Het Taal Aktie Komitee: 25 jaar Vlaams-nationale prikken. (Koen Vanthournout)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

BESLUIT: TYPOLOGIE VAN HET TAAL AKTIE KOMITEE (1982 – 1997).

 

                   Dit besluit heeft als bedoeling om, ten eerste, de veelheid aan informatie die werd gegeven in Deel 2 samen te brengen en zo te komen tot één duidelijk en algemeen beeld van het Taal Aktie Komitee. Ten tweede is het de bedoeling  de doelstellingen van het T.A.K. te evalueren. In Hoofdstuk 2 van Deel 1 van deze thesis werden deze doelstellingen besproken; hier wordt bekeken in welke mate het T.A.K. effectief deze doelstellingen heeft gerealiseerd en in welke mate die voor de ‘gewone Vlaming’ relevant waren. We eindigen met twee slotbeschouwingen over het Taal Aktie Komitee en over de Vlaamse Berweging in het algemeen.

 

 

1.  Profiel van het Taal Aktie Komitee.

 

                   Om tot een typologie van de acties van het Taal Aktie Komitee te komen werden twee zaken van dichterbij bekeken. Ten eerste, wat was het onderwerp van de T.A.K.-acties en, ten tweede, wat was het karakter van deze acties? De robotfoto van het T.A.K., die hieronder werd gemaakt, is echter slechts geldig voor de periode 1982 – 1997, aangezien er voor het maken van deze robotfoto gebruik is gemaakt van de actietabellen die in het begin van elke paragraaf van Hoofdstuk 2 van Deel 2 werden opgenomen. Voor de periode 1972 – 1981 werden zo’n tabellen niet opgesteld aangezien deze eerste tien jaar van de geschiedenis van het T.A.K. als een samenvatting van bestaande literatuur werden behandeld.. Het zou in het kader van deze eindverhandeling een te groot werk geweest zijn om voor de eerste tien jaar T.A.K.-geschiedenis ook nog deze tabellen op te maken, daarnaast mag niet vergeten worden dat het accent van ons onderzoek vooral op de geschiedenis van het Taal Aktie Komitee van 1982 tot en met 1997 lag.

 

1. Wat was het  onderwerp van de T.A.K.-acties?

 

                   De optelsom van al de in Deel 2, Hfdst. 2 gegeven tabellen gaf een duidelijke indicatie rond welke onderwerpen het Taal Aktie Komitee vanaf 1982 tot 1997 vooral werkte.

 

ONDERWERP VAN DE ACTIE (1982-1997)

AANTAL

Faciliteitengemeenten

105

Meer bevoegdheden voor Vlaanderen / Zelfbestuur

64

Taalgebruik bij particluiere instanties

63

Amnestie

61

Voeren

47

Vlaams-Brabant / Kieskring Brussel – Halle – Vilvoorde

41

Rest

56

TOTAAL

437

 

                   Het onderwerp dat het Taal Aktie Komitee tussen 1982 en 1997 het vaakst aansneed was dat van de zes faciliteitengemeenten rond Brussel. Het gaat om een kleine 25% van de acties (105 van de 437) die het T.A.K. zelf organiseerde. Opvallend daarbij is dat het grootste deel (meer dan 80%) van de acties allemaal plaats vonden van 1988 tot en met 1997. Deze tien jaar acties hoger onderverdeeld in drie periodes (1988 – 1990, 1991 – 1994, 1995 – 1997) en in elk van deze periodes vormden de acties met betrekking tot de faciliteitengemeenten ook nog eens de grootste groep.

                   Tot 1988 warende faciliteitengemeenten echter absoluut geen topprioriteit voor het T.A.K. In de periode 1982 – najaar 1983 waren er nog tien acties over de faciliteitengemeenten, maar tussen oktober 1983 en februari 1988 zou het T.A.K. opnieuw slechts 10 acties voeren over de zes randgemeenten. Voor een periode van meer dan anderhalf jaar, tussen februari 1985 en oktober 1986, was er zelfs geen enkele T.A.K.-actie over de zes faciliteitengemeenten rond Brussel. De acties met betrekking tot de faciliteitengemeenten dankten hun koppositie dan ook aan de intensieve campagne die het Taal Aktie Komitee voerde vanaf 1988 tot en met 1997.

 

                   Op een duidelijke afstand van de acties over de faciliteitengemeenten volgden drie gcategorieën met bijna hetzelfde aantal acties. Het ging om acties voor meer bevoegdheden voor Vlaanderen en zelfbestuur, tegen het taalgebruik bij particuliere instanties en voor amnestie. Samen waren deze drie groepen goed voor zo’n 43 % van alle acties; elk apart cirkelden de groepen rond 14%. In tegenstelling tot de acties over de faciliteitengemeenten vertoonden de drie groepen die in deze alinea worden besproken wel een constante lijn. In elk van de zeven periodes, die werden besproken in Hoofdstuk 2 van Deel 2 van deze thesis, werden immers acties gehouden voor zowel meer bevoegdheden voor de Vlaamse overheid, tegen het taalgebruik bij particuliere instanties en voor amnestie.

                    Deze drie onderwerpen mogen dan ook de traditionele T.A.K.-onderwerpen in de periode 1982 – 1997 genoemd worden. De drie groepen waren overigens de grootste groep acties in respectievelijk juni 1985 – mei 1986, 1982 – oktober 1983 en november 1983 – mei 1985. Er bestond echter wel een verschil tussen de eerste twee groepen (acties voor meer zelfbestuur en tegen particuliere instanties) en de acties voor amnestie. Terwijl de eerste twee groepen  niet echt met een duidelijk overwicht de grootste waren, is dat bij de amnestie-acties in november 1983 – mei 1985 duidelijk wel het geval.[505] De verklaring voor dat overwicht lag in het feit dat in deze periode een intensieve amnestiecampagne werd gevoerd door het T.A.K. Rond zelfbestuur en taalgebruik bij particuliere instanties zette het T.A.K. echter nooit een uitgebreide campagne op.[506] Het waren gewoon traditionele onderwerpen waarrond elke jaar wel enkele keren actie werd gevoerd. Het is dan ook niet toevallig dat het juist in twee overgangsperiodes (1982 – oktober 1983 en juni 1985 – mei 1986) was dat de acties rond zelfbestuur en taalgebruik bij particuliere instanties de grootste groep vormden.

                   Of de acties met betrekking tot de faciliteitengemeenten niet stilaan ook tot de traditionele actiethema’s mogen gerekend worden, is een vraag waarvan het antwoord afhangt van hoe de situatie in de zes randgemeenten evolueert. Zolang er volgens het Taal Aktie Komitee mistoestanden blijven bestaan in deze gemeenten zullen er ook acties gevoerd worden, maar als de situatie voor het T.A.K. gunstig evolueert, dan zullen de acties logischerwijs afgebouwd worden en misschien zelfs verdwijnen.

 

                   De acties die het T.A.K. voerde rond Voeren (47 van 437, een goede 10%) zijn, qua aantal, redelijk gelijklopend met de T.A.K.-acties over Vlaams-Brabant (41 van 437, een kleine 10 %) en de kieskring Brussel – Halle – Vilvoorde. Dat was dan ook de enige gelijkenis die bestond tussen deze twee groepen acties. Ten eerste was er een verschil op het vlak van de tijd. Van de 47 acties over Voeren vonden er slechts 6 plaats in de periode 1988 – 1997, terwijl er van de acties over Vlaams-Brabant / kieskring Brussel – Halle – Vilvoorde slechts 2 niet in de periode 1988 – 1997 vielen. Dit gaf aan dat ‘Voeren’ vanaf 1988 een uitdovend thema was voor het T.A.K., terwijl Vlaams-Brabant en Brussel – Halle – Vilvoorde dan pas echt volledig ontdekt werd als volwaardig actie-onderwerp.

                   Een tweede verschil bestaat erin dat ‘Voeren’ zijn 47 acties vooral dankte aan een intensieve campagne rond Voeren in de periode juni 1986 – 1987. ‘Vlaams-Brabant / Brussel – Halle – Vilvoorde’ daarentegen kwam aan 41 acties door vooral vanaf 1989 heel regelmatig een actie te voeren tegen de verfransing van Vlaams-Brabant en voor de splitsing van de kieskring. De periode na 1997 werd in deze eindverhandeling niet behandeld, maar het persoonlijk archief van Bart De Valck toonde duidelijk aan dat ook na 1997 geregeld actie werd gevoerd voor Vlaams-Brabant. Er mag dus gesteld worden dat ‘Vlaams-Brabant / Brussel – Halle – Vilvoorde’ vanaf 1988 eigenlijk, net als ‘zelfbestuur’, ‘taalgebruik bij particuliere instanties’ en ’amnestie’ een traditioneel T.A.K.-onderwerp werd, terwijl vanaf dan Voeren vooral met rust wordt gelaten door het T.A.K., enkele acties in 1992 niet te na gesproken.

 

                   Tenslotte moeten ook nog de acties besproken worden, die werden gecatalo-geerd onder de noemer ‘rest’. Samengeteld waren deze restacties groter in aantal dan de acties gericht op Voeren en Vlaams-Brabant, maar aangezien deze groep acties slechts een samenraapsel was van kleine groepjes acties werden ze toch op de laatste plaats gezet. Binnen deze restgroep vormden de acties gericht tegen politieke partijen met 12 acties nog de grootste groep. In de periode juni 1985 – mei 1986 waren de acties gericht tegen de CVP zelfs de tweede grootste groep acties. Andere acties in deze groep waren de actie tegen Euro-Brussel (7), tegen het stemrecht voor EU-burgers (4), over Brussel (slechts 6!), tegen BRT en NOS (5),  over de taalgrens (met uitzondering van Voeren en de zes faciliteite-gemeenten rond Brussel, 3), over de IJzerbedevaart (2), over het Muntorkest (2), over Baskenland (1), over de Raad van State (1), e.a.

                   Vaak vielen alle acties van deze kleine groepjes binnen één jaar of zelfs één bepaalde maand omdat alleen in dat jaar of die maand dat bepaald onderwerp een heet hangijzer was. Dat was onder andere het geval met de acties tegen Euro-Brussel (november 1991 – november 1992) en tegen het stemrecht voor EU-burgers (juni 1997). Eenmaal Brussel definitief als hoofdstad van Europa werd aangewezen en het stemrecht voor EU-burgers was goedgekeurd, verdween de aandacht van de pers over deze kwesties en had het voor het T.A.K. ook geen zin meer om over deze onderwerpen nog actie te voeren. Dat was ook het geval bij ‘minder belangrijke’ T.A.K.-onderwerpen, die hierboven werden aangehaald. Eenmaal de zaak uit de pers verdween of was opgelost, viel ook de T.A.K.-agitatie rond het onderwerp stil. Deze ‘éénmaligheid’ is het enige kenmerk dat een groot deel van de restacties gemeenschappelijk hebben. Alleen over de politieke partijen, Brussel en de media waren er in verschillende periodes acties.

 

2. Karakter van de T.AK.-acties.

 

        Het Taal Aktie Komitee verwierf bekendheid bij het brede publiek met de ‘Voerwandelingen’ die het organiseerde op het einde van de jaren ’70. In deze paragraaf zal worden aangetoond dat deze grote acties in de periode 1982 – 1997 een duidelijke minderheid vormden. Alvorens daarmee te beginnen, moet echter  eerst worden aangegeven welke acties worden aanzien als ‘groot’ en welke acties worden beschouwd als prikacties. Onder grote acties werden die acties verstaan waarvan het T.A.K. wou dat er veel mensen zouden op afkomen. Bij T.A.K.-acties kon men spreken van veel mensen als er ongeveer 50 militanten aan de actie deelnamen. Een tweede voorwaarde was dat, naast de intentie om een grote actie te voeren, er ook effectief veel mensen (= minimum 50 militanten) deelnamen aan de actie. Als een actie niet aan deze twee voorwaarden voldeed, werd ze ondergebracht in de categorie prikacties.

                   Van alle acties die het T.A.K. zelf organiseerde en waarvoor effectief militanten ingezet werden, waren er 85% prikacties (336 van 393) en slechts 15% (57 van 393) grote acties.[507] Daarbij komt nog dat ongeveer de helft van alle grote acties (26 van 57) plaatsvond in de eerste drieëneenhalf jaar (1982 – mei 1985) van de onderzochte periode. Dan maakten grote acties nog ongeveer 30 % uit van alle acties (26 van 89); van juni 1985 tot en met 1997 bleven de grote acties beperkt tot 10% (31 van 304). De groots opgezette acties vormden dus duidelijk een minderheid in de periode 1982 – 1997.

                   De onderwerpen die het vaakst aan bod kwamen tijdens een grote actie waren ‘Voeren’, ‘Exploration du Monde’ en ‘amnestie’. Deze onderwerpen leenden zich dan ook makkelijker tot grote acties omdat ze voor de modale burger makkelijker te begrijpen zijn, dan bijvoorbeeld de taalwetgeving in de faciliteitengemeenten of voor bedrijven. José Happart was een tastbare figuur, die bijna iedereen kende, terwijl waarschijnlijk slechts weinigen alle namen van de zes faciliteitengemeenten rond Brussel kenden. En aangezien vanaf 1988 de focus van het T.A.K. vooral op de faciliteitengemeenten kwam te liggen, was het nogal logisch dat het aantal grote acties dan ook daalde. Overigens mag niet vergeten worden dat ook bij de acties over Voeren (11 van 47), Exploration du Monde (4 van 11) en amnestie (11 van 61) de ‘grote acties’ nog altijd een duidelijke minderheid waren.

 

                   De typische acties van het Taal Aktie Komitee waren, zoals blijkt uit het bovenstaande, de prikacties. Onder prikacties werden in deze eindverhandeling korte, intense acties verstaan waaraan meestal slechts een tiental militanten (maximum 50) deelnamen. Zelf omschreef het T.A.K. zijn acties als volgt: ‘Ons wapen is de intelligentie en lach van Uilenspiegel, ons wapen is de morele kracht van een gezonde levenshouding. Wij zullen vechten met de weinige wapens, die wij hebben: de overtuiging van ons recht, de scherpte van ons woord, de schaterlach en spot van Uilenspiegel, de morele kracht van onze consequente levenshouding’.[508]

                 Wat betreft de prikacties van het T.A.K. in de periode 1982 – 1997 was ‘de schaterlach en de spot van Uilenspiegel’ soms ver te zoeken. Meestal bestonden de T.A.K.-prikacties uit het bijwonen en verstoren van gemeenteraden, het volplakken van gevels van winkels of overheidsgebouwen met affiches en stickers, het overschilderen van straatnaamborden en wegwijzers, het uitdelen van pamfletten en het vernielen van reclameborden. Waar de geest van Uilenspiegel in deze acties zat, is niet echt duidelijk, want om van een Uilenspiegelstreek te spreken, moet er toch iets ludiek in de actie aanwezig zijn en dat was niet echt het geval in de hierboven opgesomde acties.

                    Het zou echter niet correct zijn om alle acties over dezelfde kam te scheren. Enkele keren per jaar voerde het T.A.K. wel degelijk acties die ook bij de neutrale waarnemers voor een glimlach moeten gezorgd hebben. Zo waren er bijvoorbeeld de T.A.K.-invasie in de Senaat op een zondag in oktober van 1982, de roof van de aanvraagformulieren voor identiteitskaarten in Kraainem in oktober 1984, het inpakken van het BRT-omroepgebouw met een geel lint in november ’85 en het dichtmetselen van de ingang van het Linkebeekse gemeentehuis in mei ’94. Of het deponeren van varkensmest voor de ingang van winkels met Franstalige publiciteit en het dichtspuiten met silicone van de sloten van het gemeentehuis van Linkebeek nog als ludiek kan omschreven worden, is echter maar zeer de vraag.

                   Het T.A.K.  beschouwde deze acties, maar ook de verf- en besmeuracties, als balanceren op een dunne, maar toch legale koord. Een neutrale waarnemer zou deze acties echter ook als een brug te ver kunnen beschouwen. Het moet echter wel gezegd worden dat het bij het T.A.K. alleen de bedoeling wasom, in hun ogen, mistoestanden aan te klagen en niet om blijvende schade te veroorzaken. Zo worden bij verf- en plakacties bijna altijd afwasbare verf en lijm gebruikt. Uiteindelijk mag gesteld worden dat het T.A.K. zich met zijn acties af en toe van het legale pad begaf, maar dat het verkeerd zou zijn om het Taal Aktie Komitee te bestempelen als een organisatie die erop gericht was om illegale acties te voeren en schade te veroorzaken bij deze acties.

 

3. Robotfoto van het Taal Aktie Komitee (1982 – 1997).

 

   Voor dit profiel werd niet alleen gebruik gemaakt van de gegevens uit de twee vorige paragrafen, maar ook van alle informatie die reeds vooral in Deel 1, maar ook Deel 2 van deze eindverhandeling zijn gegeven. Het is ook belangrijk om nogmaals te herhalen dat deze robotfoto alleen volledig van toepassing is voor de periode 1982 – 1997, die in deze thesis uitgebreid werd besproken.

                   Het Taal Aktie Komitee was in de periode 1982 - 1997 een radicale Vlaams-nationalistische actiegroep die zich daarnaast op geen enkele andere ideologie baseerde. Via acties voor de vernederlandsing van het bedrijfsleven, toepassing van de taalwetgeving in Brussel en aan de taalgrens, afschaffing van de faciliteiten en amnestie voor repressieslachtoffers ijverde het T.A.K. uiteindelijk voor de oprichting van een onafhankelijke Vlaamse staat. Het Taal Aktie Komitee had geen ledenwerking en deed voor zijn acties dan ook een beroep op losse militanten, die via een systeem van regionale verantwoordelijken, verwittigd werden wanneer en waarover er een actie gevoerd werd.

                   De meest traditionele T.A.K.-acties  in de periode 1982 – 1997 waren de acties voor meer zelfbestuur voor Vlaanderen, de acties tegen het taalgebruik bij particuliere instanties en de acties voor amnestie. Deze drie thema’s kwamen dan ook in elk van de zeven behandelde periodes in Hoofdstuk 2 van Deel 2 van deze eindverhandeling terug. Deze thema’s konden wel de meest traditionele thema’s genoemd worden, maar niet de belangrijkste. De belangrijkste groep acties uit de periode 1982 – 1997 handelde immers over de zes faciliteitengemeenten in de rand rond Brussel. De ‘faciliteitengemeenten’ dankten deze eerste plaats vooral aan een intensieve anti-faciliteitencampagne vanaf 1988. Tegelijk met de anti-faciliteitenacties van het T.A.K. kwamen overigens ook de acties tegen de verfransing van Vlaams-Brabant en voor de splitsing van de kieskring Brussel – Halle – Vilvoorde op. ‘Voeren’ daarentegen zou vanaf 1988 echter als onderwerp zo goed als volledig van de T.A.K.-agenda verdwijnen.

                   Als actievorm verkoos het Taal Aktie Komitee duidelijk prikacties boven groots opgezette acties. Reeds vanaf 1982 hadden de prikacties met een 70/30 verhouding een duidelijk overwicht, maar vanaf het midden van de jaren ’80 werd dat overwicht nog sterker, dan maken prikacties maar liefst 90% uit van het totale aantal acties. Tijdens de T.A.K.-acties werd de grens van de legaliteit af en toe net overschreden, maar dat was zeker niet de hoofdbedoeling van het Taal Aktie Komitee. Met zijn acties wilde het T.A.K. gewoon voldoende persaandacht vangen en als daarvoor in heel beperkte mate onwettelijk terrein moest betreden worden dan moest dat maar. Onherstelbare en zware schade berokkenen was echter absoluut uit den boze.

 

 

2. Evaluatie van de doelstellingen van het T.A.K.

 

                   In dit besluit werd naast een robotfoto van het T.A.K., ook een evaluatie van de doelstellingen van het Taal Aktie Komitee gemaakt. De grote en algemene  doelstelling was en is nog steeds Vlaamse onafhankelijkheid, maar aangezien rond die Vlaamse onafhankelijkheid eigenlijk alleen maar algemene symbolische acties konden gevoerd worden, koos het T.A.K. nog vier meer concrete doelstellingen uit, namelijk de vernederlandsing van het bedrijfsleven, de integrale toepassing van de taalwetgeving te Brussel en de taalgrensgemeenten en de afschaffing van de faciliteiten voor Franstaligen in die gemeenten, de overheveling van enkele wettelijk Franstalige gebieden terug naar Vlaanderen en amnestie voor repressieveroordeelden. Bij elk van deze concrete doelstellingen, maar ook bij de algemene doelstelling, van het T.A.K. werd kort stil gestaan. Bij de doelstelling voor de afschaffing van de faciliteiten werd echter uitgebreider stilgestaan, aangezien deze groep acties de belangrijkste groep was in de periode 1982 – 1997.

 

                   De vernederlandsing van het bedrijfsleven was een doelstelling die het T.A.K. elk jaar, tot in 1997, heeft nagestreefd. Met de acties tegen het Franstalige theaterprogramma ‘Exploration du Monde’ kwam daar ook de vernederlandsing van het cultuurleven bij. En in de strijd tegen ‘Exploration’ was het T.A.K. nogal succesvol. ‘Exploration du Monde’ heeft voor het seizoen 2004 – 2005 immers geen enkele voorstelling in West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Antwerpen of Limburg. In Vlaams-Brabant echter worden in twee gemeenten wel nog voorstellingen georganiseerd, namelijk in Sint-Genesius-Rode en Linkebeek. Het T.A.K. zal deze voorstellingen waarschijnlijk interpreteren als een provocatieve en Wallingantische daad, terwijl ‘Exploration du Monde’ het argument zal aanhalen dat er in deze twee gemeenten veel Franstaligen wonen en dat zij het grondwettelijke recht hebben op een eigen cultuurbeleving. Wettelijk kan ‘Eploration du Monde’ niks verweten worden, maar de kans bestaat dat het T.A.K. daar maar weinig rekening mee zal houden.

                   Wat de vernederlandsing van het bedrijfsleven betrof, voerde het Taal Aktie Komitee van 1982 tot en met 1997 vooral actie tegen het gebruik van Frans- of Engelstalige reclame. Bij het bespreken van deze acties werd reeds aangehaald dat de taalwetgeving voor bedrijven uit 1973 enkel geldig was voor de relatie werkgever-werknemer en niet voor de relatie werkgever-klant. De T.A.K.-acties tegen bedrijven die Engelstalige of Franstalige reclame gebruikten hadden dus geen wettelijke grond. De strijd van het T.A.K. tegen anderstalige reclame in Vlaanderen lijkt overigens een verloren strijd. Overal in het straatbeeld duiken immers vooral Engelstalige reclameslogans op en rond de taalgrens is tweetalige reclame vaker regel dan uitzondering.[509] Daarnaast verschijnen in steden waar veel migranten wonen ook Arabische teksten op de ruiten van restaurants en winkels. Deze trend zal door T.A.K.-acties niet omgebogen kunnen worden, aangezien de enige wet die in deze kwestie geldt, de wet is van de economie en die stelt dat Engelstalige of meertalige reclame voor betere verkoopscijfers zorgt. Alleen een decreet van de Vlaamse Gemeenschap zou hierin verandering kunnen brengen, maar dat zal, misschien niet onterecht, haar grootste zorg niet zijn.

 

                   Een tweede doelstelling van het T.A.K. was de integrale toepassing van de taalwetgeving in Brussel en de taalgrensgemeenten en de afschaffing van de faciliteiten voor Franstaligen in die gemeenten. Vooraleer van start te gaan met de evaluatie van dit thema moet toch eerst eens stil gestaan worden bij het feit dat het Taal Aktie Komitee zichzelf met deze formulering eigenlijk tegensprag. Enerzijds wenst het T.A.K. de volledige toepassing van de taalwetgeving, maar anderzijds ijverde ze tegelijk ook voor de afschaffing van de faciliteiten, terwijl die juist deel uit maakten van de taalwetgeving die het T.A.K. integraal wilde toegepast zien. Het T.A.K. wou dus eigenlijk vooral dat de taalwetgeving zoveel mogelijk in het voordeel van de Nederlandstaligen toegepast werd.

                   De acties over de toepassing van de taalwetgeving in Brussel waren tussen 1982 en 1997 zeer gering in aantal. Brussel was vooral in het midden van de jaren ’70, met de Schaarbeekse lokettenkwestie, een belangrijk thema geweest voor het Taal Aktie Komitee. Het kleine aantal acties rond Brussel was dan ook nog eens weinig concreet. Dat wil echter niet zeggen dat er geen concrete problemen waren. Van 1993 tot en met 1996 werden immers 1647 Franstalige taalwetovertredingen vastgesteld bij de Brusselse gemeenten.[510] Het T.A.K. liet Brussel echter links liggen.

                   In tegenstelling tot Brussel zelf, kregen de zes gemeenten met faciliteiten in de periode 1982 – 1997 meer dan aandacht genoeg. Het was zoals hierboven aangegeven zelfs het belangrijkste T.A.K.-onderwerp in de periode 1982 – 1997. Daarom wordt in wat hieronder volgt dieper ingegaan op hoe de bevolking van deze gemeenten stond tegenover de faciliteiten en de acties van het T.A.K. Voor dit onderdeel werd in grote mate een beroep gedaan op het hoofdstuk ‘Taalgebruik in de faciliteitengemeenten’ van Rudi Janssens in het werk ‘Taalfaciliteiten in de Rand’ van Jimmy Koppen, Bart Distelmans en Rudi Janssens.[511]

                   Tijdens zijn onderzoek, een enquête, maakte Rudi Janssens telkens een onderscheid tussen de Nederlandstalige, Franstalige en traditioneel tweetalige inwoners van de zes faciliteitengemeenten rond Brussel. Deze driedeling werd ook in wat hieronder volgt aangehouden. Daarnaast gaf Janssens ook de antwoorden op de enquête weer van een groep ‘gewone Belgen’, Vlamingen en Walen die dus niet in ‘de Zes’ wonen. Achtereenvolgens onderzocht Janssens de kennis over de faciliteiten, de kennis over de bedoeling van de faciliteiten, de verwachte toekomst voor de faciliteitengemeenten en tenslotte de geprefereerde toekomst voor de faciliteitengemeenten. Ook deze indeling werd hieronder gevolgd.

                   De exacte kennis over de faciliteiten bleek, zowel in de faciliteitengemeenten als elders in België, hoger te liggen bij Franstaligen (in fac.gem: 58,5%, elders: 50,5%) en tweetaligen (fac.gem: 52,6 %, elders: 54,5%) dan bij Nederlandstaligen (fac.gem: 51,7%, elders: 47,2). Wanneer slechts gevraagd werd naar een voorbeeld van ‘een faciliteit, liggen de percentages een stuk hoger en opnieuw scoorden de Franstaligen (fac.gem: 79,1%, elders: 71,4%) en tweetaligen (fac.gem: 74,4%, elders: 77,3%) hoger dan de Nederlandstaligen (fac.gem: 68,3%, elders: 53,6%). Deze gegevens toonden aan dat de algemene kennis over de faciliteiten eerder laag was, aangezien slechts een kleine meerderheid duidelijk wist wat het faciliteitenstelsel inhoudt. Daarnaast werd het ook duidelijk dat de kennis over de faciliteiten hoger (ongeveer 10 %) lag bij Franstaligen en tweetaligen dan bij Nederlandstaligen. Als bijkomende informatie gaf Janssens nog aan dat de kennis over de faciliteiten het slechts is bij anderstaligen (geen Nederlands en geen Frans). Slechts 36 % anderstalige inwoners van ‘de Zes’ wist wat het faciliteitenstelsel inhield; elders in België lag de kennis bij anderstaligen op 26,3%, zo’n kleine 10% lager.[512]

                   Op de vraag wat het doel was van de faciliteiten kreeg Rudi Janssens een zestal antwoorden. De meeste mensen antwoordden ‘ik weet het niet’. Bij de Nederlandstalige inwoners van ‘de Zes’ lag dat aantal op 34,3% (elders: 54,2%), bij de Franstaligen op 41% (elders: 47,2%) en bij de tweetaligen op 45,5% (46,5%). Hieruit bleek opnieuw dat de kennis over de faciliteiten aan de lage kant was in België. Van de respondenten die wel antwoord gaven op de vragen wat het doel van de faciliteiten was, antwoordden de meeste Nederlandstaligen (fac.gem: 23,8%, elders: 16,8%) dat de faciliteiten werden ingevoerd om

 

de integratie van de Franstaligen in de Vlaamse gemeenten makkelijker te maken en te versnellen. De Franstaligen (fac.gem: 19%, elders: 21,3%) echter zagen in de invoering van het faciliteitenstelsel vooral een politieke deal. Ook bij de tweetaligen (fac.gem: 14,3%, elders: 25,6%) was een ‘politieke deal’ het vaakst gegeven antwoord. Bij de Nederlandstaligen is de politieke deal de tweede keuze. Andere respondenten zagen het faciliteitenstelsel als een service voor de Franstaligen, als vrijwaring van het recht op vrij taalgebruik en als onderdeel van het suburbanisatieproces rond Brussel dat verfransing met zich meebracht. Het belangrijkste echter wat Janssens uit zijn onderzoek naar het doel van de faciliteiten afleidde, was dat opnieuw slechts een kleine meerderheid daar een antwoord op kon geven. Er kon hier niet gesproken worden over een juist antwoord, aangezien zelfs politici het allesbehalve eens waren over wat nu juist het doel was van het in 1963 ingevoerde faciliteitenstelsel.[513]

                   Wat de toekomst betrof, verwachtte zo’n kleine 70 % van de respondenten (Ned: 69,4%, Fr.: 64,8%, 2-tal.: 70,7%) dat de situatie in de faciliteitengemeenten zou blijven zoals ze was. Het aantal respondenten (Ned.: 47,2%, Fr.: 46,9%, 2-tal.: 51,3%) dat ook wenste dat de situatie gelijk blijft ligt zo’n 20 % lager, rond 50%. Het populairste alternatief was zowel bij de Nederlandstaligen (30,6%) als de Franstaligen (47,2%) en de tweetaligen (42,1%) het tweetalige maken van de zes gemeenten. Bij de Franstaligen was dat zelfs nipt de grootste groep. Alle andere opties (Vlaams zonder faciliteiten, Franstalig met faciliteiten, Franstalig) warenveel minder gekozen. Alleen bij de Nederlandstaligen is ‘Vlaams zonder faciliteiten’ met 22,2 % een vaak gekozen alternatief.[514]

                   In het kader van deze verhandeling was vooral het laatste deel van het onderzoek van Janssens interessant. Daarin vroeg hij expliciet aan de inwoners van ‘de Zes’ of ze last hadden van taalproblemen in hun gemeente. Van de Nederlandstaligen antwoordde 78 % dat er niet echt taalproblemen warenin hun gemeente. De problemen die vermeld werden kunnen in vier groepen verdeeld worden, nl. 1.) gebrekkige taalkennis van het Nederlands bij politici en Frans op gemeenteraad, 2.) arrogante houding van de Franstaligen die geen Nederlands willen leren, 3.) confrontaties en acties van kleine groepen extremisten die meestal van buiten de gemeente komen om hier amok te maken, 4;) gettovorming van anderstaligen in buurten waar zij zich niet goed thuis voelen. Hieruit bleek dat de problemen (1 en 2) die het T.A.K. aankaartte ook door een deel van de Nederlandstalige bevolking als problemen werden ervaren, maar opvallend is vooral dat ook het T.A.K. zelf als een probleem (3) werd gezien. Het T.A.K. werd dus door een deel van de Nederlandstalige bevolking (niet exact vermeld door Janssens) helemaal niet beschouwd als een vereniging die de oplossing voor de problemen in hun gemeenten dichterbij bracht.[515]

                   Bij de Franstaligen en tweetaligen lag het aantal respondenten dat melding maakt van echte problemen in hun gemeente nog een stuk lager, namelijk respectievelijk 11 % en 10%. Bij zowel Franstaligen en tweetaligen werden als belangrijkste probleem de ‘agressieve manifestaties van het TAK en het Vlaams Blok’ vermeld. Andere problemen die vermeld werden, waren de jaarlijkse Gordel in september, politiek gestook, misbruik van de faciliteiten-gemeenten voor nationale, politieke doeleinden en bij de tweetaligen ook de soms arrogante houding van de Franstaligen die geen Nederlands willen leren.[516]

                   Tenslotte vroeg Rudi Janssens de respondenten ook nog hoe belangrijk zij de taalproblemen in hun gemeente vonden. Zoals kon verwacht worden, bleek dat deze taalproblemen absoluut niet als het belangrijkste maatschappelijke vraagstuk beschouwd werden. Bij Nederlandstaligen werd vooral onveiligheid (42%) als belangrijkste probleem aangehaald. De taalproblemen kwamen slechts op een vierde plaats (13,7%) na verkeer (17,4%) en werkloosheid (16,7%). Bij de Franstaligen kwam werkloosheid (45,9%) als belangrijkste naar voor. Ook hier werden de taalproblemen (12,9%) slechts van minder belang beschouwd. Bij de tweetaligen werden de taalproblemen (7,8%) naast vier andere problemen (werkloosheid, migraten, onveiligheid en verkeer) als het minst belangrijke beschouwd.[517]

                   Besluitend schreef Rudi Janssens dat er in de commentaren van de respondenten één antwoord overheerste, namelijk dat ‘de bevolking van de faciliteitengemeentes het wel goed met elkaar kon vinden, maar dat het juist diegenen van buiten de gemeenten waren die de taaltegenstelling kwamen aanwakkeren’.[518] Het Taal Aktie Komitee mocht zeker onder ‘deze van buiten de gemeente’ gerekend zorden. Dit onderzoek toonde duidelijk aan dat de inwoners van de faciliteitengemeente de acties van het T.A.K. liever kwijt dan rijkwaren. Tot 1997 trok het Taal Aktie Komitee zich daar, zoals blijkt uit het aantal acties, weinig van aan en ook na 1997, zo bleek uit het archief van Bart De Valck, zou het T.A.K. verder actie voeren over de faciliteitengemeenten.

                   De eerste doelstelling van het T.A.K., namelijk de toepassing van de taalwetgeving, werd in grote mate bereikt. De voornaamste inbreuk die nog voorkomt is het spreken van Frans tijdens de gemeenteraad en deze overtredingen worden opgelost door de Vlaamse overheid door deze uitspraken als wettelijke onbestaand te beschouwen. De verdienste van het T.A.K. lag erin dat zij telkens deze inbreuken aan te kaak stelden. Of zonder de T.A.K.-acties hetzelfde resultaat zou bereikt zijn, is een vraag waarop geen antwoord kan gegeven worden, aangezien de T.A.K.-acties er nu eenmaal wel waren.

      De afschaffing van de faciliteiten is echter een doelstelling die het T.A.K. mag opbergen. Door de pacificatieregeling van 1988 liggen de faciliteiten immers de facto grondwettelijke vast. Daarnaast nam de verfransing van de zes randgemeenten zeker niet af. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2000 boekte de Vlaamse lijst geen winst, in Wezembeek-Oppem ging de Vlaamse lijst DWO 2,5 % achteruit en in Wemmel ging de Vlaamse lijst zelfs 6% achteruit.[519] Het Taal Aktie Komitee is er van 1982 tot en met 1997 duidelijk niet in geslaagd de verfransing van de zes taalgrensgemeenten tegen te gaan. De inwoners van deze gemeenten of, volgens het T.A.K., de slachtoffers van het francofoon imperialisme vonden dat, zoals uit het onderzoek van Janssens bleek, echter niet echt een probleem. Het is echter maar zeer de vraag of het Taal Aktie Komitee dit als een echte troost zal beschouwen.

 

                   Over de derde doelstelling van het T.A.K., namelijk de overheveling van enkele wettelijk Franstalige gebieden terug naar Vlaanderen, moet niet lang uitgeweid worden. Het T.A.K. zou wel willen dat gemeenten zoals Komen en Moeskroen terug tot het Vlaams grondgebied behoorden, maar het zag ook in dat dit een onmogelijke doelstelling was. In de periode 1982 – 1997 werd er dan ook geen enkele actie voor ‘overheveling van wettelijk Franstalige gebieden naar Vlaanderen’ gevoerd. Deze doelstelling is dus heel duidelijk niet gehaald.

                    Rond zijn vierde doelstelling, amnestie voor repressieveroordeelden, werkte het T.A.K. wel regelmatig. Sinds de oprichting van het Taal Aktie Komitee, in 1972, werd door de overheid echter geen enkele algemene maatregel tot amnestie genomen. Vooral van Waalse kant was de tegenstand tegen algemeen geldende maatregelen groot. Vooral in de laatste jaren, die niet in deze eindverhandeling zijn behandelt, is het aantal amnestie-acties van het T.A.K. snel gedaald. Het einde van de Tweede Oorlog in België ligt nu immers al ongeveer 60 jaar achter de rug en de meeste mensen die toen veroordeeld werden tijdens de repressie zijn ofwel overleden ofwel hoogbejaard. Het zal dan ook waarschijnlijk slechts een kwestie van jaren zijn voor de amnestie-acties volledig van het T.A.K.-actieplan zullen verdwijnen.

 

                   Dit laatste concrete actiepunt brengt ons uiteindelijk bij de grote, algemene doelstelling van het Taal Aktie Komitee, namelijk de oprichting van een volledig onafhankelijke Vlaamse staat. Volgens Bart De Valck, hoofdverantwoordelijke van het T.A.K. tot juli 2004, zal dit binnen de eerste twintig jaar gerealiseerd worden. Het minste wat van deze uitspraak gezegd kan worden is dat ze gedurfd is; of ze ook realistisch is, is een andere vraag. Tussen de federale staat die België nu is en een onafhankelijke staat Vlaanderen ligt immers meer dan één struikelblok.

                   Zo is er het probleem ‘Brussel’, dat bij een eventuele scheiding misschien tot het niveau van stadstaat zou herleid worden, want zowel Vlaanderen als Wallonië zouden niet bereid zijn Brussel op te geven ten voordele van de andere. Daarnaast zijn er ook de Walen die helemaal niet te vinden zijn voor de opdeling van het land in twee aparte staten. Het feit dat ze al gekant zijn tegen de splitsing van de kieskring Brussel – Halle – Vilvoorde, geeft duidelijk aan dat ze absoluut niet zouden kunnen leven met een splitsing van België. 

                   En uiteindelijk is het ook slechts een minderheid aan Vlaamse zijde die een onafhankelijk Vlaanderen wil. Dat blijkt uit het feit dat een partij, zoals de Nieuw Vlaamse Alliantie, die als belangrijkste ideologie het Vlaams-nationalisme naar voor schuift, slechts een beperkte aanhang heeft. Bij de federale verkiezingen van mei 2003 haalde de partij nog geen 5% van de stemmen en werd er slechts één kandidaat, Geert Bourgeois, verkozen in het federale parlement. Sommige Vlaams-nationalisten zouden daar graag de 25% stemmen voor het Vlaams Blok uit 2004 bijtellen. Dat zou echter verkeerd zijn, aangezien studies uitwijzen, dat slechts een minderheid van de Vlaams Blokstemmers kiest voor deze partij uit Vlaams-nationalistische overwegingen. Voor de verkiezingen van 1999, 2003 en 2004 is er nog geen analyse van het kiesgedrag gepubliceerd; dus moeten we het doen met de analyses van de verkiezingen van 24 november 1991 en 21 mei 1991. In 1991 lieten ongeveer 9% van de Vlamingen hun kiesgedrag bepalen door communautaire overtuigingen. En van die 9% stemde slechts 13,4 % op het Vlaams Blok. Daarmee kwam het slechts op de vierde plaats na de VU (32,1%), de CVP (19,2%) en de PVV (18,7%).[520] In 1995 lieten opnieuw ongeveer 9% van de Vlaamse kiezers hun stemgedrag bepalen door hun communautaire overtuiging. Deze keer stemden 19% van die 9% op het Vlaams Blok. Daarmee bleef het achter de VU (23,8%) en de CVP (21,6%).[521] Het Vlaams Blok bekleed in 1991 wel de eerste plaats bij de thema’s migrantenbeleid en veiligheid en in 1995 blijkt het

T.A.K. opnieuw de meeste stemmen te halen (ten opzichte van de andere partijen) met het

migrantenthema. Het zou verkeerd zijn om deze procenten te projecteren op de verkiezingen van juni 2004, maar deze cijfers geven wel al aan dat, ten eerste, nog slechts een klein percentage (9%) van het electoraat zich laat leiden door een communautaire overtuiging en dat, ten tweede, die 9% ‘communautaire kiezers’ het Vlaams Blok zeker niet zien als ‘de communautaire partij’. 

                    Ook het T.A.K. zelf onderging een neerwaartse evolutie. Zo schreef Peter Verlinden in zijn verhandeling uit 1979 over uiterst-rechtse Vlaams-nationalistische groeperingen dat het T.A.K. een beroep konden doen op zo’n 150 tot 200 basismilitanten.[522] Bart De Valck had het in een vraaggesprek nog over slechts een twintigtal basismilitanten.[523] Ook het aantal abonnementen op de Taktivist daalde sterk. Terwijl er in de jaren ’70 ongeveer 1000 mensen geabonneerd waren op de T.A.K.-periodiek, waren er dat bij het opgaan in Doorbraak slechts een 500-tal meer.[524]

                   Dit alles toont aan dat de radicale Vlaams-nationalisten slechts een kleine minderheid vormen in België, maar ook in Vlaanderen. Het getuigt dan ook van weinig realiteitszin van Bart De Valck om te stellen dat binnen twintig jaar Vlaanderen een onafhankelijk staat zal zijn. De kans is reëel dat Vlaanderen in 2025 meer bevoegdheden zal hebben dan nu, maar om tegen die datum een onafhankelijke staat Vlaanderen op te richten, zouden hardere wapens nodig zijn dan de ‘de scherpte van het woord’ en ‘de schaterlach en spot van Uilenspiegel’. De geschiedenis moet echter nog altijd afgewacht worden. Wie in 1984 beweerde dat het Vlaams Blok in 2004 de grootste Vlaamse partij zou zijn, werd waarschijnlijk ook een gebrek aan realiteitszin verweten.

 

 

3. Slotbeschouwingen.

 

                   Zou het Taal Aktie Komitee uit de bovenstaande feiten zijn conclusies niet moeten trekken en zijn werking opgeven?  Een neutrale waarnemer zou waarschijnlijk al snel geneigd zijn om ‘ja’ te antwoorden. Zij denken echter niet zoals Vlaams-nationalisten. Deze laatsten zullen het bestaan van het T.A.K. verdedigen door te stellen dat problemen zoals onveiligheid, verkeer en werkloosheid door het oprichten van een onafhankelijke Vlaamse staat beter zouden aangepakt worden.[525] Voor Vlaams-nationalisten is immers elk probleem communautair geladen. Zij zijn ervan overtuigd dat een onafhankelijk Vlaanderen de beste en de enige rechtmatige staatsstructuur is voor de Vlamingen en zolang deze overtuiging binnen een groep mensen bestaat zullen het T.A.K. of andere Vlaams-nationalistische actiegroepen blijven bestaan.

                   Tot zolang het T.A.K. het tijdens zijn acties bij Uilenspiegelstreken houdt, mogen deze acties wel afgekeurd, maar niet verboden worden. Voor een democratie is het immers van het grootste belang dat alle groepen in de maatschappij uiting kunnen geven aan hun, democratische overtuiging, ook al gaat het slechts om een beperkte minderheid. Enige voorwaarde is dat deze overtuiging niet ingaat tegen de regels van een democratie. Daarnaast vormt politieke onverschilligheid waarschijnlijk nog het grootste gevaar voor een democratie, maar dat is wel het laatste wat T.A.K.-militanten kan verweten worden. Mocht het Taal Aktie Komitee  bij zijn acties echter ‘de lach en spot van Uilenspiegel’ vervangen door ‘het geweld van de vuist en wapenkracht’, dan is het de taak van de maatschappij hiertegen te reageren, want binnen een democratie geldt ook de regel dat een overtuiging niet aan anderen mag opgelegd worden en al zeker niet met geweld. Het militante Vlaams-nationalisme mag in geen geval de weg op gaan van het autobom-terrorisme van de Basken in Spanje.

                   Sommige Vlamingen zoals Ludo Dierickx vrezen dat dergelijke toestanden wel degelijk ook in Vlaanderen kunnen ontstaan als de communautaire problemen verder op de spits gedreven worden. De realiteit is echter dat gewelddadige Vlaams-nationalistische organisaties zoals de V.M.O. slechts nog een marginaal bestaan leiden en dat het juist ‘Vlaanderen Vlagt’, een veel minder radicale organisatie dan het T.A.K., is dat de laatste jaren een grote opgang kent. De vrees dat Vlaanderen een tweede Baskenland of Noord-Ierland is tot nu toe dan ook ongegrond.

 

                   De beweging ‘Vlaanderen Vlagt’ brengt ons bij een laatste beschouwing in het besluit op deze eindverhandeling. Over het doel van deze actiegroep wordt op zijn website het volgende geschreven: ‘De werking van VL² is louter gericht op het promoten en profileren van Vlaanderen in Vlaanderen en het buitenland’.[526] Het gaat bij Vlaanderen Vlagt dus louter om het zwaaien met Vlaamse vlaggen om zo Vlaanderen beter bekend te maken in de wereld. Deze groepering wordt geleid door Ivan Mertens, oud-voorzitter van de V.V.B. In een interview met VJM (Vlaamse Jongeren Mechelen) in augustus 2000 zei Mertens over de Vlaamse Beweging het volgende: ‘Daar ligt dan ook de taak van de Vlaamse Beweging; daar kan ze zich nog zeer nuttig maken. De inwoners en organisaties van Vlaanderen tot Vlaming maken, een moeilijke maar knappe taak. Daartoe zal ze echter het geweer drastisch van schouder moeten veranderen en overgaan tot wat ik in den treuren blijf preken: positiviteit, vriendelijkheid, overtuigingskracht, uitstraling enz… Ook de politiek dient zo benaderd te worden. Niet de deur laten dichtslaan maar met een goed uitgewerkt scheidingsplan hen opzoeken en dit plan aan hen verkopen’ ; ‘Doet de Vlaamse Beweging dit niet dan is ze nutteloos en kan ze inderdaad beter stoppen’.[527] Dit citaat sluit duidelijk aan bij wat Vlaanderen Vlagt vooropstelt als doelstellingen.  Uit het hierboven staande citaat zou ook kunnen afgeleid worden dat Ivan Mertens een gematigd Vlaams-nationalist is; niets is echter minder waar. In datzelfde interview zegt hij immers: ‘Vlaanderen is zo waardevol dat ik er, wellicht niet met vreugde, een pakt met de duivel voor wil afsluiten om het onafhankelijk te krijgen’.[528] Mertens is dus zeker niet minder radicaal dan de leiding en de militanten van het T.A.K. Alleen wil hij die Vlaamse onafhankelijkheid op een andere manier bereiken.

                    Een korte blik op de agenda (14 acties in augustus 2004) van Vlaanderen Vlagt maakt duidelijk dat het de actiegroep op dit moment duidelijk voor de wind gaat. Met het Taal Aktie Komitee gaat het daarentegen toch iets minder goed dan in de eerste 15 jaar van zijn werking. Het blijft natuurlijk afwachten of Vlaanderen Vlagt het even goed blijft doen als nu, want de actiegroep bestaat op 15 september 2004 tenslotte nog maar 3 jaar, terwijl het T.A.K. er al meer dan 32 jaar acties op zitten heeft.

                   Zal het ‘vriendelijke, vlaggende Vlaams-nationalisme’ van Vlaanderen Vlagt binnen de militante Vlaamse Beweging de fakkel overnemen van ‘de-schop-tegen-de-schenen-methode’ van het Taal Aktie Komitee; of zullen ze beide naast elkaar blijven bestaan; of zullen ze allebei binnen  een X aantal jaren verdwijnen? Dit zijn allemaal vragen die alleen in de toekomst kunnen beantwoord worden en dat is niet het terrein van de historicus.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[504] Idem.

[505] In de periode  juni ’85 – mei ’86 waren er 11 acties voor meer zelfbestuur voor Vlaanderen; dat waren er 4 meer dan die tegen de CVP en 6 meer dan die voor amnestie. En van 1982 tot en met oktober 1983 waren 16 acties over het taalgebruik bij particuliere instanties; dat waren er drie meer dan die voor zelfbestuur en 6 meer dan die over de faciliteitengemeenten. Daar tegenover staat dat er vanaf november 1983 tot en met mei 1985 18 acties waren voor amnestie en dat waren er maar liefst 11 meer dan die over Voeren en 13 meer dan die over zelfbestuur.

[506] Rond ‘Exploration du Monde’ werden soms wel enkele snel op elkaar volgende acties gevoerd, maar die hadden nooit hetzelfde gehalte als de amnestiecampagne van het T.AK. van november 1983 tot mei 1986.

[507] Niet alle acties werden immers georganiseerd door het Taal Aktie Komitee en voor bepaalde acties, zoals bijvoorbeeld het publiceren van een persmededeling, waren er ook geen militanten nodig. Al alle actie die het T.A.K. zelf organiseerde en waar effectief ook militanten voor nodig waren worden opgeteld, komt men aan 393 acties.

 

[508] “Onze Lijn… Ter inleiding van dit eerste nummer, zetten wij in het kort de bakens uit van onze beginselen”, De Taktivist (01/76) 3.

[509] Even doorklikken naar de websites van belangrijke bedrijven in Vlaanderen geeft een goed beeld hoezeer de reclamewereld is verengelst. Ford: ‘Designed for living. Engineered to last’ ;  Base: ‘Freedom of Speech’ ; Mc Donalds: ‘I’m loving it’ ; Barco: ‘Visibly yours’ ; Bekaert: ‘The power of forward thinking’. Het is ironisch dat  IKEA, het bedrijf dat zo vaak door het T.A.K. werd geviseerd, nu juist geen enkel woord Engels gebruikt op haar website en enkel kiest voor ofwel Nederlands ofwel Frans.

[510] DE METSENAERE, M. DETANT, A. MARES, A. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de taalwetgeving (Brusselse Thema’s 5). Brussel, 1998, 94.

[511] DISTELMANS, BART. JANSSENS, RUDI. KOPPEN, JIMMY. Taalfaciliteiten in de Rand. Ontwikkelingslijnen, conflictgebieden en taalpraktijk (Brusselse Thema’s 9). Brussel, 2002, 283-339.

[512] DISTELMANS, BART. JANSSENS, RUDI. KOPPEN, JIMMY. Taalfaciliteiten in de Rand. Ontwikkelingslijnen, conflictgebieden en taalpraktijk (Brusselse Thema’s 9) . Brussel, 2002 ,329.

[513] DISTELMANS, BART. JANSSENS, RUDI. KOPPEN, JIMMY. Taalfaciliteiten in de Rand. Ontwikkelingslijnen, conflictgebieden en taalpraktijk (Brusselse Thema’s 9). Brussel, 2002, 330.

[514] DISTELMANS, BART. JANSSENS, RUDI. KOPPEN, JIMMY. Taalfaciliteiten in de Rand. Ontwikkelingslijnen, conflictgebieden en taalpraktijk (Brusselse Thema’s 9) . Brussel, 2002, 332-333.

[515] DISTELMANS, BART. JANSSENS, RUDI. KOPPEN, JIMMY. Taalfaciliteiten in de Rand. Ontwikkelingslijnen, conflictgebieden en taalpraktijk (Brusselse Thema’s 9) . Brussel, 2002, 336.

[516] DISTELMANS, BART. JANSSENS, RUDI. KOPPEN, JIMMY. Taalfaciliteiten in de Rand. Ontwikkelingslijnen, conflictgebieden en taalpraktijk (Brusselse Thema’s 9) . Brussel, 2002, 336-337.

[517] DISTELMANS, BART. JANSSENS, RUDI. KOPPEN, JIMMY. Taalfaciliteiten in de Rand. Ontwikkelingslijnen, conflictgebieden en taalpraktijk (Brusselse Thema’s 9) . Brussel, 2002, 337.

[518] DISTELMANS, BART. JANSSENS, RUDI. KOPPEN, JIMMY. Taalfaciliteiten in de Rand. Ontwikkelingslijnen, conflictgebieden en taalpraktijk (Brusselse Thema’s 9) . Brussel, 2002, 337-338.

[519] Zie http://www.vub.ac.be/belgianelections/Gemeenten.html#P2.

[520] MADDENS, BART. Kiesgedrag en partijstrategie. Leuven, 1994, 174.

[521] BEERTEN, R. BILLIET, J. CARTON, A. SWYNGEDOUW, M. De (on)redelijke kiezer. Leuven, 1998, 81.

[522] VERLINDEN, P. Morfologie van de uiterst rechtste groeperingen in België. Licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, dept Moderne Geschiedenis, 1979,137.

[523] Zie interview met Bart De Valck en Arnout Van Den Broeck in bijlage.

[524]Het dipje in het aantal abonnementen in de periode van het Egmontpact en het ontslag van Piet De Pauw wordt hier buiten beschouwing gelaten. Zie  “Wie niet dapper is …” in De Taktivist, 07-08/79, p.5 en DE VALCK, BART, RE: thesis T.A.K., 28/07/04.

[525] Deze problemen werden in de studie van Rudi Janssens aangehaald als belangrijkere problemen dan de taalkwestie.

[526] Vlaanderen  Vlagt. 2002. http://www.vlaanderenvlagt.org.

[527] Vlaamse Jongeren Mechelen. 2004. http://www.vjm.cc/vjm/artikels/vorming009.htm.

[528] Idem.