Televisiefictie: redder van Europa. Een onderzoek naar de potentie van televisiefictie om de idee ‘Europa als eenheid in diversiteit’ inhoud te geven en van betekenis te voorzien. (Thomas Schippers)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende                                                     summary in English

 

Hoofdstuk 4: Het besluit

 

In dit onderzoek heb ik onderzocht op welke wijze televisiefictie kan dienen als remedie voor de Europese identiteitscrisis, in de hoop daarmee het cruciale belang van sociaal gemotiveerde communicatie in de vorm van televisiefictie voor een evenwichtig individueel én collectief zelfbeeld te bevestigen en te onderstrepen. De positionering van de theoretische potentie van televisiefictie bij identiteitsconstructie in het actuele en reële Europeespolitieke discours heeft mij in staat gesteld enerzijds een realistische, en niet te idealistische, theoretische argumentatie op te bouwen en anderzijds vanuit een cultuurtheoretische benadering een (deel)oplossing aan te dragen voor praktische problemen. Theorie en praktijk: ze bestaan bij de gratie van elkaar. Het betreft een onderlinge afhankelijkheidsrelatie die in dit onderzoek vaak aan de orde is geweest en ook is toegepast op andere verbanden: ‘wij’ versus ‘zij’, overeenkomst versus verschil, Heimat versus Fremde et cetera. Hetzelfde geldt voor fictieve verhalen en werkelijkheid: door het vertellen en recipiëren van verhalen bieden de mensen elkaar de kans de ander én zichzelf beter te leren kennen. De mens openbaart zijn ideologisch gekleurde en ervaarbaar gemaakte innerlijke ervaringen in een verhaal, opdat hij ze aan de identiteiten van anderen kan toetsen. Vice versa toetst ook het publiek zijn identiteit, maar dan primair op basis van het vertelde. Grofweg kan het publiek daarbij drie mogelijke posities innemen ten opzichte van de in het verhaal toegekende betekenissen: mee eens, mee oneens of neutraal. Zo worden verschil en overeenkomst tussen mensen onderling inzichtelijk en wordt groeps- en identiteitsvorming mogelijk. Op die manier geven verhalen betekenis aan het leven en vormen ze de werkelijkheid zoals wij die ervaren. De ongekend grote populariteit van de televisie heeft ertoe geleid dat ze al decennia lang verreweg het meest invloedrijke medium betreft via welke de mens zijn fictieve verhalen communiceert. Diverse mediumspecifieke eigenschappen dragen bij aan de cruciale impact die televisiefictie heeft op het zijn van de mens. “Human beings are storytellers by nature.”[619]: we kunnen dus niet anders, en zéker niet zonder!

            Onbegrijpelijk genoeg lijkt in de huidige wereld waarin communicatie een zo centrale positie inneemt nauwelijks nog tijd voor het communiceren van fictieve verhalen via het medium televisie. De tijd voor bezinning, reflectie, duiding en de ander ontbreekt. Men leeft niet meer samen, maar verkiest de afzondering in de eigen veilige en bekende groep. De ander is geen middel tot zelfontplooiing, maar juist een bedreiging voor vergaard bezit. Egoïstisch conservatisme krijgt de voorkeur boven altruïstische dynamiek. Men maakt daarbij de kapitale fout te vergeten dat de ander deel uitmaakt van jezelf: die heb je nodig om te weten wie je zelf bent, wat je zelf wilt en hoe je je leven wilt leven. Blijkbaar is de angst voor de ander zó groot dat de (vooral westerse) mens het verlies van zichzelf prefereert boven de vruchtbare ontmoeting! Waar gaat het in hemelsnaam mis?

 

In hoofdstuk III heb ik aangegeven wat de kernproblematiek van de Europese politieke identiteitscrisis precies inhoudt. De neoliberale politiek van de EU die zich primair ten doel stelt een sterke interne vrije markt te creëren, ondergraaft daarmee de positie van de verschillende Europese lidstaten: landsgrenzen worden ontkracht en nationale belemmeringen voor het vrije verkeer weggewerkt. Tegelijkertijd probeert de EU halsstarrig vast te houden aan de traditionele waarden zoals de Europese natiestaten die representeren, waarvan het subsidiariteitsbeginsel in het Verdrag van Maastricht getuigt. De Europese politiek maakt zich sterk voor twee processen die elkaar per definitie uitsluiten: behoud van culturele diversiteit én stimulans van interculturele integratie. Het eerste proces wordt bemoeilijkt door de economische, juridische en technologische eenwording van Europa en het laatste proces wordt tegengewerkt door de traditionele interne verdeeldheid van Europa én het verlies als gevolg van de globalisatie van Europese specifiteiten en daardoor van de ander ten opzichte waarvan Europa zich altijd heeft kunnen definiëren. Een bijkomend probleem bestaat uit het groeiende verlies van democratische normen en waarden naarmate de EU aan de vrije markt meer en meer voorheen publieke zaken toevertrouwt. Attali vreest zelfs voor het verlies van menselijke waardigheid binnen de toekomstige Europese samenleving. Van een publieke sfeer op Europees niveau is nauwelijks sprake. De EU heeft gefaald in het opzetten van een politieke cultuur die als fundament van een Europees burgerschap een eerste vereiste is. De nadruk van de EU op de ontwikkeling van een economisch monetaire unie heeft slechts geleid tot een economisch burgerschap, dat het economische belang verkiest boven het politieke.

 

Hoe nu moet televisiefictie in staat worden geacht de Europese identiteitscrisis te verhelpen? Of, zoals de onderzoeksvraag luidt: op welke wijze kan televisiefictie bijdragen aan het succes van een (multi-)cultureel en geïntegreerd Europa ‘als eenheid in diversiteit’?

De potentie van televisiefictie omvat alle drie de oplossingen voor de Europese identiteitscrisis zoals die in dit onderzoek aangekaart zijn: de creatie van een inclusief burgerschap, de vorming van een leefbaar evenwicht tussen lokaal en globaal en de conditionering van de idee ‘Europa’. Als geen ander televisieformat is televisiefictie in staat het nu nog inhoudsloze toekomstideaal van Europa als ‘eenheid in diversiteit’ te representeren én van betekenis te voorzien. De uitzending van natiegebonden televisiefictie naturaliseert de idee van Europese culturele diversiteit, terwijl de uitzending van televisiefictie met een op Europa georiënteerde inhoud de Europese gemeenschappelijkheid bevestigt en ‘normaal maakt’. Een intern verdeelde Europese mythe is het resultaat dat naadloos aansluit bij het paradoxale Europeespolitieke toekomstbeeld van ‘Europa als eenheid in diversiteit’. Beide soorten televisiefictie, die op grond van hun inhoudelijke oriëntatie van elkaar verschillen, zijn in staat op nationaal en Europees niveau gemedieerde collectieven en mythen te creëren waar elke Europeaan zich vrijwillig bij aan kan sluiten, van af kan zetten of onpartijdig tegenover op kan stellen. Dat veronderstelt een door Europeanen gedeelde herkenning die op haar beurt een Europees cultureel geheugen impliceert: op grond van vergelijkbare herinneringen kunnen gedeelde ervaringen bekend voorkomen en resulteren in groepsvorming. De toenemende medialisering van de wereld en de mogelijkheid van televisiefictie om zelf oude (traumatische) herinneringen te helpen verwerken en nieuwe herinneringen te vormen, bevorderen de kans op transnationale herinneringen, waardoor groepsvorming op basis van televisiefictie en over de landsgrenzen binnen Europa heen heel goed mogelijk is.

Op nationaal en Europees niveau toonde men zich van deze cultuurbindende potentie van televisie(fictie) al snel na de Tweede Wereldoorlog bewust, wat resulteerde in de poging van de EBU een Europees televisieprogramma te ontwikkelen, dat moest bijdragen aan de interculturele integratie van Europa. Het project is weliswaar teleurstellend verlopen, maar heeft mij in staat gesteld enkele belangrijke lessen te leren van de ervaringen uit het verleden.

            Uit de analyse van de Europese wetgeving die betrekking heeft op de audiovisuele sector is naar voren gekomen dat het juridische kader een intensiever gebruik van televisiefictie niet verhindert. In plaats daarvan wijt ik het schaarse gebruik van de integratie- en diversificatiecompetenties van televisiefictie op Europees niveau vooral aan de overdreven belangstelling van de EU voor private taken, in de vorm van de vrije interne markt, en de daarmee gepaard gaande onthouding, zelfs ontkenning van de publieke taken. De EU erkent en beschermt weliswaar de nationale publieke omroepstelsels, maar die zijn verwikkeld in een nationale concurrentiestrijd met de commerciële omroepen waardoor ze nauwelijks aandacht hebben voor Europese aangelegenheden. Dat de EU niet ingrijpt is onbegrijpelijk, des te meer omdat de EU zelf aangeeft een Europees burgerschap te willen ontwikkelen: dat impliceert immers per definitie een Europese publieke ruimte!

De overdrijving van het economische belang en de onderschatting van het culturele zien we terug in de minimale, ontoegankelijke en onbruikbare steun die het MEDIA-programma aan de Europese televisiefictie biedt. Een aantal zaken moet dan ook veranderen wil MEDIA in minder beperkte zin dan nu indirect bijdragen aan de Europese integratie en diversificatie via televisiefictie, echter ook met deze aanpassingen blijft de productie en uitwisseling van nationale en Europese televisiefictie afhankelijk van het initiatief van ongeïnteresseerde nationale publieke omroepstelsels.

 

Daarom heb ik de oprichting van een Europese publieke omroep voorgesteld.  De Europese politiek is aan de inwoners van Europa verplicht het democratische gehalte van de EU te beschermen door publieke dienstverlening en een pluralistisch media-aanbod te garanderen. Een Europees burgerschap veronderstelt immers een open en eerlijke toegang tot informatie die noodzakelijk is voor een rationeel inhoudelijk debat over het functioneren van die Europese samenleving. Momenteel ontbreekt elk Europees publiek initiatief, waardoor een Europees rationeel debat is uitgesloten. Het democratische gehalte van de Europese politiek lijdt daar sterk onder: een Europees bewustzijn op basis waarvan een Europees burgerschap kan ontstaan wordt node gemist. Een Europese publieke omroep die dienst doet als een Europees marktplein waar Europeanen elkaar kunnen ontmoeten, omhelzen en verhalen kunnen vertellen over wie ze zijn, waarom ze zo zijn en wat ze in de ander van zichzelf herkennen of juist niet, speelt een belangrijk rol in het Europese bewustwordingsproces. Het recipiëren van elkaars verhalen in de vorm van televisiefictie geeft inzicht in de wijzen waarop binnen Europa betekenis wordt gegeven aan het leven in al zijn facetten, in hoeverre er sprake is van gelijkenis en uniciteit en, het meest cruciaal, waarin die eenheid en verschillen zich concreet manifesteren. Alleen zo kan de Europese bevolking van elkaars levenservaringen leren, de angst voor het onbekende van zich afschudden en invulling geven aan het politieke toekomstideaal ‘Europa als eenheid in diversiteit’.

 

Ik heb een aantal praktijkgerichte ideeën geopperd die hypothetische voorwaarden vormen voor de succesvolle toepassing van een Europese publieke omroep in de praktijk. Televisiefictie uitgezonden op een gemeenschappelijk Europees net maakt het voor de Europeanen mogelijk in de veilige, eigen woonkamer kennis op te doen van de ander en zichzelf, kortom: de culturele rijkdom te ervaren van de Europese integratie. Een Europese publieke omroep is als geen ander instrument in staat een gemedieerde, publieke ruimte te creëren waarin transnationale gedeelde ervaringen en betekenissen tussen Europeanen onderling kunnen ontstaan. Deze overeenkomstigheden maken de ervaring van Europese groepsgevoelens mogelijk, waardoor een Europees bewustwordingsproces in gang kan worden gezet. Inzicht in de overeenkomsten en de verschillen zoals die binnen Europa bestaan, kan leiden tot een ervaren Europese gemeenschappelijkheid die het fundament vormt van een tolerante en inclusieve Europese identiteit. Deze interculturele Europese intergratie legitimeert de economische en de juridische eenwording van Europa en daarmee het bestaan van de EU. Hier is sprake van een winwinsituatie: de Europese burgers vinden in hun mede-Europeanen een onuitputtelijke bron voor zelfontplooiing en de EU wint daardoor aan legitimiteit en draagvlak. Het betreft een democratisch Europa waarvan de mens het hart is en waarin niet langer de vrije markt het overheersende geloofsartikel vormt: een sámenleving waarin het individu geen egoïstische vrijheid nastreeft, maar in plaats daarvan een sociale omstandigheid helpt te creëren waaronder ook anderen vrij kunnen zijn.

 

 

Korte reflectie

 

Het ideaalbeeld van de Europese samenleving zoals mij dat naarmate mijn onderzoek vorderde steeds helderder voor ogen is gaan staan, vindt zijn basis in Habermas’ ideaaltypische theorie zoals hij die in Strukturwandel der Öffentlichkeit gearticuleerd heeft.[620] Een democratisch en menselijk Europa, dat bovendien een Europees burgerschap wenst te ontwikkelen, kan niet zonder een publieke sfeer die ruimte biedt aan een open, pluralistisch en rationeel debat. De uitwisseling van visies, gedachten en wensen tussen Europeanen onderling moet kansen en bedreigingen, verschillen en overeenkomsten inzichtelijk maken, opdat we ons steeds bewust zijn van de manier waarop we aan het leven betekenis toekennen en de wijze waarop we de werkelijkheid ervaren. Een dergelijk bewustzijn confronteert de mens met de vraag of het geleefde leven wel de gewenste levensinvulling betreft, bijvoorbeeld: levert de obsessieve consumptie van amusement mij wel het vrijheidsgevoel dat ik zoek? Een evenwichtig zelfbeeld kan niet zonder deze reflexiviteit die mens onderscheidt van dier.

            Momenteel ontbreekt het binnen Europa aan een reflexief en publiek debat. Attali spreekt van ‘het intellectuele coma van het Europese politieke debat’: de mens wordt steevast ondergeschikt bevonden aan de economie. In zijn pleidooi voor la voie humaine heb ik een ideologisch fundament en argument gevonden voor de aanbevelingen zoals ik die aan het einde van deze scriptie heb geformuleerd. Bovendien heb ik in de theorieën van Bourdieu, Morley en Robins en Thompson een rechtvaardiging gevonden voor een nadrukkelijkere inmenging van de Europese politiek met de Europese samenleving in de vorm van een Europese publieke omroep. In die zin levert deze scriptie een bijdrage aan het wetenschappelijke debat over de functie van televisie(fictie) als culturele ruimte binnen de hedendaagse samenleving. Het is hoog tijd dat men binnen de EU de potentie van via de publieke televisie uitgezonden verhalen erkent en benut.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende                                                     summary in English

 

[619] McAdams (2001) Pagina 621-622

[620] Ik ben me daarbij terdege bewust van het grote aantal verschillen tussen Habermas’ ideaalbeeld en de wijze waarop ik heb voorgesteld Europa uit zijn identiteitscrisis te bevrijden. Ter illustratie: Habermas ziet in het medium televisie een instrument waardoor de publieke sfeer te gronde gericht wordt, terwijl ik ze daarentegen beschouw als een middel dat het publieke en rationele debat kan ondersteunen en stimuleren. Het gaat hier echter veel te ver om alle verschillen en overeenkomsten te bespreken. Duidelijk moet zijn dat dit onderzoek in zijn kern aansluiting vindt bij Habermas’ theorie van de publieke sfeer en dat het in die zin gezien kan worden als actualisering van zijn centrale ideeën. Habermas (1962)