‘Een kopje tee en wat meer kultuur’ Vrouwennieuws en mannenkranten in Vlaanderen en Nederland (1960-1970). (Carolina Van IJzendoorn)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Inleiding

 

Opvattingen over mannelijkheid en vrouwelijkheid staan vandaag de dag voortdurend ter discussie, zowel in de wetenschap als in het ‘dagelijks leven’. Het concept ‘gender’ werd in 1972 door Ann Oakley in de vrouwenstudies en de geschiedwetenschap geïntroduceerd[1]. ‘Gender’ vormt een sociale, culturele, politieke en historische constructie, waarbij niet alleen vrouwen, maar ook mannen (omdat zij immers beiden gevormd en bepaald zijn door geslachtsgebonden rollen en verwachtingen), in de analyse betrokken worden. ‘Sekse’ daarentegen, duidt op een biologische gegevenheid[2]. Gender wordt door Joan Wallach Scott (één van de belangrijkste theoretici met betrekking tot de introductie van het genderconcept in de geschiedwetenschap) gedefinieerd als een relationeel concept. ‘Gender’ vormt in deze definitie in de eerste plaats een samenstellend element van sociale relaties, gebaseerd op de perceptie van verschillen tussen de seksen, en in de tweede plaats als een manier om machtsrelaties te duiden[3]. In de hedendaagse geschiedschrijving groeit het inzicht dat wanneer de vanzelfsprekendheid van bepaalde stereotiepe, geslachtsgebonden kenmerken (en daarmee samenhangende activiteiten) wordt weggenomen er niet zelden een nieuwe kijk op bepaalde historische ontwikkelingen en verworvenheden ontstaat. Recent zijn nieuwe inzichten ontwikkeld met betrekking tot ‘gender’ als theoretische analysecategorie, maar die worden in deze verhandeling buiten beschouwing gelaten. Het aantal publicaties rond ‘gender-linked’ themata (ook in de geschiedschrijving) is de afgelopen dertig jaar explosief toegenomen en mag zich verheugen in een grote belangstelling[4].

 

Vreemd genoeg is er nog maar weinig onderzoek verricht waarbij een genderperspectief met dagbladpers wordt gecombineerd. Afgezien van het werk van Carli Schuit en Joan Hemels[5] en een aantal licentiaatverhandelingen, met name de verhandelingen van Andrea Evers[6] uit 1992,  en die van Berbke Luyckx[7] en Melissa Duran[8] uit 2000, is er nog bitter weinig gebruik gemaakt van krantenpagina’s als cultuur-historische bron in het onderzoek naar genderverhoudingen. Wel is reeds veel verschenen over vrouwen- en feministische pers, dat wil zeggen over publicaties meestal uitgegeven door, en speciaal bedoeld voor vrouwen[9]. Bovendien is er in bovengenoemde publicaties geen sprake van een internationale vergelijking. In de onderhavige verhandeling zal een vergelijking tussen Vlaanderen en Nederland gemaakt worden. Overigens zijn (en worden) er überhaupt maar weinig comparatieve studies over België (Vlaanderen) en Nederland gepubliceerd[10].

 

Deze verhandeling spitst zich toe op beeldvorming rond mannelijkheid en vrouwelijkheid in dagbladpers. Er wordt getracht na te gaan op welke manier(en) verschillende kranten de heersende noties van mannelijkheid en vrouwelijkheid, en tevens het stereotiepe denken in mannelijke en vrouwelijke eigenschappen, weerspiegelen. Natuurlijk geven krantenartikelen niet altijd een beschrijving van de objectieve werkelijkheid. In een onderzoek rond beeldvorming draait het altijd om normen en ideaalbeelden. De voorgehouden ideaalbeelden vertellen zeer weinig over de historische realiteit, maar des te meer over de heersende mentaliteit. Hoe dacht men op een bepaald moment in de geschiedenis in bepaalde lagen van de samenleving? Hoe werden bepaald gedrag en bepaalde eigenschappen genormeerd? En wat diende als ideaal nagestreefd te worden? Het lijkt noodzakelijk het verschil en de relatie tussen ‘normen’ en ‘idealen’ wat nader te duiden. Mijns inziens is de relatie tussen norm en ideaal een doel-middel verhouding. Wanneer een norm (als algemeen geldend en als enige aanvaardbare) wordt voorgesteld, wordt hier een bepaald ideaal mee nagestreefd, en dus een bepaald eindresultaat beoogd bij het handhaven van die norm. De norm kan dus beschouwd worden als een (maatschappelijk, sociaal of moreel) middel om een vooraf bepaald doel, het ideaal, te bereiken.

 

In deze verhandeling wordt de beeldvorming rond mannelijkheids- en vrouwelijkheidsnormen en -idealen, als weerspiegeld in de Vlaamse en Nederlandse dagbladpers, in de periode 1960-1970 onderzocht. De vergelijking is beperkt tot het Nederlands taalgebied. Er is gekozen voor een vergelijking tussen een Vlaamse katholieke, een Nederlandse katholieke, een Vlaamse socialistische en een Nederlandse socialistische krant. De keuze voor een vergelijking tussen Vlaanderen en Nederland laat zich gemakkelijk uitleggen. Ik ben geboren en getogen in Nederland maar woon en studeer al vijf jaar in Vlaanderen. Vanuit deze ‘dubbele’ achtergrond hoop ik in staat te zijn een grondige analyse te maken van beide samenlevingen en de manier waarop deze weerspiegeld werden in ‘hun’ dagbladen.

 

De periode 1960-1970 is gekozen wegens het belang van de ontwikkelingen en veranderingen die zich in dat decennium voltrokken, zeker wat betreft man-vrouwverhoudingen, rolpatronen en seksegebonden verwachtingen en idealen. Belangrijk is te beseffen dat de beeldvorming in de verschillende kranten sterk afhankelijk was van de maatschappelijke zuil waaraan dat dagblad verbonden was. In 1960 fungeerden kranten immers nog als spreekbuis voor, en opiniemaker van ‘hun’ zuil. Halfweg de jaren 1960 kwam daar echter stilaan verandering in, dagbladen begonnen zich los te maken van hun zuil en namen een onafhankelijker en neutraler houding aan[11]. Dit proces was echter duidelijker waar te nemen in Nederland dan in Vlaanderen, zo liet bijvoorbeeld de Volkskrant op 25 september 1965 de ondertitel “Katholiek dagblad voor Nederland” vallen[12]. Eveneens interessant, met het oog op de internationale vergelijking, is het feit dat in Nederland, vanaf 1960 meegesleurd in een nieuwe ‘schokgolf’ van secularisering en modernisering, de oude zuilen als politiek, sociaal en cultureel ordende principes en structuren hun betekenis verloren: de definitieve ontzuiling van Nederland was in 1970 een feit[13]. In België (Vlaanderen) deed zich in deze periode echter niet dezelfde ontwikkeling voor: hoewel er, zoals in Nederland, wel sprake was van een zekere politieke en mentale ontzuiling, bleven de verzuilde maatschappelijke (organisatie)structuren intact[14]. Op de overeenkomsten en verschillen tussen de politieke en maatschappelijke processen en veranderingen in Vlaanderen en Nederland wordt echter in het eerste hoofdstuk nog teruggekomen[15].

 

Bovendien staan we in de periode 1960-1970 aan de vooravond van de tweede feministische golf, die in Nederland inzette in oktober 1968, toen de actiegroep Man Vrouw Maatschappij (MVM), onder leiding van Joke Kool-Smit opgericht werd[16]. In Vlaanderen markeerde de oprichting van de Pluralistische Actiegroepen voor gelijke rechten voor man en vrouw (PAG) in 1969 het ‘officiële’ begin van de tweede feministische golf[17]. Het lijkt dus interessant om na te gaan of er evolutie of verandering was in de opvattingen omtrent mannelijkheid en vrouwelijkheid in de stilte voor de storm (en het prille begin) van de tweede feministische golf. Bovendien geeft een onderzoek van dagbladpers, zeker tot 1965[18], de mogelijkheid om de houding van de verschillende zuilen ten opzichte van die ontwikkeling te peilen.

 

In dit onderzoek staan drie vragen centraal, ze worden als ‘rode draden’ doorheen de verhandeling gebruikt:

1)  Verschilde de beeldvorming rond noties van mannelijkheid en vrouwelijkheid in Nederland en Vlaanderen?

2)  Verschilde de beeldvorming rond noties van mannelijkheid en vrouwelijkheid binnen de katholieke en de socialistische zuil(en)?

3)  Had enerzijds de ontzuiling (in Nederland) en anderzijds de voortdurende maatschappelijke verzuiling (in Vlaanderen) een invloed (gehad) op beeldvorming rond noties van mannelijkheid en vrouwelijkheid?

 

De aangewezen rubriek van de krant om de beeldvorming rond (heersende) opvattingen van mannelijkheid en vrouwelijkheid onderzoeken leek de zogenaamde ‘vrouwenpagina’ te zijn: uit ‘de verslaggeving van het buitenlands nieuws’ viel immers niet bijster veel op te maken over man/vrouw beeldvorming. Vanaf de 19e eeuw begonnen kranten door middel van kleine ‘hoekjes’ en berichten aandacht te besteden aan een specifiek vrouwelijk lezerspubliek. Vanaf de jaren 1920 resulteerde dat in een speciale ‘vrouwenrubriek’ in een groot aantal Europese kranten. Die rubrieken verschenen overwegend eens per week of eens in de veertien dagen en besloegen meestal een halve of hele pagina[19]. De ‘nieuwe’ aandacht voor de vrouwelijke lezer was een gevolg van de alfabetisering van de Europese vrouwen. Voornamelijk vanuit commerciële motieven, namelijk om dit grote, potentiële lezerspubliek  aan te spreken en te bereiken, werd zo’n ‘vrouwenpagina’ opgenomen. Er waren echter ook meer ideologisch gekleurde motieven verbonden aan het ontstaan van de vrouwenrubriek. Die vormde een uitgelezen plaats voor morele, praktische en ideologische beschouwingen over de taak, plaats en invulling van het leven van ‘de vrouw’[20]. De relevantie en actualiteit van dit onderzoek lijken voldoende aangetoond door het feit dat De Morgen anno 2001 nog een expiriment uitvoerde. Op 8 mei 2001 werden twee edities van dezelfde krant uitgegeven: voor elke sekse één[21]. Dit gebeurde vanuit de gedachte dat ‘vrouwen de krant anders lezen dan mannen’. De laatste vrouwenrubrieken werden begin jaren 1990 afgeschaft[22], maar blijkbaar wordt ‘nieuws’ anno 2001 nog altijd niet als ‘sekse-neutraal’ nieuws beschouwd.

 

Uit de inhoud van die rubrieken in de jaren 1960 kon, direct en indirect, veel afgeleid worden omtrent heersende noties van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Bestond de vrouwenrubriek uit recepten en breipatronen, of werden er ook ‘serieuze’ maatschappelijke en/of actuele kwesties aangehaald? En zo ja, op welke manier gebeurde dat en door wie (door een vaste redacteur, geestelijke, politicus, man of vrouw)?

 

Een probleem dat zich stelt bij deze benadering, is de eenzijdigheid van het materiaal, het gebrek aan informatie over beeldvorming rond de man. Ik meen echter te mogen stellen dat in de artikelen, gepubliceerd in de vrouwenrubrieken, voldoende (indirecte) informatie te vinden was omtrent opvattingen over mannelijkheid. Zo werd de vrouw bijna altijd ‘aangesproken’ vanuit haar positie binnen het gezin, als echtgenote en moeder. Dit is een moeilijk gegeven bij de interpretatie van het bronnenmateriaal: als de vrouw in functie van haar gezin, en niet ‘als zichzelf’ werd beschreven, was het moeilijk vast te stellen in hoeverre sociaal-economische, politieke, culturele of ideologische vooronderstellingen meespeelden in de beschrijving van (de positie van) de (ideale) vrouw. Het gezin werd opgevat als een sociaal weefsel, waarbinnen welbepaalde rolverdelingen en verwachtingen bestonden, zowel voor mannen als voor vrouwen[23]. Het kan zeer moeilijk zijn die implicaties te ontrafelen en te interpreteren. Voor de man bestond het tegenovergestelde probleem: hij werd minder vaak specifiek in functie van een bepaald terrein gezien: de hele wereld kon zijn referentiepunt zijn[24]. Het laatste argument voor het uitsluitend gebruiken van de vrouwenpagina’s als bron voor zowel beeldvorming rond mannen als rond vrouwen, is de enorme omvang van het bronnenmateriaal. Het was onmogelijk, voor een periode van tien jaar, vier dagbladen volledig door te nemen, althans, in de beschikbare tijd.

 

Voor Vlaanderen zijn het katholieke dagblad De Standaard en het socialistische Vooruit onderzocht. Aanvankelijk was de keuze gevallen op De Volksgazet, maar die bleek geen specifieke vrouwenpagina of -rubriek te publiceren. Vooruit, het andere Vlaamse socialistische dagblad, publiceerde in de bestudeerde periode wel een vrouwenrubriek, die als bron voor deze verhandeling kon dienen. Voor Nederland zijn het katholieke dagblad de Volkskrant en het socialistische Het Parool gekozen. De Standaard en de Volkskrant waren (en zijn) beide landelijke dagbladen. Het Parool ook, maar in praktijk bleef zijn verspreiding hoofdzakelijk beperkt tot groot-Amsterdam. Het lezerspubliek van Vooruit concentreerde zich in en rond Gent, maar was officieel eveneens een landelijk dagblad.

 

Wat betreft de Vlaamse kranten waren er geen problemen bij de ontsluiting van het bronnenmateriaal: de leggers van De Standaard voor de jaren 1960-1970 bevinden zich in de Centrale Bibliotheek van de K.U. Leuven, en kunnen ter plaatse geraadpleegd worden. Vooruit bevindt zich op microfilm in de Koninklijke Bibliotheek in Brussel en de leggers zijn ter inzage beschikbaar in de bibliotheek van de R.U. Gent. De Nederlandse kranten waren iets moeilijker te raadplegen: ik heb niet kunnen achterhalen of er zich een collectie van de Volkskrant of Het Parool in Vlaanderen bevindt. De documentatieafdelingen van beide kranten zijn echter zeer behulpzaam geweest, en er is toegang tot de redactionele archieven van de betrokken kranten in Amsterdam verkregen. Bij Het Parool en de Volkskrant kon niet over leggers, maar uitsluitend over microfiches beschikt worden.

 

De vraag naar de betrouwbaarheid van het bronnenmateriaal is complex. Ten eerste is het van belang te weten of de bron onder de noemer van ‘kwaliteitskrant’ viel of niet. In dit onderzoek was dat wel het geval: alle vier onderzochte kranten werden beschouwd als kwaliteitskranten. Dat etiket van ‘kwaliteitskrant’ wordt bepaald door de keuze van onderwerpen, de ‘aanspreektoon’, de rangschikking van artikelen en de redactionele opmaak (per pagina of in het geheel) van een krant (artikelen in orde van ‘belangrijkheid’: op de voorpagina, boven of onder aan de pagina, al dan niet temidden van advertenties etc.)[25]. Vervolgens was er een hele reeks mensen betrokken bij het tot stand komen van een artikel of pagina. De kennis, inzet en deskundigheid van de betrokken personen is voor dit onderzoek echter van minder groot belang, aangezien er slechts op zoek gegaan wordt naar het normatief kader voor mannelijkheid en vrouwelijkheid, de historische realiteit wordt min of meer buiten beschouwing gelaten. Maar enige informatie over de betrokken redacteuren, het journalistieke klimaat van de betreffende krant, haar maatschappelijke en politieke achterban (verbonden aan een ideologische strekking), haar lezerspubliek en haar voorgeschiedenis blijft noodzakelijk[26]. Hier ben ik in mijn onderzoek overigens op een lacune in beschikbare informatie gestuit: er is zeer weinig bekend over (het profiel) van het lezerspubliek van de vrouwenrubrieken. Ook naar de functie(s) die een vrouwenrubriek vervulde voor haar (vrouwelijke) lezers is zeer weinig onderzoek verricht. Zelf heb ik deze ‘nieuwe’ onderzoeksvragen evenmin kunnen beantwoorden omdat ze te ver buiten het bestek van mijn verhandeling vielen. Het verdient aanbeveling onderzoek te verrichten ten aanzien van die lacune(s).

 

Deze verhandeling bestaat uit een kort, inleidend eerste hoofdstuk, waarin alleen de voor dit onderzoek relevante aspecten van de geschiedenis van Nederland en België in de jaren 1960 behandeld worden. Daarna volgt de hoofdmoot van de verhandeling: een kwantitatieve analyse en een inhoudelijke analyse van significante (dat wil zeggen die artikelen waaruit iets op te maken valt over beeldvorming rond mannelijkheid, vrouwelijkheid, rolpatronen etc.) artikelen, verschenen in de vrouwenrubrieken in de bestudeerde periode. De kwantitatieve analyse zal het tweede hoofdstuk beslaan, is per krant gemaakt en wordt besloten met een vergelijking van de vier dagbladen. De inhoudelijke analyse beslaat het derde hoofdstuk. Die is gemaakt aan de hand van verschillende thema’s behandeld in de verschillende (of alle), vrouwenrubrieken. De bevindingen uit bovenstaande analyses zullen gecombineerd worden met informatie verkregen uit interviews met betrokken redactrices, actief in de periode 1960-1970. De resultaten van de kwantitatieve analyse dienden als vertrekpunt voor de inhoudelijke analyse, waarop de nadruk ligt. In het besluit zullen enkele aandachtspunten en taboethema’s in de vrouwenrubrieken belicht en geconfronteerd worden met de bestaande literatuur over het onderwerp.

 

De eerste stap met betrekking tot de methodologie was een selectie maken in het bronnenmateriaal. Er is gekozen om de jaren 1960, 1965 en 1970 van alle kranten volledig door te nemen. Dat maakte het mogelijk verandering of continuïteit in lay-out, onderwerpskeuze, aanspreektoon etc. gedurende een heel jaar van een vrouwenrubriek in kaart te brengen. Bovendien gaf dit de mogelijkheid vergelijkingen per jaar tussen de verschillende kranten te maken. Wanneer er echter grote veranderingen (in lay-out, hoofdredactrices, titel, (benadering van) onderwerpen etc.) bleken opgetreden, werden de tussenliggende jaargangen ook doorgenomen teneinde het moment en de reden(en) voor die veranderingen op te sporen.

 

De inventarisatie van het bronnenmateriaal geschiedde door de indeling van de verschillende artikelen, verschenen in de vrouwenrubriek, in een vijftiental categorieën. Op die manier werd het materiaal geordend, geschikt gemaakt voor kwantificering, en de onderlinge vergelijkbaarheid van de kranten bevorderd. Een overzicht van de gebruikte categorieën[27] wordt in het tweede hoofdstuk gegeven. De kwantitatieve analyse verschafte inzicht in welke categorieën van artikelen het meest veelvuldig of meest uitgebreid aan bod kwamen in de betreffende vrouwenrubrieken. Was er aandacht voor de positie van de vrouw in de samenleving, gezinsopvoeding, maatschappij en politiek, kunst en cultuur? Of werd de vrouwenpagina uitsluitend gebruikt voor de publicatie van modeberichten, recepten en naaipatronen? De manier waarop deze verschillende onderwerpcategorieën zich tot elkaar verhouden werpt al een zeker licht op hoe men de vrouwelijke lezer benaderde in de betreffende krant.

 

De oppervlaktes hadden bij de inventarisatie van het bronnenmateriaal allemaal gemeten moeten worden in vierkante centimeters. Dit leverde problemen op, aangezien er voor Vooruit, Het Parool en de Volkskrant alleen over microfilm of microfiches beschikt kon worden, waarop de pagina’s op schaal zijn weergegeven. Er is uiteindelijk voor gekozen in kolommen te tellen, uitgaande van de (tekst)oppervlakte van een kolom over de gehele lengte van de pagina. Om uiteindelijk toch nog de juiste maten in vierkante centimeters te bekomen zijn in de Koninklijke Bibliotheek van Den Haag van elke jaargang de maten (de totale oppervlakte van een pagina, de totale (tekst)oppervlakte van een kolom en de titeloppervlakte van de paginatitel) opgenomen. Hierna leverde het omrekenen van de gegevens geen noemenswaardige problemen meer op. Voor Vooruit werd een zelfde benadering gebruikt, de leggers van deze krant werden in de bibliotheek van de R.U. Gent opgemeten.

 

Om een al te grote discrepantie tussen de ‘in kolommen getelde’ Het Parool, de Volkskrant en Vooruit  en de ‘opgemeten’ De Standaard te voorkomen is er besloten de decimalen in alle (omgerekende en opgemeten) maten te laten vallen. Zo werd er een soort ‘standaardfout’ ingebouwd die gold voor alle gebruikte kranten, wat een onderlinge vergelijking weer mogelijk maakte. Voor deze verhandeling zijn het immers niet de absolute cijfers die van belang zijn: de kwantitatieve analyse heeft uitsluitend een comparatief doel. De verzamelde gegevens werden ingevoerd in Excel, wat de combinaties van gegevens mogelijk maakte.

 

Vooruit stelde echter een bijkomend probleem: Het Parool en de Volkskrant publiceerden in de gehele bestudeerde periode ieder een vrouwenrubriek van één volledige pagina per week. De Standaard deed hetzelfde in 1960, maar gaf in de periode november 1962- december 1969 de vrouwenrubriek ‘gefragmenteerd’ uit. Dat wil zeggen dat er twee keer per week eenderde of halve pagina verscheen, terwijl er vanaf 1 januari 1970 twee keer per week een volledige pagina verscheen. Bij Vooruit echter, verscheen vanaf 1960 de vrouwenrubriek overwegend van dinsdag tot en met de weekendeditie dagelijks, maar nam nooit meer dan twee kolommen per pagina in beslag. Er is besloten deze rubriek ‘alternatief’ aan te pakken: voor de jaren 1960, 1965 en 1970 werd telkens per week één rubriek geïnventariseerd. In week 1 was dit dinsdag, in week 2 woensdag, in week 3 donderdag, etc. Wel werden alle afleveringen bekeken: als er een interessant artikel verscheen op een ‘niet in de planning vallende’ dag, werd deze toch opgenomen en geïnventariseerd, voornamelijk met het oog op de inhoudelijke analyse.

 

De inhoudelijke analyse heeft dus de resultaten van de kwantitatieve analyse als vertrekpunt. Vervolgens werden die artikelen geselecteerd die meer informatie boden over (de beeldvorming rond) de positie van de vrouw en man in de samenleving en binnen het gezin, rolpatronen en opvattingen rond mannelijkheid en vrouwelijkheid. Artikelen die in deze analyse betrokken zijn zullen voornamelijk zijn geïnventariseerd onder de categorieën ‘kind en gezin’, ‘vrouw en samenleving’ en ‘maatschappij en politiek’[28]. Artikelen uit andere categorieën werden ook wel gebruikt, maar minder frequent, gezien de beperkte relevantie van de inhoud voor dit onderzoek. In de inhoudelijke analyse zullen de inhoud van de artikelen uit de verschillende kranten thematisch met elkaar vergeleken en geïnterpreteerd worden. In het besluit wordt een vergelijking tussen Vlaanderen en Nederland en de katholieke en socialistische invalshoeken gemaakt. In verband met de methode voor de selectie van artikelen en de uitwerking van de inhoudelijke analyse, werd op een combinatie van gezond (historisch geschoold) verstand, een intuïtief ‘aanvoelen’, de methode  als voorgesteld in de cursus “Methoden en technieken van de Nieuwste Tijd”[29], het boek van Fred Wester over strategieën voor kwalitatief onderzoek[30] en het werk van Bernard Berelson over inhoudsanalyse gesteund[31].

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] OAKLEY, A., Sex, Gender and Society, Londen, 1972, als geciteerd in: SCOTT, J. W., “Gender: a useful category of historical analysis, American Historical review, 91 (1986) 5, 1053-1075.

[2] BOCK, G., “Challenging dichotomies: pespectives on Women’s history”,  OFFEN (eds.), Writing Women’s History: International perspectives, Basingstoke/Londen, 1991, 1-23.

[3] SCOTT, “Gender: a useful category”, 1067-1070.

[4]GREVER, M., “Het verborgen continent. Een historiografische verkenning van vrouwengeschiedenis in Nederland, Tijdschrift voor sociale geschiedenis, 12 (1986) 221-268.

[5] SCHUIT, C., en HEMELS, J., Recepten en rolpatronen. Nederlandse kranten en hun vrouwelijke lezers, 1888-1988, Utrecht, 1988.

[6] EVERS, A., Van modepoppen en keukenprinsessen: de rubrieken voor de vrouw in zes Vlaamse dagbladen. Licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, dept. Communicatiewetenschappen, 1992.

[7] LUYCKX, B., De eeuwige huisvrouw? Vrouwenrubrieken in drie Vlaamse kranten tussen 1947 en 1959. Licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, dept. Geschiedenis, 2000.

[8] DURAN, M., Gender in de pers: de vrouwenrubrieken van De Standaard, De Volksgazet en Het Laatste Nieuws, 1918-1940. Licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, dept. Geschiedenis, 2000.

[9] WASSENAAR, I., Vrouwenbladen. Spiegels van een mannenmaatschappij, Amsterdam, 1976, 8-9.

[10]  HELLEMANS, S., “België en Nederland in comparatief perspectief, De Sociologische Gids,  5-6 (1992) 284-286.

[11] SCHUIT en HEMELS, Recepten, 165-187.

[12] de Volkskrant, dagblad voor katholiek Nederland, 25 sept 1965, 1.

[13] BLOM, J.C.H. en LAMBERTS, E., (red.), Geschiedenis van de Nederlanden, Rotterdam/Rijswijk, 1993, 358-359, HELLEMANS., “België en Nederland”, 284-286.

[14] BLOM en LAMBERTS, 306-307.

[15] cf. infra, p.11-25.

16] RIBBERINK, A., “Leidslieden en zaakwaarnemers. De stille generatie en de tweede feministische golf”, RIGHART en  LUYKX, (red.), Generatiemix. Leeftijdsgroepen en cultuur, Amsterdam, 1998, 94-130.

[17] VAN MECHELEN, R., De meerderheid. Een minderheid. De vrouwenbeweging in Vlaanderen: feiten herinneringen en bedenkingen omtrent de tweede golf, Leuven, 1996, 19-23.

[18] cf. supra, p. 2.

[19] SCHUIT en  HEMELS, Recepten, 11-14.

20]  SCHUIT en  HEMELS, Recepten, 45-54.

[21] De Morgen. Onafhankelijk dagblad, 8 mei 2001.

[22] SCHUIT en  HEMELS, Recepten, 205-208.

[23] KLOEK, E., Gezinshistorici over vrouwen. Een overzicht van het werk van gezinshistorici en de betekenis daarvan voor de vrouwengeschiedenis, Amsterdam, 1989, 9-15.

[24] Zie in verband met deze problematiek: KERBER, L.K., “Separate Spheres, female worlds, woman’s place: the rhetoric of women’s history”, Journal of American history, 75 (juni 1988), 9-39.

[25] SCHUIT en  HEMELS, Recepten, 15-29, VAN GESSEL, H., Een beeld van een dagblad. De Volkskrant, Amsterdam, 1995, 15.

[26] cf. infra, p. 11-25.

[27] cf. Infra, p. 31-32

[28] cf. infra, p. 31-33.

[29] VAN MOLLE, L., Methoden en technieken van de Nieuwste Tijd, cursus, Katholieke Universiteit Leuven, dept. Geschiedenis 1999-2000, Leuven, 1999.

[30] WESTER, F., Strategieën voor kwalitatief onderzoek, Muiderberg, 1987.

[31] BERELSON, B., Content Analysis in communication research, New York, 1952.