Private spoorwegen in België
1830-1914

Een dynamische interactie tussen Staat en private sector

 

Sabine Van Dooren

 

Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte,
voor het behalen van de graad van
Licentiaat in de Geschiedenis.

Academiejaar: 1999-2000

Katholieke Universiteit Leuven

 

Promotor: Prof. Dr. E. Buyst

home lijst scripties inhoud volgende  

 

Dankwoord

Algemene inleiding

Woord vooraf

1.1. Het historiografisch overzicht

 

1.1.1. De eigentijdse literatuur

 

1.1.2. De twintigste-eeuwse literatuur

1.2. De vraagstelling

 

1.2.1. Het algemeen overzicht

 

1.2.2. De specifieke vraagstellingen

1.3. De onderzoekshypothesen

1.4. De bronnen

 

1.4.1. De parlementaire bronnen

 

1.4.1.1. De parlementaire documenten

 

1.4.1.2. De parlementaire discussies

 

1.4.2. De economische pers

 

1.4.3. De bronnen uitgaande van de private spoorwegen

 

1.4.4. De bijkomende bronnen

Inleidend hoofdstuk: Economische ontwikkeling en transport in België: een introductie

1.1. De Industriële Revolutie

 

1.1.1 Engeland

 

1.1.2 België

1.2. De Transport Revolutie

 

1.2.1. Algemeen

 

1.2.2. België

1.3. Transportpolitieke denkrichtingen

1.4. De verhouding tussen het private en het publieke initiatief vóór en tijdens de Transport Revolutie

 

1.4.1. De overheidspolitiek en het private initiatief inzake openbare werken in Europa voor het midden van de 19de eeuw

 

1.4.2. Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

 

1.4.3. De wisselende verhoudingen tussen het private en het publieke initiatief bij de aanleg en de uitbating van de Belgische transportinfrastructuur

1.5. De spoorwegen

 

1.5.1. Het ontstaan van de spoorwegen

 

1.5.2. De ontwikkeling van spoorwegen in de ons omringende landen

 

1.5.3. De netwerkontwikkeling van de spoorwegen in België

 

Hoofdstuk 2: Het uittekenen van de krachtlijnen voor de aanleg en de uitbating van de Belgische spoorwegen (1825-1842)

2.1. Inleiding

2.2. De periode 1830-1834: wie zal de spoorweg aanleggen?

 

2.2.1. De economische en de politieke context na de Belgische onafhankelijkheid

 

2.2.1.1. Het belang van de transithandel voor België

 

2.2.1.2. De Belgische transportsituatie

 

2.2.2. De eerste initiatieven voor spoorlijnen op Belgisch grondgebied

 

2.2.3. De discussie over de constructie- en de exploitatiemethode van de spoorwegen tijdens de jaren 1830-1832

 

2.2.4. De procedure om een tolconcessie toegewezen te krijgen

 

2.2.4.1. De algemene bepalingen

 

2.2.4.2. De eerste fase: de beoordeling van de haalbaarheid van een project en het vooronderzoek

 

2.2.4.3. De tweede fase: het opstellen van een voorlopig lastenboek en de voorlopige toewijzing

 

2.2.4.4. De derde fase: het opstellen van het definitief lastenboek of het cahier des charges en de aanbestedingsprocedure

 

2.2.5. De discussie over de constructie- en de exploitatiemethode van de spoorwegen tussen 1832-1834

 

2.2.5.1. De voor- en tegenstanders van het private initiatief bij de aanleg van de Belgische spoorwegen

 

2.2.6. De wet van 1834

 

2.2.6.1. De aanloop

 

2.2.6.2. De verschillende meningen tijdens de parlementaire debatten

 

2.3. De periode 1834-1841: van grote verwachtingen naar een financiële ontnuchtering

 

2.3.1. Hoe wilde de Belgische overheid de exploitatie regelen?

 

2.3.1.1. De goede financiële vooruitzichten

 

2.3.1.2. De verdere inbreng van de Staat

 

2.4. De samenwerking tussen het private en het publieke initiatief bij de aanleg van spoorwegen in andere landen tijdens de jaren 1830

 

2.5. Besluit

 

Hoofdstuk 3: De doorbraak van de private spoorwegsector in België (1842-1849)

3.1. Inleiding

3.2. Een nieuwe fase in de Belgische spoorwegpolitiek

3.3. Het parlementair onderzoek naar de mogelijkheden om private spoorwegbedrijven financieel te ondersteunen

3.4. De hervorming van de Belgische concessiewetgeving (1843)

3.5. De invloed van de Engelse spoorwegmarkt op de Belgische spoorwegaanleg

 

3.5.1. De traditionele verklaring

 

3.5.2. Een nieuwe interpretatie

3.6. De Engelse concessieperiode (1845-46)

 

3.6.1. De situatie op de internationale financiële markten en de visie van het Belgische Parlement op de concessieaanvragen

 

3.6.2. Haast

 

3.6.3. De angst voor speculatie

 

3.6.4. De duur van de concessies

 

3.6.5. De private spoorwegen versus de staatsspoorwegen

 

3.6.6. De toegekende concessies

3.7. De impasse tijdens de economische recessie van 1846-1849

 

3.7.1. De omslaande economische conjunctuur

 

3.7.2. De notering van de aandelen van de spoorwegmaatschappijen op de Belgische beurzen

 

3.7.3. Een verdere neergang van de economische situatie

 

3.7.4. Meer hulp van de overheid

 

3.7.4.1. De verlenging van de uitvoeringstermijnen

 

3.7.5. De Franse Sociale Revolutie (1848) en haar implicaties

 

3.7.5.1. De maatregelen om hulp te bieden aan specifieke maatschappijen

3.8 Besluit

 

Hoofdstuk 4: De polarisering van de belangen (1850-1866)

4.1. Inleiding

4.2. De wet van 1851

 

4.2.1. De afwerking van de bestaande projecten

 

4.2.2. Het opzetten van nieuwe projecten

4.3. De financieringsmethoden van de private sector

4.4. De staatsspoorwegen nemen de private sector als voorbeeld

4.5. De beginnende fusiebewegingen binnen de private sector

4.6. Uiteenlopende belangen

 

4.6.1. De Luxemburglijn

 

4.6.2. De resultaten van de toepassing van de minimumintrest

 

4.6.3. De dalende tarieven bij de staatsspoorwegen: volgt de private sector?

4.7. Een reactie van de private spoorwegsector op de dalende tarieven van de staatsspoorwegen: doorzetten van de fusiebewegingen

 

4.7.1. De Compagnie du Grand Central belge met de Société Générale

 

4.7.2. De Société anonyme d’exploitation met de Banque de l’Union

 

4.7.3. De Société générale d’exploitation des chemins de fer met de Banque de Belgique

4.8. De reactie van de Belgische overheid op de concentratietendens

4.9. De fusies in de spoorwegsector: geen onverdeeld succes

4.10. Besluit

 

Hoofdstuk 5: Naar een overheidsmonopolie in het spoorwegtransport (1965-1914)

5.1. Inleiding

5.2. Preludes op de nationalisatiebewegingen (1859-1869)

 

5.2.1. De eerste terugkoop van een Belgische  spoorwegconcessie (1859)

 

5.2.2. Vragen vanuit de private sector om terugkoop (1865-1871)

 

5.2.2.1. De Compagnie du Grand Centrale Belge

 

5.2.2.2. De Grande compagnie du Luxembourg en het Frans-Belgisch conflict

  5.3. De problemen met de private spoorwegbedrijven en de onenigheid tussen de private en de publieke sector rond 1870

5.4. De uiteenlopende meningen over de toekomst van de Belgische spoorwegen rond het begin van de jaren 1870

5.5. De eerste nationalisatiebeweging (1871-1882)

 

5.5.1. Een terugkoop onder druk van een private spoorwegmaatschappij

 

5.5.2. Meerdere terugkopen die resulteerden in een terugkoopbeweging

 

5.5.3. Een interpretatie en context van de eerste nationalisatiebeweging

5.6. Een pauze in de nationalisaties van de spoorwegen (1882-1896)

5.7. De tweede nationalisatiebeweging (1896-1899)

 

5.7.1. Een interpretatie en de context van de eerste nationalisatiebeweging

5.7. De derde nationalisatiebeweging (1906-1914)

5.8. Epiloog (1914-1958)

5.8. Besluit

 

Algemeen besluit

Bijlagen

Bibliografie

 

 

Lijst met grafieken

 

Grafiek 1.1:

De gemiddelde jaarlijkse groei van de reële toegevoegde waarde van transport tussen 1836 en 1910 ten opzichte van het bruto binnenlands product (%, in constante prijzen van 1910)

Grafiek 1.2:

De spoorweginfrastructuur, 1835-1913 (in km)

Grafiek 2.1:

Inkomsten en uitgaven van de Belgische centrale overheid in de periode 1830-1945, in lopende prijzen

Grafiek 2.2:

De totale schuld van de Belgische centrale overheid (in 1.000.000.000 BEF)

Grafiek 3.1:

Het aantal toegewezen concessies en het aantal mijlen spoorlijn dat in Engeland werd toegewezen tijdens de periode 1833-1850

Grafiek 4.1:

De grootste Belgische spoorwegexploitanten in 1867 (in km)

 

Lijst met tabellen

 

Tabel 1.1:

De evolutie van de het netwerk van de verschillende transportmodi tussen 1830 en 1914 (in kilometer)

Tabel 1.2:

Het reizigersverkeer en het vrachtvervoer op de Belgische spoorwegen

Tabel 3.1:

De naamloze vennootschappen die werden opgericht om de concessierechten van de spoorlijn die tussen 1845-1846 door de Belgische overheid toegekend zijn

 

Lijst met bijlagen

 

Bijlage 1:

Alle negentiende-eeuwse parlementsleden die in de raad van bestuur van een spoorwegonderneming zetelden

Bijlage 2:

Lijst met de ministers die tussen 1830 en 1914 verantwoordelijk waren voor de spoorwegen

Bijlage 3:

De kamerleden die tussen 1830 en 1914 zowel in de raad van bestuur van een Belgische private spoorwegonderneming en een Belgische bank zetelden

 

Lijst met illustraties en kaarten

 

Kaart 1.1:

De Belgische wegeninfrastructuur in 1830

Kaart 1.2:

De Belgische wegeninfrastructuur in 1880

Kaart 3.1:

Een kaart van A. De Laveleye

Kaart 3.2

De spoorweginfrastructuur tijdens het jaar 1845 en de concessies die tijdens de periode 1845-46 door de Belgische overheid werden toegekend aan private ondernemers.

Illustratie 3.1:

De val van de spoorwegaandelen in 1845

Illustratie 4.1:

De tarieven van de Belgische private spoorwegondernemingen in 1857

 

Lijst met gebruikte afkortingen

 

Le courrier belge: Le courrier belge, l’ancien courrier des Pays Bas

Monimat: Moniteur des Intérets Materiels

NMBS: Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen

Parlementaire Documenten, Kamer: Parlementaire Documenten, Kamer van Volksvertegenwoordigers/ Documents Parlementaires, Chambre des Représentants

Parlementaire Documenten, Senaat: Parlementaire Documenten, Senaat/ Documents Parlementaires, Sénat.

Parlementaire Handelingen, Kamer: Parlementaire Handelingen, Kamer van Volksvertegenwoordigers/ Annales Parlementaires, Chambre des Représentants

Parlementaire Handelingen, Senaat: Parlementaire Handelingen, Senaat/ Annales Parlementaires, Sénat.

Pasinomie: Pasinomie ou collection complète des lois décrets, arrêts et régelements généraux qui peuvent être invoqués en Belgique

z. d.: zonder datum

z. p.: zonder plaats

 

home lijst scripties inhoud volgende