Smokkel in het Land van Waas tijdens de Eerste Wereldoorlog. (Steven van Waesberghe)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK IX : SMOKKEL IN HET WAASLAND

 

In dit hoofdstuk ga ik na hoe de smokkel in het Waasland verliep en wie die smokkelaars waren. Ik probeer een beeld te maken van de smokkelaar via de registratie van de zittingsbladen (1915 – 1918) van strafzaken, Arrondissementsrechtbank Middelburg (cfr. bijlage).

Ik zal telkens vertrekken vanuit de bevindingen van de thesis ‘Smokkelhandel in het Land van Waas tijdens de 18e eeuw’ van S. Gyselinck en mijn bevindingen met de hare vergelijken. Het zou natuurlijk wenselijk geweest zijn mijn bevinding te vergelijken met de toestand vlak voor de oorlog, maar ik heb geen cijfermateriaal gevonden van een latere periode dan de 18e eeuw.

Het gaat hier dus enkel over smokkelaars die gearresteerd werden aan de grens tussen Zeeuws Vlaanderen en het Waasland. Niet alle vonnissen zijn opgenomen, omdat die massa niet te verwerken is. Elk jaar bestond ongeveer uit gemiddeld vijf boeken van ingebonden vonnissen en ik heb voor elk jaar twee boeken bekeken. Dit leverde me een totaal van 598 gearresteerden op, wat moet volstaan om betrouwbaar cijfermateriaal te leveren en tot betrouwbare conclusies te komen.

Natuurlijk moeten er enkele kantekeningen bij dit cijfermateriaal gemaakt worden. We moeten er rekening mee houden dat het cijfermateriaal enkel de Nederlandse kant van de draad belicht, en de Belgische onbesproken laat. Het spreekt voor zich dat de smokkel door omkoping van de Nederlandse grenswachten niet aan bod komt, tenzij ze verraden werden. Er komt enkel de economische smokkel aan bod en dus niet mensensmokkel, spionage… Ten slotte, moet men er zich ook bewust van zijn dat enkele smokkelaars meerdere malen werden opgepakt en dus één persoon ook meermaals in de lijst van arrestanten kan voorkomen.

 

 

1. De smokkelpraktijk

 

1.1 Zwaartepunten van smokkel

Aan de hand van de plaats van arrestatie kunnen we de zwaartepunten van de smokkel proberen te situeren. In de tweede helft van de 18e eeuw was de smokkel in het Waasland voornamelijk georkestreerd vanuit Sint-Niklaas naar Hulst en St.-Jansteen.[292] De vraag is of dit nog steeds de zwaartepunten zijn in de eerste wereldoorlog.

Tabel 3

PLAATS VAN ARRESTATIE

AANTAL

Clinge

280

Hulst

80

Kapellebrug

5

Koewacht

78

Nieuw-Namen

15

St.-Jansteen

140

Totaal

598

 

Zoals uit de tabel blijkt voeren Hulst en St. Jansteen niet meer de leiding in de smokkel. De smokkel liep in eerste wereldoorlog voornamelijk langs Clinge, dat maar liefst 46,8% van de smokkel in het Waasland voor zijn rekening neemt. St. Jansteen en Hulst zijn wel nog respectievelijk tweede en derde in de rangschikking, maar zorgen te samen nog maar voor 36,7 % van de smokkel. Kapellebrug wordt door zijn buurgemeenten overschaduwd en heeft maar een minimaal aandeel van 0,8 % in de smokkel.

We kunnen Clinge dus beschouwen als het zwaartepunt van de smokkel in de Eerste Wereldoorlog in het Waasland.

Het is moeilijk te zeggen welk type landschap de smokkelaars prefereerden, omdat het juist Clinge is dat op grens ligt tussen het bosrijke gedeelte en poldergebied van het Waasland. Als we er rekening mee houden dat de poldergemeente Nieuw-Namen slechts 2,5 % van de smokkel vertegenwoordigd en de bosrijke gemeenten Hulst, Kapellebrug, St.-Jansteen en Koewacht samen goed zijn voor 50,5 % van de smokkel, dan mogen we er van uitgaan dat de smokkelaar vooral opereerde in het bosrijke gebied. Als je de overlijdensplaatsen van de tabel van de geregistreerde grensslachtoffers (cfr. bijlage) bekijkt, zonder rekening te houden met Clinge, dan zijn er zeven slachtoffers gevallen in de polderstreek en maar liefst achttien in het bosrijke gedeelte van het Waasland. Deze cijfers zou men als een bevestiging kunnen beschouwen van de theorie dat de smokkelaars het bosrijke gebied prefereerden. Natuurlijk mogen we niet uit het oog verliezen dat deze cijfers een resultaat zijn enkel van arrestaties aan Nederlandse kant van de draad, en dat de uitgestrekte polder moeilijk te controleren valt.

 

1.2 Bendevorming

 

In de tweede helft van de 18e eeuw werd de smokkel gerealiseerd onder de vorm van bendes. Zo was er rond 1770 de bende van Joannes Van den Branden en die van Adriaan Van Haver in het Waasland. De bende Van den Branden telde zo’n 20 man, maar een bende opereerde in die tijd normaliter onder een vaste bezetting 6 à 7 man. Het was enkel bij een grootschalige operatie dat de bezetting groter was, van 20 tot zelfs 50 personen.[293]

In mijn onderzoek heb ik meerdere male op de vermelding gestoten van smokkelaarbendes. In de streek van Overslag en Wachtebeke zou zich tijdens de Eerste Wereldoorlog een bende opgehouden hebben die bekend stond als de bende van Pieters.[294] Zoals eerder gezien kwamen in Stekene 30 à 40 man te samen om vlas over te smokkelen. Dit grote aantal smokkelaars te Stekene kon enkel verwezenlijkt worden na omkoping van de Duitse wacht.[295] Want de vraag rijst of bendevorming met de draad als hindernis nog konden zonder omkoping.

Bij het bekijken van de onderstaande tabel dringt de vraag zich op of men kan spreken over een bende als die uit twee, drie… personen bestaat.

 

Tabel 4

Aantal smokkelaars in een bende

AANTAL

2

86

3

24

4

9

5

8

6

2

7

2

 

Van de 598 gearresteerde smokkelaars werkten er 346 niet op eigen houtje, dat is 57,9 % van alle gevallen. Dit betekent dat meer dan de helft van de smokkelaars niet alleen werkte. Van die 57, 9% van de smokkelaars, die in groep aan de slag gingen, zijn er 65,6 % die met zijn tweeën werkten; 18,3 % in groepen van drie; 6,8 % met vier; 6,1 % met vijf; 1,5 % met 6 en 1,5 % met 7.

Het was de Eerste Wereldoorlog blijkbaar niet meer mogelijk een groot aantal in verband te smokkelen zonder de grenswachten om te kopen. De oude bezetting van 6 à 7 leden blijkt ook te lijden onder de komst van de draad. De smokkelaar opteerde blijkbaar meer en meer voor kleine formaties, liefst met 2 en 3.

Het zou fout zijn te denken dat het bovenstaande beeld helemaal correct zou zijn. We weten immers niet hoeveel van de smokkelaars die in groep smokkelden, konden ontkomen. De grenswachten patrouilleerden meestal met twee en de smokkelaars hadden meestal een voorloper, waardoor het niet altijd even gemakkelijk was alle uiteen stuivende smokkelaars te arresteren. Het opereren in grote aantallen was trouwens een veel gebruikte tactiek van de smokkelaars, omdat dan niet iedereen konden gearresteerd worden. Ook waren er vele smokkelaars die opgewacht werden door hun kompanen aan de andere kant van de draad om de goederen aan te nemen, zodat ze de draad zelf niet over moesten. Die konden dan natuurlijk niet gearresteerd worden door de Nederlandse grenswachten. Het is dus best mogelijk dat de smokkelaars nog altijd in grote aantallen werkten.

 

1.3 Smokkelwaren

 

In de 18e eeuw werd vooral vlas, textiel en de zogenaamde koloniale waren (koffie, thee, tabak, kandijsuiker…) gesmokkeld. Zijn dit echter nog de voornaamste smokkelwaren tijdens de eerste wereldoorlog?

Vlas wordt geen enkele keer vermeld als smokkelwaar in de door mij opgetekende strafzaken. Men mag er echter niet vanuit gaan dat vlas niet zou gesmokkeld zijn. Vlas werd in grote hoeveelheden gesmokkeld, en om dat over de grens te krijgen, was men wel verplicht de grenswachten om te kopen. Vandaar dat vlas als aangeslagen smokkelwaar heel weinig zal voorkomen.

Textiel komt wel aanbod, zo zijn er 22 gearresteerden die ook textiel wilden oversmokkelen. Dat betekent dat slechts 3,7 % van alle smokkelaars textiel als smokkelwaar bij zich hadden. Textiel werd doorgaans als nevenproduct over de grens gesmokkeld.

Blijkbaar waren de koloniale producten tijdens de oorlog ook een minder gegeerd goedje. Het werd in 30 gevallen, of door 5 % van de smokkelaars overgebracht. Het leeuwendeel van die koloniale producten was koffie, en ook in dit geval werd het als nevenproduct gesmokkeld.

Als de oude smokkelwaren een terugval kennen, welke producten namen dan hun plaats in?

Zoals eerder gezegd was petroleum tijdens de oorlog een gegeerd goedje geworden en er is dan ook in 306 gevallen van de 598, of meer dan de helft, sprake van petroleum. Dit betekent dat 51,2 % van de overgebrachte waren petroleum was. Wat nog opmerkelijker is, is dat van die 306 gevallen er maar liefst 285 gevallen (of 47,6 %) waren waarbij de smokkelaar enkel petroleum bij zich had.

Andere producten met een belangrijk aandeel in de smokkel:

Smokkelwaar Aantal %

Smokkelwaren zoals cacao en zeep werden meestal te in combinatie met andere producten over gesmokkeld. Toch opteerden de meeste smokkelaars voor het overbrengen van één enkel product. In 496 gevallen van de arrestaties bestond de smokkelwaar uit één soort product, en dus hield 82,9 % van de smokkelaars het bij één product.

 

1.4 Veroordeling

 

Tabel 5

Strafmaat

Aantal

Tuchtschool aantal

Totaal

%

2 dagen

2

 

2

0,3

3 dagen

183

 

183

30,6

4 dagen

4

 

4

0,7

5 dagen

10

 

10

1,7

1 week

112

3

115

19,2

14 dagen

53

 

53

8,9

3 weken

2

 

2

0,3

1 maand

7

 

7

1,2

6 weken

4

 

4

0,7

2 maand

2

 

2

0,3

3 maand

7

 

7

1,2

Van alle veroordeelden zijn er 30,6 % die een gevangenis straf van 3 dagen moesten uitzitten en 19,2 % die één week kregen. Wanneer men er zeker van was dat men een gevangenisstraf ging krijgen dan had men 47% kans dat men 3 dagen moest zitten, 29,6 % kans op één week en 13,6 % op twee weken.

 

Tabel 6

Strafmaat

Aantal

Tuchtschool aantal

Totaal

%

50cent/1dag

1

 

1

0,2

1gulde/1dag

1

 

1

0,2

2gulden/2dagen

4

 

4

0,7

3gulden/3dagen

26

 

26

4,3

3gulden/1week

 

3

3

0,5

5gulden/5dagen

63

 

63

10,5

5gulden/1week

 

5

5

0,8

7gulden/1week

11

6

17

2,8

7gulden/2weken

 

1

1

0,2

10gulden/10dagen

42

 

42

7

10gulden/2weken

 

2

2

0,33

10gulden/3weken

 

3

3

0,5

15gulden/15dagen

18

 

18

3

15gulden/3weken

 

1

1

0,2

15gulden/1maand

 

1

1

0,2

20gulden/1week

 

1

1

0,2

20gulden/10dagen

3

 

3

0,5

20gulden/20dagen

5

 

5

0,8

20gulden/1week

 

1

1

0,2

21gulden/1maand

 

1

1

0,2

25gulden/12dagen

5

 

5

0,8

25gulden/25dagen

3

 

3

0,5

30gulden/30dagen

1

 

1

0,2

30gulden/6weken

 

1

1

0,2

 

Als men niet rechtstreeks naar de gevangenis moest, wat was dan de te verwachten boete? De boete die het meest uitgesproken werd, was een boete van 5 gulden of een gevangenisstraf van 5 dagen, indien men de boete niet kon betalen. Toch kregen slechts 10,7 % van alle veroordeelden deze boete. De tweede meest uitgesproken boete, 10 gulden of 10 dagen, werd slechts opgelegd aan 7 % van alle gearresteerden. Dit heeft deels te maken met feit dat er minder boetes werden gegeven dan gevangenisstraffen. In totaal werden er 389 gevangenisstraffen uit gesproken en 209 boetes, dat is een verhouding van 65 % tegenover 35%. Maar we moeten er ook rekening mee houden dat er een grote variatie was in boetes.

Als men een boete kreeg en er geen sprake was van een hechtenis, dan had men 30 % kans een van 5 gulden (of 5 dagen hechtenis bij niet betaling) te krijgen en 20 % kans voor een boete van 10 gulden (of 10 dagen hechtenis bij niet betaling).

Wat opmerkelijk is, is dat jongeren die een boete kregen en die niet betaalden een langere periode moesten uitzitten in een tuchtschool dan volwassenen, met gelijkaardige boete, in een gevangenis.

 

1.5 Smokkelperiode

 

Vóór de oorlog werd er vooral gesmokkeld in de zomermaanden, van eind mei tot begin september[296] We hebben al vermeld dat de smokkelactiviteiten tijdens de oorlog vooral werden gestaakt als het sneeuwde. Maar wat waren nu de maanden dat er voornamelijk in de eerste wereldoorlog werd gesmokkeld?

 

Tabel 7

Maand

1914

1915

1916

1917

1918

Januari

1

1

15

9

1

Februari

 

69

4

12

 

Maart

 

105

 

18

 

April

 

83

4

7

5

Mei

 

 

11

 

4

Juni

 

 

10

 

2

Juli

 

5

10

 

 

Augustus

 

2

1

 

 

September

 

3

9

 

 

Oktober

 

12

16

 

 

November

46

34

1

5

 

December

49

23

3

28

 

 

Deze tabel geeft een vertekend beeld en zit vol leemtes, vermits ik niet de strafzakken van elke maand heb geregistreerd. Het is dan ook moeilijk een bepaalde trend, of deze nu seizoen- of maandgebonden is, weer te geven. Wel kan je opmerken dat tot mei 1915 veel smokkelaars werden aangehouden en dan geen arrestatie meer volgde tot juli. Vanaf juli 1915 worden weer smokkelaars aangehouden. Deze trend komt echter langzaam terug op gang, maar zal nooit meer het peil halen van voor mei 1915. Deze terugval van arrestaties is geen toeval, het is namelijk in die periode dat de grensversperring werd geplaatst. Het feit dat na mei 1915 het aantal arrestaties van ervoor niet meer bereikt werd, toont aan dat de grensdraad zijn doel niet voorbij geschoten heeft. Wellicht waren veel smokkelaars er door afgeschrikt.

Afbeelding 10[297]

In scène gezette aanraking met de draad. Op de voorgrond Nederlandse militairen grenswachten, op de achtergrond Duits.

 

Algemeen kunnen we dus stellen dat de meeste smokkelaars in het Waasland zich in groepen van 2 tot 3 verplaatsten ter hoogte van Clinge en voornamelijk petroleum, meestal als enig product, mee smokkelden. De smokkelaar moest zijn praktijken staken met de bouw van de versperring, maar pikte de draad terug na de zomer van 1915, al was dit niet meer zo massaal als voor de zomer van 1915. Indien de smokkelaar gevat werd, kon hij er bijna zeker van zijn dat hem een celstraf wachtte van 3 dagen tot 1 week. Werd hij hiervan gespaard, moest hij hoogst waarschijnlijk een boete van 5 of 10 gulden betalen en straf van respectievelijk 5 of 10 dagen uitzitten als hij hier niet aan voldeed.

 

 

2. De smokkelaar

 

We hebben nu reeds de smokkelpraktijken bekeken met de daarbij horende straffen als men gevat werd, maar wie is nu die smokkelaar die in het Waasland ronddoolde? Tot welke sociale klasse hoorde hij, hoe oud was hij, van waar kwam hij…?

 

2.1 Gender

 

Als we literatuur open slaan over de smokkelaar dan krijgen we het onvermijdelijke beeld van de mannelijke smokkelaar. De vraag is of dit beeld dat de literatuur ons wil voorspiegelen wel strookt met de werkelijkheid.

Uit de lijst van 598 arrestanten heb ik van 7 personen hun geslacht niet kunnen bepalen, omdat die niet in het vonnis stonden en hun naam geen uitsluitsel kon geven. Er zijn dus nog 591 personen, onder wie 216 vrouwen en 375 mannen. Het aandeel vrouwen onder de smokkelaars bedraagt dus 36,5 %, tegenover 63,3 % mannen.
Het is dus een vastgesteld feit dat de meerderheid van de smokkelaars mannelijk was. Maar toch was zowat 1/3 van de smokkelaars vrouwelijk, wat niet zo maar weg te cijferen valt. Het overheersend beeld van de mannelijke smokkelaar mag dus wel genuanceerd worden.

 

2.2 Leeftijd

 

Volgens de thesis van S. Gyselinck, “De smokkelhandel in het Land van Waas tijdens de 18e eeuw”, zou in die periode de leeftijd van de smokkelaars tussen de 20 en 60 jaar hebben gelegen, wat naar mijn mening een al te ruime bepaling is.[298] Desondanks wil ik nagaan hoe het zit met de leeftijd van de smokkelaars tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Wanneer ik de lijst met veroordeelden ter hand neem, stel ik al snel vast dat de jongste smokkelaar 12 jaar is en de oudste 71. Ook hier moet ik vermelden dat er 12 gearresteerden zijn waarvan de leeftijd mij onbekend is. De grafiek hieronder geef ons het beeld van wat de meest voorkomende leeftijden waren.

 

Grafiek 2

 

Vanaf achttien tot eenentwintig jaar zit er duidelijk aan het hoogtepunt van het aantal smokkelaars. Ook rond de vijfentwintigste, achtentwintigste, drieëndertigste en eenenveertigste levensjaren zijn er enkel pieken in de grafiek, maar die zijn minder uitgesproken. We kunnen dus stellen dat of vooral het jonge geweld smokkelde of dat het door zijn onstuimigheid rapper opgepakt werd.

Is deze leeftijdsgrafiek geldig voor beide geslachten of vertonen zich hier verschillen?

Grafiek 3

Grafiek 4

De eerste grafiek geeft ons een beeld van de leeftijd van zowel vrouwen als mannen. Dit wordt ons wederom vertoont in de tweede grafiek, maar hier zijn de leeftijden gegroepeerd per vijf jaar. We zien dat de stijgende lijn op de op leeftijd rond de veertig, veroorzaakt wordt door het mannelijke aantal. Tussen het eenentwintigste en vijfentwintigste levensjaar is het aantal smokkelaars van de twee geslachten praktisch gelijk. Vanaf het vijfendertigste levensjaar begint het aantal van aantal vrouwelijke smokkelaars opmerkelijk te zakken. Het is pas vanaf de leeftijd van eenenvijftig jaar dat het aantal tussen vrouwen en mannen weer stabiel is. Dit is niet te wijten door een stijging van het aantal vrouwen, maar door een daling van het aantal mannen.

 

De mannelijke smokkelaars hielden de smokkelactiviteiten langer vol of waagden het op latere leeftijd nog, waar de vrouwen het nagenoeg geheel voor bekeken hielden.

Zoals al vermeld was de jongste smokkelaar 12 en de oudste 71. Dit wil dus zeggen dat er ook onvolwassen smokkelaars waren zoals een Nederlands grenswachter ook opmerkte: ”Kinderen worden opgeleid in het smokkelen. Wat zal er van hun worden? Dieven, smokkelaars, moordenaars enz. enz., maar dat alles willen ze niet zien. Het geld, het geld!”[299]

De vraag rijst nu: waren de kindersmokkelaars in grote getallen werkzaam of vormden ze een enkele uitzondering?

Als we stellen dat men tijdens de oorlog iemand tot en met 14 jaar niet volwassen is, omdat men vanaf die leeftijd (of soms nog vroeger) te werk gesteld werd, dan hebben we vijf gearresteerde onvolwassen van een totaal van 586 gearresteerden (de twaalf met niet gekende leeftijd niet bijgerekend) of wel 0,9 %.

Als we de norm voor volwassenheid leggen bij die die tuchtschool als straf riskeerden (men kon tot zijn achttien jaar in een tuchtschool belanden, soms zelfs op jongere leeftijd), dan hebben we het over 29 van de 598 veroordeelden, of 4,8 %. Er is dan wel degelijk een opvallende stijging merkbaar, maar het blijft toch een marginaal percentage. Men kan dus stellen dat de onvolwassen smokkelaars een minderheid vormden.

 

2.3 Woonplaats

 

Waar komen die smokkelaars nu vandaan? S. Gyselinck legde in haar thesis de nadruk op de smokkel die in de 18e eeuw werd georganiseerd vanuit de steden Sint-Niklaas en Lokeren en smokkelaars die ook uit deze steden kwamen.[300] Het is moeilijk voor te stellen dat de grensgemeenten toen geen groot aandeel in de smokkel hadden. Maar als we er vanuit gaan dat smokkelaars toen voornamelijk uit Lokeren en Sint-Niklaas komen, is het zaak na te gaan of dat dit in de Eerste Wereldoorlog ook het geval was.

 

Tabel 8

Waasland

Aantal

Zeeuws Vlaanderen

Aantal

De Klinge

136

Clinge

84

Stekene

79

St. Jansteen

62

Moerbeke

28

Nieuw-Namen

11

Kieldrecht

26

Hulst

5

St.-Niklaas

22

Kapellebrug

5

St.-Gillis-Waas

17

’s Gravenzande

1

Sinaai

8

Axel

1

Doel

8

Heikant

1

Beveren

6

Hontenisse

1

Kemzeke

6

Breskens

1

Meerdonk

6

Waarde

1

Lokeren

5

Totaal

173

Prosperpolder

5

Andere

Aantal

St.-Pauwels

5

Burcht

2

Klein-Sinaai

3

Dendermonde

1

Temse

3

Hoboken

3

Nieuwkerken

2

Antwerpen

2

Vrasene

2

Mechelen

1

Bazel

1

Wachtebeke

1

Belsele

1

Willebroek

1

Eksaarde

1

Zwijndrecht

1

Haasdonk

1

Nijmegen (Nl)

1

Puivelde

1

Brussel

1

Tielrode

1

Totaal

14

Totaal

373

 

Onbekend

 

 

Koewacht

14

 

Clinge

18

 

 

Ook bij deze tabel moeten er enkel bedenkingen gemaakt worden.

Ten eerste hebben we drie smokkelaars waarvan de woonplaats niet gekend is.

Ten tweede, werd er in de vonnissen niet nader bepaald of de inwoners van het dorp Koewacht, dat in twee gedeeld wordt door de grens, nu op Nederlands of Belgisch grondgebied woonde. Hierdoor kon ik veertien inwoners van Koewacht niet plaatsen in de tabel. Een gelijkaardig probleem deed zich voor bij de dorpen Clinge en De Klinge. Het Belgische gedeelte, De Klinge, van het dorp, dat in twee gespleten wordt door de grens, werd in de vonnissen ook aangeduid met Clinge zoals het Nederlandse gedeelte. Voor de meeste van de veroordeelden werd wel vermeld aan welke zijde ze van de grens woonden, maar voor achttien arrestanten is dat niet het geval.

Ten derde, is het probleem bij twee andere woonplaatsen deze te lokaliseren op de kaart van België. Twee van de arrestanten gaven de plaats Exaarde (bij Brugge) op als woonplaats. Ik ken het bestaan van Eksaarde in Oost-Vlaanderen, maar heb tevergeefs gezocht naar Exaarde in de buurt van Brugge. Het ander twijfelgeval is de opgegeven woonplaats La Trompe. Men is geneigd te denken aan een plaatsje in het Franstalig gedeelte van België, maar er bestaat ook een wijk tussen Stekene en De Klinge die De Tromp heet. Het is veel waarschijnlijker dat het een inwoner van die bepaalde wijk betreft, maar zeker is dat niet.

Ten slotte mogen we niet uit het oog verliezen dat het hier gaat het officieel adres van de arrestanten terwijl velen daar niet meer woonden, maar verbleven in Nederland.

Toch kunnen we enkele trends onderscheiden aan de hand van deze tabel.

Zonder de bovenstaande probleemgevallen in acht te nemen, hebben we van 560 personen hun woonplaats. Als we die personen op basis van land vergelijken dan zien we dat 31 % afkomstig is uit Nederland en maar liefst 68,9 % uit België. Van die 68,9 % uit België is er zomaar eens 96,6 % afkomstig uit het Waasland.

We kunnen dus stellen dat het grootste aandeel van de gearresteerde smokkelaars uit België komt, meer bepaald uit het Waasland.

Maar hoe zit het met Lokeren en Stint-Niklaas, zijn zij nog de grootste leveranciers van de smokkelaars?

Er zijn 22 smokkelaars afkomstig uit Sint-Niklaas aangehouden. Zo neemt Sint-Niklaas de zevende plaats in van de gemeentes met de meeste smokkelaars. Sint-Niklaas verliest zo zijn leiderspositie van voor de oorlog, maar is nog goed vertegenwoordigd in tegenstelling tot Lokeren. Lokeren heeft amper vijf gearresteerde smokkelaars en komt niet voor in de lijst van de eerst tien. Wel moet men rekening houden met het feit dat het voor de Lokeraar dichter gelegen Wachtebeke – wat net buiten het Waasland valt – aantrekkelijker was als oversteekplaats voor smokkelaars.

Wie heeft dan die koppositie van die twee steden overgenomen?

De vijf plaatsen waar de meeste smokkelaars van dan komen zijn respectievelijk De Klinge (136), Clinge (84), Stekene (79), St. Jansteen (62) en Moerbeke (28). Houden we dan nog eens rekening dat er achttien personen ook afkomstig zijn uit Clinge, van wie we niet weten of ze nu op Nederlandse of Belgische bodem wonen, dan kunnen we stellen dat het gespleten dorp de kroon spant in het aantal smokkelaars. Dit is niet zo verrassend als we weten uit tabel 3 dat Clinge dé plaats was waar de meeste smokkelaars de grens overstaken.

De plaatsen waar de meeste smokkelaars vandaan komen, zijn dus stuk voor stuk grensgemeenten. Dit is niet onlogisch, aangezien het voor bijvoorbeeld de Sint-Niklazenaars, zelfs zonder smokkelwaar, al een riskante onderneming was om zich zonder de vereiste documenten in het grensgebied te begeven.

 

Zoals eerder al vermeld verbleven een deel van de Belgisch smokkelaars in Nederland om van daaruit te opereren. Maar wie waren nu die Belgische smokkelaars in Nederland, en welke Nederlandse grensgemeenten vingen hen op?

 

Tabel 9

Officiële

Woon-

Plaats

Verblijfplaats in Nederland

 

Clinge

Heikant

Hulst

Kapellebrug

Koewacht

Nieuw-Namen

St.

Jansteen

Totaal

 

Antwerpen

1

 

1

 

 

 

 

2

Brussel

1

 

 

 

 

 

 

1

De Klinge

7

 

 

1

 

 

 

8

Dendermonde

1

 

 

 

 

 

 

1

Hoboken

1

 

1

 

 

 

 

2

Kemzeke

 

 

 

 

 

 

2

2

Kieldrecht

 

 

 

 

 

1

2

3

Lokeren

 

 

 

 

 

 

1

1

Moerbeke

 

 

 

 

6

 

 

6

Stekene

 

8

3

1

2

 

17

31

Sint-Gillis-Waas

 

 

1

1

 

 

 

2

St.-Niklaas

 

 

1

 

 

 

1

2

St.-Pauwels

 

 

 

1

 

 

 

1

Vrasene

1

 

 

 

 

 

 

1

Onbekend

1

 

 

 

 

 

 

1

Totaal

13

8

7

4

8

1

23

64

 

Van de vierenzestig Belgen die in Nederland vertoefden, waren er maar liefst eenendertig afkomstig uit Stekene, of 48,4 %. Van die 48,4 % Stekenaars zijn er 54,8 % die hun intrek hebben gevonden in St. Jansteen.

St. Jansteen was dan ook de gemeente met de meeste ingetrokken smokkelaars. Het gaf onderdak aan 35,9 % van de uitgeweken smokkelaars.

Clinge herbergde het tweede hoogste aantal van de Belgische uitgeweken smokkelaars (20,3 %), waar wie 53,8 % afkomstig uit het Belgische gedeelte van hun dorp.

Slechts 9,4 % van de vluchtelingen, die niet afkomstig zijn uit het Waasland (Antwerpen, Brussel, Dendermonde, Hoboken), hebben het gewaagd om te smokkelen.

Men kan dus stellen dat de Belgische smokkelaars, die uitgeweken zijn naar de Nederlandse grensgemeenten, vooral uit de Belgische grensgemeenten afkomstig zijn.

 

2.4 Beroep

 

Volgens de het onderzoek van S. Gyselinck werkte de meerderheid van de smokkelaars in de 18e eeuw in de ‘losse arbeid’ op het platteland.[301] Onder die groep rekenen we de dagloners en de handwerkers (spinners, wever…). Dit betekent dat vooral de lagere sociale klasse zich bezig hield met de smokkel.

Uit mijn literatuurstudie en bronnenonderzoek bleek dat tijdens de Eerste Wereldoorlog niet enkel de lagere klasse smokkelde, maar ook prominente figuren eraan meededen. Zo kroop Dr. Van Haelst, de latere burgemeester van Stekene, onder de draad.[302] Augustinus Verstrate, gezagsvoerder van de krant De Telegraaf, werd op 19 februari 1915 veroordeeld voor het smokkelen van 8 liter petroleum.[303] Zelfs de politicus Camille Huysmans kreeg in 1915 huisarrest van de bezetter, omdat hij ervan beschuldigd werd geld over de grens te hebben gebracht.[304]

Maar was er onder de smokkelaars in de Eerste Wereldoorlog inderdaad een grotere differentiatie van sociale klassen, of zijn bovenstaande voorbeelden niet meer dan geïsoleerde gevallen?

 

Tabel 10

1

Aantal

2

Aantal

3

Aantal

 

Arbeid(st)er

115

Dienstmeid

1

Scheepsklerk

1

 

Dagloner

1

Dienstbode

2

Bankbediende

1

 

Veldarbeider

76

Telefoniste

1

Diamantzager

1

 

Fabrieksarbeid(st)er

3

Commissionair

3

 

 

 

Spoorwegarbeider

3

Handelaar

2

 

 

 

Wegwerker

1

Fietsenmaker

3

 

 

 

Dokwerker

5

Herbergier

2

 

 

 

Zeeman

3

Klompenmaker

12

 

 

 

Bakkersknecht

3

Koopman

6

 

 

 

Klompenmakers-knecht

1

Landbouwer

3

 

 

 

Metselaarsknecht

1

Leurder

7

 

 

 

Pannenmakersknecht

1

Metselaar

3

 

 

 

Timmermansknecht

1

Meubelmaker

1

 

 

 

Vlasbewerkers-knecht

1

Molenaar

1

 

 

 

Koperslagerskencht

1

Poelenier

2

 

 

 

Borduurster

3

Schrijwerker

1

 

 

 

Breister

2

Sigarenmaker

3

 

 

 

Kantwerkster

1

Smid

1

 

 

 

Lompengaarder

8

Stoker

1

 

 

 

Naaister

1

Tapijtenmaker

1

 

 

 

Voermansgast

1

Vlasser

12

 

 

 

Vrachtrijder

1

Voorman

1

 

 

 

Wever

1

Wagenmaker

3

 

 

 

Landbouwersknecht

2

Timmerman

1

 

 

 

Wever

1

Winkelier

4

 

 

 

Werkeloos

63

 

 

 

 

 

Totaal

300

 

78

 

3

381

 

 

Deze tabel vertegenwoordigt 63,7 % van de geregistreerde veroordeelde smokkelaars, de andere 36,3 % had geen beroepsvermelding.

In de eerste kolom van de tabel, die goed is voor 78,7 % van de smokkelaars, staan de slechts verdienenden van de bevolking, die men terugvindt op de laagste trap van de maatschappelijke ladder.

In de tweede kolom staat het deel van de bevolking dat beter zijn geld verdient, zelfstandig is, een ambacht uitoefent of een beroep heeft dat toch een beter aanzien heeft. Deze groep vertegenwoordigd 20,5 % van de smokkelaars.

De derde kolom bevat de beroepen met een hoog sociaal aanzien, en waar een degelijke opleiding voor nodig is. Toch bevat de derde kolom enkel beroepen uit de middenklasse. Uit die middenklasse komt slechts 0,8 % van de smokkelaars.

We kunnen dus besluiten dat de aangehaalde voorbeelden van smokkelaars uit gegoede kringen, inderdaad eerder uitzondering waren dan regel. Het is dus vooral het slechtst verdienende deel van de bevolking, dat zich op smokkel concentreren. De trend nog niet van voor de oorlog is dus onveranderd.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[292] GYSELIINCK S., De smokkelhandel in het Land van Waas tijdens de 18e eeuw, Gent, 1998 – 99, p.117.

[293] GYSELIINCK S., De smokkelhandel i n het Land van Waas tijdens de 18e eeuw, Gent, 1998 – 99, pp.119,121,192.

[294] Stadsarchief Hulst, Mobilisatiedagboek van Wandel Marinus Milicien soldaat bij het 14e Regiment Infanterie IIe Bat.on 2e Comp ie Den 16e januari 1914 ingelijfd als dienstplichtige van de lichting 1914 uit de gemeente Nieuwerkerk (Z) onder lotingsnummer, p.398.

[295] BUYSE J. en DULLEART L., d’Euzie, Oorlogskroniek van Dr. Léon Van Haelst deel 9, XIV, 1995, 1&2, pp.60-90.

[296] GYSELINCK S., De smokkelhandel i n het Land van Waas tijdens de 18e eeuw, Gent, 1998 – 99, p. 138.

[297] Afbeelding overgenomen uit OGGEL JZ. D. J. en VAN VOOREN G., Koewacht – De geschiedenis van een jong dorp, Koewacht, 1990, p.77.

[298] GYSELINCK S., De smokkelhandel i n het Land van Waas tijdens de 18e eeuw, Gent, 1998 – 99, p. 119.

 

[299] Stadsarchief Hulst, Mobilisatiedagboek van Wandel Marinus Milicien soldaat bij het 14e Regiment Infanterie IIe Bat.on 2e Comp ie Den 16e januari 1914 ingelijfd als dienstplichtige van de lichting 1914 uit de gemeente Nieuwerkerk (Z) onder lotingsnummer, pp. 360.

[300] GYSELINCK S., De smokkelhandel i n het Land van Waas tijdens de 18e eeuw, Gent, 1998 – 99, p. 117-121.

[301] GYSELINCK S., De smokkelhandel i n het Land van Waas tijdens de 18e eeuw, Gent, 1998 – 99, p. 119.

[302] BUYSE J. en DULLEART L., d’Euzie, Oorlogskroniek van Dr. Léon Van Haelst deel 8, XIV, 1995, 1, p. 82.

[303] Zeeuws Archief, Arrondissementsrechtbank Middelburg, Strafzaken, 701.1/259.

[304] VANNESTE A., Kroniek van een dorp in oorlog, Neerpelt 1914-1918 – Het dagelijks leven, de spionage en de elektrische draadversperring aan de Belgisch-Nederlandse grens tijdens de Eerste Wereldoorlog, Deel 1: 1914 –1918, Deurne, p. 475.