Topambtenaar in Belgisch-Kongo. Een studie naar beeldvorming bij ambtenaren in gewestdienst, van het niveau van gouverneur-generaal tot hulpgewestbeheerder, in de periode 1958-1960. (Linda Goeman)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DE OMGEVING

 

ZAIRE

 

Geografie en klimaat

 

Met een oppervlakte van 2.345.000 km2 is Zaire, het op 2 na grootste land van Afrika, en bijna zo uitgestrekt al West en Zuid - Europa samen. De kongostroom, in het binnenland “Zaire” genoemd, is een van de langste rivieren van de wereld en vormt het grote centrale bekken. Dit bekken beslaat een groot deel van het land en wordt door opeenvolgende vlakten en plateaus verbonden met de omringende bergen. In dit bekken, een gebied van moerassen, en dichte wouden, heerst een evenaarsklimaat. (Zeer hoge temperaturen en overvloedige regenval) Langs oostelijke zijde wordt het centrale bekken begrensd door een keten van bergen en meren. Hier is het klimaat vrij gematigd. De rest van het land kent een tropische klimaat, dat wordt gekenmerkt door de afwisseling van een droog en een regenseizoen[3].

 

De bevolking en de talen.

 

De bevolking van Zaïre bestaat uit verschillende etnische groepen : (1) de Bantoe (65 a 70 %), (2) de Soedannegers (20%) : in het savannelandschap van de Oostprovincie (o.a. de Azande), (3) de Niloten : in het uiterste noordoosten bij de grens met Soedan en Oeganda, (4) de Pygmeeën (ca 50-60.000) : in het dichtbeboste gebied rond de evenaar, en (5) de Ethiopische bevolking : o.a. de Tutsi : in de merenregio[4].

De Bantoe in Zaïre kunnen verder opgedeeld worden in een aantal culturele clusters of stammen : de Mongo (centrum), de Kongo (westen), De Luba (Zuid - centraal), de Lunda (Zuiden), de Bemba (Zuidoosten) en de Kasaï (Zuidwesten)[5].

In 1958 heeft Belgisch-Kongo een bevolkingsaantal van 13.500.000. 10 % van de Kongolezen leven in de stad. De bevolkingsdichtheid bedraagt ongeveer 10 inwoners per km2 (t.o.v. 343 in België) Men neemt aan dat de enkele honderden stammen, die de vijf groepen vormen, samen ongeveer 250 dialecten spreken. Naast het Frans onderscheid men vier grote talen : het Tshiluba in de Kasaï, het Kikongo in Beneden Zaire, het Kiswahili in heel het oosten en tenslotte het Lingala dat taal van het leger een sterke uitbreiding in het land kent[6].

 

Territoriale indeling in 1938-1958.

 

Tabel 1

Hoofdplaatsen staan tussen haakjes als deze zijn naam niet aan de bestuurlijke eenheid gaf.

 

Provincie Leopoldstad

District

Neder Kongo (Boma)

 

 

 

 

Midden-Kongo (Leopoldstad)

 

Kwango (Kiwit)

 

 

 

 

 

 

 

 

Leopold II meer

(Inongo)

 

 

Gewest [7]

Neder-Kongo (Boma)

Mayumbe (Tschela)

Matadi

Watervallen (Thijsstad)

Maninaga (Luozi)

Leopoldstad

Pool (Kassangulu)

Inkisi (Madimba)

Midden Kwilu (Gundu)

Idiofa

Kahemba

Feshi

Lukula(Masi- adimba)

Bayaka Noord (Kenge)

Bayaka Zuid

(Kasongo-Lunda)

Kikwit

Inongo

Kutu

Oshive

Mushie

Banningstad

Provincie

Evenaar

 (Coquilhatstad)

 

District

Kongo - Ubangi

 (Lisala)

 

 

 

 

 

 

 

 

Tshuape (Boende)

 

 

 

 

 

 

 

Evenaarsdistrict

Gewest

Banzystad

Bomboma? ? ?

Bosobola

Budjala

Bumba

Busu-Djanoa

Gemena

Libenge

Lisala

Nieuw - Antwerpen

Boende

Basankusu

Befale

Bokungu

Bogondanga

Djolu

Ikela

Lukolela

Monkota

Ingende

Bomongo

Cocquilhatstad

Bolomba

Bikoro

 

Kasaï (Lusambo)

 

Sankuru (Lusambo)

 

 

 

 

 

 

 

Kasaï (Luebo)

 

 

 

 

 

 

Kabinda

 

 

 

Lusambo

Dimbelenge

Kole

Lodja

Lomela

Katako-Kombe

Lubefu

Dekese

Luebo

Bakuba (Mweka)

Basongo

Luluaburg

Tshikapa

Demba

Miao (Kasumba)

Kabinda

Bakwanga

Luisa

Tshofa

Baluba (Tshilenge)

Kandakanda

Dibaya

 

Katanga

 (Elisabethstad)

 

Boven-Katanga

 (Elisabethstad)

 

 

Luluaba (Jadotstad)

 

 

 

 

Boven-Lomami

(Kimana)

 

 

 

 

Tanganika

(Albertstad)

 

Elisabethstad

Elisabethstad

Sakania

Kasenga

Jadotstad

Jadotstad

Kolwezi

Mitwaba

Malonga

Kamina

Sadoa

Kabongo

Bakuma

Kapanga

Mwanza

Albertstad

Kabalo

Kongolo

Manono

Moba

 

 

 

Kivu

 (Costermansstad)

 

Kivu

(Costermansstad)

 

 

 

 

 

 

Noord - Kivu

 

 

 

Maniema (Kasongo)

 

Costermansstad

Fizi

Ulvira

Shabunda

Kabare

Kalehe

Mwenga

Costermansrtad

Masisi

Rutshuru

Lubero

Beni

Kasongo

Lubutu

Kabambare

Kibombo

Pangi

Kindu

 

Oostprovincie

 (Stanleystad)

 

Stanleystad

 

 

 

 

 

 

 

Uele (Buta)

 

 

 

 

 

 

 

Kibali-Ituri (Irumu)

 

Stanleystad

Bafwasende

Banalia

Basoko

Isangi

Opala

Ponthierstad

Yahuma

Buta

Aketi

Ango

Bondo

Dungu

Niangara

Paulis

Poko

Djugu

Faradje

Mahagi

Wamba

Epulu

Watsa

Bunia

 

kaart 1[8].

 

 

 

BELGIË...EEN KOLONIALE MOGENDHEID

 

“dominer pour servir” (P. Rijckmans), 1908-1945.

De houding van de Belgische kolonisatoren en evangelisten wordt het best omschrijven als ‘paternalistisch’ : er wordt voor de Kongolezen een verzorgingsstaat uitgebouwd, waarin ze zelf niets in de pap te brokken hebben. “De maatschappijen komen tot het economisch verantwoorde besluit dat door ziekte aangevreten, uit hun familieverband gerukte, half-nomadische, onbegrijpende en ontevreden Kongolezen nooit de arbeidskracht zullen vormen die nodig is om een renderend en duurzaam bedrijf op te bouwen”

Het paternalisme krijgt hier een totaal toepassingsveld, in de vorm van een begeleiding letterlijk van in de moederschoot tot in het graf : fatsoenlijke woongelegenheden, degelijke geneeskundige zorgen, lager onderwijs, materniteiten, geboortepremies. Het geheel, kortom van sociale zekerheid die ook onze welvaartsstaten bieden, maar dan gebundeld in een verplicht paternalistisch patroon.‘U bent mijn vader en mijn moeder’ is een uitspraak vaak gedaan door Afrikanen wanneer ze zich tot Europese ambtenaren of missionarissen richten[9].

Een racistische ideologie over de inferioriteit van de zwarten, kan dit paternalisme misschien verantwoorden. De administratie en de maatschappijen zijn immers zelf het beste bevoegd om uit te maken wat goed of niet goed is voor de Kongolese onderdanen en ondertussen wordt toch mooi beschavingswerk verricht[10].

Het geloof dat zij de autochtone Kongolese volkeren goed behandelen, zij het dan als ‘grote kinderen’, maakt de Belgen als kolonisatoren stekeblind voor de minieme aspiraties naar autonomie en zelfstandigheid van de Kongolezen. Er heerst een gelukzalige, zelfingenomen overtuiging dat het Belgische kolonisatiemodel tevens het beste is, de fouten van anderen vermijdt en dat het nog eeuwen zal standhouden.

Zelfs als de Tweede Wereldoorlog de politieke ontwikkeling in andere delen van Afrika in een stroomversnelling brengt en er nationalistische bewegingen ontstaan, geloven de Belgen dat zoiets in hun kolonie pas een eeuw later zal kunnen plaatsvinden. In Belgisch-Kongo slapen de blanke meesters op beide oren, hoewel ook daar de ontevredenheid stilletjesaan groeit in alle lagen van de bevolking[11].

Dat is wellicht de basis - tekortkoming van de Belgische kolonisatie. Niet tijdig te hebben ingezien dat het kind volwassen is geworden. Het is de fout, gemaakt door elke goed bedoelde gezinsopvoeding die te laat de methodes weet aan te passen. Maar waarschijnlijk is deze houding een van de belangrijkste oorzaken voor het falen van de dekolonisatiepolitiek. De onwil en de selectieve blindheid om de kolonie als een politieke en niet louter als een administratieve eenheid te zien, het geloof dat goed bedoeld paternalisme een substituut kan zijn voor emancipatie. Het leidt er toe dat België noch Kongo voorbereid zijn op een machtsoverdracht[12].

Bovendien zijn de menselijke banden met Kongo in België weinig intens. Behalve de verhalen van ‘de paters in de brousse’ en wat folkloristische wetenswaardigheden, is de gewone man niet op de hoogte van wat er zich in Kongo afspeelt. Hij stelt er bijgevolg ook weinig belang in. Wat erger is, is het feit dat ook het parlement zich weinig bezighoudt met de Kongolese aangelegenheden, die grotendeels in Leopoldstad en Brussel worden bedisseld. Te Brussel gebeurt dit in de besloten kring van het koningsplein met het ministerie en de koloniale raad[13].

 

Na de tweede wereldoorlog.

 

Belgisch-Kongo : een vormeloos verlangen naar zelfbeschikking onder invloed van het buiteland.

 

Vlak na de tweede wereldoorlog krijgt het latente, vormeloze verlangen van de Afrikanen naar toekenning van politieke rechten een meer concrete gestalte. Kongolezen hebben in de Force Publique aan de zijde van de geallieerden gevochten. Zij hebben voor de eerste keer buiten hun land verbleven en zien wat er gebeurt in andere koloniale gebieden. Zij vernemen dat Brits-Indië en Nederlands-Oost Indië zich bevrijd hebben van de Europese dominantie. Er groeit dus een nieuwe, nationalistisch denkende generatie die het niet neemt dat de overheid ze afschermt van de politieke problematiek[14].

Het kolonialisme wordt in de internationale gemeenschap op de helling gezet, o.m. in het handvest van de verenigde naties (1947) en de twee nieuwe supermachten na de tweede wereldoorlog, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie zijn beiden tegenstanders van het Europese kolonialisme[15].

In 1955 vindt de Conferentie van Bandung plaats, waar door de Afro-Aziatische landen de filosofie van het positief neutralisme wordt geopenbaard. In 1958 vindt de Conferentie van de Afrikaanse Volkeren te Akkra plaats, waar het Panafrikanisme vaste vorm krijgt. Kongo-Brazzaville wordt onafhankelijk in 1958 (zie verder)[16]. Het nationalisme sijpelt langzaam door in Belgisch-Kongo.

 

De Belgische interne twisten naar de kolonie.

 

Bewust of onbewust worden in jaren 50 de Belgische interne tegenstellingen ingevoerd in de kolonie : de vakbonden (invoering van de syndicale vrijheid voor de zwarten), de schoolstrijd (het officiële onderwijs wordt veralgemeend voor de zwarten), de politieke partijen en zelfs in geringe mate de taaltwisten. De Minister Van Koloniën is toen de liberaal A. Buisseret (1954-1958).

De Kerk in Kongo voelt zich bedreigd door de schoolpolitiek van Buisseret. Dit vormt één van de oorzaken die de kerk er toe aanzet het koloniale regime de rug toe te keren en de weg van de dekolonisatie in te slaan. De Kerk begint zich te distantiëren van administratie en bestuur en de kaart van de onafhankelijkheid te spelen.De politiek van Buisseret verdeelt de koloniale maatschappij, zodat er een einde komt aan de solidariteit van de Europeanen t.o.v. de zwarte bevolking. Verscheidene organisaties doen beroep op de évolués als bondgenoten[17].

Ook de benoemingspolitiek van Buisseret heeft belangrijke gevolgen voor Kongo. De liberale minister omringt zich door vrijzinnige ambtenaren, waardoor het gezag van de katholieke gouverneur-generaal Pétillon ondermijnd wordt. Door de benoeming van vrijzinnige ambtenaren, in de tot dan toe praktisch uitsluitend uit katholieken bestaande administratie, ontstaat tussen Brussel en Leopoldstad wat Pétillon later in zijn mémoires een ‘courrier parrallèle’ zal noemen : richtlijnen afkomstig uit de vrijzinnige administratie te Brussel worden rechtstreeks aan de gelijkgestemde ambtenaren doorgegeven, zonder dat de gouverneur-generaal daarvan op de hoogte is, zodat diens beslissingen vaak stuiten op reeds uitgevoerde, soms tegengestelde, bevelen van Brussel. Dit alles zaait uiteraard verwarring bij de koloniale ambtenaren. De partijdige benoemingen vergroten nog de verdeeldheid binnen de administratie t.a.v. de schoolstrijd. Het administratieve apparaat wordt aangetast door een golf van wantrouwen, vrees en laster die het in zijn werking verlamde. Dit alles heeft tot gevolg dat, na het afhaken van de Kerk, een andere pijler van het koloniale regime, de administratie, instort. Zij zal niet in staat blijken het hoofd te bieden aan het opkomend nationalisme[18].

 

De Belgisch koloniale politiek : “Kongo scheen een oase van rust”

 

De Belgische autoriteiten

De Belgische autoriteiten schijnen de toekomst met vertrouwen tegemoet te zien. De onlusten in andere kolonies schijnen dat vertrouwen eerder te versterken dan te schokken. Te midden van alle troebelen blijft het in Kongo immers rustig. De Kongolezen schijnen over het algemeen gelukkig met de Belgische paternalistische beschavingspolitiek. Er worden geen politieke eisen gesteld. Er bestaat geen Kongolees nationalisme. Er zijn geen aanwijzingen van verzet tegen het koloniale regime. Het lijkt dus helemaal niet nodig aan dekoloniseren te denken of de Kongolezen voor te bereiden op een of andere vorm van zelfstandigheid. Er is geen nood aan een Belgische ontvoogdingspolitiek, aan politieke vorming[19].

Toch worden er enkele zeer kleine maatregelen genomen ter bevordering van de (sociale) emancipatie van sommige Kongolezen. In 1948 kunnen de Kongolezen een kaart van Burgerlijke verdienste krijgen. Zij wordt toegekend aan Kongolezen die zich niet schuldig hebben gemaakt aan ‘barbaarse’ praktijken, kunnen lezen en schrijven en een blanco strafregister kunnen voorleggen. Zij heeft nooit succes, want er zijn geen concrete voordelen aan verbonden. In 1952 pakt men uit met een immatrikulatiekaart voor de zwarten die zich aan het Europese leefpatroon aangepast hebben. Ook dit mislukt omdat de voordelen die aan de kaart verbonden zijn, niet in concreto worden toegepast en omdat de procedure tot het verkrijgen van de kaart als vernederd wordt beschouwd. In 1955 wordt de kleurenbarrière officieel afgeschaft, waardoor de Kongolezen toegang krijgen tot alle openbare instellingen. Doch door de hoge prijzen in de Europese bars, restaurants en winkels blijft de scheiding effectief bestaan, hoewel officieel afgeschaft. Zwarten blijven ten alle tijden de minderen van de blanken. Zij kunnen het ten hoogste tot klerk brengen, zelfs als zij filosofie en theologie gestudeerd hebben[20].

 

De koloniale administratie.

In de koloniale administratie blijft niet iedereen blind voor wat er gaande is. De klaarziende gouverneur-generaal Pierre Rijckmans, waarschuwt Brussel in profetische rapporten en toespraken dat veranderingen onvermijdelijk worden en dat de regeringen zich dient te bezinnen. Hij zegt in 1946 in een redevoering tot de gouvernementsraad “de dagen van het kolonialisme zijn voorbij”, hij bedoelt dat de dagen van het “paternalisme naar Belgisch patroon” voorbij zijn. Het “paternalisme dient vervangen te worden door een politieke opvoeding[21].”

Zijn opvolgers, E. Jungers en vooral L. Pétillon, pogen in hun toespraken, gehouden voor de gouvernementsraad in de jaren 1952-1957, behoedzaam gedachten uit te testen en blauwdrukken te ontwerpen voor een staatkundige Belgisch-Kongolese structuur die de ontvoogdingsdrang van de zwarten kan verzoenen met de economische belangen van de Belgen. Zij dromen van een Belgisch-Kongolese gemeenschap, liefst onder het gezag van de populaire koning Boudewijn. Het zal een grote, machtige Euro-Afrikaanse staat in het hartje van het Afrikaanse continent worden, waarin Europeanen en Afrikanen gelijke rechten zullen genieten en samen in de nationale instellingen hun belangen zullen behartigen[22].“Notre ancienne conception de l’administration indirecte, aussi timide qu’elle aut été au départ n’a cessé de s’atténuer, nous avons voulu reprendre en mains et diriger la masse congolaise, bon gré mal gré, vers un bonheur conforme à nos concepts[23].” De voordelen zijn dat blanken[24] en zwarten aan het bestuur zullen kunnen deelnemen en er zal een begin kunnen gemaakt worden met de politieke emancipatie van de Kongolese massa en met hervormingen van de instellingen en de wetgeving. L’évolution politique est un phénomène inéluctable. Il est essentiel qu’elle se fasse sans heurts, sans remous violents. Outre ce que je vous ai déja dit au sujet de l’atmosphère de compréhension et de collaboration à créer, cela suppose une très longue et tres lente preparation[25].”

Pétillon is ook de promotor achter de wijzigingen van het statuut van de steden (verkiezing van gemeenteraden in 1957 in 3 steden), en van de koloniale instellingen (hij wenst alle administratieve niveaus te democratiseren door hen verkozen raden te geven, gouvernementsraad en provinciale raden worden hervormd in 1957) en hecht enorm veel belang aan het verbeteren van de relaties tussen de blanken en de zwarten, als voorwaarde voor het verbeteren voor een harmonieuze politieke ontwikkeling.

Veel gehoor vinden zij niet in Brussel. Integendeel, het gebeurt dat de gouverneur-generaal Pétillon van minister Buisseret te horen krijgt dat hij over “politiek” dient te zwijgen, en gecensureerd wordt[26].

 

Andere kringen.

Reformisten als J. Van Wing[27], A. Marzorati[28], G. Malengrau[29], A. Doucy[30] en vele anderen oefenen elementen van kritiek uit op het Belgische koloniale beleid. De belangrijkste onder hen is echter J. Van Bilsen.[31] Hij publiceert in 1955 een dertigjarenplan voor de politieke ontvoogding van Belgisch Afrika[32].

 

Het plan van Bilsen

 

Doelstelling

Van Bilsen richt zich tot het Belgische parlement met als opdracht een nieuw koloniaal beleid -in zijn opvatting een dekolonisatiebeleid- voor te stellen. “de volgende bladzijden zou ik willen aantonen dat het tijdvak der politieke emancipatie van Kongo en Ruanda-Urundi voor ons ligt en beslissingen, een koloniale politiek, van de verantwoordelijke instantie, die het parlement verwacht mogen worden[33]

 

Inhoud

De inhoud van het plan wordt logisch ontwikkeld langs volgende gedachtenlijn. De onafhankelijkheid van Kongo zal in de komende jaren aan de orde komen. “Ten overstaan van deze omvangrijke en diepe wereldstroming moet men blind zijn om te geloven dat wij het bij het rechte eind hebben wanneer wij, bogend op de ongeëvenaarde economische boom van Kongo, zelfvoldaan vasthouden aan de leuze “geen kiesrecht maar welvaart” Al onze onbetwistbare successen nemen niet weg dat wij een gevaarlijke struisvogelpolitiek voeren. “good goverment is not selfgoverment”[34]. Wanneer men dit aanneemt is het logisch dat dit planmatig wordt voorbereid. Er moeten intellectueel begaafde mensen worden gevormd, een begin gemaakt met verantwoordelijke instellingen en medezeggenschap en er is een plan vereist, dat een klaar uitgestippelde weg, een timing - dertig jaar - en een nauwkeurig omschrijven doelstelling - een federaal[35] Kongo, institutioneel met België verbonden - uitwerkt[36].

In verband met de politieke ontvoogding heeft de auteur de later fel aangevochten thesis verdedigd dat ze de administratieve voorafgaat. Gij kolonialisten eist van ons Afrikanen, dat alvorens met de “auto” van het staatsgezag te kunnen rijden, wij eerst vaardige technici zullen zijn, in staat om hem uiteen te nemen en weer te monteren. Wat wij willen is dadelijk het stuur in handen te krijgen. Als we motorpech hebben zullen we wel beroep doen op onze westerse technici[37].” Beide bekwaamheden bewegen zich op een verschillend vlak en eisen verschillende kwaliteiten. De politieke bekwaamheid eist gezond verstand, verantwoordelijkheidsgevoel en eerbied voor de democratische rechten. De administratieve bekwaamheid is van technisch - juridische aard. De mogelijkheid bestaat volgens Van Bilsen van zwarte ministers geassisteerd door blanke administrateurs. Een conditio sine qua non voor het lukken van de samenwerking is, dat de administratie een loyale houding aanneemt ten overstaan van de regering, en zich niet tot een staat in de staat poogt te ontwikkelen.

De vraag stelt zich of de Belgische administratie en de koloniale administratie voldoende soepelheid zullen bezitten om zich aan de evolutie aan te passen, hun voorrechten te zien slinken en de plichten te zien stijgen. Naarmate aan de zwarten bepaalde rechten zullen worden toegekend, zal de mogelijkheid tot conflict groter worden. Misschien kan daar aan toegevoegd worden dat de Kongolezen de administratie zien als de tegenstander nummer één, ze is immers de uitvoerende macht, waarmee ze rechtstreeks worden geconfronteerd[38].

 

Reacties

In Brussel wordt het plan weggelachen of wordt er met verontwaardiging gereageerd, maar in Kongo kent dit manifest een geweldige weerklank. In juli 1956 verschijnt in Leopoldstad het Manifest van Conscience Africaine[39]. Voor de eerste maal spreekt men over “onafhankelijkheid”. De auteurs schrijven ; “ wij vragen niet enkel maar een plan van politieke ontvoogding, maar een plan van algehele ontvoogding (...) Wij willen niet dat de uiterlijke schijn van politieke onafhankelijkheid in feite slechts een middel zal zijn om ons te verknechten en uit te buiten (...) Wij vragen inzonderheid, en op de meest nadrukkelijke wijze, rechtstreeks betrokken te worden bij het Dertigjarenplan, waarvan sprake. Zonder een dergelijke deelneming zal zulk plan onze instemming niet kunnen krijgen[40]”.

In augustus 1956 publiceert het ABAKO een manifest waarin de onmiddellijke zelfbeschikking wordt geëist : “Ons geduld is ten einde. Aangezien het uur gekomen is, moet men ons vandaag de ontvoogding bezorgen i.p.v. Haar nog dertig jaar uit te stellen”. De idee van een Belgo-Kongolese gemeenschap, zoals voorgesteld door Van Bilsen wordt dus verworpen. Men is voor een federale staatsstructuur[41].

Het hek is van de dam...In december 1957 worden er gemeenteraadsverkiezingen georganiseerd in drie belangrijke steden : Leopoldstad, Elisabethstad en Jadotstad. Deze verkiezingen brengen de etnische tegenstellingen zéér scherp aan het licht[42].

 

Het jaar 1958.

 

De wereldtentoonstelling

 

In de zomer van 1958 worden Kongolezen uitgenodigd naar de wereldtentoonstelling in Brussel. Daar ontmoeten Kongolezen, afkomstig uit alle hoeken van hun land, elkaar. Dat ze met elkaar praten over de veranderingen op hun continent, staat vast. Belangrijker zijn de indrukken die zij opdoen op de Brusselse terrasjes, waar zij niet aan aparte tafels moeten gaan zitten en bediend worden door blanke kelners. Zij kunnen rondrijden in door blanken bestuurde taxi’s. Blanke bezoekers komen hen de hand drukken in hun paviljoen en spreken hen respectvol aan met “vous, monsieur en madame”. Die interessante indrukken en souvenirs nemen zij mee terug naar Kongo. Eén vraag blijft hen echter kwellen : waarom kunnen de Belgen in Kongo hen geen gelijkaardige behandeling garanderen in Leopoldstad, Stanleystad en Elisabethstad als in Brussel, Antwerpen en Luik[43]?

 

Pétillon en zijn werkgroep

 

De kersverse homogene katholieke regering Eyskens[44] begrijpt plots dat er iets moet gebeuren. Nogal wat auteurs vermoeden dat de invloed van de missies hier een grote rol heeft gespeeld, tezamen met een wijzigende mentaliteit hier in België ten aanzien van de kolonie. Bij het hof, de regering de hoge koloniale administratie, de koloniale groep van de société générale en voor een deel bij de politieke partijen groeit zeer langzaam het inzicht dat er op de één of andere manier moet gedekoloniseerd worden. Alleen is men het er niet over eens over hoe ver men juist moet gaan en hoe. Nagenoeg al deze kringen verwerpen de idee dat een datum het begin van de veranderingen moet zijn en dat datum en beleid in overleg met de Kongolezen moeten vastgesteld worden[45].

In juli wordt gouverneur-generaal Pétillon, die al herhaalde malen heeft aangedrongen op een nieuw en eenstemmig koloniaal beleid,(zie boven) als minister van koloniën aangesteld[46]. Met hem komt er een extra-parlementaire deskundige op de post van minister van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi. In zijn regeringsmededeling op 18 oktober kondigt Pétillon dan ook aan dat er snel een aantal maatregelen zullen genomen worden, want op dat moment bestaat er in zijn administratie, wat betreft de politieke toekomst van Kongo, “rien, aucun projet, si menu soit-il”[47].

Pétillon richt in juli 1958 “de parlementaire werkgroep voor de studie van de politieke problemen in Belgisch-Kongo” op. Deze werkgroep heeft duidelijk als doel een eensgezinde nationale Kongo-politiek te bereiken. Voorzitter is ere-gouverneur-generaal P. Rijckmans, de werkgroep bestaat uit 7 leden[48] en de 3 traditionele partijen zijn er in vertegenwoordigd. De Kongolezen hebben geen vertegenwoordigers, waartegen verzet komt van Kongolese nationalisten. De taak van de werkgroep is de Kongolese opinie te raadplegen over de politieke en administratieve toekomst van het land en hierover verslag uit te brengen. In oktober 1958 wordt de werkgroep naar Belgisch-Kongo gestuurd. Zij raadplegen tussen 20 oktober en 14 november 462 (212 zwarten - 250 blanken) personen uit de administratie en de ondernemingen, de inlandse bevolking en de évolués tijdens 40 zittingen[49].

De redactie van het verslag gebeurt voor het grootste deel door L. Pétillon zelf, die in november 1958 voorzitter is geworden, nadat op dat moment de nieuwe katholiek-liberale regering Eyskens-Lilar[50] is gevormd en M. Van Hemelrijck hem is opgevolgd als minister van koloniën. Het verslag stelt het afschaffen van alle discriminerende maatregelen voor en i.v.m. de politieke toekomst van het land een keuze aan de Kongolezen tussen de onafhankelijkheid en de vrijwillige associatie met het moederland. Maar er is nergens sprake van “onafhankelijkheid” en er wordt ook geen termijn voor de evolutie naar de zelfstandigheid vastgelegd. De politieke ontvoogding moet plaats vinden door getrapte verkiezingen. Er worden een groot aantal concrete voorstellen gedaan zoals het stimuleren van het onderwijs en het bevorderen van de politieke vorming van de inlanders. Het verslag is af in december 1958 en het wordt door Van Hemelrijck, minister van Koloniën, gebruikt als basis voor zijn radiotoespraak van 13 januari 1959[51].

In november wordt nog een tweede minister voor Kongo benoemd, R. Scheyven, minister zonder portefeuille belast met de behandeling van de economische en financiële aangelegenheden in Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi. Ondertussen wordt Kongo-Brazzaville onafhankelijk.

 

Nationalistische bewegingen.

 

Op 24 augustus, houdt De Gaulle in het naburige Kongo-Brazzaville een historische redevoering : “Wie de onafhankelijkheid wil, kan ze onmiddellijk nemen. Het moederland zal zich niet verzetten...”.

Deze woorden krijgen een enorme weerklank aan de overkant van de stroom. Twee dagen na de Franse toespraak overhandigt een groep nationalisten, aan de minister van Koloniën, een motie die vertegenwoordiging van Kongolezen in de werkgroep Pétillon vraagt (zie boven) en onafhankelijkheid eist, op politiek, sociaal en economisch vlak[52].

In het jaar 1958 ontstaan de eerste grote politieke partijen. De meest opvallende stichting is die van het MNC, een partij die over de stammen heen een unitaire Kongo beoogt. Ze is ontstaan uit de groep évolués die in augustus 1958 aan minister Pétillon een petitie overhandigt. Voorzitter wordt Patrice Lumumba. Een tweede unitaristische partij is het meer gematigde PNP[53].

Alle andere partijen zijn ontstaan op etnische en/of regionale basis. De belangrijkste van deze groepen is het ABAKO[54]. De leider van het ABAKO is J. Kasa-Vubu. De voornaamste aanhang van de partij, de leden van de Bakongo - stam, wonen in de streek van de hoofdstad Leopoldstad[55]. De P.S.A, ook gesticht in Leopoldstad nam eveneens een federalistisch standpunt in en sluit in 1959 een kartel met het ABAKO.

In Katanga is het CONOCAT van M. Tsjombe actief. Ze ijvert voor het afscheiden van Katanga[56], zodat de provincie autonoom van haar rijkdommen zal kunnen genieten. Dit krijgt gestalte in de slogan “Katanga aan de Katangezen! ”en wordt gesteunt door een groot aantal blanken.

 

... 50 jaar Belgisch-Kongo.

 

In oktober viert België de vijftigste verjaardag van de aanhechting van Kongo bij België. Vele zwarten hopen dat koning Boudewijn de onafhankelijkheid zal aankondigen maar dat gebeurt niet. Ook de verklaring van minister Pétillon in naam van de Belgische regering, rept met geen woord over onafhankelijkheid[57].

 

De conferentie van Akkra.

 

Van 8 tot 12 december heeft in Akkra de “All African People’s Conference” plaats. Deze conferentie heeft tot expliciet doel de hulp van de onafhankelijke aan de niet-onafhankelijke gebieden te kanaliseren en de strijd voor de onafhankelijkheid te coördineren. Vanuit Kongo zijn overgekomen P. LUMUMBA, voorzitter van het pas opgerichte M.N.C, J. NGALULA, hoofdredacteur van Présence Congolaise en Gaston DIOMI, burgemeester van een gemeente te Leopoldstad. Op 28 december 1958 brengen de 3 Akkra-reizigers verslag uit over hun bevindingen, opgedaan op de Conferentie op een publieke meeting[58].

 

Het jaar 1959....Naar de onafhankelijkheid.

 

De rellen van januari 1959 en de politiek van Van Hemelrijck

 

4 januari 1959 breken in Leopoldstad spontaan bloedige onlusten uit. Er is een bijeenkomst gepland van het ABAKO. De bijeenkomst vindt niet plaats. De vergadering wordt afgelast door de koloniale administratie[59], hoewel andere bronnen zeggen dat ze door het ABAKO zelf wordt afgelast. Voor de bevolking zou een ambtenaar, M. DUVIVIER, ambtenaar van sociale zaken ondervraagd door een journalist verklaard hebben dat de bijeenkomst niet strikt verboden was[60].

Het volk is boos en uit zijn ongenoegen. Kongolezen trekken door de blanke wijk van Leopoldstad.

De koloniale administratie, door innerlijke verdeeldheid in haar werking verlamt wordt door de gebeurtenissen geheel overweldigd en ziet zich genoodzaakt een beroep te doen op de Kongolese weermacht en moederlandse troepen. Er wordt geschoten en er vallen 49 doden en 241 gewonden, voor het grootste deel zwarten. Na enkele dagen wordt de orde weer hersteld door de Force Publique. De ABAKO leiders worden gevangen genomen op bevel van de provincie-gouverneur Bomans en de vereniging wordt ontbonden. Het blijft echter bijzonder onrustig.

De rellen komen als een donderslag bij heldere hemel. Tot in 1958 was dat Kongo volledig kalm gebleven. Hoewel de nationalisten vooral in Neder-Kongo steeds radikaaldere eisen stelden. België is geschokt. Onze kolonie blijkt helemaal geen oase van rust te zijn. De dagbladpers en de publiek opinie zijn heel sterk onder de indruk en ontdekken de kolonie opnieuw.[61]

 

De parlementaire onderzoekscommissie

 

Er wordt een parlementaire onderzoekscommissie[62] naar Kongo gestuurd van 14 tot 26 januari om een onderzoek te doen naar de oorzaken van de gebeurtenissen en maatregelen voor te stellen. Het verslag is klaar op 27 maart 1959[63].

Als oorzaken worden een combinatie van een slechte sociaal-economische situatie in Leopoldstad en een klimaat van politieke onrust genoemd : de rancunes van stedelingen die dagelijks geminacht worden door sommige Europeanen, de grote werkloosheid vooral onder de jongeren, de discriminatie in het salaris, de verkrotting van de inlandse wijken en de gebeurtenissen in het buitenland. Het uitblijven van een ondubbelzinnige verklaring van België over de politieke toekomst van Kongo heeft een gespannen klimaat geschapen dat elk ogenblik tot een uitbarsting kon komen.

Een aantal maatregelen worden voorgesteld : psychologische maatregelen (het verbeteren van de menselijke betrekkingen, een betere voorlichting, een verruiming van de contacten), politieke maatregelen (het versterken van de uitvoerende macht door het hervormen van het koloniaal charter, zodat in Kongo de uitvoerende macht bestendig aanwezig zal zijn), economische maatregelen (een verhoogde tussenkomst van het moederland en het voeren van een dynamische politiek), sociale maatregelen (een maatschappelijke dialoog tussen blanken en zwarten) en maatregelen in het voordeel van de jeugd.

De onlusten brengen de malaise binnen de koloniale administratie op een pijnlijke wijze aan het licht. De parlementaire onderzoekscommissie zal trouwens in haar rapport dit falen scherp aan de kaak stellen en bestempelt dit als een van de belangrijkste oorzaken van de rellen. Zij maakt gewag van een besluiteloosheid en zwakheid op alle niveaus. De comissie stelt vast dat het gezag verzwakt en in gebreke is gebleven ten gevolge van een verslapte toepassing van de wetten, gezagsconflicten en de vrees om initiatieven of verantwoordelijkheden te nemen[64].

 

De koninklijke boodschap

 

Op 13 januari legt de koning, met medeweten van eerste minister Eyskens en minister Van Hemelrijck een verklaring af. Hij verklaart dat België “(...) de Kongolese volkeren, zonder noodlottig talmen, maar zonder ondoordachte haast, naar de onafhankelijkheid zal brengen, in voorspoed en vrede.(...)[65]. Er wordt dus onafhankelijkheid beloofd, maar zonder overhaasting. Voor het eerst wordt officieel het magische woord onafhankelijkheid uitgesproken, maar er wordt geen vaste datum, episode of reële inhoud aan het begrip gegeven[66].

De boodschap van de koning moet gezien worden als steun voor de nieuwe Kongo-politiek van Van Hemelrijck (zie verder). De vorst verhindert hiermee bewust dat er kritiek op de nieuwe Kongo-politiek zal worden uitgebracht[67].

 

De regeringsmededeling

 

De minister van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi neemt die dag ook het woord in het parlement. Op basis van rapporten opgesteld door gouverneur-generaal Cornelis[68] en provincie-gouverneur Bomans en op aandringen van andere hooggeplaatste persoonlijkheden wil Van Hemelrijck concessies doen aan de Kongolezen en de ‘onafhankelijkheid’ beloven. 2 leden van de regering, baron De Vleeschouwer en Albert Lilar, staan zeer terughoudend t.o.v. het gebruik van deze term en zijn van oordeel dat dit de toestand zou doen escaleren en de hoge centrale administratie in Leopoldstad zou ontmoedigen, wiens gezag op zijn minst geleden heeft onder de gebeurtenissen. Na urenlange discussies tussen de ministers, komt er een compromis tot stand : “België is voornemens in Kongo een democratie te vestigen, die bekwaam is de souvereiniteitsprerogatieven uit te oefenen en over de onafhankelijkheid te beslissen[69]."

Van Hemelrijck kondigt ook de eerste democratische hervormingen aan : het invoeren van een beperkt algemeen stemrecht, de scheiding der machten, het invoeren van het ‘enig statuut’, de afschaffing van ‘discriminatie op grond van ras’, een hervorming van het gerecht, een verbetering van de sociale wetgeving, de democratisering van de instellingen en de inrichting van verkiezingen op verscheidene niveaus : Eind 1959 worden met algemeen stemrecht gemeente- en gewestraden verkozen. In maart 1960 komen er provincieraden, een algemene raad (voorontwerp van de kamer van volksvertegenwoordigers), een raad van wetgeving (voorontwerp van de toekomstige senaat) en colleges van advies[70].

Al deze hervormingen zullen door het personeel van de administratie worden uitgevoerd. Deze ambtenaren krijgen van de regering waarborgen voor de toekomst. De regering beloofde alles in het werk te stellen om het klimaat van orde en welvaart, nodig voor het welslagen van de nieuwe Kongo-politiek niet te laten verstoren. “Door de uitoefening van zijn soevereiniteit is België verantwoordelijk jegens alle inwoners van Kongo. Tijdens het verloop van de politieke ontwikkeling, zoals in de verklaring omschreven, heeft België de plicht een degelijke administratie in stand te houden en toezicht te blijven uitoefenen. Deze verantwoordelijkheid zal België uit handen geven naarmate de nieuwe Kongolese instellingen kunnen instaan voor de verdere handhaving van orde, voor het nakomen van de openbare en particuliere verbintenissen en voor de bescherming van de personen en goederen[71].

De tekst van de regeringsverklaring neemt nagenoeg alle voorstellen van het rapport van de werkgroep (zie boven) over. Toch wijkt zij er in twee fundamentele punten van af. Het verslag van de werkgroep maakt enkel gewag van autonomie. Van Hemelrijck gaat een stap verder door onafhankelijkheid voor te stellen. Er is ook niet langer sprake van de realisatie van een ‘Belgisch-Kongolese gemeenschap’. De onlusten hebben het regeringsstandpunt waarschijnlijk zwaar beïnvloed[72].

 

De reacties

 

De Kongolese gemeenschap heeft het gevoel met één veldslag een oorlog te hebben gewonnen. De Bakongo eisen opnieuw de onmiddellijke onafhankelijkheid en kondigen de onafhankelijkheid af van de ‘republiek van Beneden-Kongo’met een voorlopige regering o.l.v. Kasa-Vubu. Ze eisen ook de onmiddellijke vrijlating van het ABAKO leiders. De andere Kongolese groeperingen nemen een positiever standpunt in, maar maken wel aanmerkingen en stellen in de meeste gevallen ook concrete maatregelen voor.

De Belgische gemeenschap in Kongo, daarentegen reageert totaal ontredderd. Sommige europeanen geloven nog dat een krachtdadig optreden van de Kongolese Weermacht ‘die zwartjes’ wel tot andere, betere en vooral dociele gedachten zal brengen. Zij streven naar een soort van “front commun” voor een Belgisch-Kongolese gemeenschap, met paritaire instellingen.

De nieuwe Kongo-politiek wordt ook zwaar gehypothekeerd doordat de koloniale administratie samen met andere blanke groeperingen niet bij de redactie van de regeringsverklaring zijn betrokken[73].

Minister Van Hemelrijck vertrekt op 15 januari 1959 naar de kolonie om de verschillende opinies in België en Kongo te winnen voor de nieuwe Kongo-politiek.Tijdens deze rondreis heeft hij contacten met vertegenwoordigers van vrijwel alle geledingen van de koloniale maatschappij. Hij toont zich duidelijk voorstander van een dialoog met de Kongolese leiders. Hierdoor wint hij de sympathie van de Kongolezen, maar ook het wantrouwen van de blanke milieus in de kolonie wordt groter[74].

De malaise binnen de koloniale administratie duurt intussen voort. Zij wordt heen en weer geslingerd tussen de blanke milieus en de wil van Minister Van Hemelrijck zijn progresief programma te realiseren. Van Hemelrijck heeft trouwens de neiging om de administratie in de kolonie over het hoofd te zien en de verhouding tussen beiden is dan ook gespannen. Er heerst volgens Schalbroeck bij de koloniale ambtenaren zelfs een klimaat van samenzwering tegen de minister wat o.m. wordt geïllustreerd door een geheime bijeenkomst, gehouden op 7 maart 1959 te Leopoldstad, waarop verscheidene hoge functionarissen aanwezig zijn. Vooral gouverneur-generaal Cornelis zou een totaal andere visie over Kongolese politiek hebben dan Van Hemelrijck. Deze idee wordt nog versterkt door de geruchten die de ronde doen over een mogelijk ontslag van gouverneur-generaal Cornelis[75].

 

De kwestie van de gouverneur-generaal

 

Cornelis, die na de rellen te Leopoldstad een ernstige morele crisis doormaakt, verzoekt Van Hemelrijck, in januari 1959 naar een mogelijke vervanger uit te kijken. Cornelis zegt tegen Van Hemelrijck dat hij het vertrouwen van de blanke bevolking heeft verloren en daarom meent niet langer het ambt van gouverneur-generaal te kunnen uitoefenen. Misschien wordt Cornelis door Brussel ook verantwoordelijk geacht voor de rellen van januari 1959. Van Hemelrijck verzoekt Cornelis zijn voornemen nog even in beraad te houden tot na de rondreis die hij op dat moment in de kolonie maakt, maar begint niettemin al uit te kijken naar een mogelijke opvolger van Cornelis. Waarschijnlijk komt hij onder de indruk van het klimaat van verwarring dat in de koloniale administratie heerst en wenst hij hieraan te verhelpen door een sterkere persoonlijkheid aan het hoofd te benoemen.

De kandidaat die Van Hemelrijck op het oog heeft is vice-gouverneur-generaal André Schöller, maar deze weigert omdat Cornelis geen ontslag heeft genomen. Vervolgens contacteert Van Hemelrijck Raymond Scheyven, bankier en oud CVP vertegenwoordiger, ook hij weigert. Daarna volgt een lange periode van onderhandelingen, omdat er onenigheid bestaat tussen het hof en de minister van Belgisch-Kongo. Ganshof van der Meersch, generaal Artheon, Dequae en Delport worden door het hof of door de minister geweigerd. Uiteindelijk wordt Cornelis in april 1959 naar Brussel geroepen. De ministerraad besluit Cornelis in zijn functie te handhaven, maar dan besluit R. Scheyven toch in te stemmen Cornelis op te volgen. De koning stemt echter niet in met deze kandidatuur. Na een stormachtige ministerraad maakt minister Eyskens bekend dat gouverneur-generaal Cornelis nooit ontslag heeft genomen en dat hij dus verder zijn functie zal blijven uitoefenen.

Alles bij elkaar is deze kwestie een vrij duistere zaak. Misschien hebben de tegenstanders van de nieuwe Kongo-politiek Cornelis tegen Van Hemelrijck uitgespeeld om de ontvoogdingspolitiek af te remmen. Maar Cornelis is één van de personen die in 1959 bij Van Hemelrijck aandrong het woord “onafhankelijkheid” in de regeringsverklaring. Hij is dus blijkbaar geen tegenstander van de nieuwe Kongo-politiek geweest. Het spreekt vanzelf dat deze gebeurtenis de autoriteit van zowel Cornelis als minister Van Hemelrijck een flinke knauw geeft[76].

Korte tijd later (17 april 1959) worden een tweede vice-gouverneur-generaal Georges Lafonaine, procureur des Konings te Leopoldstad - en drie andere hoge ambtenaren aan het gouvernement - generaal toegevoegd om Cornelis bij te staan (een derde secretaris in mei 1959). Van 17 juli tot 13 september 1959 vervangt vice-gouverneur-generaal Schöller de gouverneur-generaal, die op vakantie is, ad interim. Verschillende historici opperen dat deze op vakantiestelling van Cornelis tijdens deze drie zeer belangrijkste maanden, een maatregel van Brussel is om toch een sterker iemand aan de top te krijgen[77].

 

En Van Hemelrijck probeert voort.

 

Van Hemelrijck bezoekt de kolonie een tweede maal van 11 tot 13 maart 1959, waar hij een zeer enthousiaste ontvangst krijgt van de zwarten, maar vanwege de blanke bevolking wordt hij ontvangen op manifestaties van misnoegen. De enthousiaste ontvangst in Kongo door de zwarten kan geïnterpreteerd worden als een goedkeuring van de hervormingen.

Van Hemelrijck laat zelfs de drie gevangen ABAKO-leiders vrij en nodigt hen uit om naar België te komen. Hij stelt er een plan voor dat voorziet in onafhankelijkheid op een termijn van vier jaar. In die tijd zullen de kaders (administratie, leger e.d.) stap voor stap geafrikaniseerd worden. In België is men het oneens over de concrete fasering en het tijdsschema van de beloofde hervormingen. De Koloniale staatsveiligheid, brede kringen van de administratie (o.a. gouverneur-generaal Cornelis) en de plaatselijke kranten zijn gekant tegen de vrijlating van het ABAKO leiding[78].

Van 4 tot 27 juni bezoekt Van Hemelrijck voor een derde maal de kolonie. De minister is gealarmeerd door de alsmaar radicaler wordende eisen van de Kongolese nationalisten[79], dat zich als een vuur over de provincies verspreid : o.a. in Kwilu, Neder-Kongo, Zuid-Kivu, Maniema en de Oostprovincie[80].

Opnieuw kreeg de minister vanwege de blanke kolonisten een zeer vijandig onthaal. Het AFAC (...) kondigt een campagne van publiek protest aan[81]. De ontvangst door de zwarte bevolking is veel hartelijker, maar hij wordt door de Kongolese nationalisten met nieuwe, meer radicale eisen bestookt[82]. De situatie in de kolonie is dus vrij gespannen. Op 24 juni spreekt Van Hemelrijck zijn ‘discours de la fermeté’ uit. Hij veroordeelt zowel degenen die de regeringspolitiek willen afremmen als degenen die haar wensen te overhaasten[83].

Het betoog van de minister worden zeer slecht ontvangen door de Kongolezen. Het ABAKO begint een campagne van burgerlijke ongehoorzaamheid in Neder - Kongo (provincie in Leopoldstad). Het gezag van de koloniale administratie wordt niet langer erkend : alle raadgevingen, bevelen, richtlijnen en dergelijke die uitgaan van ambtenaren, worden niet meer opgevolgd. Men betaalt geen belastingen meer, men weigert te verschijnen voor de traditionele rechtbanken, men de activiteiten van de missies, men weigert zelfs naar de medische dienst te gaan. Het houdt ook een boycot van de verkiezingen van de gemeente - en gewestraden in, die op het einde van het jaar zouden georganiseerd worden[84].

Om uit de impasse te geraken, stellen A. Schöller, interim-gouverneur-generaal (Cornelis is op vakantie) en Alain Stenmans, secretaris van het gouvernement-generaal, in een reeks geheime rapporten, eind augustus 1959[85], aan de minister voor aan bepaalde eisen van de extremistische separatistische partijen tegemoet te komen door Kongo een federaal statuur te verlenen. Hij benadrukt “de omvang en het fanatieke karakter van de oppositie” in Beneden-Kongo. Ook dient de timing van de onafhankelijkheid aangevuld en versneld te worden. (Zie verder)[86].

Op initiatief van de koloniale administratie wordt in augustus ook gestart met een reeks besprekingen waarin de ambtenaren aan de afgevaardigden van de Kongolese partijen verduidelijkingen geven bij het door het moederland gevoerde beleid en bij de gebruikte politieke terminologie. Het ABAKO, PSA, parti du peuple, CEREA en het MNC weigeren echter aan deze besprekingen deel te nemen.[87]

Minister Van Hemelrijck, stelt zich achter de voorstellen van Schöller en Stenmans. Maar op initiatief van eerste minister Eyskens wordt een gezant naar Leopoldstad gestuurd (zonder het medeweten van minister Van Hemelrijck) om na te gaan of de interpretaties van de rapporten wel juist zijn. Van Hemelrijck die zich door de regering en de koning gewantrouwd voelt neemt in september ontslag[88].

 

De ronde-tafelconferenties.

 

De Schrijver en de steeds radikalere eisen van de nationalisten.

Van Hemelrijck wordt opgevolgd door A. De schrijver op 4 september 1959[89]. Er wordt een korte tekst voorgelezen aan de pers over de uitvoering van de nieuwe Kongo-politiek, zoals in de regeringsverklaring en de koninklijke boodschap van 13 januari 1959 is afgekondigd en een verdere aanvulling van de timing van de regeringsverklaring[90].

De eerste reactie van de Kongolese partijen is niet gunstig voor de regeringspolitiek. Zij dringen steeds luider aan op een eigen regering en een dialoog met Brussel en dreigen met een algemene boycot van de regeringspolitiek, wat een zeer zware hypotheek zou betekenen voor de ontvoogdingspolitiek.

Minister De Schrijver legt daarom op 16 oktober 1959 in een boodschap tot het Kongolese volk een kalender vast voor de installatie van een Kongolese regering. Die zal er komen binnen 10 maanden, eerst zullen er verkiezingen gehouden worden. Ook zal de formule van de besprekingen tussen de koloniale administratie en de Kongolese partijen worden uitgebreid. Onder de vorm van voorstellen zet minister De Schrijver de visie van de Belgische regering op de nationale organen van Kongo uitteen : een tweekamerstelsel (maar bepaalde bevoegdheden zullen voorbehouden blijven voor de Belgisch wetgever) een ministerraad, benoemd door de koning en een ontwerp voor een grondwet binnen ten hoogste 4 jaar[91].

 

...En rellen

Zoals te vrezen valt, reageren de radicale partijen ook deze keer niet gunstig op de regeringsverklaring. Het MNC verwerpt het plan De Schrijver en zal niet deelnemen aan de verkiezingen voor de gemeente en gewestraden¸ eist de volledige onafhankelijkheid en roept op tot burgerlijke ongehoorzaamheid. Op 29 - 30 oktober 1959 vindt het congres van de Kongolese politieke partijen plaats, een initiatief van P. Lumumba. Andere partijen nemen de standpunten van het MNC over. De stemming van de aanwezige massa raakt verhit, wat uitmondt in ernstige onlusten in Stanleystad en later in het binnenland. Deze gebeurtenissen hebben een zeer grote weerklank in België en Kongo. De Kongolese leider wordt gearresteerd op 1 november en veroordeelt tot 6 maand gevangenisstraf, voor het uitlokken van geweld en burgerlijke ongehoorzaamheid. Later wordt hij vrijgelaten om te kunnen deelnemen aan de Ronde-tafelconferentie (zie verder)[92].

De gematigde partijen, die wél aan de verkiezingen willen deelnemen, maken van de impasse waarin de nieuwe Kongo-politiek dreigt terecht te komen, gebruik om een Ronde-tafelconferentie in Brussel te eisen. “Parce que c’est à Bruxelles qu’est faite la politique congolaise et parce que les Congolais concidèrent qu’à Bruxelles, ils seront à l’abri des répressions de l’administration”[93]. Minister De Schrijver stelt een ‘algemeen overleg’ in Leopoldstad voor. Uiteindelijk wordt besloten, onder druk van de socialistische oppositie, een Ronde-tafelconferentie in Brussel te organiseren[94].

 

...De eerste verkiezingen.

Minister De Schrijver vertrekt naar de kolonie, waar hij een Ronde-tafelconferentie aankondigt voor januari 1960. De conferentie zal de grondslagen en de organisatie van de politieke instellingen van Kongo onderzoeken en aanbevelingen geven aan de Belgische regering bij de voorbereiding van de onafhankelijkheid. De Kongolese vertegenwoordigers zullen de woordvoerders van de als belangrijk beschouwde politieke partijen zijn[95]. De provinciale en wetgevende verkiezingen zullen gelijk gehouden worden om de politieke overgangsperiode zo kort mogelijk te houden. In 1960 zal Kongo een ‘regime d’indépendance’ genieten[96].

De Schrijver krijgt op 17 november 1959 het gezelschap van de franstalige Christendemocraat en vroegere kandidaat gouverneur-generaal R. Scheyven die verantwoordelijk wordt voor economische en financiële aangelegenheden van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi[97].

Op 20 december 1959 hebben algemene gemeenteraads- en gewestraadsverkiezingen plaats, gedeeltelijk geboycot, en waaruit duidelijk blijkt dat de meeste stemmen naar individuele en gewoonterechtelijke lijsten gaan. Omgerekend naar de nationale verkiezingen zullen deze verkiezingsuitslag een Kongolees parlement - en dus een regering te zien geven waarin lokale en gematigde gekozenen over een ruime meerderheid zullen beschikken[98].

De verkiezingen vinden plaats tijdens het bezoek van koning Boudewijn, in gezelschap van minister De Schrijver. De vorst heeft er talrijke gesprekken met Europese en Kongolese delegaties. Het is de bedoeling de geesten wat de te bedaren, maar het beoogt effect wordt niet bereikt. De massa is teleurgesteld omdat er geen datum voor de onafhankelijkheid wordt gegeven[99]

De ronde-tafelconferenties.

Van 20 januari tot 27 januari 1960 vindt de ronde-tafelconferentie in Brussel plaats. De Kongolezen krijgen uiteindelijk 43 vertegenwoordigers, naar het inzicht van de Belgen verdeeld. Maar de Kongolese afgevaardigden vormen op 18 januari een ‘gemeenschappelijk front’ en eisen dat de beslissingen van de ronde tafel bindend zullen zijn, dat de Conferentie een statuut zal krijgen dat zo dicht mogelijk dat van een constituante zal benaderen en de vaststelling van de datum van onmiddellijke onafhankelijkheid.

De Belgen doen een groot aantal toegevingen aan de Kongolezen : de beslissingen van de ronde tafel zullen omgezet worden in wetgevende en uitvoerende teksten, Lumumba wordt speciaal uit de gevangenis gehaald om aan de besprekingen te kunnen deelnemen[100], op 30 juni van dat zelfde jaar zal Belgisch-Kongo volledig[101] onafhankelijk worden[102],als een eenheidsstaat, maar met ruime politieke en financiële autonomie voor de provincies. Men stelt een “loi fondamentale” op, die geldig zal zijn tot de Kongolese kamers zelf een grondwet zullen uitgewerkt hebben. Kongo krijgt van meet af aan een parlementair regime met een eerste minister, een staatshoofd en een dubbel kamerstelsel mee. In feite is de basiswet een kopie van de Belgische grondwet. De gouverneur-generaal en de provincie-gouverneur zullen tijdens de overgangsperiode hun bevoegdheden delen met ‘Uitvoerende colleges’ samengesteld uit Kongolezen (zie verder) Europese ambtenaren zullen na de onafhankelijkheid verder de administratieve taken blijven vervullen en ook de ‘Force Publique’ zal het blanke officierenkorps blijven behouden, omdat er geen tijd meer is om een bestuurlijk kader op te leiden. Beide landen zullen een vriendschapsverdrag ondertekenen, om de veiligheid van de aanwezige goederen en personen te verzekeren[103].

Er kunnen een viertal verklaringen voor deze toegevingen gevonden worden :

Men heeft dit achteraf de Kongolese weddenschap genoemd (le Pari Congolais.). Theo Lefevre drukt het als volgt uit : "Wat wij concreet willen, dat is Europa maken, de Kongolese weddenschap winnen, een weddenschap op de onafhankelijkheid die gelijktijdig de toekomst van Kongo en de economische evolutie van België op het spel zet" [108]

Van 26 april tot 16 mei van datzelfde jaar volgt ook een economische Ronde-tafelconferentie. België hoopt te komen tot een voorontwerp van akkoord over een toekomstige financiële en monetaire samenwerking. Aangezien alle Kongolese leiders op dat moment met hun verkiezingscampagne bezig zijn, gaat zij vrij ongemerkt voorbij voor de Kongolezen. De conferentie wordt gedomineerd door de Belgen, in dienst van de Belgische kapitaalsbelangen[109].

 

De verkiezingen

In Kongo heerst vooral nadat op de ronde-tafelconferentie de onafhankelijkheidsdatum van 30 juni 1960 is gevallen, een sfeer van onrust. De politieke partijen spelen de kaart van het anti- kolonialisme, waarbij vooral de koloniale administratie wordt geviseerd. De Belgische ambtenaren worden in de electorale toespraken beladen met alle zonden van Kongo, wat goed aanslaat bij de Kongolese bevolking. Vooral Lumumba ontpopt zich tot een radicale anti-koloniaal. Dat leidt tot een quasi revolutionair klimaat in de oostprovincie[110]. Op 2 juni 1960 beschuldigt hij in een persconferentie de koloniale administratie, bepaalde marionetten aan de macht te willen, om zekere geheime belangen te dienen en een marionettenregering te installeren[111].

De Bakongo weigeren nog langer het gezag van de koloniale autoriteiten te erkennen. Er worden eigen organen gecreëerd die de taken van de ambtenaren overnamen. In het gewest Matimba dragen de gewestbeheerder, Antoine Saintraint en zijn assistent, André Rijckmans op eigen initiatief hun bevoegdheden over aan ABAKO-militanten. Men streeft er naar een autonome provincie in een confederale staat of in een “unie van centrale Afrikaanse Republieken”.

In de provincie Kasaï vechten Lulua en de Luba, in Katanga zijn er geruchten over afscheiding van de provincie en heerst er groeiende vijandschap tussen Conocat en Balubakat[112].Op verschillende plaatsten roept men de staat van uitzondering-met militaire bezetting uit. Blanken slaan op de vlucht [113].

De onzekerheid die heerst onder de blanken is o.a. te wijten aan de ongerustheid van ambtenaren in verband met hun toekomst in de nieuwe staat. Verschillende maatregelen worden in Brussel genomen (o.a. het koninklijk besluit van 17 juni dat de reïntegratie van de Afrikaanse administratie in de Belgische administratie voorziet in geval van nood)[114].

In mei wordt een minister van algemene zaken in Afrika benoemd : W. Ganshof-Van Der Meersch[115]. Zijn opdracht bestaat erin “de maatregelen in verband met het houden van de orde te coördineren en tevens te waken over de normale werking van de administratie en van het gerechtelijk apparaat”. W. Ganshof-Van Der Meersch organiseert de provinciale en parlementaire verkiezingen van 11 tot 25 mei 1960. De verkiezingen worden een reusachtige triomf voor Lumumba. Hij wordt belast met de vorming van een regering, maar Kasa-Vubu, zijn grote rivaal, gunt hem dat succes niet en weigert koppig iedere medewerking. Daarna wordt Kasa-Vubu met de regeringsvorming belast, maar op zijn beurt zet Lumumba hem een hak. Tenslotte zal Lumumba, als nieuwe formateur, slagen in zijn taak. Kasa-Vubu wordt staatshoofd, Lumumba, regeringshoofd. Zijn regering bestaat uit 23 ministers, 4 ministers van staat, en 9 staatssecretarissen. Lumumba wordt door velen gewantrouwd : door de blanken die hem veel te radicaal vinden en door de Kongolezen die separatistisch denken[116].

Ook de vorming van de provinciale regeringen verloopt niet van een leien dakje. In de provincies Leopoldstad, Kasaï en Katanga heeft dit zelfs aanleiding tot de vorming van dissidente regeringen : in Katanga moet de grondwet geamendeerd worden om de toestand te deblokkeren[117].

 

De onafhankelijkheid

 

Het Belgisch-Kongolese vriendschapsverdrag ondertekend op 29 juni 1960[118].

 

Dit verdrag is het enige tastbare resultaat van het Belgische streven naar een blijvende band met Kongo. Het verdrag wordt gesloten voor onbepaalde duur. Het bepaalt o.m.

1.  Dat gans het blanke administratiepersoneel integraal in dienst van de Kongolese regering zal overgaan (art. 2)

2.  Dat er meer financiële en economische verdragen zullen komen (Art 3)

3.  Dat België de Kongolese diplomatieke belangen zal verdedigen waar nodig (Art 5)

4.  Dat de Belgische militairen, gestationeerd in Kongo, in dit land zullen kunnen ingezet worden op verzoek van het Kongolese Ministerie van Defensie (Art. 6)

 

30 juni 1960.

 

Tijdens de plechtigheden ter gelegenheid van de onafhankelijkheid, op 30 juni 1960, spreekt Koning Boudewijn zijn voormalige onderdanen in Leopoldville toe : “L’indépendance du Congo constitue l’aboutissement de l’oeuvre concue par le génie du Roi Léeopold II, entreprise par Lui avec un courage tenace et continuée avec persénérance par la Belgique.. Pandant 80 ans, la Belgique a envoyé sur votre sol les meilleurs de ses fils, d’abord pour délivrer le bassin du Congo de l’odieuse trafic esclavagiste qui décimait ses populations ; ensuite pour rapprocher les unes et les autres des ethnies qui, jadis ennemies, s’apprêtent à constituer ensemble le plus grand des Etats indépendants d’Afrique ; enfin, pour rappeler à une vie plus heureuse les diverses régions du Congo que vous représentez ici, unies en un même Parlement...”

Even later stapt Patrice Lumumba, eerste minister van de nieuwe Kongolese staat, naar de microfoon. Zijn antwoord slaat iedereen met verbazing : ‘Strijders van de onafhankelijkheid die vandaag de overwinning vieren. Geen Kongolees die deze naam waardig is, mag ooit vergeten dat wij door strijd hebben overwonnen, ten koste van tranen, vuur en bloed. Maar het was een nobele en rechtvaardige strijd.-, die onvermijdelijk was om een einde te maken aan de vernederende slavernij die wij in dwang hebben ondergaan. Wat ons tijdens een tachtig jaar durend koloniaal regime is aangdaan, heeft wonden geslagen die te vers en te smartelijk zijn om onmiddelijk uit ons geheugen te verdrijven’

Deze rede wordt beledigend geacht voor de koning en onrechtvaardig tegenover al het moois dat de Belgen aan Kongo gegeven hebben. Het scheelt geen haar of Boudewijn vloog terug naar België. Later “herstelt” Patrice Lumumba zijn woorden en brengt “un hommage solenel au roi des Belges et au noble peuple qu’il represente pour l’oeuvre accomplie ici pendant trois quarts de siecle[119].”

Ter discussie staat, zoals Stengers terecht opmerkt, geen verschil in historische interpretatie, maar een confrontatie tussen 2 mythen. Aan de ene kant het beeld van de benevolente kolonisator die het land tot beschaving en welvaart heeft gebracht, aan de andere kant het beeld van de gekoloniseerden als slachtoffers. Beide komen naar zijn zeggen voort uit een psychologische behoefte, bij de eersten om zichzelf een gevoel van voldoening en trots te bezorgen en bij de laatsten om de aangedane vernederingen te bezweren[120].

De feesten ter gelegenheid van de onafhankelijkheid vinden verder plaats in alle kalmte en zonder incidenten. De onafhankelijkheid wordt echter wel gehypothekeerd door verschillende omstandigheden :

Kongo krijgt de onafhankelijkheid op een ogenblik dat het daar zeker nog niet klaar voor is. Geen enkel kader is geafrikaniseerd, er bestaat geen eigen administratie zodat hun regering zal moeten steunen op een Belgische administratie. De Belgische ambtenaren mogen niet kiezen of ze al dan niet in het nieuwe Kongo zullen blijven : ze worden verplicht onder de nieuwe, Kongolese regering te dienen. Deze nieuwe autoriteit zal, ten minste gedeeltelijk, gedetermineerd worden door een korps, grotendeels bestaande uit Belgen, een korps dat ook een zeer grote cohesie en een intercomunicatie kent[121].

Kongo heeft ook geen leger en hun enige leger zal de openbare weermacht zijn, die slechts Belgische officieren telt, met aan het hoofd generaal Janssens. Een zwarte kan het onder het koloniale regime niet verder brengen dan adjudant. In het vooruitzicht van de onafhankelijkheid wordt niet tot een versnelde afrikanisering van het militaire kader overgegaan. Generaal Janssens drukt het op 23 april 1960 als volgt uit : “Het is niet het ogenblik om de Force Publique uiteen te rukken door vernieuwingen, want een leger in volle hernieuwing of aanpassing, kan zijn taak niet volbrengen. Elke reorganisatie moet dus uitgesloten worden voor 30 juni en in de maanden nadien. Slechts wanneer de Kongolese regering de openbare weermacht zal leren kennen hebben zal zij een militaire politiek, aangepast aan de budgettaire mogelijkheden kunnen bepalen[122]”.

De politieke structuren, uitgedokterd tijdens de ronde-tafelconferentie van januari 1960 en vastgelegd in een fundamentele wet, zijn van het federale - bikamerale type. De macht zal verdeeld worden tussen centrale en provinciale instanties, tussen een kamer en een senaat en tussen een staatshoofd en een eerste minister. Deze drievoudige machtsdeling berust op de politieke opvattingen van de ex-kolonisatoren. Weldra blijkkt echter dat deze binaire structuren de bron zijn van spanningen zie zullen uitmonden in bloedige conflicten en in de ontwrichting van de staat zelf. De ruzie tussen Kasa-Vubu en Lumumba verbetert de situatie allerminst. Een oud spreekwoord zegt : ‘ Op het vel van een luipaard is geen plaats voor twee mannen!’

De sfeer in de provincies is evenmin geruststellend. In de provincie Leopoldstad wordt het ABAKO, ondanks haar numerieke overwicht in de hoofdstad en haar historische voortrekkersrol in de onafhankelijkheidsstrijd, in de minderheid gesteld. In de provincie Katanga weten de federale en anti - Lumumbistische strekkingen de lakens naar zich toe te trekken. Het CONOCAT van Tshombe heeft er de verkiezingen gewonnen. Het is een federalistische partij die Katanga wil losscheuren van de rest van Kongo. Ook de blanken en de administratie in Katanga staan achter Tshombe. De toestand wordt er helemaal zorgwekkend als de vertegenwoordigers van de minderheid, de Baluba van de Balubakat, de provinciale instellingen gingen boycotten.

In de provincie Kasaï is de broederstrijd tussen Bena-Lulua en Baluba nog niet geluwd. De massale exodus van Baluba naar de streek van herkomst in het zuiden van de provincie versterkt de droom van een eigen provincie. In een aantal provincies is de tegenstand tegen het toekomstig centraal bestuur al geboren voor de onafhankelijkheid. Deze gebieden lagen toevallig allemaal ten zuiden van de geografische oost-west as : Katanga, Zuid - Kasaï en Beneden - Kongo. Voeg daarbij nog het zeer gevoelige Kivu waar, net zoals in Katanga, radicale blanke kolonisten pogingen tot afscheiding ondernemen[123].

 

De militaire muiterij.

 

Vijf dagen jong, vergaat de vreugde van de onafhankelijkheid in de jonge republiek. De soldaten van de Force Publique te Leopoldstad, vinden dat zij door hun nieuwe regering genegeerd worden en slagen aan het muiten. Hun woede keert zich tegen de nieuwe regering en de blanke officieren. Hun bevelhebber, de Belgische generaal Janssens, heeft trouwens openlijk laten weten, dat de onafhankelijkheid niets gaat veranderen aan hun statuut. (Zie boven). De volgende dag breekt ook muiterij uit in de garnizoenen in Thijsstad. De Kongolese regering reageert op 8 juli door Belgische Officieren te ontslaan (o.a. generaal Jansens) en op 9 juli door de rang van alle Kongolese militairen met één graad te verhogen. Een algemene wanorde is er het gevolg van.

Onder de Europeanen breekt paniek uit, bij de eerste berichten van verkrachtingen en plunderingen. De meest absurde geruchten doen de ronde, die de geestesverbijstering ten top drijven. De massale exodus van de Belgen kan plaatsvinden dankzij het inleggen van alle Sabena - toestellen en het charteren van vreemde vliegtuigen.

De jonge republiek glijdt in een periode van chaotische toestand van ontreddering. Zij beschikt immers over geen eigen administratie, geen academisch gevormd elite, geen staatslieden met ervaring, geen controle op haar economie en haar buitenlandse betrekkingen. Tussen de Kongolese en de Belgische overheid ontstaat een kortsluiting. De Belgisch regering stuurt troepen naar de oud - kolonie, op 10 juli, om de bedreigde landgenoten te redden en de economische belangen van België in Kongo te vrijwaren (zonder toestemming van de Kongo, wat dus inging tegen het vriendschapsverdrag tussen de twee landen). Op 11 juli 1960 verklaart Moïse Tshombe zijn Katanga onafhankelijk. De afscheiding wordt niet afgekeurd door België. Integendeel, België voert een pro-Katangese politiek. In Brussel en in de koloniale administratie zitten heel wat voorstanders van de afscheiding van Katanga, waarschijnlijk tot in de schoot van de regering[124].

Op 12 en 13 juli verzoekt de Kongolese regering officieel om militaire hulp van de UNO, ten einde de aanwezigheid van de Belgische militairen en de Katangese afscheiding ongedaan te maken. Er wordt ook gedreigd met het vragen van hulp aan Rusland [125].

Op 12 juli 1960, ondertekent minister De Schrijver een protocol waarin te lezen staat "Ingevolge de gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld en zich thans nog afspelen in Kongo, worden de personeelsleden van de administratie, de openbare weermacht, magistratuur, de parastatalen en van het gesubsidieerd onderwijs, beschouwd als zijnde in de onmogelijkheid hun loopbaan in Afrika voort te zetten. Derhalve is de waarborgen in de verschillende hierboven vernoemde sectoren van kracht[126]. De 10.000 Belgische ambtenaren van het territoriale kader, die weten dat zij in België hun loopbaan kunnen verder zetten - een bijzondere wet heeft daarvoor gezorgd -, vertrekken uit de openbare dienst die meteen ineenstort[127].

Uiteindelijk heeft deze periode van chaos en ontreddering de dood gekost aan 450 Belgen. Tienduizenden landgenoten keerden totaal berooid naar België terug, waaronder 10.000 ambtenaren, 13.500 bedienden uit de privé - sector en 8.000 kolonisten. Ook tienduizenden Kongolezen laten het leven, vaak jonge, intelligentia die het land zo broodnodig heeft[128].

 

Een mislukte gok.

 

De desastreuze gevolgen van de onafhankelijkheid van Kongo kunnen niet bij één oorzaak gelegd worden. Het is ook niet mogelijk het gewicht van de verschillende oorzaken te bepalen.

België lijkt in elk geval een zeer zware schuld te hebben gedragen in de veel te snelle, en slecht voorbereide dekolonisatie. Het doet zijn Kongolese beschermelingen de onafhankelijkheid zodra zij er op vragen. België aanvaardt een weddenschap die het niet kan winnen (...) Belgisch-Kongo wordt de Republiek Kongo zonder dekolonisatie (...)[129].

 

Tabel : Ministeries in België periode 1950-1960[130].

 

Vorst

Periode

Samenstelling

Gouverneur-generaal

Minister van Koloniën

Naam regering

Boudewijn

juni 1950-aug 1950

Kath

Jungers E.

Wigny P.

J. Duvieusart

 

 

aug 1950-jan 1952

Kath

 

Dequae A.

J. Phollien

 

 

jan 1952-april 1954

Kath

Pétillon

Dequae A.

J Van Houtte

 

 

april 1954-juni 1958

Soc - Lib

 

Buisseret A

A. Van Acker

 

 

juni 1958-nov 1958

CVP

Cornelis

Pétillon

G. Eyskens

 

 

nov 1958 - maart 1961

CVP - Lib

 

Van Hemelrijck

G. Eyskens - Lilar

 

 

 

 

(Sept 1959)De Schrijver

 

 

 

 

 

+ (nov 1959) R. Scheyven

 

 

 

 

 

+ (mei 1960) Ganshof Van Der Meersch

 

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] Ministerie van Buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, Bibliotheek van het Afrikaans Arcvhief, Annuaire officiel du Congo Belge, Lkijsten SPA 1959 en 1960

[2] Een aandachtige lezer zal merken dat een aantal memoires van ambtenaren niet in de literatuurlijst opgenomen zijn. Ik heb deze werken geheel buiten mijn wil om niet heb kunnen lezen, en wel door de ongelofelijk trage wijze waarop men in onze universitaire bibliotheek boeken interbibliothecair uitleent (gemiddeld 5 weken) en door diefstal in afdelingen van dezelfde bibliotheek. Het gemis slaat op de volgende werken :

Diefstal : SCHOLLER A., Congo 1959-1960. Mission au Katanga. Interim a Leopoldville, Parijs, 1982.

Ontlening : LEROY P., Journal de la province oriental. Décembre 1958-mai 1960, Bergen, 1963, DUPONT T., Souvenirs d'Arique, Bruxelles, deel 1, 1981. DUPONT T., Souvenirs d'Afrique, Bruxelles, deel 2, 1983. LADRIERE J., RIJCKMANS G. en KESTERGAT J., Andre Rijckmans. Un territorial du Congo Belge. Lettres et documents 1954-1960, 1995-1960, Parijs, 1995.

[3] Zaire, ketens van koper, Leuven, 1978, p. 7.

2WILLIAMS S. and HOSKYNS C., “Democratic republic of the Congo. The people. Etnology and language”, Colliers Encyclopedia, inc., 1967, volume 7, p. 146. “Congo. population”, Standard endycloaedia of Southern Africa, Cape Town, 1971, volume 3, p. 386. “Central Africa. Zaire. The people”, the new Encyclopaedia Britanica, Chicago-London, Toronto, 1978-1981, volume 1, p. 646. “Zaïre, Bevolking, samenstelling en spreiding”, Grote winkler prins Encyclopedie in 26 delen, Turnhout, 1993, volume 25, p. 215. QUANTIN P., “Zaïre. Démographie et activités humaines”, Encyclopaedia universalis, Paris, 1996, volume 23, pp. 962.

[4] WILLIAMS S. and HOSKYNS C., “Democratic republic of the Congo. The people. Etnology and language”, Colliers Encyclopedia, inc., 1967, volume 7, p. 146. MURDOCK G. P., TUDEN A. en HAMMOND p. B., “African people. Congo Basin”, Colliers Encyclopedia, inc., 1967, volume 1, pp. 264-266. VAN S. BRUAER J. P., “Bantu”, Standard endycloaedia of Southern Africa, Cape Town, 1971, volume 2, pp. 49-52. “Central Africa. Zaire. The people”, the new Encyclopaedia Britanica, Chicago-London, Toronto, 1978-1981, volume 1, p. 646. QUANTIN P., “Zaïre. Démographie et activités humaines”, Encyclopaedia universalis, Paris, 1996, volume 23, p. 962.

[5] Zaire, ketens van koper, Leuven, 1978, pp. 7-8.

[6] GEVAERTS F., Vademecum voor de agenten in gewestdienst van Belgisch-Kongo, 1955, pp. 562-569. FOUTRY V. en NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885-1960, Brussel, 1986, pp. 242-243.

[7]Zie volgende hoofstuk voor de omvorming van een aantal gewesten tot een stad.

[8] ANSTEY R., King Leopold’s Legacy. The Congo under Belgian Rule. 1908-1960, Londen, 1966, p. 1.

[9]SLADE R., The Belgian Congo, Londen, 1961, p. 3. DELVAL N., geciteerd in GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 15, 12.

[10] Zaire, ketens van koper, Leuven, 1978, p. 24.

[11] BLONDEEL W., FOUTRY V en VAN MENSEL F., “Professor Van Bilsen : Kongo is het schoolvoorbeeld van kolonialisme. Een interview. ”, AVRUG-Bulletin, VII, 1980, 3-4, p. 23. ETABALA Z., Het Zaïre van Mobutu, Leuven, 1996, pp. 20-21.

[12] GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 24. DOOM R., Derde wereldhandboek, Brussel, 1990, deel 1, p. 73, 77.

[13] DOOM R., “Het dertigjarenplan voor Kongo’s onafhankelijkheid. Enkele kritische nabeschouwingen. ”, De Maand, maart 1971, p. 111.

[14]DUMONT G. H., “Possitions et affrontements anterrieurs a la table ronde Belgo-Congolaise (1945-1960)”, Liber Amoricum A. De Schrijver, Gent, 1968, pp. 359-360. RUYS M., Vijfentwintig jaar Kongo-Zaire, Brussel, 1985, p. 9.

[15]Zaire, ketens van koper, Leuven, 1978, p. 24. VAN DEN DOEL H. W., “De Verenigde Staten en Europa na 1945” in WILTERDINK N. en ZWAAN T., Het Europees labyrint. Nationalisme en natievorming in Europa, Amsterdam, 1991, pp. 353-354.

[16] GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 36.

[17]VAN HOVE J., Histoire du ministère des colonies, Brussel, 1968, pp. 109-114. GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, pp. 31-35. FOUTRY V. en NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885-1960, Brussel, 1986, pp. 50-51. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 44-45. GERARD-LIBIOS J. en HEINEN J., Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p. 18. STENGERS J., Congo, Mythes et réalités, 100 ans d’histoire, Gembloux, 1989, p. 236.

[18] BRAUSCH G., Belgian Administration in the Congo, London, 1965, p. 77. DUMONT G. -H., “Possition et affrontements 1945-1960”, Liber Amicorum A. De Schrijver, Gent, 1968, p. 368. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 44-45.

[19] Deze houding wordt aangehouden tot diep in de jaren 50, ook na het verschijnen van het plan van Van Bilsen (zie verder). SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 35-37, 51-52. GERARD-LIBIOS J. en HEINEN J., Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p. 17.

[20]GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, pp. 26-29. Zaire, ketens van koper, Leuven, 1978, pp. 24-25. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 47-48.

[21] GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 20.

[22] De Belgisch-Kongolese Gemeenschap staat dus voor een geheel van menselijke relaties tussen Belgen en Kongolezen, niet te verwarren met de Belgisch-Kongolese unie, een staatsrechtelijke band tussen beide gebiedsdelen.

[23] ANSTEY R., King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908-1960, Londen, 1966, p. 167. GERARD-LIBIOS J. en HEINEN J., Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p. 18.

[24] Blanke kolonisten hebben op dat moment niet het minste politieke zeggenschap, zij kunnen zelfs niet stemmen.

[25] PETILLON L. A. M., Témoignage et réflexoins, Brussel, 1967, p. 148. Pétillon spreekt over emancipatie, nooit over onafhankelijkheid. BRAUSCH G., Belgian Administration in the Congo, London, 1965, p. 69.

[26] BRAUSCH G., Belgian Administration in the Congo, London, 1965, p. 50. SCHI PPER J., Koloniale ppinies over Kongo, Leiden, 1970, p. 128, 131. Zaire, ketens van koper, Leuven, 1978, p. 25. BLONDEEL W., FOUTRY V. en VAN MENSEL F., “Professor Van Bilsen : Kongo is het schoolvoorbeeld van kolonialisme. Een interview. ”, AVRUG-Bulletin, VII, 1980, 3-4, p. 23. RUYS M., Vijfentwintig jaar Kongo-Zaire, Brussel, 1985, p. 9. KESTERGAT J., Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, p. 185, 204, 252. VANDERLINDEN J., La Crise congolaise, Brussel, 1985, p. 110, p. 25. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 38-4O. DURIEUX A. “Institutions politiques (1908-1960)”, Livre Blanc, I, p. 373.

[27] Missionaris (1911-1945) en later regionaal superieur van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi. Lid van de koloniale raad (1946-1960). Lector aan de UCL en professor aan het koloniaal instituut te Antwerpen.

[28] 1881-1955, dr. in de rechten, koloniale carriere in Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi 1912-1930, magistraat, gouverneur van Ruanda-Urundi met de rang van vice-gouverneur-generaal (1926-1930) professor aan de ULB (1931-1951), professor aan de universiteit van Londen, professor aan het UNIVOG (1940-1955), Lid van de koloniale raad (1946-1955).

[29] Leuvense professor en latere secretaris-generaal van Lovanium.

[30] professor aan de VUB, directeur van het ‘institut Solvay’, wordt later de speciale raadgever van het Balubakat van Jason Sendwe.

[31] Doktor in de Rechten. Reporter bij Belga. (1946-1947). Adjunct-kabinetschef van het ministerie van onderwijs (1950). Docent aan het UNIVOG (1950-1965). Latere adviseur van het ABAKO tijdens de ronde tafelconferentie.

[32] VAN BILSEN J., “Een dertigjarenplan voor de politieke ontvoogding van Belgisch Afrika”, De gids op maatschappelijk gebied, XLVI, 12, december 1955, pp. 999-1028. BLONDEEL W., FOUTRY V en VAN MENSEL F, “Professor Van Bilsen : Kongo is het schoolvoorbeeld van kolonialisme. Een Interview. ”, AVRUG-Bulletin, VII, 1980, 3-4, pp. 24-25. “Professorenkorps”, Middelheim. Gedenkboek van het Universitair instituut van de overzeese gebieden, Antwerpen, 1987, p. 54, 58. GERARD-LIBIOS J. en HEINEN J., Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p. 18. VAN BILSEN J., Kongo 1945-1965, het einde van een kolonie, Leuven, 1993.

[33] VAN BILSEN J., “Een dertigjarenplan voor de politieke ontvoogding van Belgisch Afrika”, De gids op maatschappelijk gebied, 1955, 12, p. 1000. BLONDEEL W., FOUTRY V. en VAN MENSEL F., “Professor Van Bilsen : Kongo is het schoolvoorbeeld van kolonialisme. Een Interview”, AVRUG-Bulletin, VII, 1980, 3-4, p. 23.

[34] VAN BILSEN J., “Een dertigjarenplan voor de politieke ontvoogding van Belgisch Afrika”, De gids op maatschappelijk gebied, XLVI, 12, december 1955, p. 1001.

[35] professor Van Bilsen heeft later zijn mening herzien en in tegendeel de noodzaak van een eenheidsstaat beklemtoond.

[36] VAN BILSEN A., “Een dertigjarenplan voor de politieke ontvoogding van Belgisch Afrika”, De gids op maatschappelijk gebied, XLVI, 12, december 1955, pp. 999-1028. DOOM R., “Het dertigjarenplan voor Kongo’s onafhankelijkheid. Enkele kritische nabeschouwingen. ”, De Maand, maart 1971, p. 107. BLONDEEL W., FOUTRY V. en VAN MENSEL F., “Professor Van Bilsen : Kongo is het schoolvoorbeeld van kolonialisme. Een Interview”, AVRUG-Bulletin, VII, 1980, 3-4, p. 26. KESTERGAT J., Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, pp. 199-200. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 40-42. CORNEVIN R., Histoire du Zaïre des origines à nos jours, Brussel, 1989, pp. 353-354. STENGERS J., Congo, Mythes et realites, 100 ans d’histoire, 1989, Gembloux, pp. 236-238.

[37] VAN BILSEN A., "Een dertigjarenplan voor de politieke ontvoogding van Belgisch Afrika", De gids op maatschappelijk gebied, XLVI, 12, december 1955, p. 1022.

[38] DOOM R., "Het dertigjarenplan voor Kongo’s onafhankelijkheid. Enkele kritische nabeschouwingen", De Maand, maart 1971, p. 113-117. Volgens R. Anstey daarentegen is de administrateur juist het voorwerp van respect en affectie. ANSTEY R., King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908-1960, Londen, 1966, p. 189.

[39] het tijdsschrift van de vereniging van de oud-studenten van de paters van Scheut, hoofdredacteur is J. Ileo.

[40] GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 38.

[41] GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 38. KESTERGAT J., Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, p. 200. RUYS Manu, Vijfentwintig jaar Kongo-Zaire, Brussel, 1985, p. 10. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 56. STENGERS J., Congo, Mythes et realites, 100 ans d’histoire, 1989, Gembloux, pp. 237-239. CORNEVIN R., Histiore du Zaïre des origines à nos jours, Brussel, 1989, p. 354.

[42] GERARD-LIBIOS J. en HEINEN J., Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p. 18.

[43] ETABALA Z., Het Zaïre van Mobutu, Leuven, 1996, pp. 22-23.

[44] juni 1958-november 1958.

[45] BLONDEEL W., FOUTRY V en VAN MENSEL F, “Professor Van Bilsen : Kongo is het schoolvoorbeeld van kolonialisme. Een Interview. ”, AVRUG-Bulletin, VII, 1980, 3-4, p. 28.

[46] De Vlaming Hendrik Cornelis volgt Pétillon op als gouverneur-generaal van Belgisch-Kongo.

[47]VAN HOVE J., Histoire du ministère des colonies., Brussel, 1968, pp. 115-116. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 68-70. CORNEVIN R., Histoire du Zaïre des origines à nos jours., Brussel, 1989, p. 336. GERARD-LIBOIS J. en HEINEN J., Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p. 7.

[48]1. Rijckmans P. (voorzitter, wegens ziekte verhinderd. Wordt vervangen door De schrijver A. )

2. Pétillon L. (voorzitter, vanaf einde 1958. )

-De schrijver A. (C. V. P, volgens Pétillon gematigd p. rogressief)

-Buisseret A (Liberaal, volgens p. étollon conservatief)

-Housiaux G (socialist) (volgens p. étillon een zeer vooruitstrevend lid)

-Van Den Abeele M (administrateur generaal van de kolonie, secretaris generaal van het ministerie van koloniën), conservantief volgens p. étillon.

-Stenmans A. (adjunct kabinetshef van de minister van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi, secretaris van het ‘gouvernement’ vanaf juni 1959))

-Forgeur AE (directeur van de dienst der p. olitieke zaken bij het gouvernement-generaa),

-Maquet M (ere p. rovincie-gouverneur van Belgisch-Kongo, volgens p. étillon een gematigd p. rogressief lid).

[49]DUMONT G. -H., “possition et affrontements 1945-1960”, Liber Amicorum A. De Schrijver, Gent, 1968, pp. 374-374. VANDERLINDEN J., La Crise congolaise, Brussel, 1985, p. 110, p. 26. KESTERGAT J., Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, pp. 205-209. CORNEVIN R., Histoire du Zaïre des origines à nos jours., Brussel, 1989, p. 336.

[50] november 1958-maart 1961.

[51]VAN HOVE J., Histoire du ministère des colonies., Brussel, 1968. GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 46. pp. 117-122. KESTERGAT J., Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, p. 209. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 68-74. FOUTRY V. en NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885-1960, Brussel, 1986, p. 54. STENGERS J., Congo, Mythes et realites, 100 ans d’histoire, 1989, Gembloux, pp. 242-244.

[52] GERARD-LIBIOS J. en HEINEN J., Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p. 22. DUMONT G. -H., "possition et affrontements 1945-1960”, Liber Amicorum A. De Schrijver, Gent, 1968, p. 374. GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 45. RUYS Manu, Vijfentwintig jaar Kongo-Zaire, Brussel, 1985, p. 11. FOUTRY V. en NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885-1960, Brussel, 1986, p. 53. CORNEVIN R, Histoire du Zaire des origines à nos jours, Brussel, 1989, p. 363.

[53] RUYS Manu, Vijfentwintig jaar Kongo-Zaire, Brussel, 1985, p. 11. CORNEVIN R, Histoire du Zaire des origines à nos jours, Brussel, 1989, p. 363. RUYS Manu, Vijfentwintig jaar Kongo-Zaire, Brussel, 1985, p. 11.

[54] bestaat al sinds 1950 als culturele vereniging en heeft in 1956 gereageerd op het dertigjarenplan van Van Bilsen en op de toespraak van De Gaulle in Kongo-Brazzaville (Zie hoger).

[55] Op 21 juni 1959 zal voorzitter J. Kasa Vubu in een brief aan de Minister van Kongo de provincie Leopoldstad tot autonome staat, de republiek Centraal Kongo uitroepen.

[56] Ook Tsjombe roept op 10 juli 1960 de onafhankelijkheid van Katanga uit.

[57] RUYS Manu, Vijfentwintig jaar Kongo-Zaire, Brussel, 1985, p. 11. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 76.

[58] GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, pp. 46-47.

[59] “Eléments pour une sociologie d’une emeute Léopoldville-Janvier 1959”, Courrier Hebdomadaire du CRISP, 2, 16/1/1959, p. 11. BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionaire territorial (1931-1960), volume 1, Tervuren, 1982, p. 67. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 76. DOOM R., Derde wereldhandboek, Brussel, 1990, deel 1, p. 74. WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, p. 138.

[60] "Elements pour une sociologie d'une émeute Léopoldville-janvier 1959", Courrier hebdomadaire du Crisp, 16 januari 1959, p. 20, 17 april 1959, p. 4

[61] DUMONT G. H., “Possitions et affrontements anterrieurs à la table ronde Belgo-Congolaise (1945-1960)”, Liber Amoricum A. De Schrijver, Gent, 1968, p. 376. RUYS Manu, Vijfentwintig jaar Kongo-Zaire, Brussel, 1985, p. 12. KESTERGAT J., Quant le Zaïre s’a ppelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, pp. 212-214. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 77-78, p. 82.

[62] De commissie omvat 9 leden : Scheyven R. (CVP), Lahaye A. (Soc), Spinoye A. (Soc), Brasseur M (CVP), Dequae A. (CVP) : voorzitter, Demuyter E (lib), Housiaux (Soc), Major L (Soc), De Saeger Jos (CVP),

[63] Het verslag omvat vier hoofdstukken : de oorzaken (Lahaye), de gebeurtenissen zelf (Spinoye en Brasseur) en de voorgestelde maartregelen (Dequae).

[64]ANSTEY R., King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908-1960, Londen, 1966, p. 228. DUMONT G. H., “Possitions et affrontements anterrieurs à la table ronde Belgo-Congolaise (1945-1960)”, Liber Amoricum A. De Schrijver, Gent, 1968, pp. 365-376. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 74-77, pp. 80-82. WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, pp. 139-140.

[65] KESTERGAT J. J, Quant le Za¨re s’appelait Congo. L’aventure coloniale belge. Brussel, 1985, p. 216. RUYS Manu, Vijfentwintig jaar Kongo-Zaire, Brussel, 1985, p. 12

[66] FOUTRY V. en NECKERS J., als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885-1960, Brussel, 1986, p. 56. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 84-85. CORNEVIN R., Histiore du Zaïre des origines à nos jours, Brussel, 1989, pp. 365-366.

[67] SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 85. GERARD-LIBOIS J. en HEINEN J., Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, pp. 11-13, p. 27

[68] in een telex op 9 januari 1959 vraagt Cornelis verregaande toegevingen, zoniet zouden er volgens Cornelis nieuwe rellen losbarsten.

[69]ANSTEY R., King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908-1960, Londen, 1966, p. 284. BLONDEEL W., FOUTRY V en VAN MENSEL F, “Professor Van Bilsen : Kongo is het schoolvoorbeeld van kolonialisme. Een Interview. ”, AVRUG-Bulletin, VII, 1980, 3-4, p. 28. GERARD-LIBOIS J. en HEINEN J., Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p. 26

[70] Verschillende auteurs wijzen er echter op dat de regeringsverklaring van Van Hemelrijck zeer onduidelijk en dubbelzinnig is. Er wordt niet vermeldt welke inhoud de regering aan het begrip “onafhankelijkheid” geeft. Er ontbreekt ook een timing voor het democratiseringsproces en het verlenen van de onafhankelijkheid en de verklaring is voor verschillende interpretaties vatbaar. ANSTEY R., King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908-1960, Londen, 1966, p. 284. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 88. GERARD-LIBOIS J. en HEINEN J., Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p. 28.

[71] DUMONT G. H., “Possitions et affrontements anterrieurs à la table ronde Belgo-Congolaise (1945-1960)”, Liber Amoricum A. De Schrijver, Gent, 1968, pp. 376-377. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 86.

[72] RUYS Manu, Vijfentwintig jaar Kongo-Zaire, Brussel, 1985, p. 112. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 88.

[73] VANDERLINDEN J., La Crise congolaise, Brussel, 1985, p. 110, p. 84. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 90-93. GERARD-LIBOIS J. en HEINEN J., Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p. 26. DOOM R. Derde wereldhandboek, Brussel, 1990, deel 1, p. 75. ETABALA Z., Het Zaïre van Mobutu, Leuven, 1996, pp. 24-25.

[74] DUMONT G. H., “Possitions et affrontements anterrieurs à la table ronde Belgo-Congolaise (1945-1960)”, Liber Amoricum A. De Schrijver, Gent, 1968, pp. 377-378. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 96-97.

[75] “Vers un gouvernement congolais?”, Courrier Hebdomadaire du CRISP, 21, 5/6/1959. pp. 17-20. ANSTEY R., King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908-1960, Londen, 1966, p. 230. DUMONT G. H., “Possitions et affrontements anterrieurs à la table ronde Belgo-Congolaise (1945-1960)”, Liber Amoricum A. De Schrijver, Gent, 1968, p. 378. KESTERGAT J., Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, p. 217. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 97-98. STENGERS J., Congo, Mythes et realites, 100 ans d’histoire, 1989, Gembloux, p. 279.

[76] ANSTEY R., King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908-1960, Londen, 1966, p. 231. YOUNG C., Introduction à la politique Congolaise, Brussel, 1966, pp. 38-39. DUMONT G. H., “Possitions et affrontements anterrieurs à la table ronde Belgo-Congolaise (1945-1960)”, Liber Amoricum A. De Schrijver, Gent, 1968, p. 378. GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 19. VANDERLINDEN J., La Crise congolaise, Brussel, 1985, p. 110, p. 178. KESTERGAT J., Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, p. 227, 232. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 102-104. GERARD-LIBOIS J. en HEINEN J., Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p. 54.

[77] VANDERLINDEN J., La Crise congolaise, Brussel, 1985, pp. 86-87. p. 110, p. 178. KESTERGAT J., Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, p. 227. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 104.

[78] RUYS Manu, Vijfentwintig jaar Kongo-Zaire, Brussel, 1985, p. 12. KESTERGAT J., Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, pp. 220-221. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 99-102. GERARD-LIBOIS J. en HEINEN J., Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p. 32.

[79] Van 7 tot 12 april vindt een congres plaats in Luluaburg, waar 6 partijen de instalatie vragen van een nationale regering in januari 1961. Die regering zal dan bepalen wanneer Kongo onafhankelijk zal worden. In mei 1959 pleit Lumumba, voorzitter van M. N. C., voor een Kongolese regering in 1959. DUMONT G. H., “Possitions et affrontements anterrieurs à la table ronde Belgo-Congolaise (1945-1960)”, Liber Amoricum A. De Schrijver, Gent, 1968, pp. 378-379.

[80] GERARD-LIBOIS J. en HEINEN J., Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p. 12.

[81] DUMONT G. H., “Possitions et affrontements anterrieurs à la table ronde Belgo-Congolaise (1945-1960)”, Liber Amoricum A. De Schrijver, Gent, 1968, p. 379.

[82] Het ABAKO maakt in een brief aan de minister zijn plan bekend voor de oprichting van een ‘republiek van Centraal Kongo’. De minister reageert zeer scherp : “De regering kan een dergelijk project niet gunstig gezind zijn”.

[83] KESTERGAT J., Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, pp. 222-232. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 105-110. CORNEVIN R., Histiore du Zaïre des origines à nos jours, Brussel, 1989, p. 369.

[84] Er blijkt wel wat verwarring te bestaan over de juiste periode waarin de administratie door de knieën gaat 1957 : FOUTRY V. en NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885-1960, p. 97 1958 : GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 12.  augustus 1958 : ANSTEY R., King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908-1960, Londen, 1966, pp. 239-242. GILLE A., “Vocations Africaines : Le Congo appelle les jeunes.”, Belgique d’outre-mer, 1958, 284, pp. 713-714 : signaleert onder ambtenaren een verminderd geloof in de toekomst van Kongo.  Januari 1959 : MARTENS L. 1958-1966. 10 jaar revolutie in Kongo. De strijd van Patrice Lumumba en Pierre Mulele. Berchem, 1988, p. 66. April 1959 “La perception des empots et des taxes dans le bas-congo et son incidence sur les travaux de la table ronde”, Courrier hebdomadaire du CRISP, 53, 1960, p. 5 Eind 1959 : FOUTRY V. en NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885-1960, p. 60. DE WITTE L., Crisis in de Kongo. De rol van de Verenigde Naties, de regering Eyskens en het koningshuis in de omverwerping van Lumumba en de opkomst van Mubutu, Leuven, 1996, p. 27.

[85] Op 11 september 1959 verschijnt in het tijdschrift Pourqoui pas? De tekst van van een telex van A. Schöller, vice-gouverneur-generaal, aan Minister Van Hemelrijck. Deze telex bevat een samenvatting van de rapporten (29/7/1959, 13/8/1959, 14/8/59, en telefonische contacten tussen de gouverneur en de minister. (Zie Bijlage2).

[86] “Par delà la démission du ministre du Congo”, Courrier hebdomadaire du CRISP, 31, 11/9/1959, pp. 2-5. ANSTEY R., King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908-1960, Londen, 1966, p. 234. KESTERGAT J., Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, pp. 227. VANDERLINDEN J., La crise congolaise, Brussel, 1985, p. 87. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 110-111. FOUTRY V. en NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885-1960, Brussel, 1986, p. 63. STENGERS J., Congo, Mythes et realites, 100 ans d’histoire, 1989, Gembloux, p. 253.

[87]“Par delà la démission du ministre du Congo”, Courrier hebdomadaire du CRISP, 31, 11/9/1959, pp. 2-5. “L’affaire Kalonji et les p. roblèmes de Kassaï” Courrier Hebdomadaire du CRISP, 31, 11/9/1959, pp. 10-13. "Deux mois avant les éléctions au Congo", Courrier hebdomadaire du Crisp, 30 oktober, 1959, p. 15.

SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 111. GERARD-LIBOIS J. en HEINEN J., Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p. 39.

[88] ANSTEY R., King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908-1960, Londen, 1966, p. 235. DUMONT G. H., “Possitions et affrontements anterrieurs à la table ronde Belgo-Congolaise (1945-1960)”, Liber Amoricum A. De Schrijver, Gent, 1968, pp. 379-380. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 111-114.

[89] VAN HOVE J., Histoire du ministère des colonies, Brussel, 1968, pp. 122-127.

[90] eind 1959 gemeente-en gewestraadsverkiezingen en de oprichting van provinciale instellingen, in maart 1960 een Algemene raad voor heel Kongo en een raad van wetgeving en afrikanisatie van de kaders. Een periode van 4 jaar zal nodig zijn om een grondwet te creëren. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 118.

[91] GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 55. VANDERLINDEN J., La Crise congolaise, Brussel, 1985, p. 85. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 120-125. STENGERS J., Congo, Mythes et realites, 100 ans d’histoire, 1989, Gembloux, p. 249.

[92]SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 125-126. Voor een zeer uitbebreide beschrijving van de gebeurtenissen : DEPOORTER R., Stanleyville. Ou le Lululaba devenait Congo, Brussel, 1992, pp. 108-112

[93] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, pp. 192.

[94] SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 126-127

[95]merk op dat er nog nooit verkiezingen op nationaal niveau zijn gehouden.

[96] KESTERGAT J., Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’ aventure coloniale belge, Brussel, 1985, p. 238. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 128-130, pp. 139-140. CORNEVIN R., Histiore du Zaïre des origines à nos jours, Brussel, 1989, pp. 375-379. STENGERS J., Congo, mythes et realites, 100 ans d’histoire, 1989, Gembloux, p. 249.

[97] SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 134.

[98] GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 55. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 138.

[99] GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 55. FOUTRY V. en NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885-1960, Brussel, 1986, p. 60.

[100] Dit gebeurt tegen de zin van gouverneur-generaal Cornelis, die meent dat “il cera impossible d’infliger ce nouveau désaveu a la magistrature” Na de vrijlating van Lumumba zal zij “avoir finalement plus rien en mains”.

[101] De Belgen geven hun eis, om bepaalde posities (defensie en buitenlandse zaken) te behouden op.

[102] Deze beslissing wordt genomen nog voor de presieze inhoud van de onafhankelijkheid is overeengekomen, de meeste Belgen hadden een heel andere opvatting over de onafhankelijkheid dan de Kongolese leiders. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 141.

[103]GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 57. Zaire, ketens van koper, Leuven, 1978, p. 29. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 141-150. GERARD-LIBOIS J. en HEINEN J., Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, pp. 43-77.

[104] SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 141.

[105] ANSTEY R., King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908-1960, Londen, 1966, pp. 239-242. GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 61. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 132. STENGERS J., Congo, Mythes et realites, 100 ans d’histoire, 1989, Gembloux, pp. 259-263.

[106] SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 144. STENGERS J., Congo, Mythes et realites, 100 ans d’histoire, 1989, Gembloux, p. 258.

[107] DUMONT G. H., “Possitions et affrontements anterrieurs à la table ronde Belgo-Congolaise (1945-1960)”, Liber Amoricum A. De Schrijver, Gent, 1968, p. 381. GERARD-LIBOIS J. en HEINEN J., Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p. 85.

[108] Theo Lefevre (CVP-voorzitter) Rerum-Novarum-toespraak Leuven 1960. GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 59.

[109]Zaire, ketens van koper, Leuven, 1978, p. 29. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 145.

[110] Voor een beschrijving van de toestand in de Oostprovincie : DEPOORTER R., Stanleyville. Ou le Lululaba devenait Congo, Brussel, 1992, pp. 114-117, p. 160.

[111] GERARD-LIBOIS J. en HEINEN J., Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, pp. 97-98.

[112]Vice-gouverneur-generaal Schöller kan enkele dagen voor de onafhankelijkheid een poging tot secessie verhinderen.

[113]GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, pp. 65-66. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 145. GERARD-LIBOIS J. en HEINEN J., Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p. 131.

[114] GERARD-LIBOIS J. en HEINEN J., Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p. 104

[115] VAN HOVE J., Histoire du ministère des colonies., Brussel, 1968, pp. 127-128.

[116]VANDERLINDEN J., La Crise congolaise, Brussel, 1985, p. 110, pp. 116-117. KESTERGAT J., Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, pp. 265-267. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 145-146. FOUTRY V. en NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885-1960, Brussel, 1986, pp. 64-65. STENGERS J., Congo, Mythes et realites, 100 ans d’histoire, 1989, Gembloux, pp. 265-266. CORNEVIN R., Histiore du Zaïre des origines à nos jours, Brussel, 1989, p. 386. ETABALA Z., Het Zaïre van Mobutu, Leuven, 1996, pp. 35-36.

[117] SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 146. VAN BILSEN J., Kongo 1945-1965, het einde van een kolonie, Leuven, 1993, pp. 152.

[118] GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 70. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 146-147.

[119] Zaire, ketens van koper, Leuven, 1978, p. 32. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 148-149. BREMAN J., “Civilisatie en racisme. Een staat van terreur. Kongo rond de eeuwwisseling”, De Gids. Kolonialisme, racisme en cultuurpolitiek, 1991, 5-6, p. 488.

[120] STENGERS J., Congo, mythes et réalités : 100 ans d’histoire, Parijs-Louvain-la Neuve, 1989, pp. 266-269. GERARD-LIBOIS J. en HEINEN J., Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p. 144. ETABALA Z., Het Zaïre van Mobutu, Leuven, 1996, pp. 19-20.

[121] “Zaire, ketens van koper, Leuven, 1978, pp. 30-31. GERARD-LIBOIS J. en HEINEN J., Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p. 94

[122] GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 78.

[123] ETABALA Z., Het Zaïre van Mobutu, Leuven, 1996, pp. 37-38.

[124] BLONDEEL W., FOUTRY V en VAN MENSEL F, “Professor Van Bilsen : Kongo is het schoolvoorbeeld van kolonialisme. Een interview. ”, AVRUG-Bulletin, VII, 1980, 3-4, p. 32. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 151-152. DOOM R., Derde wereldhandboek, Brussel, 1990, deel 1, p. 76. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 151-152.

[125] KESTERGAT J., Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, pp. 175-296. RUYS Manu, Vijfentwintig jaar Kongo-Zaire, Brussel, 1985, pp. 10-17. VANDERLINDEN J., La crise congolaise, Brussel, 1985, 176-179. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, pp. 68-141. CORNEVIN R., Histoire de Zaïre des origines à nos jours, Brussel, 1989, pp. 353-383. STENGERS J., Congo, Mythes et realites, 100 ans d’histoire, 1989, Gembloux, pp. 242-2790. VAN BILSEN J., Kongo 1945-1965, het einde van een kolonie, Leuven, 1993. ETABALA Z., Het Zaïre van Mobutu, Leuven, 1996, p. 39.

[126] GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 60. VANDERLINDEN J., La crise congolaise, Brussel, 1985, pp. 171.

[127] RUYS Manu, Vijfentwintig jaar Kongo-Zaire, Brussel, 1985, pp. 14-15.

[128] GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 58-61.

[129] GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 63.

[130] Winkler prins geschiedenis der Nederlanden, Amsterdam, 1977, deel III, p. 289. LUYCKX Th., politieke geschiedenis van België, Amsterdam-Brussel, 1977, p. 1940. VERHULST A., Geschiedenis van de Nederlanden, Gent, 1993, pp. 167-174. VELLUT J. L., "Dekolonistatie van Kongo 1945-1960", N. A. G. N., XV, pp. 402-420.