Topambtenaar in Belgisch-Kongo. Een studie naar beeldvorming bij ambtenaren in gewestdienst, van het niveau van gouverneur-generaal tot hulpgewestbeheerder, in de periode 1958-1960. (Linda Goeman)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

BIOGRAFIE

 

 

Naam [533] (geboorte)

Huwelijk

Overlijden

onderwijs

carrière[534]

Alenus W. (1932)[535]

gehuwd (voor Kongo)

Moderne humaniora.

Univog. (1951-1955)

1956-1960 : ATA

Kolwezi (Katanga)

Bourgeois R.[536] (1909)

Gehuwd

Univog (1927-1931)

1931-1960 : ATA-CD

Kisenyai (RU), Kabembe-Shangugu, Oshwe, Inongo (Leopoldstad), Kisenya (RU), Shangugu, Atrida, résident adjoint stagaire in Ruanda, directeur en leerkracht in Astrida, controleur van de administratieve kassen van de inlandse gebieden, Ruanda, Kivu, directeur van binnenlandse zaken in Bakuvu (Kivu)

Brausch G. [537](1915)

Gehuwd.

Overleden : 1964

 

Univog : 1933-1937

Docteur en Sc. Col. Master of arts.

Artium Magitri in de sociale etnologie aan de universiteit van Johannesburg.

Kandidatuur in de klasse van moraal en politieke wetenschappen van de koninklijke academie voor overzeese wetenschappen.

1937-1960 : ATA-PS.

Kassaï, evenaarsprovincie (oa het gewest Bikoro, daarna het belangrijke gewest Coquilhatstad), medewerker van minister Buisseret en lesgever aan het Univog, PS in RU, de oprichting van een afdeling van het Sociologisch instituur van de ULB in Katanga.

De Jaegher[538] (1908)

huwelijk : 1948

overleden : 1973

 

Humaniora

Univog (1926-1930)

 

1930-1960 : ATA-PG.

Baseka Bongwalanga, (evenaarsprovincie), Ekota Bosaka, Bakuta Bosaka, Ekota Bakutu en Boende, Bumba, Tschuapa, Ubangi-lisala, Cocquilhatville, Tanganika ne Luluaba (Katanga), Sankuru (Kasai), PC in Luluaburg (Kasaï), PG in Kassaï.

M. DE KELVER[539] (1928)

Gehuwd tussen afstuderen en naar Kongo vertrekken.

Grieks-latijn

Univog (1947-1951)

 

1952-1960 : ATA-1e ATA.

Leopoldstad, gemeente Nogo, Limete, Leopoldstad, Kinwenza, Banningstad.

R. Depoorter[540] (1915).

Gehuwd vlak na de oorlog.

Univog (1936-1940)

 

1946-1960 : Uitstel door de oorlog. ATA-ADC (eerste burgemeester)

Lubutu (Oostprovincie), Basoko, Banalia, Stanleystad.

Geeraerts Jef[541] (1930).

Hij huwt alvorens naar Kongo te vertrekken.

Hij verlaat zijn vrouw en kinderen en hertrouwt in 1978

Grieks-Latijnse humaniora

Univog (1948-1952)

Germaanse filologie aan de VUB

1954-1960 : ATA

Bumba (evenaarsprovincie), als vrijwilliger ingezet om een gedemilitarriseerde zone tot stand te brengen tussen de vechtende Lulua en Balubastammen.

GILOT Paul[542] (1919).

Huwelijk : 1953

 

Latijn-griekse humaniora

Rechten 1938-1943 in Leuven

Lis. koloniale wetenschappen als vrije student

1946-1960 : ATA-magistratuur-eerste burgemeester.

Lubutu (oostprovincie), Leopoldstad, Cocquilhatstad (Evenaarsprovincie), Bakuvu (Kivu), Brussel (ministerie), Elisabethstad(Eerste burgemeester)

jacques G.[543] (1928)

huwelijk voor het vertrek naar Afrika. (1951)

Univog : 1946-1951

1951-1960 : ATA-1e ATA.

Kongolo (Katanga).

 

Paul Lelièvre-Damit[544] (1931)

gehuwd in 1954.

Univog : 1949-1953.

Gestudeerd in Parijs

1954-1960 : ATA-1e ATA.

Sandoa (Katanga)

Lenain M[545]. (1924).

gehuwd voor het vertrek naar Kongo.

UNIVOG (1942-1946)

 

1947-1960.

Bondo : (oostprovincie), Aketi, Buta, Stanleystad, Isangi, Mahagi.

NAUS G.[546](1920).

Huwelijk tijdens WO II, dus tussen het afstuderen en het vertrek naar Kongo.

Handelsschool.

Koloniale Hogeschool. Handelsafdeling Bunge. 1939-1941.

1946-1960 : Gewestbeambte-1e ATA.

Kabalo (Katanga), Kitega (Urundi), Kayanza Ngazi, Uzumbura.

L.A.M. PETILLON[547]. (1903).

Overleden 1 april 1996.

studeert rechten aan de KUL

attaché van de minister van Koloniën H. Jaspar, kabinetchef van gouverneur-generaal Rijckmans, contacten tussen het departement en de goevernement-generaal terug te herstellen, vice-gouverneur-generaal, interim secretaris generaal van het departement, gouverneur van RU, gouverneur-generaal.

REisdorff[548] (1913)

Huwelijk juli 1955

overleden te Brussel 1981.

rechten : 1934-1939.

 

1940-1960 : ATA-CD.

Nyanza (RU), Astrida, belast met het laatste jaar van de 'groupe scolaire d'Astrida, Kibuye, Ruanda, Urundi.

Andre Rijckmans[549].

(1929)

Hij huwt na zijn studies.

1960 vermoord

kandidaat letteren en wijsbegeerte aan de faculteit St. Louis te Brussel, rechten en koloniale wetenschappen aan de universiteit van Leuven.1946-?

1954-1960 : ATA-1e ATA.

Kwango (Leopoldstad) , Kwilu, Thijsville, Madimba,

SCHOLLER A. [550]

(1908)

gehuwd.

overleden.

dokter in de rechten. (1925-?)

1933-1960 : magistratuur-VGG.

Luebo (Kassaï), oostprovincie, Katanga.

G.SChmit[551] (1908).

 

1919-1926 : Latijn-Wetenschappen.

1926-1930 :Univug.

1930-1958 : ATA-PG.

Kindu (Kivu), Kabare, Leopoldstad, noord-Kivu, Evenaarsprovincie, Kivu.

1958 : Directeur van het UNIVOG

Willaert Maurice[552] (1910)

Niet gehuwd

 

 

Collège de Jesuites Namur

Univog (1927-1930)

1931-1959.

Ankoro (Katanga), Mwanza, Kabare (Kivu), directeur du service provincial des affaires economique Kabare, Kitawala, Kalehe, directeur van de service du service provincial des affaires indigènes, kabinetschef van de gouverneur-generaal, provinciegouverneur Kivu,

1959 : kabinetschef van Minister De Schrijver

 

 

BESCHOUWINGEN OVER DE BEELDVORMING

 

 

HETEROGENITEIT

 

In hoofdstukken 4 en 5 wordt de beeldvorming van de functionarissen weergegeven. Er komt echter geen echt homogeen beeld naar voor. Ambtenaren Lijken een verscheiden beeld te hebben over de periode 1958-1960. Waarom?

 

De verklaring daarvoor moet gezocht worden in verschillende factoren. De belangrijkste is waarschijnlijk dat 1k bij de interpretatie van de bronnen7 de nodige voorzichtigheid in acht heb genomen en geen te grote uniformiteit aangenomen heb7 want dat zou de werkelijkheid te schematisch weergeven:

 

1k heb een onderzoeksterrein afgebakend, 1100 ambtenaren die in Belgisch-Kongo werkten vlak voor de onafhankelijkheid. Het is echter mijn overtuiging dat het menselijk bestaan weinig sporen vertoont van de begrenzingen die ik gecreëerd

 

 

De 1100 mannen die ambtenaar waren in Belgisch-Congo van het niveau van gouverneur-generaal tot assistent-gewestbeheerder van 1958 tot 1960 zijn allen individuen met een eigen achtergrond: een geografische en sociale herkomst, vorming, opiniepeil, leefmilieu7 huwelijksband, financiële draagkracht1 functie, beroep en nog vele andere variabelen die in een gegeven samenleving bepalend zijn voor iemands positie.

 

Alle ambtenaren     Belgen. Maar sommigen onder hen hebben hun jeugd in Belgisch-Kongo doorgebracht, anderen hier in België in een grootstad, nog anderen op het platte land, Vlaanderen of Wallonië~, West-Vlaanderen of Limburg~

 

We kunnen veronderstellen dat alle ambtenaren uit een gegoed milieu komen. ~ De meesten komen uit de burgerij. Maar er zijn ook mensen uit de adel in gewestdienst ~

           en sommigen kunnen, mits zij een beurs kregen, 00k uit minder gegoede middens komen.

De vorming dan. Wat betreft de middelbare school, dat~ een vrije, katholieke school of een Atheneum zijn. Daarna volgt men een klassieke universitaire opleiding en een half jaar koloniale school, of 4 jaar gespecialiseerd koloniaal onderwijs.

 

De carrière zelf dan.  Ui~ de tabel die de leeftijd van de ambtenaren         weergeeft blijkt dat die in 1960 varieer~ van 24 jaar tot 62 jaar Dat wil dus zeggen dat sommigen onder hen er al een volledige loopbaan van 23 jaar hadden opzitten, terwijl anderen nog maar net gearriveerd zijn. Ze hebben een verschillend niveau bereikt in de administratie.

Belgische-Kongo was 00k een groot land. Katanga was Leopoldstad niet. En de stad geen brousse. Daardoor hebben deze ambtenaren heel verschillende dingen meegemaakt tijdens de dekolonisatie. Hoofdstuk 5 gaat ook voor een groot deel over gebeurt~issen in BeIgie~. In de bmuss~~ men natuurlijk minder goed wat daar gebeur  dan in de stad, en het is me oo opgevallen dat men  dichter bij Leopoldstad ook beter op de hoogte was.

 

Na de terugkeer naar Belgie zijn de meest~aan een nieuwe carriere begonnen. Sommigen in prive'bedrjven, anderen in de ~elgische administratie. Sommigen zijn teruggekeerd naar Kongo, anderen niet. Ze hebben een nieuw leven opgebouwd waar voor Kongo geen plaats meer was.

 

Alle werken die ik gelezen heb zijn geschreven, na de terugkee~IDe interviews zelfs bijna 40 jaar na de ervari~gen. Dat heeft natuurlijk invloed gehad op de getuigenissen. Elk verhaal draagt de stempel van de verteller. Zelfs als een verhaal waar gebeurd is, maakt de fantasie zich klaar om zijn assistentie te verlenen ~Pas

 

geklopt met wat lucht, volgorde en een mespunt bedrog is de waarheid geloofwaardig[553]'. Ik wil niet zeggen dat alle giïnterviewde ambtenaren me wat op de mauw gespeld hebben in een verhaaltje waar helemaal niets van klopt. Feiten kunnen zeer verschillend waargenomen worden, dat bewijzen de vele debatten die de hedendaagse geschiedenis ontlokt, omdat tijdgenoten in hun eigen herrinneringen of ervaringen een maatstaf hebben, waaraan zij de juistheid van de beschrijvingen meten.

Ook in mijn beperkte onderzoeksterrein heb ik heel wat onenigheid ontmoet : werken van vooral J. Geeraerts moeten er bij de meeste ambtenaren aan geloven : leugens, onwetenschappelijk, commercieel, ... Zijn werk raakte vooral in haar inhoudelijke, thematische vorm een aantal gevoeligheden en taboes die ook het vlaamse publiek en critici niet gewoon waren.[554].

In Ik ben maar een neger bijvoorbeeld wordt afbreuk gedaan aan de toen nog zeer gangbare opvatting dat het kleine België zich in dat grote Belgisch-Kongo op voortreffelijke wijze van zijn beschavingswerk gekweten had[555].

In Gangreen wordt het koloniale bewind aangevallen, het katholieke beschavingswerk, de socio-economische uitbuiting, maar sterker dan in de eerste romans komt nu ook in beeld : het repressieve bestuursapparaat, het navenante militaire bestel en de op zichzelf al vrij onontwarbare stammengeschillen die nog worden aangezwengeld door het koloniale bewind. [556].

J. Geeraerts schreef romans, en het lijkt misschien misplaatst de vraag te stellen naar het waarheidsgehalte van Geeraerts' produktie over Belgisch-Kongo. Maar ik heb het werk van J. Geeraerts gebruikt in mijn thesis en dus lijkt de vraag me toch relevant, in functie van mijn thesis dan, en niet om zijn werk te beoordelen.

Geeraerts heeft altijd op consequente wijze volgehouden dat alles wat hij schreef ook inderdaad zo was gebeurd. “Het kan me niet schelen hoe men ze zal lezen, als een roman, als een documentaire, als een weet-ik-veel, maar het is allemaal echt gebeurd, met mij. Ik schrijf geen fictie meer, ik schrijf wat ik zelf heb meegemaakt[557]

Maar we kunnen de onvermijdelijke aanwezigheid van subjectiviteit niet uitschakelen. Geeraerts geeft de werkelijkheid weer zoals hij ze heeft gezien, beleefd en in het selecterende geheugen heeft opgeslagen[558].

Geeraerts heeft de beleefde werkelijkheid van zich àf geschreven. Hij wordt een therapeutisch schrijver genoemd. Schrijven was meespelen in een levensgevaarlijk avontuur, schrijven was je eigen huid wagen in een thriller, schrijven was aanvallen, de vervormende, hem ziek makende beschaving wegjagen en de oerkracht teruroepen[559]. Iemand stelt zich zelfs de vraag in hoeverre de auteur voor zichzelf, los van de maatschappelijke werkelijkheid van elke dag geen mythe aan het opbouwen is waarin hij zichzelf zowel ten opzichte van zijn eigen verleden als ten opzicht van het concrete heden poogt te handhaven[560].

Naast het feit dat J. Geeraerts zijn waarheid, heeft neergeschreven was er nog een tweede reden om J. Geeraerts op te nemen in mijn thesis : Niets of niemand kan zich volledig aan zijn eigen tijd onttrekken, ieder indinidu vormt een mengeling van het algemene en het bijzonderheden en werpt dus enig licht op de groep waarin we hem aantreffen. Men mag echter niet a priori van een bepaalde 'mix' uitgaan. Dat zou ik wel doen indien ik geen waarde zou hechten aan de werken van deze auteur omdat mij dat werd afgeraden door andere ambtenaren en hem zou klasseren als 'abnormaal' [561]. Het gaat er nu juist om vast te stellen hoe het bijzondere en het algemene zich per concrete ambtenaar verhouden.

Tot slot kan ook een extreem geval kan representatief zijn. Het kan dat zijn in negatieve zin, want het toont aan wat we kunnen verstaan als 'meest voorkomend', maar ook in positieve zin, want het stelt ons in staat te omschrijven wat de mogelijkheden waren. Zo heb ik zijn schrijven ook gebruikt, om aan te duiden wat er mogelijk was, wat er kon binnen deze groep ambtenaren.

 

 

HOMOGENITEIT

 

Er zijn natuurlijk grote lijnen uit het verhaal van hoofdstuk 5 te halen.

Eén rode draad is het onbegrip en onwil van de regering volgens de ambtenaren :  Er is het feit dat de meeste ministers van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi Afrika niet kenden : M. Van Hemelrijck, M. De Schryver, de voorzitter van de ronde tafelconferentie.

Ambtenaren voelen zich genegeerd door de regering : De gewestdienst werd niet gehoord door de werkgroep van Pétillon, niet betrokken bij de regeringsmededeling van 13 januari 1959, genegeerd door Van Hemelrijck, de ABAKOleiders en Lumumba worden vrijgelaten, de gesprekken tussen nationalisten en administratie werden een mislukking, Lumumba wordt eerste minister ondanks hun protesten en ondanks het feit dat hij een misdadiger was, op de ronde tafel hebben de 2 aanwezige ambtenaren niets te zeggen en de conferentie wordt in Brussel gehouden in plaats van Leopoldsstad.

Hun visie lijkt mij sterk beïnvloed te zijn door de schandalige behandeling die de ambtenaren terug in België te wachten stond. De gedane beloften werden niet gehouden door de regering. Ambtenaren werden gedwongen opnieuw een job te zoeken in de privé of in de Belgische adminsitratie vanaf nul te herbeginnen. Nooit werden deze ambtenaren bedankt door de regering. Bij de inhuldiging van een monument ter hunner ere, was 1 oud-minister aanwezig. Zij zijn heel onheus en uiterst oncorrect behandeld.

 

 

DE BEREIKTE PERSONEN

 

Mijn thesis is voor het grootste deel gebaseerd op interviews, 40 jaar na de feiten. Ik ben daardoor met een aantal problemen geconfronteerd :

Enerzijds is er het feit dat een deel van de ambtenaren reeds overleden is. Van de oud-studenten van het UNIVOG waren er vorig jaar 210 van de 546 ambtenaren overleden. Op een totaal van 1100 gewestgeambten zou het dan om ongeveer 430 personen gaan of 38% van het totaal. Het spreekt voor zich dat dit vooral het oudste deel van de ambtenarij betreft. De nog in leven zijnde mannen hebben soms een zwakke gezondheid. Voor mijn thesis betekent het dat zij gebasseerd is op getuigenissen die gemiddeld jonger waren in 1958-1960 dan de gemiddelde topambtenaar in die periode.

Een tweede probleem is de lage reactie op mijn oproep. Van de 50 aangeschreven personen reageerden slechts 11 mensen (waarvan er 3 zelf contact opgenomen hadden na een oproep in een koloniaal tijdschrift). Iets meer dan 20%. Een verklaring kan ziekte of overlijden zijn (4 personen lieten weten mij niet te kunnen ontvangen). Een zeer grote groep reageerde niet op mijn oproep. Ik kan enkel vermoeden waarom zij dat niet deden : achteloosheid of onverschilligheid, maar soms ook onwil : men wil er niet over praten, men heeft dit hoofdstuk van zijn leven achter zich gelaten, vaak met behoorlijk veel wrok en boosheid, en is aan een nieuw boekdeel begonnen,...in België[562]. Misschien heeft men geen goede herrinneringen en wil men er daarom niet over praten. Dat betekent dat mijn beeld over de gewestdienst rooskleuriger kan zijn, dan het eigenlijk was. 

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[533] Niet iedereen die ik interviewde of een memoire schreef wordt hier vermeld. Sommige gecontacteerde personen stelden "Je tiens cependant a affiermer que mes réponses, honnêtes en sincères, ne constituent que des appréciations strictement personnelles auxquelles je demande enstamment que mon nom ne soit pas publiquement associé. " Wanneer ik hier een biografie zou vermelden, zou het metteen duidelijk zijn over welke personen het hier gaat, ook zonder het vermelden van een naam. Daarom geen biografische siturering van iedereen.

[534]De naam van de provincie is enkel weergegeven tussen haakjes als die verandert.

[535] Officieel jaarboek van het ministerie van Kolonieën, Brussel, 1960, p. 545. Middelheim. Gedenkboek van het Universitair instituut van de Overzeese gebieden, Antwerpen, 1987, p. 203. interview met M. ALENUS op 31/7/97.

4 Officieel jaarboek van het ministerie van Kolonieën, Brussel, 1960, p. 516. Middelheim. Gedenkboek van het Universitair instituut van de Overzeese gebieden, Antwerpen, 1987, p. 189. BOURGEOIS R. Témoignages II, Fonctionnaire territorial (1931-1961), Tervuren, 1982.

[537] Officieel jaarboek van het ministerie van Kolonieën, Brussel, 1960, p. 496. Middelheim. Gedenkboek van het Universitair instituut van de Overzeese gebieden, Antwerpen, 1987, p. 44, 192, 299. Belgische overzeese biografie, Brussel, pp. 35-36.

[538] Officieel jaarboek van het ministerie van Kolonieën, Brussel, 1960, p. 494. Middelheim. Gedenkboek van het Universitair instituut van de Overzeese gebieden, Antwerpen, 1987, p. 189, 296. Belgische overzeese biografie, Brussel, pp. 210-215

[539] Officieel jaarboek van het ministerie van Kolonieën, Brussel, 1960, p. 537. Middelheim. Gedenkboek van het Universitair instituut van de Overzeese gebieden, Antwerpen, 1987, p. 199. interview met M. DE KELVER op 28/7/97.

[540] Officieel jaarboek van het ministerie van Kolonieën, Brussel, 1960, p. 520. DEPOORTER R., Elle est loin l’étoile-petit chronique congolaise, 1983. DEPOORTER R., Stanleyville. Ou le lualaba devenait congo, Brussel, 1992. Middelheim. Gedenkboek van het Universitair instituut van de Overzeese gebieden, Antwerpen, 1987, p. 193, 308, 296. Interview met R. DEPOORTER op 12/11/96.

[541] VEMEIREN KOEN, “Geeraerts Jef”, Kritisch lexicon van de Nederlandse literatuur na 1945, Brussel-Alphen, 1985. Profiel Jef Geeraerts, Antwerpen-Amsterdam, 1991, p. 7. Officieel jaarboek van het ministerie van Kolonieën, Brussel, 1960, p. 542. Middelheim. Gedenkboek van het Universitair instituut van de Overzeese gebieden, Antwerpen, 1987, p. 200.

[542] enquete van P. GILOT.

[543]JACQUES G., In het hart van Afrika. De Saga van de Lualaba, Tielt, 1996. Officieel jaarboek van het ministerie van Kolonieën, Brussel, 1960, p. 533. Middelheim. Gedenkboek van het Universitair instituut van de Overzeese gebieden, Antwerpen, 1987, p. 199.

[544] Officieel jaarboek van het ministerie van Kolonieën, Brussel, 1960, p. 540. Middelheim. Gedenkboek van het Universitair instituut van de Overzeese gebieden, Antwerpen, 1987, p. 200, 305. Interview met P. LELIEVRE op 17/09/1996.

[545] Officieel jaarboek van het ministerie van Kolonieën, Brussel, 1960, p. 525. interview met Lenain op 17/12/1996. Middelheim. Gedenkboek van het Universitair instituut van de Overzeese gebieden, Antwerpen, 1987, p. 313.

[546] Enquete van NAUS G.

[547] STENMANS A, REYNTJENS F., La pensée politique du gouverneur-général Pétillon, Brussel, 1993, pp. 9-10. L. A. M PETILLON, Témoignage et Réflexions, Brussel, 1967.

[548] REISDORFF I. , L'homme qui demanda du feu, Bruxelles, 1995, pp. 453-458. Officieel jaarboek van het ministerie van Kolonieën, Brussel, 1960, p. 516

[549] KESTERGAT J., “Rijckmans Andre”, Belgische Koloniale Biografie, deel 7, pp 889-892. Officieel jaarboek van het ministerie van Kolonieën, Brussel, 1960, p. 537. KESTERGAT J., Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985.

[550] Officieel jaarboek van het ministerie van Kolonieën, Brussel, 1960, p. 494.

[551] Middelheim. Gedenkboek van het Universitair instituut van de Overzeese gebieden, Antwerpen, 1987, pp. 39-40, 189.

[552] Officieel jaarboek van het ministerie van Kolonieën, Brussel, 1960, p. 494. Middelheim. Gedenkboek van het Universitair instituut van de Overzeese gebieden, Antwerpen, 1987, p. 189, 305. WILAERT M., Servir au Congo. Carnets d'un territorial 1931-1961, Brussel, 1990.

[553] E. DEFOORT, Het klauwen van de historicus, Antwerpen, 1996, p. 40

[554] VAN ITTERBEEK E. “ Jef Geeraerts : een belgische controverse”  Kultuurleven  , 1970, 1, p. 36 Profiel Jef Geeraerts, Antwerpen - Brussel,1991, pp. 15-19.

[555] Profiel Jef Geeraerts, Antwerpen - Brussel,1991, p.11.

[556] Profiel Jef Geeraerts, Antwerpen - Brussel,1991, pp. 21-22

[557] DURNEZ G., “Jef Geeraerts : Ik schrijf omdat ik anders kapot ga”, Vlaamse schrijvers : vijfentwintig portretten, Antwerpen-Amsterdam, 1982, p. 65.

[558] Profiel Jef Geeraerts, Antwerpen - Brussel ,1991,p. 9-10

[559] DURNEZ G., “Jef Geeraerts : Ik schrijf omdat ik anders kapot ga”, Vlaamse schrijvers : vijfentwintig portretten, Antwerpen-Amsterdam, 1982, p. 63-65.

[560] VAN ITTERBEEK E. "Jef Geeraerts rekent af, ons erfdeel, 1976, 1, p. 104.

[561] GINZBURG C., De kaas en de wormen. Het wereldbeeld van een zestiende-eeuwse molenaar, 1981, Bert Bakker.pp. 21-22.

[562] Interview met Alenus op 31/7/1997 : hij sprak met een ambtenaar die mij niet wilde ontvangen.