Topambtenaar in Belgisch-Kongo. Een studie naar beeldvorming bij ambtenaren in gewestdienst, van het niveau van gouverneur-generaal tot hulpgewestbeheerder, in de periode 1958-1960. (Linda Goeman)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

INLEIDING

 

Bij het begin van dit schooljaar werd er van mij verwacht dat ik een thesisonderwerp koos. Bij het nagaan van het bestaan van academische proefschriften over allerlei onderwerpen in verband met onze kolonie werd het duidelijk dat dit ook bij mijn voorgangers al een zeer geliefd onderwerp was geweest. Er bleek niettemin een leemte in de studies te bestaan: De functionarissen van de staat. Na een gesprek met mijn promotor werd er beslist dat ik twee jaar zou besteden aan de studie van de laatste generatie topambtenaren in Belgisch-Kongo.

Wat houdt mijn onderzoek nu juist in? Het spreekt vanzelf dat ik startte met een grondige studie van onze koloniale geschiedenis, voornamelijk de periode van de dekolonisatie. Ik probeerde zo snel mogelijk een chronologisch overzicht te krijgen van de gebeurtenissen hier in België en in onze kolonie na de tweede wereldoorlog. Ik had daarbij vooral aandacht voor de politiek die hier in België werd gevoerd ten aanzien van onze kolonie en de reactie van de publieke opinie daarop. Ook de verschillende standpunten die bestonden in verband met dekolonisatie en hun verspreiding werden bestudeerd. De neerslag van dit deel vindt men terug in hoofdstuk 1.

Een tweede item van mijn studie, was het koloniale apparaat. Hoe werkte dat? Uit welke functies bestond het en welke taken had het te vervullen? Dit onderwerp vindt men terug in de hoofdstukken 2 en 3, die handelen over het bestuur van de kolonie en de territoriale indeling van Belgisch-Kongo.

Hoofdstuk 4 behandelt het normale verloop van een carrière van een ambtenaar in de kolonie. Zodra ik hiervan een beeld had, kon ik het thema “de laatste generatie topambtenaren in Belgisch-Kongo” verder verduidelijken. Topambtenaren werden ambtenaren van het niveau van gouverneur-generaal tot assistent-gewestbeheerder, de laatste generatie werden zij die van 1958 tot 1960 in de kolonie verbleven hadden. Ongeveer 1100 mannen beantwoorden aan deze omschrijving[1]. Ik bezat echter geen adressen en ook geen plaats van tewerkstelling van de functionarissen.

Op het ministerie van Buitenlandse zaken hoefde ik niet te rekenen. Ik citeer de heer Ponjaert (inspecteur generaal) in zijn brief van 13/5/96: "Wat de mededeling aangaat van huidige adressenlijsten en de eventuele inzage van het personeelsdossier liggen de zaken moeilijker. In principe is het volledige personeelsdossier van deze ambtenaren bij onze dienst aanwezig. Tot op heden verleenden wij slechts inzage voor wetenschappelijk onderzoek voor zover de jongste gegevens uit het dossier meer dan 50 jaar oud zijn. Daarnaast kan het gebeuren dat er nog een medisch of een confidentieel gedeelte in dit personeelsdossier zit en dit wordt niet ter inzage gegeven. De vraag die U ons dus stelt, gaat dus in tegen de gewoonte die ons bestuur aangenomen heeft, vermist deze dossiers maximaal slechts 36 jaar oud zijn. Verder schrijft de wet van 8 december 1992 (B.S. 18/3/1993) tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van de persoonsgegevens ons in artikel 16,1 punt 5 ook voor dat er geen adresgegevens zomaar kunnen meegedeeld worden aan niet gerechtigde personen. Ook de wet op de openbaarheid van de administratie van 11 april 1994 (B.S 30/6/1994) schrijft voor dat er een beperking op de raadpleging van de openbare bescheiden is wanneer het gaat om gegevens uit de privé-sfeer (art 6, 2 punt 1)"

Het ABOS dat geweldig veel oud-ambtenaren te werk stelt, bleek wel bereid mij de huidige adressen van alle, nog in leven zijnde ambtenaren door te spelen. Na de hervormingen in de administratie van het ABOS, was ook dat een hopeloze zaak geworden. Ik kreeg zelfs geen antwoord meer op mijn brieven.

Uiteindelijk gaf de secretaris van het Koninklijk Vriendenfonds van het UNIVOG, mij de adressenlijst van de nog in leven zijnde, oud-leerlingen van het UNIVOG (336 adressen). In 2 koloniale tijdschriften verschenen oproepen, o.a. in het tijdschrift van het AFAC (bond van de blanke ambtenaren in Kongo) (24 reacties, 10 territoriale ambtenaren die niet aan het UNIVOG studeerden).

Ik contacteerde 50 mensen, waarvan er 11 reageerden en er mij 4 niet konden te woord staan, omdat zij reeds overleden of bedlegerig waren. Over 4 ambtenaren verscheen een biografie, 6 ambtenaren schreven memoires, 2 een roman over Kongo (en 1 echtgenote van een territoriaal ambtenaar) en over 3 ambtenaren verscheen een werk. Al deze werken zijn na de onafhankelijkheid gedateerd.

Het belangrijkste deel van mijn onderzoek zal gewijd zijn aan de beeldvorming binnen deze groep: hoe schetsen zij de periode 1958-1960? Hoe stonden zij tegenover de plotse onafhankelijkheid, tegenover de rellen in 1959 en 1960 waardoor zij uiteindelijk Kongo moesten verlaten, de teloorgang van hun macht, de bedreigingen? De resultaten vindt u in hoofdstuk 5.

Hoofdstuk 6 geeft een aantal voorbeelden van biografieën van territoriale ambtenaren bij wijze van voorbeeld bij de vorige twee hoofdstukken.

Hoofdstuk 7 probeert tenslotte een verklaring te geven voor de in hoofdstuk 5 weergegeven beeldvorming. Het denken in klassen is onvermijdbaar bij historisch onderzoek. Er moet een onderzoeksterrein afgebakend worden waarbinnen specifiek onderzoek wordt uitgevoerd. In dit geval gaat het om 1100 ambtenaren die in Belgisch-Kongo werkten ten tijde van de onafhankelijkheid. Toch heb ik geprobeerd bij de interpretatie van de bronnen, de nodige voorzichtigheid in acht te nemen en geen te grote uniformiteit te postuleren want dat zou de werkelijkheid te schematisch weergeven: het menselijk bestaan vertoont geen sporen van de grenzen die deze begrippen en klassen impliceren. Daarom gaat om misschien om een minder homogeen beeld dan ik gehoopt had. Dit hoofdstuk licht bijgevolg vooral de oorzaken van de variatie toe.

Samengevat bevat mijn thesis dus 4 grote delen: De omgeving, (zowel in België als in mindere mate Kongo) van de ambtenaren, het koloniale apparaat waar de ambtenaren deel van uitmaakten, de beeldvorming bij de laatste generatie topambtenaren in Belgisch-Kongo over de gebeurtenissen in 1958 tot 1960 en de verklaring voor de variatie in de beeldvorming.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende