De Touwslagerij te Hamme. Macrostudie over de touwindustrie te Hamme met nadruk op de 19de en 20ste eeuw, gevolgd door een casestudie over het touwslagersgeslacht Vermeire van de 16de eeuw tot de 20ste eeuw. (Sofie Buyse)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

INLEIDING

 

I. PROBLEEMSTELLING

 

     De eindverhandeling beoogt een beeld te geven van een uitgestorven industriële activiteit, het touwspinnen en touwslaan met de hand. Deze ambachtelijke nijverheid was vooral in de 19de, begin 20ste eeuw belangrijk voor de economische ontwikkeling van Hamme.

 

     Een persoonlijke interesse voor het kwijnend Belgische industriële erfgoed en een familieverwantschap met een touwslagersgeslacht uit Hamme, bracht ons ertoe te graven in het industriële verleden van deze gemeente. Het viel ons op dat er in Hamme zelf, buiten enkele artikels en onuitgegeven initiatieven, weinig onderzoek gebeurd was naar deze eens zo belangrijke industrie. Een klacht die ook werd geuit door een heemkundige van Hamme in volgend artikel:

 

"Zoals hier reeds enkel keren aangehaald is er in Hamme bitter weinig interesse om met het meer dan interessant socio-economisch verleden iets te doen, zeker gezien er nog maar één deftige touwbaan beschikbaar was. Was, inderdaad. Het aandringen van de federatie voor toerisme, de VVIA en andere verenigingen hebben niet kunnen vermijden dat er reeds een 200-tal meter van de 300 meter lange baan afgebroken werden. Bakstenen, dakpannen en pannelatten werden gerecupereerd door de sloper, terwijl de loopinrichting nog op de grond ligt en een baanwagen (Hams fabrikaat en niet zoals bij Le Lis import uit Belfast, deze wagen bevindt zich in het MIAT) langs de kant gegooid werd, klaar om ook opgestookt te worden met nog enkele vaten pek en houtresten. Het ziet er dus naar uit dat de touwslagerij uit de Hamse regio in de nabije toekomst in Gent tot leven zal komen, terwijl voor- en nageschiedenis te Hamme verder verdwijnen. De arbeidershuisjes (voor 1800) uit De Ring, waarvoor het Bestuur voor Monumenten en Landschappen ooit nog een renovatieproject ontwikkelde, hebben ook reeds enige jaren plaats gemaakt voor de meest eenvoudige oplossing: een parking, één auto per vroeger huisje[1]."

 

     Het onderzoek werd opgesplitst in twee delen. In een eerste macrodeel werd getracht een totaalbeeld te schetsen van de organisatie van de touwnijverheid met nadruk op de 19de en 20ste eeuw. Aan de hand van statistische gegevens en ander bronnenmateriaal probeerden we volgende onderzoeksvragen op te lossen:

 

1.  Wanneer is deze nijverheid ontstaan in Hamme? Wanneer kende ze haar grootste bloei? Waarom was de touwindustrie het best uitgebouwd en het meest succesvol te Hamme?

 

2.  Hoeveel touwslagers waren er werkzaam te Hamme? Waar waren de touwslagerijen gelegen? In welke verhouding stonden zij tot de thuispinners?

 

3.  Hoeveel thuispinners waren werkzaam in het touwbedrijf? Wat lag aan de basis van de verdwijning van deze huisnijverheid? Wat waren de sociale gevolgen van deze verdwijning? Hoe waren de levensomstandigheden van deze thuisarbeiders? Werden de kinderen vroeg betrokken in het beroep van de ouders?

 

4.  Welke technieken werden er gebruikt ter vervaardiging van het touwwerk? Veranderde het productiesysteem gedurende de eeuwen? Welke grondstoffen gebruikte men als basis voor het touwwerk, en was daar een evolutie in op te merken?

 

5. Wat was de impact van deze nijverheid op de economie? Was ze enkel van lokaal belang, of kende ze ook nationale en zelfs internationale belangstelling? Wat waren de afzetgebieden? Waarvoor werd het touwwerk gebruikt?

 

6.  Hoe gebeurde de omschakeling naar de gemechaniseerde touwbedrijven? Gebeurde dit geleidelijk of zeer abrupt? Was er georganiseerd verzet tegen deze rationalisatie vanwege de thuisspinners? Hoe waren de arbeidsomstandigheden in deze gemechaniseerde fabrieken?

 

     Vanuit dit globale beeld op de nijverheidsorganisatie werd in een tweede deel een casestudie uitgevoerd naar de bedrijfsorganisatie van het touwslagersgeslacht Vermeire van de 16de tot de 20ste eeuw. Via private archieven en ander bronnenmateriaal werd getracht een antwoord te formuleren op volgende onderzoeksvragen:

 

1.  Hoe evolueerde het touwbedrijf van de 16de tot de 20ste eeuw? Kende het doorlopend uitbreiding of waren er perioden van achteruitgang? Hoe reageerden zij op de mechanisatie in de 19de eeuw? Waarom werd het bedrijf tenslotte overgenomen door een andere touwslagersfamilie?

 

2.  In welke touwsoorten waren zij gespecialiseerd? Wat waren hun afzetgebieden?

 

3.  Bekleedden zij al dan niet een machtige positie te Hamme en had dit invloed op hun industriële activiteiten?

 

 

II. STATUS QUESTIONIS

 

     Over dit onderwerp werden twee vrij omvangrijke werken geschreven aan het begin van deze eeuw. Het ene werd gepubliceerd in de reeks 'Les industries à domicile en Belgique' in 1907, het andere was een onuitgegeven verhandeling van een maatschappelijk assistent geschreven in 1939. Daarnaast werden een tweetal interessante artikels geschreven over het onderwerp en werd een onuitgegeven boek opgesteld.

 

A. DE ZUTTERE (C.), L'Industrie de la corderie, Les industries à domicile en Belgique, Bruxelles, Schepen en Cie, 1907, Vol. VIII,  pp. 1-195

 

     Toen Charles De Zuttere het werk schreef, waren er nog heel wat touwspinners te Hamme. Daarom is dit werk een ooggetuigeverslag van de situatie van de Hamse touwnijverheid rond de eeuwwisseling, met nadruk op de touwspinners. Aangezien de studie gepubliceerd werd in 1907, bleef het onderzoek naar de teloorgang van de thuisspinners onvolledig. Veel aandacht werd besteed aan de herkomst van de Belgische en Hamse nijverheid, de technieken, de grondstoffen en de lonen van de arbeiders. Minder aandacht werd besteed aan het aantal personen actief in de touwindustrie, aan de beschrijving van de belangrijkste touwslagerijen en aan de algemene politiek- economische situatie te Hamme.

 

B. GOBEL (G.), Het touwbedrijf te Hamme: economische en sociale toestanden, Ukkel, Arbeidshogeschool (onuitgegeven verhandeling), 1939, 234 p.

 

     Over het werk van Gobel werd door een tijdgenoot het volgende geschreven:

 

"Gilbert Gobel, een zo natuurlijk begaafde en toch zo beperkte sociaal assistent, door werkloosheid geteisterd, geënthousiasmeerd door het Plan de Man. De sociale nijptang zat onmeedogend rond zijn hals geklemd. Ziekelijk, misschien wel ziek in merg en been, kreeg hij toch een omvangrijke scriptie klaar over de mensonterende touwslagerijen te Hamme met een inbreng van nooit voorheen bijeengebrachte originele technische details, maar als redactie zo onverteerbaar, nee, zo lagere-schools gesteld, dat De Sikkel er niet toe te bewegen was de studie, zelfs als documentatie-unicum, te publiceren. De oorlog heeft dan plots verhinderd dat het werk herschreven zou worden onder zijn geleide. Het terug opnemen van zijn onmisbaar werk moet nog mogelijk zijn, want zijn vrouw droeg het geïllustreerd proefschrift aan de Stadsbibliotheek over[2]."

 

     Zo kwamen we op de hoogte van het bestaan van dit werk. De studie van Gobel is een studie van iemand die bekijkt hoe het in 1939 met het touwbedrijf gesteld is. Tijdens zijn jeugd te Hamme waren de spinbanen nog goed bevolkt en hij vraagt zich af wat er van deze mensen is geworden nu de spinbanen er verlaten bijliggen. Deze verhandeling kwam niet tot stand op basis van doorgedreven archiefonderzoek, maar op basis van mondelinge bronnen wat ging over de laatste thuisspinners, de arbeiders van de gemechaniseerde fabrieken en hun patroons. Het werk van Gobel is daarom niet belangrijk voor de historische achtergronden en statistieken, die hij overneemt van De Zuttere, maar omwille van zijn veldwerk en de nadruk op de levensomstandigheden van de werkende klasse.

 

C. VAN GEERT (J.), Het nest van de wuiten, 1970-1975, (onuitgegeven boek), s.p.

 

VAN GEERT (J.), De oude spinbanen in het Hamse landschap, Heemkundig kring Osschaert. Driemaandelijks tijdschrift van de heemkundige kring van groot-Hamme, III, 1989, 3, pp. 60-65

 

     De informatie waarmee Jef Van Geert zijn boek samenstelde, werd ongeveer 35 à 40 jaar geleden verzameld. Volwassen leerlingen van de privé-school voor spin- en weefkunde van de maatschappij Le Lis, dienden als eindejaarswerk interviews af te nemen en beeldmateriaal bijeen te brengen van de nog bestaande touwspinners. Van deze samengebrachte informatie maakte J. Van Geert een compilatie en gaf het de naam 'het nest van de wuiten', een boeiend boek met prachtige illustraties.

 

     Het artikel over de oude spinbanen in het Hamse landschap werd op basis van dit boek geschreven. Wij namen het als basis voor het onderdeel over de techniek van het touwspinnen.


 

D. VAN GOETHEM (G.), Sociaal oproer in Hamme voor de Eerste Wereldoorlog. Onderzoeksnotities, Bijdragen tot de geschiedenis van het kanton Hamme (Jaarboek), II, 1993, pp. 31-46

 

     Dit artikel werd gebruikt als basis voor het onderzoek naar het sociaal protest en de stakingen te Hamme op het einde van de 19de, begin 20ste eeuw. Aan de hand van de geschreven pers geeft Van Goethem een overzicht van de stakingen voor de eerste wereldoorlog en gaat dieper in op de oorzaken.

 

 

III. ANALYSE VAN DE BRONNEN

 

In dit onderdeel worden enkel de belangrijkste bronnen besproken.

 

A. Bronnen in handschrift

 

1. Private archieven

 

     Twee hoofdstukken van het tweede deel zijn voornamelijk gebaseerd op de private archieven. Dit privaat archief bestaat uit twee handgeschreven boekhoudkundige verslagen.

 

     Het eerste dateert uit de periode 1764-1786 en behandelt de leveringen van touwwerk door Pieter Francis Vermeire (1718-1816). De bron geeft informatie over het soort touwwerk, de plaats van levering, de kostprijs en het gewicht. Ze geeft daarentegen geen uitsluitsel over de grootte van de touwslagerij, het aantal werknemers, het aantal dagen nodig voor het produceren van een touw, de werktuigen gebruikt bij het touwslaan enz.

 

     Het tweede verslag werd opgemaakt door zijn zoon Gabriel Vermeire (1774-1853) voor de periode 1800-1853. In tegenstelling tot zijn vader schrijft Gabriel niet over de soorten touwwerk die hij produceert en de plaatsen van levering. Het register handelt meer over de organisatie van het touwbedrijf, de grootte van de spinbanen, de bouw van nieuwe spinbanen, de aankoop van gronden ter uitbreiding van de touwslagerij enz.

 

2. Gemeentearchief Hamme

 

     De zoektocht naar archief in het gemeentehuis van Hamme was geen succes. Het gemeentearchief bleek twintig jaar geleden te zijn vernietigd wegens plaatsgebrek, zodat we enkel archivalia vonden vanaf de tweede wereldoorlog tot nu. Ook de jaarverslagen waren niet meer aanwezig te Hamme.

 

     In het kader van het onderzoek naar het aantal personen actief in de touwslagerij, maakten we gebruik van de bevolkingstellingen die intact aanwezig waren te Hamme met uitzondering van de telling van 1867-1880 waarvan deel zes ontbrak. Het probleem bij het onderzoeken van deze bron was de naamgeving van de beroep van spinner. Sommigen tellingen maakten een onderscheid tussen vlas- en kempspinners, maar meestal had men het over spinners zonder verdere precisering. Om verwarring te vermijden werd deze beroepsgroep uitgesloten uit de telling, hoewel deze heel nauw verbonden was met de touwindustrie. Hetzelfde probleem hadden we met de arbeiders uit de gemechaniseerde touwfabrieken. De tellingen preciseerden niet in welke soort fabriek de arbeiders werkten, maar noteerden als beroep arbeider. Daarom was het onmogelijk de arbeiders uit de gemechaniseerde touwfabrieken te tellen en werden ze uitgesloten uit de telling. Het gevolg hiervan was een onvolledig beeld van het aantal personen actief in de touwindustrie, een euvel dat gelukkig kon verholpen worden dankzij de NIS-tellingen.

 

3. Provinciaal archief

 

     Als gevolg van de vernietiging van het gemeentearchief te Hamme, dienden we ons te behelpen met het provinciaal archief dat gelukkig een rijk archief bleek te zijn. We gebruikten dit archief voor de periode 1790-1920, met uitzondering van de periode 1850-1870, waarvoor geen uitgebreide, aangepaste inventaris ter beschikking stond. Het soort informatie dat we haalden uit het provinciaal archief valt niet te plaatsen onder één noemer. Vaak ging het om invullijsten over de toestand van de industrie, landbouw enz. die de burgemeester diende in te vullen en terug te sturen naar de prefect van het arrondissement. Daarnaast gebruikten we kieslijsten, veetellingen, belastingslijsten enz. Het provinciaal archief van 1870-1920 bevatte heel weinig bruikbare informatie.

 

4. Oud archief Hamme

 

     Het oud archief van Hamme is bewaard gebleven en loopt tot de Franse periode. Belangrijk voor het onderzoek naar het touwslagersgeslacht Vermeire waren de staten van goed of wezenregisters. Een heel deel van deze staten van goed werden getranscribeerd en gebundeld door Willy Stevens. Degene die vermeld staan onder oud archief Hamme in de bibliografie werden zelf ontcijferd.

 

     Belangrijk aan deze bron was de inventaris van de roerende en onroerende goederen. Al het gereedschap nodig voor het touwslaan werd vermeld, eventueel samen met de grondstoffen en andere zaken. Enkele van de staten vermeldden de schulden die anderen schuldig waren aan het sterfhuis, waardoor we op de hoogte kwamen van het soort touwwerk dat werd geproduceerd en de plaatsen van levering. Helaas waren niet alle staten zo volledig. Uitzonderlijk werden bij de inventaris van de onroerende goederen de spinbanen vermeld.

 

5. Het kadaster

 

     De kadastrale tellingen en de aanvullende mutatiedossiers waren heel belangrijk voor het onderzoek. Aan de hand hiervan konden we een reconstructie maken van het aantal touwslagerijen en spinbanen, hun grootte, hun aard (gemechaniseerd of niet) en vooral hun eigenaars. Hierdoor waren we in staat touwslagerijen te ontdekken die decennialang in de handen van dezelfde familie bleven. Daarom waren deze bronnen belangrijk voor het eerste deel van de eindverhandeling in het kader van het aantal touwslagerijen en spinbanen, maar ook voor het tweede deel, omdat we op die manier de uitbreidingen en veranderingen van eigenaars van de touwslagerij van de Vermeires konden volgen. Nadeel aan de kadastertellingen waren hun onvolledigheid. Ze telden enkel touwslagerijen en spinbanen van een zekere grootte en belang.

 

B. Uitgegeven bronnen

 

1. De tellingen van het Nationaal Instituut voor de Statistiek

 

     Deze tellingen waren belangrijk voor het onderzoek naar het aantal personen werkzaam in de touwindustrie en het aantal touwslagerijen. De telling van 1846 gaf geen informatie per dorp, maar was bruikbaar om een algemeen beeld te schetsen van het belang van de touwindustrie in het arrondissement Dendermonde. De telling van 1880 was onvolledig in die zin dat ze de huisnijverheid verwaarloosde en daarom niet echt bruikbaar was. De telling van 1896 gaf een volledig beeld van de secundaire activiteit, met de huisnijverheid inbegrepen, evenals de telling van 1910 en 1930.

 

     De landbouwtellingen van 1846, 1880 en 1895 werden gebruikt om een vergelijking te maken tussen de hennep- en vlascultuur te Hamme.

 

2. Het arbeidsblad

 

     Het arbeidsblad werd gebruikt in kader van het onderzoek naar het sociaal protest en de stakingen te Hamme. Het gaf uitgebreide informatie over de toestand van de touwslagerij en het verloop van de stakingen. Helaas hing de berichtgeving af van het al dan niet bestaan van een beroepsvereniging te Hamme, zodat we hiaten hebben van december 1901 tot maart 1906. Na de eerste wereldoorlog stopte de berichtgeving.

 

 

IV. STRUCTUUR VAN HET SCHRIFTELIJK VERSLAG

 

     In het eerste deel van de verhandeling trachten we een beeld te krijgen van de organisatie van de touwslagerij met nadruk op de 19de en 20ste eeuw.

 

     Het eerste hoofdstuk geeft een algemeen beeld van Hamme. Naast een geografische situering, is er informatie over de demografische evolutie, de structuur van de beroepsbevolking, de in- en uitwijking en de pendelarbeid. Het hoofdstuk wordt afgesloten met gegevens betreffende de armoede, het analfabetisme en het onderwijs.

 

     Het tweede hoofdstuk gaat dieper in op de grondstoffen die gebruikt worden voor het vervaardigen van touwen. Naast een korte geschiedenis over deze plant, maken we kennis met de kenmerken van de hennepcultuur en de verschillende soorten. Met deze informatie gaan we de evolutie van de gebruikte grondstoffen te Hamme na. Tenslotte gaan we even in op de afzetgebieden van het touwwerk, waarna we besluiten met een bondig intermezzo over de vlasteelt in het land van Dendermonde.

 

     In het derde hoofdstuk worden de technische kanten van het touwslagersberoep onderzocht. Dit gaat van het hekelen en touwspinnen tot het touwslaan op ambachtelijke en half-industriële wijze. Dit alles wordt omkaderd met een paragraaf over de terminologie van het touwwerk.

 

     Het vierde hoofdstuk behandelt de evolutie van de touwslagerij. Eerst bestuderen we de historische ontwikkeling van de touwslagerij in België, waarna deze wordt toegepast op de situatie te Hamme. Daarna gaan we over tot het tellen van het aantal touwslagerijen en personen actief in de touwslagerij, waarbij we vergelijkingen maken tussen de kadaster- en NIS-tellingen.

 

     Het laatste hoofdstuk van het eerste deel behandelt het sociaal oproer en de stakingen te Hamme van 1894 tot 1936. De oorzaken van deze troebelen worden nagegaan, gevolgd door een analyse van elke staking afzonderlijk.

 

     De casestudie van het touwslagersgeslacht Vermeire van de 16de tot de 20ste eeuw vormt het tweede deel van de verhandeling.

 

     Het eerste hoofdstuk behandelt de opkomst van dit touwslagersgeslacht aan de hand van de staten van goed en bestrijkt de periode 1560-1734. Aan de hand van de inventaris van roerende en onroerende goederen en de schulden aan het sterfhuis, wordt nagegaan of de opeenvolgende generaties betrokken waren in het touwbedrijf.

 

     Het tweede hoofdstuk is de analyse van het memorieboek omtrent leveringen van touw van Pieter Francis Vermeire over de periode 1764-1768. De plaatsen waar het touwwerk wordt afgeleverd, het aantal leveringen per jaar, het soort touwwerk en hun plaats van afzet, het brutoloon van Pieter Francis en een staten van goed worden onderzocht.

 

     Het derde hoofdstuk is de analyse van het register van familieaangelegenheden en eigendommen van Gabriel Vermeire en Theresia Wauman van 1800 tot 1853, met nadruk op het touwbedrijf, de olieslagerij en het politieke leven van Gabriel.

 

     Het vierde hoofdstuk tenslotte behandelt de verdere evolutie van het touwbedrijf van de Vermeires tot in de 20ste eeuw. We gaan dieper in op de opeenvolgende eigenaars.

 

     De eindverhandeling wordt afgesloten met een algemeen besluit.

 

 

V. ONDERZOEKSMETHODE

 

     De onderzoeksmethode valt af te leiden uit de structuur van het schriftelijk verslag. In eerste instantie legden we ons toe op het onderzoek naar de touwslagerij te Hamme in het algemeen. Daarvoor verdiepten we ons in de literatuur over dit onderwerp. Wegens de mislukte poging om gemeentearchief te vinden te Hamme, onderzochten we vervolgens het provinciaal archief, waar we zowel informatie vonden met betrekking tot het eerste deel en het tweede deel van de eindverhandeling. Om een concreet beeld te krijgen over het aantal touwslagerijen en spinbanen doorbladerden we de kadastrale leggers en vulden deze aan met de mutatiedossiers. Om dit beeld aan te vullen bestudeerden we de NIS-tellingen en telden het aantal personen actief in het touwbedrijf in de bevolkingstellingen. Tenslotte onderzochten we het Arbeidsblad in het kader van het hoofdstuk over stakingen, en brachten mondelinge bronnen ons verheldering over enkele zaken.

 

     Voor het tweede deel legden we ons in eerste instantie toe op het transcriberen en analyseren van de privé-archieven. Aanvulling hierop vonden we in het provinciaal archief en in de kadastrale leggers en mutatiedossiers. Om het touwslagersgeslacht verder in het verleden te volgen, onderzochten we tenslotte de wezenregisters of staten van goed. Hierbij willen we opmerken dat in het tweede deel een touwslagersgeslacht wordt onderzocht. Bij het touwslaan dienen we een onderscheid te maken tussen de touwspinners, die vooral in de 19de eeuw in aantal toenamen, en enkelvoudig touw sponnen in het kader van het huishouden. Dit enkelvoudig touw werd vervolgens verkocht aan de touwslager die het verwerkte tot strengen en later touwen. Het onderzoek naar de Vermeires is dus geen reconstructie van de huisnijverheid 'het touwspinnen' die vooral in de 19de eeuw opgang maakte. Eeuwenlang werd de productie van vezel tot touw in het eigen bedrijf uitgeoefend, waarna deze familie zich in de 19de eeuw volledig specialiseerde in het touwslaan. Waarschijnlijk zullen zij op dat moment touwspinners in dienst gehad hebben, hoewel de bronnen hierover geen uitsluitsel geven.

 

     Daarnaast willen wij de aandacht vestigen op de verschillende benamingen die bestaan i.v.m. het spinnen en touwslaan:

 

Spinner = touwspinner, thuiswerker, thuisspinner, huisspinner, handspinner, buitenspinner

Spinbaan = lijnbaan

Touwslagerijen = zeeldraaierijen (touwslagers = zeeldraaiers)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] H. VAN ROYEN, Hamme: touwslagersbaan La Hammoise, Industrieel erfgoed in Vlaanderen, 1993, 31, p. 3

[2] G. SCHMOOK, Stap voor stap langs kronkelwegen. Gedenkschriften, Antwerpen/Amsterdam, Nederlandse

Boekhandel, 1976, pp. 405-406