Een Standaard in Vlaanderen? Vlaams-Katholieke krant op zoek naar kwaliteit en politieke invloed 1947-1976. (Karel Van Nieuwenhuyse)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK II

 

HET HERVERSCHIJNEN VAN DE STANDAARD NA DE OORLOG EN DE OVERNAMESTRIJD TUSSEN DE NV DE GIDS EN DE NV DE STANDAARD, OKTOBER 1944 - MEI 1947

 

Op 1 mei 1947, na zeven jaar afwezigheid, verscheen het Brusselse dagblad De Standaard opnieuw in zijn oude vorm. De katholieke krant was een begrip. Haar naam was verbonden met de Vlaamse strijd uit het interbellum, maar stond tegelijk symbool voor een zekere ongebondenheid die in de jaren voor de oorlog had gezorgd voor een langdurig conflict tussen haar eigenaar, de politicus en zakenman Gustaaf Sap, en de katholieke partij.  Het herverschijnen van De Standaard was dus een belangrijk feit. Waarom de krant zo lang van het toneel was verdwenen, en in welke omstandigheden zij uiteindelijk opnieuw verscheen, behandelen we in dit eerste hoofdstuk. Het antwoord op die vragen leert ons veel over de identiteit van De Standaard.

 

A. DE STANDAARD IN HET INTERBELLUM EN ONDER DE OORLOG [1]

 

De Standaard - “de vlag die door een vorst, een vlaggenschip of een legereenheid wordt meegevoerd als herkennings- en verzamelteken en als zinnebeeld”[2] - zag het levenslicht op 4 december 1918. De NV De Standaard, uitgever van het gelijknamige dagblad, was op 2 mei 1914 al gesticht (met een maatschappelijk kapitaal van 250 000 BEF): de Eerste Wereldoorlog verhinderde echter de publicatie van de krant. De stichters van het nieuwe dagblad waren afkomstig uit kringen van de Vlaamse emancipatiebeweging van begin 20e eeuw. Onder hen fungeerden als belangrijkste namen de volksvertegenwoordigers Alfons van de Perre - mecenas voor diverse Vlaamse verenigingen en de grootste aandeelhouder van de vennootschap: hij bezat 103 van de 1000 aandelen - en Frans Van Cauwelaert. Zij hadden zich tot doel gesteld om via de katholieke partij en in het kader van het ene Belgische vaderland, rechten voor Vlaanderen en zijn volk te veroveren. De Standaard was bedoeld om een forum en leidraad, een ‘standaard’ te vormen voor een hele generatie Vlaamse intellectuelen, en fungeerde tevens dikwijls als spreekbuis voor de zgn. minimalisten in de katholieke partij, gegroepeerd in de Katholieke Vlaamse Kamergroep. Vanaf 27 september 1919 verscheen voor het eerst het monogram ‘AVV VVK’ - ‘Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus’ - op de voorpagina.

Alfons Van de Perre werd afgevaardigd beheerder van de NV De Standaard, terwijl Frans Van Cauwelaert voorzitter werd van de raad van beheer. In de eerste jaren haalde De Standaard een oplage van 12 000 exemplaren, waarvan 5000 abonnees. In 1920 kreeg de krant de beschikking over een eigen drukkerij, aan de Jacqmainlaan 127 in Brussel. In 1921 werd de drukkerij ondergebracht in een aparte vennootschap: de NV Periodica. Nog in het jaar 1920 begon de Antwerpse editie van De Standaard, De Morgenpost, te verschijnen, evenals het weekblad Ons Volk Ontwaakt. In 1924 werd de NV Standaard Boekhandel opgericht. Toen in 1925 Alfons Van de Perre overleed, werd hij als afgevaardigd beheerder van de NV De Standaard opgevolgd door Henri Jacobs die, na zijn benoeming tot notaris in 1926, op zijn beurt werd opgevolgd door Karel De Baerdemaeker (medeoprichter van het VEV en actief in het Vlaamse verenigingsleven in Brussel). Nog in 1925 werd Fernand Van Den Eynde tot directeur van de krant benoemd.

In 1927 vond een kapitaalsverhoging plaats binnen de NV De Standaard, die in dat jaar een omzet had van 2,4 miljoen BEF en een winst boekte van 119 000 BEF. Na afloop bleek de katholieke volksvertegenwoordiger Gustaaf Sap de nieuwe sterke man te zijn van de NV. In 1921 en 1923 al had hij een aantal aandelen overgekocht van mensen die ze niet langer konden afbetalen, en nu bezat hij de meerderheid. Vooralsnog eiste hij geen specifieke functie op in de raad van beheer. In 1928 was die als volgt samengesteld: Frans Van Cauwelaert (voorzitter), Karel De Baerdemaecker (afgevaardigd beheerder), Arnold Hendrix, Henri Jacobs, Gustaaf Sap, Jan Ramaekers (na zijn overlijden in 1931 opgevolgd door Robert Deman), en Lodewijk Janssens.

In de loop van 1929 begon het te rommelen in de schoot van de NV De Standaard. Gustaaf Sap spreidde een onvrede tentoon over de koers die de krant o.i.v. Frans Van Cauwelaert voer. Concrete aanleiding vormde de houding van de krant tegenover de Vlaams-nationalisten en August Borms, in 1928 verkozen tot parlementslid ondanks het feit dat hij zich in de gevangenis bevond. Gustaaf Sap, die De Standaard als een middel tot macht zag, droomde van een grote katholieke partij waarin zowel minimalisten als maximalisten konden huizen: hij was voorstander van een Vlaamse concentratie. In september 1929 werd door zijn toedoen Marcel Cordemans als hoofdredacteur vervangen door Jan Boon, die wel eens ‘de pen van Gustaaf Sap’ werd genoemd. De krant ging een hardere en meer radicaal-Vlaamse koers varen en stelde zich kritisch op t.a.v. het regeringsbeleid.

Nog in 1929 verscheen op 3 november het eerste nummer van Het Nieuwsblad, een populaire krant waarin de nadruk lag op gewestelijke en sportberichtgeving. Deze krant was bedoeld om een hoge oplage te bereiken en aldus aan de NV De Standaard een steviger financiële grondslag te geven. In 1932 haalde Het Nieuwsblad een oplage van 30 000 exemplaren. In 1934 steeg de oplage tot 75 000 exemplaren, en einde 1936 werd de kaap van 100 000 exemplaren bereikt. De oplage van De Standaard liep in 1932 op tot 25 000 exemplaren, daar waar hij in de jaren ’20 slechts 12 000 exemplaren telde.

In de loop van 1933 legde Frans Van Cauwelaert, die het niet eens was met de nieuwe richting van de krant, zijn mandaat neer als voorzitter van de raad van beheer van de NV De Standaard om vervolgens helemaal te verdwijnen uit de raad, n.a.v. het conflict rond de Boerenbond. Als voorzitter werd hij vervangen door Arnold Hendrix[3].

De Standaard toonde zich in de jaren ’30 erg anticommunistisch. Ze pleitte voor de vorming van een rechts en Vlaams front. In 1935-37 trok Gustaaf Sap hard van leer tegen de regeringen van nationale unie o.l.v. Paul Van Zeeland[4]. De Standaard vormde hierbij een handig instrument. N.a.v. zijn harde oppositie tegen Van Zeeland werd Gustaaf Sap in 1937 uit de katholieke rechterzijde gestoten. Tegen De Standaard richtte de partijleiding een nieuwe krant op: De Courant. Die werd gefinancierd door een aantal personaliteiten uit de verschillende standen van de katholieke partij. Zowel de patroon Léon Bekaert als ACW en ACV participeerden in de nieuwe krant[5]. De krant sloeg bij het publiek echter niet aan, en op 30 april 1939 verdween ze alweer. Gustaaf Sap werd begin maart 1938 - zijn aantijgingen tegen Paul Van Zeeland bleken niet zomaar verzinsels te zijn geweest - gerehabiliteerd en terug opgenomen in de katholieke partij. Op 18 april 1939 werd hij zelfs terug minister. Nog geen jaar later, op 19 maart 1940, overleed hij echter plots.

Met de NV De Standaard ging het inmiddels verder voor de wind. In 1939 werd Sportwereld overgenomen en in Het Nieuwsblad geïntegreerd, wat de oplage deed stijgen van 145 000 naar 190 000 exemplaren. Van alle Vlaamse kranten deed enkel Het Laatste Nieuws het beter. Onder de katholieke Vlaamse kranten bekleedden de kranten van de NV De Standaard de eerste plaats. De oplage van De Standaard in 1939 bedroeg 35 000 exemplaren. De winst van de NV De Standaard bedroeg in 1939 een half miljoen frank. In datzelfde jaar werd Jan Boon, die de overstap maakte naar het NIR, als hoofdredacteur vervangen door Karel C. Peeters. De raad van beheer van de NV De Standaard zag er aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog als volgt uit: Karel De Baerdemaecker (afgevaardigd beheerder), Arnold Hendrix (voorzitter), F. Van Den Eynde, Lodewijk Janssens, Henri Jacobs, Jozef Clottens en professor Franssen[6].

Op 10 mei 1940 rukten Duitse troepen België binnen: ook voor België was de Tweede Wereldoorlog begonnen. Ondanks de Belgische militaire weerstand vorderden de Duitsers ongemeen vlug: hun pletwals was niet af te stoppen. Op 18 mei veroverden zij Brussel en Antwerpen. Twee dagen daarvoor had de Belgische regering haar verblijf in de hoofdstad geruild voor Oostende.

Die 16e mei verscheen ook het laatste nummer van De Standaard. De krant verscheen onder een gezamenlijke titel met Het Nieuwsblad en de Sportwereld. Een afzonderlijke editie maken bleek niet meer mogelijk. Bovendien was heel het distributiesysteem hopeloos ontredderd. Daarnaast was het zo dat nog een dag vroeger reeds de directeur van de krant, Fernand Van Den Eynde, Brussel had verlaten, samen met een aantal medewerkers en familieleden. Hij had het plan opgevat om De Standaard in West-Vlaanderen of in Frankrijk te gaan uitgeven. Deze idee zou echter geen doorgang vinden.

Inmiddels lieten de zegezekere Duitsers geen gras groeien over het herstel van een min noch meer normaal leven in bezet België. Reeds op 19 mei verplichtten zij de Brusselse burgemeester Van de Meulebroeck uitnodigingen te versturen naar de verschillende krantenredacties en verantwoordelijke uitgevers voor een vergadering op het stadhuis met de Kommandatur. Van de kant van De Standaard daagde slechts één iemand op: een losse medewerker van de krant voor schilderkunst. Op 21 mei begaf een Duitse officier zich dan ook zelf naar De Standaard om aan te dringen op het terug publiceren van de krant. Daar twijfelde men echter: men wilde eerst de toestemming van leidende katholieke personaliteiten. De Duitsers stelden echter een ultimatum: ofwel verscheen de krant terug, ofwel zouden de Duitsers ze zelf beginnen uitgeven. De achtergebleven mensen van De Standaard kozen dan maar de weg van het minste kwaad, en op 25 mei 1940 verscheen het eerste nummer onder de Duitse bezetting. Wel koos men een nieuwe titel: Het Algemeen Nieuws. Er werd niet verwezen naar De Standaard als aanduiding dat het nieuwe dagblad daarvan de opvolger was.

Op 6 juli vaardigden de Duitsers een richtlijn uit dat reeds verschijnende kranten een nieuwe aanvraag moesten indienen, ten einde verder te mogen verschijnen. De NV De Standaard, uitgever van Het Algemeen Nieuws, besloot van de gelegenheid gebruik te maken om ook voor De Standaard zelf een aanvraag in te dienen. Op het aanvraagformulier diende o.m. ingevuld te worden welke politieke strekking en doelstelling het blad zou volgen. Terwijl alles voor eerstgenoemde krant vlug in orde kwam, bleef de procedure van toestemming voor laatstgenoemde aanslepen. In de schoot van de NV De Standaard zelf rees protest tegen publicatie, o.m. van de kant van directeur Van Den Eynde. Uiteindelijk liep de zaak met een sisser af.

Voor de verdere duur van de oorlog verscheen van de kant van de NV De Standaard dus enkel Het Algemeen Nieuws. De raad van beheer van de NV De Standaard was samengesteld uit Arnold Hendrix (voorzitter), weduwe Sap (ter vervanging van Henri Jacobs die ontslag nam bij het verschijnen van Het Algemeen Nieuws), Karel De Baerdemaeker, Janssen, Vincent Welvaert, Frans Franssen en Jozef Clottens. Fernand Van Den Eynde fungeerde als directeur. De redactie van Het Algemeen Nieuws telde twaalf voltijdse redacteuren. In juli 1943 werd dit aantal verminderd, toen wegens papiertekort het aantal pagina’s noodgedwongen ingekrompen werd[7].

De redactie van de krant kreeg het gaandeweg steeds meer aan de stok met de Duitse bezetter, maar kon haar publicatie toch handhaven tot 2 september 1944, precies één dag voor de geallieerde troepen Brussel binnen trokken. Op 3 september was de Bevrijding van de hoofdstad een feit. Directeur Van Den Eynde hoopte dadelijk verder te kunnen werken, en samen met zijn redactie begon hij op 4 september aan de samenstelling van een nummer onder de oude titels. Dit was echter buiten het Belgische gerecht gerekend, dat eerder al alle installaties van een andere krant, Het Nieuws van den Dag, had verzegeld in afwachting van een onderzoek[8]. Dit feit in acht genomen, besloot men op de Jacqmainlaan toch nog maar te wachten met publicatie onder de oude titels. De persen werden stilgelegd.

Op 30 september 1944 werd directeur Fernand Van Den Eynde aangehouden. Hij zou in de gevangenis blijven tot half juli 1945. Het proces tegen Het Algemeen Nieuws begon op 14 juni 1946. Van Den Eynde zou de afloop van dit proces nooit meemaken, want tien dagen na de start ervan, overleed hij aan de gevolgen van een hartaandoening. Uiteindelijk werden de twee verantwoordelijken van Het Algemeen Nieuws voor de Verwaltung (Frans Van Waeg en Piet Van Nieuwenhuyzen) in oktober 1946 zwaar gestraft, drie redacteurs van de krant (Alfons Martens, Huib Aerts en Jan Caberghs) werden tot lichtere straffen veroordeeld. De (Nieuwe) Standaard zelf was in de tussentijd inmiddels al weer beginnen verschijnen...

 

B. DE NIEUWE STANDAARD

 

Onder invloed van de oorlog onderging het naoorlogse Belgische perslandschap een aantal sterke veranderingen[9]. “Kranten die tijdens de oorlog verschenen, werden tijdens de repressie voor bijzondere krijgshoven gedaagd. De repressie van de krantenbedrijven was nu veel harder dan na de Eerste Wereldoorlog.”[10] Collaboratiekranten als Volk en Staat, Het Vlaemsche Land, De Gazet, Le Pays Réel, L’Avenir en Le Nouveau Journal kregen een definitief publicatieverbod opgelegd. Medewerkers ervan werden vervolgd en vaak streng gevonnist. Kranten die niet opgetreden waren als woordvoerder van de bezetter of een collaborerende groep, maar wel verschenen waren onder Duitse censuur, werden ook vervolgd. “De gehanteerde criteria liepen echter zeer uiteen. Zo mocht De Gentenaar-De Landwacht na een spoedprocedure van een tiental dagen reeds opnieuw verschijnen. Het Nieuws van den Dag kreeg een langdurig gerechtelijk onderzoek maar ging uiteindelijk vrijuit. De Standaard (alias Het Algemeen Nieuws) en De Dag daarentegen kregen een publicatieverbod.”[11]

Niet alleen verdwenen er een aantal kranten, er werden tevens heel wat initiatieven genomen om nieuwe kranten op te starten. Tussen 1944 en 1947 werden een twintigtal dagbladen opgericht, waarvan er in 1947 reeds zeventien terug waren verdwenen. Zo eenvoudig bleek het niet om met een nieuwe krant op de dagbladmarkt te komen. “De enige kranten die erin zouden slagen om een rol te spelen in de Belgische perswereld na de Tweede Wereldoorlog, waren De Nieuwe Standaard (later De Nieuwe Gids), De Rode Vaan, het boulevardblad La Lanterne en de plaatselijke edities van Le Rappel, L’ Echo du Centre en Le Journal de Mons.”[12]

Zeven persbedrijven verzorgden de uitgave van kranten die als Vlaams-katholiek konden worden bestempeld[13]. Een eerste bedrijf gaf vanaf 7 september 1944 het Antwerpse Het Handelsblad terug uit. Hoofdaandeelhouder hier was Jules Velge, een schoonbroer van Léon Bekaert. De familie Le Grelle gaf vanaf 6 september 1944 Gazet van Antwerpen (en Gazet van Mechelen) terug uit. De conservatief-katholieke bladen De Gentenaar en De Landwacht voor resp. Gent en West- en Oost-Vlaanderen, waarin de hogere geestelijkheid van Gent was betrokken, verschenen terug vanaf 25 september 1944. Het Volk, verscheen terug vanaf 18 december 1944. Karel Van Cauwelaert speelde er eerste viool. De familie Duplat-Huyghe verzorgde vanaf 28 mei 1946 de uitgave van de conservatief-katholieke Brusselse krant Het Nieuws van den Dag, waarin ook CVP-Kamerlid Jan Van Den Eynde was betrokken. Belangrijkste aandeelhouder in Het Belang van Limburg was de familie Theelen. De CVP’er Hubert Leynen was er hoofdredacteur. De krant van de christelijke arbeidersbeweging, De enige nieuwkomer in dit gezelschap was De Nieuwe Standaard.

 

1. Van De Standaard naar De Nieuwe Standaard

 

Een goede maand na de Bevrijding van Brussel, op 5 oktober 1944 om precies te zijn, herverscheen De Standaard onder zijn vertrouwde titel. Dit gebeurde onder impuls van de West-Vlaamse industriëlen Léon Bekaert en Tony Herbert. Eerstgenoemde (geboren op 9 december 1891) stond aan het hoofd van een internationaal metaalbedrijf, met hoofdzetel in Zwevezele, en bekleedde een belangrijke rol in de christelijke werkgeversorganisatie en in de katholieke partij, zonder evenwel een nationaal politiek mandaat uit te oefenen. Onder de oorlog speelde Léon Bekaert een dubieuze rol. Overtuigd van de Duitse eindoverwinning en in het licht van zgn. Galopin-doctrine waren zijn fabrieken verder blijven produceren. In de zomer van 1941 vroeg Bekaert de Duitsers zelfs om méér machinedraad te mogen laten trekken[14]. Pas in 1943, parallel aan de neergaande Duitse oorlogsverrichtingen, paste Léon Bekaert zijn houding aan. Tony Herbert (geboren op 26 juli 1902) van zijn kant, een textielondernemer en in de jaren ’30 nog neigend naar het Vlaams-nationalisme en het fascisme, koos tijdens de oorlog radicaal de kant van de geallieerden[15]. Onder de oorlog hield hij zich al bezig met de voorbereiding van het naoorlogse politieke bestel. Hij streefde naar een soort nieuwe invulling van de Vlaamse Beweging en de Vlaamse strijd: de Vlamingen vormden een meerderheid in het land, en dus moesten ze hun minderwaardigheidscomplex afleggen en zich een meerderwaardigheidscomplex gaan aanmeten. De klassieke grieventrommel moest worden opgeborgen, en Vlaanderen moest België - zijn beste garant - onvoorwaardelijk aanvaarden. Voor het verspreiden van zijn ideeën en het verwezenlijken van zijn visie had Herbert zijn oog laten vallen op de kranten van de Standaard-groep. “Herbert was overtuigd dat hij met de pers de publieke opinie zou kunnen beïnvloeden en de politieke wederopstanding langs die weg zou kunnen conditioneren.”[16] Hij wist Léon Bekaert warm te maken voor zijn plannen.

Reeds onder de oorlog benaderden Léon Bekaert en Tony Herbert, die beseften dat de NV De Standaard na de bevrijding wel eens last zou kunnen krijgen, de voornaamste eigenaars, nl. leden van de familie Sap. Uit de onderhandelingen tussen beide partijen vloeide in de loop van 1944 een soort gentlemen’s agreement voort, dat stipuleerde dat de groep rond Bekaert en Herbert zowel de titels van de kranten als de gebouwen en drukkerij mocht huren, voor niet meer dan een half miljoen per jaar. Op 1 januari 1947 zou de hele zaak terug aan de eigenaars worden overhandigd, zo werd overeengekomen.[17]

Aldus verscheen van 5 oktober tot en met 9 november 1944 De Standaard onder zijn oude vorm, maar zonder het monogram ‘AVV-VVK’. De berichtgeving in deze eerste maanden strekte zich dikwijls over niet meer dan twee pagina’s uit. Ook in de vroege naoorlog was er weinig werkruimte voor de pers wegens de economische chaos en de heersende papierschaarste. Het gebeurde zelfs dat als gevolg hiervan de krant sommige dagen niet kon verschijnen. Dit was o.m. het geval op 20 oktober en 8 november 1944.

De terugkeer van De Standaard in het Belgisch perslandschap werd met meer dan gewone belangstelling gevolgd in beide landsgedeelten[18]. In ‘brede katholieke kringen in Vlaanderen’, naar het woord van Durnez, werd de publicatie met sympathie begroet. Toch stootte ze in sommige middens ook op een muur van wantrouwen en scepticisme. Dit was vooral het geval bij hen die eerder thuis hoorden in de Vlaams-nationalistische sfeer en bij hen die door de repressie werden bedreigd en getroffen. Zij hadden geen vertrouwen in de nieuwe leiders van de krant, wiens namen voor hen geen goede flamingantische klank in zich droegen. Toch schaften velen onder hen zich toch een abonnement aan op De Standaard: bij gebrek aan beter, naar hun zeggen.

Was de reactie in Vlaamse kringen tegenover het herverschijnen van De Standaard overwegend positief, een heel wat minder vriendelijk onthaal viel de krant te beurt in vrijzinnige, linkse en Franstalige milieus. ‘Un revenant’, een spook uit het verleden, werd hij genoemd. Het werd De Standaard kwalijk genomen dat hij onder de oorlog, zij het onder de naam Het Algemeen Nieuws, was blijven verschijnen, en verdachtmakingen jegens de krant in die richting waren dan ook schering en inslag. Ook in de regering was dergelijk gevoel aanwezig. Communistisch minister zonder portefeuille Fernand Demany, onder de oorlog prominent verzetslid, bereidde maatregelen voor om een vooroorlogse wet te kunnen hanteren die voorzag in een publicatieverbod voor kranten die als de voortzetting van een oorlogsblad konden worden beschouwd[19].

De nieuwe uitgevers van De Standaard wensten in dit verband geen enkel risico te nemen en kwamen dan ook op de proppen met een constructie die hen hermetisch afscheidde van het verleden. Op 26 oktober 1944 berichtten ze erover in de krant. Ze kondigden de vorming aan van een geheel nieuwe groep om De Standaard verder te kunnen uitgeven, daar de wet iedereen uitsloot die betrokken was bij de publicatie van kranten onder de oorlog. “Wij hebben deze groep gevormd, met de bedoeling aan ons dagblad een streng katholieke, zuiver Belgische en positieve Vlaamse leiding te geven, aangepast aan de nieuwe omstandigheden en nationale noodwendigheden. Na deze eerste weken komt het ons echter voor, onder vorm van een nieuwe naamloze vennootschap op te treden, ten einde de volstrekt zelfstandige positie van onze groep bepaald vast te leggen en duidelijk te omlijnen. Deze vennootschap wordt thans opgericht; zij zal de uitbating van de drukkerij en de publicatie van de bladen verzekeren.” [20] De garing van een nieuw kapitaal was gaande, zo werd nog meegedeeld.

De actie bleek algauw een succes: de gelden stroomden in zo’n grote mate toe, dat het oorspronkelijk voorziene bedrag van twee miljoen moest worden opgetrokken naar twee en een half miljoen. Sommige aandeelhouders deden zelfs afstand van een deel van hun aandelen ten einde iedereen een kans te geven er een paar te verwerven[21].

Op 8 november 1944 had de stichtingsvergadering van de nieuwe vennootschap, de NV De Gids, plaats. Daar werd beslist dat de vennootschap de uitgever zou worden van twee dagbladen: De Nieuwe Standaard en Het Nieuwsblad, en één weekblad: Ons Volk. Als reden voor de succesvolle intekening op het kapitaal van de nieuwe NV werd aangehaald de “instemming met de lijn van onze sinds vijf weken verschijnende bladen en van aanhankelijkheid jegens degenen, die er zich voor hebben ingespannen.” En deze instemming kwam “van alle kanten uit het Vlaamse land, uit alle lagen van zijn bevolking, (...) en de lijst van aandeelhouders zal zulks ten overvloede bewijzen wanneer hij in de wettelijke vormen zal gepubliceerd staan.” Heel verheugd waren de initiatiefnemers van de nieuwe NV over de aanwezigheid op de stichtingsvergadering van een 50-tal aandeelhouders. “Opmerkelijk was de sterke vertegenwoordiging uit de rangen van de jongere Vlamingen. Het is een feit van betekenis dat de katholieke Vlaamse gemeenschap in al haar geledingen zich rond De Nieuwe Standaard wil scharen en het bewijst, dat Vlaanderen gaaf gebleven is.”[22]

Op 10 november rolden de eerste uitgaven van de nieuwe NV van de persen. In plaats van De Standaard verscheen nu De Nieuwe Standaard. Ook de ondertitel veranderde van ‘Dagblad voor staatkundige, maatschappelijke en economische belangen’ naar ‘Dagblad voor staatkundige, culturele, sociale en economische belangen’. Het AVV-VVK-monogram, dat voor de oorlog naast de titel van de krant prijkte, maar bij de herverschijning op 5 oktober achterwege werd gelaten, bleef weg.

 

2. Voorstelling en programma

 

Onder de kop ‘De Nieuwe Standaard: een Welkom en een Programma’, zette de krant haar visie en programma uiteen. Het betrof in feite de tekst van de toespraak die Léon Bekaert op de stichtingsvergadering van 8 november had gehouden. Daarin begon hij met de vaststelling dat het “spoedig na de bevrijding aan de deelgenoten en aan zeer vele anderen uit het Katholiek en Vlaams publiek, nodig bleek te beschikken over een leidinggevend dagblad”[23]. Vanuit deze vaststelling had de NV De Gids een exploitatiecontract afgesloten met de NV Periodica, de eigenaar van de persen waarop De Standaard voor de oorlog werd gedrukt, op louter commerciële grondslag. Aan de samenstelling van de redactie van De Nieuwe Standaard werden geen wijzigingen aangebracht in vergelijking met de situatie op 5 oktober 1944. Camille van Deyck bleef directeur, en Betsy Hollants hoofdredactrice[24]. Ook bleven alle redacteurs gewoon in dienst. Bekaert verzekerde de lezer dat deze redacteurs gerekruteerd waren “in die strijdende Vlaamse milieus, welke geen ogenblik de vijandelijke oogmerken hebben gediend, maar zich in de weerstandsbewegingen hebben verdienstelijk gemaakt.” Vervolgens zette Léon Bekaert de lijn van de ‘nieuwe’ krant uiteen:

 

Op het godsdienstig gebied zullen wij ons geloof en de Kerk dienen en ons blad de christelijke beschaving en de katholieke levensbeschouwing zal weerspiegelen.

Op Vlaams gebied zullen wij het renovatiewerk voortzetten, een positieve, brede, bewuste Vlaamse houding voorstaan. Wij wijzen elk minderwaardigheidscomplex, elk negativisme, elk conditionalisme, elke poging af om rechtstreeks of onrechtstreeks de Vlaamse beweging in vroegere fouten te doen hervallen. Wij zullen er naar streven de vruchten der taalwetten tot volledige afwerking te doen brengen in onderwijs, leger, bestuur, gerecht en kolonie.

Op cultureel gebied beogen wij de bevordering en ontplooiing der nationale cultuur: de vorming ener Vlaams-Belgische elite, gesteund op werkelijke cultuurnormen en imponerend door een hoog cultuurgehalte; de vernieuwing van opvoeding en onderwijs; het voeren ener prestigepolitiek voor de Zuid-Nederlandse cultuur als dynamisch element in de West-Europese beschaving.

Op nationaal gebied betrachten wij: de consolidatie der nationale gemeenschap, door wederzijdse waardering en steun der delen; de beklemtoning der vaderlandse idee en de ontwikkeling van een sterk Belgisch bewustzijn; de herwaardering der staatsidee en der staatse waarden: de staatsinstellingen, de staatsdienst, het staatsgezag, de staatspenning, de wet en de orde in de staat; de verbondenheid met en trouw aan de Belgische dynastie en aan onze koning Leopold III.

Op sociaal gebied verdedigen wij de sociale rechtvaardigheid en solidariteit; de klassenverzoening en klassensamenwerking; de herwaardering van de arbeid als levensfunctie van het individu en als grondslag van het sociale leven; het herstel van de adel van de arbeid, van de arbeidstrots, de arbeidszekerheid, het recht op arbeid, de arbeidsvreugde en de arbeidseer; de deproletarisatie en de hogere ontwikkeling van de arbeidersstand en zijn effectieve medezeggenschap in de sociale en economische vraagstukken.

Op economisch vlak willen wij er toe bijdragen om onze economie te herstellen, te ontwikkelen op de nieuwe wegen welke het wereldgebeuren van de oorlog aanwijst in eigen land en ten overstaan van het ruilverkeer, vooral met het naburige Nederland, met hetwelk diepingrijpende akkoorden over munt en tolverkeer worden getroffen.

Op buitenlands gebied staan wij een krachtdadige deelneming aan de oorlog, zijde aan zijde met onze verbondenen voor, tot aan de totale overwinning; de bevordering der Belgisch-Nederlands-Luxemburgse samenhorigheid, de nauwe samenwerking met het Britse imperium.

Inzake de binnenlandse politiek oordelen wij dat geen intens politiek leven thans wenselijk is, maar wel een soort politieke Godsvrede. Wij zullen de grondwet, het recht, de wettelijkheid, de handhaving van de orde verdedigen; het streven naar sociale bevrediging, economische heropleving en sanering van ’s lands financiën ondersteunen; de vorming aanprijzen van een gezaghebbende centrale administratie; van een bevoegd, onafhankelijk ambtenarencorps, en van een degelijk nationaal-opvoedend onderwijs. Hierdoor willen wij bijdragen tot de voorbereiding van een gunstig politiek klimaat, waarin de vernieuwing van het nationale en van het maatschappelijke leven tot stand moet komen.

Eensgezindheid in Vlaanderen. (...) Alles wat representatief is voor de Vlaamse provinciën, alles wat Katholiek Vlaanderen eenmaakt in het Belgisch vaderland, zal in onze uitgaven tot zijn recht komen. De Nieuwe Standaard wil het toonaangevend blad van Katholiek Vlaanderen worden. Het zal nooit zijn het blad van een kleine groep maar, zoals uit de lijst der aandeelhouders blijkt, het blad dat toebehoort aan de gemeenschap in wier dienst wij staan en wier welzijn wij beogen.”[25]

 

De lijst der aandeelhouders waarvan sprake, telde 314 namen[26]. Aan de samenstelling van de raad van beheer, gekozen door de aandeelhouders, was weinig veranderd in vergelijking met de voorlopige raad van beheer zoals die in oktober was samengesteld. Léon Bekaert (voorzitter), Edgard de Bruyne (medestichter van de CVP, gecoöpteerd CVP-Senator en in 1945 minister van Koloniën in de eerste regering-Van Acker), Jef Deschuyffeleer (medestichter van de CVP en werkzaam in het ACW), René Goris (prominent lid van de christelijke werkgeversvereniging), Tony Herbert (afgevaardigd beheerder) en Paul van Steenbergen bleven gewoon op post, Jules Cardijn en Louis Roppe (CVP-Kamerlid in 1947) vervoegden hun rangen, terwijl verantwoordelijke uitgever Camille van Deyck de plaats innam van R. De Decker.

 

3. Standpunten van De Nieuwe Standaard

 

Vanaf het prille begin toonde De Nieuwe Standaard zich erg anticommunistisch. Het socialisme kon de krant in het begin nog tolereren. Pas in 1946 begon ze een antisocialistische strekking te vertonen. Dit had vooral te maken met het regeringsbeleid van het zogenaamde Volksfrontkabinet, met het feit dat de socialisten weigerden samen met de CVP te regeren, met hun strategie van systematische partijpolitieke benoemingen (vooral minister Troclet moest het ontgelden), alsook met de mening van De Nieuwe Standaard dat de socialisten veel te veel toegaven aan de communisten. De krant zelf presenteerde zich van meet af aan als erg CVP-minded. Ze verdedigde de CVP door dik en dun, zonder zich kritisch tegenover de partij op te stellen. De Nieuwe Standaard kwam niet echt strijdend Vlaams over, zeker niet in haar beginjaar. Pas vanaf 1946 kwam er wat aandacht voor de Vlaamse zaak, hoewel de krant overtuigd Belgisch gezind bleef.

In de eerste twee jaar van het verschijnen van de krant ging haar aandacht vooral naar de economische heropleving van het land, de ravitaillering, de woningnood, de daling van de prijzen en de wederopbouw. Daarnaast, doch heel wat minder frequent, schonk De Nieuwe Standaard aandacht aan Benelux-samenwerking (waar ze voorstander van was), aan vrouwenstemrecht, aan het feit dat het algemeen belang moest primeren boven het partijpolitiek belang, aan de middenstand, aan gezinspolitiek en grote gezinnen, aan een herwaardering van de rol van het parlement en aan een hervorming van de administratie.

Wat de politieke strijd in België betreft in de eerste naoorlogse jaren, die concentreerde zich vooral rond de strijdpunten van repressie en epuratie, en de koningskwestie[27]. Ook stond de structuur van België (en Vlaanderen in België) ter discussie in menige kringen. Dit waren dan ook in hoofdzaak de elementen waarop De Nieuwe Standaard zich richtte

 

De Nieuwe Standaard, de CVP en de regering

De krant stond pal achter de nieuwe Christelijke Volkspartij. In haar programma van 10 november 1944 stond hieromtrent niets te lezen: de CVP was officieel nog niet gesticht. Toch kon tussen de regels door al het een en ander vermoed worden toen de krant verklaarde dat “alles wat representatief is voor de Vlaamse provinciën, alles wat Katholiek Vlaanderen eenmaakt in het Belgisch vaderland, in onze uitgaven tot zijn recht zal komen”[28]. Einde juli 1945 bekende de krant zich expliciet tot de CVP[29]. N.a.v. het stichtingscongres van 18-19 augustus 1945 beklemtoonde ze dan weer een onafhankelijke positie te zullen innemen t.a.v. de partij. De Nieuwe Standaard toonde zich in de praktijk evenwel erg CVP-conformistisch. Toenmalig verantwoordelijk uitgever (quasi hoofdredacteur) van de krant Jan de Spot verklaarde later aan Gaston Durnez “Er bestond inderdaad een interactie tussen partij en krant. Zolang hij leefde, was De Nieuwe Standaard op enkele nuances na, eigenlijk een partijblad.”[30] De krant steunde de CVP in elk geval volop bij de parlements- en gemeenteraadsverkiezingen in 1946. Begin 1947 nog verklaarde De Nieuwe Standaard: “Wij willen de ruggesteun blijven van de nieuwe, jonge CVP, de enige die op dit ogenblik de heiligste en hoogste belangen van ons volk en van het Rijk kan vrijwaren.”[31] Het mag na dit alles tot slot dan ook geen verwondering wekken dat verscheidene leden van de redactie en de raad van bestuur van De Nieuwe Standaard later in de CVP terecht kwamen om aan actieve politiek te doen[32].

De krant was helemaal niet gewonnen voor de opeenvolgende regeringen-Van Acker, waarin ook communisten zetelden. Na de parlementsverkiezingen van 17 februari 1946 eiste ze de vorming van een nationale regering. Deze wens ging echter niet in vervulling: er werd een zogenaamde Volksfrontregering gevormd, dus zonder de CVP.

 

De Nieuwe Standaard,  de Vlaamse en taalkwestie, en het Belgische staatsmodel

In haar eerste nummer kondigde de krant reeds aan de ontwikkeling van een sterk Belgisch bewustzijn voor te staan. De betrachting van de krant zou zijn: “de consolidatie der nationale gemeenschap, door wederzijdse waardering en steun der delen; de beklemtoning der vaderlandse idee en de ontwikkeling van een sterk Belgisch bewustzijn.”[33] De Vlaamse grieventrommel wees ze af. Elk negativisme en conditionalisme van Vlaanderen tegenover België moesten worden afgezworen. De Vlaamse Beweging moest een positieve kijk aannemen t.o.v. België. In de eerste zestien maanden na de verschijning van de krant werd dan ook haast met geen woord gerept over Vlaamse of taalproblematiek. Heel typerend was bvb. een artikel van 23 mei 1945 over ‘Hoe staat het met nieuw Belgisch leger?’. Daarin werden een aantal problemen m.b.t. het Belgisch leger aangehaald. Over de Vlaams-Waalse verhoudingen of de taalproblematiek in het leger werd echter angstvallig gezwegen: dit probleem werd niet aangeraakt. Voortdurend benadrukte de krant de Vlaams-Waalse verbondenheid en de Belgische eenheid. De boodschap die ze daarbij meegaf, was dat Vlaanderen slechts kon bestaan dankzij België.

De krant zette zich voortdurend af tegen het in haar ogen ziekelijk minderwaardigheidscomplex en de achtervolgingswaan van sommige Walen en Vlamingen. Het standpunt van de nieuwe Vlaamse generatie luidde volgens haar helemaal anders: “Het nieuwe Vlaanderen wil met de Walen in hartelijke wederzijdse waardering en verrijking samenwerken tot den opbouw van een krachtig en groot België. Hoe krachtiger en dynamischer onze beide delen der nationale gemeenschap zich ontwikkelen, des te weeldiger zal een nieuwe Belgische vitaliteit kunnen open bloeien. Er is in ons land plaats voor een Waals zoowel als voor een Vlaams dynamisme, dat aan de grootheid van ons gemeenschappelijke vaderland ten goede komt. Wij, Vlamingen, die ons over de heropstanding van onze cultuur verheugen, hopen en wensen dat ook in het Waalse landsgedeelte een cultuurdynamisme van groot formaat tot ontwikkeling komt. Wij hopen en wensen dat er tussen de beide uitingen van onze nationale cultuur een onderlinge waardering en wisselwerking ontstaat tot wederzijdse steun en verrijking. Wij hopen en wensen dat Vlamingen en Walen elkander beter leren kennen opdat zij elkander beter zouden begrijpen en achten. Wij koesteren tegenover de Walen noch naijver, noch superioriteitsgevoel: wij willen hen waarderen als hechte vrienden en trouwe deelgenoten in gemeenschappelijk lief en leed als gelijkwaardige leden van onze Belgische gemeenschap.”[34] Ook de politieke en bestuurlijke vertegenwoordiging moest volgens De Nieuwe Standaard op een gezonde nationale basis rusten: de krant stelde zelfs de vorming van een geografische Senaat voor[35]!

Het duurde tot aan de dynamitering van de IJzertoren vooraleer er zich in de mentaliteit van de krant een kentering voordeed. Op 16 maart 1946 werd de IJzertoren te Diksmuide opgeblazen. De Nieuwe Standaard veroordeelde deze aanslag dadelijk. Onmiddellijk toonde de krant zich bereid mee te werken aan de heropbouw ervan, en startte een campagne om de lezers aan te zetten tot stortingen voor de financiering van de heropbouw. De heroprichting moest evenwel ook een regeringszorg zijn. Had de regering trouwens wat vlugger de burgerzin aangewakkerd, de IJzertoren ware misschien nooit ontploft. In elk geval moest alles in het werk gesteld worden om de daders zo snel mogelijk te vatten, aldus nog de krant.

Volgens Herman Todts was het pas met de aanslag dat velen geschokt ontwaakten en de Vlaamse strijd terug een aanvang nam[36]. Ook voor De Nieuwe Standaard was dit het geval. Nu pas werd plots - zij het nog maar af en toe - gewag gemaakt van wantoestanden op Vlaams en taalvlak. Zo kwam de krant zowat anderhalve maand na de dynamitering tot de vaststelling dat “herhaaldelijk reeds in vele openbare diensten met de taalwetten een loopje genomen wordt, en dan nog vaak op vrij sterke wijze. Het ligt allerminst in onze bedoeling opnieuw de grieventrommel te roeren. Dit zal ons echter niet beletten ten gepaste tijde onze stem te verheffen en de gewilde of ongewilde nalatigheden en vergrijpen van de taalwet aan te klagen. Wij doen dit niet in een geest van verouderd flamingantisme, maar in het klare bewustzijn, dat tevens de belangen van het land hierdoor worden gediend.”[37]

De Nieuwe Standaard beklemtoonde meermaals dat de taalwetten moesten worden toegepast: zowel wat de openbare diensten en het onderwijs in Brussel betrof, als meer in het algemeen de taalwetten in bestuurszaken en het leger. Daarnaast ijverde de krant voor een grotere numerieke aanwezigheid van Vlamingen in de lagere en hogere kaders van het leger: pas dan zou het leger een weerspiegeling zijn van de natie. Toch weet De Nieuwe Standaard de te kleine aanwezigheid niet aan eventuele Vlaamshatende elementen in de legertop (er werd zelfs niet over gesproken): de krant schreef enkel dat meer Vlamingen zelf het initiatief moesten nemen om naar de Koninklijke Militaire School te gaan.

Uit bovenstaand voorbeeld mag dus blijken dat het niet zo was dat De Nieuwe Standaard plots volop de strijdende Vlaamse toer opging, en de Vlaamse belangen verdedigde tegenover de Franstaligen en Walen. Slechts nu en dan raakte de krant de Vlaamse en taalproblematiek aan. In vele gevallen werd ze ook gewoon achterwege gelaten. Aan de benoeming van een nieuwe directeur-generaal bij de NMBS bvb. stelde De Nieuwe Standaard een hele resem voorwaarden (o.m. kennis van de hele vervoersproblematiek naar de landbouw toe), doch over de kennis van beide landstalen werd met geen woord gerept[38]. Hetzelfde gold voor een kritische schets die de krant gaf over de toestand van de Belgische magistratuur: ook hier geen woord over taalverhoudingen en eventuele wantoestanden[39].

Begin 1947 echter, op een ogenblik dat de krant reeds de hete adem van de vroegere eigenaars van De Standaard in de nek voelde, kwam De Nieuwe Standaard opnieuw nog eens sterk uit de hoek toen ze protesteerde tegen de sabotage van het Vlaams onderwijs te Brussel. De taalwetten moesten worden nageleefd! “Wij zullen niet nalaten daarop te wijzen. De Vlamingen, alle Vlamingen, moeten beseffen dat het hier niet gaat om de grieventrommel, maar om de beveiliging zelf van onze gemeenschap. En de tegenstrevers moeten weten dat de Vlamingen niet van plan zijn met de stelselmatige verfransing van Brussel en de georganiseerde wetsverkrachting genoegen te nemen. De taalstrijd is niet uitgestreden,” zo besloot de krant[40]. Dit zou inderdaad het geval blijken: de draad van deze strijd werd algauw weer opgenomen, echter niet door de redactie van De Nieuwe Standaard, wiens lied bijna was uitgezongen, althans onder deze naam...

 

De koningskwestie

Na de Bevrijding brak een heftige polemiek los rond de figuur van koning Leopold III en zijn houding onder de oorlog[41]. Socialisten, communisten en liberalen verzetten zich tegen de terugkeer van de uit krijgsgevangenschap bevrijde Leopold III naar België. De meeste katholieken stonden daarentegen wel aan de zijde van de vorst. Ook De Nieuwe Standaard steunde de koning. Vooral in 1945 voerde de krant rond de koningskwestie heftige campagnes. Er kon volgens haar niet langer discussie zijn m.b.t. Leopolds beslissing tot capitulatie: in deze beslissing had de vorst immers het algemeen belang en welzijn voor ogen gehouden, en een goede beslissing genomen. Tevens vond de krant het compleet onterecht dat de koning als collaborateur werd afgeschilderd in de socialistische pers: dit was helemaal niet het geval.

De Nieuwe Standaard eiste de onvoorwaardelijke terugkeer van koning Leopold. Communisten, socialisten en liberalen strooiden echter roet in het eten: onder druk van dreiging met stakingen en geweld stelde de koning zijn terugkeer voorlopig uit. Halfweg juni 1945 dan kwam De Nieuwe Standaard met het voorstel op de proppen om nieuwe verkiezingen uit te schrijven. Wet en democratie waren in haar ogen immers geweld aangedaan. Het was nu aan het volk om te beslissen inzake de koningskwestie. Ook tegenover de idee van een referendum stond de krant niet afkerig.

Vooral premier Van Acker moest het in 1945 ontgelden vanwege De Nieuwe Standaard inzake de koningskwestie. De krant verzette zich fel tegen wat zij zijn leugens en valse beweringen noemde. Systematisch lichtte hij zijn achterban op bedrieglijk eenzijdige wijze in. Helemaal kop van jut werd de premier toen zijn regering begin oktober 1945 het dagblad Le Quotidien schorste, enkel en alleen omdat die krant Van Acker had aangevallen in de koningskwestie, aldus De Nieuwe Standaard. Dit was toch je reinste intimidatie en dictatuur!

In schril contrast tot 1945 stonden de jaren 1946 en 1947, waarin geen campagne meer werd gevoerd rond de terugkeer van de koning. In 1946 kwam de koningskwestie nog zes keer ter sprake - eenmaal vóór de parlementsverkiezingen van februari en vijfmaal erna -, in de eerste drie en een halve maand van 1947 slechts twee maal. Telkens sprak de krant wel haar steun en sympathie uit t.o.v. de vorst. Ze bleef de idee van een referendum genegen.

 

Repressie en epuratie[42]

M.b.t. de repressieproblematiek kwam de krant nu en dan scherp uit de hoek, maar sprake van een echte campagne (een volgehouden publicatie van een aantal artikels op korte tijd over dit onderwerp) was er niet. In 1945 bvb. verschenen in De Nieuwe Standaard slechts zestien artikels over de problematiek (vier artikels van de hand van de professoren Fernand Baudhuin en De Leener niet meegerekend, die gaven immers hun eigen mening weer, en niet die van de krant), in 1946 maar 26 artikels, en de eerste drie en een halve maand van 1947 werd slechts zes keer over repressie gesproken.

De Nieuwe Standaard stelde dat de hoofdschuldigen en zware collaborateurs streng moesten worden gestraft. Daarbij, en ook wat betreft de repressie in het algemeen, moesten echter de regels der rechtvaardigheid primeren op eender welke wraakgevoelens. Meelopers, zwakkelingen en dwazen moesten niet te hard worden aangepakt. Tevens werd geageerd tegen de onmenselijke kanten van de repressie en gepleit voor een goede fysische en psychische behandeling van de politieke gevangenen. Van de regering verwachtte de krant dat zij lijnen zou uitzetten m.b.t. de bestraffing van economische collaboratie: welke vormen moesten worden bestraft, welke niet? De krant eiste dat enkel echte woekeraars zouden worden gestraft. Tot nog toe had men echter enkel onschuldigen lastig gevallen!

Tevens keerde de redactie zich sterk tegen de regering-Pierlot, die bij haar terugkeer uit Londen alles en iedereen die onder de oorlog had verder gewerkt, als verdacht bestempelde. Zelf had ze echter nooit enige richtlijn achtergelaten over de houding die industriëlen, ambtenaren, etc. moesten aannemen tegenover de bezetter. Kritiek achteraf was dan ook nogal goedkoop. De krant eiste eerherstel voor allen die onder de oorlog het leven in het bezette België stutten en vrijwaarden, op welke sport van de administratieve (of andere) ladder ze ook stonden. Zo steunde De Nieuwe Standaard de verschillende secretarissen-generaal van de administratieve departementen die op post bleven onder de bezetting. Toen Etienne Woestyn, directeur-generaal der controlediensten op een ministerie, begin 1947 werd vrijgesproken, juichte de krant dit toe met de woorden dat recht en rede eindelijk nog eens hadden gezegevierd in een repressiedossier.

De krant kantte zich al snel tegen het feit dat de repressie in veel gevallen als een politiek wapen misbruikt werd. Ook m.b.t. de epuratiewetgeving waarschuwde de krant voor dit gevaar: “Men ziet duidelijk in, dat de regering van deze besluitwet het meest willekeurig gebruik kan maken. (…) De besluitwet moet dienen om de onwaardige burgers te treffen. Wij zullen er echter scherp op letten dat zij door de regering niet als een sectair partijinstrument tegen de tegenstanders der regeringspolitiek gebruikt wordt.”[43]

Het duurde niet lang of dit was in de ogen van de krant toch het geval. Ze pleitte dan ook voor de liquidatie van repressie en epuratie. Het werd tijd voor een terugkeer naar een normaal rechtsbestel en voor een gezamenlijk werken aan de toekomst. Op 4 mei 1946 stelde De Nieuwe Standaard een termijn voor waarop de krijgsauditoraten hun repressierechtspraak moesten beëindigd hebben. Gevallen van zware collaboratie moesten bij hoogdringendheid worden behandeld, voor lichte gevallen stelde de krant het nemen van algemene maatregelen voor. De vrees leefde immers bij de krant dat repressie en epuratie de creatie van een nieuwe groep malcontente, bittere opstandigen (tegen België) zouden bevorderen. Deze vrees zou inderdaad worden bewaarheid: vooral in Vlaanderen bestond (en bestaat nog) zo’n groep malcontenten.

De Nieuwe Standaard ontkende nochtans elk verband tussen de Vlaamse Beweging enerzijds, en collaboratie en incivisme anderzijds: “Het motief der Vlaamse Beweging diende eenvoudig als propaganda en traditioneel scherm, als uithangbord voor de al te goedgelovige volgelingen. Ze was van de eigenlijke collaboratie in aard en wezen volkomen verscheiden. Door de leiders werd die kleine massa bedrogen en misleid. Het was het moedwillig bestendigen van een verwarring en een zware zonde tegen den geest.”[44] Het incivisme was niet Vlaams. Tevens was het ook zo dat de CVP niet de partij was der incivieken, aldus de krant. In de socialistische en communistische pers werd de CVP meermaals zo voorgesteld.

Ondanks deze kritiek op repressie en epuratie zou De Nieuwe Standaard het inzake deze problematiek toch moeten ontgelden bij vele Vlamingen, die zelfs niet eens Vlaams-nationalisten waren. Dit was een rechtstreeks gevolg van een commentaarstuk in de krant n.a.v. de terechtstelling op 12 april 1946 van August Borms te Etterbeek. De reactie op de executie in Vlaanderen was - volgens de Encyclopedie van de Vlaamse Beweging - “algemene verontwaardiging, omdat men in hem niet de collaborateur, maar wel een symbool van de Vlaamse Beweging geraakt had.”[45] Op de redactie van De Nieuwe Standaard zag althans een deel van de redacteurs de zaken anders. In een ongesigneerd commentaar op de terechtstelling werd gesteld dat de fusillering van August Borms een gevolg was van zijn eigen onvergeeflijke houding onder twee wereldoorlogen na elkaar. De krant nam het Borms erg kwalijk dat “toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, hij de draad weer heeft opgenomen die in 1918 afgesneden was, alsof er geen twintig jaar Vlaamse ontplooiing en evolutie der nationale toestanden tussenbeide gekomen waren. (...) Het is de tragische misrekening van deze grijsaard, voor wie de tijd schijnbaar vijfentwintig jaar geleden is blijven stilstaan, dat hij niet begrepen heeft dat de vijand, die opnieuw ons vaderland binnenviel, niet enkel de vijand van België, maar meteen ook de vijand van Vlaanderen was, en dat hij, dr. Borms, niet alleen België, maar ook Vlaanderen verried toen hij de bezetter zijn diensten aanbood en hun gunsten afbedelde.” De krant eindigde het stuk ongemeen scherp: “Dr. Borms heeft ditmaal met zijn leven geboet voor een gedragslijn, die door de eeuwen in alle scherpte als een bewijs van lage verraderlijke aanleg wordt uitgelegd, en door de meesten, die de Vlaamse Beweging kennen, als een betreurenswaardig pathologisch geval.”[46] Op de redactie zelf van De Nieuwe Standaard had grote onenigheid geheerst over de inhoud van het artikel. Als gevolg van de nog onduidelijke hiërarchische structuur van de redactie had echter niemand voldoende gezag om de publicatie ervan tegen te houden[47].

Voor de krant en haar uitgever, de NV De Gids, “heeft het artikel onherstelbare gevolgen gehad. Telkens weer werd het in Vlaamse kringen tegen haar uitgespeeld. Zodat men kan zeggen, dat het als het ware het conflict tussen de Nieuwe en de oude Standaard heeft gekatalyseerd. Dat De Nieuwe Standaard systematisch voor matiging en beperking van de repressie heeft gepleit (...) kon het effect van het Borms-artikel niet meer teniet doen.”[48]

 

C. DE OVERNAMESTRIJD TUSSEN DE NV DE GIDS EN DE NV DE STANDAARD [49]

 

Zoals hierboven reeds vermeld bereikte een groep personen rond Léon Bekaert en Tony Herbert in het laatste kwart van 1944 een gentlemen’s agreement met de eigenaars van De Standaard (voornamelijk de familie Sap) omtrent de tijdelijke uitgave van hun bladen. “Daartoe kreeg de groep de beschikking over de gebouwen waarin de technische, administratieve en redactionele diensten waren ondergebracht, over de technische apparatuur voor het zetten en drukken van de publicaties, de documentatie van de diverse diensten en een zeer groot aantal personeels- en kaderleden. (...) Voor het gebruik van dit patrimonium zou de nieuwe groep enkele honderdduizenden frank per jaar betalen, sommigen zeggen maximum een half miljoen, bij wijze van symbolische vergoeding.”[50] Op 1 januari 1947 zou deze overeenkomst aflopen. Toen het einde van deze termijn in zicht kwam, startte een strijd om de controle over de krant die maar liefst acht maanden zou duren!

 

1. De eerste strubbelingen

 

De NV De Gids wenste haar machtspositie, verworven gedurende de afgelopen twee exploitatiejaren, niet zomaar af te staan. Vooral Tony Herbert en Jules Cardijn waren hiervoor niet te vinden[51]. In september 1946 - het proces tegen Het Algemeen Nieuws bevond zich toen in de eindfase - namen vertegenwoordigers van de NV De Gids dan ook contact op met mevrouw Antoinette Gylsen, weduwe van Gustaaf Sap, met het oog op een verlenging of vernieuwing van de overeenkomst. Het was Léon Bekaert zelf die mevrouw Sap ging opzoeken in haar kasteel Bloemendaele te Beernem. Hij ving er echter bot: de NV De Standaard hield het been stijf en stelde dat het gentlemen’s agreement moest worden uitgevoerd zoals het indertijd gestipuleerd was. Ze wilde dus zelf terug de uitgave van de kranten op zich nemen. De reden hiervoor was tweevoudig[52]: enerzijds was er de ontevredenheid over de lijn die De Nieuwe Standaard tot dan toe gevolgd had, en anderzijds speelde ook de financiële component een rol. Het krantenbedrijf kon winst opleveren, meer alleszins dan het haast symbolische bedrag dat de NV De Standaard slechts kreeg van de NV De Gids. Toch was de NV De Standaard bereid tot een toegeving: de NV De Gids zou mee de politieke lijn van de kranten mogen blijven bepalen. Daartoe zou een groep worden samengesteld met mensen uit beide groepen.

Deze regeling was echter onaanvaardbaar voor Bekaert en de zijnen. Zij konden enkel akkoord gaan met een verhoging van het huurgeld tot enkele miljoenen per jaar. Daartegen tekende de NV De Standaard dan weer protest aan: het onderhoud, de vernieuwing en de uitbreiding van de gebouwen, de drukpersen en de zetmachines kostten veel meer dan de huurprijs zou opleveren. Bijgevolg zouden haar aandeelhouders na verloop van enkele jaren blijven zitten met verouderde gebouwen en waardeloze machines. Dit was ontoelaatbaar.

In oktober 1946 werd het sekwester gelicht waaronder de NV De Standaard na de Bevrijding door minister Demany was geplaatst. Wettelijk gezien kon de groep dus weer krantentitels gaan uitgeven. Toch stond ze, in haar polemiek met de NV De Gids, niet sterk. De groep beschikte immers niet over haar krantentitels, die nog ‘uitgeleend’ waren tot 1 januari 1947, en bezat haast geen politieke invloed. CVP-Kamerlid Alfons Verbist was de enige katholieke personaliteit die het goed recht van de NV De Standaard erkende (om vanaf januari 1947 zelf haar kranten terug uit te geven), maar tevens waarschuwde hij ervoor dat een strijd tegen de NV De Gids ‘uitermate moeilijk en gevaarlijk zou zijn’. Hij raadde aan een consensus te zoeken[53]. De NV De Gids daarentegen kon wél invloed uitoefenen op de politiek en misschien zelfs op het gerecht. Daarmee zou ze ook daadwerkelijk hebben gedreigd, al is hiervan geen bewijs terug te vinden. De enige troef waarover de NV De Standaard beschikte, was de steun van het personeel dat haar voormalige werkgevers trouw bleef. Deze steun zou algauw erg belangrijk blijken te zijn.

Begin november 1946 lanceerde de NV De Gids haar eerste grote offensief. Ze kondigde op 2 november 1946 in De Nieuwe Standaard het volgende aan[54]: “De NV De Gids werd in november 1944 opgericht, ten einde, door uitgave van dagbladen, weekbladen en tijdschriften, de Katholieke, Vlaamse en vaderlandse gedachte te dienen. Aangezien onder de huidige voorwaarden geen mogelijkheid blijkt te bestaan deze gedachte verder op onafhankelijke wijze te verdedigen in de door ons uitgegeven bladen ONDER HUN THANS GEBRUIKTE TITELS, heeft de beheerraad van de NV De Gids besloten deze titels te wijzigen. De Nieuwe Standaard wordt De Nieuwe Gids, Het Nieuwsblad wordt Het Morgenblad, Ons Volk wordt De Periscoop, Ons Volkske wordt ‘t Kapoentje, de Spectator blijft ongewijzigd. De nieuwe schikkingen treden in voege op maandag 4 november.” Via deze tactiek van het laten verdwijnen van de gekende titels trachtte de NV De Gids haar tegenstander schaakmat te zetten: krantentitels die enkele maanden van de markt bleven, hadden het altijd uiterst moeilijk om terug te komen.

De NV De Gids had in haar strategie echter zonder het personeel gerekend. Reeds vanaf het begin der onderhandelingen in september 1946 was een vertegenwoordiger van de NV De Standaard, gewezen onderdirecteur Frans De Roy, in contact getreden met vroegere kaderleden van de vennootschap en via hen met het voormalig personeel. Uit die contacten was gebleken dat zo’n tweehonderd werknemers blijkbaar nog erg sterk gehecht waren aan hun vroegere werkgevers: hun nieuwe bazen (die nochtans hun loon uitbetaalden) beschouwden ze zowaar als indringers. Toen op zondag 3 november de nieuwe krantenkoppen in gebruik zouden worden genomen, speelde de NV De Standaard de enige kaart uit die ze op dat moment had: Frans De Roy ging, in gezelschap van Albert De Smaele, toekomstig schoonzoon van mevrouw Sap, het personeel van de drukkerij toespreken.

Albert De Smaele werd geboren te Schaarbeek op 18 juni 1921[55]. Zijn jeugd maakte hij door in Aalst, waar zijn vader industrieel was. Van 1938 tot 1943 studeerde hij aan de Leuvense universiteit, waar hij doctor in de rechten werd, baccalaureus in de thomistische wijsbegeerte, licentiaat in het notariaat en in de politieke en sociale wetenschappen. In zijn studentenperiode was De Smaele in 1942 voorzitter van het KVHV Oost-Vlaanderen, en in 1943 algemeen voorzitter van die vereniging. In 1942 stichtte hij in Aalst de Ozanamkring, een caritatieve studentenvereniging. Na de oorlog vervulde hij zijn legerdienst in Ierland en was zes maanden verbonden aan het kabinet van UDB-minister van Oorlogsschade Jacques Basyn. Gedurende zeven maanden vervulde hij stage bij de Brusselse balie. Inmiddels was hij verloofd met Godelieve Sap, dochter van wijlen minister Sap[56]. Daardoor raakte hij betrokken in de overnamestrijd rond De Standaard. Algauw nam hij daarin het voortouw, zij het in nauw overleg met zijn schoonmoeder Antoinette Gylsen.

Frans De Roy en Albert De Smaele legden het personeel van de drukkerij uit dat de NV De Gids het gentlemen’s agreement weigerde na te leven, dat de naamsverandering geen goede zaak was voor het bedrijf, en bezwoeren de arbeiders het werk neer te leggen. Ze beloofden alle lonen uit te betalen tot aan het jaareinde[57]. Hun redevoering had succes. De arbeiders legden daadwerkelijk het werk neer, waardoor de nieuwe krantentitels niet konden verschijnen. Op maandag 4 en dinsdag 5 november lag geen enkele krant van de NV De Gids in de krantenwinkel. Dit zorgde voor beroering bij de NV De Gids. Het duurde dan ook niet lang of Léon Bekaert zelf nodigde Albert De Smaele uit om een vergadering met de Gids-leiding bij te wonen, op 4 november. Na heftige besprekingen werd uiteindelijk op 5 november toch een voorlopige overeenkomst bereikt, die erin bestond dat de kranten onder dezelfde titels zouden blijven verschijnen tot einde maart 1947. In de tussentijd zou gepoogd worden een definitief akkoord te bereiken. Met het oog hierop zou zelfs een speciaal college van bemiddelaars worden gevormd, bestaande uit drie katholieke personaliteiten: CVP-Kamerlid Alfons Verbist (voor de NV De Standaard), CVP-voorzitter August De Schryver (voor de NV De Gids) en een derde nader aan te duiden persoon door de NV De Gids en de NV De Standaard. Dit zou de CVP-Senator Maurice Schot worden. Afgesproken werd dat geen van beide partijen tijdens de onderhandelingen ook maar één stap zou zetten zonder instemming van het college. Was einde maart 1947 geen akkoord bereikt, dan zou de NV De Gids stante pede de gebouwen van de NV De Standaard verlaten.[58]

Na dit voorlopig akkoord kon de krant terug verschijnen: de arbeiders begaven zich terug aan het werk, en op 6 november lag De Nieuwe Standaard terug in de winkels, zij het die dag met als co-titel Het Nieuwsblad. De uitleg die de lezer werd verschaft hieromtrent luidde als volgt: “Aangezien de onderhandelingen tussen de NV De Gids en de NV De Standaard een gunstig verloop hebben, verschijnen de bladen vanaf morgen weer zoals vroeger. Ingevolge technische noodwendigheden worden de bladen vandaag tot een gemeenschappelijke uitgave versmolten. Morgen zullen de gebruikelijke edities weer afzonderlijk verschijnen.”[59] Nog twee dagen later gaf de krant iets meer uitleg omtrent de niet doorgevoerde titelwijziging, nadat andere kranten hierover hadden geschreven in hun edities: “Het niet doorzetten van de voorgenomen titelwijziging houdt alleen verband met de uitbating van de drukkerij, waar voornoemde publicaties gedrukt worden. Geen enkele wijziging in het Beheer, de directie en de redactie heeft plaats gehad. De NV De Gids staat volledig onafhankelijk en volgt in haar uitgaven dezelfde lijn als vroeger.”[60]

Inmiddels verliepen de onderhandelingen o.l.v. het speciaal daartoe opgericht college niet erg vlot. Wederzijds wantrouwen bemoeilijkte de besprekingen. Bovendien trachtte, volgens Albert De Smaele, de vertegenwoordigers van de NV De Gids “de besprekingen te beïnvloeden door hun feitelijke machtspositie te belichten en te wijzen op moeilijkheden die de vertegenwoordigers van de tegenpartij zouden kunnen ondervinden indien ze niet tot een door De Gids gewenste overeenkomst zouden komen.”[61]

Beide groepen deden meer dan eens hun beklag bij het bemiddelingscomité over het schenden van de overeenkomst door de andere groep. Zo was de NV De Standaard ontstemd over het feit dat de NV De Gids zich niet neutraal opstelde tegenover het personeel (ze feliciteerde diegenen die niet staakten begin november[62]), en dat de chef der verkopers de toegang tot de burelen werd ontzegd. Uit betrouwbare bron had de NV De Standaard tevens vernomen dat de NV De Gids zonder medeweten van de bemiddelaars onderhandelingen had gevoerd met Het Volk, de gebouwen had laten schatten, en de abonnementen had laten verlengen voor zes maanden.[63] De NV De Standaard achtte zich niet langer gebonden aan het akkoord van 5 november, na deze in haar ogen flagrante schendingen door de NV De Gids.

Op haar beurt viel de NV De Gids uit naar de NV De Standaard. In een brief aan mevrouw Sap klaagde de NV De Gids aan dat de NV De Standaard het akkoord schond door aan het personeel van De Gids onderrichtingen te geven en er vergaderingen mee te beleggen. Bovendien had de NV De Standaard reeds een redactie en hoofdredactie voor Het Nieuwsblad samengesteld, zonder de bemiddelaars te waarschuwen.[64]

Een ultieme bijeenkomst op 31 december 1946 van het bemiddelingscomité om tot een akkoord te komen, mislukte. Daarop schoot Albert De Smaele dadelijk in actie. Nog dezelfde dag vond hij na lang zoeken een deurwaarder die bereid was aan de NV De Gids een vooropzeg te betekenen van drie maanden. Dit betekende dat de NV De Gids verplicht was ten laatste op 30 maart 1947 de gebouwen aan de Jacqmainlaan te ontruimen. Met deze vooropzeg wilde De Smaele zijn tegenstanders een stap voor zijn: hij vreesde nl. dat die zich op de huurwetgeving zouden beroepen, die stipuleerde dat niemand uit zijn of haar huis kon worden gezet bij het aflopen van de huurovereenkomst, zonder dat een vooropzeg van drie maanden was betekend[65].

 

2. Naar een climax in de strijd

 

De oproep tot een kapitaalsverhoging

Nu pas barstte de strijd volop los, op verschillende fronten. Beide partijen beseften maar al te goed dat het nu alles of niets was. Een eerste zet van de NV De Gids betrof een oproep tot kapitaalsverhoging in de krant van 3 januari 1947. In een artikel ‘Aan onze lezers’ verschafte de krant wat meer uitleg. “De NV De Gids heeft door het uitgeven van De Nieuwe Standaard aan de Vlamingen het leidinggevend blad willen schenken dat zij nodig hebben en verdienen.” De NV De Gids wilde naar eigen zeggen de leidende kringen in Vlaanderen een krant van een hoog peil aanbieden. Vervolgens ging ze haar eigen programma van 10 november 1944 parafraseren: vooral de christelijke inspiratie en de wil om de Vlamingen positief te laten aankijken tegenover België werden benadrukt. De Nieuwe Standaard wilde binnen de Vlaamse gemeenschap voorop gaan en leiden, niet onderweg treuzelen. Ze wilde een ruggensteun blijven voor de CVP, en “het blad van de katholieke Vlaamse gemeenschap: we zullen nooit dulden het blad te worden van een kliek of een persoon.”[66] Dit laatste was een duidelijke sneer naar de NV De Standaard en de familie Sap. Om haar te positie te kunnen handhaven, wilde de NV De Gids een kapitaalsverhoging van 2,5 naar tien miljoen doorvoeren, en deed een beroep op haar lezers hieraan mee te werken. De nieuwe aandelen zouden net als de oude 1000 frank kosten en waren nominaal, en “opdat zij steeds het gemeengoed blijven van gans het katholieke Vlaanderen, is statutair bepaald dat niemand meer dan vijf % van het maatschappelijk kapitaal mag bezitten”. Dit was nog een sneer naar de familie Sap.

Ook de volgende dagen en weken bleef de krant op de eerste pagina een oproep richten tot de lezer om in te schrijven op de kapitaalsverhoging. Telkens stond er een boodschap bij, een soort reden waarom zeker moest worden ingeschreven. Zo bvb.: “Er zijn in Vlaanderen mensen die dat niet inzien, die zich nog altijd blind staren op de politiek en op de toestanden van vóór 1940.”[67] Die blijven in de Vlaamse Beweging oude stijl steken, en vertonen een negativistische ingesteldheid. De Gids deed daar niet meer aan mee.

Inmiddels deelden de NV Periodica, de firma die de drukkerij aan de Jacqmainlaan uitbaatte en behoorde tot de Standaard-groep, en de NV De Standaard op 6 januari 1947 in een perscommuniqué mee dat zij de uitgave van de door haar gedrukte  bladen van 1 april 1947 af mede ‘aan een andere groep vooraanstaande Vlamingen’ zouden toevertrouwen. Deze groep zou van De Standaard “een blad maken dat de constructief denkende en loyale katholieke Vlamingen zal verenigen”. Nauwelijks twee dagen later verscheen al een bitsige reactie in De Nieuwe Standaard onder de kop ‘Ons antwoord’: “Tot tweemaal toe heeft de NV De Standaard door een machtsgreep gepoogd ons onze rechten te ontnemen: de eerste maal op 4 november 1946 met gedeeltelijk succes, de tweede maal op 31 december 1946 zonder succes. Door Mr. De Smaele, U.D.B.-ist uit Aalst, schoonzoon van Mw. Sap, werd aan een groep malcontenten de redactie aangeboden van de bladeren, die de NV De Standaard (familie Sap) op 1 april 1947 beweert te zullen uitgeven.”[68] De NV De Gids van haar kant verklaarde haar bladen in elk geval te blijven uitgeven, zij het in een nieuwe drukkerij. De krant vroeg haar lezers: “Uw antwoord: Zult gij de pogingen, om de pers van de katholieke Vlamingen in gevaar te brengen, steunen? Zult gij dulden dat de eenheid der CVP, zoals weleer de eenheid der katholieke partij, door een persoon of een groep personen of een familie zou ondermijnd worden? Zult gij een nieuwsoortig U.D.B.-isme in Vlaanderen laten opkomen? Of zult gij trouw blijven aan het werk van Katholiek, Vlaams en Vaderlands herstel en vernieuwing, dat na de bevrijding door de honderden aandeelhouders van de NV De Gids gewild werd?”[69] Daarop drong De Nieuwe Standaard nogmaals aan om in te schrijven op de kapitaalsverhoging.

De NV De Standaard begon in de eigen schoot inmiddels aan de voorbereiding van de uitgave van een aantal krantentitels. Nota’s en schema’s werden opgesteld, o.m. m.b.t. ‘de staat der grondstoffen, welke zouden nodig zijn, om het bedrijf gedurende een maand en twee maand te voeden, op basis van de huidige oplage der bladen’[70], etc. Tegelijk werd begonnen aan het samenstellen van een groep Vlamingen die de uitgave van de eigen bladen ter harte zou nemen.

 

Verdere pogingen tot onderhandelingen door het bemiddelingscomité

In het verziekte klimaat tussen beide groepen bleef het bemiddelingscomité pogingen ondernemen om de twee groepen te verzoenen. Uit een brief van Albert De Smaele aan zijn schoonmoeder mevrouw Sap kunnen we enkele elementen afleiden van de overeenkomst die Senator Schot aan beide partijen moet hebben voorgesteld[71]. De NV De Standaard zou maandelijks vijf % op de bruto verkoopwaarde van de door de NV De Gids gedrukte kranten incasseren, met een minimum van 250 000 BEF per maand. De NV De Gids kon voorlopig de kranten blijven uitgeven. Een aflooptermijn stond hier niet op: de bedoeling was dat in de tussentijd beide groepen naar elkaar zouden toegroeien. De NV De Standaard wilde aan deze overeenkomst alleszins het ontslag van Tony Herbert als afgevaardigd beheerder en beheerder van de NV De Gids toegevoegd zien. Contact zou daartoe opgenomen worden met Léon Bekaert. Tevens moest Edmond Grimonpont in zijn functie van chef der verkopers worden hersteld.

Of dit ook de termen van het definitieve voorstel van CVP-Senator Maurice Schot waren is ons niet bekend. Wel weten we dat de overeenkomst door de NV De Gids op 20 februari 1947 werd verworpen. De NV De Standaard beschouwde dit als het einde van de bemiddelingspogingen: een vergelijk was voor haar vanaf dat ogenblik niet meer mogelijk[72]. Toch ondernam het comité nog een ultieme poging. Op 28 februari 1947 richtten August De Schryver, Alfons Verbist en Maurice Schot een brief tot de beide raden van beheer. Hij bevatte een ultiem voorstel tot overeenkomst. Gevraagd werd in geval van akkoord de tekst ondertekend terug te sturen. De overeenkomst bevatte een achttal punten en stipuleerde dat De Gids nog tien jaar haar huidige uitgaven mocht voortzetten[73]. Daarna moest ze de gebouwen, machines etc. in een goede staat terug aan de NV De Standaard in bezit geven. De NV De Standaard zou  vijf % van de bruto opbrengst van de verkoop van de uitgaven van de NV De Gids ontvangen, met een minimum van 250 000 BEF per maand, alsook jaarlijks 50 % van de zuivere winsten van de NV De Gids incasseren. Beide groepen mochten elkaar geen concurrentie aandoen. De twee beheerraden zouden elk een beheerder van de andere groep opnemen.

Druk werd uitgeoefend opdat dit voorstel zou worden aanvaard. Zo vroeg Alfons Verbist tweemaal  mevrouw Sap met aandrang dat ze de tekst zou ondertekenen, alsook richtte de rector van de Leuvense universiteit een brief aan mevrouw Sap waarin hij aandrong op verzoening tussen beide partijen: die was broodnodig in het belang van het katholieke Vlaanderen[74]. In hoeverre kardinaal Van Roey tussenkwam is ons onbekend. Zeker is wel dat Alfons Verbist hem nauwgezet op de hoogte hield van de ontwikkelingen[75].

Het mocht echter niet baten: terwijl de NV De Gids met het voorstel akkoord ging en de tekst op 4 maart ondertekend terugstuurde, verwierp de NV De Standaard de overeenkomst[76]. Ze beschouwde de onderhandelingen sinds de verwerping van De Gids op 20 februari van de vorige ontwerptekst als afgelopen. Een laatste brief van August De Schryver aan mevrouw Sap op 7 maart haalde niets meer uit: zijn voorstel tot een allerlaatste bespreking stootte op een njet. Naar eigen zeggen ging de NV De Standaard inmiddels over tot de oprichting van een vereniging bestaande uit weldenkende Vlamingen die de leiding van de bladen uitgegeven door haar zou leiden. Verdere besprekingen waren dan ook nutteloos.[77]

 

Poging van de NV De Gids om het personeel aan haar kant te krijgen[78]

Op 15 maart drukte voormalig onderdirecteur Frans De Roy in een nota op het belang voor de NV De Standaard om een goede relatie te onderhouden met de propagandisten-verkopers. Het was nodig, zo stelde hij, “in bestendige voeling te staan met die verkopers, want De Gids zal alles doen wat ze kunnen, om die mensen te overhalen om voor hen te werken”[79]. In de dagen na het schrijven van deze nota deed Tony Herbert inderdaad een poging een wig te drijven tussen de NV De Standaard en de propagandisten voor de krant, op dat ogenblik aan het werk voor de NV De Gids. Het was voor Herbert ten zeerste van belang de propagandisten aan zijn kant te krijgen: in die tijd hingen de verkoopcijfers vooral af van hun inspanningen. Zij deden de krantenronde, wierven nieuwe abonnementen, en bestendigden de bestaande. Ze kenden de lezers vaak persoonlijk. Hij vertelde hen dat de NV De Standaard geen akkoord wenste, anti-Belgisch was, en een scheuring nastreefde binnen de CVP. Hij wees op de werkonzekerheid die de propagandisten zouden ondervinden bij de NV De Standaard. Ze zouden geen geschreven contract krijgen: durfden ze de belangen van vrouw en kinderen op het spel zetten door met de NV De Standaard in zee te gaan? De NV De Standaard en haar vertegenwoordigers, Edmond Grimonpont (chef van de propagandisten) en Frans De Roy (voormalig onderdirecteur) waren onbetrouwbaar en verbitterd, aldus Tony Herbert. Deze poging had evenwel weinig succes. De meeste propagandisten - meer dan 90 %, aldus De Roy - bleven trouw aan de NV De Standaard.

 

De huurwetgeving en naamsverandering van de Gids-kranten

De NV De Gids gooide de strijd ook nog over een andere boeg. Boven reeds hadden wij het over de huurwetgeving, waardoor Albert De Smaele zich eind 1946 genoodzaakt zag een vooropzeg te laten betekenen door een gerechtsdeurwaarder. Daarmee dacht hij zijn tegenstanders voor te zijn. Dit was echter allerminst het geval: de huurwetgeving bleef de NV De Standaard problemen bezorgen. Kort na nieuwjaar 1947 verscheen immers een Ministerieel Besluit dat elke uitdrijving van een huurder onmogelijk maakte, zelfs mits eerbiediging van de voorziene vooropzeg[80]. Durnez merkt in dit verband op dat “het wel leek alsof dit besluit speciaal tegen de NV De Standaard was ontworpen”[81]. Desalniettemin moesten Albert De Smaele en de NV De Standaard, wilden ze begin april 1947 terug zelf hun kranten uitgeven, een middel vinden om deze nieuwe maatregel teniet te doen. Anders kon de NV De Gids de gebouwen aan de Jacqmainlaan nog lang betrekken.

Tegelijk wilde Albert De Smaele een einde stellen aan de in zijn ogen ongeoorloofde anti- campagne in De Nieuwe Standaard. Meermaals stelde de krant de NV De Standaard in een slecht daglicht, en van deze gelegenheid werd tevens gebruik gemaakt om propaganda te voeren voor de eigen Gids-publicaties, die weldra (na 31 maart) onder een nieuwe titel zouden verschijnen. De Nieuwe Standaard zou De Nieuwe Gids worden, Het Nieuwsblad werd ‘t Vrije Volksblad, Ons Volk werd Overal!, en Ons Volkske werd ‘t Kapoentje. Volgens De Smaele kon het niet dat de krant de nieuwe bladen voorstelde als een voortzetting van de huidige: die waren immers geen Gids-eigendom! Wilde de NV De Gids publiciteit maken voor haar nieuwe bladen, dan moest ze dat maar in andere kranten doen.

Om beide redenen spande de NV De Standaard een kortgeding aan. Aan de voorzitter van de rechtbank werd gevraagd beslag te mogen leggen op alle rekeningen van de NV De Gids, alsook werd hij erom verzocht het Ministerieel Besluit dat de uitdrijving van huurders verbood, onwettig te verklaren. Het vonnis was ophefmakend: de rechtbank, in de persoon van vrederechter Jozef Lauwers (derde kanton Brussel), gaf de NV De Standaard op 31 maart 1947 op beide vlakken gelijk. Niet alleen zouden de rekeningen van de NV De Gids effectief worden geblokkeerd, maar ook besliste de rechter dat de vooropzeg die op 31 december 1946 betekend was, kon uitgevoerd worden[82]. De NV De Gids had de strijd dus verloren.

 

Afloop

Daags na de uitspraak ontmoetten Albert De Smaele en Jan de Spot (verantwoordelijk uitgever van De Nieuwe Standaard)  elkaar op de griffie van de rechtbank, waar beiden het vonnis kwamen inkijken. De Smaele bezwoer zijn tegenstrever dat hij diezelfde dag nog (1 april) vergezeld van een deurwaarder naar de Jacqmainlaan zou komen om de NV De Gids uit te drijven. Dit stelde de NV De Gids voor een zwaar praktisch probleem: haar nieuwe drukkerij aan de Zandstraat was nog lang niet gebruiksklaar. Gelukkig voor haar kon, toen De Smaele zich diezelfde dag effectief aanmeldde aan de Jacqmainlaan, een vergelijk worden gevonden, dat bepaalde dat de NV De Gids nog veertien dagen uitstel van uitdrijving kreeg. Voor de NV De Standaard betekende dit dat de publicatie van De Standaard nog even moest worden uitgesteld. Met Het Nieuwsblad ging men op 2 april al opnieuw van start. “De Smaele had handig gemanoeuvreerd. Dankzij zijn onmiddellijk optreden en tezelfdertijd het toestaan van een verhuisperiode van een paar weken, werd een feitelijke toestand geschapen waarop niet meer kon worden teruggekomen. (...) Alles was toen definitief geregeld, er kon niets meer aan veranderd worden...”[83]

De Nieuwe Standaard verscheen een laatste keer op 11 april 1947. Zonder veel poeha werd aangekondigd dat het blad vanaf morgen onder de titel De Nieuwe Gids zou verschijnen, en dat de kantoren waren overgebracht naar de Zandstraat 13-17 te Brussel. Ook in het eerste nummer van De Nieuwe Gids werd weinig commentaar gegeven rond de naamsverandering. Pas op 23 april kwam de krant nog eens terug op de afgelopen strijd. Onder de titel ‘De weg terug?’ beschreef de krant hoe er geen akkoord kwam tussen de NV De Gids en de NV De Standaard, niet omwille van financiële redenen, maar omdat de NV De Gids de onafhankelijkheid van haar uitgaven wilde vrijwaren. “Wij wilden beletten dat onze dag- en weekbladen zouden gebruikt worden om een verkeerde politiek te dienen en vroeg of laat anti-nationale oogmerken te helpen verwezenlijken.”[84] De NV De Standaard, zo werd nog vermeld, had de uitgave van haar bladen in handen gegeven van de vzw De Schakel.

In datzelfde nummer van 23 april hekelde De Nieuwe Gids sterk een artikel verschenen in Het Nieuwsblad van de dag voordien - De Standaard verscheen tot op dat ogenblik nog niet - waarin vermeld werd dat bepaalde flaminganten “door België werden gebrandmerkt, maar Vlaanderen erkent dit brandmerk niet”. Het blad viel in het artikel scherp uit naar de repressie en epuratie die anti-Vlaams was, en in Vlaanderen niets oploste. De Nieuwe Gids, net als heel wat linkse kranten trouwens, repliceerde hierop: “De geest die blijkt uit deze regelen is de geest van de anti-Belgische ophitserij, van de morele goedkeuring en verdediging van het verraad. Men begint er al weer mee Vlaanderen tegen België in het harnas te jagen. Zij die bereid waren om vanaf het begin der bezetting, en zeker bij een Duitse overwinning, Vlaanderen en de Vlaamse Beweging aan de Duitsers op te offeren, willen nu ook de erenamen ‘geus’ en ‘brigand’ ontwaarden. (...) Voor deze ‘zwarten’ is België al weer de verdrukker en de vijand van Vlaanderen; het verraad zal weldra geëerd worden, en wij zien reeds het ogenblik in het verschiet waarop ook Elias, Vandewiele en konsoorten als Vlaamse martelaars en slachtoffers van de Belgische haat zullen opgehemeld worden; en nu men toch op weg is België weer bij de ‘Vlaamsgezinde’ Vlamingen als de hatelijke dwingeland voor te stellen, kan men weldra ook bloemen gaan leggen op het graf van den beul van Breendonk, die juist voor zijn terechtstelling nog de onbeschaamdheid had een Vlaams strijdlied aan te heffen, alsof hij in Vlaanderens naam duizenden medeburgers had helpen folteren en vermoorden! Het weze toegegeven dat men met het woord ‘zwarte’ heeft geschermd tegenover mensen, die dit verwijt niet verdienden. Maar de geest van Vlaams negativisme, van voorwaardelijke trouw aan het vaderland, van anti-Belgicisme en morele verdediging der geestelijke collaboratie met den vijand, deze anti-nationale, anti-Belgische geest, welke thans een spreekbuis heeft gevonden, behoort voor de overgrote meerderheid der bevolking tot een onzalig verleden, en zal tot dit verleden blijven behoren.”[85] Harde taal dus aan het adres van de NV De Standaard!

 

D. DE STANDAARD TERUG IN OUDE HANDEN

 

Toen de eigenaars van De Standaard op 6 januari 1947 in een communiqué de breuk met de NV De Gids bekend maakten, verklaarden zij de uitgave van hun bladen toe te vertrouwen aan een groep ‘vooraanstaande Vlamingen’. De vorming van deze groep nam een aanvang einde 1946. Jozef Clottens, al sinds de jaren dertig beheerder van de NV De Standaard en medeoprichter van diverse Vlaamse verenigingen, benaderde Willem Melis. Hij vroeg hem  om - met zijn groep (m.i.v. Paul Persyn[86]) - in onderhandeling te treden met de raad van beheer van de NV De Standaard, teneinde op één of andere manier tot een heruitgave van De Standaard te komen. Melis zou de krant eventueel met een onafhankelijke groep kunnen publiceren. Deze gedachte was een voorbode van de oprichting van de vzw De Schakel.

 

1. De oprichting van de vzw De Schakel

 

De bedoeling die oorspronkelijk achter de oprichting van de vzw De Schakel stak, was, aldus Albert De Smaele, om een groep Vlaamsgezinden samen te brengen o.l.v. Alfons Verbist die samen met de uitgevers van De Standaard de algemene politieke lijn van de krant zou bepalen. Toen dit niet kon doorgaan wilde de NV De Standaard, volgens De Smaele, toch over een soort beschermheerschap beschikken voor de krant van Vlamingen van verschillende geestesstromingen[87]. De NV De Standaard wilde zo aantonen dat de krant niet een zaak was van één familie, maar gedragen werd door de brede Vlaamse Beweging.

Aanvankelijk dus werd Verbist aangezocht om een dergelijke groep te vormen. Hij aanvaardde doch na verloop van tijd - rond half november 1946, na de strubbelingen rond de naamsverandering[88] - zag hij zich echter genoodzaakt zijn inspanningen te staken: zowel kardinaal Van Roey als leidende CVP-kringen hadden hem al te sterk onder druk gezet hiertoe[89]. De CVP zag natuurlijk liever De Standaard met haar onafhankelijke koers (d.i. onafhankelijk van de partij) niet terugkeren. Wat de reden voor de druk vanuit het aartsbisdom was, is minder duidelijk. Aangenomen wordt dat kardinaal Van Roey beducht was voor een nieuwe opstoot van strijdend flamingantisme, alsook zag hij waarschijnlijk liever een (katholieke) partijgetrouwe krant verschijnen dan een soort vrijbuiter. Bovendien beschikte Léon Bekaert over erg goede introducties bij de kardinaal.

Jozef Clottens, beheerder van de NV De Standaard, sprak dan eind 1946 Willem Melis aan. Melis was een doctor in de rechten die voor de oorlog lid was geweest van het Verdinaso. In 1938 verliet hij de beweging, om de rangen ervan na de dood van Joris Van Severen terug te vervoegen. Toen het Verdinaso in 1941 een eenheidsbeweging vormde met het VNV verliet hij de beweging opnieuw[90]. Algauw werd zo’n groep samengesteld: ze zou luiden naar de naam vzw De Schakel.[91] Even werd er, in het licht van de onderhandelingen met de NV De Gids, nog aan gedacht om ook mensen van de NV De Gids in de groep op te nemen, maar gezien de afloop van die onderhandelingen, ging dit uiteindelijk niet door. Bovendien rees hiertegen protest o.m. van Standaard-beheerder Jef Clottens, die stelde dat door de opname van Gids-lui, de groep zichzelf zou discrediteren in Vlaanderen: er kwam immers scherpe kritiek los op de Gids-kranten.

Op 22 maart 1947, in het hotel Sirius aan de Adolf Maxlaan in Brussel, werd de vzw De Schakel officieel opgericht. De stichtende leden waren: Edward Clottens (ere-ambtenaar en broer van Jozef), Herman Engels (een nijveraar uit Antwerpen), Jan Lebeer (een Antwerpse arts), Ferdinand Maertens (een ingenieur uit Kortenberg), Cyriel Neefs (een Mechelse leraar en parlementslid), Hippolyte Rouwens (een Antwerps advocaat), Maurits van Haegendoren en Jozef van de Perre (uit Zandhoven).

Artikel 1 van de statuten van de vzw bepaalde dat de vereniging tot doel had “alleen of in samenwerking met derden de uitgave en de verspreiding van tijdschriften, periodieken, dag- en weekbladen of deze uitgaven door medewerking te bevorderen”[92].

Eén van de stichtende leden van de vzw was Jo(zef) van de Perre, de zoon van de belangrijkste Standaard-stichter Alfons. In een brief aan Maurits van Haegendoren waarin hij hem vroeg ook toe te treden tot De Schakel, stelde hij het doel van de vzw als volgt voor: “De NV De Standaard heeft de vzw De Schakel verzocht, haar bladen uit te geven, er totaal onafhankelijk van elke invloed lijn en richting van te bepalen en zelf de redacteurs aan te duiden. Ten einde deze opdracht te kunnen vervullen tot voldoening van alle Katholieke Vlamingen, blijkt het wenselijk De Schakel derwijze in te richten dat de meningen van de onderscheiden gouwen vrijmoedig tot uiting kunnen komen. Wij zijn dan ook zo vrij beroep te doen op de offervaardigheid van een twintigtal gekende Vlaamse personaliteiten, om samen deze zending waar te nemen.”[93]

Diezelfde dag nog werden veertien leden gecoöpteerd: Emiel de Winter (de voormalige secretaris-generaal van het departement Landbouw en Voedselvoorziening die na de oorlog getroffen werd door de repressie), Frans D’haese (hoofd van de coördinatiedienst van de Raad van State), Jos Fierens, Jan Frans Fransen, Jozef Rombouts (medeoprichter van de VOS en voorvechter van de Vlaamse rechten in het leger), Willem Melis (die dezelfde dag nog werd aangesteld tot secretaris van de raad), Edm. van der Meulen, Edgar van Dessel, Emiel van Hamme (volksvertegenwoordiger), Willy van Hille, R.H. Welvaerts, Norbert Max Wildiers (kapucijnenbroeder), Leo Delwaide (oorlogsburgemeester van Antwerpen) en Jozef Uytterhoeven (voor de oorlog werkzaam op De Standaard). Al deze namen, ook deze van de stichtende leden, genoten een zekere bekendheid in Vlaams-katholieke kringen. Sommigen onder hen waren getroffen door de repressie, anderen waren uitgesproken CVP-figuren, alsook bevonden er zich Vlaams-nationalisten van diverse strekking tussen.

Nog op de stichtingsvergadering zelf werd door de leden een opmerkelijk besluit genomen: “De vereniging zal geen bladen uitgeven in geval van oorlog en van vreemde bezetting. Met het oog daarop zou een reservefonds moeten gesticht worden voor het werkloos personeel.”[94] De vzw trok blijkbaar lessen uit de ervaringen in het verleden.

Op 5 maart 1947, dus nog voor de officiële oprichting van de vzw De Schakel, werd een ontwerp van overeenkomst opgesteld - door wie is onduidelijk: waarschijnlijk door mensen van de op te richten vzw De Schakel - die de verhouding tussen de NV De Standaard en de vzw De Schakel moest regelen. Daarin vertrouwde de NV De Standaard voor een periode van vijf jaar de uitgave van haar bladen De Standaard, Het Nieuwsblad, Ons Volk Ontwaakt en Ons Volkske toe aan de vzw De Schakel. Artikel 2 stipuleerde dat “de vzw De Schakel in het raam van deze overeenkomst zal zorgen voor de volledige redactie van deze bladen, voor de politieke richting ervan. Zij zal derhalve instaan voor het aanwerven van het redactionele personeel en de administratieve leiding ervan.”[95] Verder verbond de NV De Standaard er zich toe om De Schakel maandelijks een geldbedrag ter beschikking te stellen, om de onkosten van de redactie te dekken.

Deze overeenkomst werd evenwel niet onmiddellijk geratificeerd[96]. Op de vergadering van de beheerraad van De Schakel van 12 mei - De Standaard verscheen dan al meer dan een week - werd zelfs gesproken over een nieuw voorstel van overeenkomst met de NV De Standaard. Blijkbaar liepen de besprekingen hieromtrent toch niet zo gemakkelijk. Die zouden nooit worden geregeld.

Toen bekend raakte dat de NV De Standaard haar bladen niet langer door de NV De Gids zou laten uitgeven, verwekte dit weinig geestdrift in CVP-rangen. Men hoefde niet helderziende te zijn om te voorspellen dat De Standaard een radicalere Vlaamse en tevens meer onafhankelijke koers zou volgen dan het blad van Bekaert en Herbert. Van meet af aan poogden de hoogste partij-instanties in samenspraak met de kerkelijke overheid dan ook om stokken in de wielen te steken.

Nog voor de officiële oprichting van De Schakel schreef Jozef Clottens op 18 maart 1947 al aan verbondssecretaris van de VVKS Maurits Van Haegendoren: “Ofwel moeten daadvaardige vrienden ons bijspringen ofwel moeten wij het opgeven tegenover het laag gekuip van de hoogste katholieke instanties”[97]. De Schakel zelf liet zich echter evenmin onbetuigd. Op 28 maart 1947, zes dagen na haar oprichting, richtte ze zich via een brief rechtstreeks tot de CVP-voorzitter. Dit deed ze nadat was gebleken dat op een bijeenkomst van voorzitters en secretarissen van de CVP-afdelingen, een beheerder van de NV De Gids een uiteenzetting was komen geven omtrent het conflict met de NV De Standaard. De Schakel raadde de CVP aan “dat het in het belang is van de eenheid onder de Katholieke Vlamingen, dat de CVP als dusdanig in deze aangelegenheid niet tussen beide zou komen.”[98] Tegelijkertijd zond De Schakel een brief rond aan alle CVP-parlementsleden, waarin ze verduidelijkte dat de NV De Standaard haar bladen had “ter beschikking gesteld van de Vlaamse gemeenschap, welke onze vereniging in al hare geledingen en vrij van persoonlijke invloeden, op de beste wijze zal trachten te vertegenwoordigen”. De Schakel verzekerde hen dat het geenszins de bedoeling was “op enigerlei wijze scheuring of tweedracht tot stand te brengen in de rangen der Katholieke Vlamingen”. De vereniging sloot haar brief af met de overtuiging “dat de Katholieke Vlaamse Belangen het veiligst gewaarborgd worden door politieke samenhorigheid en eenheid, en dat er derhalve moet naar gestreefd worden om deze politieke eenheid zo volledig mogelijk te maken.”[99] De relatie tussen de vzw De Schakel en de CVP zou evenwel problematisch blijven[100].

 

2. De terugkeer van De Standaard

 

Op 1 mei 1947, twee jaar en een half na de Bevrijding, verscheen De Standaard opnieuw in haar oude vorm, met haar vroegere ondertitel ‘Dagblad voor staatkundige, maatschappelijke en economische belangen’ en het vertrouwde AVV-VVK-monogram rechts van de titel. Met de instemming van de NV De Standaard vertrouwde de raad van beheer van De Schakel de leiding van al haar uitgaven toe aan haar secretaris Willem Melis, die daarnaast ook nog werd opgedragen de hoofdredactie van De Standaard waar te nemen. In dit eerste nummer werd uiteraard de vzw De Schakel voorgesteld. “Door de NV De Standaard werd aan deze vereniging de uitgave toevertrouwd van al de bladen en publicaties die haar eigendom zijn, ten einde op deze wijze het contact te herstellen tussen de katholieke Vlaamse gemeenschap en de bladen, die door de stichters van de NV De Standaard als de leidende en strijdende organen van deze gemeenschap bedoeld werden. Het is het opzet van de vzw De Schakel om trouw en nauwgezet deze bladen te leiden in den geest die voorzat bij de stichters der Standaard-zaak, - deze verdienstelijke Vlamingen, die een zo groot aandeel hebben gehad in de culturele, maatschappelijke en politieke ontvoogding van het Vlaamse volk.”[101] Nog op de eerste pagina werd de princiepverklaring van de vzw De Schakel weergegeven, onder de titel ‘De Standaard hoog !’. In feite betrof het goeddeels een samenvatting van de richtlijnen die zij had goedgekeurd voor alle bladen onder haar verantwoordelijkheid uitgegeven.

Op 26 april 1946 had de raad van beheer van De Schakel richtlijnen goedgekeurd die de redactionele lijn van De Standaard en de andere bladen onder haar verantwoordelijkheid uitgegeven, zouden bepalen. De richtlijnen waren tot stand gekomen in nauw overleg tussen de vzw De Schakel en de NV De Standaard. Vooreerst was het zo dat de bladen een uitgesproken katholiek karakter moesten hebben, de leer van de katholieke kerk volgen en verdedigen, haar leergezag erkennen en eerbiedigen, en aan godsdienstig en kerkelijk leven in binnen- en buitenland speciale aandacht besteden.

Op staatkundig vlak moesten de Schakel-bladen alle totalitaire staatsopvattingen en elke vorm van staatsabsolutisme bekampen. De Schakel verklaarde zich gewonnen voor een christelijke en personalistische levensbeschouwing. Ze stond een opvatting voor volgens dewelke de staat “slechts een orgaan van de nationale gemeenschap is en een middel waardoor de samenleving van de leden der gemeenschap mogelijk gemaakt wordt”. De vereniging was dan ook voorstander van de democratie, niet alleen op politiek, maar ook op sociaal en economisch vlak. Overheidsinmenging moest tot een minimum beperkt worden, terwijl op grond van het beginsel van soevereiniteit in eigen kring, de gewestelijke, sociale en economische decentralisering moesten worden verdedigd.

De Vlaamse gemeenschap werd erkend als “een levende entiteit in het Belgisch staatsgeheel”. Die Vlaamse gemeenschap moest dan ook beveiligd worden en zich ongehinderd verder kunnen ontwikkelen. Structuurwijzigingen aan het Belgisch staatsmodel werden voorlopig als ‘op dit ogenblik overbodig’ van de hand gewezen. De taalstrijd moest verder gezet worden: de principieel doeltreffende taalwetten hadden aanvullingen nodig. De Schakel-bladen moesten voor de loyale uitvoering van de taalwetten ijveren. Brussel moest binnen de kortste keren een ‘waarachtige hoofdstad’ worden waar “de twee volksgemeenschappen volwaardig naast elkaar leven”.

Tegenover de Vlaamse Beweging namen de richtlijnen een gunstige houding aan. Zij was een onderdeel van de Belgische geschiedenis en de verdiensten van haar strijders moesten worden gehonoreerd. Wat de fouten en vergissingen betrof, bij het beoordelen daarvan, voor zover dit nog nodig was, moest eerst worden gedacht aan “het stelselmatig onbegrip” van officiële zijde bij het oplossen van het Vlaamse vraagstuk. België had dus ook schuld aan Vlaamse excessen.

De richtlijnen pleitten voor een intens samenleven met Nederland op cultureel vlak, om de Nederlandse cultuur in Vlaanderen tot een hoogtepunt te brengen. De richtlijnen stelden ook samenwerking voor met “het niet-katholieke volksdeel” en het aannemen van “een welwillende houding tegenover die landgenoten in zover zij zelf blijk geven van eerbied voor onze geestelijke goederen”, om het Vlaamse ideaal te realiseren.

Op buitenlands vlak stonden de richtlijnen van De Schakel een consolidering van de natuurlijke en historische eenheid van de Lage landen voor, door politieke, economische en defensieverdragen. Verder moest de buitenlandse politiek geënt worden op een nauwe samenwerking met Groot-Brittannië, en daaraan gekoppeld een hartelijke verstandhouding met Frankrijk. Vrede en Europa en bezwering van het Duitse gevaar kon worden bereikt door de vorming van een Europese staatsgemeenschap. Toch pleitte De Schakel tevens voor realisme op dit vlak: “Bepalend voor het buitenlands beleid moet blijven, de praktische doelmatigheid in het kader der reële politieke machtsverhouding.”

Wat het sociale luik betrof, stonden de richtlijnen “een vérstrekkende en progressistische politiek” voor, die ernaar moest streven “de arbeidersmassa te ontproletariseren”. De middenstand mocht in dit verband niet worden vergeten. Er moest een rechtmatige verdeling van het eigendom komen, alsook waren structurele wijzigingen nodig in de landbouw.

T.a.v. de politieke partijen wenste De Schakel een volledig onafhankelijke positie in te nemen. Toch vond ze dat de belangen van de Vlaams-katholieke gemeenschap het beste verdedigd konden worden door de CVP. Die partij kon dan ook op steun rekenen, zij het slechts “voor zover zij de door ons gehuldigde principes in de praktijk bevordert”. De Schakel behield zich het recht voor opbouwende kritiek te mogen leveren op de CVP. Voorts moest politieke eendracht en eenheid worden nagestreefd in Vlaanderen.

De Schakel becommentarieerde in haar richtlijnen tot slot ook nog twee actuele problemen: de koningskwestie en de repressie. Over het eerstgenoemde vraagstuk stipten de richtlijnen aan dat het hier om een grondwettelijke kwestie ging. “De Koning heeft niet alleen het recht maar ook de plicht tot regeren. De oplossing ligt derhalve niet bij het Parlement. (...) Op het morele plan gezien heeft het land een grote plicht tot erkentelijkheid ten overstaan van Koning Leopold III, die een wijs en vooruitziend Vorst is en aan het land grote diensten heeft bewezen.”

In verband met de repressie vatten de richtlijnen heel goed de gangbare opinie samen zoals die in brede Vlaams-katholieke kringen heerste. “De repressie werd aangewend door franskiljonse, uiterst-linkse en antiklerikale elementen om het Vlaamse en katholieke volksdeel in zijn meest begaafde en actieve krachten te treffen. (...) De gevolgen van deze onrechtvaardige en mateloze bestraffing en zuivering uit te wissen, zal een van onze belangrijke opgaven zijn. Wij willen het Vlaamse cultuurleven zijn uitbundige levenskrachten terugschenken.” In de eerste jaren van De Standaard zou de repressie inderdaad één van haar belangrijkste strijdpunten worden, die het gelaat van de krant voor jaren bepaalde. De Schakel verklaarde dat “de fouten die begaan werden door de Vlaamse collaborateurs voor een deel terug te brengen zijn tot het Staatsbeleid zelf, dat verwaarloosde de Vlaamse beweging tijdig op te lossen”. De vzw eiste een vermindering van strafmaat voor de strenge straffen uitgesproken in de beginperiode van de repressie, de opheffing van de uitzonderingsrechtbanken, de afschaffing van de doodstraf, een meer humanitaire behandeling van de gevangenen, en het einde van alle ‘automatische’ bestraffingen. Met dit eisenpakket ging ze verder dan de CVP en de NV De Gids.

Veel lezers begroetten de terugkeer van De Standaard met warme sympathie. “Honderden brieven stromen de eerste weken binnen. Gelukwensen, raadgevingen, vragen, aanbiedingen om mee te werken, kritiek op de steun-ondanks-alles voor de CVP.”[102] In andere milieus zal men echter waarschijnlijk niet zo gelukkig zijn geweest, allerminst bij de NV De Gids. Het spookbeeld van de Vlaamse Beweging - vooroorlogse stijl doemde terug op: de formulering van onvoorwaardelijke trouw aan het volk en voorwaardelijke trouw aan de staat en aan de CVP moet bij de tegenstanders van De Standaard als een ware dissonantie in de oren hebben geklonken.

 

E. AFLOOP VAN DE STRIJD TUSSEN NV DE GIDS EN NV DE STANDAARD VANAF MEI 1947

 

1. Schermutselingen tussen de NV De Gids en de NV De Standaard

 

Reeds in haar eerste nummer bond De Standaard de strijd aan met haar rivaal De Nieuwe Gids. Dit gebeurde wel, zoals steeds overigens, onrechtstreeks. Nooit zou de krant expliciet de namen vermelden van De Nieuwe Gids of De Nieuwe Standaard. De krant zinspeelde in haar princiepverklaring op een artikel van De Nieuwe Gids van een week voordien, getiteld ‘De weg terug?’, waarin de conditionele trouw van De Schakel t.o.v. het vaderland gehekeld werd. De Standaard repliceerde dat ze inderdaad de weg terug moest, terug “naar de christelijke en humanistische levensbeschouwing. Terug naar een regime waar de menselijke persoonlijkheid de voorrang heeft. Terug naar de rechtvaardigheid en de grondwettelijkheid.”[103] De krant viseerde hier de in haar ogen onmenselijke gevolgen van de repressie, en beklemtoonde in het vervolg van de verklaring haar voorwaardelijke trouw aan de CVP en België.

Vijf maanden later was het opnieuw raak. Nu viel De Standaard wel erg scherp uit naar haar aartsrivaal. “(...) vandaag mogen we even duelleren met de krant”, zo luidde het, “die zich zo hopeloos vergist heeft. De heren van die krant hadden in 1944 - 1945 - 1946 een enige positie, - met een minimum moed en politiek doorzicht bouwden ze rondom zich een onneembare vesting: ze konden aan zich zelf, aan hun partij, aan Vlaanderen en aan België een enorme dienst bewezen hebben. Ze konden meesters zijn en zij verkozen knecht te spelen: naar het smalend woord van Huysmans, ze wilden zwemmen zonder nat te worden. Op het ogenblik dat de hele anti-Vlaamse macht victorie kraaide, verwaarloosden ze, zogenaamd omwille van hun meerderheidscomplex, in de bres te springen en de inval te stuiten. Smalend keken die meerderheidsmensen neer op wat ze noemden: de grieventrommel. Dat was een eerste onvergeeflijke fout.” De Standaard hekelde hier uiterst sterk de in haar ogen veel te slappe toon die haar voorganger De Nieuwe Standaard na de Bevrijding had aangeslagen op Vlaams gebied. Ook op het vlak van de bestrijding der repressie bleef ze zwaar in gebreke. “En hun tweede blunder was hun onchristelijke, on-Vlaamse houding tegenover een repressie die nochtans een wapen was tegen het christelijke en Vlaamse Vlaanderen. Het woord was nu eenmaal aan het Belgische gerecht, nietwaar?!” Reactie kon dan ook niet uitblijven, en zo komt het dat, zij het uiteraard wel ongewild, “ze De Standaard uit de grond gestampt hebben en nu met lede ogen de hergroepering van alle christelijke Vlaamse krachten rondom onze onderneming zien.” Nog echter bleven de Gids-mannen de blunders opstapelen. Immers, “om hun eerste twee blunders te doen vergeten, proberen ze nu met een derde blunder de kroon te zetten op hun dwaas werk: ze zouden zo graag De Standaard uit de CVP drummen!”[104] Blijkbaar ondernam de NV De Gids pogingen om de krant volkomen in diskrediet te brengen in katholieke middens en de CVP. De Standaard verzekerde echter zich niet te laten doen: zowel om een godsdienstig-geestelijke reden, als om een nationale reden: Vlaanderen bleef in haar opzicht de hoogste nationale waarde. De krant beloofde de CVP dan ook maar voorwaardelijk trouw: alles hing af van de mate waarin de CVP Vlaanderen recht deed.

In De Standaard zelf werd slechts sporadisch, en dan nog altijd onrechtstreeks, uitgehaald naar De Nieuwe Gids. Achter de schermen, en dus verborgen voor de lezer, ging de strijd evenwel ook verder, op alle niveau’s. Hierboven mocht reeds blijken dat de NV De Gids stappen ondernam bij de CVP die tegen De Standaard waren gericht. Doch ook op lagere vlakken was er sprake van schermutselingen, zo bvb. bij de verkopers van beide groepen[105]. Klaarblijkelijk vochten beide groepen ook voor abonnees[106]. In de loop van 1947 waren er verder diverse betwistingen[107]. Tot slot kwam het ook tot een conflict tussen beide NV’s m.b.t. het publicatierecht van de beeldverhalen van Willy Vandersteen[108].

 

2. De neergang van de NV De Gids en haar bladen

 

Na de herverschijning van De Standaard trachtte De Nieuwe Gids wanhopig gelijke tred te houden met de concurrent. Onder invloed van eerstgenoemde krant ging het Gids-blad een radicalere Vlaamse koers varen, alsook werd alles in het werk gesteld om een tegengewicht te vormen voor de sportverslaggeving van Het Nieuwsblad en voor de stripverhalen van Willy Vandersteen. Het mocht echter weinig baten: na haar vertrek uit de Jacqmainlaan viel de oplage van De Nieuwe Gids prompt terug tot op de helft, zo’n goede 20 000 exemplaren.

Vanaf dan ging het met de NV De Gids steil bergaf. Begin 1948 liet Léon Bekaert, op verzoek van kardinaal Van Roey, ‘t Vrije Volksblad gratis over aan een andere katholieke krant in nood, Het Nieuws van den Dag. Van Roey had Bekaert gevraagd om deze krant te helpen, en diens secretaris Meerseman, die belast werd met de zaak, had hierin een mooie gelegenheid gevonden om zijn baas Bekaert te ontlasten van de hele Gids-onderneming, die hem aardig wat geld begon te kosten. [109]

Algauw bleek dat De Nieuwe Gids zonder ‘t Vrije Volksblad niet meer leefbaar was. Op 2 juli 1949 al stelde bestuurder-hoofdredacteur Jan De Spot een nota op ter voorlichting bij eventuele onderhandelingen met anderen rond de uitgaven van de groep. Deze nota zag het daglicht n.a.v. de vaststelling dat De Nieuwe Gids in moeilijkheden verkeerde. De nota stelde als mogelijkheid zelfs een fusie met de NV De Standaard voorop[110]

In 1952 werd De Nieuwe Gids, samen met de weekbladen Spectator en ‘t Kapoentje overgenomen door de NV Het Volk[111]. Meteen luidde dit het einde in van de NV De Gids, die ophield te bestaan. Renaat Van Elslande, die nog meewerkte aan De Nieuwe Standaard, weet het mislukken van de krant aan twee redenen. Enerzijds was er de onkunde van de redactie: die telde slechts één vakman, nl. Antoon Breyne. De chef buitenland, Serruys (niet dezelfde als Elie Serruys van De Standaard), had ook nog zekere talenten, maar de overige redacteurs bleven ondermaats. Zo was er bvb. Albert Coppé die veel te professoraal schreef. Anderzijds sloeg de gevolgde lijn van de krant niet aan, en was er de concurrentie van andere kranten. “Hij (De Nieuwe Standaard, opgevolgd door De Nieuwe Gids) kwam in de plaats van De Standaard; hij kon de politiek van De Standaard niet voorstaan. De ‘oude Standaardisten’ vonden zich niet terug in die Nieuwe Standaard en daarnaast waren er Het Volk en Gazet van Antwerpen en noem maar op, die allemaal hun oud cliënteel hadden.”[112]

Voor Het Nieuws van den Dag was de komst in 1948 van ‘t Vrije Volksblad een zegen. De krant kon er haar bestaan nog negen jaar mee rekken, tot ze in 1957 werd overgenomen door niemand minder dan de NV De Standaard.

 

 

UITLEIDING:

EEN (KORTE) VERGELIJKING TUSSEN DE NIEUWE STANDAARD EN DE STANDAARD

 

Uit het voorgaande mocht al duidelijk blijken hoe de NV De Gids en de NV De Standaard (en de vzw De Schakel) er op heel wat vlakken (met de Vlaamse problematiek op kop) een totaal verschillende visie op nahielden. Hierop gaan we wat dieper in. We vergelijken de visie van beide groepen op diverse gebieden. Voor De Standaard nemen we de eerste acht maanden van 1947 in beschouwing[113].

 

1. De houding tegenover het Belgisch staatsmodel

 

Beide groepen waren het er over eens dat de staat de dienaar was van het volk en dus geen doel op zich. Dit is zowat het enige punt van vergelijk tussen de opvattingen van beide kranten. Voor de rest bleven hun opvattingen erg ver van elkaar verwijderd. De Nieuwe Standaard toonde zich erg Belgisch gezind, terwijl De Standaard veel meer de Vlaamse kaart trok.

De Nieuwe Standaard stelde dat Vlaanderen niets betekende zonder België, en pleitte voor onderlinge solidariteit tussen Vlamingen en Walen. Volgens haar moest komaf gemaakt worden met wat zij het ‘conditioneel staatsburgerschap’ noemde. Vlaanderen moest het bestaan van België aanvaarden, zonder meer, zonder daaraan voorwaarden te koppelen. Tegen de eenheid van België mocht niet geageerd worden: elke negativistische kijk op België moest vermeden worden. Ze streefde naar de vorming van een Vlaams-Belgische elite, en trachtte het staatsburgerlijk bewustzijn en een nationale geest aan te wakkeren.

De opvatting van De Standaard in dit verband luidde toch enigszins anders. Ook zij voelde niets voor een bestuurlijke scheiding van het land, maar hield er niettemin, in tegenstelling tot haar voorganger, een vorm van conditioneel staatsburgerschap op na. Vlaanderen moest inderdaad loyaal zijn t.o.v. België, maar in zoverre slechts als België loyaal was tegenover Vlaanderen - voor De Standaard de hoogste nationale waarde! De krant koppelde de Vlaamse volksliefde dus aan een ‘welbegrepen Belgische vaderlandsliefde’, zoals ze het zelf uitdrukte. Ze  verdedigde en beschermde het Vlaamse volk en zijn cultuur, en had de vorming van een Vlaamse elite op het oog.

De Standaard was voorstander van culturele autonomie. In haar ogen moest Vlaanderen haar eigenheid en eigen identiteit kunnen behouden in het Belgische geheel. Ook De Nieuwe Standaard vond dit ongetwijfeld, maar nam het woord ‘culturele autonomie’ evenwel nooit in de mond: dit ging voor haar waarschijnlijk te ver. Deze laatste krant was dan wel weer gewonnen voor de idee van een geografische Senaat: die zou de gelijkheid en evenwaardigheid van beide landsgedeelten verzekeren. De Standaard van haar kant verzette zich hier radicaal tegen. Zij pleitte voor de aanpassing van de parlementaire vertegenwoordiging aan de nieuwe bevolkingscijfers (na de volkstelling), die een versterking van de Vlaamse aanwezigheid in het parlementaire halfrond inhield.

 

2. De Vlaamse en taalkwestie

 

De Nieuwe Standaard verklaarde dat de Vlaamse Beweging haar grieventrommel moest opbergen. Tegen wantoestanden op Vlaams en taalgebied beloofde ze ‘op tijd en stond’ krachtig op te treden. Welnu, dit ‘op tijd en stond’ stelde in feite niet zoveel voor. In 1945 bvb. werd slechts één keer geprotesteerd: tegen het feit dat van de zes nieuwe ministers die in de regering werden opgenomen, er geen enkel Vlaming was. Pas in 1946 kwam de krant iets op gang, onder impuls van de aanslag op de IJzertoren. Na deze aanslag protesteerde de krant een tiental keer tegen de niet-toepassing van de taalwetten. Ook in 1947 (de eerste drie maanden) kwam dergelijk protest een tiental keer voor. Over Vlaams-katholieke aanwezigheid of werving in bestuur, administratie, gerecht, onderwijs etc. werd nooit gesproken: daar maakte De Nieuwe Standaard geen punt van. Integendeel: als commentaar op het feit dat er zich onder de legerofficieren weinig Vlamingen bevonden, schreef de krant dat er zich meer Vlamingen moesten aanmelden bij de KMS. Als antwoord op Waalse kritieken als zouden de taalrollen op de meeste ministeries overhellen naar Vlaamse zijde, antwoordde ze dat de situatie in feite juist omgekeerd. Ze bond er echter niet de conclusie aan vast dat de zaken nu maar in evenwicht moesten worden gebracht.

De Standaard daarentegen toonde zich van meet af aan erg strijdlustig op Vlaams en taalgebied. Niet alleen streed ze niet aflatend voor een betere toepassing van de taalwetten, maar ook eiste ze een betere vertegenwoordiging van (katholieke) Vlamingen in leger, bestuur, diplomatie, parastatale instellingen (bvb. de rijksdienst voor gezinsvergoedingen), het parlement, onderwijs, gerecht, etc. Als antwoord op het feit van de veel te geringe aanwezigheid van Vlamingen in het legerofficierenkorps haalde ook zij enerzijds aan dat te weinig Vlamingen zich aanmeldden aan de KMS, maar onderstreepte anderzijds nadrukkelijk de anti-Vlaamse mentaliteit die heerste onder de legerleiding. En wat de taalrollen betreft in de ministeries, eiste De Standaard een evenwicht, binnen de kortste keren.

 

3. Repressie en epuratie

 

In wezen kwamen zowel De Nieuwe Standaard als De Standaard op voor dezelfde eisen: een meer humane repressie, geen misbruik van repressie en epuratie als politiek wapen, een terugkeer naar wettelijkheid en orde en naar een normaal rechtsbestel (wat het einde van de uitzonderingsrechtbanken en –maatregelen impliceerde), een betere behandeling van politieke delinquenten, en de afschaffing van de doodstraf. Beiden pleitten zelfs voor een liquidatie van repressie en epuratie.

Een groot verschil in deze materie betrof evenwel de invalshoek van waaruit de problematiek werd benaderd. De Nieuwe Standaard kon enigszins begrip opbrengen voor de repressie, in die zin dat collaborateurs, en zeker de zware, inderdaad moesten worden gestraft. Daar voegde ze aan toe dat collaboratie niet aan de Vlaamse Beweging mocht worden gelijkgesteld. De Standaard van haar kant schilderde de repressie dadelijk af als een anti-Vlaams wapen in de handen van de tegenstander, en vocht er vanuit dat standpunt voortdurend tegen.

Het tweede essentieel verschil is dat De Nieuwe Standaard in verhouding tot haar opponent erg weinig campagne voerde rond de repressieproblematiek. In 1945 wijdde de krant er slechts zestien artikels aan, in 1946 26, en in de eerste drie en een halve maand van 1947 slechts zes. De Standaard daarentegen wijdde in de eerste acht maanden van haar verschijnen maar liefst 74 artikels aan de repressie. Dit is meer dan De Nieuwe Standaard in al haar jaren van verschijnen samen!

 

4. De houding tegenover de CVP

 

De Nieuwe Standaard was in haar tijd in feite het officieuze partijblad van de CVP. De krant steunde de partij door dik en dun, zonder daarbij een zweepfunctie uit te oefenen. Tevens riep ze haar lezers op voor de CVP te stemmen, n.a.v. de parlementsverkiezingen van 17 februari 1946 en de gemeenteraadsverkiezingen van 24 november 1946.

De Standaard steunde de CVP ook, zij het dat die steun wel conditioneel was. Ze reikte maar zover als de CVP de principes verdedigde die De Standaard voor zichzelf had uitgezet. Kritiek spaarde de krant niet. Bovendien vervulde ze een soort van zweepfunctie t.o.v. de CVP. Voortdurend maande ze de partij aan tot actie: in de liquidatie van de repressie, in de koningskwestie, in de zaak van de overdreven strenge controle op de middenstanders, etc. Tot slot dient wel nog gezegd dat De Standaard elke dissidentie in de CVP als een verzwakking van Vlaanderen van de hand wees. De krant zou zich tegen de oprichting van een aparte Vlaams-nationalistische partij kanten, alsook steunde ook zij de CVP in verkiezingstijden.

 

5. Punten van overeenkomst tussen beide kranten

 

Op een aantal vlakken hielden de dagbladen er dezelfde mening op na, en was er dus sprake van continuïteit in de standpunten. Deze vlakken waren: (a) het sociaal vlak: beide kranten toonden zich voorstander van klassenverzoening en samenwerking, en medezeggenschap van de arbeiders in sociale en economische vraagstukken. (b) het internationaal-economisch vlak: de twee dagbladen wilden een verregaande Beneluxsamenwerking, en een nauwe verbondenheid met het Britse imperium. (c) beiden hadden aandacht voor de middenstand. (d) zowel De Nieuwe Standaard als De Standaard toonden zich erg anticommunistisch. (e) met het anti-socialisme van beide kranten viel het relatief gezien mee. Pas een stuk in 1948 zou De Standaard een hardere koers gaan varen tegen het socialisme. (f) op godsdienstig vlak zwoeren beide dagbladen trouw aan de katholieke kerk en de Roomse leerstellingen, en beloofden ze de kerk en het katholicisme te verdedigen.

 

Als besluit kan dus gesteld worden dat beide kranten wel bepaalde opinies gemeen hadden, maar op de meest belangrijke punten sterk met elkaar van mening verschilden, om niet te zeggen lijnrecht tegenover elkaar stonden.

 

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

 

 


[1] Zie hiervoor: Durnez, De Standaard I en De Bens, De Belgische dagbladpers, 365-374.

[2] Durnez, De Standaard I, 46.

[3] Hendrix was voormalig voorzitter van het KVOHV en in 1938 medeoprichter en eerste voorzitter van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Geneeskunde van België

[4] Zie hiervoor Van Nieuwenhuyse, Het conflict Sap – Van Zeeland.

[5] Voor de stichters en beheerders van De Courant, zie Durnez, De Standaard I, 361-362.

[6] Jozef Clottens was in de tweede helft van de jaren ’30 een gezaghebbende stem in het nationaal bestuur van het Davidsfonds. Hij was secretaris van de Katholieke Vlaamsche Landsbond, en werd in 1936 lid van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht.

[7] De Bens, De Belgische dagbladpers, 368-369.

[8] De rechtbank belastte met het deskundig verslag over de oorlogseditie van De Standaard niemand minder dan Paul Van Molle, die in 1929 door Gustaaf Sap ontslagen was geworden als Standaard-redacteur. Durnez, De Standaard II, 252.

[9] Op basis van De Bens, De pers in België, 56-58. Durnez, De Standaard II, 77-80.

[10] De Bens, De pers in België, 56.

[11] De Bens, De pers in België, 56.

[12] De Bens, De pers in België, 57.

[13] De liberalen hadden Het Laatste Nieuws (Brussel) en De Nieuwe Gazet (Antwerpen), en de socialisten Volksgazet (Antwerpen) en Vooruit (Gent).

[14] Nefors, Industriële collaboratie, 45, 217 en 226. Zie voor Bekaert verder ook Luyten, Ideologie en praktijk. Luyten en Wouters, “Bekaert”.

[15] Durnez, De Standaard I, 494. Zie voor Herbert ook Wils, Van Clovis tot Happart, 244-248 en 251-254. Verhaeghe, Tony Herbert.

[16] Interview Renaat Van Elslande p. 6. KADOC-interviews met prominente CVP-politici.

[17] Durnez, De Standaard I, 485.

[18] Durnez, De Standaard I, 488-489.

[19] Durnez, De Standaard I, 489. Over Demany, zie o.m. Denuit, Fernand Demany.

[20] De Standaard (26 oktober 1944).

[21] Durnez, De Standaard I, 489.

[22] De Nieuwe Standaard (10 november 1944).

[23] De Nieuwe Standaard (10 november 1944).

[24] Betsy Hollants was voor de oorlog als redactrice werkzaam bij De Morgenpost. Onder de oorlog hield zij zich bezig met sociaal werk, en engageerde ze zich in het verzet. Ze hielp heel wat Joden onderduiken. Van Deyck was voor de oorlog docent aan het Universitair Instituut voor Overzeese Gebieden in Antwerpen. Durnez, De Standaard I, 503-504.

[25] De Nieuwe Standaard (10 november 1944).

[26] “Het talrijkste was de groep waar men geen beroep bij kan vermelden. Daarna kwamen de vele geestelijken aangetreden (52), onder wie vele leraars en enkele monseigneurs uit de sociale organisaties, zoals Pieter Broekx van de christelijke arbeidersbeweging in Limburg en Mgr. Cruysberghs van de Boerenbond. De advocaten vormden ook een flinke afdeling: 43. Telt men daar de namen bij van hen die zich alleen maar ‘doctor in de rechten’ noemden, dan waren ze zelfs in de meerderheid: 59. De ‘nijveraars’ leverden 36 vertegenwoordigers, de artsen 22, de ingenieurs dertien, de professoren elf. Uit de bankwereld kwamen zeven leden. Verder ontmoet men op de lijst o.m. vijf notarissen, twee bedienden, slechts twee journalisten. Arbeiders waren er niet bij, wel figuren uit de christelijke arbeidersbeweging.” Durnez, De Standaard I, 492.

[27] Voor de naoorlogse situatie op politiek, Vlaams, gerechtelijk, e.a. vlak, zie de verschillende bijdragen in Huyse en Hoflack, De democratie heruitgevonden. Witte, Burgelman en Stouthuysen, Tussen restauratie en vernieuwing.

[28] De Nieuwe Standaard (10 november 1944).

[29] De Nieuwe Standaard (28-29 juli 1945). Over de stichting van de CVP, zie van den Wijngaert en Henau, “De lange weg”, 33 en 38 e.v.

[30] Durnez, De Standaard I, 506.

[31] De Nieuwe Standaard (3 januari 1947).

[32] Durnez, De Standaard I, 506. Het ging o.m. om Jef Deschuyffeleer, Renaar Van Elslande en Albert Coppé. Op de loonlijst van de krant stonden ook Robert Vandekerckhove, Jan Verroken en Theo Lefèvre, al is het helemaal niet zeker dat zij ooit een artikel voor de krant schreven.

[33] De Nieuwe Standaard (10 november 1944).

[34] De Nieuwe Standaard (22-23 april 1945).

[35] Dit waarschijnlijk onder invloed van haar afgevaardigd beheerder Tony Herbert die in een toespraak getiteld ‘De nieuwe grondslagen van België’ voor het KVHV Leuven op 8 november 1945, een zelfde idee verdedigde.

[36] Over de herlevende Vlaamse Beweging, zie o.m. Todts, Hoop en wanhoop der Vlaamsgezinden I, 91-99. Bosman, “De Vlaamse Beweging”. Wils, Honderd jaar III, 243 e.v.

[37] De Nieuwe Standaard (3 mei 1946).

[38] De Nieuwe Standaard (29 augustus 1946).

[39] De Nieuwe Standaard (27 oktober 1946).

[40] De Nieuwe Standaard (18 januari 1947).

[41] Voor de houding van de koning onder de oorlog, zie Velaers en Van Goethem, Leopold III. Voor de troebelen in 1944-45, zie ook het inleidende hoofdstuk bij Theunissen, 1950, 11 e.v.

[42] Zie hiervoor Huyse en Dhondt, Onverwerkt verleden.

[43] De Nieuwe Standaard (3 oktober 1945). Bedoeld wordt de besluitwet van 19 september 1945 op de burgerlijke epuratie.

[44] De Nieuwe Standaard (22 oktober 1946).

[45] A. Baeyens, “Borms”, in: Encyclopedie van de Vlaamse Beweging I, 219.

[46] De Nieuwe Standaard (13-14 april 1946).

[47] Durnez, De Standaard I, 512.

[48] Durnez, De Standaard I, 512. Overigens is het zo dat, zoals wij boven reeds aanhaalden, dit ‘systematisch pleiten voor matiging’ sterk moet worden gerelativeerd.

[49] Naast het werk van Durnez konden we hier gebruik maken van tot hiertoe onbekend archiefmateriaal. Het betreft hier o.m. de oudste archiefstukken, gedateerd oktober-november 1946, relevant voor ons onderzoek, uit de papieren De Smaele en het archief van De Standaard.

[50] Durnez, De Standaard I, 526.

[51] Cardijn was voor de oorlog werkzaam geweest bij de Vlaamse Leergangen te Leuven, en werd in 1944 erevoorzitter van het KVHV. Hij behoorde tot de Vlaamsgezinden die een loyale houding tegenover de Belgische staat voorstonden. In maart 1946 werd hij voorzitter van het Comité dat de jeugdbedevaart naar de IJzer inrichtte. Tevens werd hij voorzitter van het nieuwe IJzerbedevaartcomité, dat al spoedig met het oude in conflict kwam.

[52] Interview Albert De Smaele, 18/2/99.

[53] Aanvankelijk aanvaardde Verbist een groep intellectuelen samen te brengen die de verschillende stromingen in de Vlaamse opinie konden vertegenwoordigen. Na verloop van tijd zag hij zich echter genoodzaakt deze activiteit te staken: zowel kardinaal Van Roey als leidende CVP-kringen hadden hem al te sterk onder druk gezet. Durnez, De Standaard II, 24.

[54] Volgens Durnez (De Standaard I, 527) gebeurde dit zonder verwittigen. Bekaert bracht mevr. Sap evenwel reeds op 24 oktober 1946 van de plannen op de hoogte. Hij motiveerde het besluit door de weigering tot tegemoetkomingen door de vertegenwoordigers van de NV De Standaard in de onderhandelingen met De Gids aan te halen. (Brief Bekaert aan mevr. Sap 24/10/46. Archief Albert De Smaele, map ‘briefwisseling 1946-52’.) Nog de vorige dag had Bekaert zich bij mevr. Sap beklaagd dat De Smaele hem nog steeds geen geschreven voorstel had overgemaakt. Brief Bekaert aan mevr. Sap 23/10/46. Archief Albert De Smaele, map ‘briefwisselingen 1946-52’.

[55] Zie hiervoor Durnez, De Standaard I en II. Interviews Albert De Smaele.

[56] Twee andere dochters van wijlen Gustaaf Sap huwden met latere CVP-politici Jan Piers en Andries Vlerick.

[57] Nota De Roy 28/11/46. Archief De Standaard, map ‘overgebrachte voorraden’.

[58] Overeenkomst NV De Gids – NV De Standaard 5/11/46. Archief De Schryver, aanvullingen.

[59] De Nieuwe Standaard (6 november 1946).

[60] De Nieuwe Standaard (8 november 1946).

[61] Durnez, De Standaard I, 528.

[62] De NV De Gids richtte na de staking een mededeling tot het personeel dat die haar werk eerlijk, getrouw en stipt moest uitvoeren. Wie dat niet deed uit een gebrek aan vertrouwen moest maar ontslag nemen. Pamflet aan het personeel s.d. Archief De Standaard, map ‘overgebrachte voorraden’.

[63] Brieven Clottens aan Cardijn en De Schryver 13/11/46, en De Baerdemaeker, Sap en Clottens aan De Schryver 21/12/46. Archief De Schryver, aanvullingen.

[64] Brief van de beheerraad van de NV De Gids aan mevr. Sap 30/12/46. Archief De Schryver, aanvullingen. Het is inderdaad zo dat de NV De Standaard met het personeel overleg voerde. Op 12/1/47 schreef onderdirecteur van de NV De Standaard De Roy aan De Smaele dat die besprekingen hun vruchten afwierpen: alle personeelsleden begonnen de kant van de NV De Standaard te kiezen. Ze zijn “met den grootste ijver bezield, om terug onder ons beheer te mogen werken”. De Roy voerde o.m. besprekingen met het personeel van de abonnementendienst en de technische diensten. Archief De Standaard, map ‘overgebrachte voorraden’.

[65] Deze maatregel was genomen n.a.v. de woningnood zoals die zich na de oorlog voordeed, om de huurder tegen misbruiken te beschermen.

[66] De Nieuwe Standaard (3 januari 1947).

[67] De Nieuwe Standaard (15 januari 1947).

[68] “Dit (de zinspeling over het U.D.B.’isme van De Smaele) was een zinspeling op het feit dat Albert De Smaele, na de Bevrijding, zes maanden lang verbonden was aan het kabinet van de minister voor Oorlogsschade, Jacques Basyn, prominent lid van de Union Démocratique Belge – Belgische Democratische Unie, een nieuwe, naar links gerichte partij van christen-democratische afkomst, die maar een kortstondig bestaan zou kennen. De herinnering aan dit korte, min of meer politieke avontuur zou De Smaele nog lang achtervolgen. Ook in Vlaams-nationalistische kringen werd het vaak als een verwijt en als een ‘bewijs’ van Vlaamse politieke onzuiverheid gehanteerd.” Durnez, De Standaard I, 530. Voor de UDB, zie Beerten, “L’Union démocratique belge”, evenals Le rêve travailliste.

[69] De Nieuwe Standaard (8 januari 1947).

[70] Nota van 20/1/47. Archief De Standaard, map ‘overgebrachte voorraden’.

[71] Brief De Smaele aan mevr. Sap, 2/2/47. Archief Albert De Smaele, map ‘heropstarten + eerste jaren (briefwisseling)’.

[72] Dit blijkt uit een brief van de beheerraad van de NV De Standaard aan De Schryver, Schot en Verbist 3/3/47. Archief De Schryver, aanvullingen.

[73] Brief Verbist, De Schryver en Schot aan de NV De Gids en de NV De Standaard 28/2/47. Archief De Schryver, aanvullingen.

[74] Brieven Verbist aan mevr. Sap 1 en 3/3/47, en brief rector aan mevr. Sap 28/2/47. Archief Albert De Smaele, map ‘briefwisseling 1946-52’.

[75] Zie o.m. brief Verbist aan Van Roey 20/2/47. Archief kardinaal Van Roey, doos ‘Pers’, map ‘De Standaard’.

[76] Brief beheerraad NV De Standaard aan De Schryver, Schot en Verbist 3/3/47. Archief De Schryver, aanvullingen.

[77] Brief De Schryver aan mevr. Sap 7/3/47 en brief mevr. Sap aan De Schryver 9/3/47. Archief De Schryver, aanvullingen.

[78] Nota vergadering propagandisten 20/3/47. Archief De Standaard, map ‘overgebrachte voorraden’.

[79] Nota De Roy 15 maart 1947. Archief De Standaard, map ‘overgebrachte voorraden’.

[80] Het Ministerieel Besluit ging uit van liberaal justitieminister Lilar. Hij tekende het op 19 februari 1947, en op 28 februari 1947 verscheen het in het Belgisch Staatsblad.

[81] Durnez, De Standaard I, 530. Nog volgens Durnez schreef Albert De Smaele het alleszins toe aan invloed van de NV De Gids op de bevoegde CVP-minister. Dit kon echter geenszins het geval zijn: de CVP zat toen in de oppositie. Het Besluit ging uit van de liberale justitieminister Lilar. Hier mag dus duidelijk de noodzaak blijken van een nauwgezette toepassing van historische kritiek op verklaringen van betrokkenen. Van een vermeend gekonkel achter de schermen blijkt hier helemaal geen sprake!

[82] Durnez, De Standaard I, 531.

[83] Durnez, De Standaard I, 531.

[84] De Nieuwe Gids (23 april 1946).

[85] De Nieuwe Gids (23 april 1946).

[86] Persyn richtte op 17 september 1946 de NV De Linie op. Eind 1946 verscheen daadwerkelijk een Vlaams-nationalistische krant De Linie, die voor een harde Vlaamse lijn koos. In Vlaanderen heerste in vele kringen nl. grote ontevredenheid m.b.t. de veel te gematigde koers van De Nieuwe Standaard. Vrij vlug na de Bevrijding dan ook “waren radicale maar niet door de repressie uitgeschakelde Vlaamsgezinden (waaronder precies Persyn en Melis) op zoek gegaan naar een mogelijkheid om een tegen-krant op te richten”. Durnez, De Standaard I, 535.

[87] Interview Albert De Smaele, 18/2/99.

[88] Interview Albert De Smaele, 18/2/99.

[89] Durnez, De Standaard II, 24. Durnez steunt hiervoor op een brief van Verbist aan mevr. Sap, die wij echter niet konden terugvinden. Dit relaas wordt wel bevestigd door Albert De Smaele.

[90] Over Melis, zie De Bruyne, Bijdragen, met daarin artikels van D’Haese-Tinel en Durnez.

[91] Durnez, De Standaard I, 536-537. Achter de schermen verleende Verbist nog wel zijn medewerking aan de samenstelling van de groep. Dit blijkt uit een brief van Clottens aan mevr. Sap, waarin hij stelt dat Verbist “heden avond die lijst (van vooraanstaande Vlamingen) zal vastellen; door een buitenstaande personaliteit zullen zij om hun medewerking worden verzocht.” Brief Clottens aan mevr. Sap 28/1/47. Archief Albert De Smaele, map ‘briefwisseling 1946-52’.

[92] Belgisch Staatsblad (26 april 1947, nr. 1023), 490.

[93] Durnez, De Standaard I, 537.

[94] Durnez, De Standaard I, 537. Hij citeerde letterlijk uit het verslag van de stichtingsvergadering.

[95] Archief Albert De Smaele, map ‘heropstarten + eerste jaren (briefwisseling)’. Op te merken valt dat het hier om een ontwerp van overeenkomst ging. In de praktijk zou de vzw De Schakel geen enkele redacteur aanwerven. Juridisch gezien werden alle redacteurs aangeworven door de NV De Standaard.

[96] Uit een verslag van de beheerraad van 9 april 1947 van de vzw blijkt dit duidelijk. In het verslag is er sprake van dat er “een project van contract met de NV De Standaard eveneens aan de leden zal worden ter hand gesteld, op grond van de principes, die op de eerste algemene vergadering werden aanvaard en door de beheerraad van de NV De Standaard bekrachtigd.” (Verslag beheerraad 9/4/47. Archief vzw De Schakel.) Ook op de agenda van de algemene vergadering van de vzw van 16 april stond een bespreking van het contract met de NV De Standaard op de agenda.

[97] Gecit. Durnez, De Standaard I, 537-538.

[98] Gecit. Durnez, De Standaard I, 538.

[99] Gecit. Durnez, De Standaard I, 538.

[100] Op 3 september 1947 herhaalde de raad van beheer van De Schakel dat de CVP de partij bleef “waarin wij onze hoop stellen, maar zij moet aan onze verwachtingen beantwoorden en mag niet vergeten dat zij ons nodig heeft”. De Schakel keerde zich tegen elke dissidentie in de CVP, omdat die een verzwakking van de katholieken en derhalve van Vlaanderen zou teweeg brengen. De CVP kon dergelijke houding maar matig appreciëren. Dit bleek o.m. uit het feit dat de partij geen mededelingen naar de krant stuurde. Bepaalde partij-instanties weigerden de krant informatie door te spelen, en trachtten haar zo te hinderden in haar berichtgeving. De Schakel vaardigde dan maar deze richtlijn uit dat volgende methode moest worden gevolgd telkens dit zich voordeed: “Mededeling geven met de vermelding dat ze noodgedwongen uit andere bladen werd overgenomen.” Verslagen beheerraad 3 september 1947 en algemene vergadering 17 september 1947. Archief vzw De Schakel, verslagboek.

[101] De Standaard (1 mei 1947).

[102] Durnez, De Standaard I, 546.

[103] De Standaard (1 mei 1948).

[104] De Standaard (2 oktober 1947).

[105] “De mannen die ‘s nachts de kranten wegvoerden, kregen het meer dan eens aan de stok met vrachtrijders van De Gids. Propagandisten uit beide kampen die elkaar op hun tochten per fiets, per motor of per (zeldzame) auto ontmoetten, lieten het niet bij een woordentwist. Eén heeft er, naar verluidt, een oog bij gelaten.” Durnez, De Standaard I, 542.

[106] Echo’s hiervan vielen in De Nieuwe Gids te onderkennen, toen het blad zich op 1 mei (en ook de dagen erna) in een ‘Belangrijke mededeling’ tot haar lezers richtte: “Onze abonnees wezen er op attent gemaakt dat, ter gelegenheid van hun abonnement, hen steeds een kwitantie met vermelding van een dezer bovengenoemde (Gids-) titels dient overhandigd. Er wordt ons meegedeeld, dat sommige personen, die met onze uitgeverij niets meer te maken hebben, onze abonnees misleiden en hen een kwitantie in de hand stoppen, die niet van ons uitgaat.” De Nieuwe Gids (1 mei 1947). Dit artikel verscheen op de dag van het herverschijnen van De Standaard.

[107] Op 6 augustus 1947 eiste de NV De Gids haar papiervoorraden terug van de NV De Standaard. Blijkbaar had ze die bij het verlaten de gebouwen achtergelaten. De NV De Standaard maakte op de 26e van die maand haar beklag bij de NV De Gids dat haar propagandisten -reclame maakten voor de Gids-kranten op een wielerwedstrijd door de NV De Standaard ingericht. Dit was tegen alle regels van de fair play. De NV De Gids antwoordde hierop dat sport sport is: d.w.z. met mededinging, winnaars en verliezers. Op 14 oktober antwoordde de NV De Gids op een brief van de NV De Standaard, die een aantal lampen terugeiste die de NV De Gids zou hebben meegenomen uit de Jacqmainlaan: de NV De Gids ontkende, en stelde zelfs dat het de lampen die zij betaalde in de periode 1946-47 zou komen terughalen. Acht dagen later eiste de NV De Gids de gevoerde gabardine vesten terug die de autovoerders van de NV De Standaard hadden gekregen van de NV De Gids, toen ze nog onder haar ‘commando’ werkten. Zie de brieven van 6/8/47, 26/8/47, 14/10/47, 22/10/47, etc. Archief De Standaard, map ‘overgebrachte voorraden’.

[108] Aanvankelijk verschenen zijn verhalen bij de Gids-bladen. Het exclusief publicatierecht van zijn werk lag echter bij de NV Standaard Boekhandel, waarvan de hoofdaandeelhouder de NV De Standaard was. Het duurde dan ook niet erg lang of de publicatie van Vandersteens werk in de Gids-bladen was afgelopen. Vanaf nu verscheen zijn werk in Het Nieuwsblad en De Standaard. Durnez, De Standaard I, 552-553.

[109] Zie voor de eerste twee paragrafen vooral Durnez, De Standaard I, 558-559.

[110] Nota Jan De Spot aan De Schryver, Bekaert en Van Cauwelaert 2/7/49. Archief De Schryver, aanvullingen.

[111] de Bens, De Pers in België, 262-264.

[112] Interview Renaat Van Elslande p. 6. KADOC-interviews met prominente CVP-politici.

[113] Voor alle duidelijkheid, wanneer we het hebben over De Nieuwe Standaard, bedoelen we hiermee ook De Standaard zoals die verscheen van 5 oktober t.e.m. 9 november 1944 onder de verantwoordelijkheid van wat later de NV De Gids zou gaan worden.