Van Bulcks volkenkunde. Koloniale antropologie in België, een gevalstudie van pater Van Bulck s.j. (1903 – 1966). (Raf Van Hoof) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Deel 1. Methode
I. Methodologische uitgangspunten en theoretische onderbouw
Cultuur is […] nooit ‘consumptie’ in passieve zin, maar steeds hernieuwde productie van zingeving, waardoor oude cultuurvormen soms wezenlijk kunnen veranderen en diametraal tegenover de bedoeling van de producenten of auteurs kunnen komen te staan.[28] |
Geschiedenis is wetenschap. Dit betekent dat men er onderzoek voert op basis van een vraagstelling en een wetenschappelijke methode. In de inleiding is de vraagstelling reeds grosso modo uitgewerkt. Daarom geef ik nu een toelichting bij de door mij gevolgde methode. Hierbij refereer ik in ruime mate aan de eerder uiteengezette probleemstelling.
Na de toelichting bij de gevolgde methode, geef ik kort aan waarom ik deze volg. Dit kan geplaatst worden onder de categorie theorie. Het is immers van belang aan te geven dat ik niet zomaar een methode heb aangewend. Voorts benadruk ik dat de keuze van de methode aan een rijpingsproces onderhevig is geweest. Waar ik aanvankelijk rigoureus de linguďstische pragmatiek wenste toe te passen, hebben een aantal opmerkingen me doen inzien dat dit eigenlijk niet nodig, zelfs niet wenselijk was. Vooral de opmerking die door Marnix Beyen (KULeuven) op de workshop Taal en Geschiedenis werd gemaakt, is in dit kader van belang.[29] Hij gaf namelijk toe dat, ondanks operationalisering van de verschillende discoursanalytische methodes waarnaar ik verder nog verwijs, ze voor historici bijna niet aan te wenden zijn bij onderzoek. Enerzijds omdat historici daarin te weinig zijn opgeleid, anderzijds omdat ze met een grote hoeveelheid aan bronnen zitten. Hierdoor is de historicus eerder een valk die met een nauwgezet oog over zijn bronnen vliegt, en af en toe in duikvlucht iets van naderbij bestudeert zo het hem of haar interessant lijkt, dan een muis die elke vierkante centimeter van haar veld kent. Het was een stelling die onder meer door Stef Slembrouck (UGent) werd beaamd.
De impact van de linguistic turn op het metier van de historicus, werd hiermee in vraag gesteld. Bovendien kan de toepassing van discoursanalyse vaak resulteren in een postmoderne kijk op de geschiedenis. Het adagium il n’y a pas de hors – texte mag dan wel lijken op een postmoderne kijk, toch is het dat niet helemaal. Immers: het hoofddoel is om bij het onderzoek te vertrekken vanuit de tekst, maar met een terugkoppeling naar de context zoals die in andere teksten geconstrueerd is. Het is via de deconstructie van de tekst dat men tot antwoorden hoopt te komen. Het hoeft dan ook weinig betoog dat Beyens’ opmerking zeer acceptabel is, en er eerder naar een re- dan een deconstructie moet worden toegewerkt.
Zonder al te veel theoretische onderbouwing zal ik dit hoofdstuk aanbieden. De voornaamste reden hiervoor is dat dit niet de essentie is van mijn onderzoek. Ik heb me vooral verdiept in de lectuur rond antropologie. Dit maakte het bijna onmogelijk ook een zeer sterk theoretisch uitgewerkt methodologisch hoofdstuk neer te zetten.
I.1. Methode
Kort samengevat zou je kunnen zeggen dat ik mijn bronnen, en dan vooral mijn uitgegeven bronnen, heb onderzocht aan de hand van close reading. Hieronder versta ik een pragmatische toepassing van de linguďstische pragmatiek. Daarmee gecombineerd hanteer ik de klassieke historische kritiek, waarop ik verder niet dieper zal ingaan. Ik zal mijn bronnen dus bevragen met de nodige scepsis naar het waarom van de bron, wie ze heeft opgesteld, wanneer, in welke context. Het lijken me vragen die in feite overal en in elk onderzoek moeten terugkomen. In een eerste paragraaf geef ik een korte uitleg over de linguďstische pragmatiek en haar genese. Daarna ga ik in op het waarom van deze methode, waarbij ik oog zal hebben voor haar voor- en nadelen. Tenslotte zal ik staven waarom ik deze methode slechts op pragmatische wijze toepas.
I.1.1. De linguďstische pragmatiek[30]
De linguďstische pragmatiek is een van de bestaande methoden voor discoursanalyse.[31] Haar wortels zijn terug te vinden in het structuralisme, waar men aanvankelijk louter de syntaxis en de semantiek bestudeerde, zonder de teksten in een ruimer kader te plaatsen. Het pragmatische keerpunt zorgde er evenwel voor dat men ook aandacht begon te besteden aan extralinguďstische factoren bij de studie van teksten en er zich een doorgedreven interdisciplinariteit voordeed. Het uitgangspunt van de linguďstische pragmatiek is dat men vertrekt van de stelling dat elk taalgebruik moet worden gecontextualiseerd en derhalve dynamisch is. Het taalgebruik is immers een verklikker in het schrijven of spreken van wat de auteur denkt, zelfs tussen de regels. Men onderzoekt, net als bij de traditionele historische kritiek, wat er wordt gezegd, door wie en in welke context. Een antwoord op deze vragen is essentieel om te weten te komen wat er effectief verhaald wordt. Bovendien is het een methode waarlangs men de veranderende meningen kan attesteren.[32] Ook het tijdsaspect speelt immers een rol bij de ontwikkeling van een bepaalde manier van kijken.
De linguďstische pragmatiek verschilt naar mijn mening echter fundamenteel van de traditionele historische kritiek. Ze spitst zich namelijk louter toe op teksten. De rest lijkt te zijn verworden tot randfenomenen. Maar voor het bestuderen van die teksten reikt ze wel enkele concrete onderzoekspunten aan, in tegenstelling tot de traditionele historische kritiek, die bijna stelt het ‘gezond boerenverstand’ te gebruiken bij het inhoudelijk doornemen van de bronnen. Dit kan natuurlijk geen wetenschappelijke onderbouwing van onderzoek zijn. Daarom besteed ik aandacht aan een aantal pijnpunten in die traditionele historische kritiek, en waaraan de linguďstische pragmatiek wel belang hecht.
Ten eerste is er de vraag naar de verwoordingpatronen. De wijze waarop zaken gezegd of neergeschreven worden, kan namelijk al veel informatie geven. Onder meer de woordkeuze is hierbij te situeren. Dat dit van belang is, wordt traditioneel aangetoond door te verwijzen naar het klassieke voorbeeld omtrent nieuwsberichtgeving. Een nieuwsbericht over het Palestijns – Israëlische conflict zal veelal anders worden onthaald wanneer de Palestijnen als Palestijnse verzetsstrijders worden afgebeeld, dan dat ze zelfmoordterroristen worden genoemd. Naast de lexicale keuzes, zijn echter ook de grammaticale keuzes van belang. Actieve of passieve constructies geven namelijk - net als nominaliseringen - al heel wat informatie over de achterliggende mening van de auteur. Hierdoor kunnen bepaalde handelingen, verantwoordelijkheden, actoren en causaliteiten worden verdoezeld.[33]
Daarnaast moet aan implicaturen en presupposities aandacht geschonken worden. Hiermee bedoel ik dat er een gevoeligheid moet zijn om de impliciete bedoelingen of uitgangspunten van de auteur te achterhalen. Met andere woorden: men moet het universe of discourse nagaan, of de a priori consensus onder de denkers binnen wat ik zou noemen de ‘intellectuele ruimte rond Van Bulck’, blootleggen.[34] Eens dit onderzocht is, kunnen maar uitspraken gedaan worden over de vigerende ideologie.
Tot slot speelt ook het globale betekenisgeheel en de intertekstualiteit een belangrijke rol. Door de teksten inhoudelijk in hun geheel te bekijken en met elkaar te vergelijken, worden de verschillende elementen immers geplaatst. Grotere betekenisgehelen zijn bovendien veelal gemakkelijker te onderzoeken dan zulke kleine entiteiten die in de eerste twee aandachtspunten van naderbij worden bekeken. Zo krijgt men eveneens consistentie in het onderzoek, omdat de verschillende elementen met elkaar in een groter geheel worden samengebracht. Op die manier worden ook de onderzoeksresultaten aan elkaar getoetst, waardoor men vermijdt dat bepaalde ongegronde uitspraken worden gedaan en de graad van wetenschappelijkheid wordt verhoogd.
I.1.2. Alternatieve onderzoekswijzen
Naast deze linguďstische pragmatiek bestaan nog vele andere methodes die bij discoursanalyse geregeld worden toegepast. Ik vermeld ze hier kort.
Vooreerst is er de critical discourse analysis.[35] Deze methode is vooral door Norman Fairclough ontwikkeld. Globaal kan gesteld worden dat ze heel sterk gelijk loopt met de linguďstische pragmatiek, met dien verstande dat er nog meer de nadruk wordt gelegd op de connectie tussen tekst en sociale realiteit, en de wisselwerking die tussen beide bestaat. Bovendien wordt ze door een doorgedreven interdisciplinariteit gekenmerkt. Dit alles is niet verwonderlijk, als men weet dat het om een onderzoeksmethode gaat die ontwikkeld is vanuit een sterk maatschappelijk engagement.
Naast deze twee belangrijkste kwalitatieve methodes, bestaan er ook kwantitatieve methodes. Ook zij kunnen van nut zijn. Bij kwantitatief onderzoek speelt vooral telwerk een rol. Men ontwikkelt in dat geval immers een theorie, waarbij men aangeeft welke categorieën of woorden men onderscheidt in de onderzochte bronnen. De bronnen plaatst men dan in deze vooraf opgestelde categorieën. Zo gaat men na waaraan de meeste aandacht wordt geschonken in de bronnen. Op deze methode zijn evenwel heel wat aanmerkingen te geven. De achterliggende boodschap in teksten wordt zo immers niet gevat. Nochtans kan juist deze achterliggende boodschap anders luiden dan wat er effectief wordt gezegd. Het meest voor de hand liggende voorbeeld dienaangaande is de ironie, waarbij bepaalde zaken vaak worden gezegd, terwijl er door de auteur juist het omgekeerde mee wordt bedoeld. Een andere toepassing van de kwantitatieve methode gaat na hoeveel plaats voor bepaalde onderwerpen wordt ingeruimd. Hiervoor wordt bijvoorbeeld nagegaan hoeveel bladzijden eraan worden gespendeerd.
In essentie kunnen deze beide technieken worden aangewend om te komen tot drie verschillende soorten inhoudsanalyse.[36] Ten eerste is er de frequentieanalyse. Hierbij wordt gepeild naar het voorkomen van een bepaald woord in een tekst of het aantal artikels gewijd aan een bepaald onderwerp etc. Deze methode heeft als voordeel dat al snel duidelijk wordt waaraan veel aandacht wordt besteed door een bepaalde auteur. De betekenis die deze auteur aan de woorden of artikels hecht, is daarmee echter niet onderzocht. Dit zwakke punt wordt ondervangen in een tweede analysewijze, de valentie- en intensiteitsanalyse. Hierbij wordt aandacht geschonken aan de waarde die door de auteur aan de gebruikte woorden wordt gehecht, alsook het meer of minder extreem zijn van deze waarde. Vooral bij de frequentieanalyse is doorgedreven toepassing van de computer al lang niet meer uitzonderlijk.
I.1.3. Close reading
Zoals gezegd zal de door mij gevolgde methode in hoofdzaak een combinatie zijn van de traditionele historische kritiek met een pragmatische toepassing van de linguďstische pragmatiek. Sommige problemen zal ik evenwel op een specifieke wijze moeten aanpakken, onder meer wanneer ik een analyse maak van het linguďstische werk van Van Bulck. Hij was immers niet enkel antropoloog, maar ook linguďst. Deze twee wetenschappen zijn van belang voor elkaar (ut infra), zeker voor wat de besproken periode betreft. Een grondige studie van de antropologie, noodzaakt me een zijsprong naar de linguďstiek te maken. Wanneer hiervoor evenwel speciale methodologische vereisten nodig zijn, zal ik deze later nog uitwerken.
De pragmatische toepassing van de linguďstische pragmatiek heb ik hier close reading genoemd. Het lijkt me nuttig hiervan de kenmerken uiteen te zetten.[37] Ten eerste betreft het hier een beperkte toepassing van de linguďstische pragmatiek, maar ook van uitgangspunten van andere methodes binnen de discoursanalyse. Ook ik vertrek, zoals reeds aangegeven in de inleiding, van een bepaalde tegenstelling die vaak voorkomt om te kijken of deze tegenstellingcategorie ook bij de geschriften van Van Bulck voorkomt.[38] In deze tegenstellingcategorie zitten alle tegendelen van wat men van zichzelf gelooft dat men is. Als voorbeeld kan ik de tegenstelling aanhalen waarop ik al in de inleiding heb gewezen omtrent het fallologocratische denken in Europa. Hierbij worden alle positieve predikaten aan zichzelf toegekend, en alle negatieve aan de ander, in casu Afrika en haar bevolking. Woordkeuze en syntaxis zijn hierbij van belang, en vormen zo meteen een eerste aandachtspunt. Ook het nagaan van gebruik van bepaalde metaforen of andere stijlfiguren is belangrijk. Langs deze weg wordt vaak veel informatie vrijgegeven. Het voorstellen van een conflict als een strijd, is hiervan een illustratie. Ook aan vooronderstellingen en impliciete betekenissen moet aandacht worden besteed, net als aan doelbewust verzwegen informatie.
Toch zijn deze tegenstellingcategorieën niet zaligmakend.[39] Het werken met tegenstellingen - hoewel dit vaak voorkomt - laat vaak niet toe om complexe verschuivingen te detecteren. Daarnaast betreft het ook een puur idealistische constructie: de westerse cultuur wordt hierdoor veelal uniformer bekeken dan ze in realiteit is. De nodige flexibiliteit in het onderzoek en voldoende aandacht voor de context moeten deze problemen oplosbaar maken. Vooral het gebrek aan eenduidige en makkelijk te hanteren alternatieven speelt hierbij een rol. Of, zoals Nederveen Pieterse het uitdrukt:
Om tot een volledig beeld te komen is een combinatie van cultuurkritiek en historische analyse nodig.[40]
Dat ik close reading wens te beoefenen en niet de linguďstische pragmatiek als dusdanig aanwend, heeft met een aantal overwegingen te maken. Vooreerst speelt de opmerking van Beyen, zoals gezegd, hierin een rol. Ik meende het niet zinvol om me effectief als een valk te gedragen, maar wel als een adelaar die alles van naderbij wil bestuderen, maar daarin tegelijkertijd selectief is. De tijd ontbrak namelijk om die vele bronnen rigoureus te onderzoeken. Enerzijds is de beperkte onderzoeksfase van een licentiaatverhandeling hiervoor verantwoordelijk, anderzijds speelt het een grote rol, dat een evaluatie van Van Bulcks houding maar een deelverzameling vormt van de globale vraagstelling. Bovendien vraagt een wetenschappelijke analyse in de linguďstische pragmatiek een grondige scholing in deze methode; een korte inleidende cursus als Racisme en Beeldvorming, is niet voldoende om de methode volledig te beheersen. Het gevaar bestaat dan dat de uiteindelijke analyse namelijk meer zegt over de onderzoeker dan over diens onderzoeksobject.[41] Dit risico wilde en moest ik niet nemen. Het onderzoek steunt immers niet enkel op de analyse van Van Bulcks geschriften. Daarnaast bestaat bij een doorgedreven toepassing van deze methode het gevaar aan geperverteerde geschiedschrijving te doen. Zeker als men de methode niet goed onder de knie heeft, kan ze immers snel uitmonden in een heksenjacht op bepaalde negatieve uitdrukkingen. Het kan mijns inziens echter niet de bedoeling zijn om enkel zulke ongenuanceerde oordelen te vellen. Dit zou namelijk een grote speelruimte aan nuances in de bevindingen onbenut laten.
Daarnaast is het ook van belang dat close reading nog meer aandacht besteedt aan de verschillende aspecten die in de context van belang zijn. Dit sluit aan bij de geformuleerde probleemstelling. Een tweede groot deeldiagram binnen de vraagstelling heeft immers betrekking op de geschiedenis van de antropologie. Een relatie tussen de bronnen en de historische ontwikkeling van deze wetenschap was dan ook een aandachtspunt bij de zoektocht naar een passende methodologie.
Volledigheidshalve wil ik nog toevoegen dat deze methode niet enkel op teksten toepasbaar is. Beelden kunnen immers eveneens een bepaalde boodschap in zich dragen. Ook deze kunnen dus worden onderzocht aan de hand van close reading. Onder meer Roland Barthes heeft daar meerdere malen op gewezen.[42] Bepaalde iconografische bronnen als foto’s uit het archieffonds, heb ik dan ook niet links laten liggen, maar integendeel volgens dezelfde methode onderzocht. Ook hiervan zal u de resultaten kunnen terugvinden in de weergave van het eigenlijke onderzoek.
I.2. Theoretische verantwoording
Net zoals een wetenschappelijke methode essentieel is bij elk wetenschappelijk onderzoek, is ook een gedegen theorievorming noodzakelijk. Hier zal ik echter enkel ingaan op het waarom van de gehanteerde methode. De theorievorming rond antropologie, komt in een volgend hoofdstuk aan bod. Dit achtte ik passend aangezien het om een uitgebreid hoofdstuk gaat, alsook om een specifiek onderwerp. Voorts zullen enkele specifieke begrippen als racisme of tribalisering, worden behandeld wanneer ze zich in de loop van het onderzoek aanbieden.
I.2.1. De keuze voor de gehanteerde methode
Waarom heb ik me van de linguďstische pragmatiek bediend om de close reading concreet in te vullen? Vooral het begrip pragmatiek is hierbij van belang.[43] Met pragmatiek wordt immers het handelen en gebruik van taal bedoeld, niet de normen en het ideaal. Heel specifiek betekent het begrip dan ook dat er in de toe – eigening van bepaalde gedragingen zowel een wederzijdse beďnvloeding aanwezig is tussen de actoren die culturele elementen uitwisselen, als dat overgenomen zaken aangewend worden binnen de bestaande machtsrelaties. Anders dus dan bij het traditionele begrip acculturatie, heeft pragmatiek betrekking op een wisselwerking van geven en nemen van culturele elementen, binnen intercultureel verkeer. Het is een vorm van toe – eigening die geldt voor de twee actoren die in de uitwisseling betrokken zijn.
Dat machtsrelaties er in dit onderzoek toe doen, is maar al te duidelijk. Van Bulck was immers een Europese wetenschapper die een volk onderzocht en daarover claimde wetenschappelijke uitspraken te kunnen doen. Bovendien is hij ook rechtstreeks in contact gekomen met zijn ‘onderzoeksobjecten’. Deze machtsrelaties zijn vaak zeer moeilijk te bestuderen, vooral omdat ze zich niet expliciet voordoen en vaak eerder op een psychologisch niveau zijn terug te vinden. Een van de beste verklikkers van deze verhoudingen zoals deze zich volgens de pragmatiek bij de bestudeerde persoon of groep voordoen, is de taal.[44] Taal is immers een uiting van de persoonlijkheid van verschillende subjecten. Analyse van het taalgebruik van Van Bulck kan daardoor heel wat informatie opleveren aangaande zijn houding tegenover zijn onderzoeksobjecten, maar ook aangaande zijn positie binnen de antropologie. Vandaar de keuze voor het hanteren van de linguďstische pragmatiek als methode. Daarnaast gaat het signaleren en duiden van verschillen - een van de opdrachten van de antropologie - veelal gepaard met een bepaalde evaluatie van dergelijke verschillen.[45] De terugkoppeling naar de maatschappelijke effecten van beeldvorming en naar de invloed die de algemene context op die beeldvorming had, is dan ook vlug te maken.[46]
Uit bovenstaande mag duidelijk zijn gebleken, dat de linguďstische pragmatiek, met een extra aandacht voor de context, tot wetenschappelijke resultaten kan leiden.[47] Bovendien heeft ze op dit vlak haar relevantie al meerdere malen bewezen, en is ze daarvoor zelfs een van de meest frequent aangewende methodes.[48] Vandaar dat ik - rekening houdende met de verschillende opmerkingen die daarbij geformuleerd werden, ook door gebruikers van deze methode - voor een pragmatische toepassing ervan heb geopteerd in de vorm van close reading.
I.2.2. Enige varianten?
Bij elk onderzoek naar een wetenschapper, dient te worden gepeild naar de wetenschappelijke waarde van deze wetenschapper. Hiervoor heb ik geopteerd een bibliografie op te stellen, en deze te analyseren. Het spreekt voor zich dat hierbij enkel rekening kan gehouden worden met de titels.
Vooreerst heb ik volgende analysewijze aangewend. De hele bibliografische lijst van Van Bulcks oeuvre, heb ik eerst verdeeld volgens onderwerp, daarna volgens de tijdschriften waarin zijn artikels, of naar de uitgevers waarbij zijn boeken, zijn verschenen. Vervolgens heb ik een verdeling qua thema gemaakt. Hoewel het hier geen doorgedreven kwantitatieve analyse betreft, meen ik dat dit wel volstond om de gestelde vragen te beantwoorden.
Een tweede methode die ik heb aangewend om de graad van wetenschappelijkheid van Van Bulcks oeuvre na te gaan, is het nakijken van de vormelijke aspecten. Hierbij heb ik gelet op het voorkomen van literatuurverwijzingen, voetnoten, opbouw van de studies… Omdat ik niet in de mogelijkheid was alle studies die Van Bulck ooit heeft geschreven, na te gaan, heb ik me hiervoor beperkt tot die studies die als uitgegeven bronnen kunnen worden teruggevonden, en die veelal over antropologie handelen. Het spreekt voor zich dat ik hierbij aandacht heb besteed aan het diachroon perspectief.
Een tweede grote variante naar methodologie is deze die door Smith gehanteerd wordt.[49] Omdat de linguďstische pragmatiek volgens hem niet volledig voldoet, stelt hij voor om zich - in navolging van Thomas S. Kuhn - vooral toe te spitsen op de geschiedenis van ideologieën en politiek, om zo de inhoudelijke verschuivingen binnen sociale en culturele wetenschappen te bestuderen. Aangezien deze methode volgens mij in ruime mate overeenstemt met wat ik close reading heb genoemd, lijkt het me niet noodzakelijk hierop nog dieper in te gaan. Het geeft mijns inziens enkel aan, dat de ontwikkelde middenweg een goede optie lijkt te zijn om het onderzoek te voeren gezien de grote nadruk die erin gelegd wordt op de invloed van de socio – economische en politico – institutionele context.
Hiermee mag duidelijk zijn, dat dit onderzoek slechts tot stand is kunnen komen mits een combineren van verschillende methodologische invalshoeken. Zonder deze alle nauwkeurig te hebben uitgewerkt, hoop ik toch dat bovenstaande verduidelijkingen een voldoende ruim kader bieden om mijn onderzoek te ondersteunen. In de conclusie zal ik evalueren of dit ook effectief het geval was, en of er misschien alternatieven mogelijk waren geweest.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[28] FRIJHOFF Willem. ‘Toeëigening: van bezitsdrang naar betekenisgeving.’ Trajecta VI; 1997; 2; pp. 110.
[29] Taal en Geschiedenis. Language and History. Workshop georganiseerd aan de Vrije Universiteit Brussel, vrijdag 24 januari 2003. Voorgezeten door Patricia Van den Eeckhout.
[30] BLOMMAERT Jan, VERSCHUEREN Jef. Op. cit., pp. 32 – 36.
[31] NEUDT Danny. Wij hebben een taak in Congo: de verbeelding van Afrika bij Jef Van Bilsen. Gent; UGent (onuitgegeven licentiaatverhandeling); 2002; pp. 104 – 107.
[32] BLOMMAERT Jan. “Methodologische suggesties voor taalonderzoek in de studie van mentaliteiten.” Tijdschrift voor Sociale Wetenschappen. XXXVII; 1992; 3; pp. 285 – 286.
[33] DE MEESTER Tom. De uiterwaarden van de natie: nationaliteitswetgeving en naturalisatie in België (1894 - 1965). Gent; UGent (onuitgegeven licentiaatsverhandeling); 1997; pp. 80 (Vakgroep Nieuwste Geschiedenis).
[34] Ibid., pp. 81.
[35] NEUDT Danny. Op. cit., pp. 107 – 109.
[36] DENECKERE Gita. Historische kritiek van woord en beeld in de massamedia. Gent; UGent (onuitgegeven syllabus); 2003; pp. 24 - 26 (Vakgroep Nieuwste Geschiedenis).
[37] NEUDT Danny. Op. cit., pp. 110 – 118.
[38] Hoewel tegenstellingcategorieën niet door de linguďstische pragmatiek zelf worden aangegeven, blijkt uit de praktijk toch dat het werken met zulke schema’s een van de meest voorkomende is. Onder meer Corbey maakte er handig gebruik van. Blommaert geeft er trouwens de aanzet toe in het artikel waarin hij enkele methodologische aanzetten wenste te geven. Zie ook: BLOMMAERT Jan. Art. cit., pp. 283 – 291; CORBEY Raymond. Op. cit., passim.
[39] NEDERVEEN PIETERSE Jan. Op. cit., pp. 226.
[40] Ibid., pp. 227.
[41] In hun epiloog maken Blommaert en Verschueren merkwaardig genoeg een gelijkaardige opmerking: ‘Science is always autobiographical. In that sense, the different chapters that precede this epilogue do not only provide an amount of ‘research’, with all its connotations of detachment, neutrality and professional devotion. They also provide a story of the involvement of the authors in what they have described and analysed.’ Cf. BLOMMAERT Jan, VERSCHUEREN Jef. Op. cit., pp. 190. Zonder terug te willen naar het Rankeaanse paradigma, meen ik evenwel dat een zekere mate van objectiviteit vereist is bij wetenschappelijk onderzoek. Moedwillig deze methode die zelfs door haar eigen vaders als mogelijk subjectief genoemd wordt, doorgedreven aanwenden, ging voor mij dan ook te ver.
[42] DENECKERE Gita. Op. cit., pp. 62 – 67.
[43] FRIJHOFF Willem. Art. cit., pp. 113 – 115.
[44] BLOMMAERT Jan. Art. cit. pp. 283; BLOMMAERT Jan, VERSCHUEREN Jef. Op. cit., pp. 32.
[45] NEDERVEEN PIETERSE Jan. Op. cit., pp. 224.
[46] Het lijkt misschien dat beeldvorming niet erg concreet is. Toch wil ik aanstippen dat er tussen beeldvorming en perceptie naar mijn aanvoelen slechts een zeer klein verschil bestaat. De foto op de cover van La Libre Match die een koffiedrinkende Dutroux toont, heeft immers ook met beeldvorming te maken. Er wordt immers de perceptie mee gewekt dat hij eerder in een vakantiehotelletje logeert, dan wel in de gevangenis is opgesloten. Ook hier speelt het overbrengen van een bepaalde ideologie en stemmingmakerij een grote rol in het verspreiden ervan. Cf. VANDERSMISSEN Michel. ‘Dutroux zoals u hem nog niet zag.’ De Standaard. 05.03.2004.
Daarnaast zijn natuurlijk de vele voorbeelden aan te halen die politici de laatste tijd geven omtrent de voor hen stilaan mythische ‘perceptie’.
[47] Dat studie van de context van groot belang is, blijkt uit de gedegen studie die Kuklick in 1991 publiceerde. Vanuit de algemene situatie gaat ze namelijk de ontwikkeling van de antropologie na. Hierbij beperkt ze zich evenwel tot Groot – Brittannië. Cf. KUKLICK Henrika. The savage within. The social history of British anthropology, 1885 – 1945. Cambridge; Cambridge University Press; 1991; pp. 22 – 23.
[48] NEDERVEEN PIETERSE Jan. Op. cit., pp. 226.
[49] SMITH Woodruff D. Politics and the culture in Germany, 1840 – 1920. New York, Oxford; Oxford University Press; 1991; pp. 6 – 12.