Een Standaard in Vlaanderen? Vlaams-Katholieke krant op zoek naar kwaliteit en politieke invloed 1947-1976. (Karel Van Nieuwenhuyse)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK III

 

MEI 1947 - APRIL 1954: DE MOEIZAME HEROPBOUW VAN HET KRANTENBEDRIJF

 

 

CASE STUDY:
DE HOUDING VAN DE STANDAARD
IN DE KONINGSKWESTIE 1947 – 51

 

Een prioritair strijdpunt in de eerste jaren voor De Standaard betrof het herstel van de monarchie en het terug opnemen door Leopold III van de koninklijke waardigheid[323]. Op de houding van de krant in de koningskwestie - niet op gans de koningskwestie zelf - willen we nader ingaan. We gaan na hoe De Standaard de koningskwestie aanpakte in de berichtgeving en achter de schermen. Op die manier kunnen we een illustratie bieden van de mate aan politieke invloed waarover de krant nog maar beschikte. Tegelijk kunnen we de werking (o.m. de overlegstructuur) van de redactie in deze concrete aangelegenheid analyseren en het niveau van de berichtgeving bespreken.

 

A. HET VOORSPEL 1947-48

 

De terugkeer van Leopold III op de troon en het behoud van de monarchie stonden bovenaan de agenda van De Standaard vanaf mei 1947. De koning werd gezien als het nationale zinnebeeld bij uitstek dat Vlamingen en Walen kon verzoenen. “Maar er was nog een element dat voor De Standaard meetelde (...): Leopold III was de man die in de Tweede Wereldoorlog een bepaalde gedragslijn had gevolgd, waarin heel wat Vlamingen (en méér Walen dan ze zelf wilden toegeven) zich konden herkennen. Die gedragslijn had hem, voor zijn tegenstanders, tot le premier des inciviques gemaakt. Heel wat landgenoten rechtvaardigden hun optreden tijdens de oorlog door dit voorbeeld van de vorst.”[324]

Volgens Manu Ruys was men op De Standaard om twee redenen voor Leopold III. “Albert De Smaele en Elie Serruys waren pro-Leopoldistisch georiënteerd omwille van hun pro-CVP standpunt en de law-and-order mentaliteit die ze voorstonden; Bert D’haese en Jozef Uytterhoeven waren erg anticommunistisch ingesteld en flamingantisch, en liepen derhalve hoog op met de communautaire passus in het zgn. politieke testament van de koning.”[325] Eenmaal het standpunt door de redactieleiding bepaald, was elke redacteur eraan gehouden in die richting te schrijven. LDL verklaart: “Zoals de andere katholieke kranten koos De Standaard onvoorwaardelijk voor Leopold III. Dat betekent niet dat al de redacteurs van die krant Leopoldisten waren. Maar iedereen eerbiedigde en verdedigde waar nodig in woord en geschrift de lijn van de krant. Ik had daar nooit moeite mee. Als men zich onder een vlag schaart volgt men de vaandrig en verdedigt men zijn ideeën, ook al is men het er niet helemaal mee eens. Anders verlaat men die vlag.”[326]

De krant wenste een snelle terugkeer van Leopold III: de CVP moest dit bewerkstelligen. Ze mocht niet ingaan op de eisen van de socialisten die een koppeling van de koningskwestie met de invoering van het vrouwenstemrecht nastreefden[327]. De Standaard riep de CVP tevens op haar strijd te voeren samen mét de katholieke kranten. “Wanneer zal de CVP de propagandistische waarde van de katholieke pers eindelijk erkennen en de journalisten die haar zaak genegen zijn, een beetje helpen in de vervulling van hun moeilijke opdracht?” zo verzuchtte ze, toen ze weer maar eens belangrijke informatie omtrent de koningskwestie moest vernemen via lectuur van de socialistische pers[328].

Een referendum diende georganiseerd in de materie van de koningskwestie: De Standaard reageerde verheugd toen in juli 1948 een wetsvoorstel daartoe werd ingediend in de Senaat. In 1947-48 bond de krant vooral de strijd aan tegen Hubert Pierlot (premier van de ‘Londense regering’), de socialisten en communisten, Le Peuple etc. die alle naar haar zeggen leugens en laster verspreidden over Leopold III. Louis De Lentdecker schrijft hierover terecht: “De hele Belgische pers was een catchbarak geworden waar men mekaar te lijf ging met alle mogelijke en onmogelijke argumenten, waar men niets of niemand ontzag.”[329] Beide kampen bedienden zich volgens hem van leugens.

 

B. STARTSCHOT VAN EEN BIJNA PERMANENTE CAMPAGNE APRIL – NOVEMBER 1949

 

Vanaf half april 1949 barstte de strijd in de koningskwestie volop los in De Standaard. De aanleiding vormde het ‘triomfantelijk onthaal’ door de Belgische bevolking van prinses Josephine-Charlotte die voor enkele dagen terugkwam naar België. Uitvoerig, en niet gespeend van enige overdrijving, berichtte de krant over het enthousiast onthaal dat haar overal, in Vlaanderen zowel als in Wallonië, te beurt viel[330]. De krant leidde eruit af dat het enkel de liberale, communistische en socialistische politici waren die de terugkeer van Leopold III niet genegen waren. Het volk zelf stond pal achter de vorst, luidde de conclusie: het enthousiast onthaal van de prinses bewees het.

Opnieuw werd de CVP, wiens verruiming de krant inmiddels bepleitte, aangespoord de terugkeer te bewerkstelligen. Communisten en socialisten (evenals hun pers: Le Peuple, Vooruit, Volksgazet) werden verweten een lastercampagne tegen de koning te inspireren. Hun dreiging met een algemene staking in geval van een terugkeer van de vorst - “de BSP had alleen oren naar een troonsafstand zonder volksraadpleging”[331] - werd door De Standaard zwaar op de korrel genomen: dit hield volgens haar een schending van de democratie en de wettelijkheid in.

De haast permanente campagne (vanaf half april tenminste) werd in de maand juni even onderbroken, voor de parlementsverkiezingen van 26 juni 1949. De krant deed dit bewust: ze wenste de koning - die koning moest zijn van het ganse volk en niet van één partij - niet als inzet te zien van de verkiezingen.

Vlak na de verkiezingen werd de draad terug opgenomen. In de regeringsonderhandelingen met eender welke partij diende de koningskwestie een topprioriteit te zijn, zo stelde De Standaard. Slaagden de onderhandelingen niet, dan moest de CVP nieuwe verkiezingen uitlokken en naar de absolute meerderheid streven: op die wijze kon ze zelf de koning terug op de troon brengen[332]. De krant gooide hier het principe zowat overboord dat de koning niet de inzet mocht worden van een strijd tussen de partijen, en de koning van één partij.

Na een tijdelijke windstilte van anderhalve maand (tussen half augustus en begin oktober: het parlementair reces) werd de campagne hervat: ze spitste zich nu toe op de organisatie van een referendum. De vaststelling van een vast minimumpercentage dat aan een terugkeer zou worden gekoppeld, werd door de krant verworpen. Bovendien mocht het referendum geen eindoordeel vormen, maar slechts een eerste stap naar de oplossing. Waren dit tekenen van onzekerheid in de schoot van De Standaard omtrent de afloop van de stemming? De krant riep, blijkbaar terug bezorgd om de idee dat de koning de vorst van het ganse volk moet zijn, op tot de oprichting van een organisme ad hoc dat zich om de propaganda t.v.v. de koning zou bekommeren. CVP’ers konden er ten persoonlijken titel aan meewerken.

In het jaar 1949 onderhield De Standaard diverse contacten. Zo vonden er gesprekken plaats tussen Albert De Smaele en Michiel Vandekerckhove, lid van het CVP-partijbestuur. Vandekerckhove drukte in die gesprekken zijn wantrouwen uit t.o.v. CVP-voormannen als Frans Van Cauwelaert, Gaston Eyskens, August De Schryver en PW Segers, die volgens hem de terugkeer van Leopold III niet genegen waren. Vooral Frans Van Cauwelaert was sterk tegen Leopold III gekant, zo vertrouwde Vandekerckhove De Smaele toe[333].

Louis De Lentdecker beweert nochtans: “Wij wisten niet precies dat men in leidende kringen van de officieel Leopoldistische CVP verdeeld was en tegen hem ageerde.” Albert De Smaele repliceert: “Louis De Lentdecker was reporter-verslaggever, geen politiek redacteur. Als zodanig had hij dan ook geen politieke contacten. De politieke redacteurs waren wél op de hoogte.”[334]

De Smaele had daarnaast contacten met Jacques Pirenne, secretaris van Leopold III. Volgens De Smaele kwamen die contacten er “op initiatief van Pirenne zelf: ik kende die man helemaal niet. Van hem kregen wij informatie over de positie van de koning. Die informatie was niet direct bruikbaar voor de berichtgeving in de krant, eerder betrof het achtergrondinformatie voor de redactie en mezelf. Zo werden wij erover ingelicht dat de koning zelf nog niet wenste dadelijk terug te komen op een bepaald ogenblik. Het had dan ook geen zin om in de krant over een onmiddellijke terugkeer een campagne te starten.”[335] Dat er contacten waren mag ook blijken uit een nota van Pirenne aan de koning gedateerd op 17 mei 1949. Daarin duidde hij Albert De Smaele overigens verkeerdelijk aan als ‘rédacteur du Standaard’. De nota zelf handelde over de identiteit van iemand in de entourage van de prins-regent die documenten lekte naar de pers, en in contact stond met de hoofdredacteur van het socialistische Le Peuple Victor Larock. Dit zou de secretaris van Prins-regent Karel, De Staercke, zijn geweest, zo bevestigde o.m. De Smaele[336].

Ondanks de contacten beschouwde Jacques Pirenne de Vlaamse pers toch als quantité négligeable. In een brief aan Leopold III schreef hij: “Il y a en Belgique quatre journaux qui font l’opinion: Le Soir, La Dernière Heure, Le Peuple, d’un côté, La Libre Belgique d’autre.”[337] De Vlaamse pers telde in zijn ogen blijkbaar niet mee. Enerzijds toont dit aan dat De Standaard nog geen krant was met een erg groot gewicht, maar anderzijds dient de figuur van Jacques Pirenne volgens Eyskens te worden gerelativeerd: hij kende geen Nederlands, en was in politiek opzicht niet veel waard: hij had geen verstand van het politieke spel en de politieke krachtsverhoudingen[338]. Diverse hoofdrolspelers in de koningskwestie bevestigden dit later. Niettemin werd dus met De Standaard geen rekening gehouden: lag dit aan enkel aan de politieke onhandigheid van Jacques Pirenne, was ze te compromitterend (ze stond bekend als ‘zwarte gazet’), of ging de entourage van de koning ervan uit dat het Vlaamse land sowieso pro-Leopoldistisch was, en er dus niet zoveel aandacht naar uit diende te gaan? Ook al was het waarschijnlijk een samenspel van deze factoren, toch mag de zwakke positie van De Standaard niet worden uit het oog verloren.

 

C. AANLOOP NAAR EEN 1e CLIMAX IN 1950: HET REFERENDUM VAN 12 MAART

 

In de aanloop naar het referendum omtrent de terugkeer van de koning trachtte De Standaard systematisch een aantal ‘historische leugens’ rond de houding van de koning onder de oorlog te ontkrachten. Zgn. lastercampagnes werden aangeklaagd. Socialisten en communisten werden frontaal aangevallen: de krant ging hevig tekeer tegen het feit dat zij elke onregelmatigheid (bvb. de zwendel in niet aangegeven effecten) aangrepen om ‘agitatie’ te verwekken. Voortdurend zetten ze in de ogen van de krant allerlei manoeuvres op om het referendum in hun voordeel te beslechten. Ook het ABVV werd volgens haar in deze strategie ingeschakeld. De krant protesteerde hiertegen: ze vond dat de koningskwestie een politiek en geen arbeidersvraagstuk was. Evenmin mochten de socialisten van de koningskwestie een Vlaams-Waals twistpunt maken, of een proces van de CVP-verruiming.

De krant, die zich in de eerste anderhalve maand van 1950 erg ongerust toonde over een mogelijk afstel van het referendum, nam niettemin een uitgesproken standpunt in m.b.t. de modaliteiten van dat referendum: ze verzette zich met klem tegen een gewestelijke stemopname, die ongrondwettelijk werd genoemd. Ongetwijfeld vreesde ze ervoor dat de Leopoldisten in het Waalse landsgedeelte in de minderheid zouden worden gesteld, wat een patstelling tot gevolg zou hebben. Uiteindelijk berichtte de krant op 9 februari 1950 dat de uitslag toch per arrondissement zou worden bekendgemaakt. Dit lokte de bedenking uit van de redactie dat een extrainspanning van de royalisten (niet enkel de Leopoldisten: De Standaard zag het referendum als beslissend voor het voortbestaan voor de monarchie) in Wallonië nodig was.

In de veertien dagen voorafgaand aan het referendum ging de campagne van de krant nog crescendo. Antisocialistisch en -liberaal gekleurde artikels volgden elkaar op. Socialisten, communisten en liberalen werden lafaards genoemd en als onbetrouwbaar bestempeld. Het geval-Fuchs in Engeland (Klaus Fuchs was een Brits geleerde die jarenlang atoomgeheimen had doorgespeeld aan de USSR) werd breed uitgesmeerd in de berichtgeving: de krant zag er het bewijs in dat communisten landverraders waren. Elke goede Belg moest dan ook ‘anticommunistisch’ stemmen, en een ‘ja’ uitbrengen op Leopold III. De Standaard sloeg een uiterst harde toon aan. Zo verscheen op 11 maart 1950, op één dag van het referendum, een cartoon waarop de socialistische voormannen Achiel Van Acker, Paul-Henri Spaak en Camille Huysmans, en het liberale Kamerlid Albert Devèze werden afgebeeld in SS-uniform met een hond aan hun voeten die het hoofd van de USSR-leider Jozef Stalin had. ‘Stop deze mannen’ stond er boven de prent. De verontwaardiging hierom in het socialistische en liberale kamp was ongetwijfeld groot... Dat de toon van de berichtgeving erg scherp en hard was lag uiteraard aan de omstandigheden, maar ook aan de toenmalige tijdsgeest (polemiek was toen eten en drinken voor de pers, schreef Durnez) en aan de specifieke stijl van een aantal redacteurs: De Lentdecker en Bert D’haese stonden bekend om hun vlijmscherpe pen.

Vanaf einde februari verschenen in een kader op de voorpagina van de krant op systematische wijze voortdurend artikels die de historische onschuld van Leopold III en de historische schuld van diens tegenstanders (o.m. de Engelse premier Winston Churchill, de socialisten Achiel Van Acker en Paul-Henri Spaak etc.) moesten bewijzen. Tevens verschenen artikels met als kop ‘JA’, waaronder een opsomming volgde van plaatsen en verenigingen die ‘ja’ zouden stemmen bij het referendum. Vanaf 7 maart verscheen, in een speciale lay-out (speciaal lettertype evenals een gekartelde kaderrand), het woord ‘ja’, gevolgd door een reden waarom de lezer zo moest stemmen: “Ja... tegen anarchie, tweespalt en ontbinding van het land”, “Ja... tegen het ordewoord van Moskou”, “Ja... tegen vuige laster, gemeenheid en bedrog”, “Ja... tegen de partijdictatuur en de ondergang der democratie”, “Ja... tegen de republiek in één of twee bewegingen”, “Ja... voor Leopold III”. Het betroffen hier propagandistische bijdragen geleverd door een speciaal voor de gelegenheid opgerichte centrale die de pro-Leopoldistische campagne in het ganse land organiseerde. De lezer kon niet uitmaken of zij van de redactie afkomstig waren of niet. Volgens Albert De Smaele doet dit niets af van de onafhankelijke positie van de krant: het pro-Leopoldistisch standpunt van De Standaard werd intern en autonoom beslist[339].

De uitslag van het referendum gaf een meerderheid aan voor de terugkeer. De Standaard kopte: “Ja... de koning kómt terug”, en pleitte voor de onverwijlde terugkeer van de vorst op de troon. De krant duldde geen uitstel. Het argument dat de terugkeer van de koning in Wallonië niet op een meerderheid had kunnen rekenen werd van tafel geveegd: reken per provincie en op te merken valt dat de vorst in zeven van de negen provincies een meerderheid behaalt; reken de communistische stemmen niet mee en de koning haalt 62% van de stemmen.

Signalen werden door de krant opgevangen dat de CVP, en ook de koning, toch aan het twijfelen waren geslagen na de uitslag, die enkel in Vlaanderen een meerderheid had opgeleverd. De krant ging dan ook een bijkomende legitimatie vermelden m.b.t. de terugkeer van de koning. Het ging niet alleen om de persoon van de koning maar ook om de grondwet en het recht, zo luidde het! De CVP werd opgeroepen haar ‘dubbelzinnig en dubbelhartig getalm’ op te bergen en onverwijld de koning terug te halen. De liberale idee om prins Boudewijn op de troon te posteren, werd verworpen.

 

D. EEN 2e CLIMAX: VERKIEZINGEN  4 JUNI 1950 EN DE TERUGKEER VAN DE KONING

 

De besprekingen rond de terugkeer van Leopold III raakten in het slop, en op 18 maart 1950 nam de regering-Eyskens ontslag. Nieuwe formatiepogingen kenden geen succes: op 30 april werd het besluit tot Kamerontbinding bekendgemaakt. Nieuwe verkiezingen werden vooropgesteld voor 4 juni. De Standaard schreef dat de CVP nu voor een absolute meerderheid moest gaan in Kamer én Senaat, om zo haar eigen programma ten uitvoer te kunnen brengen, en de koning terug te brengen. Ze riep op tot eenheid rond de CVP.

De verkiezingen gaven het verhoopte succes: de CVP behaalde in beide Kamers de absolute meerderheid. De CVP moest nu haar succes ten gelde maken. De terugkeer van de koning was voor de krant een prioriteit. Op 22 juli 1950 gebeurde dit effectief. Bij die gelegenheid wenste De Standaard de CVP proficiat. Met de terugkeer waren de problemen evenwel niet opgelost: de koningskwestie bleef aanslepen. Socialisten en communisten gingen massaal over tot agitatie: stakingen, sabotagedaden en bomaanslagen waren aan de orde van de dag. De krant veroordeelde deze agitatie, en bracht tevens verslag uit van de huldebetuigingen die over het ganse land aan de koning werden gebracht, onder de titel ‘Koningshulde in stijgende geestdrift’. Een behoorlijke mate van onverdrijving werd daarbij niet geschuwd.

 

E. DE ANTICLIMAX: ABDICATIE VAN LEOPOLD III T.V.V. BOUDEWIJN

 

Als een donderslag bij heldere hemel maakte De Standaard op 1 augustus 1950 bekend dat koning Leopold III al zijn bevoegdheden overdroeg op zijn zoon Boudewijn: hij deed afstand van de troon. De krant was verontwaardigd: ze noemde het een schande en de zwartste dag uit de Belgische geschiedenis, dat de koning moest zwichten voor agitatie. Het kwam er voor de CVP nu op aan te zoeken naar de verantwoordelijken in de eigen schoot die niet optraden tegen de agitatie. Toch pleitte de krant tezelfdertijd tevens voor Vlaams-katholieke eenheid rond de CVP in deze donkere dagen: dit ondanks de begrijpelijke verontwaardiging van de Vlamingen. Op 4 augustus verontschuldigde De Standaard zich bij haar lezers dat het de vorige dag onopzettelijk verkeerdelijk de indruk wekte dat het Vlaams protest tegen de abdicatie van de koning luwde: integendeel nam de verontwaardiging nog toe.

In de dagen volgend op de abdicatie sprak ze harde taal aan het adres van de CVP: ze verweet de partij niet sterk en hard genoeg te zijn geweest. De CVP moest een open partij worden, een einde stellen aan de kliekjes in haar rangen en democratisch worden, er geen totalitaire methodes en een soort politbureau meer op nahouden, en Vlaanderen recht doen (een Vlaamse premier aanstellen, amnestie nu, Vlaams rechtsherstel)[340]. De krant eiste Vlaamse actie van de CVP, uit vrees dat anders een Vlaams-nationalistische afscheuring in de ontgoocheling van de koningskwestie niet zou kunnen worden afgewend. De Standaard schatte heel goed het delicate van de toestand in, en trachtte daar op in te spelen: ze leverde scherpe kritiek op de CVP, zonder evenwel te overdrijven.

De Vlaamse reflex van De Standaard laaide, opnieuw in het licht van de koningskwestie, hoog op: er kwam een ferme campagne op gang die elke Vlaming opriep naar de IJzerbedevaart te trekken op 20 augustus, kwestie van te tonen dat Vlaanderen een reële macht was en niet lamgeslagen na de abdicatie. Er kwamen uiteindelijk - volgens de krant - zo’n 75000 mensen op af. De Standaard zette heel sterk de regeringsbeslissing, die aan de vooravond van de IJzerbedevaart werd bekendgemaakt, in de verf die bepaalde dat kredieten zouden worden vrijgemaakt voor de heropbouw van de IJzertoren. De krant onderstreepte dit gebaar van Vlaamsgezindheid van de homogene CVP-regering. Hiermee hoopte ze enigszins de CVP te rehabiliteren in het Vlaamse land.

N.a.v. een a.s. CVP-congres in december herhaalde de krant haar eisen van Vlaams rechtsherstel en een hervorming van de besluitvorming in de partij. Ze eiste de oprichting van een Vlaamse parlementaire groep, en startte er een campagne rond op[341].

 

F. AFWIKKELING VAN DE KONINGSKWESTIE: DE ONDERZOEKSCOMMISSIE IN DE CVP

 

In de maanden augustus en september eiste De Standaard tevens de sanctionering van de verantwoordelijken in de koningskwestie: een gewetensonderzoek drong zich op. Schuld door nalatigheid vanwege de CVP-ministers moest worden onderzocht en bestraft. CVP-verraders moesten worden weggezuiverd. Een onderzoekscommissie moest worden opgericht in de schoot van de partij. Op 11 augustus 1950 hield de krant een fel rekwisitoor tegen sommige opportunistische en laffe CVP-leiders, evenwel zonder namen te noemen. Tegelijk toonde ze zich verheugd om de oprichting van een onderzoekscommissie o.l.v. Michiel Vandekerckhove[342].

Op het einde van augustus herhaalde de krant de eis dat de CVP moest worden gezuiverd: de onderzoekscommissie was de waarheid en niets dan de waarheid verschuldigd. De verantwoordelijken en verantwoordelijkheden moesten worden opgespoord. De eerste categorie verantwoordelijken echter, zo stelde de krant, was iedereen: ‘we lieten ons allemaal in slaap wiegen door de verkiezingsoverwinning’. Toch betekende dit niet dat over het verleden de spons mocht worden geveegd: de verantwoordelijken voor het debacle moesten worden bestraft.

Toen het verslag klaar was, toonde De Standaard zich op 19 september 1950 in de eerste plaats erg misnoegd omdat ze dat verslag niet had gekregen, terwijl Franstalige katholieke kranten het wel al hadden kunnen inkijken en er berichtgeving over brengen. “Indien wij thans ons verstand niet gebruiken en de moeilijkheden van de CVP wilden exploiteren, wat zou er van de partij nog overblijven? Wanneer men later de geschiedenis zal schrijven, zal men getuigen, dat in 1950 de journalisten de CVP hebben gered en dat zij op een ogenblik, dat de leiders schromelijk in gebreke bleven, de juiste toon wisten te vinden, die tot het herstel van de eendracht onder de katholieken moest bijdragen.”

Het verslag zelf werd een misbaksel genoemd. De Standaard verzette zich tegen een uitsluitend Vlaamse zuivering van de CVP-rangen: in de eerste plaats moesten de Walen en de Brusselaars (o.m. Henri Carton de Wiart, justitieminister in de regering-Duvieusart,, en ook een beetje Pierre Wigny en Pierre Harmel, resp. koloniën- en onderwijsminister in diezelfde regering) worden aangepakt. Bovendien vertoonde het verslag vele leemten en onnauwkeurigheden: blijkbaar werd het door onbekwame mensen opgemaakt. Op 20 september herhaalde de krant dat als er sancties werden getroffen, zowel in de Vlaamse als Waalse ‘afdeling’ van de CVP (die nog unitair was ingericht) moest gebeuren. Sancties moesten bovendien enkel dienen om de eenheid en de strijdvaardigheid te versterken.

De Standaard, die oorspronkelijk voor een strenge bestraffing van de verantwoordelijken had gepleit, nam nu plots de verdediging van de ‘lauwen’ op zich: ze hadden een moeilijke taak, en vergissingen zijn menselijk. Ze vluchtten tenminste niet, maar hakten de knoop door. Van Zeeland was dan wel een zogezegde ‘harde’, maar hij miste wel de beslissende kabinetsraad. De krant verzette zich tegen de bedoeling, zo meende ze tenminste te weten, van enkele partijbonzen die via het verslag enkel twee à drie Vlamingen wilden treffen. De krant verdedigde op 29 september Gaston Eyskens en Frans Van Cauwelaert tegen Gazet van Antwerpen die de CVP op haar congres in december terug wilde laten komen op de koningskwestie. Dit had geen enkel nut, stelde De Standaard. Op welke basis zou de CVP Gaston Eyskens en Frans Van Cauwelaert trouwens wegzuiveren?! Ze pleitte voor eendracht binnen de CVP en Vlaamse eendracht rond de CVP.

Ook in de volgende maanden en jaren nam de krant nog de verdediging op zich van Gaston Eyskens en de zgn. ‘lauwen’ in de CVP. De Standaard bracht Gaston Eyskens bvb. vaak in beeld in haar berichtgeving (o.m. zijn speech te Genève over de sociale politiek in België in augustus 1951), en had lovende woorden voor hem over. Zo schreef ze op 10 november 1951: “De regering mag Eyskens, die haar zo ridderlijk is te hulp gesprongen, dankbaar zijn. Het is een belangrijk politiek feit, dat hij door de fractie als haar woordvoerder werd aangewezen. Hij heeft zich eerlijk en gewetensvol van zijn taak gekweten. Door zich boven zijn eigen persoonlijke grieven te zetten, heeft hij een dienst bewezen aan de partij, die in deze moeilijke periode op al haar beste krachten moet kunnen beroep doen. Men mag niet vergeten dat Eyskens te pas en te onpas door de conservatieve pers wordt aangevallen. Het strekt hem tot eer dat hij zich niet wrokkig wil tonen. Zijn gebaar is een goed teken voor de verzoening in de partij, die nog moet voltrokken worden. (...) Het is duidelijk dat dhr. Eyskens, indien hij de verantwoordelijkheid over het bewind zou hebben gehad, met meer energie de prijsstijgingen zou hebben tegengewerkt.”

Half december 1951 keerde De Standaard zich tegen La Libre Belgique die een campagne had opgezet tegen de ‘lauwen’ in de koningskwestie van 1950. De krant stelde de vraag of wraak en het tegenhouden van verzoening misschien belangrijker waren dan het voortbestaan van de homogene regering. De Standaard verklaarde geen bezwaren te koesteren tegen een eventuele regeringswijziging, waarbij de zgn. ‘lauwen’ uit 1950 hun intrede in de regering zouden maken: August De Schryver, Gaston Eyskens en Jean Duvieusart. Over het geval van Eyskens schreef ze: “In de grond draagt dhr. Eyskens een geringe verantwoordelijkheid voor de abdicatie van de koning. Hij was op dat tijdstip minister van Economische Zaken. Hij had in elk geval de moed om naar de beruchte ministerraad te gaan!”[343] Die laatste opmerking hield een sneer in naar Paul Van Zeeland, die op de bewuste kabinetsraad niet was komen opdagen.

Deze opmerkelijke tussenkomsten van De Standaard jegens de persoon van Gaston Eyskens waren blijkbaar Eyskens zelf ook opgevallen. In zijn memoires maakte hij er nl. melding van, zowel wat zijn redevoering van 8 november 1951 in de Kamer betreft als de reactie van de krant op de campagne van La Libre Belgique.

Deze koerswijziging van De Standaard omtrent de houding tegenover de ‘lauwen’ in de koningskwestie was een bewuste beslissing. Albert De Smaele licht toe: “In eerste instantie waren wij inderdaad erg ontgoocheld over de abdicatie, en wilden we een bestraffing van de verantwoordelijken. Uit contacten met o.m. Gaston Eyskens en PW Segers begonnen wij evenwel begrip op te brengen voor hun situatie. Zij beschreven bvb. hoe zij door Leopold III onheus werden bejegend en ontvangen. Al voor de oorlog had hij zich opgesteld als een autoritair vorst, en ook nu stelde hij zich zo weer op. Dit was niet van aard om de relatie tussen een aantal CVP’ers en de koning te verbeteren. Bovendien zagen wij in dat het onderzoeksrapport van de commissie een splitsing dreigde teweeg te brengen in de CVP. Tot slot zagen wij niet in waarom een aantal vooraanstaande CVP’ers zoals August De Schryver, PW Segers en Gaston Eyskens om onaanvaardbare redenen moesten uitgerangeerd worden. Omwille van die drie redenen hebben wij het rapport van de commissie niet aanvaard, en zijn we begonnen de verdediging van de ‘lauwen’ op ons te nemen. Wij hebben bewust toegewerkt naar een rehabilitatie van Eyskens en de anderen, via de berichtgeving: we schonken veel aandacht aan hen, namen hun verdediging op, en stelden hen in een positief daglicht.”[344]

Manu Ruys bevestigt de verklaringen van Albert De Smaele[345]. Volgens hem was het binnen de redactie vooral Elie Serruys, de rechtlijnige CVP’er in hart en nieren, die een strenge bestraffing voorstond van de ‘lauwen’. Anderen op de redactie toonden meer begrip voor de ‘lauwen’: zij haalden naderhand de bovenhand, omdat ook Albert De Smaele dezelfde mening was toegedaan.

 

BESLUIT

 

De beschrijving van de aanpak van en opstelling in de koningskwestie door De Standaard brengt ons de bevestiging van een aantal zaken typerend voor de krant in die periode. Wat de werking van de redactie betreft, was het zo dat Albert De Smaele, Elie Serruys, Bert D’haese en Jozef Uytterhoeven de standpunten bepaalden, waaraan alle redacteurs zich moesten houden. De berichtgeving in de krant was niet altijd even objectief: overdrijvingen en onjuiste voorstellingen waren niet uit de lucht. De krant was eerder een politieke actor dan een objectief verslaggeefster. Er was sprake van een nauwe band tussen de berichtgeving en het doel dat de krant zich had vooropgesteld: het gebeurde dat de berichtgeving in die zin werd gemanipuleerd. Tegenstanders van Leopold III kwamen bvb. nauwelijks of niet aan het woord. De Standaard hanteerde een erg scherpe, harde en soms zelfs grove stijl, wat de objectiviteit evenmin ten goede kwam. Typerend was de erg anticommunistische, -socialistische en -liberale opstelling van de krant. Polemiek met katholieke persorganen schuwde de krant niet. Tegenover de CVP nam De Standaard een zweepfunctie in: de partij werd tot actie aangemaand. Politieke contacten had de krant in de eerste jaren nauwelijks. Het doel van de contacten lag in het inwinnen van informatie, en in pogingen tot wederzijdse beïnvloeding, voor zover dit nodig en mogelijk was in de koningskwestie: de krant bekleedde geen sterke positie.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 


[322] Ruys, Een levensverhaal, 53-54.

[323] Voor de koningskwestie, zie Theunissen, 1950: ontknoping van de koningskwestie. Dujardin, Gaston Eyskens. Voor de relatie tussen Leopold III en de regering-Pierlot onder de oorlog en de troebelen in 1944-45, zie Velaers en Van Goethem, Leopold III.

[324] Durnez, De Standaard II, 43.

[325] Interview Manu Ruys 17/11/99. De Smaele ontkende deze zienswijze niet. Interview Albert De Smaele 28/4/99.

[326] De Lentdecker, Van L.D.L. tot Louis De Lentdecker, 93. Karel Hemmerechts bevestigde deze mentaliteit en zienswijze. Interview karel Hemmerechts 22/2/99.

[327] Als reactie koppelde De Standaard trouwens het vrouwenstemrecht aan de structuurhervormingen (oprichting van ondernemingsraden).

[328] De Standaard (13 juni 1948).

[329] De Lentdecker, Requiem, 61.

[330] LDL verklaart daarover: “Voor ons, de verslaggevers, was het wel een pijnlijke tocht. Over de onmogelijke wegen van toen moesten wij waaghalzende autoritten ondernemen om met onze uitvoerige verslagen op tijd bij de drukpers te geraken. Als bruikbaar overseiningsmiddel hadden wij alleen de telefoon. Op de redactie beschikte men nog niet over opnametoestellen, zodat alle teksten met de hand moesten worden opgenomen. Wij probeerden persoonlijk onze kopij naar huis te brengen, maar wij hadden geen eigen auto tot onze beschikking. Tientallen reportages hebben wij ondernomen per trein, tram of vrachtwagen. Directeur Albert De Smaele is meer dan eens ter hulp gekomen om chauffeur te spelen voor zijn arme reporters.” Durnez, De Standaard II, 41.

[331] Dujardin, Gaston Eyskens, 29.

[332] De Standaard (2 juli 1949).

[333] Interview Michiel Vandekerckhove 21/6/99. Albert De Smaele bevestigde dit contact.

[334] De Lentdecker, Van L.D.L. tot Louis De Lentdecker, 93. Alsook interview Albert De Smaele 28/4/99.

[335] Interview Albert De Smaele 4/3/99.

[336] Note pour le roi 17/5/49 (van de hand van Pirenne). Archief koninklijk paleis, secretariaat van Leopold III (Jacqes Pirenne), dl. III B. In chronologische orde ingebonden bescheiden betreffende de activiteit van J. Pirenne als secretaris van de koning (1940; 1945-50), nr. 57.

[337] Brief Pirenne aan Leopold III 13/1/48. Archief koninklijk paleis, secretariaat van Leopold III (Jacqes Pirenne), dl. III B. In chronologische orde ingebonden bescheiden betreffende de activiteit van J. Pirenne als secretaris van de koning (1940; 1945-50), nr. 56.

[338] Smits, Gaston Eyskens, 353-354.

[339] Durnez, De Standaard II, 46. Evenals: interview Albert De Smaele 28/4/99.

[340] Over de kliekjes in de CVP-rangen en de onderhandse besluitvorming, lees Beke, “Een partij op zoek”, 484 e.v.

[341] Zie de campagne in De Standaard van 24 oktober t.e.m. 13 december 1950.

[342] Zie hiervoor Vanlandschoot, Michiel Vandekerckhove, 171-196.

[343] De Standaard (15 december 1951).

[344] Interview Albert De Smaele 4/3/99 en 28/4/99. De bewering van Eyskens over de onheuse behandeling door Leopold III staat ook neergeschreven in Smits, Het laatste gesprek, 75.

[345] Interview Manu Ruys 17/11/99.