Topambtenaar in Belgisch-Kongo. Een studie naar beeldvorming bij ambtenaren in gewestdienst, van het niveau van gouverneur-generaal tot hulpgewestbeheerder, in de periode 1958-1960. (Linda Goeman)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DE GEBEURTENISSEN... EEN KINK IN DE KABEL

NAAR EEN NIEUWE KOLONIALE POLITIEK: DE JAREN 50

 

Er lijken 2 visies te bestaan onder de ambtenaren : enerzijds degenen die de mening van de fictieve assistent-gewestbeheerder van D. VER BOVEN delen : "Zo’n vaart zal het wel niet lopen, de Kongolezen hebben nog jaren en jaren nodig, er is geen sprake van opgeven"[285].Alles zal blijven doorgaan, zoals het al jarenlang is geweest. Ik heb weinig bronnen gevonden voor deze mening, omdat mensen minder vaak neerschrijven hoe goed ze alles vinden.

Anderzijds zijn er ook ambtenaren die stellen dat zij "zeer goed op de hoogte waren van de Afrikaanse realiteiten" en zij "de aandacht van de overheid steeds weer gevestigd hebben op de zorg die volgens hen aan de koloniale politiek van België en aan de politieke vorming van de afrikanen moest besteed worden. Ongelukkig genoeg werd er nooit  naar hen geluisterd[286]"

Al in 1952 voert 'Problèmes d'Afrique', het tijdschrift van de oud-studenten van het Universitair instituut voor Overzeese Gebieden een onderzoek naar een 'brandend probleem', de politieke vorming van de Kongolese inlanders. Volgens hen "is het meer dan tijd dat de Belgische regering opnieuw en duidelijk zijn inlandse politiek gaat bepalen... en dat de territoriale ambtenaren ondubbelzinnig moeten weten welke lijn ze moeten volgen[287]"

G. JACQUES vraagt zich af : "Waarom heeft men in die tijd niet het inzicht om bijvoorbeeld de rassendiscriminatie in bepaalde domeinen af te  schaffen (...) zo had men de afrikanisering van de kaders kunnen inluiden om te vermijden dat het hele bestuursapparaat nog voor lange duur onder de exclusieve controle van de blanken zou blijven. Waarom heeft men aan de viering van de vijftigste verjaardag van de aanhechting van Kongo bij België geen politieke ontvoogding gekoppeld. Men laat opnieuw een prachtige kans onbenut om de zwarten te winnen voor een Belgisch-Kongolese gemeenschap"[288].

Pierre Rijckmans heeft al in 1946 gewaarschuwd : “de dagen van het kolonialisme zijn voorbij”, hij bedoelt dat de dagen van het “paternalisme naar Belgisch patroon” voorbij zijn. Het “paternalisme dient vervangen te worden door een politieke opvoeding[289].” Vooral  L. Pétillon lijkt de gangmaker te zijn geweest van nieuwe politieke noties :  een Belgisch-Kongolese gemeenschap (een staatkundige Belgisch-Kongolese structuur die de ontvoogdingsdrang van de zwarten kan verzoenen met de economische belangen van de Belgen, liefst onder het gezag van de populaire koning Boudewijn), het verbeteren van de relaties tussen de blanken en de zwarten, als voorwaarde voor het verbeteren voor een harmonieuze politieke ontwikkeling, hervormingen van de steden ....

Het spreekt vanzelf dat deze twee opinies niet zwart-wit moeten gezien worden. Ook ambtenaren die van oordeel zijn dat de koloniale politiek herbepaald moet worden, zijn er bij de aanvang van hun carrière van overtuigd dat zij nog een volledige loopbaan tegemoet gaan. De voorgestelde hervormingen zijn een volgende stap in de kolonisatie. Niemand ... Niemand dacht aan dekoloniseren in deze periode.

De verdeelde meningen zijn ook te zien in de verschillende reacties op het plan Van Bilsen.

 

Het plan van Bilsen en de reacties.

 

Zo goed als iedereen twijfelt aan de haalbaarheid van het plan, maar wel om verschillende redenen.

Het plan kwam veel te vroeg[290] :"Het leek voorbarig. Er waren er die zeiden 'maar 30 jaar' en er waren er die zeiden 'nog 30 jaar', maar deze laatste groep was zeer klein. We hadden zeker moeten proberen onze collega's op te leiden. Zwarte collega's. Wie vond dat het Plan Van Bilsen te laat kwam zegt dat omdat hij weet hoe het afloopt"[291]

"Van Bilsen is veel uitgelachen geweest, niemand geloofde hem. 30 jaar was niet genoeg. Je ziet de toestand nu.".[292]

Er komen negatieve reacties, verontwaardiging, kwaadheid en misprijzen[293]. : zo zou de koloniale nomenclatuur zich hardnekkig verzetten hebben tegen de verspreiding van het 30 jarenplan in Kongo b.v. L. Petillon[294].

Volgens anderen komt het plan te laat : "Van Bilsen had zijn plan niet moeten schrijven in 1955. Het was de regering die na 1945 de lagere graden van de administratie geafrikaniseerd moest hebben. In het leger bijvoorbeeld. Wij hadden zeer bekwaam personeel in de territoria. Er bestond in België een koloniale hogeschool. Wij hebben moeten wachten tot vlak voor de onafhankelijkheid voor we een zwarte agronoom kregen, maar 2 maand later was de onafhankelijkheid er. Hadden we dat gedaan in 1945, dan hadden de zwarten zich kunnen aanpassen. Het was te laat, GREVISSE had een plan wat betreft de inlandse gemeenten, en die heeft heel lang moeten wachten, Waarom? Waarom heeft onze regering nies gedaan[295]?"

In de administratie spreekt men al lang over hervormingen :

"Van Bilsen wordt vaak beschouwd als degene die gelijk had, tegen iedereen in en vooral minister Buisseret als minister. Maar Petillon had zich al veel vroeger uitgelaten in de richting van een territoriale en juridische intergratie van België en Kongo"[296].

"Van Bilsen heeft niets uitgevonden. De koloniale administratie is niet gehoord in Brussel. De idee van de administratie was, er waren 2 universiteiten, wanneer de eerste universitairen afgestudeerd waren, om die eerst aan te werven in de administratie en dan had de hele administratie in minder dan 30 jaar geafrikaniseerd geweest"[297].

De angst van M. Rijckmans was: "zullen we nog over 30 jaar vredevolle vooruitgang beschikken?"[298].

Er waren ook ambtenaren die het plan niet zo negatief ervaarden :

"Wij, de generatie van na de oorlog, hadden twijfels.  Niet dat we het in orde vonden, maar, we waren er ook niet volledig tegen. We konden toch niet eeuwig aan beschavingswerk blijven doen, het moet toch uitmonden in iets anders, maar dat was nog vaag. Maar ik heb dat boek van Van Bilsen zeker niet als iets negatiefs ervaren[299]".

"Het plan van Bilsen vond ik goed. Ik wist echter wegens mijn contacten met geëvolueerde middens, dat de termijn van 30 jaar te lang zou zijn. Aan mijn vader en mijn studenten heb ik toen gezegd dat een periode van 10 en misschien 15 jaar realistischer was"[300].

Er lijkt over dit plan heel wat gediscussieerd te zijn in de administratie. Ik denk dat de grootste groep onder de ambtenaren vond dat 30 jaar zeker niet genoeg zou zijn om de zwarten op te leiden. Als men vindt dat het plan te laat kwam, kan dat 2 redenen hebben. Omdat men weet dat het uiteindelijk veel sneller is moeten gaan of omdat men al voor 1955 bezig was met hervormingen.

Tenslotte is er een kleine groep ambtenaren die het plan wist te waarderen omdat het de aanzet kon vormen voor hervormingen.

 

intern Belgische problemen naar de kolonie.

 

Minister Buisseret omringt zich door vrijzinnige ambtenaren, waardoor het gezag van gouverneur-generaal Petillon ondermijnd wordt. Door de benoeming van vrijzinnige ambtenaren in de tot dan toe praktisch uitsluitend uit katholieken bestaande administratie ontstaat tussen Brussel en Leopoldstad wat Petillon later in zijn mémoires een ‘courrier parrallèle ‘ zal noemen : richtlijnen afkomstig uit de vrijzinnige administratie te Brussel worden rechtstreeks aan de gelijkgestemde ambtenaren doorgegeven, zonder dat de gouverneur-generaal daar van op de hoogte is, zodat diens beslissingen vaak stuiten op reeds uitgevoerde, soms tegengestelde, bevelen van Brussel. Dit alles zaait uiteraard verwarring bij de koloniale ambtenaren. De partijdige benoemingen vergroten nog de verdeeldheid binnen de administratie t.g.v. de schoolstrijd.[301].

Buisseret voert ook een aantal interne tegenstellingen in de kolonie in. Naast Petillon ontlokt dat ook andere ambtenaren de opmerking dat "de territoriale dienst had geleden onder het bruusk invoeren van de individuele emancipaties (school, syndicaten, politiek) gewild door de metropool[302]. De zwarten zien dat er onenigheid bestaat bij de blanken.[303]

 

L.A.M Petillon en zijn werkgroep.

 

Gouverneur-generaal Petillon wordt in juli 1958 minister van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi. In november wordt hij vervangen door M. Van Hemelrijck. In deze korte periode heeft Petillon zeker niet veel kunnen uitvoeren, hij richt "de parlementaire werkgroep voor de studie van de politieke problemen in Belgisch-Kongo" op.

De meeste ambtenaren vinden zijn benoeming een goede zaak : Het was geen slechte keuze omdat hij een man van het terrein was. Maar hij heeft niets kunnen verwezenlijkingen, de tijd was tekort[304].

"Petillon bezat een zeer heldere zicht over de politieke visie van de Afrikaanse gebieden en de middelen om dit werk aan te vatten vanaf de basis (...) Het is zeer spijtig dat M. Petillon zo snel zijn portefeuille heeft moeten opgeven. Zijn opvolgers ontbraken elke Afrikaanse ervaring, vervielen in spectaculaire improvisaties" [305].

Maar sommigen vinden zijn benoeming een vergissing : "Petillon was een ambtenaar, en die maken ze dan minster, dat heeft natuurlijk niet gemarcheerd, die begreep van politiek niets. Hij begreep de Belgische politieke realiteit niet[306]"

De oprichting van de werkgroep wordt gewaardeerd : "Het is zeker niet uitgesloten dat de Werkgroep meer tijd besteedde aan de blanken dan aan de zwarten[307] Wat dan weer wel beviel was het feit dat de werkgroep nationaal was. En het deed me ook groot plezier, me in het gezelschap te bevinden van ambtenaren van de waarde als Secretaris generaal Van den Abeel en de twee secretarissen Alain Stenmans en André Forgeur. (..) We wisten ook dat de beslissingen over Congo zouden vallen in Brussel. Petillon had dus groot gelijk zo'n groot belang te hechten aan het werk van de werkgroep[308]".

Maar de meeste ambtenaren vinden het wel spijtig dat ze de senatoren van de werkgroep nooit gezien hebben[309] of dat deze senatoren niet op de hoogte waren van de Kongolese realiteit[310] : Die begrepen er natuurlijk niets van, ik ook niet toen ik daar aankwam, maar ik was omkaderd Zo een volksvertegenwoordiger van hier, die werd natuurlijk direct in de zak gezet door de évolués, die waren veel slimmer. (...) Maar we werden niet geconsulteerd. Dat is het drama geweest.[311]

Heeft het rapport van de werkgroep gevolgen gehad? Petillon zelf vindt van niet : “Bien peu de gens l’ont lu, meme dans les milieux politiques” noteert Petillon “ il reste largement ignoré”.

Ook anderen vinden dat het bezoek van de werkgroep geen enkel concreet resultaat heeft gehad[312]. In elk geval is de ronde tafel de doodsteek geweest voor de aanbevelingen van het rapport. Men heeft gedaan alsof het rapport van de werkgroep geen resultaten had. Dat is fout. Het is zeer spijtig dat de ronde tafel de harmonieuze afhandeling van het plan heeft verstoord[313]."

De benoeming van Petillon wordt over het algemeen als een goede zaak gezien omdat Petillon een man was van Afrika. Zijn werkgroep, die voor het grootste deel uit Belgische senatoren bestond, wordt dat veel minder. Dat vloeit voor uit het ongenoegen dat alle beslissingen in België worden genomen, door mensen die geen verstand hebben van Afrika, en er in de meeste gevallen zelfs nog niet geweest zijn. Eén ambtenaar heeft ingezien, dat er niets anders opzit dan de Belgische politici de problemen van Afrika zelf te leren kennen, hij is het dan ook eens met Petillon dat er nood is aan een eensgezinde nationale Kongopolitiek.

 

Hervormingen van de steden en de gewesten.

 

in 1959 vinden de eerste verkiezingen plaats voor gewestraden in de inlandse gebieden en gemeenteraden in de nieuw op te richten gemeenten in de steden (c.f. administratieve hervormingen). Vooral de hervormingen van de steden hebben zeer lang aangesleept[314] .

De meest gehoorde klacht is dat verkiezingen en raden een westers concept zijn, totaal vreemd aan de zwarten, die er niet veel van begrepen[315]. Het is dan ook niet te verwonderen dat de bevolking niet echt enthousiast reageert[316]. De lokale chefs zijn er ook niet tevreden mee, want zij worden gepasseerd[317]. In de steden gaf het aanleiding tot Afrikaanse politiek, waar de administratie vijandig tegenover staan[318].

 Sommige ambtenaren vinden toch dat deze raden goed gefunctioneerd hebben : "Die zijn heel goed aangenomen. Ik heb daarmee gezeteld, met die mensen. Dat is doorgegaan (...) de conseil de ville reflecteerde perfect de wil van iedereen, blanken en zwarten, werkten samen aan een zelfde gemeenschap ten goede van iedereen[319]."

Young daarentegen signaleert een hele boel problemen : Soms willen ambtenaren bepaalde zwarten niet benoemen. Bijvoorbeeld in Katanga ontstaat er een probleem tussen de eerste burgemeester Henroteaux en de Luba burgemeesters. Henroteaux wordt overgeplaatst naar Kassaï. (...) Sommige ambtenaren behandelen hun burgemeesters als kinderen, soms zelfs het woord gebruikend. Anderen willen dat elk onderhoud gehouden door een van de burgemeesters wordt voorafgegaan door een onderhoud met de hulp. Een derde groep weigert om present te zijn in het bureau van het oude centre extra-coutumier dat nu gemeentehuis is geworden met de woorden "inutile de venir me trouver ; débrouillez-vous"[320].

Volgens een ambtenaar waren ook de raden een lachtertje : "ze zetelden dan in een raad, maar de blanke zat er nog steeds bij. Over bepaalde lokale problemen mochten ze dan debatteren. Maar altijd met de kolonisator in de rug, want we hadden geld, budgetten, dossiers, tradities, ...[321]?"

 

 

DE JAREN 1959-1960

 

De rellen van januari 1959

 

In de eerste plaats is er natuurlijk de administratie van Leopoldstad die direct geconfronteerd wordt met de rellen. Er is de vraag of de administratie de vergadering van het ABAKO verbood of niet (zie boven) en daarna de reactie op de rellen. De werken die de onafhankelijkheid van Kongo als onderwerp hebben, menen bijna allemaal dat de administratie , door innerlijke verdeeldheid in haar werking verlamt (zie boven), door de gebeurtenissen geheel overweldigd wordt en zich genoodzaakt ziet een beroep te doen op de Kongolese weermacht en moederlandse troepen[322].

Volgens M. De Kelver, die van Banningstad naar Leopoldstad kwam om de rellen te helpen bedwingen,  zou die verlamming in de administratie vooral kenmerkend zijn geweest voor gouverneur-generaal en provinciegouverneur. Hij benadrukte echter dat de rest van de administratie heeft zeer kordaat gereageerd[323].

BOURGEOIS ontkent de interpretatie van Young volledig. Het omgekeerde is waar volgens hem. Hij wijst er ook op dat de revolte helemaal niet zo uitzonderlijk was, dan hier in België wordt aangenomen[324].

De F.P. wordt gevraagd in te grijpen door eerste burgemeester Tordeur rond 20.00 u op vraag van de provinciegouverneur BOMANS. M. TORDEUR, verbiedt alle bijeenkomsten, van meer de 5 personen en de oversteek van de rivier naar Brazzaville. (...) Rond 23 uur doet M. TORDEUR een verklaring : hij signaleert de incidenten maar ontkent dat men heeft moeten schieten en dat er ernstige gewonden gevallen zijn.

Na enkele dagen wordt de orde weer hersteld door de Force Publique. De ABAKO leiders worden gevangen genomen op bevel van de provincie-gouverneur Bomans en de vereniging wordt ontbonden. Het blijft echter bijzonder onrustig.[325]

Dan zijn er ook de reacties van de ambtenaren in de rest van Kongo.

M. WILLAERT : Ik herinner mij afschuw gevoeld te hebben in plaats van ongerustheid toen ik hoorde van de manifestanten van Kalimu en Dendale en van de zwarte gemeenschappen die zich gekeerd hadden tegen de missies, de scholen, winkels, de wagens van blanken en hun persoon soms en hoe ik me zou voelen indien ik een dag de order tot schieten zou moeten geven[326].

BOURGEOIS was er van overtuigd dat de rellen snel zouden onderdrukt worden[327].

R.  DEPOORTER beweert dat "De Belgische politici schieten in paniek en decreteren allerlei hervormingen, veel te snel en slecht bestudeerd"[328]

De onlusten van Leopoldstad waren een verrassing omdat wij meenden dat de oprichting van de parlementaire werkgroep, minder dan een jaar voordien, de gemoederen zou hebben bedaard en de radicalen tot geduld zou hebben aangespoord[329].

Het is uiteraard moeilijk, om 50 jaar na de feiten vast te stellen of de reactie van de administratie goed was of eerder getuigde van zwakte. Zo goed als alle werken baseren zich op het werk van C. Young om hun stelling te bronnen. Zelf geeft hij geen bronvermelding.

Mijns inziens was er zeker wat aan de hand. In de maanden zal de administratie in Neder-Kongo door de knieën gaan. Sommige werken signaleren al problemen vanaf 1957[330]. In de rest van het land blijft het echter rustig, de ambtenaren waren eerder verbaast dan verontrust.

Gouverneur-generaal CORNELIS maakt na de rellen een ernstige morele crisis door, zelfs in die mate dat hij Van Hemelrijck verzoekt, naar een mogelijke vervanger uit te kijken. Misschien wordt Cornelis door Brussel ook verantwoordelijk geacht voor de rellen van januari 1959. Van Hemelrijck lijkt op het voorstel te willen ingaan als gevolg van het 'klimaat van verwarring dat in de koloniale administratie' heerst. Zo luidt de stelling van Schalbrouck[331]. Van 17 juli tot 13 september 1959 vervangt vice-gouverneur-generaal Schöller de gouverneur-generaal, die op vakantie is, ad interim[332]. Verschillende historici opperen dat deze op vakantiestelling van Cornelis tijdens deze drie zeer belangrijkste maanden, een maatregel van Brussel is om toch een sterker iemand aan de top te krijgen[333].Ook eerste burgemeester Tordeur wordt naar Ruanda-Urundi overgeplaatst.[334]

De malaise in de administratie wordt ook aangetoond er versterkt door de manier waarop Van Hemelrijck de administratie in de kolonie over het hoofd ziet (zie verder)

 

Oorzaken en de parlementaire onderzoekscommissie.

 

Naast de oorzaken die de parlementaire onderzoekstcommissie aangeeft, wordt door sommige ambtenaren nog geweest op de rol van de évolués, vooral Lumumba

Ik beschouw, zoals zoveel anderen, Lumumba als de echte 'instigmateur' van de revolutionaire gebeurtenissen begonnen te Kalima op 4 januari. Op geen enkel moment lijkt de missie de oorzaak te hebben gezocht bij de reis van P. Lumumba naar Ghana om er deel te nemen aan het communistisch coloquium van Akkra, de rede die de leider hield te Kalima et de revolutionaire 'soulevement' die plaats vond te Kalamu.[335]

Dat waren de évolués die , ik zal niet zeggen de bevolking opruiden, maar toch, ze wilden onafhankelijk worden, cf Kongo Branzaville, de drang naar, de rijkdommen, kleren, autos, vrouwen, dat liep uit de hand, in Leo, de reaktie van het blank bestuur was tamelijk violent[336].

en sommige europeanen die zich bezondigden aan " autodestructivisme" (Communisten, de katholieke kerk, Jef Van Bilsen) en Belgisch-Kongo op de helling zetten. [337]

 

De regeringsmededeling en de boodschap van de koning op 13 januari 1959

 

Gouverneur-generaal Cornelis en proviciegouveneur Bomans vragen verregaande toegevingen van de regering en het woord "onafhankelijkheid" in haar regeringsverklaring van 13/1/1959. Anders zullen er volgens hem nieuwe rellen uitbreken[338]. Zij zijn dus blijkbaar geen tegenstanders van de nieuwe Kongo-politiek geweest.

Van hemelrijck wil inderdaad verregaande toegevingen doen aan de Konglezen. 2 leden van de regering ,baron De Vleeschouwer en Albert Lilar, staan zeer terughoudend t.o.v. zijn poltiek en zijn van oordeel dat dit de toestand zou doen escaleren en de hoge centrale administratie in Leopoldstad zou ontmoedigen, wiens gezag op zijn minst geleden heeft onder de gebeurtenissen. [339]

 Later, in de kwestie van de benoeming van een nieuwe gouverneur-generaal blijkt hij de grootste tegenstander van de minister te worden (zie vroeger). Misschien hebben de tegenstanders van de nieuwe Kongo-politiek Cornelis tegen Van Hemelrijck uitgespeeld om de ontvoogdingspolitiek af te remmen.

En hoe zat het met de rest van de ambtenaren? Deze hervormingen zouden door de administratie moeten uitgevoerd worden : maar stonden zijn er wel achter deze poltiek?

Neen, ondanks de waarborgen van de regering voor de toekomst. De regering beloofde alles in het werk te stellen om het klimaat van orde en welvaart, nodig voor het welslagen van de nieuwe Kongo - politiek niet te laten verstoren. “Door de uitoefening van zijn soevereiniteit is België verantwoordelijk jegens alle inwoners van Congo. Tijdens het verloop van de politieke ontwikkeling, zoals in de verklaring omschreven, heeft België de plicht een degelijke administratie in stand te houden en toezicht op te blijven uitoefenen. Deze verantwoordelijkheid zal België uit handen geven naarmate de nieuwe Congolese instellingen kunnen instaan voor de verdere handganving van orde, voor het nakomen van de openbare en partikuliere verbintenissen en voor de bescherming van de personen en goederen[340].

Een groot aantal ambtenaren ontving de nieuwe poltiek van 13 januari op sceptisisme en twijfels[341]. Dat is natuurlijk niet bevorderlijk voor het enthousiame waarmee de poltiek werd uitgevoerd. Maar Monheim stelt dat het toch vooral de lagere en middenkaders waren die de nieuwe politiek hebben veraden. Wie hij daar juist mee bedoeld zegt hij er niet bij[342].

A. RIJCMANS zegt "(...) Il faut un geste immédiat qui montre qu'on prend sérieux les promesses de la Belgique. Ce geste doit être spectaculaire et compris par tous[343]"

M WILLAERT citeert in zijn boek een 'waardevolle' opmerking van een lid van de gouvernementsraad en de provinciale raad van Kivu : "l'indépendance immédiate ou très prochaine serait une catastrophe pour le Congo, écrivait-il, et il conviendrait, à tout prendre, d'interroger préablement la population" Het echte probleem volgens velen was de vraag hoe het nieuwe regime zou functioneren met kaders die niet gekwalificeerd waren. (...) in Kivu begonnen de ambtenaren ontmoedigd te raken[344].

BOURGEOIS vindt dat de administratie had moeten geraadpleegd worden : "des éléments complètement étrengers à l'administration sont intervenus au sujet de cette déclaration gouvernementale (Mgr. Scalais et Mgr. Gillon)[345]"

Op de boodschap van de koning waren verbazing en onbegrip de reactie. Il eut plus indiqué de laisser entrevoir un processus tendant à emener les congolais au stade de l'autonomie interne. Le mot "indépendance" employé par le roy signifie pour moi la fin de l'espoire d'une proposition d'union belgo-congolaise[346]. (...).

Maar er waren ook ambtenaren die geloofden in de maatregelen : Tous croyaient que tous allait bien se passer[347].

De koning en de regering hebben nog geprobeerd, met de onafhankelijkheid, binnen een redelijke termijn, in het vooruitzicht te stellen, een rustige overgang te bewerkstelligen. De panniek in sommige Belgische kringen (vooral beducht voor militaire operaties in Congo) leidde echter, tot een overhaaste onafhankelijkheidsprocedure die, in minder dan 5 maanden, de volledige nieuwe structuren moest inrichten[348].

Ik heb de indruk dat de boodschap van de koning veel positiever ervaard dan de regeringsmedeling, hoewel deze boodschap verder ging. Koning boudewijn heeft nog getracht tussen te komen "sans hate et sans funest", hij trachte te remmen[349]

 

Van Hemelrijck en zijn relatie met de administratie.

 

Van Hemelrijck wordt in november 1958 minister van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi. Hij is de motor geweest achter het schoolpact, maar is geen kenner van Afrika. Hij had 2 bezoeken aan Afrika gebracht ... te gek toch[350].

2 maand later, op 13 januari .... een nieuwe kongolese politiek. Dat de ambtenaren behoorlijk sceptisch zijn ten opzicht van deze politiek heb ik hierboven al aangeduid. Het plaatste ambtenaren ook in een moeilijk parket. Zij moesten een politiek uitvoeren waar zij niet achter stonden

Enkele voorbeelden :

Op 10 maart 1959, wordt Van Hemelrijck bij zijn aankomst in Leo onthaald op manifestaties van misnoegen vanwege de blanke bevolking. Op initiatief van Van Hecke, de eerste burgemeester van Leo, bleven de handelszaken de hele dag gesloten.

De ambtenaren komen tussen de zwarte bevolking, bij wie Van Hemelrijck zeer populair is, en blanke bevolking, bij wie hij zeer onpopulair is, te staan[351].

In de hele kolonie werpt het Afac zich op tegen VH. Ze beschouwen zijn politiek als een zelfmoordopertatie voor de ambtenaren (...) niet enkel 'de ultra's zijn tegen Vh maar ook zijn eigen ambtenaren(...) Ik betreur de exessen van kolonisten maar ik begrijp zeer goed hun denken, de toekomst wees uit dat ze gelijk hadden met hun ongerustheid.[352].

Iedereen is het over eens dat Van Hemelrijck de neiging heeft de koloniale administratie te negeren[353]. Dat is vroeger ook al het geval (zie bestuur en het vorige hoofdstuk) maar nu wordt het door veel ambtenaren en naslagwerken uitdrukkelijk vermeld.

Men voelde wel dat er iets nieuws moest komen, maar wij die in Kongo waren tov de mensen van Belgie, de regering, wij vonden dat het te vlug ging, de voorbereidingen waren er niet. Dat gaat niet he. Die mensen moesten voorbereid worden om de macht in handen te krijgen. En dat is niet gebeurd in Kongo. De voorbereiding had een langere termijn moeten zijn[354].

Lefevre heeft gezegd, Van Hemelrijck gaat de boel verknoeien aan Eyskens en hij stuurde d'espront - linden naar Congo om te zien wat VH daar uitstak. VH was een catastrofe[355]

Eén van de duidelijkste voorbeelden is de ABAKOleiders die door Van Hemelrijck naar België worden gehaald. Hun juridische dossiers worden geklasseerd in mei 1959. "Pour raisons d'oportunité"[356].De Koloniale staatsveiligheid, brede kringen van de administratie (o.a. gouverneur-generaal Cornelis) en de plaatselijke kranten zijn gekant tegen de vrijlating van het ABAKO leiding[357].

Er heerst volgens Schalbroeck bij de koloniale ambtenaren zelfs een klimaat van samenzwering tegen de minister wat om wordt geïllustreerd door een geheime bijeenkomst, gehouden op 7 maart 1959 te Leopldstad, waarop verscheidene hoge functionarissen aanwezig zijn. Vooral gouverneur - genaraal Cornelis zou een totaal andere visie over Kongolese politiek hebben dan Van Hemelrijck. Deze idee wordt nog versterkt door de geruchten die de ronde doen over een mogelijk ontslag van gouverneur - generaal Cornelis (zie boven)[358].

Alleen M. WILLAERT stelt De minister Van Hemelrijck vergat de afrikaanse realiteit helemaal niet, in augustus 1959. Hij beschikt over documentatie uit de eerste hand, het rapport van de werkgroep, de regeringsmedeling van 13 januari, en dan de meest recente rapporten van de Gouverneur generaal Petillon, Die van vice-gouverneur Scholler en van GovernementsSecretaris Stenmans[359].

Het klopt inderdaad dat het Minister Van Hemelrijck was die GG Cornelis en PG Bomans volgt in hun vraag naar het woord 'onafhankelijkheid' in de regeringsmedeling en hij zich achter de voorstellen van VGG Scholler en GS Stenmans stelt in augustus 1959 (zie verder), om aan bepaalde eisen van de extremistische separatistische partijen tegemoet te komen door Kongo een federaal statuur te verlenen.

Deze dicrepantie zou misschien kunnen verklaard worden doordat er een kloof bestaat tussen de denkbeelden van de hoge en de lage administratie. Was dat zo?

 

De relatie tussen de hoge en de lage administratie.

 

De hogere koloniale administratie is zich niet altijd bewust van de noden van de lokale bevolking[360] Foutry en Neckers melden. Alle ambtenaren vinden trouwens dat Leopoldstad hun “Kongolezen “ of hun deel van Kongo niet behoorlijk kent of begrijpt[361].

"Hij is mijn vertegenwoordiger op het politieke vlak (...) In de bureaus met airconditioning van Leopoldstad zijn ze natuurlijk niet zo genuanceerd. Daar regeert nog altijd de valbijl. Goede relaties onderhouden met de inboorlingen maar ze vervolgen in hun heiligste gebruiken. Zie je, dat gaat niet samen[362]" zegt een gewestbeheerder in een werk van Soete.

Functies met zuiver budgetaire zaken, ja dan is een kloof met degenen die met de zwarten bezig zijn[363].

Het zal wel kloppen wat Foutry en Neckers zeggen, maar uit de interviews blijkt toch dat er geen enkele ambtenaar is, die dit als een groot probleem zag.

Vanaf 1959 onstaat er een afstand tussen de administratie van Leopoldstad en die van het binnenland. De hoge administratie van Leopoldstad heeft alle contact verloren met haar eigen administratieve kaders On lui reproche de n’avoir accepté le fait politique que pour autant qu’il puisse se limiter a des contacts individuelles avec les dirigents valables et non valables des partis politiques à Leo. Dit fenomeen wordt waargenomen door vice-gouverneur-generaal Schöller en secretaris van het gouvernement generaal A. Stenmans vanaf juli 1959. De Besluiten die er worden uit getrokken zijn echter te bescheiden en te laat en te partieel, zodat zij geen oplossing kunnen bieden voor het probleem.[364].

Hoewel de situatie dus duidelijk slechter wordt, geloof ik niet dat een kloof tussen hoge en lage kaders de verklaring kan vormen voor het feit dat de ambtenaren zich genegeerd voelden door de minster, want dan zouden zijn hetzelfde probleem aangeven wat betreft het centrale gouvernement.

Het lijkt eerder zo te zijn dat Van Hemelrijck slechts een deel van de administratie volgt. Het gaat om een grote groep die er niet altijd dezelfde mening op na houden. De regering heeft later enkel met Kongolese nationalisten gesproken, maar dan is Minister De Schrijver, Van Hemelrijck al opgevolgd. Waarschijnlijk is Van Hemelrijck niet populair geweest, ook niet onder de ambtenaren en verklaard dat de negatieve beeldvorming over hem.

 

De problemen in Neder-Kongo

 

Er blijkt (zie boven) heel wat verwarring te bestaan over de juiste periode waarin de administratie door de knieën gaat[365]. Het staat wel vast te dat dat het eerst gebeurt in Neder-Kongo, het gebied dat het dichtst bij Leopoldstad ligt.

In de loop van 1959 gaat het ABAKO spontaan alle alle symbolen van de blanke aanwezigheid boycotten in hun gewesten (...) Zo worden alle adminitstratieve diensten geboycott , geneeskundige diensten, état civile, scholen en juridische diensten, de activiteiten van de missies, alles wordt vervangen door autochtone instellingen..[366]

Natuurlijk worden territoriale ambtenaren daar rechtstreeks mee geconfronteerd en betekent dit een (verder) verlies aan gezag en autoriteit bij de lokale bevolking. Het gezag van de koloniale administratie wordt niet langer erkend : alle raadgevingen, bevelen, richtlijnen en dergelijke die uitgingen van de ambtenaren, worden niet meer opgevolgd. Men betaalt geen belastingen meer, men weigert te verschijnen voor de tradionele rechtbanken Het betekent ook een boycot van de verkiezingen van de gemeente - en gewestraden die op het einde van het jaar zouden georganiseerd worden[367].: Enkele getuigenissen die de sfeer weergeven :

Op 25 januari 1959 vielen jonge werklozen en arbeiders de gebouwen van de administatie in matadi aan.Het regime van militaire bezetting wordt afgekondigd vanaf 5 maart tot 15 april over het hele gebied van de gewesten Madimba en Luozi. De verschillende peletons vergezellen de gewestbeheerders naar de sectoren en de dorpen om er de bevolking te tellen en de belastingen te  innen, om er vaste en vliegende controle op de wegen te controleren, om de controle uit te oefenen in de dorpen on op de markten en om aanhoudingen te verrichten. Nieuwe incidenten breken uit in Lukala Tijdens de uitbestalingen van de lonen in de Cico op 5 maart gaat de gewestbeheerder over tot de inning van  belastingen. Agitatoren hitsen de arbeiders op om niet te betalen. De Force Publique gebruikt offensieve granaten, waarbij 13 arbeiders gekwetst geraken, onder wie drie ernstig[368].

In zijn gouvernementsraad van 22 februari 1959 waarschuwt Gouverneur-Generaal Cornelis: “Het politiek optreden in oppositie met het openbaar beleid leidt onherroepelijk tot eisen die hoe langer hoe verder gaan, hoogdravender en niet te realiseren worden. Tot diegenen die dit land tot een mirakel willen dwingen, zeg ik dat er geen mirakel zal zijn, maar twist en anarchie[369].”

A. SCHOLLER schrijft in een rapport over Neder-Kongo in 1959: "Toutes les personnes rencontrées conviennent unanimement que, sur le plan politique, le contact avec la population est devenu impossible[370]"

27 juni 1959 mocht Norbert Yembesi, de voorzitter van de kring van évolués van Masi Manimba, een informatiebijeenkomst houden, er kwamen 200 mensen opdagen. Toen de gewestbeheerder van Masi Manimba, de heer Syts, het woord wou nemen, ging er een grote beroering door de aanwezigen. Syts werd uitgescholden, en de menigte eiste zijn vertrek met de woorden “Wij kennen u al 13 jaar als een racist". Op 1 juli braken ernstige incidenten uit in de dezelfde stad bij een sportmanifestatie. De europese wijken werden door massa’s bestormd. er werden vernielingen aangericht en men slingerde de kreet “onafhankelijkheid “ in het gezicht van de blanken. Een jonge man Vital Malonga , greep de gewestbeheerde bij de keel en bedreigde hem met de dood[371].

M. BOMANS, gouverneur van Leopoldstad schrijft in een brief aan de gouverneur-generaal op het moment van de ronde tafel : Désavoué à plusieurs reprises, le personnel territorial a perdu confiance et n'agira mlus que s'il a la certitude que son action sera soutenue par le gouvenrement belge (...) Il n'est pas trop tard pour rétablir cette confiance, mais pour cela faut que le gouvernement belge définisse clairement sa position et la politique qu'il désire voir appliquer[372].

In april 1960 schrijven de territorialen van Neder-Kongo naar minister Raymond Scheyven : ze beschrijven een klimaat van anarchie waarin de ambtenaren geen enkel gezag meer kunnen uitoefenen[373].

Uit een brief van d'Aspremont - Lynden aan M. Willaert, de kabintchef van DS blijkt de instelling van sommige ambtenaren 'één mijner vrienden (...) schreef mij zopas een brief (...) "ik signaleer de lamlendigheid van de DC van Thijsstad die tijdens een vergadering met zijn medewerkers verklaard heeft dat hij op 30 juni een pantserwagen zou opeisen en zich zou terugtrekken zonder zich van de rest iets aan te trekken, gezein hij vrijgezel was en zijn zaakjes geexporteerd had kon hem niets bommen" ik heb alle reden om te geloven dat het bericht correct is. (Brief van 22-4-60)[374]

Het meest bekende voorbeeld is dat van A. SAINTRAINT en A. RIJCKMANS gewestbeheerder en eerstaanwezend assistent gewestbeheerder te Madimba. Zij vervangen in april 1960, op eigen initiatief de administratie door kongolezen aangeduid door het ABAKO. In een brief aan een vriend had A. RIJCKMANS al eens zijn beklag gemaakt over de inconsequentie van Brussel en Leopoldstad die wel afrikanisatie eisten, maar geen enkele maatregel hadden getroffen op die Afrikaanse kaders te vormen.

"Demondons aux Africains ce qu'ils préfèrens : un ministre ou dix commissaires de polices noires? Un général ou dix lieutenants à la Force publique? Un vice-gouverneur ou dix assinstants de territoire? Comme je ne me mais pas d'illusion sur la réponse des élites déjà installées, je ne doute pas non plus du sentoment de la masse; et surtou, je suis certoin de trouver au Congo dix xommissaires, dix lieutenants, dix assistants de territoire réellement capables ... Mais je ne suis pas sûr qu'il y vraiment quelqu'un de classe d'un ministre. [375](...)Ze zouden blijven adviseren als hun dat gevraagd werd : “c’est vous qui serez responsables. Nous vous conseillerons mais vous serez les chefs, c’est a vous a decider” [376].

A RIJCKMANS is er ook van overtuigd dat men een zeer grote fout maakt door geen rekening te houden met het feit dat de Bakongo zich zeer verschillend voelen van de andere Kongolezen. Het is voor hem absoluut noodzakelijk de federalistische idee na te streven om zo de verschillende grote ethnieën toe te laten zich in een verschillend tempo aan te passen aan de onafhankelijkheid[377].

De verklaring van A. SAINTRAINT en A. RIJCKMANS veroorzaakt een schandaal te Brussel. De Belgische krant 'le peuple verklaart dat de 2 ambtenaren in verof zijn gestuurd door een hogere autoriteit. Maar de actie wordt goedgekeurd door hun collega’s territorialen, oa door Bomans, op dat moment provinciegouverneur van de Leopoldstad. Hij wordt kort daarna (april 1960) gerepatrieerd naar België, waarschijlijk als gevolg van zijn goedkeuring aan deze aktie.[378]..

Ook in de fictie vinden we voorbeelden :

Daisy Verboven laat een gewestbeheerder in een brief aan het hoofdfiguur schrijven : "de stemming is in het gewestde laatste maanden heel wat slechter geworden. Hier wordt het voor ons allemaal ontzettend moeilijk normaal te werken. Er wordt een soort boycot op grote schaal tegen ons gericht: ongehoorzaamheid, tegenwerking, brutaliteit en zelfs baldadigheid zijn aan de orde van de dag. Soms heb ik echt zin om mijn overplaatsing naar Leo te  vragen.(...) jonge opruiers van verschillende politieke partijen doorkruisen de streek en prediken opstand en tuchteloosheid.(...) Ik wordt in het beste geval  op overschilligheid onthaald, maar ook vaak op vijandigheid en scheldwoorden.(...) Ik heb een massa rapporten en brieven opgesteld, doch daarop reageerde niemand. Trouwens welke maatregelen kunnen er nu nog genomen worden  bij deze algehele anarchie[379]"

In een maand tijd is de omgeving van Leopoldstad onbestuurbaar geworden. Het is echter belangrijk te begrijpen dat het in de rest van Kongo rustig blijft. Het volgende gebied waar zcih problemen, maar dan van een heel andere aard voordoen is Kassaï.

 

De problemen in Kassaï tussen de Lulua en de Baluba.

 

In de jaren 1880-1885 maken de Belgen een einde aan de stammenoorlogen tussen de Baluba en de Lulua. De Baluba waren toen bezig hun rijk aan het uitbreiden in noordwestelijke richting. De Baluba mochten het veroverde gebied op de Lulua behouden, die op wraak bezinden.

In 1959 werden zo goed als alle goedbetaalde posten in de streek van Luluaburg voor een hoog persentage door Baluba ingenomen. De Lulua die niet tevreden zijn met deze situatie proberen vanaf 1959 de Baluba uit hun voorvadelijk gebied te drijven.

De toestand wordt op een vergadering (juli 1959) met provinciegouverneur De Jaegher, Assistent - districtcommissaris DEQUENNE, 1e Burgemeester van Luluaburg HENGEN geëvalueerd. Er wordt een geheim rapport gecreëerd. Vooral de verantwoordelijkheid van de adminsitratie voor de huidige problemantische situatie wordt benadrukt. (Zie bijlage 6)[380]

Er wordt De Jaegher laat balubaleider oppakken. Dequenne, zegt dat de Baluba, volgens de traditie geen enkele aanspraak konden maken op de gronden die ze bezetten in de Luluagebieden De Lulua moeten beschermd worden[381]. De administratie wijst 80.000 Luba uit in één maand.

J. GEERAERTS beschrijft in zijn werk Gangreen 2. De Goede moordenaar, de toestand. De gewesten zijn totaal stuurloos geworden, leeg, platgebrand en half uitgemoord. Ambtenaren vertonen een defaitisme : het zal niet meer zo lang duren en dan zijn ze onafhankelijk, dat zij het dan maar organiseren,  moi je m'en balance[382].Zelfs de topambtenaren van het provinciebestuur vertoonden hetzelfde defaitisme volgens J.Geeraerts

M. Willaert bevestigt dat beeld : De vertegenwoordigers van het fonds voor het welzijn van de inlanders melden dat het gewest onrustig is "par suite, entre autres, des terviversations d'un chef qui a succesivement donné ses suffrages au PNP, puis au MNC, puis de nouveau au PNP" in Kassaï, nog steeds ten prooi aan stammenoorlogen en de rivaliteit tussen partijen, worden belastingen niet meer geïnt, de rechtbanken zetelen niet meer, veldwerk wordt niet meer gedaan[383]. .

J. GEERAERTS die toen in het leger diende, moest bijvoorbeeld de veiligheid van een hoop territoriale ambtenaren verzekeren, bij een algmene volkstelling van de stam der Bene Lulua in de gewesten Luebo, Tschikapa, Demba, Kazumba en Luluabourg.[384] Op21 maart 1960 weigerden 2648 arbeiders en bedienden van een kapitalistische maatschappij belastingen te betalen op een datum waarop normaal 100 % bereikt moest   zijn (...) dat was een spannende tijd dat we met geladen pistolen onder ons hoofdkussen sliepen (...)de neger opende het deurtje van zijn hut, lachte me vierkant uit en verklaarde dat in een bijna onafhankelijk land de blanken niets meer hadden te vertellen [385].

In het begin van 160 wordt PG De Jaegher overgeplaatst en vervangen door de L. Henroteaux, PC, als resultaat van de genocide tussen Lulua en Luba[386].

 

Gesprekken met de administratie.

 

Op initiatief van de koloniale administratie wordt in augustus gestart met een reeks besprekingen waarin de ambtenaren aan de afgevaardigden van de Kongolese partijen verduidelijkingen geven bij het door het moederland gevoerde beleid en bij de gebruikte politieke terminologie. Het ABAKO, PSA, parti du peuple, CEREA en het MNC weigeren echter aan deze besprekingen deel te nemen.[387]

 

De houding van A. Scholler, vice-gouveneur-generaal.

 

Om uit de impasse te geraken, stellen A. SCHOLLER, vice-gouverneur-generaal en interim-gouverneur-generaal (gouverneur-generaal Cornelis is op vakantie) en Alain STENMANS, secretaris van het gouvernement-generaal , in een reeks geheime rapporten, eind augustus 1959[388], aan de minister voor aan bepaalde eisen van de extremistische separatistische partijen tegemoet te komen door Kongo een federaal statuur te verlenen. Hij benadrukt “de omvang en het fanatieke karakter van de oppositie” in Beneden-Kongo. Ook dient de timing van de onafhankelijkheid aangevuld en versneld te worden.[389]

 

De Kivu-provincie

 

In Kivu blijft het rustig. Midden 1959 doen zich echter problemen voor in Manima, identiek aan die in Neder-Kongo. Dat gaat gepaard met een groeiende onrust. Eloy, DC schrijft "magré les difficultés de l'heure , nous nous effecons de conserver au corps territorial son synamisme et son esprit d'initiative qui ont fait sa grandeur[390]"

In augustus 1959 schrijven de CD en CDA van Maniema ELOY E en POSWICK aan WLLAERT "Le personel pensait que nous avions un intéret évident à associer aussi vite que possible les noirs aux responsabilités effectives dans tous les domaines, c'est à dire à raccourcir l'étape menant à l'indépendance" Het leek hun opotuun "d'accélérer la constitution d'un Gouvernement à etiquette congoaise (provisoire) et la mise en place des institutions de manière à permettre de proclamer dans un délai rapproché (mi-60?) l'indépendance"[391].

BOURGEOIS schrijft "Op 18-11-1959 wordt ik op vijandige kreten ontvangen langs heel de weg. In Maniema is het moreel van de ambtanaren naar een dieptepunt gezakt. Ze hadden een onveilig gevoel en ze zien de toekomst van hun afrikaanse carriere somber in[392]."

"La démoralisation chez les fonctionnaires est génerale et profonde. Les meilleurs travaillent encore ; les autres se promènent ou palabrent dans les bureaux. Les archives sont mises en caisse et entreposées un peu partout mais pas expédiées, ce qui fait que les services ont, sans avantage pour personne, le nom d'avoir desservi le futur gouvenement. (...) Les autorités sont décidées, calmes, mais elles prévoinet de très graves difficultés. Elles en sont venues à penser que l'organisation des désordres, dans le Maniema, relève de p^lans dressés à l'extérieur[393]"  schrijft men vanuit Bakuvu.

Op 29 april 1960 organiseren zwarte onderwijzers een protestactie. M. Willemart, eerste bubrgemeester van Bakuvu is niet op de hoogte. Hij laat iemand arresteren. De lokale pers rapporteert negatief over de tussenkomst van de FP. M. E. Willemart verlaat Bakuvu op 16 mei 1960[394].

In 1960 vinden in Maniema telrijke indicenten plaats naar aanleiding van de verkiezongspropaganda. Verbale aanvallen tegen de missionrissen, de At en de kolonisten. De Afikanen weigeren belastingen te betalen of voor de inladse rechtbanken te verschijnen. (...) de terrioriale politie heeft de controle vorloren voer de publieke orde. (...) DC Eloy vebied de propaganda van het MNC-L vanaf februari 1960. Lumumba verplicht het uitvoerend college om Eloy terug naar België te sturen. (...) M. Ganshof van der Meersch zegt heirover "L'autorité GG Cornelis avait eu la faiblesse de ne pas s'opposer à une décision de cette nature[395]"

Voor de onafhankelijk vraagt de Afac van Kindu, naar aanleiding vban de anarchie die heerst in Maniema, alle vrouwen en kinderen van de ambtenaren van de administratie voor 30 juni 1960[396].

 

De rellen in Stanleystad en de oostprovincie

 

Ook in sommige delen van de oostprovincie wordt men in de loop van 1959 geconfronteerd met problemen identiek aan Neder-Kongo.

In Oktober 1959 breken in Stanleystad rellen uit (zie boven). De koloniale overheid legt de verantwoordelijkheid voor de onregelmatigheden bij MNC - voorzitter P. Lumumba :

M. GOFFIN (provinciesecretaris van de Oostprovincie) zegt "Alles was kalm tot de komst van Lumumba"[397] Ook provinciegouverneur LEROY legt de verantwoordelijkheid voor de rellen in oktober en november 1959 bij Lumumba. Hij beweerde beweerde zelfs dat Lumumba. in het buitenland lessen in revolutionaire technieken heeft ontvangen en door zijn opruiende taal bewust op rellen heeft aangestuurd. Ook R. DEPOORTER (eerste burgemeester van Stanleystad) deelt deze mening[398].

In stan is alles kalm gebleven tot Lumumba kwam, hij ging in de militaire kampen en hij hitste daar de militairen op en de politie. Want hij wou vlug onafhankelijkheid. Kalmte was niet goed voor hem..[399]

M. CORNELIS zegt over de zaak (redevoering op 2 november 1959) dat dat de administratie in deze zaak zeer verdraagzaam is geweest. De enige mogelijke autoriteit tussen nu (2 november dus) en de dag van de overdracht moet de Belgische zijn. Een nationale Belgische poltiek is zeer dringend en noodzakelijk[400]. Hij stelt Lumumba voor als een ambitieuze onverantwoordelijke die "plus rien ne semble arrêter dans la course effénée au pouvoir"

De Kongolese leider wordt gearresteerd op 1 november en veroordeeld tot 6 maand gevangenisstraf, voor het uitlokken van geweld en burgerlijke ongehoorzaamheid. 3 dagen later wordt hij vrijgelaten om te kunnen deelnemen aan de Ronde-tafelconferentie. Dat wordt door de Belgische administratie in Afrika als een loochening wordt aanzien. [401] Hij was ook al veroordeeld voor het stelen van een bedrag van 126.000 fr.in de post.

In andere delen van de provincie komen de problemen pas later : Het is pas vanaf maart 1960 dat ik 4 abnormale reacties heb gekregen. Een hoofd vroeg mij of ik een kaart had van het MNC. Niet dus, en de chef was zeer kwaad. Ik heb hem veroordeeld voor "manque de respect"Stenen gegooid in de richting van mijn vrachtwagen door 2 kinderen. 2 zwaardere gevallen : conseil de chefferie, we zijn bijna onafhankelijk, uw raad interesseerd ons niet meer [402].

De regionale directeur schrijft "A Bunia, comme dans tout l'Ituri, le moral est très bas. L'administration laisse tomber les bras[403]"

P. LEROY wordt als gevolg van de rellen overgeplaatst, op vraag van Lumumba op 26 april 1960.. Hij krijgt een job buiten RU.[404].

 

De evenaarsprovincie

 

In de evenaarsprovincie bleef het rustig. Ook daar was er natuurlijk de onrust bij de territoriale ambtenaren : ik citeer de gewestbeheerder van J. Geeraerts Als die driedubbele ezels in Brussel de boel hier naar de bliksem willen schoppen, dan ga ik als kleine garnaal mijn poten niet verbranden[405] “.

 

Katanga

 

In Katanga bleef het tot de onafhankelijkheid rustig.

Toen de onlusten zijn uitgebroken, die avond hadden wij panne. Alle zwarten waren naar de radio aan het luisteren. Maar ze waren zeker niet solidair. En ze ontvingen ons zeer goed. We hebben daar niets van gemerkt[406].

Ik heb nooit de indruk gahad dat mijn gezag voor of na de onafhankelijkheid ondermijnd werd naar aanleiding van de gebeurtenissen. Tijdens de verkiezongscampagne heb ik b.v. aan Lumumba de toelating geweigerd om in E'stad een openbare meeting te geven. Openbare vergaderingen waren toen verboden wegens ethnische rellen die toen tussen rivaliserende parijen waren tosgebroken. Lumumba was toen een lid van de Hoge raad die de Gouverneur Generaal bijstond en meende boven de wet te staan. Hij dreigde : "Je voux retiendreai"[407]

Pas tijdens de verkiezingstrijd ontstaan er problemen tussen de Balubacat en de Conocat : "30 juni zou het gedaan zijn met het blanke gezag. Vanaf dan (maar pas op ik zat op een kritieke plaats) moesten we de orde handhaven. Stakingen en de vijandigheid tussen Conacat (Lunda) en in het noorden Baluba's de BALUBACAT. Dat had te maken met de verkiezingen. Die mensen werden opgejaagd he. In de mijncentra werkten beide volkeren. Die vlogen mekaar in de haren. In de inlandse stad deed ik elke morgen om 7.00 inspectie. En elke morgend was er iemand vermoord. Met manchetten, badend in het bloed. Elke nacht was het weer het zelfde. Het was een gruwelijk tafereel, het maakte mij misselijk"[408].

 

De afrikanisatie van de administratie.

 

In het vorige hoofdstuk laten veel territoriale ambtenaren zich uit in het voordeel van de afrikanisatie van de kaders.

A. RIJCKMANS zegt : Il y a une escroquerie intellectuelle à vouloir nommer un Africain ... ministre de l'intérieur avant qu'il y ait un seul administrateur de territoire. C'est une escroquerie que ne satisfera personne ; c'est aussi un grave danger, car si tout va bien, le ministre dira "c'est grace a moi", si tout va mal, il déclarera "les exécutants européens sabotent le travail". Tu imgines la rage des territoriaux ici, qui sont prêts à aider ces éléments et à les former, mais à qui on reproche d'etre rétrogrades, devant l'attutude des gens comme le ministre ou les bureaucrates du gouvernement général, qui leur refusent ce qu'ils demandent de tous leur voeux, sous prétexte que les gens ne sont pas formés[409]"

Sommigen gaan zelfs nog een stapje verder en leiden zelf een zwarte op hoewel niet alle zwarten daar even ontvankelijk voor zijn : Alhoewel hierover geen enkele richtlijn is, laat ik mij door de hoofdklerk van het gewest, in de brousse vergezellen, om hem met het werk van de territoriale dienst beter vertrouwd te maken. Mijn vrouw en ik nodigen hem eveneens af en toe thuis uit voor een maaltijd om hem kennis te laten maken met andere gedragsnormen. Een andere klerk, neemt scher afstad van die nieuwe houding en wenst op geen enkele wijze aan zo'n vorming deel te nemen. Integendeel, hij wordt met de dat ongedisciplineerder. Op een dag vind ik hem dronken in mijn zetel, met de voeten op mijn schrijftafel. Hij overlaadt mij met bedreigingen die hij, op de dag van de onafhankelijkheid zal uitvoeren. (...) Uik haal deze 2 voorbeelden aan ter illustratie van de delicatie situatie waarmee de kolonaile administratie tijdens de laatste maanden van haar bestaan werd geconfronteerd[410]

Al in de tweede helft van 1959 vrezen de functionarissen de effecten van de africanisatie van de kaders op hun carriere. Ze verwachten van de regering dat ze duidelijk de situatie schetst in het geval dat de onafhankelijkheid van Kongo een weiziging zou teweeg brengen in hun condities[411].

In april-mei1960 eist de APIC de onmiddelijke afrikanisering van alle kaders in de administratie. Dit heeft een demoraliserend effect op de europese agenten van de administratie[412]. Het ontlokt Bourgeois de volgende kommentaar : "Je n'ai aucune confusion à me faire quant à la durée des services qu'il me reste à acomplir au Congo[413]"

 

De ronde tafelkonferentie

 

Er nemen ambtenaren deel aan de ronde tafelconferentie, om minister De Schrijver bij te staan vb. VGG A. SCHOLLER en SG Van Den Abeele: zij worden nooit geraadpleegd en hebben geen gelegenheid om ook maar één woord te zeggen tijdens de conferentie[414]

Scholler heeft ook bezwaren tegen de organisatie van de conferentie zelf : "Il ne me plaisait aucunement, d'ssister passivement à aucune conférence dont je regrettais vivement le pricipe même... Je le fis savoir en exposant une fois de plus la difficulté, pour ne pas dire l'impossibilité d'assurer un représentation valable de la population, et d'autre part, la nécessité de contrebalancer le poids des représentants des partis par une représentation coutumière[415]".

Ook andere ambtenaren vinden dat men de verkeerde mensen naar Brussel heeft gestuurd . De zwarte chefs zien mensen naar Brussel vertrekken die in Afrika zelf niets te zeggen hebben : "Alles was verkeerd aangepakt. Veel te kort. Men heeft de grootste schreeuwers het laatste woord gegeven, met een negatieve instelling en een negatieve propaganda. (Vb. Lumumba). Men had ook de binnenlanders moeten betrekken bij de ronde tafel[416]."

Lumumba wordt zelfs uit de gevangenis gehaald(veroordeeld voor het uitlokken van geweld en burgerlijke ongehoorzaamheid en daaqrvoor al voor het stelen van een bedrag van 126.000 fr.in de post ) om te kunnen deelnemen aan de conferentie. "Ainsi donc, ce que le Roi n'avait pas pu, ou n'avait pas su faire à Stanleyville le 17 decembre 1959, ce que aurait fait avant le proces et non après, si on avait voulu le faire (pour épargner le seul leader unitarist du Congo), était réglé en un quart d'heure et quelques coups de téléphone par des ministres qui avaient toutes les raisons de croire qu'ils libéraient un dangereux agiteur. On se posera toujours la question de savoir ce qui serait arrivé s'ils ne s'y étaient pas résolu, à contrecoeur[417]" Dit wordt door de Belgische administratie in Afrika als een loochening wordt aanzien. [418]

De vrijlating van Lumumba toont eens te meer hoe de ambtenaren gepasseerd werden door de minister. Veel van de deelnemers aan de ronde tafel hadden een juridisch dossier dat zeer zwaar geladen was. (Voorbeeld Lumumba) (...) Over het algemeen was de intellectuele waarde van de eerste leiders middelmatig[419].

Men had de conferentie trouwens beter in Leopoldstad gehouden[420]."En se rendant à Bruxelles ce sera une véritable partie de plaisir pour les politiciens noirs. (...) Il feront durer les conferences à coeur joie, jouant avec nos politiciens comme des chats des souris[421]"

Dan is ook nog het feit dat op de ronde tafel beslist wordt dat Belgisch-Kongo 6 maand later onafhankelijk zal worden : Je les écoute profondément bouleversé car je demeure convancu que l'indépendance précipitée du Congo va revêtir l'aspect d'une sanglante catastrophe pire encore pour les noirs que pour les européens[422].

Het is duidelijk dat de territoriale ambtenaren helemaal geen voorstanders zijn van Tafel Conferentie : Maar we waren ambtenaren. Als de poltiek in 1960 op de ronde tafel beslist dat Congo onafhankelijk werd, dan werd kongo onafhankelijk he. We gingen de wapens niet opnemen he[423].

Er heerst onder de ambtenaren bij het begin van 1960 al een berusting. Alles was afgelopen, er is niet veel meer aan te doen.

 

Naar de provinciale en parlementsverkiezingen.

 

In de eerste helft van 1960 gaat het moreel er bij de ambtenaren (zoals bij de rest van de blanke bevolking) op achteruit. Men leeft in een atmosfeer van onzekerheid en onrust over het einde van het bestuur. Hun toekomst ziet er zeker niet rooskleurig uit. Hun beroep is er geen waarmee men gemakkelijk werk vindt, en sommigen zijn op een leeftijd gekomen waarop men moeilijk aan een nieuwe carriere begint. Hun pensioen en statuut zijn volledig gebonden aan de koloniale staat. Ze vragen waarborgen van de regering. [424] :

N. LAUDE (oud-directeur van het Univog) schrijft op 6 maart aan de minister: "Ils éprouvement des inquiétudes quant à leur avenir, quant à leur carrière apres le 30 juin. Ils souhaitent que le gouvenement belge, des a présent, fixe dans le temps le délai au bout duquel l'agent aurait à opter librement sans pression aucune entre l'intégration ou les solutions de rechange prévues par la loi et la continuation des prestations au sevice de l'etat congolais[425]"

"Vele uitvoerende ambtenaren vragen zich af welk nut een achterhoedegevecht, waartoe zij gedwongen schijnen te worden, heeft, en welke risico's men redelijkerwijze nog dient te nemen".[426]

Voor de eerste keer in 25 jaar carriere beschrijft Andre Scholler "des fonctionnaires territoriaux désemparés et découragés conscients de leur impuissance". De koloniale macht is verdwenen, de administratie bevindt zich in een onmogelijke situatie. Hij meldt begin 1960 "que la magistrature, le service territorial et les forces du mainien de l'ordre ne désire plus se laisser ridiculiser auprès des populations et de leaders politique[427]"

Op 8 mei sturen de europese verenigingen een brief aan de koning die het algemene klimaat van onzekerheid weergeeft onder de 10.000 ambtenaren."A la veille de l'indépendance congolaise, la population européenne du Congo, s'interroge avec anxiété sur la nature de la protection que la Belgique est disposée à accorder à ses ressortissants.. La crainte exprimée par nos compatrotes est loin d'etre vaine ou injustifiée. (...) De larges couches de la population autochtone identifient l'indépendance avec notre expulsion, même sanglante ..."[428]

De regering probeert gerust te stellen en getuigt van een ongelofelijk optimisme  : Op 26 april richten de ministers De Schrijver en Scheyven zich tot de territorialen : "Dan le cadre des stipulations des futures conventions d'assistance administrive, certains d'entre vous seront ou demeuront, notamment dans l''intérieur, chargé de fonctions d'autorité. Une différence fondamentale résultera du fait que les supérieurs dont ils relèveront seront des Africains et que les instances plus lointaines seront des assemblées politiques congolaises (...) Ceux qui ont modélé leur tempérament suivant les impératifs d'hier, auront à le vaincre suivant ceux de demain[429]"

Ook GG Cornelis verklaart La période de décolonisation se terminera dans un enthousiasme réciproque[430]

De maanden van de Conferentie beteken voor Kongo een grote politieke verkalming want de publieke agitateurs zijn het land uit [431]t.

Daarna ontbrandt de verkiezingsstrijd. De politieke partijen spelen de kaart van het anti-kolonialisme, waarbij vooral de koloniale administratie wordt geviseerd. De belgische ambtenaren worden in de electorale toespraken beladen met alle zonden van Kongo, wat goed aanslaat bij de kongolese bevolking. Vooral Lumumba ontpopt zich tot een radicale anti-koloiniaal, wat leidde tot een quasi revolutionair klimaat in de oostprovincie [432].

D. VER BOVEN zegt over deze periode " In plaats van alles tot de normale verhoudingen terug te brengen en de feiten in het juiste licht te plaatsen, werden de veeleisende leiders, de demagogische schreeuwers, tot hun eigen verbazing door de blanken “ au serieux” genomen. En toen ze zich eenmaal van de stand van zaken bewust waren, van de vrees van de blanken, van zijn zwakheid, zijn kwetsbaarheid, zijn angst voor een vooringenomen werledopinie, toen kende zijn arrogantie geen grenzen meer.Stap  voor stap dreven ze hun beschavers terug, van de ene concessie naar de ander, tot ze met hun rug tegen de muur stonden (...) Alnaargelang de maanden voorbijgingen en een vredelievende overgang naar de onafhankelijkheid steeds problematischer werd, groeide in hen (de blanken) een nieuwe hoop : de onafhankelijkheid zou worden verdaagd , het kon niet anders... Wie zou de verantwoordelijkheid op zich durven nemen een nog onbeholpen primitieve bevolking over te leveren aan willekeur en anarchie.[433]"

De verkiezingsstrijd ontlokt WILLAERT de uitspraak "De proliferatie van deze kleine partijen was er geen om vertrouwen in te hebben. Hoe kon men wennen aan de idee dat de macht  zou gaan aan degenen die het meeste lawaai maakten en niet naar degenen met het meeste capaciteiten[434]."

De politieke partijen doen de meest gekke beloften aan de bevolking : De kandidaten voor de verkiezingen beloofden aan de bevolking de europese plaatsten en aan de arbeiders 2000 fr. Per maand.[435].

al twee maanden lang deed hij haast niets anders dan tevergeefs de politieke volksmenners in toom houden, die de zwarten van de dorpen het hoofd op hol brachten met ongeloofelijke beloften, electrische boomzagen, gratis vliegtuigtiketten om naar Leo te reizen, geen belastingen meer, niet meer werken, alle slechte blanken zouden dood neervallen, en doe er maar wat aan!, hij was vermagerd en nerveus, want hij was een bekwaam en toegewijd bestuurder, hij kon het niet over zijn hart krijgen, dat door de schuld van enkele profiteur, de zaken in het honderd lopen[436].

Lumumba eist dat de administratie zijn verkiezingscampgne steunt[437]. Dat veroorzaakt incidenten. Hierboven zijn er al enkele weergegeven (vb. de zaak Eloy)[438]. Het ontlokt een ambtenaar de volgende uitspraak : Ces élections constituent une dramatique fumisterie, une parodie de démocratie, plus spécialement dans les régions soumises à la propagande du MNC-L[439].

Verkiezingen waren de Kongolese bevolking volkomen vreemd, dat maakt de organisatie ervan niet gemakkelijker : Il n'était mlus question aujourd'hui que d'organiser des élections auxquelles les populations donnaient les significations les plus étranges, sans rapport aucun avec le but théorique poursuivi[440]

Men had geen democratie moeten invoeren zoals men die in WE kende, met algemeen stemrecht. OK voor de steden, want die waren multi-ratiaal met verschillende partijen maar voor de rest had men de zetels moeten verdelen per stam. Multi-culturele statenrepresentatie zou veel effectiever geweest zijn. We hebben het resultaat gezien. Chaos. [441].

De organisatie van de verkiezingen verloopt koortsachtig maar vlot : Het werd een hectische matathon om de verkiezingen te organiseren -. De lijsten moesten, voor ieder candidaat een foto in kleuren bevatten. In de Brousse (Katanga) heeft men letterlijk heksentoeren moeten uithalen om alles op tijd gereed te krijgen. De belgische en congolese ambtenaren hebben gelukkig voorbeeldig samengewerkt en de verkiezingen zijn, in Katanga, practisch rimpeloos verlopen onder het waakzaam oog van een raadsheer van her hof van beroep van Gent[442].

Het moest zo snel gaan, dat de instructies werden gedropt met een vliegtuig. Veel zwarten waren komen kijken naar het vliegtuig. Ik ga met het pak naar huis om te eten, en de zwarten volgen mij allemaal. "Het vliegtuig heeft de onafhankelijkheid gegooid, en jij neemt het mee naar huis, in plaats van ons de onafhankelijkheid te geven" zei een zwarte. Ik heb dat allemaal moeten uitleggen. Dat was 2 maand voor de onafhankelijkheid. Ze wisten niet waar het over ging. Ze dachten dat ze niet meer moesten werken, dat de blanken zouden werken en dat ze de vrouwen van de blanken zouden krijgen[443].

Uit de vorige hoofdstukken blijkt al dat een aantal ambtenaren terug naar Belgie worden gestuurd te wijten aan motieven van poltiek opportunisme[444]. Zij maken de onzekerheid bij de ambtenaren nog groter.

Sommige ambtenaren sturen hun vrouw en kinderen naar België en brengen bezittingen in veiligheid[445]. In de loop van de maand mei gebied de GG aan de europese agenten en functionarissen om hun bagage naar België te sturen alsof ze aan het einde van hun carriere waren. Ook wordt gevraagd de vrouwen en kinderen te repatrieren[446].

 

Maatregelen van de regering.

 

De regering probeert waarborgen te nemen om de ambtenaren gerust te stellen. Een wet wordt gestemd op 21 maart die aan de ambtenaren officeel waarborgd dat wanneer ze zich in de onmogelijkheid bevinden om hun carriere verder te zetten in Afrika, ze worden gereïntegreerd in het belgische ambtenarenkorps[447]. In de veronderstelling dat de ambtenaren (...) om redenen onafhankelijk van hun wil, in de onmogelijkheid worden geplaatst hun loopbaan in afrika normaal te voleindigen (...) worden op hin verzoek ongenomen in het rijksbestuur. (...) De ambtenaren die niet vragen om, bij toepassing van Art 3, de hoedanigheid van rijksambtenaar te verkrijgen, genieten een vergoeding (...) geniete de ambtenaren (...) van een toelage voor verlies van pensioen (...)[448].

Bourgeois vertelt dat deze wet er voor zorgt dat veel ambtenaren terug hoop krijgen voor de toekomst[449].

 

De vorming van een regering

 

In mei wordt een minister van algemene zaken in Afrika benoemd, W. Ganshof-Van Der Meersch . Zijn opdracht bestaat erin “de maatregelen in verband met het houden van de orde te coordineren en tevens te waken over de normale werking van de administratie en van het gerechterlijk apparaat”.[450].

Op 22 mei 1960, concludeert de minister van Algemene zaken in Afrika. "Een levendig en permanent gevoel manifesteerde zich in de mileus die de omgeving vormden van de Gouverneur generaal, waar men vooral een afkeer had te beslissen en het gebrek aan autoriteit. (...) De administratie weigerde, meer en meer, zijn verantwoordelijkheid te nemen. Elk poltiek initiatief verlaten, levende in een periode van overgang, die ze de neigden te beschouwen als liquidatie, zich niet meer gesteund voelend en zijn beslissingen vaak bevochten en gebroken ziende, lieten zij de moed vaak zakken (...) De gewestdienst en de afrikaanse administratie waren ontmoedigd. Ze hadden geen autoritiet meer, geen energie, verantwoordelijkheid[451]"

Na de verkiezingen heeft de minister als taak een regering te vormen (zie boven). De ambtenaren hebben geen groot vertrouwen in de regering die moet gevormd worden.

De VGG schrijft Als de leden van de toekomstige regering konden gekozen worden om wille van hun capciteiten, zou men waarschijnlijk een waardevolle ploeg kunnen samenstellen. Maar de keuze zal spijtig genoeg afhangen van de verkiezing van een provinciale vergadering[452].

Uiteindelijk wordt Lumumba eerste minister. Hierboven is al duidelijk geworden dat Lumumba helemaal niet populair is bij de ambtenaren.

Ganshof van der Meersch (3  4 juni) wou vooral mijn mening weten in verband met de personaliteit van Patrice Lumumba die men in Brussel wou eerste minister maken van de republiek. (...) Ik heb alle reden om te geloven dat het spel toen al gespeeld was en, dat men mijn negatief oordeel, zoals zovele anderen, slecht voor de vorm werd geraadpleegd[453]

De grote fout gemaakt door de Belgische politici, is mee te doen aan het spel van een demagoog om er een eerste minister van te maken die hen nog geen enkele gratitude had getoont[454].

De benoeming van Lumumba voorspelde niets goed. Hij was gehaat door meer dan 50% van de Kongolezen. Hij werd trouwens vermoord.[455]

"Il est piquant de se rapeler que si la justice avait suivi son cours normal, Lumumba devrait toujours se trouver en prison. La nominiation de Lumumba en qulité de chef de gouvenement congolais va faire l'objet des plus violentes critiques de Congolais eux mêmes[456]".

Er wordt wel erkent dat hij veel charisma had en populair was bij veel belgen :

Lumumba was een geweldige agitateur, eerste klasse, Een talent, een persoonlijk talent. Hij had ook in België veel bewondereaars, hij hing Afrika redden, maar hij was instabiel[457].

Hij had geweldig veel charisma, het was een demagoog. Er waren veel belgen die wilden goed staan bij hem[458].

Maar misschien was er geen alternatief :

Er waren geen andere oplossingen. Als men alles ging doen in 6 maanden. In 4 jaar had men hem niet uit de gevangenis moeten halen, en was hij geen eerste minister gewoden. Er waren er geen andere.[459]

 

De Grote dag : 30 juni 1960.

 

De dagen van de onafhankelijkheid waren een succes. De feestelijkheden duurden 3 dagen, er was geen enkele valse noot tussen de blanken en de zwarten, behalve de toespraak van de eerste minister Lumumba. Een getuige : ik heb deelgenomen aan de ceremonie van de onafhankelijkheid en was getuige van de kwaadheid van de vorst na de Schandalige redevoering van Lumumba. Het was zeer, zeer vervelend[460].

 

 

NA DE ONAFHANKELIJKHEID

 

Technisch personeel van de Kongolese regering.

 

In juli 1960 worden de europese kaders geafikaniseerd. Het was geen volledige afikanisering, want sommige ambtenaren behouden hun functie, vb. De eerste burgemeesters van Stanleyville en Elisabethstad, maar de meeste functionarissen werden adviseur van zwarten.

Soms liep de samenwerking helemaal niet vlot werd men niet geraadpleegd door de nieuwe verantwoordelijken[461]. :

Maar deze zwarte had geen opleiding gekregen. Hij nam mijn kantoor en zetel in en ik ging dan daarnaast zitten wachten tot ze mij riepen. Maar ze riepen mij niet. Ik heb hem niet kunnen helpen. Het werkte niet. Het was een ramp[462].

Ik werd gecongronteerd met een totaal ongeschikte minister maar met de kabinetschef van grote waarde.[463].

Anderen werden wel geraadpleegd. Ik denk dat het hier gaat om een minderheid en Young vermeld ook dat in Katanga de Europese technische bijstand veel belangrijker bleef[464]. :

De verkiezing van Tshombe tot voorzitter van de Katangese regering verviel de post van gouverneur en werd ik, als eerste burgemeester van E'stad de hoogste belgische ambtenaar ter plaatse. In de nieuwe conglese administratie was mijn rectstreekse chef de katangese minister van binnenlandse zaken, Monungo. Deze energieke en verstandige man heeft tmo uiterst correct gehandeld en heeft bij belangrijke beslissingen tav Elisabethstad steeds mijn advies gevraagd[465].

 

De muiterijen en het geweld

 

5 dagen na de onafhankelijkheid breekt een opstand uit in het leger.

De muiterij in E'stad heeft aangetoont dat zij, in hoofdzaak te wijten was aan het totaal ontbreken van een kader van congolese officieren[466].

De onrust verspreide zich over het land. De muiterij loopt snel uit in ongebreidelde plunderingen en aanrandingen op de in paniek geslagen kleine blanke minderheid. Bij de Belgen begint een histerische aftocht die aangewakkerd wordt door een geruchtenstroom over de slachtpartijen. Een sfeerbeeld :

Er waren nog een tiental mannen die beslist hadden te blijven, wat er ook mocht gebeuren. Indien er gevaar dreigde moesten we bijeenkomen in het huis van de kamleider, waar voor een groot mogelijke bevoorrading gezorgd was. (...) Niemand bagaf zich ongewapend te bed en s'nachts werden de patrouilles gehouden. Al degenen die overdag niet in de mijn moesten werken, bewaakten de hele nacht het blankencentrum. Geen enkele neger mocht nog in onze wijk te zien zijn na zonsondergang (...) Aangezien het onmogelijk werd om onze veiligheid te waarborgen, kregen we een speciale maandelijkse premie “bibbergeld” als vergoeding [467].

De verkiezingen hadden verwachtingen geschept bij de bevolking die niet werden waargemaakt.

Ik denk dat de chaos van na de onafhankelijkheid  te wijten is aan de propaganda van de bepaalde partijen van de kongolesen niet alleen van Lumumba. Zij hebben aan de mensen voor de onafh vanalles belooft hoe het zou gaan na de onafh. De auto van Meneer. X krijg jij. Zijn huis krijg jij. Zijn vrouw krijg jij. De onafhankelijkheid komt en de beloften komen niet uit[468].

Daarna werd de poltitie gemobiliseerd en ze omsingelden mijn huis (daar zat het volledige territoriale personeel met vrouw en kinderen) ze beweerden dat we spionnen waren en dat er 30.000 zwarten waren vermoord en zwarten verkracht. Zonder schoten is de zaak dan opgelost. Als ik dat niet had gedaan dan hadden wij hier nu niet meer gezeten Een week na de onafhankelijkheid begonnen de ongeregeldheden omdat de chefs hun Volkswagen  en 40.000 eisten. Ze zeiden dat de blanken die gestolen hadden.[469]

Veel ambtenaren worden met geweld geconfronteerd.

"Gistermogen was alles nog rustig. Marcel ( de gewestbeheerder) ging naar zijn bureau zoals iedere dag. Er waren natuurlijk wel rare berichten over Thijsstad, maar we hebben zoveel absurde nieuwjes gehoord in het laatste jaar. Niemand geloofde toen dat het ernst was, weet je. Het was zo plotseling gekomen.Ze hebben de zusters ook geslagen en mishandeld.Toen hebben ze mij gepakt, met wel vijf tegelijk. Dit is geen plaats voor blanken. Ik weet het nu heel zeker! Weet je nog hoe ik er in geloofd heb? Wij hadden alles erop gebouwd en daarop is alles hierin ten onder gagaan. Ik wil deze mensen nooit meer zien, nooit meer. Ik heb er zo in geloofd! Wanneer Marcel twijfelde zei ik ; " ze willen ons geen   kwaad doen[470]..

De meeste Europeanen van de post zijn verplicht tot bestendige wachtbeurten en diensteverleningen die een normaal bestaan, individueel of familiaal, in de weg staan. Aangzien het met de dag moeilijker wordt de orde te handhaven, komt de evacuatie van onze vrouwen en kinderen begrijperlijkerwijs op de agenda te staan[471].

 

De afscheiding van Katanga

 

Ambtenaren in Katanga worden niet alleen geconfronteerd met het geweld van de muiterij maar ook met de afscheiding van hun provincie. Dat gaf minstens een onzeker gevoel :

Ik bent in Katanga gebleven ook nadat Tshcombe de onafhankelijkheid had uitgeroepen en ik vond dat een zeer onbehaagelijke situatie. Het is een van de redenen waarom ik teruggekeerd ben. Want iedere ambtenaar wil toch wel weten voor wie hij werkt en dat wist ik niet.[472]

De dag na de onafhankelijkheid heeft onze consul generaal een vergadering belegd van de belgische ambtenaren ter plaatse om ze aan te zetten in dienst te blijven tot dat zij vervangen werden door benoemingen door de congolese overheid. Voor E'stad was dat de Kongolese regering. Buiten enkelen die gevlucht waren hadden de belgische agenten die gebleven waren zich verdeeld over de te nemen houding tien de onafhankelijkheid van Katanga werd uiteroepen. Ment Katanga meenden sommigen geen contractuele band te hebben. Ik zelf heb mijn ontslag gegeven omdat ik met die onafhankelijkheid niet akkoord kon gaan en de Consul generaal heeft mij in die besslissing gesteund[473].

Niet alle koloniale ambtenaren waren uitdrukkelijk tegen de afscheiding gekeerd[474]. Er zouden in de koloniale administratie en in Brussel heel wat voorstanders van de afscheiding van Katanga hebben gezeten, tot in de schoot van de regering, misschien zelfs tot in het koningshuis[475]

Dit wordt bevestigd door andere ambtenaren en naslagwerken[476].

De katangese autoriteiten verstevigen hun gezag in de steden en de streken waar de stammen Tschombe trouw zijn. Dit gebeurt met medeweten van de technische bijstand van de talijke ambtenaren van het bestuur van Afrika, die de Belgische regering heeft aangemoedigd om terug te keren naar Katanga om er te dienen[477].

de oud-DC van Albertstad tracht op zijn beurt Manono te winnen voor de Katangese onafhankelijkheid (...)[478].

Op 21 juli 1960 wordt 'Mistebel' opgericht, de Belgisch-technische bijstand. Mistebel heeft als eerste opdracht om de nieuwe Katangese administratie volledige technische bijstad te verlenen met behulp van de ter plaatse gebleven ambtenaren van het Bestuur in Afrika[479].

Vooral A SCHOLLER (VGG voor de onafhankelijkheid) schijnt de resolutie van Tshombe, erg te hebben gesteund[480] maar hij maakt ook bezwaren bij Tshombe. "Je crains que vous n'ayez completement compromis une situation que avait toutes les chances de se retablir rapidement" schreef hij aan Tschombe[481]. Hij schijnt wel een grote rol gespeeld te hebben in de interventie. Hij zal Minister A. Gibson overtuigen het bevel te geven Elisabethstad binnen te vallen (9-10 juli)[482].

Niet iedereen was evenwel voor een interventie : Vroegere koloniale ambtenaren zals Saintraint en Rijckmans vreesden voor een bloedbad. 90% van de Blanke bevolking in Neder-Kongo en Thijsstad zou de interventie betreurd hebben[483].

 

 

DE TERUGKEER NAAR BELGIË

 

Wat was er voorzien voor de ambtenaren

 

In maart had de regering maatregelen genomen voor de ambtenaren in Kongo (zie boven) Het vriendschapsverdrag van 29 juni 1960 voorzag dat Europese ambtenaren na de onafhankelijkheid verder de administratieve taken zullen blijven vervullen. Geen enkel kader is geafrikaniseerd, er bestaat geen eigen administratie zodat hun regering zal moeten steunen op een Belgische administratie. De Belgische ambtenaren mogen niet kiezen of ze al dan niet in het nieuwe Kongo zullen blijven : ze worden verplicht onder de nieuwe, Kongolese regering te dienen[484]

Op 8 juli verklaarde ambassadeur VandenBossch dat de functionarissen in Beneden-Kongo van de voordelen van de wet van 21 maar 1960 konden genieten.[485].

Op 12 juli 1960, ondertekent minister De Schrijver een protocol waarin te lezen staat “ (...) Ingevolge de gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld en zich thans nog afspelen in Kongo, worden de personeelsleden van de administratie, (...), beschouwd als zijnde in de onmogelijkheid hun loopbaan in Afrika voort te zetten. Derhalve is de waarborgen in de verschillende hierboven vernoemde sectoren van kracht.[486] (...) Conserveront aussi pleinement leur droit aux garanties susdites dles agent qui, volontairement, continueront à ecercer leurs fonctions et qui, de ce fait, manifesteront l'intention de surdeoir a l'exercice de ce droit(...) Le gouvernement belge adresse un pressant appel à tous les agents afin qu'ils restent au Congo en vue d'assurer, avec la collaboration des autorités congolises, la sauvegarde des structures tant administratives qu'économiques indispensables à la vie de ce pays[487]". Ambtenaren in Katanga worden met nadruk aangemoedigd in Kongo te blijven[488].

Maar de automatische herklassering kwam er niet. Na de ontreddering in juli hebben de Belgische syndicaten de regering onder druk gezet om deze maatregelen te herzien. De gedane beloften kwamen er niet, de gestemde wetten werden niet toegepast[489].

De verbroken beloften brachten een toestand teweeg die door de correspondent van ‘Le Monde Diplomatique’ als volgt zou gekenschterst worden : (...) En Belgique, le reclassement de rapartiés du Congo n’est plus un problème, c’est un drame (...)

Een ambtenaren getuigen : Een schandaal, in een ander land niet denkbaar.[490].

We hebben gemanifesteerd in de Wetstraat, we hebben tegen de politie gediscuteerd, alle volksvertegenwoordigers gecontacteerd, bij koningin Elisabeth, uiteindelijk, kregen we een meer aanvaardbaar systeem, we werden geîntegreerd, maar we moesten zaterdag werken, tegen het salaris van hier, of een pesioen van Kongo en naar een private instelling[491].

Pas einde 1961 zouden nieuwe wetten, de zogenaamde “wet van 21 juli 1961, houdende sommige maatregelen ten gunste van het beroepspersoneel van de Kaders van Afrika” het licht zien. Zij waren een ernstige afzwakking van de wetten van 1960.Overgangsmaatregelen moeten de integratie van de oud-ambtenaren in de privé-sector aanmoedigen. (...) Anderzijds, verleent het vast wervingssecretariaat de oud-kolonalen bepaalde voordelen indien zij naar een betrekking in overheidsdienst soliciteren. Aan hen die voor een toelatingsexamen slagen, verleent de staat bonificatiepunten gebasseerd op anciënitiet en de gesinssamenstelling, die een betere examenklassering verzekeren. Maar aangezien er ieder jaar slechts enkele betrekkingen in competietie worden gesteld voor het geheel van het openbaar ambt, zullen heel weinig oud-ambtenaren van het bestuur van Afrika er carriere maken.

Het was zeer onrechtvaardig, men maakte een soort van compromis. We konden terug soliciteren. We moesten een examen doen, en we kregen punten bij voor vrouw en kinderen. Ik was de laatste 6 jaar elite gekwoteerd. Elk jaar kregen we een evaluatie, juridisch en administratief, ik had een zeer hoge onderscheiding gekregen... en nu moest ik terug examen afleggen om in de adminstratie te gaan werken, jamais. En wanneer men dat weigerde kreeg men maximaal 6 jaar een vijfde van zijn wedde.[492].

Vanaf 1962 acht de regering het bilijker de helft van alle openbare betrekkingen toe te wijzen aan de geëxpatrieerden die in nuttige orde slagen voor de toelatingsexamens. (...) Alle nieuwe aangeworven ambtenaren beginnen onderaan op de aanwervingstrap. Zij die uit Kongo komen, behouden nochtans hun geldelijke anciënitiet als zij er reeds ambtenaar waren. Men raamt dat slecht 20% van deze laatste in de loop van de jaren erin zal slagen op te worden opgenomen in de Belgische administraties van alle categorieën[493].

Ambtenaren voelen zich vaak bedrogen door de onwil en onbegrip van de Belgische overheid  :

J. GEERAERTS : “(...) En de Belgische regering die ons op een hondse manier bedrogen heeft. Ik hoor De Schrijver nog altijd zeggen “ De ambtenaren die hun loopbaan niet in normale omstandigheden kunnen verderzetten, mogen hun post verlaten, ze zullen in de moederlandse kaders geïntegreerd worden” We geloofden in de woorden van een minister, idioten die we waren “ O, maar zulke toeloop hadden we niet verwacht “ zij hij en trad haastig af.(...) De staat kent me nog zes jaar een soort van wachtgeld toe, met mijn graad en conduitstaat nogal behoorlijk (...) omdat ze juridsch niet anders kunnen[494]."

Het overgrote deel van de ambtenaren en agenten weigerden de onaanvaardbare herklasseringscondities die blijkbaar geen rekening hielden met de anceinitiet en de kwalificaties. Zij waren verplicht zich te herklasseren in de private sector die zich achteraf verheugde in deze aanwervingen[495].

Dan is er natuurlijk ook nog de schade die geleden werd, omdat alle bezittingen moesten achtergelaten worden, hoewel vooral kolonisten hieronder geleden hebben. 

W GEERTS : " De wet op de Kongoschade van 14 april 1965 berust op de wetten inzake oorlogschade en is dus totaal onaangepast aan de specifieke Kongoschade. De wet betaalt bijvoorbeeld alleen de “bewezen“ schade. Dat is zo’n 20% -. De overige 80% zijn verlaten eigendommen, beroepsverliezen, geblokkeerde huur - en spaargelden".[496]

 

De terugkeer

 

De nieuwe republiek werd opgescheept met een regeringskorps waarop ze niet kan rekenenen ; 70% van de ambtenaren wilden hun karrière liever in België verder zetten. Ze zullen dan ook van de eerste de beste gelegenheid gebruik maken om te verklaren dat ze in de onmogelijkheid zijn hun loopbaan in Kongo te voltooien - deze onmogelijkheid gaf hen dan het recht naar België terug te gaan, waar hun reïntegratie in de kaders verzekerd wordt. De Kongolese administratie zal zonder administratief apparaat achterblijven”, ze deserteerden uit de openbare dienst die meteen ineenstortte[497]. Volgens L. WITTE zou deze uittocht zelfs aangemoedigd zijn door de hogere echelons van de administratie[498].

Dit is bondig verwoord, het beeld dat uit de meeste naslagwerken naar voor komt over het vertrek van de ambtenaren uit de kolonie.

Het spreekt vanzelf nogal wat ambtenaren dit beeld tegenspreken : De overhaaste dekolonisatie van 1960 betekende het einde van deze Belgische administratie in Afrika : de meeste ambtenaren en agenten verloren hun ambt en zagen hun loopbaan beëindigd. Zij werden verplicht terug te keren naar het moederland. [499]

De verhalen die ik gehoord heb, zouden dit beeld kunnen bevestigen :

Het relaas van G. Jacques en Wouters : De englese majoor weet mij mede te deken dat de Baluba van plan zijn mij samen met Wouters te 'vervolgen' voor een volksrechtbank. In plaats van ons met de wapenen te moeten verdedigen tegen de Baluba, verklaart de majoor ons dat zijn hoofdkwartier in Albertstad besloten heeft ons uit te wijzen (...) Op 15 september ontschepen wij in Usumbura, waar wij de nacht doorbrengen in een vluchtelingenkamp. Wij zijn er alleen, aangzien de Belgen uit Kongo allang geëvacueerd zijn. Onze kledij is verre van keurig, want in Albertstad hebben wij ons smerig kakiuniform geruild voor een jas en een broek di ons niet passen. Zonder reden werden we voorzien van een reusachtige valies van aluminium, terwijl wij geen enkel persoonlijk bezit konden meenemen. In dat plunje arriveren wij op 16 september in Zaventem. Ik word daar van de familie elleen opgewacht door Hilda, zals ik per telemgram verzocht had. Niemand van officiele zijde heeft zich de moeite getroost te komen (...) Ik verneem tevens dat het mij, (...) was toegevallen de laatste eurpese gewestbeheerder van dienst in Kongo te zijn geweest. Nu ben ik werkloos. (...) Bijgevolg heb ik zoals elke oud-koloniaal, verlofperiodes inbegrepen, zes maand de tijd op een nieuwe betrekking te vinden"[500].

Toen zijn wij omsingeld geweest. Ze wilden granaten binnensmijten. Met zwarten met men altijd blijven praten. We zijn toen overeengekomen dat de vrouwen in kinderen mochten vertrekken. Maar wij niet. Wij mochten niet vertrekken. Wij zijn gered door zwarten. We zijn met een kleine boot s'nachts kunnen vertrekken. 19 juli of 20 juli. Maar toen was in de omgevende gewesten iedereen al weg[501].

R. DEPOORTER vertelt "Op 15 juli (...) stelde ik voor aan de minister voor binnenlandse zaken voor om me te vervangen. Ik dacht dat de tijd rijp was om mijn plaats aan een Congolees te geven. Ik was bereid om zijn raadgever te worden (...) Op de morgend van 19 juli verlaat Lumumba Stanleyville. Voor zijn vertrek geeft hij aan de president van de provinciale regering zijn instructies in verband met de het lot van zijn 3 belangrijkste europese raadgevers, de ex privincie - gouverneur A. Goffin, de kabinetchef van de president G de le Court en ikzelf zullen gearresteerd en uitgewezen worden (...) Ik heb later gehoord dat al het stedelijke personeel in de administratie Staleyville de volgende dagen verliet (...)Ik ben vertrokken met mijn valiesje met 20 kilo. De rest van al mijn bezittingen is daar gebleven. [502].

P GILOT : “10 juli begint de evacuatie van de vrouwen en kinderen naar de ‘base métropolitaine’ Mijn vrouw en kinderen ‘ in pyjamas’ vertrokken met een valies in grote haast gemaakt. (...) op 11/6/1960 gaf ik mijn ontslag als eerste burgemeester, (na de afscheiding van Katanga)  maar ik zei hem dat ik op mijn plaats zou blijven zolang als nodig zou zijn om de zaken af te handelen (...) 12 juli werd ik gehospitaliseerd ( morele inzinking na deze zenuwslopende dagen ) Enkele dagen later verliet ik Katanga met een militair ziekenhuis"[503]

(...) Mijn werk werd vooral moeilijk gemaakt door tegenwerking van Brussel. Daarom werd ook naar België gestuurd, belast met een missie voor de minister van Afrikaanse zaken eind juli 60.[504].

Ook in de literatuur komt dit beeld naar voor :

De gewestbeheerder zegt (...) Ik ga terug naar het gewest...Ik ben daarginds nodig. Verschillende posten liggen vollidig afgezonderd, ook met europese vrouwen en kinderen[505]

Ik heb geen personen geïnterviewd die bij de eerste tekenen van geweld hun biezen hebben gepakt. Waarschijnlijk voelen deze mensen niet echt de behoefte deze daad, bijna 50 jaar na de feiten nog eens op te rakelen. (Wel 1 voorbeeld uit Ruanda-Urundi in 1961[506])

Maar er zijn wel ambtenaren die bevestigen dat er onder hun collega's mensen waren die vertrekken bij de eerste tekenen van geweld.

"10 juli begint ook de exodus van sommige europeanen, onder wie ook, helaas, enkele functionarissen[507]"

"Gedurende de eerste weken van juli 60, was een groot deel van het europese personeel (lagere ambtenaren in de hoofdstad) naar België gevlucht[508]

Ik schat dat 10 a 15% van de onder mijn gezag geplaatste ambtenaren bij het uitbreken van de muiterijen in E'stad naar Zuid-Afrika zijn gevlucht[509].

Het is spijtig genoeg waar dat vele ambtenaren wachten op de eerste incidenten om hun biezen te pakken, hoewel, behalve op sommige plaatsen (Neder-Kongo) de belgische functionarissen die ter plaatse bleven niet gemollesteerd werden[510].

Ook W. Alenus bevestigd dit beeld : Hij vermoed dat het vertrek vooral gebeurde onder invloed van de vrouw. De vrouw heeft daar een grote invloed op gehad. Zij waren soms blij dat het gedaan was. Want soms zat men op een zeer goede plaats Maar soms ook niet. En de man moest altijd werken. Sommige vrouwen liepen gewoon weg he. Ik ken er zo persoonlijk. [511].

Uit deze getuiginissen blijkt dat vooral het lagere kader en mensen die in de stad woonden snel uit Kongo zijn vertrokken. 

 

Werk

 

Eenmaal terug in België moeten de ambtenaren een Job zoeken. Omdat de regering hen in de steek had gelaten besluiten velen in privé-bedrijven te gaan werken :

Eén ding wist ik zeker ik wou geen ambtenaar worden in België. Dat was absoluut uitgesloten. Ik heb altijd het bevoel gehad dat ik in dienst stond van de mensen, het waren niet de mensen die in dienst stonden van mij. Dus in de privé. Maar ik had geen scholing. Ik heb mij toen ingeschreven voor een cursus 6 maand aan de universiteit van Leuven om speciale cursussen te volgen, voor heraanpassing van de oude kolonialen aan het bedrijfsleven in België. En dan ben ik werk gaan zoeken. Ik ben met een beetje geluk bij Parain gaan werken, de koekjesfabriek[512].

Ik zelf had in de belgische administratie, na 15 jaar Congo op de laagste trap van de hierarchie moeten beginnen. Met mijn keuze voor de privésector, gecompenseerd door een vroegtijdige gerudeerd staatspensioen, mag ik niet zeggen dat ik uitermate, maar toch reëel benadeeld ben geweest. (...) op 2 januari trad ik in dienst bij de groep J. Van Breda (Bank-verzekeringen-Fudiviaire) als juridisch adviseur.[513].

En wanneer men dat weigerde kreeg men maximaal 6 jaar een vijfde van zijn wedde. En daar heb ik voor gekozen. Ik ben bij een multinational gaan werken. Ik ben directeur geworden voor Noord - Europa. Dank zij Afrika ben ik daar zo ver geraakt, want daar moesten we alles doen..[514]

Anderen zijn toch in de administratie terecht gekomen de meesten in de dienst voor ontwikkelingssamenwerking, opgericht in 1961.

Ik ben werkloos geworden in mei of juni 1961. Een jaar heb ik rondgekeken in de Prive, maar ik was daar de man niet voor. Dan ben ik begonnen bij de dienst voor ontwikkelingssector, terug op de laagste graad.[515].

 

Terugkeer

 

Er zijn ambtenaren die later naar Kongo of Zaïre zijn teruggekeerd[516]. Natuurlijk, ben ik teruggegaan, ik ben daar professioneel begonnen. k heb daar veel voldoening gehad. Ik ben terug gekeerd in 62; mijn vrouw ook met de kinderen, maar dan in een volledig ander context, ze waren onafhankelijk,[517].

Anderen hebben wel het aanbod gekregen, maar zijn in België gebleven, om practische redenen[518] of omdat men niet wenste terug te gaan. [519].

Ik kreeg het aanbod om terug te gaan naar Kongo, naar Katanga voor de fabriek. Neen, ik wou dat niet. Ik had het in Kongo tot iets heel degelijks gebracht. Eerste burgemeester van de 3e grootste stad. Ik wist hoe alles moest draaien. Maar nu zou ik een gewone burger zijn en ik zou geen woord mogen zeggen over hoe verkeerd de Zwarten alles deden. Ik zou er ziek van geweest zijn[520].

 

Publieke opinie over kolonialen.

 

Een ambtenaar bevestigde het feit dat hij zich ergens bedrogen voelde in de zin dat hem een schuld werd toegeworpen[521] maar anderen hebben helemaal geen negatieve reacties gekregen[522].

Wat als zeer spijtig wordt ervaren is dat er bij vele mensen totaal onbegrip heerst over de over de prestaties van België in Midden Afrika[523].

Scholler zegt hierover : Chez nous certes il ne fut pas question d'hommage. Mais par ailleurs on laissa se répandre, sans réaction, des propos qui tendaient à attribuer aux coloniaux, et plus particulierement aux agents de l'administration coloniale, la resposabilité des maheurs qui ensanglantèrent le Congo, pedant les premières années de son indépendance. (...) Cette attitude, dépouvue de dignité, était surtout profondément injuste[524].

Een vaak vernoemd voorbeeld is de inhuldiging van een plakkaat in 1992 (!) ter ere van de ambtenaren die in Belgisch-Kongo hebben gediend was slechts 1 (!!) Belgisch oud-minister aanwezig.

Uit de reacties die ik kreeg op het feit dat ik een onderzoek ging wijden aan koloniale ambtenaren, blijkt dat men heel erg blij was dat eindelijk, iemand van buitenaf aandacht zou besteden aan deze groep mensen.

 

 

BESLUIT:... VERANTWOORDELIJKHEID

 

Een rode draad in de getuigenissen, bij de ene getuigenis al wat duidelijker dan de andere, is dat de Ambtenaren in Afrika geen enkele schuld treft. Zij kregen instructies van het ministerie[525].

Maar wie was er dan verantwoordelijk voor het verkeerde dekolonisatieproces.

Mijn persoonlijk besluit (...) is dat de desastreuze gevolgen van een ‘debacle’ onafhankelijkheid kunnen niet bij één determinerende oorzaak gelegd worden. Het lijkt ook niet mogelijk het gewicht te wegen van de verschillende respectievelijke oorzaken die gespeeld hebben.[526]

De grootste verantwoordelijkheid wordt bij de Belgische regering gelegd. Het waren de verkeerde personen die niets van Kongo wisten : De Belgische regering heeft de kalender van de dekolonisatie niet vanuit een machtspositie heeft vastgelegd, maar paste zich zo goed als mogelijk aan de nadelige krachtverhoudingen aan. Het was paniekvoetbal. [527]. De verkeerde beslissingen werden genomen op de verkeerde momenten door de verkeerde personen [528]. Men gooide de kolonie van de ene dag op de andere overboord om er vanaf te zijn.

In La Libre Belgique verschijnt in 1960 een brief van kolonialen. Ik citeer : "Maar terwijl wij ons hier inspanden, met de middelen die ons ter beschikking gesteld waren, om de toestand van de Kongolezen te verheffen, terwijl wij ons toelegden om het evenwicht van hun jonge geest, verzot op de eigenschappen en de voordelen van de blanke, niet brutaal te verstoren, hebt u ineens in een recordtijd, door de bemiddeling van een kiesstelsel gunstig voor de oneerlijksten, het land overgeleverd aan een verdachte en hysterische postbeambte."

Het gevolg was dat de onafhankelijkheid niet goed voorbereid was[529] : "L'indépendance du Congo n'est pans venue trop tôt ; elle a été mal préparé trop tard" (...) Dit is veel juister dan te stellen dat "Le phénomène, a plusieurs causes, mais le principales est l'inadaption des institution aux réalités (africain)". Maar  hadden we kunnen andere instellingen geven aan Kongo dan degene die we voor ons zelf ideaal vonden.[530]

Soms wordt er ook opgemerkt dat de Kongolese évolués verantwoordelijkheid dragen, door de meest onmogelijke dingen te eisen. Maar het was de Belgische regering die gevolg gaf aan deze eisen. Die de grootste schreeuwers het woord gaf en die door zo snel te gaan geen enkele andere mogelijkheid had dan deze herrieschoppers in de regering te dulden.

De regering in België heeft ook niet geluisterd naar de Blanken in Afrika : Ik heb geschreven, gewaarschuwd en herhaald dat het niet ging, dat niets meer ging. Niemand heeft naar me geluisterd[531].

De theorie als zou men Kongo in de steek hebben gelaten omdat het begon geld te kosten is niet zo populair bij ambtenaren. Als deze factor een rol speelde dan was hij zeker maar bijkomstig[532].

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[285] VER BOVEN D., De rode aarde die aan zonze harten kleeft, 1962, p. 81-82.

[286] Middelheim. Mémorial de l’institut Universitaire des teritoires d’outre - mer. Gedenkboek van het universitair instutuut van de overzeese gebieden, Antwerpen, 1987, p. 225.

[287] CLEMENT J., "Van "Bulletin des étudiants" ot "trait d'union" en "problèmes d'afrique centrale"", Middelheim. Mémorial de l’institut Universitaire des teritoires d’outre - mer. Gedenkboek van het universitair instutuut van de overzeese gebieden, Antwerpen, 1987, p. 267-268.

Veel oud-ambtenaren en ambtenaren werkten deel aan de studie : Moulaert G., oud - vice gouverneur generaal, Van Der Kerken G., ere - vice - gouverneur    genraal, Coppens Paul, Depage H., Petillon L., ere-gouvenreur-generaal, Malengreau G., Parker M., Marzorati A., ere vice gouverneur generaal, Soors, gewestbeheerder.

[288] JACQUES G., In het hart van Afrika. De Saga van de Lualaba, Tielt, 1996, p. 72.

[289] GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 20.

[290] Interview met anonieme persoon op 28/7/97.

[291] Interview met Alenus met 31/7/1997.

[292] Interview met R. DEPOORTER op 12/11/1996.

[293] GERARD-LIBOIS J. En HEINEN J. Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p.16.

[294] VAN BILSEN J., Kongo 1945-1965, het einde van een kolonie, Leuven, 1993, pp. 117-118.

[295] Interview met Lenain op 17/12/1996.

[296] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, pp. 125-126.

[297] Interview met M. De Kelver op 18/7/97.

[298] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, p. 107.

[299] inteview met P. Lelievre-damit op 17/09/1196.

[300] Enquete P. GILOT.

[301] SCHALBROECK I., Belgisch Kongo, De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 44-45.

[302] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, p. 175.

[303] Interview met M. De kelver op 28/7/1997.

[304] Interview met M. Alenus op 31/7/1997.

[305] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987, pp. 38-39.

[306] interview met P. Lelievre-Damit.

[307] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, pp. 131-135

[308] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, pp. 124-125.

[309] Interview met M. De Kelver op 28/7/97.

[310] Interview met M. Alenus op 31/7/1997 hij citeert zijn gewestbeheerder die de senatoren van de werkgroep ontmoet had. "die senatoren, wat een bende, die weten niets."

[311] interview met P. Lelievre-Damit.

[312] interview met anoniem persoon op 28/7/97.

[313] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987.

[314]BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987, pp.41. WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, p. 77.

[315] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987, pp.41. Interview met M. Alenus op 31/7/1997. Interview met M. De Kelver op 28/7/1997.

[316] YOUNG C., Introduction à la politique Congolaise, Brussel, 1966, p. 78. interview met P. Lelievre-Damit op 17/09/1996.

[317] Interview met M. De Kelver op 28/7/97.

[318] YOUNG C., Introduction à la politique Congolaise, Brussel, 1966, 80, pp. 86-87.

[319] DEPOORTER Roger, Stanleyville, Ou le Lululaba devenait Congo, Brussel, 1992, 107Interview met R. DEPOORTER op 12/11/1996.

[320] YOUNG C., Introduction à la politique Congolaise, Brussel, 1966, 80, pp. 86-87.

[321] interview met P. Lelievre-Damit op 17/09/1996.

[322] "Elements pour une sociologie d'une émeute Léopoldville - janvier 1959", Courrier hebdomadaire du Crisp, 16 januari 1959,  p. 4. YOUNG C., Introduction à la politique Congolaise, Brussel, 1966, p. 100.

[323] Interview met M. De Kelver op 28/7/1997.

[324]BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionaire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987, pp. 64-68.

[325] KESTERGAT J., Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, pp. 212-214. RUYS Manu, Vijfentwintig jaar Kongo-Zaire, Brussel, 1985, p. 12. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo, De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986,p. 82.

[326] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, pp. 138-139.

[327] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987, pp. 64.

[328] DEPOORTER Roger, Stanleyville, Ou le Lululaba devenait Congo, Brussel, 1992, 104.

[329] Enquete van P. Gilot.

[330] 1957 : FOUTRY V. en NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885-1960, p. 97 1958 : GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 12.  augustus 1958 : ANSTEY R., King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908-1960, Londen, 1966, pp. 239-242. GILLE A., “Vocations Africaines : Le Congo appelle les jeunes.”, Belgique d’outre-mer, 1958, 284, pp. 713-714 : signaleert onder ambtenaren een verminderd geloof in de toekomst van Kongo.

[331] KESTERGAT J., Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, p.217, 227. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo, De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986,p 102.

[332] VANDERLINDEN J., La Crise congolaise, Brussel, 1985,p. 86. p. 110, p. 178. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo, De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986,pp 104.

[333] KESTERGAT J., Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, p.227. VANDERLINDEN J. La crise congolaise, Brussel, 1985, p. 87

[334] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionaire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987, p. 73.

[335] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 1, Tervuren, 1982, pp. 69-70.

[336] interview met P. Lelievre op 17/9/1996.

[337]BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionaire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987, pp. 64-68.

[338] SCHALBROECK I., Belgisch Kongo, De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986,p.84, 104.

[339]BLONDEEL W. ,FOUTRY V en VAN MENSEL F, “Professor Van Bilsen : Kongo is het schoolvoorbeeld van kolonialisme. Een Interview.”, AVRUG-Bulletin, VII, 1980, 3-4, p. 28. ANSTEY R. King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908 - 1960. Londen , 1966, p.284. GERARD-LIBOIS J. En HEINEN J. Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, pp. 26

[340] SCHALBROECK I., Belgisch Kongo, De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986,p.86.

[341] MONHEIM F. "Leopoldville en juin 1959", revue générale belge, juli 1959, p. 39. YOUNG C., Introduction à la politique Congolaise, Brussel, 1966, p. 104.

[342] MONHEIM F. "Leopoldville en juin 1959", revue générale belge, juli 1959, p. 34.

[343] KESTERGAT, Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, p. 216

[344] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, p. 140

[345] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 1, Tervuren, 1982, p. 71.   

[346] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 1, Tervuren, 1982, p. 71.

[347] interview met een anoniem persoon, op 28/7/97

[348] enquete met P. Gilot.

[349] Interview met M. Lenain op 17/12/1996.

[350] Interview met M. De Kelver op 28/7/1997.

[351] SCHALBROECK I., Belgisch Kongo, De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986,p. 99. DUMONT G.H., “Possitions et affrontements anterrieurs al la table ronde Belgo-Congolaise (1945-1960)”, Liber Amoricum A. De Schrijver, Gent, 1968, p. 378.

[352] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 1, Tervuren, 1982, p. 86-88.

[353] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, pp. 164. Interview met M. De Kelver op 28/7/97. CLEMENT J., "La territorial", Middelheim. Mémorial de l’institut Universitaire des teritoires d’outre - mer. Gedenkboek van het universitair instutuut van de overzeese gebieden, Antwerpen, 1987, p. 177. STENGERS J., Congo, Mythes et realites, 100 ans d’histoire, 1989, Gembloux, p. 279

[354] Interview met R. DEPOORTER op 12/11/1996.

[355] Interview met M. De Kelver op 28/7/1997.

[356] YOUNG C., Introduction à la politique Congolaise, Brussel, 1966, p. 97/

[357] GERARD-LIBOIS J. En HEINEN J. Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p. 32.

[358] SCHALBROECK I., Belgisch Kongo, De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986,pp 97-98. ANSTEY R. King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908 - 1960. Londen , 1966, p. 230

[359] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, p. 178.

[360] BRAUSCH G., Belgian administration in the Congo, London, 1961, p. 57. KESTERGAT, Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, 75.

[361] FOUTRY V. en NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant:Kongo 1885-1960, Brussel, 1986, p. 92.

[362] SOETE G., De Grijshemden, 1988, p. 62.

[363] Interview met M. De Kelver op 28/7/1997.

[364]  “Problèmes de bas - kongo” Courrier hebdomadaire du CRISP , 60, 1960.pp 13 -14. CORNEVIN R., Histoire de Zaïre des origines à nos jours, Brussel, 1989, p. 383.

[365]  1957 FOUTRY V. En NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885 - 1960, p. 97 1958 : GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo. Gent - Leuven, 1970, p. 12 augustus 1958 : ANSTEY R. King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908 - 1960. Londen , 1966, pp. 239-242. Januari 1959 :  MARTENS L. 1958-1966. 10 jaar revolutie in Kongo. De strijd van Patrice Lumumba en Pierre Mulele. Berchem, 1988, p. 66. Eind 1959 : FOUTRY V. En NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885 - 1960, p. 60.

[366] FIERLAFYN L. “Le discours nationaliste au Congo Belge durant la periode 1955-1960”, Les cahiers du CEDAF, 1990, pp. 145.

[367] Er blijkt wel wat verwarring te bestaan over de juiste periode waarin de administratie door de knieën gaat 1957 : FOUTRY V. En NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885 - 1960, p. 97 1958 : GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo. Gent - Leuven, 1970, p. 12augustus 1958 : ANSTEY R. King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908 - 1960. Londen , 1966, pp. 239-242. Januari 1959 : MARTENS L. 1958-1966. 10 jaar revolutie in Kongo. De strijd van Patrice Lumumba en Pierre Mulele. Berchem, 1988, p. 66. April 1959 “ La perception des empots et des taxes dans le bas - congo et son incidence sur les travaux de la table ronde” Courrier hebdomadaire du CRISP , 53, 1960.p. 5 Eind 1959 : FOUTRY V. En NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885 - 1960, p. 60. WITTE L. (.......) p. 27.

[368] MARTENS Ludo, 10 jaar revolutie in Kongo. De strijd van Patrice Lumumba en Pierre Mulele, Berchem, 1988, p. 67.

[369] GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo. Gent - Leuven, 1970, p. 35.

[370] YOUNG C., Introduction à la politique Congolaise, Brussel, 1966, p. 100.

[371] MARTENS Ludo, 10 jaar revolutie in Kongo. De strijd van Patrice Lumumba en Pierre Mulele, Berchem, 1988, p. 66. N. YEMBESI aan de gedelegeerde van de PSA in Kikwit, juli 59, in les dossiers du CRISP. Parti Solidaire Africain (1959-1960) ......., p. 52.

[372]YOUNG C., Introduction à la politique Congolaise, Brussel, 1966, p. 101. KESTERGAT, Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, p.256

[373] KESTERGAT, Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, p. 257.

[374] DE WITTE L.,pp. 109-110.

[375] KESTERGAT, Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, p. 226.

[376] VANDERLINDEN J., La crise congolaise, Brussel, 1985, p. 111. ANSTEY R., King Leoplolds legacy. The Congo under Belgian Rule, 1908-1960, Londen, 1966, p. 256. CORNEVIN R., Histoire de Zaïre des origines à nos jours, Brussel, 1989, P. 383. GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo. Gent - Leuven, 1970, p. 52. SCHALBROECK I., Belgisch Kongo, De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986,pp 171. KESTERGAT, Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, 225-226, 257.

[377] KESTERGAT, Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, p. 226.

[378] CORNEVIN R. Histoire du Congo Léopoldville - Kinshasa  Berger - Livrault, 1970, pp. 256-257. . CORNEVIN R., Histoire de Zaïre des origines à nos jours, Brussel, 1989, P. 383 VANDERLINDEN J., La crise congolaise, Brussel, 1985, p. 111 ANSTEY R., King Leoplolds legacy. The Congo under Belgian Rule, 1908-1960, Londen, 1966, p. 256. BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 1, Tervuren, 1982, p. 167

[379] VER BOVEN D., De rode aarde die aan zonze harten kleeft, 1962, p. 176.

[380] "L'affaire Kalongi et les problèmes de Kassaï", Courrier hebdomadaire du Crisp, 11 september 1959, pp. 10-12.

[381] KESTERGAT J., Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, pp.236

[382] GEERAERTS Jef, Gangreen 2. De Goede moordenaar, Brussel-Den Haag, 1972, p. 112.

[383]. WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, pp. 226.

[384] GEERAERTS Jef, Gangreen 2. De Goede moordenaar, Brussel-Den Haag, 1972, p. 173.

[385] GEERAERTS Jef, Gangreen 2. De Goede moordenaar, Brussel-Den Haag, 1972, p. 191.

[386] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 1, Tervuren, 1982, pp. 142-143.

[387]“Par delà la démission du ministre du Congo” Courrier hebdomadaire du CRISP, 31, 11/9/1959, pp. 2-5. “L’affaire Kalonji et les problèmes de Kassaï” Courrier Hebdomadaire du CRISP, 31, 11/9/59, pp. 10-13. "Deux mois avant les éléctions au Congo", Courrier hebdomadaire du Crisp, 30 oktober, 1959.p. 15. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo, De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986,p. 111 GERARD-LIBOIS J. En HEINEN J. Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p. 39.

[388] Op 11 september 1959 verschijnt in het tijdschrift Pourqoui Pas? De tekst van van een telex van A. Schöller, vice-gouverneur-generaal, aan Minister Van Hemelrijck. Deze telex bevat een samenvatting van de rapporten (29/7/1959, 13/8/1959, 14/8/59, (...))en telefonische contacten tussen de gouverneur en de minister. (Zie Bijlage2).

[389] “Par delà la démission du minitre du Congo” Courrier hebdomadaire du CRISP, 31, 11/9/1959, pp. 2-5. "Comment s'est développé le processus politique à propos du Congo (13/1 - 8/12/'59)", Courrier hebdomadaire du Crisp, 11 december 1959, p. 14. "Le plan De Schrijver pour le Congo", Courrier hebdomadaire du Crisp, 16 oktober 1959, p. 17. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo, De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986,pp. 110-111. KESTERGAT J., Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, pp.227. VANDERLINDEN J. La crise congolaise, Brussel, 1985, p. 87. FOUTRY V. En NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885 - 1960, p. 63. ANSTEY R. King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908 - 1960. Londen , 1966, pp. 234. STENGERS J., Congo, Mythes et realites, 100 ans d’histoire, 1989, Gembloux, pp. 253

[390] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, pp. 162.

[391] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, p. 175.

[392] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 1, Tervuren, 1982, p. 100.

[393] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, pp. 226-227.

[394] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 1, Tervuren, 1982, p. 142.

[395] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 1, Tervuren, 1982, p. 164.

[396] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 1, Tervuren, 1982, p. 166.

[397] DEPOORTER R., Stanleyville. Ou le Lululaba devenait Congo,Brussel, 1992, pp 114-117 ,p.163

[398] DEPOORTER R., Stanleyville. Ou le Lululaba devenait Congo,Brussel, 1992, pp. 107-108.

[399] Interview met R. De Poorter op 12/11/1996.

[400] DEPOORTER R., Stanleyville. Ou le Lululaba devenait Congo,Brussel, 1992, p. 157.

[401] "Des troubles de Stanleuvolle au débat parlementaire", Courrier hebdomadaire du Crisp, 6 november 1959, p. 16. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo, De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986,pp.125-126. DEPOORTER R., Stanleyville. Ou le Lululaba devenait Congo,Brussel, 1992, pp 108. BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 1, Tervuren, 1982, p. 98

[402] Interview met M. LENAIN op 17/12/1996.

[403] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, pp. 226.

[404] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 1, Tervuren, 1982, p. 98.

[405] GEERAERTS Jef Schroot , 1963, Antwerpen, pp. 123-124.

[406] Interview met W. Alenus op 31/7/1997.

[407] enquete met P. GILOT.

[408] Interview met Alenus op 31/7/1997.

[409] KESTERGAT J., André Rijckmans, Parijs, 1961, pp. 232-234.

[410] JACQUES G., In het hart van Afrika. De Saga van de Lualaba, Tielt, 1996.

[411] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, p. 174, 210.

[412] DE WITTE L.,p. 42.

[413] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 1, Tervuren, 1982, p. 165.

[414] KESTERGAT, Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, P. 248. BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987, p. 133.

[415] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, p. 201.

[416] Interview met Alenus op 31/7/1997.

[417] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, p. 205.

[418] "Des troubles de Stanleuvolle au débat parlementaire", Courrier hebdomadaire du Crisp, 6 november 1959, p. 16. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo, De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986,pp.125-126. DEPOORTER R., Stanleyville. Ou le Lululaba devenait Congo,Brussel, 1992, pp 108.

[419] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987, pp.133-134.

[420] Inteview met M. De Kelver op 28/7/1997.

[421] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987, p. 135.

[422] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987, p. 137.

[423] interview met P. Lelievre op 17/09/1996.

[424] DE WITTE L., Crisis in de Kongo. De rol van de Verenigde Naties, de regering Eyskens en het koningshuis in de omverwerping van Lumumba en de opkomst van Mubutu, Leuven, 1996, p. 152. DEPOORTER Roger, Stanleyville, Ou le Lululaba devenait Congo, Brussel, 1992, 117 YOUNG C., Introduction à la politique Congolaise, Brussel, 1966, p. 164.

[425] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987, p. 142.

[426] DE WITTE L., p. 30. GERARD-LIBOIS J. En HEINEN J. Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, pp. 101 ANSTEY R. King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908 - 1960. Londen , 1966, p. 242. GERARD-LIBOIS J. En HEINEN J. Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, p 104.

[427] VANDERLINDEN J., La crise congolaise, Brussel, 1985, p. 88

[428]YOUNG C., Introduction à la politique Congolaise, Brussel, 1966, p. 164.

[429] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, p. 226. BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987, p. 142.

[430] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987, p. 138.

[431] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987, p. 135, 137.

[432] Voor een beschrijving  van de toestand in de Oostprovincie : DEPOORTER R., Stanleyville. Ou le Lululaba devenait Congo,Brussel, 1992, pp 114-117 ,p.160. GERARD-LIBOIS J. En HEINEN J. Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, pp. 97-98. FIERLAFYN L. “Le discours nationaliste au Congo Belge durant la periode 1955-1960”, Les caheirs du CEDAF, 1990, p. 65, 69. ANSTEY R., King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908-1960, Londen, 1966, pp. 239-242.

[433] VER BOVEN D., De rode aarde die aan zonze harten kleeft, 1962, p. 167-168.

[434] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, p. 141.

[435] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, p. 216.

[436] GEERAERTS Jef, Gangreen 2. De Goede moordenaar, Brussel-Den Haag, 1972, p. 279.

[437] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, p. 240.

[438] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987, p. 140-151

[439] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987, p. 160.

[440]GILLE A., "Adieu territoriale!", revue Belgo-congolaise illustrée, 1965, 2, p. 8.

[441] Inteview met M. De Kelver op 28/7/1997.

[442] enquete van P. Gilot.

[443] Interview met Lenain op 17/12/1996.

[444] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, pp. 216-217.

[445] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, p. 216. Brussel, 1986, 62.

[446] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987, pp.149.

[447] YOUNG C., Introduction à la politique Congolaise, Brussel, 1966, p. 164. BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987, p. 135, 137

[448] De Congolese Moniteur, 1960, pp. 1375-1387. WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, p. 224.

[449] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987, p. 139.

[450] GERARD-LIBOIS J. En HEINEN J. Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, pp. 101

[451] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987, p. 168.

[452] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, pp. 227.

[453] DEPOORTER Roger, Stanleyville, Ou le Lululaba devenait Congo, Brussel, 1992, 116.

[454] DEPOORTER Roger, Stanleyville, Ou le Lululaba devenait Congo, Brussel, 1992, 113.

[455] enquete met P. Golot.

[456] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 3,Tervuren, 1987, p. 175.

[457] Interview met M. Willaert op 19/12/1996.

[458] Interview met M. De Kelver op 28/7/1997.

[459] Interview met M. Willaert op 19/12/1996.

[460] interview met een anoniem persoon, op 28/7/97

[461] Interview met M De Kelver op 28/7/1997.

[462] Inteview met Alenus op 31/7/1997.

[463]ienquete van persoon die anoniem wenst te blijven.

[464] YOUNG C., Introduction à la politique Congolaise, Brussel, 1966, p. 181.

[465] Enquete met P. Gilot.

[466] Enquete van P. Gilot. Brief van P. GILOT aan A. SCHOLLER op 15 januari 1983, p. 2.

[467] VAN EEGHEM Julien, getuigenissen van een koloniaal, oostkamp, 1993, 81-89.

[468] Interview met R. Depoorter op 12/11/1996.

[469] Interview met M. De Kelver op 28/7/1997.

[470] VER BOVEN D., De rode aarde die aan zonze harten kleeft, 1962, p. 201.

[471] JACQUES G., In het hart van Afrika. De Saga van de Lualaba, Tielt, 1996, pp. 214-125.

[472] Interview met Alenus op 31/7/1997.

[473] Enquete van P. Gilot.

[474] Interview met Alenus op 31/7/1997/

[475] De koning zou op een vergadering met de directeurs-generaals gedacht hebben aan de eventuele secessie van Katanga (1959 interview met een anoniem persoon, op 28/7/97

[476] BLONDEEL W. ,FOUTRY V en VAN MENSEL F, “Professor Van Bilsen : Kongo is het schoolvoorbeeld van kolonialisme. Een Intervieuw.”, AVRUG - Bulletin, VII, 1980, 3-4, p. 32. DOOM R. Derde wereldhandboek, Brussel, 1990, deel 1, p. 76. SCHALBROECK I., Belgisch Kongo, De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986,pp.151-152. Brief van P. GILOT naar A. SCHOLLER op 15 januari 1983p. 3, p. 6. Interview met Alenus op 31/7/1997. Enquete van P. Gilot. DE WITTE L., Crisis in de Kongo. De rol van de Verenigde Naties, de regering Eyskens en het koningshuis in de omverwerping van Lumumba en de opkomst van Mubutu, Leuven, 1996,p. 76.

[477] JACQUES G., In het hart van Afrika. De Saga van de Lualaba, Tielt, 1996, p. 22.

[478] JACQUES G., In het hart van Afrika. De Saga van de Lualaba, Tielt, 1996, pp. 217.

[479] JACQUES G., In het hart van Afrika. De Saga van de Lualaba, Tielt, 1996, p. 206.

[480] VANDERLINDEN J., La crise congolaise, Brussel, 1985, pp.164.

[481] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, p. 254. DE WITTE L., Crisis in de Kongo. De rol van de Verenigde Naties, de regering Eyskens en het koningshuis in de omverwerping van Lumumba en de opkomst van Mubutu, Leuven, 1996,pp. 144-145.

[482] VANDERLINDEN J., La crise congolaise, Brussel, 1985, pp. 153.164. WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, p. 251. DE WITTE L., Crisis in de Kongo. De rol van de Verenigde Naties, de regering Eyskens en het koningshuis in de omverwerping van Lumumba en de opkomst van Mubutu, Leuven, 1996, p. 136-138

[483].

[484] Zaire, ketens van koper , Leuven, 1978, pp.29-31, [484]. GERARD-LIBOIS J. En HEINEN J. Belgique-Congo. 1960, Brussel, 1989, pp. 43-77, 94 GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo. Gent - Leuven, 1970, p. 57. SCHALBROECK I., Belgisch Kongo, De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986,pp 141- 150.

[485] DE WITTE L., Crisis in de Kongo. De rol van de Verenigde Naties, de regering Eyskens en het koningshuis in de omverwerping van Lumumba en de opkomst van Mubutu, Leuven, 1996, p. 149.

[486] GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo. Gent - Leuven, 1970, p. 60. VANDERLINDEN J., La crise congolaise, Brussel, 1985, pp. 171.

[487] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, pp. 255-256

[488] DE WITTE L., Crisis in de Kongo. De rol van de Verenigde Naties, de regering Eyskens en het koningshuis in de omverwerping van Lumumba en de opkomst van Mubutu, Leuven, 1996, p. 149. YOUNG C., Introduction à la politique Congolaise, Brussel, 1966, p. 171, 181 Interview met R. De Poorter 12/11/1996.

[489] enquete van P. Gilot.

[490] inteview op 31/7/1997.

[491] interview met M. Lenain op 17/12/1996/

[492] Interview met M. De Kelver op 28/7/1997.

[493] JACQUES G., In het hart van Afrika. De Saga van de Lualaba, Tielt, 1996, pp. 247-248.

[494] GEERAERTS J. Schroot, 1965, Antwerpen, p. 203, 29.

[495] “Balans” De Belgische administraite in Afrika. Plechtige onthulling van de gedenkplaten in hulde aan de leden van het besuur van Afrika. 18 oktober 1994. P. 9. GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo. Gent - Leuven, 1970, p. 58-61

[496]  GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo. Gent - Leuven, 1970, p. 58.

[497] RUYS Manu, Vijfentwintig jaar Kongo-Zaire, Brussel, 1985, pp. 14-15. Zaire,, ketens van koper , Leuven, 1978, pp.30-31. VANDERLINDEN J., La crise congolaise, Brussel, 1985, pp. 150-151,158. FOUTRY V. En NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885 - 1960, p. 63.

[498] DE WITTE L., Crisis in de Kongo. De rol van de Verenigde Naties, de regering Eyskens en het koningshuis in de omverwerping van Lumumba en de opkomst van Mubutu, Leuven, 1996,pp. 150-151.

[499] “Balans” De Belgische administraite in Afrika. Plechtige onthulling van de gedenkplaten in hulde aan de leden van het besuur van Afrika. 18 oktober 1994. P. 9.

[500] JACQUES G., In het hart van Afrika. De Saga van de Lualaba, Tielt, 1996, pp. 223-225.

[501] Interview met Alenus op 31/7/1997.

[502] DEPOORTER Roger, Stanleyville, Ou le Lululaba devenait Congo, Brussel, 1992, pp. 123-127. Interview met R. DE POORTER op 12/11/1996.

[503] Brief van P. GILOT naar A. SCHOLLER op 15 januari 1983p. 3, p. 6-7

[504]ienquete van persoon die anoniem wenst te blijven.

[505] VER BOVEN D., De rode aarde die aan zonze harten kleeft, 1962, p. 198. De gewestbeheerder in het verhaal van Ver Boven D. Wordt bijna als een heilige afgeschilderd.

[506] Alles verliep opperbest tot ik besloten heb, gezien de omstandigheden een andere job te zoeken. Dan heb ik mijn ontslag gegeven. Uit dienst getreden op 23-12-1961 (Ruanda) en de nieuwe job in België gestart op 02-01-1962. Ik heb mijn ontslag gegeven voor de onafhankelijkheid van RU. Heb een job van bediende gevonden in de voedingssechtor en er tevreden gebleven tot mijn pesionerering in 1985. enquete van Naus.

[507] Brief van P. GILOT naar A. SCHOLLER op 15 januari 1983p. 3, p. 6-7

[508]interview met een anoniem persoon, 28 juni 1997.

[509] enquete van P. Gilot.

[510] interview met een anoniem persoon, op 28/7/97

[511] Interview met Alenus op 31/7/1997.

[512] Interview met R. De Poorter op 12/11/1996.

[513] enquete van P. Gilot.

[514] Interview met M. De Kelver op 28/7/1997.

[515] Interview met Alenus op 31/7/1997.

[516] Interview met Alenus op 31/7/1997.

[517] Interview met P. LELIEVRE op 17/9/1996.

[518] enquete van P. Gilot

[519] Interview met M. De Kelver op 28/7/1997.

[520] Interview met R. Depoorter op 12/11/1996.

[521] interview met een anoniem persoon, op 28/7/97

[522] Interview met M. De Kelver op 28/7/1997. Interview met Alenus op 31/7/1997. Interview met P. LELIEVRE op 17/9/1996.

[523] enquete van P. Gilot.

[524] CLEMENT J., "La territorial", Middelheim. Mémorial de l’institut Universitaire des teritoires d’outre - mer. Gedenkboek van het universitair instutuut van de overzeese gebieden, Antwerpen, 1987, p. 176.

[525] interview met P. Lelievre op 17/09/1996

[526] Brief van P. GILOT naar A. SCHOLLER op 15 januari 1983p. 3, p. 7

[527] Interview met M; De Kelver op 18/7/1997.

[528] GILLE A., "Adieu territoriale!", revue Belgo-congolaise illustrée, 1965, 2, pp. 7-8. Interview met M. Lenain op 17/12/1996/

[529] interview met P. Lelievre op 17/09/1996.

[530] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, pp. 177-178, 182.

[531] VER BOVEN Daisy, De Rode aarde die aan onze harten kleeft, p. 198.

[532] WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, pp. 176-177.