Een Standaard in Vlaanderen? Vlaams-Katholieke krant op zoek naar kwaliteit en politieke invloed 1947-1976. (Karel Van Nieuwenhuyse)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK III

 

MEI 1947 - APRIL 1954: DE MOEIZAME HEROPBOUW VAN HET KRANTENBEDRIJF

 

D. DE BERICHTGEVING IN DE STANDAARD 1947 – 1954

 

1. Uiterlijke kenmerken van De Standaard

 

Aan het eindje van de jaren ’40 verscheen De Standaard op zes bladzijden en kostte 1,25 BEF. Papier was er nog steeds niet in overvloed, en bovendien had de krant geen uitgebreide redactie. Slechts uitzonderlijk verscheen de krant op zaterdag op acht bladzijden. Op te merken valt overigens dat de krant zeven dagen op zeven verscheen: pas in 1958 zou de zondagse editie worden afgeschaft. De artikels liepen vaak over, d.w.z. dat een artikel op bladzijde één voortgezet werd op één van de volgende bladzijden. In de loop van 1950 verscheen de krant op acht bladzijden, en vanaf 1953 op tien. Op 1 januari 1951 ging de krant 1,50 BEF kosten, vanwege de grote verhoging der papierprijzen. Op 28 mei van dat jaar werd om dezelfde reden nogmaals een prijsverhoging van 0,25 BEF doorgevoerd. Daarna bleef de prijs tot in 1954 stabiel op 1,75 BEF.

Vanaf 1950 waren de eerste drie bladzijden haast onveranderlijk voorbehouden voor binnenlands (voornamelijk politiek) nieuws. De  bladzijden vier en vijf handelden over binnen- en buitenlands nieuws, terwijl de volgende twee een amalgaam vormden van berichten betreffende binnen- en buitenland, economisch en beursnieuws, kunst- en geestesleven, gemengde berichten (berichten van over het ganse land), sport, radio, ‘gebroken armen en benen’ en het laatste nieuws. De laatste bladzijde kreeg haast elke dag een wisselende invulling[62].

De krant kende een aantal vaste rubrieken[63]. Zo verscheen vanaf 1950 wekelijkse een stuk ‘Van Kamerleden en Senatoren’, van de hand van Manu Ruys. De bedoeling was “om iets meer te vertellen over de menselijke achtergrond van de politieke confrontaties. Het werd geen snuffelen naar privé-schandaaltjes. (...) Ik probeerde de namen uit de koele informatie vlees en bloed te geven; de politici te situeren en te verklaren te midden van hun milieu, hun gezin, hun vrienden, hun tegenstanders. (...) Hoofdzaak was: van de politieke wereld een eerlijk en levendig beeld brengen dat niet aan de mens voorbijgaat.”[64] Vanaf 29 juli 1951 verzorgde Victor Leemans wekelijks op zaterdag een artikel. Hij zou dit - met uitzondering van het jaar 1952 - blijven doen tot aan zijn dood.

Enkele organisaties kregen in het begin van de jaren ’50 een rubriek[65]. Daarnaast verschenen rubrieken als ‘Universitair leven’, ‘Sociale rubriek’ en ‘Tribune van de middenstand’ (wekelijks vanaf oktober 1953). De krant kreeg aldus op sommige dagen het uitzicht van een ad valvas voor allerlei Vlaamse en katholieke verenigingen. Deze rubrieken met aankondigingen van activiteiten en vergaderingen van al deze verenigingen (of afdelingen ervan) namen zo’n danig substantieel deel in van de redactionele ruimte dat het algemeen nieuws soms haast wat in de verdrukking kwam.

Vanaf 9 januari 1954 verscheen ‘Onze klank- en beeldomroepkroniek’, wekelijks op zaterdag of zondag. “Nu de televisie (alhoewel nog in haar experimenteel stadium) toch voor Vlaanderen een werkelijkheid is geworden en reeds twee maanden flinke activiteiten voorkomen op de balans van het afgelopen jaar, voelt De Standaard zich tegenover zijn lezers (en tegenover zijn eigen baanbrekend verleden) verplicht aan deze nieuwe grootmacht, die ongetwijfeld de culturele opgang van ons volk in hoge mate zal beïnvloeden, geregeld de aandacht te besteden, die zij verdient.” J.G.R. Van Dijck was de bevoegde redacteur voor deze rubriek, waarin geschreven werd over de technische aspecten van televisie, programma’s, programmamakers, producers, technici, acteurs, etc.

Wat het gebruik van foto’s betreft: op de voorpagina verschenen vaak drie à vier foto’s en een cartoon. Het betroffen telkens erg kleine foto’s die een close-up gaven van iets of iemand. Het waren realistische, droge afbeeldingen. Van 1953 af werden wel eens foto’s van een groter formaat afgedrukt, wat tot gevolg had dat het aantal foto’s hierdoor werd teruggebracht tot twee op de voorpagina.

Van in het begin hechtte De Standaard erg veel belang aan een correcte spelling en taalgebruik. Op 1 mei 1947 trad een nieuwe, vereenvoudigde spelling in voege, waarbij o.m. ‘musch’ mus werd, ‘visch’ vis etc. Vanaf 2 mei gaf de krant in een echo telkens enkele tips rond de nieuwe spelling om de lezer vertrouwd te maken met de nieuwe officiële schrijfwijze, en dit gedurende drie weken. Wekelijks verscheen het hele jaar 1947 een rubriek ‘Hoe zuiveren wij onze taal?’, met tips en aanwijzingen voor een correct en mooi taalgebruik. In de jaren 1947-54 besteedde de krant tevens heel wat aandacht aan initiatieven die werden genomen ter bevordering van het ABN. Zo berichtte ze over de oprichting van de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal, en pleitte ze meermaals voor zuiverheid in taalgebruik en het gebruik van ABN[66]. De regering werd aangespoord te ijveren voor een waardige positie voor het Nederlands in een Europees perspectief. Naar eigen zeggen hechtte De Standaard veel belang aan het ABN omdat dit in het voordeel speelde van de Vlaamse ontvoogding dat er in Vlaanderen een eenheidstaal werd gesproken en geschreven[67]. Via lectuur van de krant leerde men goed Nederlands. Dit wordt bevestigd door oud-premier Pierre Harmel (van in 1946 al Waals CVP-Kamerlid): “Ik las De Standaard vanaf 1947 elke dag. Ze was erg belangrijk: via lectuur van die krant leerde ik het ABN. De Vlamingen hadden vele taaltjes en dialecten, die je ook aantrof in vele Vlaamse kranten zoals bvb. Het belang van Limburg. De Standaard deed veel voor de opbouw van een eenheidstaal.”[68] Andere kranten werden door De Standaard aangevallen om hun slecht taalgebruik, zo bvb. De Nieuwe Gids op 21 maart 1953.

 

2. Volledigheid van de berichtgeving en nieuwsbronnen

 

In de beginjaren, aan het einde van de jaren ’40, was De Standaard erg onvolledig in haar berichtgeving: de informatie liet zowel kwantitatief als kwalitatief te wensen over. Verschillende redenen lagen hieraan ten grondslag. Een eerste reden heeft betrekking op de redactie, die slechts schaars bevolkt was. Bovendien hadden de redacteurs weinig contacten. Dit lag deels aan de status van de krant - ze werd als ‘zwarte krant’ (een verwijzing naar de collaboratie: velen verweten aan De Standaard dat ze de verdediging van de collaborateurs op zich nam) bestempeld en door velen gemeden. Bovendien was geen enkele redacteur lid van de persbond (behalve Louis De Lentdecker, die zijn kaart nog had van in de periode dat hij werkzaam was op Het Volk) - die weigerde aan Standaard-journalisten perskaarten uit te reiken - wat tot gevolg had dat leden van de redactie op geen enkele officiële vergadering of persconferentie werden uitgenodigd en ook geen perscommuniqués ontvingen van heel wat organisaties[69]. Ook de persoonlijke houding van redacteurs speelde evenwel een rol. Elie Serruys bvb., een man met een gesloten karakter, had bitter weinig contacten, evenals (vreemd genoeg) Bert D’haese, nochtans gewezen Senator. Vele andere redacteurs van de krant - o.m. Manu Ruys en Karel Hemmerechts - moesten nog hun netwerk van contacten opbouwen, een werk van lange duur, dat niet van het eerste moment zijn vruchten afwerpt[70]. Albert De Smaele van zijn kant had in de beginjaren eveneens erg weinig contacten, naar eigen zeggen bewust omdat hij zich niet wilde blootstellen aan teveel invloeden van buitenaf vanaf het prille begin[71].

Een tweede reden betrof, zoals reeds kort aangehaald, de status van de krant. Vele partijen en organisaties weigerden haar informatie of mededelingen te verstrekken. Dit was o.m. het geval voor de CVP. In dat verband vaardigde De Schakel dan maar deze richtlijn uit: “Mededeling geven met de vermelding dat ze noodgedwongen uit andere bladen werd overgenomen.”[72] Ook van het koninklijk paleis kreeg de redactie aanvankelijk geen mededelingen. De Schakel richtte dan ook een brief tot het kabinet des Konings: “Met het oog op het regelmatig bijhouden van onze documentatie, zouden wij het op prijs stellen indien U de verslagen en mededelingen, die U regelmatig aan de pers overmaakt, ook wilde toezenden aan onze redactie ‘De Standaard’.”[73]

Het gevolg van dit alles was dat de krant op het einde van de jaren ‘40 erg weinig op de hoogte was van wat zich op politiek vlak afspeelde achter de schermen: binnen de partijen en in de regering. Voor informatie hierover was ze afhankelijk van andere kranten. Meer dan eens nam ze informatie over uit verslagen die verschenen in La Libre Belgique, Het Volk, Het laatste Nieuws, etc.[74] Dit impliceerde dat De Standaard serieus achterop hinkte qua actualiteitsgehalte van haar berichtgeving: pas een dag na de meeste andere kranten kon ze bepaalde nieuwtjes melden.

Stilaan trad verbetering op in deze situatie. Zo kon de krant op 15 januari 1948 inside information brengen over een vergadering van het nationaal comité van de CVP. Na een partijraad van de CVP schreef de krant dat “verscheidene leden ons hun meningen en indrukken hebben medegedeeld”[75]. Het betroffen hier evenwel slechts uitzonderingen. Wel werd de krant vanaf 1948 uitgenodigd op persconferenties van de CVP, en kreeg ze perscommuniqués van de partij toegestuurd[76]. In 1949 bleef deze situatie gehandhaafd. Slechts af en toe beschikte de krant over eigen ingewonnen informaties. Zo meldde De Standaard op 21 mei 1949 dat ‘na contacten met een invloedrijk socialist’ ze te weten was gekomen dat de rechtervleugel van de BSP zou versterkt worden in geval van een verkiezingsnederlaag. Op 26 november van dat jaar citeerde de krant uit een BSP-brochure ‘verslagen congres 5-6 november 1949’, die nochtans niet voor publicatie bestemd was. Blijkbaar had de redactie er de hand op kunnen leggen. Op 7 december kon de krant enige nieuwtjes brengen i.v.m. het onderzoek naar de aanslag op de IJzertoren, na een gesprek met ‘enkele CVP’ers’.

Vanaf 1950 verbeterde de toestand geleidelijk aan verder. Verscheidene redenen lagen hieraan ten grondslag. In het persmilieu werd de krant van langsom meer aanvaard. Kenmerkend was het feit dat aan de redacteurs van de Standaard-groep perskaarten werden uitgereikt. Dit wees tegelijk op de verbeterende status die de krant genoot: ook in politieke milieus was dit het geval. Met een aantal - vooral Vlaamse - CVP’ers werden relatief goede betrekkingen aangeknoopt. Dit leidde ertoe dat de krant meer nieuwtjes werden toegespeeld, meer op de hoogte was van wat zich achter de schermen van het politieke toneel afspeelde, etc. Zelfs met een aantal Vlaamse socialistische politici waren er contacten. Zo schreef De Standaard op 31 maart 1951: “Het is nog niet zo heel lang geleden dat een vooraanstaand socialist uit Vlaanderen ons toevertrouwde dat...”. Hoogstwaarschijnlijk ging het om of Eugène Soudan of Achiel Van Acker (beiden BSP-Kamerleden). Dit waren de enige twee socialisten waar de krant toen al contacten mee onderhield. De Vlaamse socialist Hendrik Fayat behoorde op dat ogenblik nog niet tot de top van de BSP. Dat er meer contacten waren lag niet enkel aan de verbeterde status van de krant, maar ook aan de persoonlijke inspanningen van de redacteurs. Manu Ruys bvb., die eerste parlementair redacteur werd ter vervanging van Jos Grauwels begon vanaf 1950 een gans netwerk van contacten op te bouwen in het parlement. Albert De Smaele van zijn kant hief zijn zelf gecreëerd isolement op en legde eveneens politieke contacten.

Niettemin kan bezwaarlijk worden gesteld dat De Standaard vanaf begin de jaren ’50 plots zoveel beter geïnformeerd was. We onderstrepen dat het ging om een geleidelijke evolutie: van volledigheid in berichtgeving was er bijlange geen sprake. De onvolledigheid van de berichtgeving mag trouwens blijken uit de tijdloze kopij die soms op de voorpagina werd geplaatst. Zo verschenen nu en dan boekbesprekingen op blz. één, de pagina bij uitstek op dewelke normaalgezien de actualiteit zou moeten geplaatst worden[77].

Wat abonnering betreft op persbureaus had De Standaard van in het begin een abonnement op Belga. Daarnaast ontving ze ook berichten van Reuter, Associated Press (AP) en Agence France-Presse (AFP). In 1948 zegde de krant haar abonnement bij AP echter alweer op. In 1951 werden inlichtingen mede gehaald van CIP (de volgende jaren vonden we van dit Centrum voor Informatie aan de Pers geen melding meer), en vanaf juli 1952 ging ze beschikken over een abonnement op United Press (UP). Naast informatie van deze persbureaus beschikte de krant in 1947 over  twee buitenlandse correspondenten: één in Nederland en één in Groot-Brittannië. In 1949 was dit aantal al opgelopen tot zes: in Londen, Caïro, Amman, Parijs, Nederland en Australië had De Standaard een correspondent. In het begin van de jaren ’50 waren er buitenlandse correspondenten in Engeland, Duitsland, Nederland, Frankrijk en Italië, zij het dat dit niet systematisch het geval was voor elk land gedurende de periode 1950-54. Naast abonnementen op persbureau’s en buitenlandse correspondenten deed, vooral onder impuls van Luc Vandeweghe, de nieuwe redacteur buitenland, een nieuwe nieuwsbron zijn intrede in de jaren ‘50: buitenlandse kranten[78]. Met Nederlandse, Franse, Duitse en Amerikaanse kranten werden contractuele akkoorden afgesloten waardoor De Standaard berichten die ze zelf niet had kon overnemen uit die kranten, zij het mits betaling. Opnieuw gebeurde dit geleidelijk: naargelang de financiële middelen konden contracten worden afgesloten.

 

3. Objectiviteit van de berichtgeving

 

“Polemiek was eten en drinken voor de pers”, zo beschrijft Gaston Durnez de toestand in de pers op het einde van de jaren ’40. Louis De Lentdecker beschrijft die periode als volgt: “Het was de tijd dat wij schreven met scherpe zinnen, dat wij een soort gevechtsproza ontwikkelden omdat wij verontwaardigd waren, dat wij eerst lucht gaven aan onze verontwaardiging over alles en nog wat en daarna het feitenrelaas brachten. Tenminste als dat laatste niet vergeten werd.”[79] Dergelijke typeringen voorspellen weinig goeds als het op de huldiging van objectiviteit door de kranten aankomt. En effectief was er weinig - welhaast geen sprake van objectiviteit. Vooreerst bestond er geen scheiding tussen berichtgeving en commentaar. In vele gevallen liepen beide door elkaar. Zo bvb. liet De Standaard doorheen haar verslag over het programma van socialistisch verkeersminister Van Acker haar goedkeuring ervan doorklinken[80]. I.v.m. de discussie over de oprichting van een gemengde commissie die de werking van de rijksdiensten en parastatale instellingen zou moeten doorlichten, liep doorheen de informatie de afkeuring van de krant van het standpunt van socialisten en liberalen[81]. Door de afwezigheid van deze scheiding tussen informatie en commentaar kreeg de berichtgeving vaak een manipulatief karakter. De lezer werd meegesleept in een subjectieve redenering i.p.v. in staat gesteld om zijn eigen mening te vormen via lectuur van een in objectieve termen gesteld artikel.

Sporadisch gebeurde het (vanaf 1949) dat informatie en commentaar werden gescheiden. In deze gevallen werd eerst de informatie gegeven, en vervolgens in cursief of vetjes gedrukt beschouwingen erbij[82]. Even zelden gebeurde het dat verschillende meningen naast elkaar werden geplaatst, en vervolgens becommentarieerd. Deze gevallen vormden eerder de uitzondering dan de regel. Volgens Manu Ruys was het zo dat de jongere redacteurs wel gewonnen waren voor een scheiding: zolang Elie Serruys en Bert D’haese echter de plak zwaaiden op de redactie bleek dit evenwel niet haalbaar[83]. Bovendien dient het aangestipt dat de toen heersende mentaliteit in de pers zich moeilijk leende tot een scheiding van informatie en commentaar: niet enkel De Standaard bezondigde zich aan subjectieve en manipulatieve berichtgeving. Elke krant deed dit.

Het ontbreken van objectiviteit kwam vaak tot uiting in de titels die de artikels sierden. Daarin klonk een sterke mate van subjectiviteit door. Enkele voorbeelden: ‘In de Senaat: de communisten roepen om bloed. De liberalen huilen mee.’ (3 februari 1948) of ‘In de Kamer: socialistisch sectarisme viert weer hoogtij.’ (6 maart 1948) of ‘Communisten willen wanorde.’ (16 februari 1948), of nog ‘Het zielige defilee der Fostielen door het Vlaamse land. 3000 gendarmen voor 4000 betogers’ (26 oktober 1953), etc.

In de artikels zelf gaf De Standaard courant blijk van vooringenomenheid. Diverse keren klaagde ze de benoemingspolitiek van de socialisten aan. Over die van de CVP repte ze echter met geen woord. Op 12 augustus 1947 pleitte de krant voor meer objectiviteit en fair play van de pers in de koningskwestie, n.a.v. een repliek van generaal Van Overstraeten aan oud-premier Pierlot (er was een polemiek aan de gang rond de rol van de oorlogsregering-Pierlot). De Standaard verweet aan haar confraters Le Soir en Le Peuple dat ze niet eerlijk tewerk gingen: ze zetten niet de meningen van voornoemde twee personen naast elkaar, maar gaven slechts een fractie van de mening van generaal Van Overstraeten, waarna ze hem onmiddellijk de grond inboorden. De Standaard bezondigde zich evenwel ook aan deze praktijk: ook zij zette niet altijd de verschillende meningen naast elkaar om vervolgens pas stelling in te nemen[84]!

De krant overdreef nu en dan sterk in haar berichtgeving. Zo bvb. rond het onthaal dat prinses Josephine-Charlotte ten deel viel bij haar rondrit door België: vanaf 12 april 1949 bracht De Standaard euforische berichten over de geweldige ontvangst door de Belgische bevolking in alle landstreken. Deze sterk overdreven berichtgeving maakte deel uit van de campagne die de krant voerde voor de terugkeer van Leopold II op de troon. De Standaard hoopte aan te tonen hoezeer de ganse bevolking over heel België verknocht was aan het koningshuis, en hoezeer dat koningshuis op de sympathie van het volk kon rekenen.

 

4. Wijze van commentaar en polemiek

 

In diverse artikels en rubrieken trof de lezer van De Standaard commentaarstukken aan. Dit was, behalve in gewone artikels, vooral het geval in de rubriek ‘Feiten en beschouwingen’ die meestal geschreven werd door Bert D’haese en verscheen op de voorpagina, in de rubriek ‘echo’s, en in het hoofdartikel, veelal geschreven door Elie Serruys in een breedvoerige stijl: vaak verscheen het in twee kolommen over de volle lengte van de voorpagina links.

De toon van de commentaarstukken klonk vrijwel zonder uitzondering erg strijdlustig, maar bleef anderzijds wel beleefd. Scheldproza kwam weinig voor, behalve dan in ‘Feiten en beschouwingen’ waar Bert D’haese in zijn typische vlijmscherpe stijl wel eens grof uit de hoek kwam. Zo hanteerde hij o.m. het woord ‘communist’ als scheldwoord in de eerste jaren[85].

Toch zijn er enkele uitzonderingen, waarbij de tegenstander in andere commentaarstukken dan ‘Feiten en beschouwingen’ erg hard werd aangepakt. Zo werd het socialistisch Kamerlid Jos Van Eynde op 4 juli 1948 een ‘politieke zuigeling’ en een ‘simpele duif’ genoemd, n.a.v. zijn verklaring dat de BSP nooit zou toestaan dat Leopold III terugkwam naar België. Op 18 mei 1949 waarschuwde de krant ervoor dat het socialisme naar een nieuw soort gestapo leidde. In een verslag van 31 januari 1949 over het Congrès national Wallon dreef de krant de spot met ‘de Waalse haantjes’. Op 17 juni 1949 bestempelde De Standaard de liberalen als ‘inciviekenvreters’. Aan het bestaan van een ‘verstandige’ lezer van het socialistische Vooruit werd op 10 januari 1951 getwijfeld. Op 29 september 1951 werd smalend voorgesteld om BSP-voorzitter Buset baron te maken: de titel zou hem staan ‘als een tang op een varken’.

Grof of subjectief-manipulatief taalgebruik kwam het meest tot uiting in de keuze van adjectieven. Zo was er sprake van de ‘sinistere’ Achiel Van Acker (3 maart 1949; BSP-Kamerlid) of van ‘achterbakse’ pogingen van socialisten (16 juli 1949). Socialistisch Kamerlid Joseph Bracops werd ‘oneerlijk en fanatiek’ genoemd en het liberaal Kamerlid Leo Mundeleer als ‘hypocriet en lusteloos’ bestempeld (22 december 1951).

De krant sloeg vooral een uiterst harde en genadeloze toon aan in stukken waarin ze voor de zoveelste keer een (voornamelijk Vlaamse) eis poneerde. Op de duur verloor ze wel eens haar geduld, waarna een vlijmscherp artikel volgde. Vooral in artikels van Elie Serruys en Bert D’haese kwam dit voor, hoewel sporadisch ook Manu Ruys uit de bocht kon gaan.

In een periode waarin ‘polemiek eten en drinken was voor de pers’ werden confraters uiteraard niet gespaard van kritiek. In de periode 1947-48 viel dit nog mee: gemiddeld tweewekelijks kruiste De Standaard de degens met een andere krant. Het meest was dit het geval met de conservatieve Franstalige Brusselse krant La Libre Belgique en met de socialistische kranten Le Peuple (waarbij Victor Larock het moest ontgelden), Vooruit en Volksgazet (en zijn hoofdredacteur Jos Van Eynde, tevens BSP-Kamerlid). In mindere mate werden de liberale kranten Het Laatste Nieuws, Le Matin en La Dernière Heure aangepakt. De polemiek ging voornamelijk over het repressiebeleid en over de koningskwestie. Soms reageerde De Standaard op aanvallen van andere kranten, maar even vaak koos ze zelf zonder voorafgaandelijke kritiek voor het offensief.

Vanaf 1949 werd het tempo opgevoerd. De Standaard polemiseerde nu gemiddeld minimum wekelijks met andere kranten. Haast zonder uitzondering moesten alle confraters het wel eens ontgelden: Le Peuple, La Libre Belgique (die tegen de regering ageerde en de Vlaamse eisen miskende), La Cité (die met haar linkse opstelling de eenheid binnen de CVP in gevaar bracht), Le Soir, Le Matin, La Dernière Heure, Volksgazet, Vooruit, Het Laatste Nieuws, Gazet van Antwerpen, Het Volk, De Nieuwe Gids, De Vlaamse Linie, etc. Op 30 augustus 1953 toonde De Standaard leedvermaak om het feit dat het Franstalige Journal de Bruges was opgedoekt. Uit het overzicht mag blijken dat niet alleen met socialistische en liberale kranten werd gepolemiseerd, maar ook met katholieke, Vlaamse zowel als Franstalige. Van alle opgesomde kranten kreeg La Libre Belgique het hardst de wind van voor. Dit was de aartsrivaal van De Standaard, niet alleen omdat zij fervent verdediger was van de conservatieve Franstalige CVP’ers, maar ook omdat zij in Vlaanderen nog steeds veel meer gelezen werd dan De Standaard zelf.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 


 

[62] Op maandag was die voorbehouden voor sportnieuws, op dinsdag voor ‘toerisme’ (enkel in 1947), op woensdag was er ‘voor de vrouw’ (aanvankelijk op zaterdag), donderdag verscheen de ‘Standaard der Jeugd’ (tot 16 juli 1953), op vrijdag was er ‘Het levende doek’ (een filmpagina), op zaterdag was er de ‘Standaard der Letteren’ (vanaf 12 april 1952 verscheen ze onder die titel op twee bladzijden), en op zondag kreeg de lezer ‘geest en cultuur’ voorgeschoteld (vanaf december 1952 vervangen door ‘spiegel der economie’; ‘Standaard der Letteren’ verving de rubriek ‘geest en cultuur’). Vanaf 1953 kwam er nog een vaste binnenbladzijde bij op woensdag: ‘handel en verkeer’, of voor de Antwerpse editie ‘haven en verkeer’.

[63] Dagelijks waren er ‘feiten en beschouwingen’ (een commentaarstuk meestal geschreven door Bert D’haese), echo’s (kleine berichtjes over binnenlandse politiek, andere kranten, etc.), ‘kunst- en geestesleven’, ‘in den uil’, ‘van het wereldtoneel’ (over buitenlandse politiek), en ‘door het land’ (lokale berichtjes van over het hele land) of ‘stadsnieuws’ (die verving de rubriek ‘door het land’ in de Antwerpse editie van De Standaard, en handelde over weetjes en nieuwtjes uit het Antwerpse). Wekelijks had je ook een ‘juridische rubriek’ en een ‘fiscale rubriek’. Vanaf 1948 kwamen daar nog bij: ‘natuur en techniek’ en ‘de katholieke wereld’.

[64] Ruys, “Van Kamerleden en Senatoren”, De kleine krant 12 (1972) 8.

[65] Zo bvb. de Bond van Kroostrijke Gezinnen ‘In de Bond’, de middenstand ‘Bij de christelijke middenstand’ (vanaf half januari 1953 vervangen door ‘Koerier voor de middenstand’), de LCM ‘het hoekje van de mutualiteit’, de fruittelers ‘de fruitteelt in Haspengouw’, de VTB het ‘VTB-hoekje’ en het Davidsfonds het ‘Davidsfondshoekje’.

[66] Zie o.m. De Standaard van 16/3/48, 3/4/48, 25/8/48, 21/10/48, 30/12/48, 28/3/49 etc. Determ ‘ABN’ werd toen zo gebezigd.

[67] Interviews Albert De Smaele 25/2/99 en Manu Ruys 17/11/99.

[68] Interview Pierre Harmel 12/10/99.

[69] Interview Albert De Smaele 18/2/99 en interview Karel Hemmerechts 22/2/99.

[70] Interviews Albert De Smaele 4/3/99, Karel Hemmerechts 22/2/99 en Manu Ruys 17/11/99.

[71] Interview Albert De Smaele 4/3/99.

[72] Verslag algemene vergadering 17 september 1947. Archief vzw De Schakel, verslagboek.

[73] Brief Uytterhoeven aan het kabinet des Konings 15/9/47. AKP, kabinet van de prins-regent, dossier ‘presse’.

[74] Op 24/1/49 haalde de krant bvb. haar inlichtingen over een vergadering van de CVP-Kamerfractie uit La Libre Belgique. Op 5/7/49 diende Het Laatste Nieuws als informatiebron omtrent de houding van de liberale partij.

[75] De Standaard (11 november 1948). Het feit alleen al dat de krant dit zo expliciet stelde, is veelzeggend over haar informatiegaring in het algemeen en bevestigt aldus haar ‘marginale’ positie. Een redactie die regelmatig vertrouwelijke informatie kreeg, zou hier ongetwijfeld niet zo mee te koop lopen.

[76] Zie o.m. De Standaard (7 februari 1948).

[77] Bvb. op 3 januari 1952 over een boek van Charles Webster handelend omtrent het buitenlands beleid van lord Palmerston in de periode 1830-40

[78] Interview Albert De Smaele 25/2/99, Manu Ruys 17/11/99 en Gaston Durnez 26/4/99.

[79] De Standaard (29-30 december 1990).

[80] De Standaard (1 mei 1947).

[81] De Standaard (17 juli 1948).

[82] Zie bvb. De Standaard (24/6/49).

[83] Interview Manu Ruys 17/11/99. In elk geval deed Ruys vooralsnog mee met de vermenging van informatie en commentaar.

[84] Zo werd bvb. een stakingsaanzegging van het ABVV in felle termen verworpen, zonder evenwel te vermelden wat de reden van de stakingsaanzegging was. Een verslag over een BSP-congres werd met volgende zin besloten: “Men hoort nog een paar antiklerikale of antimilitaristische tussenkomsten, waarna de vergadering te 18u geheven wordt.” De Standaard (21 december 1952).

[85] Zie bvb. De Standaard (11 september 1947).