Een Standaard in Vlaanderen? Vlaams-Katholieke krant op zoek naar kwaliteit en politieke invloed 1947-1976. (Karel Van Nieuwenhuyse) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
HOOFDSTUK III
MEI 1947 - APRIL 1954: DE MOEIZAME HEROPBOUW VAN HET KRANTENBEDRIJF
Nog voor het herverschijnen van De Standaard stond al vast dat de krant het niet makkelijk zou krijgen om het hoofd boven water te houden. Op nauwelijks enkele weken tijd diende bvb. een redactie te worden samengesteld, waarvan werd verwacht dat ze een degelijke berichtgeving zou brengen. Bovendien waren vele leidinggevende figuren uit de Vlaamse CVP niet gewonnen voor een terugkeer van de krant. Vlaamse niet-katholieke en Franstalige politici waren al helemaal gekant tegen haar terugkeer. De Vlaamse Beweging, waarvan De Standaard hoopte haar nieuw leven in te kunnen blazen, was wegens de collaboratie in diskrediet geraakt en lag vrijwel stil. Als industriële onderneming ging de Standaard-groep evenzeer een moeilijke periode tegemoet. Vele machines en gebouwen waren verouderd en dringend aan herstel of vervanging toe. Serieuze investeringen drongen zich op. In deze moeilijke omstandigheden, en tegen een woelige politieke en sociaal-economische achtergrond (met o.m. de koningskwestie, het ‘failliet’ van de Vlaamse Beweging, de naweeën van de repressie en de hoge Vlaamse werkloosheid), lag De Standaard vanaf 1 mei 1947 terug in de krantenkiosken.
Als voorlopig hoofdredacteur werd op 2 april 1947 Willem Melis benoemd door de beheerraad van de vzw De Schakel. Het kwam hem, als redacteur aangeworven door de NV De Standaard, toe om de redactie van De Standaard samen te stellen. Albert De Smaele omschreef Melis’ taak eerder als ‘aanvullen en voorstellen doen’[1]. In elk geval was de samenstelling geen sinecure: “Ik (Melis) had het verdraaid moeilijk om mensen te vinden. Mensen met enige ervaring die zich niet verbrand hadden! Menig Vlaams journalist heeft onder de oorlog op een of andere manier aan publicaties meegewerkt, zodat de keuze zeer beperkt was.”[2] Bovendien was er maar weinig tijd: nauwelijks een drietal maanden (gezien het feit dat Het Nieuwsblad al in april 1947 herverscheen)[3]. Het besef was dan ook dadelijk aanwezig dat mogelijk een poging zou moeten ondernomen worden om een deel van de Gids-redactie over te nemen. Uiteindelijk werd slechts één redacteur van de NV De Gids bereid gevonden de overstap te maken.
Bij de verdere keuze van redacteurs legde Willem Melis het aan op bekende schrijvers uit de vooroorlogse Vlaamse en flamingantische pers. Bert D’haese werd bereid gevonden om de rubriek ‘Feiten en beschouwingen’ (een dagelijks commentaarstuk) voor zijn rekening te nemen. D’haese was een activist uit de Eerste Wereldoorlog, had in de jaren ’20 het Frontersblad Ons Vaderland redactioneel geleid en pogingen ondernomen om een overkoepelende Vlaams-nationalistische partij op te richten[4]. In 1936 werd hij VNV-Kamerlid, in 1939 VNV-Senator. Onder de oorlog stapte hij niet in de collaboratie. Leo Picard, gewezen activist uit de Eerste Wereldoorlog maar intussen geëvolueerd naar de vrijzinnige (d.i. niet-confessionele, atheïstische) linkerzijde, en jarenlang werkzaam geweest als redacteur bij het Nederlandse liberale dagblad Het Vaderland, werd belast met de rubriek buitenland. Daarnaast schreef hij, als historicus van de Vlaamse Beweging, ook historisch geïnspireerde bijdragen over de Vlaamse Beweging en andere zaken. Als chef-binnenland, tegelijk fungerend als hoofdredacteur van Het Nieuwsblad - beide kranten hadden immers dezelfde redactie -, werd Elie Serruys aangeworven, voormalig redacteur van De Courant in de jaren dertig en politiek redacteur van Het Volk.
Op die manier waren diverse strekkingen uit het Vlaamse land aanwezig[5]: Bert D’haese was een nationalist van christen-democratische en daensistische afkomst die voor de oorlog VNV-Senator was geweest, en ijverde voor een sterke Vlaamse vleugel binnen de CVP, Elie Serruys was een meer orthodoxe CVP’er die altijd gematigder stond tegenover de partij, en Leo Picard was een onorthodoxe, niet-confessionele en vrijzinnige flamingant. Jozef Uytterhoeven en Mathieu Croonenberghs leunden, net als Bert D’haese, eveneens aan bij de flamingantische strekking van de Vlaamse Beweging: ook zij hadden voor de oorlog met het VNV gesympathiseerd. Jozef Uytterhoeven was voor de oorlog leraar geweest in een aantal Antwerpse athenea en vervolgens rector van de Katholieke Hogeschool voor Vrouwen, terwijl Mathieu Croonenberghs tussen 1937 en 1939 VNV-volksvertegenwoordiger was, en onder de oorlog werkzaam was geweest op Binnenlandse Zaken en van oktober 1942 tot maart 1943 als dienstdoend gouverneur van de provincie Brabant fungeerde. Na de Bevrijding werd hij tot drie jaar celstraf veroordeeld.
Nochtans was de aanwezigheid op de redactie van de verschillende strekkingen onder de Vlamingen niet zozeer een uitgesproken bedoeling geweest bij de samenstelling van de redactie. Volgens Albert De Smaele betrof de eerste bekommernis het aanwerven van goede en bekwame journalisten, ongeacht de specifieke strekking waartoe ze behoorden. Uiteraard moesten zij wel het project en de basisideologie van de krant genegen zijn, maar dat was geen probleem: wie het niet genegen was, bood zich niet eens aan voor een sollicitatie[6].
Onder de overige redactieleden bevonden zich nog Joris de Maegt (kwam onder de Eerste Wereldoorlog in het Vlaamse activisme terecht, en was in het interbellum werkzaam als cultureel redacteur op Het Laatste Nieuws), Louis De Lentdecker (kwam na zijn humaniorastudies en een toneelopleiding in het Waalse verzet terecht, en mocht in 1945 stage lopen bij de redactie van Het Volk), Remi Saen (was in het interbellum al werkzaam geweest bij De Standaard), Jan Weckx, Urbain van de Voorde (in het interbellum al los cultuurmedewerker van De Standaard), Oscar van der Hallen, Jan van de Weghe, Rob Adriaensens (alias Zeger van Gras-donck), Maurits de Vroede, Jos Grauwels en Maria Rosseels (tot dan werkzaam als lerares in een Vrije Normaalschool in de Kempen)[7]. Tot de losse medewerkers behoorden o.m. Louis Ryckeboer (alias Lods), Ernest Claes en zelfs Hendrik de Man (alias Manfred). Tot de vaste medewerkers, die niet rechtstreeks tot de redactie behoorden, maar op geregelde tijdstippen artikels schreven voor de krant, behoorden de fiscalist Albert Tiberghien, de socioloog Victor Leemans en professor Karel Pinxten (economische onderwerpen). Zo komen we tot volgende ‘tableau de la troupe’ van de redactie op 1 mei 1947[8]:
Tabel 1: samenstelling redactie De Standaard
Hoofdredacteur |
Melis |
Chef der redactie |
Uytterhoeven |
Redactiesecretaris Avonddienst |
De Maegt Weckx |
Taalrevisor en vertaler |
Van der Hallen |
Binnenland Avonddienst |
D’haese Claessens |
Parlement |
Grauwels en Bonte |
Economie |
D’Haese en De Cock |
Buitenland |
Picard en De Vroede |
Kunst en letteren |
Van de Voorde |
Reportages |
zie Het Nieuwsblad |
Fotodienst |
Mevr. Van den Broucke |
Karikaturist |
[vooralsnog openstaande vacature – KVN] |
Documentatie |
Croonenberghs |
Redacteur-invormer |
Thoelen |
Antwerpse editie - redacteur |
Cantens |
- zeevaart en economie |
Oomen |
- reporter |
Daems |
Tabel 2: samenstelling redactie Het Nieuwsblad
Hoofdredacteur |
Serruys |
Secretariaat avonddienst |
Saen Rosseels |
Binnenland |
Frings, van der Weghe en Grimonpont |
Reportages |
De Lentdecker en Adriaensen |
Buitenland |
zie De Standaard |
Parlement |
zie De Standaard |
Fotodienst |
zie De Standaard |
Redacteur-invormer |
zie De Standaard |
Documentatie - karikaturist |
zie De Standaard |
Tabel 3: samenstelling redactie Sportwereld (behorend tot Het Nieuwsblad – KVN)
Hoofdredacteur |
Steyaert |
Redactiesecretaris |
Laverge |
Redacteurs |
Tettelin Faldoni, Jacobs en Putman |
Uit dit overzicht valt op te merken dat er eigenlijk geen aparte redacties waren voor De Standaard en Het Nieuwsblad. Dit was opzettelijk zo bedoeld, en vloeide niet voort uit de moeilijke omstandigheden waarin de redactie moest worden samengesteld. Ook financiële motieven speelden volgens De Smaele geen rol. De mening van Albert De Smaele luidde immers dat hetgeen goed was voor De Standaard, ook in Het Nieuwsblad moest kunnen verschijnen, zij het natuurlijk dat niet alle artikels in beide kranten verschenen: de twee kranten legden andere accenten. Een artikel dat enkel voor De Standaard zou passen en niet voor Het Nieuwsblad, was volgens hem een slecht artikel. De NV De Standaard wilde van Het Nieuwsblad een instrument maken van brede volksverheffing. De Standaard was eerder bedoeld voor een intellectueel publiek. De verschillende bestemming van beide bladen maakte niet dat artikels niet in beide kranten moesten kunnen opgenomen worden: als ze goed geschreven waren kon dit geen probleem opleveren[9]. Dit zou in de loop der jaren door verscheidene redacteurs in vraag gesteld worden: volgens hen haalde deze gang van zaken het niveau van De Standaard naar beneden. Niettemin zou de mening van Albert De Smaele, door mevrouw Sap in april 1947 tot bestuurder van de NV De Standaard aangesteld, toch gehandhaafd blijven tot in 1976.
Algauw wijzigden zich in de eerste maanden na het herverschijnen van de krant een aantal zaken m.b.t. de samenstelling van de redactie. Na een conflict met de vzw De Schakel werd hoofdredacteur Melis op 4 september 1947 verplicht ontslag te nemen uit zijn functie. Een opvolger werd niet benoemd. In 1948 werd de redactie versterkt met een redacteur binnenland. Drie kandidaten dienden zich aan voor de functie. De strijd voor de functie ging vooral tussen Karel Hemmerechts en Manu Ruys, beiden nog maar net afgestudeerd aan de Leuvense universiteit. Ruys was voor de oorlog actief geweest in KSA en Chiro, en was na de oorlog betrokken bij de eerste pogingen om de ontredderde Vlaams-nationalistische jeugd via nieuwe tijdschriften en weekbladen enig houvast te bieden. Hij werkte o.m. mee aan Wit en Zwart, Het Spoor der Lage Landen, Vive le Gueux, en Golfslag[10]. Karel Hemmerechts haalde het, en werd in december 1948 op voorstel van de vzw De Schakel door de NV De Standaard aangeworven. In 1949 moest Hemmerechts evenwel zijn legerdienst vervullen, zodat Manu Ruys toch ook werd aangeworven voor binnenland in februari 1949. De selectieproeven bestonden in die periode uit een journalistieke test en een gesprek met een ‘topman’ van de redactie. Psycho-technische tests e.d. waren er nog niet.
In de beginjaren ’50 sloegen een aantal redacteurs de deuren van het Standaard-huis achter zich dicht, terwijl anderen de rangen vervoegden. Twee vertrekkers waren Jos Grauwels en Karel Hemmerechts. In maart 1950 verliet parlementair redacteur Jos Grauwels de krant voor een betrekking in het rijksarchief van Hasselt. Manu Ruys nam zijn positie over[11]. Karel Hemmerechts ruilde op 1 februari 1952 De Standaard voor de nationale radio-omroep[12]. In juni 1951 maakte Herman De Geest de overstap van De Standaard naar de LCM, en in 1953 verlieten Jan vande Weghe en Rob Adriaensens de krant: beiden trokken naar Kongo, de ene ging er in de journalistiek, de andere in het onderwijs.
Wie de redactie in 1950 vervoegde was Luc Vandeweghe, alias E. Troch (het pseudoniem waarmee hij zijn artikels naderhand ondertekende). Hij maakte de overstap van De Nieuwe Gids. Dat gebeurde in oktober 1950, vooral door toedoen van Leo Picard. “Als linkse vrijzinnige, zo zegde men, was Picard in die tijd een wat eenzame of geïsoleerde figuur op de redactie van de krant geworden. Daarom zocht hij steun bij een talentrijke jonge journalist in wie hij min of meer een geestesgenoot zag. De ouder wordende chef buitenland kon bovendien een harde werker gebruiken, die hem zou verlossen van de dagelijkse berichtenstroom, zodat hij zich zelf meer aan beschouwingen zou kunnen wijden.”[13] Luc Vandeweghe, die in 1940 leraar was geworden en onder de oorlog een tijdlang lid was geweest van het VNV en kortstondig had meegewerkt aan het VNV-weekblad De nationaalsocialist (wat hem bij de Bevrijding wat last opleverde), werd door Albert De Smaele, wat terug een aanduiding mag zijn voor de belangrijke rol die deze in de redactionele werking speelde, aangeworven ondanks het protest van Bert D’haese en Elie Serruys, die een uitbreiding van de “vrijzinnige” en links georiënteerde invloed in de redactie vreesden[14]. De Smaele hield zich vooral de journalistieke kwaliteiten van Vandeweghe voor ogen: ideologische overwegingen deden naar zijn zeggen niet terzake[15].
In 1951 maakte Jos Verbeeck zijn opwachting aan de Jacqmainlaan (als redacteur economie), en op 1 maart 1953 trad ook Gaston Durnez tot de redactie toe: hij kwam over van De Nieuwe Gids. Manu Ruys, Louis De Lentdecker en Luc Vandeweghe hadden daar bij hem op aangedrongen. De Smaele wierf Durnez aan als reporter, deel uitmakend van de redactie binnenland. Tien maanden later, op 1 januari 1954, werd de redactie versterkt met Luc Delafortrie. De Smaele had Delafortrie begin de jaren ’50 in dit verband al eens gepolst, maar die had toen geweigerd. In 1954 was het dan toch prijs, tot grote onvrede van Uytterhoeven, wiens stem door De Smaele evenwel werd genegeerd[16]. Delafortrie werd opgedragen de brede sociale en economische sector te exploiteren. Op de erg belangrijke rol van Luc Delafortrie komen we in een volgend hoofdstuk terug. Wie nog zijn medewerking aan de krant verleende, zij het als losse medewerkers, waren Frans Van Mechelen, die in die periode (1950-52) aan een doctoraat in de sociologie werkte aan de Leuvense universiteit, en de Leuvense professor Robert Vandeputte (vanaf 1953).
Binnen de Standaard-groep hing Albert De Smaele een eigen visie aan op de werking van het krantenbedrijf en de redactie. Hij verwoordt het als volgt: “Een krant is een geheel. Alle afdelingen spelen een belangrijke rol en de ene afdeling zonder de sterke steun van een andere, betekent niets. Wat kan een redactie bereiken als ze niet over zeer goede redacteuren en medewerkers beschikt en over alle nodige financiële middelen om brede informatie te verwerven die dan op een juiste wijze moet verwerkt worden. Wat kan een dynamische en bekwame redactie bereiken indien ze niet over de technische middelen beschikt om informatie (woord en beeld) ten spoedigste en van de beste kwaliteit te verwerven en in krantenvorm te verspreiden? Hoe zou ze een aanvaardbare krant maken indien alle diensten van de redactie en alle individuele redacteuren niet zouden werken volgens bepaalde normen die eigen zijn aan elke krant (voor zover ze die heeft uitgestippeld) en waarvan de betekenis en de juiste strekking voor elkeen duidelijk zijn en aanvaard. (...) Niet één persoon kan het doel (het maken van een kwaliteitskrant - KVN) bereiken, het is het werk, samen met de andere diensten van zovele medewerkers die omkaderd moeten zijn met bekwame verantwoordelijke directeuren en afdelingschefs.”[17]
Vanuit deze visie kantte Albert De Smaele zich tegen een autonome organisatie van de redactie, zoals die zich na het faillissement zou manifesteren. Het kon in zijn ogen niet dat één schakel binnen het bedrijf zich apart zou organiseren, los van de rest. Dit druiste in tegen de idee van het bedrijf als geheel. Het was ook vanuit deze visie dat hij naar eigen zeggen geen hoofdredacteur meer benoemde na het ontslag van Willem Melis. Volgens velen wenste Albert De Smaele zelf deze functie te bekleden, zonder evenwel de naam te hebben het te zijn. “Hij was de onuitgesproken hoofdredacteur.”[18] De Smaele zelf repliceerde hierop dat gezien de structuur van de redactie een hoofdredacteur niet echt nodig was. Het was niet één persoon die een krant tot een goede krant kon maken. Er was integendeel “nood aan een structuur waarin men kon komen tot een goede samenwerking, waarin men samen ideeën kon ontwikkelen en bespreken, waarin men samen verantwoordelijkheid droeg en samen een kwaliteitskrant kon maken.”[19] De reden die vele redacteurs inriepen, nl. dat Albert De Smaele zelf hoofdredacteur wilde zijn, wordt door hemzelf verworpen. Het is inderdaad zo dat De Smaele zich van nabij voor de redactie interesseerde, en mee de lijn van de krant wilde bepalen. Of het bestaan van een hoofdredacteur hem in dit streven zou tegengehouden hebben, is maar de vraag. Dit kan dan ook niet als afdoende verklaring gelden voor het ontbreken van een hoofdredacteur binnen de redactie van De Standaard. Bovendien beschikte De Smaele als bestuurder van de Standaard-groep niet over voldoende tijd om een eventueel hoofdredacteurschap waar te nemen.
Hoe verliep nu de praktische, dagdagelijkse werking van de redactie? Elke redacteur had zijn eigen terreinen met het oog op de verzameling van informatie. Daarbij diende hij zoveel mogelijk contacten te leggen. De uitbouw van een sociaal netwerk hing af van het persoonlijk initiatief van elke redacteur. Uit het bovenstaande overzicht van de samenstelling van de redactie valt af te leiden dat de redactie nog niet zo sterk bemand was. Slechts een handjevol redacteurs diende erg brede terreinen voor hun rekening te nemen. Het was dan ook onmogelijk om alle evoluties van nabij te kunnen volgen. Noodgedwongen moesten de redacteurs een selectie maken uit de waaier van de te volgen activiteiten. Daarin genoten ze een grote mate van vrijheid. Hun opdrachten waren niet van a tot z afgelijnd. Volgens De Smaele had dit geen zin, en was het trouwens onmogelijk om de redacteurs bij de hand te nemen, of hun hand vast te houden bij het schrijven van artikels[20].
Op de redactie heersten diverse soorten overleg. Het overleg was nodig om twee redenen: enerzijds moest de ideologische lijn van de krant worden bestendigd, en anderzijds dienden de standpunten worden vastgelegd. Albert De Smaele getuigt hierover: “De goede vorm daartoe werd bereikt door de dagelijkse bespreking waaraan directie en commentatoren van de krant deelnamen en waarin de mening van elkeen tot uitdrukking kon worden gebracht rond een bepaalde activiteit, of met het vooruitschuiven van een probleem dat onder één of andere vorm in de krant zou moeten of kunnen behandeld worden in het raam van de opdracht van een krant als De Standaard, die naast een zo breed mogelijke informatie ook een beoordeling moet brengen over de voorkomende problematiek of een aanduiding moet geven aan de politici voor het dringend behandelen van één of ander probleem dat fundamenteel belangrijk is voor de Vlaamse gemeenschap en voor het hele land. Het is tijdens die besprekingen dat de standpunten van de krant werden bepaald voor de commentaren die ’s anderendaags zouden worden gepubliceerd.”[21] Aanvankelijk vond elke morgen een bespreking plaats over de binnenlandse politiek en de in te nemen standpunten hier omtrent, waarbij aanwezig waren: Albert De Smaele, Bert D’haese, Elie Serruys en Jozef Uytterhoeven. Besprekingen over buitenlandse politiek, cultuur, economie e.a. vonden meer individueel plaats: enkel tussen De Smaele en de betroffen afdelingschef of redacteur. De reden hiervoor was - aldus De Smaele[22] - dat het hier een heel andere materie betrof, waarin men ietwat gespecialiseerd moest zijn, en besprekingen met redacteurs van andere afdelingen dan ook weinig zin hadden.
Uit het bovenstaande blijkt dus duidelijk dat Albert De Smaele als bestuurder van de NV De Standaard van nabij de redactie volgde en ook deelnam aan de redactionele bezigheden. Hij participeerde actief in redactionele aangelegenheden. Het gebeurde zelfs dat hij samen met redacteurs op reportage trok. Dit was o.m. het geval met Louis De Lentdecker[23]. M.b.t. de dominerende rol van de Smaele zijn de impressies van Gaston Durnez, redacteur op De Standaard vanaf maart 1953, erg typerend: “Ik had onmiddellijk de indruk dat hij inderdaad dé baas was in het huis, zowel op de redactie als in de technische diensten. Hij wist wat hij wilde met zijn krant. (...) De jongeman (De Smaele was in 1953 nauwelijks 32 jaar jong - KVN) maakte om te beginnen indruk door zijn stevig voorkomen dat zelden te veel van zijn emoties of overtuiging liet blijken. Hij had een radde tong en kon zijn toehoorders in woorden wikkelen. (...) Iedereen loofde de werkkracht en het persoonlijk engagement van de jonge Standaarddirecteur. Het groeiende prestige van de krant werd op zijn rekening geschreven. Bij zijn personeel genoot hij in die beginjaren de reputatie van een dynamische man, die bereid was ook persoonlijk in de bres te springen als de dagelijkse moeilijkheden te zwaar werden, maar die anderdeels wist waar de grens van de gemoedelijkheid lag en die, achter een wat enigmatische glimlach, afstand wist te bewaren. (...) In het bedrijf, dat na de lange oorlogsjaren en het tussenregime voor zware technische vernieuwingsproblemen kwam te staan, hield hij alles zo veel mogelijk in de gaten, besliste zelf vaak wie met de weinige auto’s voor één of andere opdracht weg mocht, kocht bij wijze van spreken zelf de potloden en knipte de overbodige lichten in de gangen uit.”[24] Met dit laatste verwees Gaston Durnez naar de beruchte zuinigheid van Albert De Smaele, zeker in de beginjaren, toen het krantenbedrijf krap zat qua financiële middelen. Andere redacteurs uit die periode zoals Karel Hemmerechts, Louis De Lentdecker, Luc Delafortrie en Manu Ruys, bevestigen het verhaal van Gaston Durnez.
Een illustratie van de dominante positie van Albert De Smaele in de redactie betreffen de perikelen rond de wekelijkse bladzijde ‘Standaard der Jeugd’. Op 16 juli 1953 verscheen in de krant de aankondiging dat de pagina gedurende de zomer van 1953 niet meer zou verschijnen: de jeugd was toch op vakantie, en de redactie was ook toe aan een welverdiende rust. In september zou de ‘Standaard der Jeugd’ zijn rentree maken, zo luidde de uitleg. Op de redactie werd deze beslissing op verbazing en ongeloof onthaald. “Nooit was een rubriek om dergelijke redenen onderbroken. En waarom de jeugdpagina wél en de andere rubrieken niet? Wij waren er dan ook van overtuigd dat het gewoon een flauwe uitvlucht was en dat de ‘Standaard der Jeugd’ nooit meer zou verschijnen.”[25] Volgens Ruys nam De Smaele deze ‘eigengereide’ beslissing onder druk van een aantal kerkelijke prelaten. De jeugdpagina was te Vlaams-nationalistisch geïnspireerd. Jozef Uytterhoeven zou deze versie bevestigd hebben tegenover Maurits Van Haegendoren, die aan de jeugdbladzijde meewerkte. Albert De Smaele van zijn kant geeft een andere versie: volgens hem had de jeugdpagina geen zin meer eenmaal de Vlaamse jeugdorganisaties uit hun vooroorlogs as herrezen en zelf weer een resem uitgaven verzorgden. Dat de bladzijde al dan niet erg Vlaams-nationalistisch was, deed niet terzake[26]. Welke versie ook het meest de waarheid benadert - met de voorhanden gegevens kunnen ij hier geen gefundeerd of eenduidig oordeel over vellen -, vast staat in elk geval dat Albert De Smaele een beslissing nam omtrent de berichtgeving, zonder hierin iemand van de redactie te kennen!
Naast het ‘topoverleg’ vond ook overleg plaats tussen de afdelingschefs en de gewone redacteurs zonder leidinggevende functie. Het was de taak van de afdelingschefs of de ‘topredacteuren’ om hetgeen besproken was in de vergadering met Albert De Smaele door te laten stromen tot de andere redacteurs van de afdeling. Zij moesten de richtlijnen, ideeën, zienswijzen overbrengen naar de gewone redacteurs. Ook op dit niveau ontstond dan overleg: ook de gewone redacteurs konden hun zegje doen, commentaar leveren, etc. Karel Hemmerechts herinnert zich: “Soms deed Serruys de deur van zijn apart kantoortje open, kwam naar ons toe, en toetste één van zijn ideeën aan onze zienswijze. Vervolgens ging hij weer verder schrijven.”[27] Op die manier was het mogelijk tot een brede consensus te komen. Bleek dit in sommige gevallen niet mogelijk, dan woog de stem van de afdelingschefs, of van De Smaele, het zwaarst door.
Niet alleen via deze twee vormen van overleg - waaraan in de loop der jaren trouwens nog meer vormen zouden worden toegevoegd - werden standpunten vastgelegd. In het bepalen ervan speelde ook de basisideologie een rol. Het in te nemen standpunt diende ermee te rijmen. De redactie kon - uiteraard - geen standpunten innemen die strijdig waren met de grondbeginselen van de krant. Dat zou trouwens bij geen der betrokkenen zijn opgekomen. Naast de basisideologie speelden ook de gesprekken die individuele redacteurs en Albert De Smaele voerden een rol. De NV De Standaard opereerde niet op een eiland, maar temidden van een in beweging zijnde maatschappij. Zowel redacteurs als bestuurder van de NV hadden contacten met de brede buitenwereld. In gesprekken die zij hadden met personen van de meest uiteenlopende hoedanigheid konden zij hun mening toetsen aan die van de gesprekspartner, en eventueel wijzigen. Ook deze gesprekken speelden dus een rol in het bepalen van een standpunt.
Uit voorgaande blijkt in elk geval dat De Standaard niet zomaar als een doorgeefluik fungeerde, in de zin van het zomaar klakkeloos doorgeven van opinies aan haar lezers. Informatie werd eerst gecheckt en vervolgens geplaatst tegen de basisideologie van de krant, en van daaruit becommentarieerd. Hemmerechts relativeert dit beeld toch enigszins: “Er bestond zoiets als samenwerking, als geven en nemen. Het krijgen van primeurs, van informatie schiep soms verplichtingen. You scratch my back, and I’ll scractch yours.”[28] Redacteurs durfden wel eens een vrij kritiekloos artikel schrijven, of iets op vraag van iemand publiceren. Daarbij valt wel weer op te merken dat diegenen voor wie redacteurs dat soms eens deden, dezelfde houding en mening als De Standaard waren toegedaan, en er dus in feite niet tegen de basisideologie werd ingegaan.
In geïsoleerde gevallen was de overlegstructuur zoals hierboven beschreven niet van toepassing. Dit was het geval wanneer De Smaele aan de steen rechtstreeks ingreep in de redactionele kopij. Dit gebeurde heel sporadisch in de beginjaren: in enkele artikels van hoofdredacteur Melis, en in een artikel van de voorzitter van De Schakel Jo Van De Perre. In de eerste jaren fungeerde die vzw De Schakel als een soort ‘moreel beschermheerschap’ over de krant. Op de precieze rol die ze speelde gaan we nader in.
De vzw De Schakel legde - zoals hoger reeds aangehaald - de redactionele grondlijnen vast. In de loop van maart 1948 zou ze zelfs een aanpassing hiervan tot stand brengen. Naast de algemene lijn trachtte ze ook het dagelijkse redactionele beleid te beïnvloeden. Dit kwam o.m. tot uiting in het ontslag van Willem Melis. Vóór de start van De Standaard op 1 mei 1947 werd Willem Melis door de vzw De Schakel verzocht om tijdelijk het hoofdredacteurschap van de krant waar te nemen. Lang zou hij deze taak niet vervullen, want nog geen half jaar later, in de herfst van 1947, verliet Melis de krant. Aan de basis van zijn opstappen lag een conflict tussen hem en De Schakel omtrent journalistieke opvattingen. Willem Melis trad op als een onafhankelijk man met pluralistische ideeën. Hij weigerde zijn redactie met vaste hand te leiden. In De Schakel gingen evenwel stemmen op voor meer leiding van het blad: Melis voldeed niet aan deze eis. Op een vergadering van de beheerraad van De Schakel van 27 augustus 1947 werd aan Melis een gebrek aan combativiteit verweten. Hij had te weinig oog voor de belangen van de middenstand, gaf te weinig leiding aan het blad, spreidde te weinig activiteit tentoon, en was te pro-socialistisch. De Schakel besloot hem te ontheffen van zijn hoofdredactionele functie: hij kon wel gewoon redacteur blijven[29]. Op 4 september 1947 werd Willem Melis daadwerkelijk uit zijn functie ontheven[30].
Op haast elke vergadering van de beheerraad van De Schakel stond een bespreking van de artikels in de krant verschenen. Van daaruit trachtte De Schakel vervolgens suggesties te doen aan de redactie. Zo o.m. wenste De Schakel minder sensatie te zien in Het Nieuwsblad, meer aandacht voor de middenstand in De Standaard, meer actualiteit en verscheidenheid in de binnenlandse berichtgeving, een betere economische berichtgeving, meer strijdlust etc.
Of deze suggesties veel zoden aan de dijk zetten is ten zeerste de vraag. Terwijl de beheerraad van De Schakel slechts wekelijks of tweewekelijks vergaderde, vond op de krant dagelijks een vergadering plaats tussen De Smaele en de voornaamste redacteurs om de inhoud van de te verschijnen (hoofd)artikels te bepalen. In hoeverre hierbij rekening gehouden werd met de opmerkingen van De Schakel is niet volledig duidelijk, maar veel laat vermoeden dat er niet veel invloed van uitging. De Schakel werd door de NV De Standaard systematisch in de hoek gelaten, o.m. wat betreft het opstellen van een definitief contract tussen beide partijen. De Smaele ontsloeg redacteurs zonder medeweten van De Schakel - hij kon dit overigens zonder probleem: het was immers de NV De Standaard die de redacteurs juridisch aanwierf: De Schakel kon enkel voorstellen doen -, alsook weigerde hij na het ontslag van Melis een nieuwe hoofdredacteur te benoemen. Hij greep ook in artikels van leden van De Schakel in, of weigerde ze te laten publiceren. Allemaal tekenen aan de wand dat met De Schakel niet bijster veel rekening gehouden werd.
De NV De Standaard had in november 1946 nochtans aangekondigd dat het de uitgave van haar bladen in handen zou geven van een groep vooraanstaande Vlamingen, die zich naderhand verenigden in de vzw De Schakel. In dit verband werd echter nooit een akkoord met klaar vastgelegde principes overeengekomen of getekend. Er heeft eigenlijk enkel een voorlopige en principiële overeenkomst bestaan, die voor verschillende interpretaties vatbaar was. Dit zou spoedig voor problemen zorgen. De NV De Standaard zag de overeenkomst immers veel beperkter dan De Schakel.
Op 12 mei 1947 was door de beheerraad van De Schakel overgegaan tot de oprichting van een contactcommissie, die tot doel had alle praktische aangelegenheden in gemeenschappelijk overleg te regelen met de NV De Standaard[31]. Voor De Schakel zetelden in de commissie Jo Van De Perre, Emiel De Winter en Willem Melis, voor de NV De Standaard Albert De Smaele en Peeters. Op de algemene vergadering van een grote week later onderlijnde De Schakel dat het ging om het regelen van praktische aangelegenheden. “Algemeen wordt echter beklemtoond dat niet mag worden getornd aan de redactionele onafhankelijkheid van De Schakel.”[32] Aanvankelijk werkte de contactcommissie blijkbaar goed: dankzij haar was de relatie met de NV De Standaard thans beter, aldus een verslag van de algemene vergadering van De Schakel[33]. De werking zou echter al spoedig verwateren. Een gemeenschappelijke vergadering tussen de beheerraad van De Schakel en de NV De Standaard, door De Schakel gevraagd op 18 juni 1947, kon ten vroegste in september plaatsvinden, liet De Smaele weten[34].
Toch gaf De Schakel de moed niet op. Zo confereerde ze in 1947-48 nog over een herformulering van haar ‘richtlijnen op Vlaams gebied’, die ze op 31 maart 1948 goedkeurde. Daarin bevestigde de vereniging de primauteit van het belang der Vlaamse volksgemeenschap en haar volledige ontplooiing. Om die te bereiken toonde De Schakel zich voorstander van ‘decentraliserende structuurhervormingen’ in de Belgische staat. De vzw stond de alleenzeggenschap van elk landsdeel in alle officiële benoemingen welke dit landsdeel aangingen voor, een splitsing van de hogere centrale administratie tot aan de secretarissen-generaal toe, de naleving der taalwetten, de gelijkheid van de twee talen in Kongo, en een leger waarin de bevolkingsverhoudingen werden weerspiegeld.
Ook de taak van De Standaard werd opnieuw geformuleerd. De krant moest Vlaamsvoelende kiezers helpen vormen en in dit verband propaganda voeren. “Wij moeten ons ontrukken aan de begoocheling dat het Vlaams probleem voortaan zich zelf zal oplossen, gedreven door de kracht uitgaande van de verworven taalrechten.”[35] De krant moest de Vlamingen, vooral de jonge generatie, wijzen op de achteruitstelling als Vlaming, op de taalwantoestanden, en op het gekrenkte fierheidgevoel. Tevens moest De Standaard een niet-partijgebonden orgaan blijven, de tolk “van alle bewuste Vlamingen, die een christelijke levenshouding aanvaarden of minstens eerbiedigen en die op Vlaams gebied met de hiervoor omschreven doelstellingen akkoord gaan”[36]. Uit deze herformulering mag dus een verscherping van de meningen blijken. De Schakel was ontevreden over de tot hiertoe door de krant gevolgde tactiek, en wenste een hardere lijn voor De Standaard.
Die zou er ook komen, evenwel zonder De Schakel zelf. Haar invloed bleef immers tanen. De kwestie van een definitief contract bleef aanslepen. Nog op 21 januari 1948 drong De Schakel hierop aan: een definitief contract was nodig om de bevoegdheden af te bakenen. De Schakel erkende haar zwakke positie: de NV De Standaard had alle financiële middelen in handen. Toch moest ze volgens De Schakel de onafhankelijkheid inzake de redactie verzekeren[37]. Terwijl op 31 maart De Schakel ervan overtuigd was dat een akkoord in de maak was, begon ze in juli te beseffen dat de NV De Standaard eigenlijk geen definitief contract wenste, maar uit was op de geleidelijke uitschakeling van De Schakel[38]. Jo Van De Perre haalde als tekenen aan de wand aan: het ontslag door De Smaele van de redacteur-invormer en de verandering van de verantwoordelijke uitgever, zonder De Schakel hierin te kennen.
De vzw zette nu alles op alles. Ze eiste van de NV De Standaard een definitief contract tegen 1 oktober 1948, zoniet zou ze niet langer de verantwoordelijkheid dragen over de uitgave van De Standaard[39]. Inmiddels bleef Albert De Smaele de vzw De Schakel miskennen. Willem Melis had er zich vroeger al over beklaagd dat hij ingreep in redactionele teksten, en ook nu bleef De Smaele dit doen. Zo verbood hij de publicatie van een artikel van professor Fransen over de IJzerbedevaart. De beheerraad van De Schakel dreigde met ontslag als het - mits een gewijzigde titel - toch niet zou verschijnen[40]. Uiteindelijk verscheen het artikel niet. De Smaele kon de vzw De Schakel evenwel sussen: in een brief schreef hij dat hij met de groep goede betrekkingen wilde blijven onderhouden[41]. De Smaele verkeerde immers in een precaire situatie: een breuk met de vzw kon nadelige gevolgen hebben voor de publicaties van de NV De Standaard. Tot De Schakel behoorden immers heel wat vooraanstaande Vlaamse personaliteiten: voorzichtigheid was dan ook geboden. Albert De Smaele kon het zich niet permitteren dat die zich samen tegen De Standaard zouden keren.
De betrekkingen zouden evenwel niet verbeteren. Op 2 maart 1949 maakte Jo Van De Perre zijn voornemen bekend ontslag te nemen als voorzitter van De Schakel, na de censuur van De Smaele op zijn artikel. De voorzitter van De Schakel stelde zich de vraag of samenwerking met de NV De Standaard nog wel mogelijk was[42]. Op deze vraag werd door de vzw op 30 april negatief geantwoord: De Schakel besloot zichzelf te ontbinden. Op 11 mei 1949 zegde ze met 6 stemmen tegen 4 bij één onthouding de samenwerking met de NV De Standaard op. Op 15 maart 1950 hield De Schakel officieel op te bestaan[43]. Volgens Durnez is het duidelijk dat “directeur De Smaele de groep van De Schakel altijd als een voorlopig ‘moreel beschermheerschap’ heeft beschouwd en dat hij na verloop van tijd de zaak opnieuw helemaal in handen van de vennootschap wilde brengen”[44]. Volgens De Smaele zelf was de rol van De Schakel in 1949 uitgespeeld. Eenmaal de lijn van de Standaard-bladen was uitgestippeld, eenmaal de bladen hun plaats in het Vlaamse krantenlandschap hadden veroverd, eenmaal de redactie op de sporen was gezet, kon De Schakel niet zoveel meer uitrichten. Eventueel kon ze de lijn van de bladen in de redactionele stukken nog controleren. Maar ook dat was moeilijk, gezien het feit dat de leden van de beheerraad van De Schakel slechts éénmaal per week samenkwamen. Zij stonden te ver van de dagelijkse praktijk van het krantenbedrijf om hun invloed te kunnen laten gelden.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1] Bij de term aanvullen, in de zin van een reeds bestaande lijst met een aantal namen aanvullen, kunnen vraagtekens geplaatst worden. De Smaele kende immers weinig redacteurs: zijn contacten in persmiddens waren erg beperkt. Dat Melis enkel voorstellen kon doen, klopt wel: het was immers de NV De Standaard die besliste de redacteurs al dan niet aan te werven.
[2] Durnez, De Standaard I, 546.
[3] Een illustratie van de haast waarmee de redactie diende te worden samengesteld, valt te lezen in Jacobs, Kinderen van Hercules, 50-51.
[4] Durnez, De Standaard I, 473.
[5] Nota De Smaele. Archief Albert De Smaele, map ‘commentaren op hoofdstukken boek Durnez’.
[6] Interview Albert De Smaele 25/2/99. Deze getuigenis klinkt logisch en geloofwaardig: in de eerste plaats diende de redactie immers dagelijks het journalistiek product ‘krant’ klaar te stomen.
[7] Over Rosseels, zie Durnez, Maria Rosseels.
[8] Nota ‘samenstelling redactie’. Archief Albert De Smaele. De term tableau de la troupe is afkomstig van Karel Hemmerechts. Interview Karel Hemmerechts 22/2/99.
[9] Interview Albert De Smaele 25/2/99. De Smaele maakte in dit verband de vergelijking met een professor economie die in zijn cursus een moeilijke materie zo moet brengen dat ze kan begrepen worden door alle studenten, en niet enkel door de specialisten van het vakgebied.
[10] Lees over Golfslag Hauspie, Golfslag (1946-1950).
[11] Vanuit zijn functie als parlementair redacteur kwam Ruys op het Beknopt Verslag van de Kamer van Volksvertegenwoordigers terecht. Diegenen die werkten voor het Beknopt Verslag moesten na elke zittingsdag van de Kamer een kort verslag opstellen van de zitting. “Het management van de assemblee oordeelde dat het geen zin had om voor een opdracht van zo’n beperkte duur [de Kamer vergaderde immers slechts zeven à acht maanden per jaar – KVN] voltijdse en volledig bezoldigde ambtenaren aan te nemen. Het verkoos een beroep te doen op de journalisten die in de perstribune het verslag voor hun krant schreven.” Ruys, Een levensverhaal, 281.
[12] Hij getuigt hierover: “De Smaele vertelde mij dat hij van zijn blad een kwaliteitskrant wou maken en in dat proces een belangrijke rol voor mij was weggelegd. In mijn oren klonk dat op dat ogenblik niet geloofwaardig. Bovendien zeiden oudere collega’s zoals D’haese en Picard me dat, als ik een overstap naar een overheidsdienst wilde maken, ik best niet al te lang meer wachtte. Ik hakte dan ook de knoop door en in februari 1952 ging ik werken voor de NIR waar ik door de jaren heen carrière maakte.” Interview Karel Hemmerechts 22/2/99.
[13] Durnez, De Standaard II, 68. Opgemerkt dient dat volgens de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging Leo Picard enkel “de vrijzinnige beginselen was toegedaan”. In het courante Belgische taalgebruik staat vrijzinnigheid voor atheïsme. Wij benadrukken evenwel dat de vrijzinnige geest van Picard niet noodzakelijk ook antiklerikaal was.
[14] Het was in deze periode dat de mythe van de tegenstelling tussen de afdelingen binnen- en buitenland vorm begon te krijgen. Eerstgenoemde zou rechts-conservatief zijn georiënteerd terwijl laatstgenoemde gekenmerkt werd door een linkse en vrijzinnige opstelling. Er werd gesproken over De Standaard in termen van: ‘zwart van binnen, rood van buiten’. Op deze problematiek komen wij in een volgend hoofdstuk terug. I.v.m. de vermeende vrijzinnigheid van Luc Vandeweghe kunnen wij opmerken dat hij, volgens Durnez in de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, “vrijzinnig is geworden”. De term wordt hier evenmin als bij Picard in zijn radicale en militante betekenis gebruikt.
[15] Interview Albert De Smaele 6/6/00
[16] Durnez, De Standaard II, 133.
[17] Nota Albert De Smaele, ongedateerd [jaren ‘70]. Archief Albert De Smaele. Een zeker streven naar kwaliteit bleek uit het feit dat een aantal redacteurs vanaf 1950 stage gingen lopen op de redactie van een buitenlandse krant. Manu Ruys bvb. had - naar eigen zeggen - het geluk enkele weken door te brengen in Frankrijk bij Le Monde (waar de vermaarde Beuve-Méry hoofdredacteur was), en in Fleetstreet te Londen bij de Manchester Guardian. De bedoeling van de stage bestond erin te observeren hoe buitenlandse kwaliteitskranten tewerk gingen om sommige van hun methodes vervolgens te integreren in de eigen werking en berichtgeving. Zo kon naar meer kwaliteit worden toegewerkt, wat volgens hem van meet af aan een basisdoelstelling van De Standaard was. Interview Manu Ruys 17/11/99.
[18] O.m. de interviews met Karel Hemmerechts 22/2/99 en Louis De Lentdecker 8/9/99. Het citaat is van De Lentdecker.
[19] Interview Albert De Smaele 25/2/99.
[20] Interview Albert De Smaele 25/2/99.
[21] Nota Albert De Smaele, ongedateerd. Archief Albert De Smaele. Dit verhaal wordt bevestigd door Karel Hemmerechts, Manu Ruys en Louis De Lentdecker, alsook in het werk van Durnez.
[22] Interview Albert De Smaele 25/2/99.
[23] Zie de getuigenis van De Lentdecker in Durnez, De Standaard I, 551. Die werd bevestigd door De Smaele.
[24] Durnez, De Standaard II, 59-60. Zie ook interview Gaston Durnez 26/4/99 en de interviews met Karel Hemmerechts 22/2/99, Louis De Lentdecker 8/9/99 en Manu Ruys 17/11/99. Zie ook Ruys, Een levensverhaal, 286. Een illustratie valt ook te lezen bij Jacobs, Kinderen van Hercules, 48-55 en 87-90.
[25] Durnez, De Standaard II, 93.
[26] Zie hiervoor: Durnez, De Standaard II, 85-94. Ruys, Een levensverhaal, 286-287. Interview Albert De Smaele 25/2/99.
[27] Interview Karel Hemmerechts, 22/2/99.
[28] Interview Karel Hemmerechts 22/2/99.
[29] Verslag beheerraad 27 augustus 1947. Archief vzw De Schakel, verslagboek. Overigens kon de vzw De Schakel Melis als redacteur niet ontslaan: hij was juridisch gezien immers aangeworven door de NV De Standaard. Verder dan hem af te zetten als hoofdredacteur kon de vzw niet gaan. En ook hieraan zal waarschijnlijk de goedkeuring van de NV De Standaard vooraf zijn gegaan.
[30] In de ontslagnota van 4 september stond te lezen: “U is te links georiënteerd en U hebt te veel socialistische vrienden. Door uw jarenlange contacten met de Brusselse milieus en de afhankelijkheid van de mentaliteit die in deze milieus tot uiting komt, is het u niet mogelijk de nodige onafhankelijkheid van geest te bezitten voor het leiden van een ‘strijdblad’: in één woord u biedt geen waarborg voor de tendens van het blad. (...) Voor een katholiek dagblad is u vermoedelijk niet katholiek genoeg.” Durnez, De Standaard I, 555-556. De auteur citeerde letterlijk, zo bevestigde hij ons, uit de ontslagnota. Op te merken valt overigens dat Melis in zijn artikels geenszins een pro-socialistische toon aansloeg. Wel was het zo dat hij de socialisten niet systematisch frontaal aanviel. Hij pleitte eerder voor een pragmatische samenwerking tussen katholieken en socialisten. Voor Melis kwam dit ontslag hard aan, en hij reageerde dan ook. Hij verdedigde een andere opvatting van wat een ‘strijdblad’ voor intellectuele Vlaamsgezinden moest zijn (platte en vulgaire taal hoefde in zijn ogen niet; polemiek kon ook op een beschaafde toon gevoerd worden), alsook vond hij dat een opening moest worden gecreëerd naar gematigde andersdenkenden. Zijn protestreactie mocht echter niet baten: van 20 september 1947 af verscheen Willem Melis niet meer op de redactie. Jozef Uytterhoeven zou als redactiechef vanaf heden de dagelijkse gang van zaken regelen. Verslag beheerraad 24 september 1947. Archief vzw De Schakel, verslagboek.
[31] Verslag beheerraad 12 mei 1947. Archief vzw De Schakel, verslagboek.
[32] Verslag algemene vergadering 21 mei 1947. Archief vzw De Schakel, verslagboek.
[33] Verslag algemene vergadering 16 juli 1947. Archief vzw De Schakel, verslagboek.
[34] Verslagen algemene vergadering 18 juni 1947 en beheerraad 25 juni 1947. Archief vzw De Schakel, verslagboek. Uiteindelijk had die pas plaats op 17 maart 1948: zeven en een halve maand later dus. Van De Perre en Engels drongen in die bijeenkomst aan op een overeenkomst voor een financiële grondslag, die De Schakel volledige onafhankelijkheid zou waarborgen m.b.t. het aanstellen en uitbetalen van redactiepersoneel. De Smaele beloofde dat de NV De Standaard dit zou onderzoeken: opnieuw werd aldus een vertragingsmanoeuvre uitgevoerd.
[35] Durnez, De Standaard I, 557.
[36] Durnez, De Standaard I, 558.
[37] Statutaire vergadering 21 januari 1948. Archief vzw De Schakel, verslagboek.
[38] Verslag beheerraad 28 juli 1948. Archief vzw De Schakel, verslagboek.
[39] Verslag beheerraad 4 augustus 1948. Archief vzw De Schakel, verslagboek. Juridisch gezien hield de zgn. ‘verantwoordelijkheid’ van de vzw De Schakel overigens niets in.
[40] Verslag beheerraad 1 september 1948. Archief vzw De Schakel, verslagboek.
[41] Verslag beheerraad 8 september 1948. Archief vzw De Schakel, verslagboek.
[42] Verslag algemene vergadering 2 maart 1949. Archief vzw De Schakel, verslagboek
[43] Zie de verslagen van de beheerraad en algemene vergadering van 30 april 1949, 11 mei 1949, 1 maart 1950 en 15 maart 1950. Het besluit tot ontbinding verscheen in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad van 10 juni 1950, p. 643.
[44] Durnez, De Standaard I, 555.