Topambtenaar in Belgisch-Kongo. Een studie naar beeldvorming bij ambtenaren in gewestdienst, van het niveau van gouverneur-generaal tot hulpgewestbeheerder, in de periode 1958-1960. (Linda Goeman) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
GEWESTELIJKE INDELING
Belgisch-Kongo wordt bestuurd door een gecentraliseerde administratie, georganiseerd op vier niveaus: Leopoldstad (het centrale niveau), de provincie, het district en het gewest.
Zoals hierboven reeds gesteld staat de gouverneur-generaal aan het hoofd van de koloniale administratie. Hij is ook hoofd van het leger en vertegenwoordigt de koning in de kolonie. Een aantal instellingen staan de gouverneur-generaal bij:
De gouverneur-generaal wordt bijgestaan door een gouvernementsraad, een zuiver adviserend lichaam. Deze raad bezit dus geen beslissingsbevoegdheid. Hij vergadert ten minste eenmaal per jaar. De raad is samengesteld uit hoge ambtenaren en vertegenwoordigers uit verschillende maatschappelijke en belangengroepen en staat onder het voorzitterschap van de gouverneur-generaal. De grote maatschappijen, de handelaars, de ambachten, de arbeiders, de notabelen en de stedelijke en landelijke milieus zijn de belangrijkste. De agenda wordt bepaald op verzoek van de leden en met toestemming van de voorzitter of door zijn toedoen alleen.
Er bestaat ook een “bestendige Deputatie van de Gouvernementsraad” waarvan de leden gekozen worden door de leden van de gouvernementsraad en die de economische belangen en de inlanders vertegenwoordigen. Ze bestaat uit 3 functionarissen en 6 andere personen. Zij kwam elke 3 maand bij elkaar en heeft een meer permanente controle op het bestuur.
Het is belangrijk zich te realiseren dat, ook in de raden op lagere niveaus, geen zwarten zetelen. Blanken vertegenwoordigen de zwarte belangen. Vanaf 1947 komen de eerste zwarten in de centrale en provinciale raden. Zij worden benoemd door de gouverneur-generaal of de provinciegouverneur zonder overleg. Na 1947 wordt hun aantal steeds groter met als maximum 8 in de gouvernementsraad en 6 in de provincieraden[147].
Vanaf 1957 krijgen de raden een volledig nieuwe samenstelling; de leden worden benoemd door de gouverneur-generaal of de provincie-gouverneur, na consultatie van allerlei groeperingen. Het aantal Kongolese vertegenwoordigers stijgt ook. Maar, er worden geen verkiezingen gehouden om de vertegenwoordigers van de zwarten aan te duiden[148].
In maart 1959 worden colleges van advies opgericht bij de gouverneur-generaal (6 Kongolese commissarissenbestaande uit zowel zwarten als blanken[149]).
Vanaf 8 maart 1960 krijgt een algemeen uitvoerend college de bevoegdheden van de gouverneur - generaal. Dit college is samengesteld uit de gouverneur-generaal en zes congolese leden, één per provincie. Zij moeten de toekomstige politieke leiders de gelegenheid geven bestuurlijke ervaring op te doen. Zij zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de hen toevertrouwde materies, onder het voorzitterschap van de gouverneur-generaal. In de loop van mei 1960 worden de bevoegdheden onder de verschillende leden verdeeld[150].
Sinds 1910 wordt de administratie van Katanga door de vice-gouverneur-generaal geleid. Volgens artikel 22 van het Koloniaal Handvest oefenen de vice-gouverneur-generaals alle rechten uit die tot het gebied van de uitvoerende macht behoren. Deze machtsoverdracht geeft aan de vice-gouverneur-genraal in beginsel dezelfde administratieve bevoegdheden als de gouverneur-generaal[151].
Een secretaris-generaal zorgt voor de coördinatie van de administraties in België en Belgisch-Kongo.
De gouvernementssecretarissen hebben als taak de Gouverneur-Generaal en de Vice-Gouverneur-generaal te ontlasten van zekere administratieve taken[152].
Na herhaalde hervormingen omvat de centrale administratie in 1960, naast de diensten van het Tienjarenplan en het koningsfonds, acht generale diensten, waarvan de activiteiten geschieden onder het toezicht van de secretaris-generaal. (Zie bijlage 3)
Het gaat hier om de klassieke administratie met 45 uren per week. Deze administratie lijkt zo uit Brussel overgevlogen. In de lagere graden werken enkel Afrikanen. Vanaf het niveau van opsteller zijn enkel Belgen en Luxemburgers te werk gesteld, die Middelbaar of Universitair onderwijs gevolgd hebben. In totaal werken zo’n 10. 500 blanken in overheidsdienst.
In de jaren 50 zijn er echter zwarten die de educatie gekregen hebben om ook in hogere branches terecht te komen. Begin 1959 worden zwarten toegelaten: 742 (!!!) zwarten komen op posten die vroeger enkel voor blanken waren. Maar hun loon blijft veel lager en in de praktijk verandert er dan ook weinig aan de verantwoordelijkheden. [153]
In 1960 is de samenstelling van de administratie als volgt:
Vanaf 1933 is Kongo ingedeeld in 6 provincies (Leopoldstad, Evenaarsprovincie, de Oostprovincie, Kivu, Kasaï en Katanga), bestuurd door een provincie-gouverneur. Hij vertegenwoordigt de gouverneur-generaal in de provincie.
Volgens artikel 22 van het Koloniaal Handvest oefenen de provinciegouverneurs alle rechten uit die tot het gebied van de uitvoerende macht behoren. Deze machtsoverdracht geeft aan de provincie-gouverneurs in beginsel dezelfde administratieve bevoegdheden als de gouverneur-generaal[154].
De provincie-gouverneur wordt bijgestaan door één of twee provinciecomissarissen. Het K. B. van 29 juni 1933 op de bestuursorganistatie van de kolonie bepaalt dat de provinciecommissaris die bevoegdheden uitoefent, welke de koninklijke en ministeriële besluiten en de bestuursordonanities vroeger aan de provincie-gouverneurs toekenden. Voorts zegt dit KB dat de provinciecommissaris in zijn provincie, d. m. v. besluiten, de uitvoerende macht uitoefent binnen de grenzen van de ordonnantiën van algemeen bestuur van de gouverneur-generaal. Een provinciecommissaris beschikt dus over dezelfde bevoegdheden als de gouverneur-generaal, maar de gouverneur-generaal zal ze voor zich kunnen voorbehouden, aangezien de provinciecommissaris de uitvoerende macht uitoefent binnen de grenzen van de ordonnantiën van algemeen bestuur van de gouverneur-generaal[155].
De centrale administratie van de provincies omvat dezelfde acht diensten van het centrale bestuur. Zij worden beheerd door een provincie-secretaris.
In elke provincie bestaat een provincieraad sinds 1945, een zuiver adviserend lichaam, dat op dezelfde wijze is samengesteld als de gouvernementsraad (zie boven). Ze beoordeelt de budgetaire voorstellen voor de provincie, en ook alle problemen voorgelegd door de provinciegouverneur.
In februari 1959 wordt een raadgevend college bij de gouverneur opgericht. Zij bestaat uit 8 leden, waarvan er 6 verkozen zijn. Dit college behandelt alle zaken hem door de provinciegouverneur voorgelegd, vooral algemene wetgeving. Ze vergaderen minstens 1 maal per maand.
In oktober 1959 wordt een provincieraad en een permanente provinciale deputatie opgericht. De Raad bestaat uit 50 à 80 leden, verkozen door de leden van de gewestraden, de gemeenteraden en de stadsraden. Zij bezit aanzienlijk meer bevoegdheden dan de vorige provincieraad. Cultuur, sociale zaken, openbare werken, onderwijs,... De deputatie voert de beslissingen van de raad uit.
Vanaf 8 mei 1960 worden provinciale uitvoerende colleges opgericht, bestaande uit de provinciegouverneur en 3 congolese leden. Zij oefenen dezelfde machten uit dan de provinciegouverneur[156].
De provincies zijn sinds 1933 onderverdeeld in 24[157] districten, bestuurd door een districtcommisaris. De districtcommissaris krijgt geen bijstand van adviesraden. Hij wordt bijgestaan door één of twee assistent-districtcommissarissen en voor alles wat de landbouw en de veeteelt, de gezondheid en de openbare werken aangaat, door rondreizende technici, ter beschikking gesteld door de generale directie waaronder ze ressorteren[158].
De districtcommissaris heeft als taak de werkzaamheden van het personeel zoveel mogelijk te coördineren. Hij zorgt in de eerste plaats voor de oprichting en de ontwikkeling der inlandse instellingen. Hij oefent toezicht uit op het beheer van de bestuurskassen der inlandse gebieden. Hij moet de begrotingsramingen en de rekeningen goedkeuren en zou, bij zijn inspecties in de gewesten, de uitvoering van de begrotingen tot in de bijzonderheden moeten nagaan. Het optreden van de districtcommissaris komt in de eerste plaats tot uiting in het opmaken van de algemene werkplannen voor de gewesten. Hij is immers de meest aangewezen persoon om die plannen in het raam van de algemeen, door de overheid gegeven richtlijnen uit te werken zowel in politiek opzicht als op gebied van landbouw, economie, openbare werken enz. Dank zij zijn positie heeft hij een goed overzicht over de toestand. Zijn technische adviseurs lichten hem in over de aspecten van allerlei vraagstukken en anderzijds staat hij dicht genoeg bij de inlanders en het gewestbestuur om de plaatselijke toestand te kennen. De programma’s en de chronologische volgorde der werken moeten zoveel mogelijk ter plaatse worden opgemaakt en uitgewerkt en altijd na ruggespraak met de gewestbeheerder en de overige belanghebbenden[159.
STEDEN EN GEMEENTEN
Vanaf 1941 bestaan er aglomeraties in Kongo die zich stad mogen noemen. Zij worden bestuurd door een stedelijke districtcommissaris.
Door de ordonnantie van 6 september 1959, gebaseerd op het decreet van 26 maart 1957, krijgen een aantal gewesten het statuut van stad. (Leopoldstad, Elisabethstad en Jadotstad)Deze steden worden opgedeeld in een aantal gemeenten, met aan het hoofd een verkozen burgemeester. Het geheel van de gemeenten wordt bestuurd door de eerste burgemeester, een ambtenaar uit het territoriale kader, niet verkozen dus. Hij wordt bijgestaan door 2 hulp-eerste burgemeesters (niet verkozen), een ‘collège échevinal’ en een ‘collège de ville’, waarvan de leden worden verkozen. In december 1958 krijgen ook Bakuvu, Stanleystad, Luluaba en Cocquilhatstad het statuut van stad.
Het decreet van 13 oktober 1959 organiseert de instelling van de steden en gemeenten zelf en organiseert de bevoegdheden van de steden en van de gemeenten[160].
Districten zijn sinds 1933 onderverdeeld in gewesten. Een gewest wordt bestuurd door en gewestambtenaar, vanaf 1957 bijgestaan door een adviesraad, asssistent - gewestbeheerders[161], territoriale agenten[162], een agronoom en een veeteeltconsulent, een ingenieur voor wegen en bruggen, een arts het hoofd van de lagere school en een secretaris[163]. Er bestaan 123[164] gewesten, met een gemiddelde grootte van 20. 000 km2 (2/3 van België)en gemiddeld 40. 000 inwoners.
De gewestbeheerder is verplicht om 20 dagen per maand zijn gewest te doorkruisen (Ze reizen rond en stoppen in ‘gites d’etappe’, ‘maisons de passages’ (logeerhuizen)en hun eigen huis. Na W. O. II worden etappes met de auto afgelegd. (De ambtenaar krijgt een kilometer- en broussevergoeding[165]). Voor de bevolkingen van het binnenland is de gewestbeheerder dus een vertrouwd figuur[166].
“Op zijn rondreizen moet hij (de gewestbeheerder)zich langdurig in de hoofdplaatsen van de gebieden en in de voornaamste dorpen ophouden. Hij moet zijn ronde doen, hij moet spreken met de mensen die hij bestuurt, hij moet alle inlandse overheden en grote notabelen kennen en door hen gekend zijn”[167].
De impact van de overheid op de inlandse bevolking is door deze rondreizen bijzonder groot, vooral op het gebied van de landbouw, maar ook andere aspecten van het dagelijkste leven worden nauwkeurig in het oog gehouden. Zelfs het verst afgelegen dorp staat in direct contact met de blanke bestuurders[168].
Het gewest vormt de administratieve cel aan de basis, waar de actie van België in Afrika begint. Zij is de ruggegraat van de ganse administratie in Afrika. Het is op het niveau van het gewest dat het impuls door de hogere overheid gegeven terecht komt en van waar naar de bevolking toe, de instructies gegeven worden om de programma’s te verwezenlijken. Door veel auteurs wordt de gewestambtenaar dan ook de belangrijkste schakel van het bestuur genoemd omdat hij het contact verzorgt tussen de inlandse bevolking en het bestuur en het koloniale gezag vertegenwoordigen in het binnenland. “Zij blijven voortdurend in voeling met de inlandse hoofden. Zij werken om hun gezag en invloed in eer te houden of te vermeerderen. Zij zullen hun beste krachten inzetten en werken op de betrekkingen tussen de inlanders en de Europeanen te vergemakkelijken”[169].
Een belangrijk aspect in dit contact tussen blanken en zwarten is de taal. Alle contact met de inlandse bevolking gebeurdt in de taal van de inlanders[170]. Het vademecum voor agenten hecht het grootste belang aan “Het min of meer gemakkelijk handteren van de voertaal, zelfs de kennis van een plaatselijk idioom”[171]. Ook de ambtenaren benadrukken het belang van de kennis van de inlandse talen : "Wij moesten de inlandse talen spreken. Op taalgebied had de kongolees meer rechten dan de Vlaming tot een paar jaar geleden[172]".
De gewestambtenaar vertegenwoordigt de blanke wereld in de inlandse wereld. Het is dus uiterst belangrijk de juiste mensen de brousse in te sturen, want de controle kan niet elk moment hun doen en laten beoordelen. Ze moeten zelfstandig te velde beslissingen kunnen nemen, plantrekkers zijn, initiatiefnemers, onafhankelijke werkers sociaal zijn en over een goede gezondheid beschikken.[173] Minister Frank verwoordt het als volgt “Wat de regering vooral verwacht van de ambtenaren die belast zijn met de inlandse administratie, is totale toewijding. Ze moeten eerlijk, rechtvaardig en rechtlijnig optreden en dit op basis van een goede dosis gezond verstand”[174].
De overheid stelt bijgevolg hoge eisen aan de kandidaat ambtenaren: getuigschriften, bewijs van goed gedrag en zeden, diploma aan de koloniale hogeschool te Antwerpen of een andere koloniale school. (zie verder)
Alle koloniale ambtenaren zijn vanaf hun proeftijd onderworpen aan het statuut van het Bestuurspersoneel in Afrika. Dat statuut tekent duidelijk het profiel van het personeel. De ambtenaar komt zeer jong in dienst (minimum21, maximum 28), want de Kongolezen moeten steeds geconfronteerd worden met jonge, veerkrachtige en gezonde blanken. Na 23 jaar dienst in de administratie worden de koloniale ambtenaren op pensioen gesteld, op een moment dat velen onder hen nog vrij jong zijn.
Het grootste aantal ambtenaren is jonger dan 40. Waarom de hoeveelheid ambtenaren zo gevoelig daalt op de grens van 40 is mij niet bekend. In 1960 hadden de ambtenaren de volgende leeftijden[175]
De ambtenaar is 24 uur op 24 in dienst. Ook in zijn privéleven moet hij zich steeds behoorlijk gedragen, anders vallen er sancties. De gouverneur-generaal kan een ambtenaar op elk moment van zijn proeftijd ontslaan en hem en zijn familie op de eerste boot naar het vaderland doen inschepen wanneer hij, zoals het statuut zegt, verstandelijk, zedelijk of lichamelijk ongeschikt blijkt. De koloniale ambtenaar mag niet staken, zelfs geen artikel schrijven voor een blad zonder uitdrukkelijke toestemming van zijn superieuren. Er wordt van hem een bijzonder grote tucht en discipline geëist. Daar staan enkele bijzonder aantrekkelijke voordelen tegenover. De huisvesting in de kolonie en de medische hulp zijn gratis, de salarissen liggen tussen de 40 en de 75 % hoger dan voor een vergelijkbare functie in België (zie verder)[176].
De gewestambtenaar heeft als hoofdtaak de leiding van en de verantwoordelijkheid voor de politieke, economische en sociale inlandse zaken, welke hij in zijn gewest alleen op zich neemt. In de praktijk doet de gewestbeheerder dus “alles”, hij is de ‘specialist van het niet-gespecialiseerde’, Le maitre Jacques. De gewestbeheerder hoeft zich uiteraard niet persoonlijk met al deze werkzaamheden te belasten. Hij kan een deel van deze taken doorspelen aan zijn adjuncten. Maar hij draagt verder de verantwoordelijkheid. [177]
Controleren van de inlandse gebieden : Hij houdt contact met de inlandse hoofden, zit de raad van notabelen voor, zorgt voor de bewaring en verbetering van de inlandse instellingen, bewaakt de publieke gezondheid en zorgt voor een verbetering van de hygiënische toestand in de dorpen, controleert sanitaire installaties, int belastingen (hij controleert eigenlijk het innen door de hoofden en de notabelen), controleert de ontvangsten en uitgaven van de inlandse kassen[178], controleert scholen, dispensaria, werkplaatsen, coöperaties, controleert ook de vonnissen van de inlandse hoofden, organiseert culturen door de dorpen te verplichten bepaalde gewassen te telen en inspecteert ze. [179]
het verzekeren van de orde : Hij spreekt recht (en spreekt recht in strafrechtelijke zaken, hij kan een Kongolees tot 2 maand gevangenis veroordelen in de gewestelijke rechtbank), hij is politieofficier en politierechter[180], hij doet alle onderzoek in zijn sector of gewest, van verkeersongevallen en diefstallen tot jachtongevallen en moorden, hij is deurwaarder, notaris en verantwoordelijk voor de gevangenis, leest berichten aan de bevolking voor, voert gesprekken met de chef, ronselt soldaten. De gewestambtenaar staat aan het hoofd van de territoriale troepen. De hoofdtaak van deze troepen is het handhaven van de openbare orde.
Technische taken : Hij legt wegen aan, bouwt bruggen en huizen voor de administratie, plant bomen en zorgt voor de begraafplaats. Kortom alle gebouwen of plaatsen met publiek nut.
Vele auteurs klagen de overlast aan bureaucratisch werk aan. De gewestambtenaar moet een heleboel papieren invullen i. v. m. statistieken, bijvoorbeeld een volkstelling houden (waarbij elk individu wordt ondervraagd naar leeftijd en gezinssituatie), hij bepaalt wie er het district kan verlaten (om de slumvorming rond de steden tegen te gaan), deelt jachtvergunningen uit, en moet nog allerlei andere aanvragen van Afrikanen goed- of afkeuren. Hij houdt de gewestelijke boekhouding bij. Hij moet tientallen rapporten (monografieën)schrijven over de toestand in zijn gewest en ontvangt van elk van zijn 2 of 3 assistenten zo’n 1000 rapporten en brieven per jaar. Tevens is hij het doorgeefluik van de stapels instructies en vragen van de provinciale en centrale besturen[181]. Een territoriaal ambtenaar drukt het als volgt uit “L’énorme courrier hebdomadaire, avec son corlège de rapport à fournir, des demandes de renseignements multiples, d’instrucitions trop nombreuses, ne nous laissent plus le temps de vivre chez l’ indigène et de nous intéresser à lui, à ses institutions, à sa mentalité, à ses aspirations surtout à guider et à assourir[182]” DEPOORTER R. "We moesten 20 dagen per maand op reis zijn, en 1 maand op voorhand moesten we dat programma laten goedkeuren door de DC en daarna moesten we een rapport maken over wat we gedaan hadden. Het gewest was verdeeld in veschillende hoofdijen, met aan het hoofd een chef, die moest gecontroleerd worden. Daar moesten ook rapporten over gemaakt worden, volgens mij een beetje te veel. We verloren er veel tijd door. Maar het moest gedaan worden want mijn rechtstreekse chef was 300 km verder[183]".
Het belangrijkste document van het gewest is het register der politieke inlichtingen, met de hele geschiedenis van het gewest (politieke gebeurtenissen)chefferies, opvolgingen van inlandse hoofden, en alle nuttige inlichtingen betreffende de omstreken. Bij sommigen is zo’n stuk natte vinger werk, bij anderen is het een gedegen studie van “hun stammen” of “hun streek”. Enige voorzichtigheid is bovendien gewenst want de meerdere hebben graag optimistische rapporten[184].
Het vademecum voor de agenten van de gewestdienst geeft de volgende onderichtingen in verband met het houden van het register der politieke inlichtingen. “In het register worden, narmate zij zich voordoen, de gebeurtenissen opgetekend, welke enige invloed op het maatschappelijk en politiek leven van de bevolking kunnen hebben. (...)Op geregelde tijdstippen constateert hij er eveneens sommige gevestigde toestanden. Deze bevindingen worden best gedaan in de vorm van statistieken of van diagrammen (...)In zijn feitenrelaas moet de samensteller de grootst mogelijke objectiviteit in acht nemen (...)In politieke verslagen kunnen zodanige (LG - persoonlijke)beschouwingen wel op hun plaats zijn (...)”[185].
In januari 1957 worden er ook raden op gewestniveau gecreëerd, waarin, verkozen zwarten in de meerderheid of in een grote minderheid zijn. Deze raad staat onder het voorzitterschap van de administrateur. Blijkbaar voert België een politiek van langzaam toelaten van ‘liberale’ zwarten in de raden en hun aantal opdrijven i. p. v. het vervangen van Belgische plaatsen door Kongolese van een laag naar hoger niveau.
“Geleidelijk moet men er aldus toe komen dat de inlanders aan het bestuur gaan deelnemen en dat het besef van hun rechten en plichten als staatsburgers wordt ontwikkeld (...)Het behoort tot de bevoegdheid van de gewestbeheerder, de raden der hoofden en notabelen bijeen te roepen en voor te zitten, en met hen te beraadslagen over alle aangelegenheden die het leven der inlanders betreffen: bestuur en begroting van de hoofdij, hygiëne, onderwijs, inlandse produktie, coöperaties, werken van economische aard betrekkelijk de levensmiddelencultures (sic!) en de industriële cultures (sic!), inrichting van de werving voor de weermacht, voor de werken van openbaar nut en voor de private ondernemingen, inrichting van de voedselvoorziening in industriële centra, wegen en verbindingen, belastingbedragen, enz[186] ”.
Vanaf oktober 1959 krijgen deze raden uitgebreidere bevoegdheden. Zo goed als alle lokale zaken worden door haar geregeld. Ze wordt geraadpleegd in verband met economische sociale en culturele zaken, de inning van belastingen, de besteding van het budget. Deze raad komt minstens 3 maal per jaar samen[187].
Deze raad kiest uit zijn midden 3 tot 6 leden die een collège restreint vormen. Deze wordt vooral geraadpleegd door de administrateur in dringende gevallen[188].
Gewesten zijn verder opgedeeld in 4 à 6 sectoren (administratieve eenheden gevormd door inlandse groepen die numeriek te zwak zijn. Zij worden bestuurd door een inlands hoofd. Deze organisatie is dus vreemd aan het gewoonterecht)of hoofdijen (traditionele groepen georganiseerd op basis van gewoonterecht). Daarnaast ontwikkelen zich in de buurt van de europese centra centres extra-coutimiers, bestuurd door een assistent-gewestbeheerder.
Vanaf 1957 worden de conscription indigènes gecreëerd, met de bedoeling hoofdijen, sectoren en centres extra-coutumiers in dezelfde richting te laten evolueren. Er wordt groot belang gehecht aan de conseil des conscriptions indigènes die het hoofd moeten bijstaan bij de dagelijkse administratie van de genoemde conscriptions [189].
Sectoren of hoofdijen worden soms bewoond door een hulp-gewestbeheerder of een gewestbeambte. De beambte is gewoonlijk geen universitair. De hulpgewestbeheerder wel. De verantwoordelijkheden en de taken van beamten en hulpgewestbeheerder zijn dezelfde in de sectoren van het gewest die zij besturen. (In theorie is een gewestbeambte een uitvoeringsagent terwijl een hulpgewestbeheerder een stagedoende gewestbeheerder is die op de hoogte moet worden gebracht van de verschillende onderdelen van een bestuur en wordt voorbereid op de omgang met de inlanders. Hun rang en wedde zijn dat niet. Volgens Anstey zijn ambtenaren ook van een hogere kwaliteit dat beambten[190].)
1 districtcommissaris
3 assistent districtcommissarissen
1 secretaris
|
AT |
ATA |
RE |
AS |
secr |
comp. |
Eur. |
Kasangulu |
1 |
1 |
3 |
1 |
1 |
1 |
7 |
Madimba |
1 |
3 |
4 |
2 |
- |
1 |
8 |
Thijsstad |
1 |
1 |
4 |
3 |
- |
1 |
8 |
Luozi |
1 |
1 |
2 |
1 |
- |
1 |
5 |
Songololo |
1 |
1 |
2 |
1 |
- |
1 |
5 |
|
|
|
|
|
|
|
33 |
Functie |
Aantal |
Gouverneur-generaal |
1 |
Vice- gouverneur - generaal |
3 |
Secretaris - generaal |
1 |
Gouvernementssecretaris |
3 |
Provinciegouverneur |
5 |
directeur - generaal |
6 |
Provinciecommissaris |
13 |
adjunct directeur - generaal |
4 |
Provinciesecretaris |
6 |
Districcommissaris |
35 |
Hulpdistrictcommissaris |
71 |
Gewestadministrateur |
213 |
1e ATA |
283 |
ATA |
459 |
Totaal |
1103 |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[147] "ordonantie van 4 februari 1958-gouvernementsraad-reglement van orde", Bestuurlijk Blad van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi, 1958, pp. 420-424. STENGERS J., “Note sur 3 aspects de l’ exercise des pouvoirs au Congo belge (1908-1960)”, Medelingen der zittingen K. A. O. W, 1961, 7, pp. 578-580. BRAUSCH G., Belgian administration in the Kongo, London, 1965, p. 47. YOUNG C., Introduction à la politique Congolaise, Brussel, 1966, p. 24-25. VAN BILSEN J., Kongo 1945-1965. Het einde van een kolonie, Leuven, 1993, pp. 147-148. DURIEUX A., “Institutions politiques (1908-1960)”, Livre Blanc, I, pp 267-268.
[148] VAN HOVE J., Histoire du ministère des colonies, Brussel, 1968, p. 113.
[149]We vinden er enkele belangrijke namen in terug zoals P. Bolya, J. Kasa-Vubu, A. Kashamura, P. Lumumba. BRAUSCH G., Belgian administration in the Congo, London, 1965, p. 50. ANSTEY R., King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908-1960, Londen, 1966, p. 222. VANDAELE B., De Vlaamse publieke opinie ten opzichte van de problemen van de onafhankelijkheid van Kongo, RUG, Staats-en bestuurlijke wetenschappen, 1982, p. 35-37. VANDERLINDEN J., La Crise Congolaise, Brussel, 1985, p. 109. FOUTRY V. en NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885-1960, Brussel, 1986, p. 52. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 20-21.
[150] leden : Kasa-Vubu (economische zaken), Lumumba (veiligheid, politieke administratieve en juridische zaken), Kashamura, (informatie, pers, arbeid en de Force Publique), Bolya (10 jarenplan en de medische diensten)Mwamba, (onderwijs en landbouw)Nyangwile, (binnenlandse zaken en openbare werken). WILLAERT M., Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, p. 217, pp. 231-232. DURIEUX A., “Institutions politiques (1908-1960)”, Livre Blanc, I, pp 264-265.
[151] GEVAERTS F., Vademecum voor de agenten van de gewestdienst van Belgisch-Kongo, Brussel, 1955, pp. 509-510.
[152] WILLAERT M., Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, p. 173.
[153]BRAUSCH G., Belgian administration in the Congo, London, 1965, pp. 29-31. ANSTEY R., King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908-1960, Londen, 1966, pp. 206-207. FOUTRY V. en NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885-1960, Brussel, 1986, p. 85.
[154] GEVAERTS F., Vademecum voor de agenten van de gewestdienst van Belgisch-Kongo, Brussel, 1955, pp. 509-510.
[155] GEVAERTS F., Vademecum voor de agenten van de gewestdienst van Belgisch-Kongo, Brussel, 1955, pp. 509-510.
[156] Winkler Prins encyclopedie, deel 12, 1951, Elsevier, pp. 260. "Ordonatie van 4 februatie 1958-provinciale raden-reglement van orde", Bestuurlijk Blad van Belgisch-Congo en Ruanda Urundi, 1958, pp. 425-428. “De nieuwe structuren in Kongo”, De Belgisch administratie in Afrika. Plechtige onthulling van de gedenkplaten in hulde aan de leden van het bestuur van Afrika 18 oktober 1994, P. 2. DURIEUX A., “Institutions politiques (1908-1960)”, Livre Blanc, I, pp. 265-266, 270-272.
[157] JACQUES G, In het hart van Afrika. De saga van de Lualaba, Tielt, 1996, p. 68. Er duiken ook andere getallen in de bronnen op : 18 : Winkler Prins encyclopedie, deel 12, 1951, Elsevier, pp. 260. FOUTRY V. en NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885-1960, Brussel, 1986, 20 : GEVAERTS F., Vademecum voor de agenten van de gewestdienst van Belgisch-Kongo, Brussel, 1955, pp. 562-569. 23 : “De nieuwe structuren in Kongo”, De Belgisch administratie in Afrika. Plechtige onthulling van de gedenkplaten in hulde aan de leden van het bestuur van Afrika 18 oktober 1994, p. 2.
[158] GEVAERTS F., Vademecum voor de agenten van de gewestdienst van Belgisch-Kongo, Brussel, 1955, p269. BRAUSCH G., Belgian administration in the Congo, London, 1965, p. 47. “De nieuwe structuren in Kongo”, De Belgisch administratie in Afrika. Plechtige onthulling van de gedenkplaten in hulde aan de leden van het bestuur van Afrika 18 oktober 1994, pp. 2-3.
[159] GEVAERTS F., Vademecum voor de agenten van de gewestdienst van Belgisch-Kongo, Brussel, 1955, p269-270, 318, 148.
[160] CORNEVIN R., Histoire du Congo Léopoldville-Kinshasa, Berger, Levrault, 1970, p. 191. ANSTEY R., “Belgian Rule in the Congo and the aspirations of het “évolué” class”, in DUIGNAN P en GANN L. H. Colonialism in Afrika 1870-1960, Vol II, Cambridge, 1973, pp. 194-226. DEPOORTER R., Stanleyville. Ou le Lululaba devenait Congo, Brussel, 1992, pp 104-105. DURIEUX A., “Institutions politiques (1908-1960)”, Livre Blanc, I, pp. 275-277.
[161]Tot 1959 zijn dit enkel blanken. Aan het einde van 1959 vraagt men aan elke gewestbeheerder de meeste geschikte zwarte van zijn personeel te kiezen als hulp. Deze krijgt een jaar stage met aan het einde een examen. Later zullen deze zwarten benoemd worden als territoriale ambtenaren. YOUNG C., Introduction à la politique Congolaise, Brussel, 1966, p. 229.
[162] Vanaf begin 1959 zijn er ook zwarten benoemd als territoriale agenten, maar zij maken slechts een heel klein deel van het korps uit. Ministerie van Buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, Bibliotheek van het Afrikaans Archief, Annuaire officiel du Congo Belge, Lijsten SPA 1959 en 1960.
[163] Het aantal blanken hing af van de grootte van het gewest.
[164] GEVAERTS F., Vademecum voor de agenten van de gewestdienst van Belgisch-Kongo, Brussel, 1955, pp. 562-569. Er is nogal wat verwarring over het juiste aantal gewesten : 113, 132 : “De nieuwe structuren in Kongo "De Belgisch administratie in Afrika. Plechtige onthulling van de gedenkplaten in hulde aan de leden van het bestuur van Afrika 18 oktober 1994, p. 3. 135 : BRAUSCH G., Belgian administration in the Congo, London, 1965, p. 47. 138 : JACQUES G., In het hart van Afrika. De saga van de Lualaba, Tielt, 1996, p. 68. Dit getal wordt verklaart door het aantal gewesten in Belgisch-Kongo (123) samen te tellen bij het aantal gewesten in Ruanda-Urundi (15).
[165] De broussevergoeding wordt niet gegeven wegens het reizend karakter van het ambt, maar uitsluitend wegens de levensomstandigheden van de beambten doe voor de uitoefening van hun ambt vrijwel uitsluitend in een inlands milieu verblijven of binnen dat milieu geregeld op reis moeten zijn. Men heeft daarbij met name het oog op de risico’s van het gebrek aan comfort, van het verlies en de voortijdige slijtage van de uitrusting, en van de afzondering. GEVAERTS F., Vademecum voor de agenten van de gewestdienst van Belgisch-Kongo, Brussel, 1955, p. 263-264.
[166] FOUTRY V. en NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885-1960, Brussel, 1986, pp 91-92. EYNIKEL H., Onze Kongo, Antwerpen-Weesp, 1993, p 122, 126.
[167] GEVAERTS F., Vademecum voor de agenten van de gewestdienst van Belgisch-Kongo, Brussel, 1955, p. 270.
[168] SCHALBROECK I, Belgisch-Kongo. De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 22-23. MARTENS L., 1958-1966, 10 jaar revolutie in Kongo. De strijd van Patrice Lumumba en Pierre Mulele, Berchem, 1988, p. 12
[169] DEKOSTER L., "La formation de l'administrateur territorial", revue génerale belge, april 1949, pp. 930-931. GEVAERTS F., Vademecum voor de agenten van de gewestdienst van Belgisch-Kongo, Brussel, 1955, p. 270, 318. GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 12. MARTENS L., 1958-1966, 10 jaar revolutie in Kongo. De strijd van Patrice Lumumba en Pierre Mulele. Berchem, 1988, p. 12. EYNIKEL H., Onze Kongo, Antwerpen-Weesp, 1993, p 20, 122, 128. "De nieuwe structuren in Kongo", De Belgisch administratie in Afrika. Plechtige onthulling van de gedenkplaten in hulde aan de leden van het bestuur van Afrika 18 oktober 1994, p. 3.
[170] BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 1, Tervuren, 1982, p. 32.
[171] GEVAERT Frans, Vademecum voor de agenten van de gewestdienst van Belgisch Congo, Brussel, 1955, p 318.
[172] Interview met W. ALENUS 31/7/1997.
[173] DEKOSTER L., "La formation de l'administrateur territorial", Revue génerale belge, april 1949, p. 931. DEKOSTER L., “Grandeurs et servitudes du service territorial”, Belgique d’outre-mer, 1958, 285, p. 779. VAN LEEUW Cl., L'administration territorial au Congo-Belge et au Ruanda-Urundi. Fondéments institutionelles et expérence vécue (1912-1960), RUCA, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1981.
[174] EYNIKEL H., Onze Kongo, Antwerpen-Weesp, 1993, p 119-120, 126.
[175] Ministerie van Buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, Bibliotheek van het Afrikaans Archief, Annuaire officiel du Congo Belge, Lijsten SPA 1959 en 1960.
[176]FOUTRY V. en NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885-1960, Brussel, 1986, pp. 87-88. MARTENS L., 1958-1966, 10 jaar revolutie in Kongo. De strijd van Patrice Lumumba en Pierre Mulele. Berchem, 1988, p. 17. EYNIKEL H., Onze Kongo, Antwerpen-Weesp, 1993, p 120.
[177] DEKOSTER L., "Le rôle de l'administrateur territorial", Revue génerale belge, maart 1949, pp. 772-777. GEVAERTS F., Vademecum voor de agenten van de gewestdienst van Belgisch-Kongo, Brussel, 1955, pp. 318-319. GEVAERTS F., “Troepen in gewestdienst”, Vademecum voor de agenten van de gewestdienst van Belgisch-Kongo, Brussel, 1955, pp. 571-573. MOULAERT G., “L’ avenir du Congo et le sevice territorial”, Belgique d’ outre-mer, 268, 1957, p. 491. DEKOSTER L., “Grandeurs et sevitudes du sevice territorial”, Belgique d’outre-mer, 1958, nr 258, p. 778. LAUDE N, “Le service territorial”, Belgique d’outre-mer, 1959, 286, p. 26. BRAUSCH G., Belgian administration in the Congo, London, 1961, p. 47. GEERTS W., Binza 10. De eerste 10 onafhankelijkheidsjaren van de democratische republiek Kongo, Gent-Leuven, 1970, p. 12. BOURGEOIS R., Témoignages, tome 1, Fonctionnire territorial (1931-1960), volume 1, Tervuren, 1982, pp. 31-38. KESTERGAT J. ,Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, pp. 73-79. FOUTRY V. En NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885-1960, Brussel, 1986, pp. 83, 90-92. SCHALBROECK I., Belgisch-Kongo, De dekolonisatie van een kolonie, Tielt, 1986, p. 22. CLEMENT J., "La territoriale", Middelheim. Gedenkboek van het Universitair instituut van de Overzeese gebieden, Antwerpen, 1987, pp. 166-168. CORNEVIN R., Histoire de Zaïre des origines à nos jours, Brussel, 1989, pp. 249-253. EYNIKEL H., Onze Kongo, Antwerpen-Weesp, 1993, pp. 123-126.
[178] Er bestaat een bestuurskas per sector en per buitengewoon rechterlijk centrum (..)Voor het beheer van de bestuurskassen der inlandse gebieden zorgt de inlandse overheid onder toezicht van de gewestbeheerder onder toezicht van de gewestbeheerder of zijn gemachtigde. (...)Het gaat hier om het oordeelkundig aanwenden van de gelden die aan de inlandse gemeenschappen toebehoren, en niet om het gebruiken van opgedragen kredieten (...)De inlandse overheden maken ieder jaar onder controle van de gewestbeheerder en van de vertegenwoordigers van de toezichthoudende overheid de tabel op van de geraamde ontvangsten voor het komende dienstjaar. Op het einde van ieder dienstjaar maken de inlandse overheden de rekening van de geboekte ontvangsten op. De gewestbeheerder werkt er aan mede. GEVAERTS F., Vademecum voor de agenten van de gewestdienst van Belgisch-Kongo, Brussel, 1955, p. 147, 151
[179]de inlandse paysanaten zijn schema’s voor economische ontwikkeling voor sommige gebieden. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van deze schema’s ligt volledig in handen van de blanke administratie. BRAUSCH G., Belgian administration in the Congo, London, 1965, p. 56
[180] Over de territoriale ambtenaar en het gewoonterecht : GREVISSE F., “la territorial en Question”, Academie royale des sciences d’outre-mer, bulletin des scéances, 1984, pp. 421-427.
[181]DEKOSTER L., "Le rôle de l'administrateur territorial", revue génerale belge, maart 1949, p. 776. GEVAERTS F., Vademecum voor de agenten van de gewestdienst van Belgisch-Kongo, Brussel, 1955, p. 270. MOULAERT G., “L’ avenir du Congo et le sevice territorial”, Belgique d’ outre-mer, 268, 1957, p. 491, 500. DEKOSTER L., "Grandeurs et sevitudes du sevice territorial”, Belgique d’outre-mer, 1958, nr 258, p. 778. GILLE A., "Adieu "territoriale"!", revue Belgo-congolaise illustrée, 1965, 2, p. 7. VANDERLINDEN J., La Crise Congolaise, Brussel, 1985, p. 68. KESTERGAT J., Quant le Zaïre s’appelait Congo. L’aventure coloniale Belge, Brussel, 1985, p. 75.
[182] COPPENS P., "La grande misère de nos adminsistrateurs territoriaux", revue coloniale belge, 1947, 29, p. 295.
[183] interview met DEPOORTER R. Op 12/11/1996.
[184] FOUTRY V en NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885-1960, Brussel, 1986, pp. 90-92
[185] GEVAERTS F., Vademecum voor de agenten van de gewestdienst van Belgisch-Kongo, Brussel, 1955, pp. 529-533.
[186] GEVAERTS F., Vademecum voor de agenten van de gewestdienst van Belgisch-Kongo, Brussel, 1955, p. 271, 318. "Les propositions belges pour le statut politique et le développenment économique du Congo", Courrier hebdomadaire du Crisp, 23 oktober 1959, p. 3.
[187] YOUNG C., Introduction à la politique Congolaise, Brussel, 1966, p. 87. WILLAERT M, Servir au Congo. Carnets d’un territorial 1931-1961, Brussel, 1990, p. 130. DURIEUX A., “Institutions politiques (1908-1960)”, Livre Blanc, I, pp. 273.
[188]DURIEUX A. “Institutions politiques (1908-1960)” Livre Blanc, I, pp. 273.
[189] YOUNG C., Introduction à la politique Congolaise, Brussel, 1966, p. 249. ANSTEY R., King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908-1960, Londen, 1966, p. 169. FOUTRY V. En NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885-1960, Brussel, 1986, p. 81. DURIEUX A. “Institutions politiques (1908-1960)”, Livre Blanc, I, pp. 277-280.
[190] GEVAERTS F., Vademecum voor de agenten van de gewestdienst van Belgisch-Kongo, Brussel, 1955, pp 318-319. ANSTEY R., King Leopolds Legacy. The Congo under Belgian Rule 1908-1960. Londen, 1966, p. 168. FOUTRY V. en NECKERS J., Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant : Kongo 1885-1960 Brussel, 1986, p. 90.
[191] "Problèmes du Bas-Congo, Courrier hebdomadaire du Crisp, 22 april 1960, p. 14.
[192] Ministerie van Buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, Bibliotheek van het Afrikaans Archief, Annuaire officiel du Congo Belge, Lijsten SPA 1959 en 1960.