|
Algemeen besluit
Het begin van de Tweede Wereldoorlog ligt nu
zestig jaar achter ons. Ondertussen staat hij in ons collectief geheugen gegrift
als een breekpunt in de moderne geschiedenis. Op internationaal vlak betekende
de laatste wereldoorlog inderdaad een breuk. Staten als Groot-Brittannië en
Frankrijk en Duitsland die een voorname rol hadden gespeeld in de vooroorlogse
wereldpolitiek, werden na de oorlog herleid tot figuranten. Tijdens de Koude
Oorlog werd de wereld immers gedomineerd door de Verenigde Staten en de
Sowjetunie. Ook op economisch vlak
waren er drastische veranderingen: het wereldcentrum van handel verschoof van
Londen naar New York, van Europa naar Noord-Amerika.
De Tweede Wereldoorlog had ook een grote impact
op de individuele leefwereld van de mensen. Hun verdere leven werd in vele
gevallen getekend door wat zij tijdens de oorlogsjaren meemaakten. Oudere
Turnhoutenaren herinneren zich de Duitse inval in mei 1940, de angstige nachten
in de schuilkelder, de wegvoering naar Duitsland van verplicht tewerkgestelden,
de rantsoeneringen en de controles tot bestrijding van de zwarte markt. Sommige
inwoners van de stad doorstonden extreme situaties, bijvoorbeeld als soldaat
tijdens de Achttiendaagse Veldtocht, als gearresteerd verzetslid in Duitsland of
tijdens de repressie als aanhanger van de Nieuwe Orde. De oorlog zorgde in
Turnhout voor 148 doden en negentien vermisten. De meeste slachtoffers vielen
als weggevoerde arbeiders in Duitsland (30) en bij de bevrijding van de stad
(21)[1].
Daarnaast vielen vele gewonden, werden mensen gevangengezet, opgeëist,
geterroriseerd, het leven moeilijk gemaakt. De materiële schade van de oorlog
reikte nog veel verder. De Tweede Wereldoorlog blijft voor velen dan ook een
referentiepunt.
We stelden ons de vraag of de periode 1940-1945
een breuk betekende in de nationale en lokale geschiedenis en meer bepaald in de
ontwikkeling van de stad Turnhout. Als men de sociaal-economische evolutie
bekijkt, is dat zeker niet het geval. De neergang van de landbouw was reeds
tijdens het Interbellum ingezet, en de evolutie bleef dezelfde. We moeten
wachten tot het einde van de jaren vijftig vooraleer er een doorbraak kwam van
de KMO’s. De hoge werkloosheid die tijdens de bezetting bestond, verdween al
snel na de bevrijding. In de jaren zestig ging de stijgende economische
ontplooiing van de Turnhoutse regio gepaard met een vrijwel volledige
tewerkstelling, waarbij bovendien een groeiend aantal vrouwen de arbeidsmarkt
vervoegde. De papiernijverheid, Turnhouts industriële trots, kende sinds de
oorlog een zware terugval en zou die pas te boven komen in de jaren zestig. Om
de terugloop van de omzet het hoofd te kunnen bieden, trachtten de Turnhoutse
papierbedrijven hun positie te versterken door de onderlinge concurrentie zoveel
mogelijk in nauwe samenwerkingen te regelen. Vanaf 1948 ondernam men met
verdeeld succes pogingen om een concentratie van ondernemingen te vormen[2].
Het verenigingsleven ging verder zijn gang. De
Kerk kende weinig verlies aan aantrekkingskracht. De jeugdbewegingen groeiden
stilaan uit tot volwaardige jongerengroeperingen. De scholen werden wat groter,
wat nieuwer, wat moderner. Kortom, er werd een evolutie ingezet die zich pas zou
manifesteren in de jaren zestig.
Ook op politiek vlak veranderde er niet veel in
Turnhout. Voor de Duitse bezetting telde de stad Turnhout twee belangrijke
politieke families, de katholieken en de socialisten. Verder was er het VNV, dat
tijdens de jaren dertig sterk opkwam en furore maakte in Turnhout. Sinds de
parlementsverkiezingen van 1936 werd de partij de tweede grootste politieke
fractie in het kiesdistrict Turnhout, na de katholieken, met ruim 25 % van het
totaal aantal stemmen. De liberalen tenslotte waren in het Turnhoutse een zo
goed als te verwaarlozen politieke partij. Na de oorlog bleef de situatie ook
voor hen hetzelfde.
De kiezer evolueerde mee met de politici: de
katholieken verenigden zich in de CVP, de socialisten evolueerden van BWP naar
BSP. Het VNV verdween, maar voor de rest bleef alles hetzelfde. Het gevolg was
dat in 1946 bij de gemeenteraadsverkiezingen slechts twee partijen opkwamen: CVP
en BSP. De katholieken hadden zich ook in Turnhout verenigd en liberalen en
“onafhankelijken” zagen het niet meteen zitten een lijst te vormen. In plaats
van zes lijsten in 1938 waren er in 1946 nog maar twee. De gevolgen van de
stemming brachten desondanks geen veranderingen teweeg in de Turnhoutse
gemeenteraad. Net als in 1938, toen de christelijke werklieden en de katholieken
van de Concentratie samen dertien zetels behaalden, deed de CVP het in 1946
evengoed. Ook de socialisten behaalden net als in 1938 zes zetels. Burgemeester
Van Hoeck stelde zich na twaalf jaar burgemeesterschap niet meer kandidaat. Zo
lag de weg open voor middenstander Bauweraerts om burgemeester van Turnhout te
worden. In het schepencollege werden twee van de vier schepen herverkozen en
oefenden opnieuw het schepenambt uit.
Tijdens de bezetting namen de taken van de gemeentelijke overheid ontzettend toe en bovendien was contact met de Duitsers een delicate maar noodzakelijke opdracht. Ondanks de vele inspanningen die burgemeester Van Hoeck zich getroostte om de inwoners van Turnhout zonder al te veel moeilijkheden doorheen de oorlogsperiode te loodsen, kreeg hij op het einde van 1944 wat kritiek te verwerken en werd hij bovendien voor drie dagen geschorst. Een onderzoek werd ingesteld, maar er kon hem niets bezwaarlijk worden aangewreven. Men mag niet vergeten dat hij tijdens de bezetting in een uiterst lastige positie verkeerde. Vanwege zijn functie was hij de eerste gesprekspartner van de Duitse bezetter. De beslissingen die hij moest maken, balanceerden vaak noodgedwongen op de slappe koord tussen collaboratie, attentisme en passief verzet.
Ons onderzoek richtte zich voornamelijk op het
dagelijkse leven in Turnhout tijdens de oorlogsjaren. Het werd vaak en op
uiteenlopende manieren verstoord. De mobilisatie van het Belgische leger in
augustus 1939 luidde, samen met de groeiende internationale spanning, een
periode van onzekerheid in. De mobilisatie bracht allerlei ongemakken met zich
mee zoals de talloze opeisingen en de mannen die onder de wapens moesten, wat
meestal leidde tot inkomensverlies voor het gezin.
De Turnhoutenaren ondervonden al snel wat het
Duitse woord “Blitzkrieg” betekende. Reeds op 10 mei 1940 overvlogen Duitse
jagers de stad en zaaiden ze met enkele rake bominslagen meteen onrust en paniek
bij de inwoners. De Turnhoutse gemeenteraad nam een aantal preventieve
maatregelen tot bescherming van de inwoners tegen de verwachte beschietingen en
gevechten. Alle beschikbare jongemannen werden naar de Westhoek gestuurd en
velen vluchten in paniek met hebben en houden. Verdachte personen werden
gearresteerd en achter slot en grendel gezet. Op 14 mei 1940, kort na de middag,
namen de Duitsers zonder slag of stoot Turnhout in. De Duitse soldaten gedroegen
zich bijna voorbeeldig en er deden zich geen noemenswaardige incidenten voor. De
bezetters stelde wel onmiddellijk hun eisen: elke sabotagedaad zou zwaar worden
bestraft, de avondklok en de verduistering moesten strikt worden nageleefd en
levensmiddelen dienden tegen de officiële prijzen te worden verkocht. Op 15 mei,
één dag na de bezetting, vergaderde het schepencollege met hoogdringendheid. Er
werd getracht de ergste nood te ledigen en om met de bezetter een gunstige
relatie te bekomen.
Ook de Turnhoutse bevolking werd zwaar
getroffen door het voedseltekort, de verplichte tewerkstelling en de Duitse
opeisingen. Sommige landbouwers en handelaars maakten van de nood een deugd en
verrijkten zich door middel van woekerpraktijken. Wie geld had, kon zich op de
zwarte markt immers alles veroorloven. Smokkelen was ook een mogelijkheid om het
karige rantsoen wat aan te vullen. Gelegenheidssmokkelaars konden op enig begrip
rekenen van de overheid. Beroepssmokkelaars werden daarentegen zwaar aangepakt.
De behoeftige Turnhoutenaar kon ook rekenen op de gemeentelijke hulpverleneing
en vooral op de steun van Winterhulp. Op vele plaatsen in het land werd deze
organisatie gewantrouwd omwille van haar vermeende banden met het Duitse
“Winterhilfe”. In Turnhout was de organisatie echter sterk uitgebouwd en had ze
een goede reputatie omwille van de vele hulp die ze bood aan de behoeftige
inwoners van de stad.
De Duitse aanwezigheid zette een domper op het
ontspanningsleven. Alle activiteiten diende aangevraagd, gecontroleerd en
goedgekeurd te worden door de bezetter. Toch probeerden de Turnhoutenaars met de
beperkte middelen die voorhanden waren, zo intens en bewust mogelijk te genieten
van alle schaarse blije momenten. De aanslepende oorlog en het gevoel van
onzekerheid stimuleerden immers de behoefte aan ontspanning. Sport- en andere
evenementen die mochten plaatsvinden, konden steeds op grote belangstelling
rekenen.
De VNV-afdeling was de meest actieve
Nieuwe-Ordegroepering in Turnhout. Via L.Verachtert, die tijdens de oorlog
promoveerde van raadslid naar schepen, trachtte het VNV enige invloed uit te
oefenen op het stadsbestuur, zonder veel succes overigens. Ook de DeVlag was
actief in Turnhout, maar kende minder succes dan het VNV. Vele Turnhoutse
VNV-ers waren ook lid van de DeVlag. VNV-lid Verachtert was bovendien
plaatselijke celleider van de beweging. Verder was er in Tunhout ook sprake van
de UHGA. Raadslid Op de Beeck was één van de bekendste leden. Nochtans kende ook
deze groepering niet het verhoopte succes in de stad. De Turnhoutse socialisten
weigerden immers lid te worden van deze Duitsgezinde vakbond. Op cultureel vlak
kende het VNV en de DeVlag meer succes. De DeVlag opende zelfs een eigen
bibliotheek tijdens de bezetting. Het VNV was dan weer sterk aanwezig in het
Turnhoutse toneelleven.
Het verzet was nauwelijks actief in en rond
Turnhout. Vooral het gewapend verzet was eerder uitzonderlijk. Vanaf 1941, maar
vooral vanaf 1942, organiseerde het verzet zich ook in het Turnhoutse beter en
was er sprake van gecoördineerde acties. De NKB en de BNB waren de meest actieve
verzetsbewegingen in Turnhout en omstreken.
Na meer dan vier jaar bezetting werd Turnhout
op 24 september 1944 bevrijd, zij het niet volledig. Het centrum werd zonder
weerstand veroverd door de geallieerden, maar de Duitsers hielden zich nog
schuil achter de Turnhoutse Vaart tot begin oktober. Turnhout beleefde op deze
manier nog bange dagen in het vooruitzicht van de definitieve bevrijding van het
grondgebied en het wegtrekken van de frontlinie. De bevrijding gaf aanleiding
tot een groot feest, maar ook de passies laaiden soms hoog op en de niet tijdig
gevluchte collaborateurs werden hardhandig aangepakt. Het was aan het optreden
van burgemeester Van Hoeck en commissaris Van Calster te danken dat de zaken
niet volledig uit de hand liepen en dat er geen dodelijke slachtoffers vielen
tengevolge van deze eruptie. De meeste opgepakte Turnhoutenaars van de
“septemberdagen”, konden overigens bezwaarlijk als echte collaborateurs
beschouwd worden.
De oorlog was voor de inwoners van Turnhout
beëindigd, met uitzondering van enkele V-bommen die nog op Turnhouts grondgebied
terechtkwamen, vanaf begin oktober 1944. Dit wilde echter niet zeggen dat de
stad aan het einde van haar lijdensweg was gekomen. De bevoorrading zou nog
enige tijd voor problemen zorgen en de aanwezigheid van geallieerde soldaten op
het grondgebied betekende ongemak voor de inwoners. Bovendien waren er in de
gemeenteraad uiteenlopende discussies in verband met de houding van
verschillende leden van de raad tijdens de oorlog. Zo werd mede het politieke
spectrum verdeeld in een katholieke rechterzijde, inclusief
Vlaams-Nationalisten, en een vrijzinnige linkerzijde van socialisten en
liberalen.
De tegenstellingen “zwart” en “wit” zouden
slechts langzaam vervagen. Alle wonden zijn nog steeds niet geheeld. Meer dan
vijftig jaar nadien zijn er nog steeds mensen in Turnhout die niet praten met
andere inwoners, omdat toen leden van de respectievelijke families - vaak reeds
overleden - er een andere mening op nahielden en aan de andere kant van de
barrière stonden. De definitieve bevrijding heeft blijkbaar nog steeds niet bij
iedereen plaatsgehad.
|
[1] Cf. infra, BIJLAGE 1: 1. De oorlogsslachtoffers van Turnhout, p.160; PEETERS, Een oorlogsbilan: stadsgenoten die tengevolge van oorlogsomstandigheden het leven verloren of vermist zijn.
[2] DE KOCK en VAN AUTENBOER, Turnhout. Groei van een stad, 252-257.