exploratie van de koloniale taalkunde aan de hand van het archief Van Bulck. Op zoek naar taalideologie… Gent; UGent (onuitgegeven licentiaatverhandeling); 2002; 83 p. (Vakgroep Afrikaanse Talen en Culturen).; DE MEULENAERE Martine. Bayaka uit de streek rond Ndinga in Belgisch – Kongo (1941 - 1945). Een verkennend historisch demografisch onderzoek aan de hand van een collectie dunne schriftjes van pater Van Bulck s.j. Gent; UGent (onuitgegeven licentiaatverhandeling); 2002; 188 p. (Vakgroep Afrikaanse Talen en Culturen)

[288] DE CLEENE N. ‘E.P. Vaast Van Bulck s.j. (24 september 1903 – 6 juli 1966)’ In: Institut Royal Colonial Belge. Bulletin des séances. Koninklijk Belgisch Koloniaal Instituut. Mededelingen der zittingen. Vol. XXXVIII, 1. Bruxelles, Brussel; IRCB, KBKI; 1967; pp. 143 – 146.; DENIS J. "Bulck (Van)." In: Biographie belge d'Outre - Mer. Belgisch Overzeese biografie. VII. Fascicule C Aflevering. Bruxelles, Brussel; Académie royale des sciences d'outre mer, Koninklijke academie voor Overzeese Wetenschappen; s.d.; kol. 55 – 59.

[289] DE CLEENE N. Art. cit., pp. 147 – 155.; DENIS J. Art. cit., kol. 58 – 59.; VAN BULCK (V.). Autour du problème missionnaire. Etudes de missiologie de 1932 à 1957. Studia Missionalia, X. Romae ; Facultas missiologica. Pontificia Universitas Gregoriana; 1960; pp. 134 – 148.

[290] AVJH. Personenfonds I.3. Bibliografie.; AVJH. Personenfonds II.4. Biografische personalia opgesteld door Van Bulck zelf.

[291] Hij was de zoon van Jozef Van Bulck en Maria Janssens, en broer van Michel Van Bulck. Cf. AVJH. Personenfonds III.16. Familiepapieren.

[292] Dat Gaston zijn eigenlijke naam was, blijkt duidelijk uit zijn identiteitspapieren. Cf. AVJH. Fonds Van Bulck XVII: Taalstudie. Varia 3.20. Een aantal paspoorten van Van Bulck.

[293] AVJH. Personenfonds II.5. Persoonlijke papieren uit zijn derde jaar te Drongen.

[294] VINCK Honoré. “La guerre de 1940 – 45 vécue à Coquilhatville (Mbandaka, R.D. du Congo).” In: Annales Aequatoria XXII; 2001; pp. 36 – 60.

[295] AVJH. Personenfonds III.17. (Naast de doos). Persoonlijk foto – album + bladen met familiefoto’s + reisfoto’s.

[296] Van verscheidene van deze cursussen zijn overigens attestaties terug te vinden in het archieffonds Van Bulck waarin verschillende schriftjes zijn terug te vinden die Van Bulck als notamateriaal voor de lessen gebruikte. In deze schriftjes of cursussen, komen de traditionele zwaartepunten van de verschillende lesgevers aan bod. Later zal ik in een hoofdstuk omtrent de antropologie hierop dieper ingaan. Cf. AVJH. Fonds Van Bulck XLII : Volkenkunde 2. 16. Schrift: Ethnologie 1 (Studietijd Parijs 1928 – 29. Notities cursus M. Mauss.); AVJH. Fonds Van Bulck XLII : Volkenkunde 2. 17. Schrift: Ethnologie 2 (Studietijd Parijs 1928 – 29. Notities cursus M. Mauss.); AVJH. Fonds Van Bulck XLII: Volkenkunde 2. 18. Schrift: Ethnologische Uebungen (Studietijd Wenen 1929 – 30). Notities uit de cursus door W. Koppers.; AVJH. Fonds Van Bulck XLII: Volkenkunde 2. 19. Schrift: Soziologie der Naturvölker. Notities uit cursus door W. Koppers. 1929 – 30. Studietijd te Wenen.; AVJH. Fonds Van Bulck XLII: Volkenkunde 2. 20. Schrift: Psychologie des Primitiven Denkens, Fühlen, Handeln. Notities uit de cursus door W. Schmidt. Studietijd te Wenen.

[297] Een meer uitgebreide beschrijving van de studieloopbaan kan u terug vinden bij: DE MEULENAERE Martine. Op. cit., pp. 43. Dat Van Bulck overigens twee doctoraten schreef over een geheel verschillend onderwerp, is enigszins merkwaardig. Hiervoor heb ik geen voldoening gevende verklaring. Wel is het blijkens het promotieboekje dat was opgesteld ter gelegenheid van de uitgave van zijn Beiträge zur Methodik der Völkerkunde zo, dat het de bedoeling was ze allebei uit te geven. Cf. AVJH. Personenfonds II.1. Brieven aan en door Van Bulck.

Graag wil ik opmerken dat de doctoraatstitels die Van Bulck behaalde in België, feitelijk gelijk te schakelen zijn aan de huidige licentiaatdiploma’s en toekomstige masters. Er bestonden in België tot de wetswijziging van 21 mei 1929 namelijk geen licentiaten. Na het behalen van de graad van kandidaat, behaalde men bij verdere studie reeds onmiddellijk de graad van doctor (cf. de wet van 10 april 1890). Om tot de doctoraten te worden toegelaten, diende men wel een dissertatie voor te leggen. Cf. DE PAEPE P. Pasinomie. Collection complète des lois, décrets, arrêtés et règlements généraux qui peuvent être invoqués en Belgique. Quatrième série. Tome XXV. Année 1890. Bruxelles; Bruylant – Christophe & Cie.; 1890; pp. 93 – 107; DE PAEPE P. Pasinomie. Collection complète des lois, décrets, arrêtés et règlements généraux qui peuvent être invoqués en Belgique. Quatrième série. Tome XXVI. Année 1891. Bruxelles; Bruylant – Christophe & Cie.; 1891; pp. 263 – 265; HENNEBICQ L. (ed.). Les pandectes belges. Corpus Juris Belgici. Inventaire du droit d’une nation de race europeo – americaine au XXe siècle. Tome cent vingt – sept quater. Bruxelles; Maison Ferdinand Larcier; 1937; kol. 212 – 214.

Hoe de situatie in Oostenrijk was, daarover kan ik geen uitsluitsel geven, maar opmerkelijk is alvast, dat hij ook hier maar een tweetal jaar aan heeft gewerkt. Waarschijnlijk was de situatie hier dus gelijklopend en bestonden ook hier geen licentiaten. Dit kan meteen een verklaring zijn voor de aanwezigheid van twee ‘doctoraten’. Het lijkt immers menselijker om twee verhandelingen te schrijven. Zijn eerste verhandeling werd waarschijnlijk dan ook enkel uitgegeven om de Weense school meer uitstraling te geven.

[298] AVJH. Fonds Van Bulck XXI: Organisaties voor Afrikanistiek, congressen, studies. 2. Instituut voor Afrikanistiek Leuven 1953 – 1964: diverse papieren, ook enkele brieven in verband hiermee.

[299] Een gevolg hiervan was dat Van Bulck op eigen initiatief een vrijwillige sollicitatie stuurde naar ene Wils, collega aan de KUNijmegen. Deze laatste moest ten gevolge van een benoemingsstop aan de universiteit van Nijmegen, echter negatief antwoorden. Zie ook het afschrift van brief van Van Bulck aan Wils dd. 07/10/1964. AVJH. Fonds Van Bulck XX: Ontvangen brieven. 20. BLOK, WILS, KNAPPERT: 1954 – 1964.

[300] Dit leidde tot het verhaal, waarin men vertelde dat Van Bulck na zijn ontslag in Rome, totaal in de put was teruggekomen. Nadat hij zonder onderbreken van Rome naar Heverlee was gereisd, haastte hij zich naar zijn persoonlijke kamer, waar hij alles door elkaar terug vond. Men was immers bezig met het aanleggen van een centrale verwarming, waardoor men alle kasten, papieren en boeken had moeten verhuizen, om plaats te maken om de werken te kunnen uitvoeren. Toen Van Bulck dit had gezien, zou hij onwel zijn geworden. Enkele dagen later overleed hij aan een hartaderbreuk. Dit is af te leiden uit de briefwisseling tussen Van Avermaet en Hulstaert. Cf. AHHB. Gekopieerde briefwisseling Hulstaert. Brief van E.P. Van Avermaet aan E.P. Hulstaert dd. 19 juli 1966.

[301] AVJH. Personenfonds III.17. (Naast de doos). Persoonlijk foto – album + bladen met familiefoto’s + reisfoto’s.  

[302] KADOC, Fonds DE CLEENE – DE JONGHE. II. Archivalia N. De Cleene. 2. Etnografie. 2.4. Jezuïet G. Van Bulck (°1903 - +1966), 155. Typoscript G. VAN BULCK, Voyage d’études de Dakar au congo belge (janvier 1932 – août 1933). Rapport par Gaston Van Bulck s.j. s.d. ; VAN BULCK (V.). "Rapport d'une mission d'études affectuées au Congo belge (janvier 1932 - août 1933)." Bulletin des Séances de l'Institut royal coloniale belge. VI; 1935; 1; pp. 116 - 139.

De Cleene (1870 – 1942) was overigens een Scheutist die een van de voortrekkers was van de vorming van een Kongolese geestelijkheid. Deze overtuiging kon hij onder meer doordrukken doordat hij bisschop was te Kongo. Hij had bij de Scheutisten voorts ook een grote invloed wanneer beslissingen in verband met Kongo dienden te worden genomen. Zie ook: DELLICOUR F. ‘Cleene (De).’ In: Biographie belge d’Outre – Mer. Belgische overzeese biografie. VI. Bruxelles, Brussel; Académie Royale des Sciences d’Outre – Mer, Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen; 1967; kol. 216 – 219.

[303] KADOC, Fonds DE CLEENE – DE JONGHE. I. Archivalia E. De Jonghe. 2. Etnografie van Belgisch Kongo. 2.4 Brieven aan koloniale ambtenaren en missionarissen aan E. De Jonghe met etnografische informatie, 359. Brief van J. (sic) Van Bulck (jezuïet) aan E. De Jonghe over etnografie en linguïstiek. 1947.

[304] AVJH. Fonds Van Bulck XV: Taalstudie. Varia 1.16. Persagentschap Fides 24 02 1940: Enquête linguistique d’un jésuite en Afrique Centrale et Méridionale (over Van Bulck).

[305] In 1949 was Lovanium opgericht te Kisantu. Het kwam voort uit twee projecten van de katholieke universiteit Leuven: Fomulac en Cadulac. Het was een universiteit die met steun van de Leuvense universiteit als zusterinstelling werd opgericht. Men wilde er vooral praktijkgerichte opleidingen aanbieden. In 1954 werd de universiteit dichter naar de hoofdstad Leopoldstad verhuisd. Het was tussen 1949 en 1955 dat men de opleidingen en faculteiten oprichtte. Op zo’n moment rector zijn in deze instelling, moet dus inderdaad niet de makkelijkste taak zijn geweest. Cf.: GILLON L. Universiteiten van Belgisch – Kongo en van Rwanda – Urundi. Brussel; s.n.; 1958; pp. 3 – 5, 28 – 35.

[306] Zie hiervoor onder andere: AVJH. Personenfonds I.7 – 11. Ontvangen brieven. 1957 – 1961.

[307] Brief van onbekende aan E.P. Dupuich s.j. dd. 19 oktober 1959. AVJH. Personenfonds I.9. Ontvangen brieven. 1957 – 1961.

[308] BENOÎT Ruben. Op. cit., pp. 61 – 64. Meeuwis gaat hierop in volgend artikel dat hij me na persoonlijk contact meegaf, dieper in: MEEUWIS Michael. Taalkundige cartografie in de kolonie: twee taalkaarten uit 1948. Cartographie linguistique dans la colonie: deux cartes linguistiques de 1948. Linguistic cartography in the colony : two language maps from 1948. In: VELLUT Jean – Luc (ed.). Congo: le temps colonial. Tervuren; Koninklijk Museum voor Midden – Afrika; in druk; s.p.

[309] De Rop was net als Gustaaf Hulstaert een missionaris van het Heilig Hart, die werd voorbereid op de missies met studies etnologie. Hierdoor kwam hij in contact met pater Van Bulck s.j. Als missionaris sloot hij zich bij Hulstaerts stellingen aan, en verdedigde hij mee het werk van deze laatste. De Rop was bovendien een soort van tussenpersoon tussen Van Bulck en Hulstaert, wanneer die het te moeilijk kregen om met elkaar te praten. De verschillende meningen komen dan ook veel oprechter naar voor in deze briefwisseling, waarschijnlijk omdat Van Bulck en Hulstaert mekaar het achterste van de tong niet lieten zien. De volledigheid en het vroege afbreken van hun onderlinge briefwisseling is hiervan een veeg teken.

Meeussen was een vooraanstaand linguïst. In die hoedanigheid was hij onder meer secretaris van de Commissie voor Afrikaanse Taalkunde te Tervuren.

[310] PCA. Brief van E.P. De Rop aan Dhr. Meeussen dd. 11 juni 1955. Kopie toegezonden door Dhr. M. Meeuwis dd. 15 december 2003.

[311] PCA. Brief van Dhr. Meeussen aan E.P. De Rop dd. 13 juni 1955. Kopie toegezonden door Dhr. M. Meeuwis dd. 15 december 2003.

[312] PCA. Brief van E.P. De Rop aan Dhr. Meeussen dd. 15 juni 1955. Kopie toegezonden door Dhr. M. Meeuwis dd. 15 december 2003.

[313] PCA. Brief van Dhr. Meeussen aan E.P. De Rop dd. 16 juni 1955. Kopie toegezonden door Dhr. M. Meeuwis dd. 15 december 2003.

[314] AHHB. Microfiche CH 130 - 132. Briefwisseling van E.P. De Rop aan E.P. G. Hulstaert tussen 7 januari 1952 en 21 juni 1955.

[315] De vriendschappelijke relatie met pater Hulstaert komt naar voor in een brief van Van Bulck aan zijn ouders, gedateerd op 21 maart 1935: AVJH. Personenfonds II.2. Brieven aan en door Van Bulck.

[316] Brief van anonieme auteur aan Van Bulck dd. 21 februari 1961. AVJH. Personenfonds I.11. Ontvangen brieven. 1957 – 1961.

[317] AVJH. Personenfonds I.8. Ontvangen brieven. 1957 – 1961.

[318] AVJH. Personenfonds II.1. Brieven aan en door Van Bulck.

[319] ‘Reeds bij de intrede bij de orde in 1921, vroeg ik om me toe te staan naar de uitgestrekte missiegebieden te kunnen vertrekken’ (vertaling door auteur). AVJH. Personenfonds II.4. Biografische personalia opgesteld door Van Bulck zelf.

[320] AVJH. Personenfonds II.4. Biografische personalia opgesteld door Van Bulck zelf.

[321] Brief van Van Bulck aan Mgr. Felix Pirozzi dd. 18 mei 1959. AVJH. Personenfonds I.9. Ontvangen brieven. 1957 – 1961.

[322] Brief van Dhr. P. Lambotte aan de officier van de Gerechtelijke Politie te Kenge dd. 30 april 1943. AVJH. Personenfonds II.3. Brieven van jezuïeten aan Van Bulck, vooral uit Congo.

[323] AVJH. Personenfonds II.3. Brieven van jezuïeten aan Van Bulck, vooral uit Congo.

[324] In verband met dit probleem heb ik vruchteloos contact opgenomen met het archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, het SOMA, het krijgsauditoraat en de rijksarchivaris van het Algemene Rijksarchief te Beveren. Van Bulck maakt in een van de archiefstukken immers gewag van een aanhouding te Kongo (cf. AVJH. Personenfonds II.4. Biografische personalia opgesteld door Van Bulck zelf.). Ik betwijfel echter of hij daarmee doelt op dit voorval, gezien het hier om een klacht gaat waarbij nergens naar een aanhouding wordt verwezen. De werkelijke inhoud van de effectieve aanhouding is me tot op heden dan ook onduidelijk. Van Bulck zelf stelt dat hij verdacht werd van landverraad, wat in verband te brengen valt met zijn Vlaamse overtuiging.

[325] Brief van E.P. Luyten s.j. aan E.P. Van Bulck s.j. dd. 18 maart 1946: AVJH. Personenfonds II.3. Brieven van jezuïeten aan Van Bulck, vooral uit Congo. De term mfumu betekent overigens zoveel als heer.

[326] AVJH. Personenfonds II.6. Diverse papieren Missiologie.

[327] AVJH. Personenfonds III.18. Artikel H. VINCK ‘Le Centre Aequatoria de Bamanya: 50 ans de recherches africanistes.’

[328] Ik wil hier graag opmerken dat het wel degelijk niet gaat om foute bronvermelding, maar zelfs geen bronvermelding (ut infra).

[329] Deze is opgesteld aan de hand van archiefmateriaal, een autografische uitgegeven bibliografie en een bibliografie die een necrologische nota vergezelde. AVJH. Personenfonds I.3. Bibliografie.; AVJH. Personenfonds II.4. Biografische personalia opgesteld door Van Bulck zelf.; DE CLEENE N. ‘E.P. Vaast Van Bulck s.j. (24 september 1903 – 6 juli 1966)’ In: Institut Royal Colonial Belge. Bulletin des séances. Koninklijk Belgisch Koloniaal Instituut. Mededelingen der zittingen. Vol. XXXVIII, 1. Bruxelles, Brussel; IRCB, KBKI; 1967; pp. 147 – 155.; VAN BULCK (V.). Autour du problème missionnaire. Etudes de missiologie de 1932 à 1957. Studia Missionalia, X. Romae ; Facultas missiologica. Pontificia Universitas Gregoriana; 1960; pp. 134 - 148

[330] Gezien de vele aanmaningen omtrent, en het minder grote belang van deze recensies, heb ik er niet naar gestreefd ze allemaal over te nemen. Ook uit het archieffonds, waar tal van studies in korte weergave kunnen worden teruggevonden, bleek niet welk doel deze hadden. Waren zulke besprekingen bedoeld voor eigen gebruik, bijvoorbeeld ter voorbereiding van lezingen of lessen, of waren ze bedoeld om gepubliceerd te worden? Daarnaast zijn alle door mij teruggevonden recensies van Van Bulck niet meer dan een korte inhoud van het eigenlijke werk. Ze vertellen dan ook weinig over Van Bulcks visies en inzichten, en zijn derhalve ook niet zo interessant.

[331] Dit kwam soms voor bij de werken die enkel terug te vinden zijn in zijn autografische bibliografieën, die in het archieffonds voorhanden zijn.

[332] Artikels die als ‘literatuur’ kunnen geïnterpreteerd worden (zoals met betrekking tot gesproken woordkunst), heb ik evenwel opgenomen bij het partim ‘antropologie’. Vaak was volkenkundige interesse immers de drijfveer voor het verzamelen ervan.

[333] Ik wil hierbij graag nogmaals opmerken dat ik niet alle artikels heb doorgenomen, en me dus vaak heb gebaseerd op de titel, of op de aard van het tijdschrift waarin het artikel is uitgegeven.

[334] Sommige van deze descriptieve artikels zouden kunnen worden ingedeeld bij literatuur omdat ze bijvoorbeeld handelen over traditionele verhalen. Ik heb ze hier toch ingedeeld bij de antropologie, omdat het doel van het neerschrijven van zulke verhalen volgens mij was om een betere kennis te krijgen van de bestudeerde volkeren. Dit doel lijkt me eerder antropologisch van aard dan literair.

[335] Veel van de werken die ik hierbij heb gerekend zijn - naast verslagboeken van congressen - rapporten die zijn uitgegeven binnen het KBKI. Dit cijfer mag niet overdreven worden: in feite is het aandeel van Van Bulck in het segment van het theoretisch werk, zeker wat betreft het vakgebied van de antropologie, niet zo groot. Hierbij wil ik de lengte van zijn academische carrière in ogenschouw nemen. Deze was ongeveer twintig jaar (zonder de onderbreking van de oorlog waarin hij eerder missionaris was dan wetenschapper). Zeer productief kan Van Bulck voor de antropologische wetenschap dus niet worden genoemd.

[336] BENOÎT Ruben. Op. cit., pp. 61.

[337] Het KBKI is opgericht in 1928, om de interesse in België voor haar kolonie aan te zwengelen, alsook om onderzoek te begeleiden en kennis over de kolonie te verzamelen en ter beschikking te stellen van het Hoger Onderwijs in België. Het instituut zelf bestond uit drie afdelingen: de Afdeling van de morele en politieke wetenschappen, die zich vooral toelegde op de studie van geschiedenis, wetgeving, etnologie enz. met betrekking tot Kongo, de Afdeling der natuur- en medische wetenschappen, en de afdeling der technische wetenschappen. Zie ook: CONVENTS Guido, GALLEZ Christine, SENEPART Françoise. ‘Belgische etnologen / antropologen overzee.’ In: Belgen overzee. 150 Jaar verwezenlijkingen in de Derde Wereld. Brussel; KAOW; s.d.; pp. 80; JEWSIEWICKI Bogumil. ‘Belgian Africa’…, pp. 487.

[338] AVJH. Fonds Van Bulck XXI: Organisaties voor Afrikanistiek, congressen, studies. 1. International African Institute of African Languages and Cultures. Werking van 1931 tot 1964. Ook enkele brieven in verband hiermee.

[339] ‘Burssens, Amaat Frans Stephanie’. In: Wie is dat in Vlaanderen? Biografisch lexikon van bekende tijdgenoten in Vlaams – België op politiek, administratief, rechtskundig, godsdienstig, sociaal, militair, sportief, economisch, wetenschappelijk en artistiek gebied. Brussel / Amsterdam; Elsevier; 1953; pp. 43.

[340] BURSSENS Nico. Bibliografie van het tijdschrift Kongo – Overzee. 1934 – 1959. Gent; UGent; 1990; pp. 5

[341] DE SMET Gilbert A.R. ‘Burssens, Amaat.’ In: DE SCHRYVER Reginald (red.). Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Deel 1. Tielt; Lannoo; 1998; pp. 666 – 667.

[342] Emile Possoz (1895 – 1969) was jurist van opleiding. In 1926 vertrok hij als magistraat naar Kongo. Daar onderzocht hij wat hij noemde de ‘negermentaliteit’ en begon hij zich ook bezig te houden met etnologische vraagstukken, zoals de rol van het paternalisme in het rechtssysteem bij de bantoevolken. Zie ook: RUBBENS A. ‘Possoz (Emile)’. In: ROBYNS (ed.) Biographie Belge d’Outre – Mer. Belgische Overzeese biografie. VII.b. Brussel; ARSOM / KAOW; 1977; kol. 307 – 308.

[343] BURSSENS Nico. Op. cit., pp. 5 – 6.

[344] LAUREYS Helga. Congo. Revue générale de la Colonie belge. Algemeen tijdschrift van de Belgische Kolonie. Kwantitatieve analyse en inhoudelijk onderzoek naar etnografie en antropologie (1920 – 1940). Gent; s.n. (onuitgegeven licentiaatverhandeling); 2002; pp. 39 – 40 (Vakgroep Nieuwste Geschiedenis).

[345] DEPAEPE M.; DEBAERE F.; VAN ROMPAEY L. Art. cit., pp. 696.

[346] LAUREYS Helga. Op. cit., pp. 42 – 46.

[347] Ibid., pp. 59 – 61.

[348] Ibid., pp. 61 – 62, 64 – 67, 69 - 72.

[349] Ibid., pp. 141.

[350] Brief van Dhr. A. Lecointre aan Van Bulck dd. 12 februari 1957. AVJH. Personenfonds I.7. Ontvangen brieven. 1957.

[351] STRUYKER BOUDIER C.E.M. Op. cit., pp. 16, 99.

[352] AVJH. Personenfonds I.7 – 11. Ontvangen brieven. 1957 – 1961.