Smokkel in het Land van Waas tijdens de Eerste Wereldoorlog. (Steven van Waesberghe) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
HOOFDSTUK V : HET GRENSGEBIED
1. Geografisch beeld van het Land van Waas
Het Waasland is al meerdere malen ter sprake gekomen, ook als grensgebied, en omdat ik mijn onderzoek op deze streek toespits, is het misschien aangewezen een beeld te vormen van de geografische ruimte van de buren van Zeeuws-Vlaanderen.
Het Waasland dat doorkruist wordt door de Schelde en de Durme, is zeer gevarieerd in zijn landschap, mede bepaald door deze twee rivieren. Deze zandstreek is niet enkel rijk aan polders, maar heeft ook bossen, weideland en zelfs heide (Waasmunster). Het grootste deel van het uitzicht van het Waasland is bepaald door de ingrepen van de landbouw.
Door bedijking van de Schelde en de Durme zijn schorre en polders ontstaan, die zo typerend zijn voor het Waasland. Maar deze polders bestrijken niet het hele Waasland. Ze beperken zich tot het noordwestelijke deel van de streek. Concreet betekent dit dat ze in noordelijk richting lopen van De Klinge tot aan Doel en verder aanwezig zijn tussen Doel en Rupelmonde. Het karakter van de gemeenten Doel, Kieldrecht, Verrebroek en Kallo wordt geheel bepaald door de polder. Gemeenten die slechts gedeeltelijk uit poldergebieden bestaan zijn Temse, Bazel, Rupelmonde, Kruibeke, Burcht, Zwijndrecht, Melsele, Beveren, Vrasene, Sint-Gillis en De Klinge (een oppervlakte van ongeveer 12.200 hectaren). Het type van landschap is natuurlijk van belang voor de smokkelaars, over wie ik later nog uitvoerig zal hebben. In deze poldergemeenten, die een open karakter van akkers vertonen, zijn smokkelaars verplicht zich te begeven tussen schorren en slikken en niet zelden wordt er gebruik gemaakt van rivieren en stromen. Het open karakter is voor de smokkelaar hier een nadeel, maar de uitgestrektheid en verlatenheid van het gebied werkt smokkel is dan weer voordelig voor smokkelaars.
De streek ten noorden van Moerbeke en Stekene is een dicht bebost gebied en meest geschikt om als smokkelaar niet gezien te worden. Dit bosrijk gebied strekt zich uit van Moerbeke tot De Klinge, en ten zuiden van Stekene en Moerbeke gaat het over in een puzzel van akkertjes.[77]
2. De Grensbewoners
Niet enkel het Wase landschap typeert de grensstreek, maar ook hun bewoners. Voor de beschrijving van de grensbevolking heb ik gekozen voor een passage uit het dagboek van Marinus Wandel, een Nederlands soldaat die dienst deed in Zuiddorpe aan de grens.
“ Onder de grensbewoners verstaan wij de menschen die op de grens wonen of op 5 à 6 KM afstand landinwaartsch. Aan de eene kant zijn ze afgesloten om naar België te gaan waar ze vroeger franc en vrij zich mochten bewegen anderzijds ligt Nederland voor hen op waar zij zich van hun kant het minst aantrekken, over het algemeen gaat hun hart uit naar België. Wanneer we een uur verder van de grens op Nederlandsch is hoort men Zeeuwsch Vlaamsch spreken terwijl de grensbewoners nog Vlaamscher dan de Vlamingen spreeken. Vraagt men hen of ze niet l[i]ever Belg willen worden dan zeggen ze “Menere” wij zijn Hollanders in ons hart en dat willen we blijven. De menschen in de grensstreek zijn vrij m.a.w.: niemands knecht. Maar nu staan zij ook onder Militaire tucht waaraan zij zich moeten houden, dat hun niet erg aangenaam is. Op het dorp Zuiddorpe zijn alle menschen Katholiek wanneer men daar niet in opgevoed is kan men zich hun levenswijze niet mede doen want dan kwamen wij met ons innerlijk in conflict en voelen dat des te meer als wij omgang met hen hebben. Ik wil enige punten weer geven. maar allereerst wil ik schrijven hoe ons grensdorpje er uit ziet …In en buiten de gemeente Zuiddorpe zijn 35 cafe’s of gelegenheden waar drank te bekomen is. Op iedere 20 of 25 mensen een drankgelegenheid m.a.w. dorst behoeven ze niet te lijden. In vredestijd waren dat er 45 en dat in een Parochie van nog geen duizend ingezetenen. Des Zondags na de Mis gaan ze rechtstreeks naar de Staminé drinken een druppel, maar hun liefste drank is bier. Onder de Kerkdienst zijn de cafe’s gesloten. Na de Hoogmis gaan ze naar ’t cafe, gaan daarna naar huis en komen na koffietijd uur samen tot laat in de avond. De mannen hebben hun spel (sport) met bollen, haaischieten enz enz. meerderen gaan savonds naar huis en hebben soms de weg alleen voorzichzelf nodig. s Avonds 10 uur gaat de sampètre de cafes aanzeggen dat ze moeten sluiten. Men heeft nog niet gehoord wat men bij ons noemt vloeken. Want de grootste Godslastering aan God…zeggen hun God en dat is in hun ogen geen vloek – maar de grootste millieus worden aan de loopende band uitgesproken Belgische vloeken met millioenen te gelijk. Ik geloof eigenlijk dat ze dat niet beseffen en vinden dat dan ook niet als Godonterend. Als ze hun volksspelen niet kunnen waarmaken is het voor hen geen Zondag geweest. In tegenstelling van hen zitten wij na Kerktijd gezellig in den huizelijken kring onder ’t genot van een kop koffie enz enz. Maar deze toestanden maken we mee als soldaat maar zien dan ook uit naar verlof om weer thuis te zijn. Maar toch hebben ze ook hun goede kanten, zij zijn rooiaal met alles mededeelzaam. Komt men bij iemand aan huis, loopt gewoon naar binnen neemt een stoel en gaat zitten. De vrouw des huizes schenkt een pot zwarte koffie in met suiker of zet een kan bier voor je op tafel, zoo is dat bij een ieder waar men binnenkomt.” [78]
De grensbevolking wordt getypeerd door hun verschil in normen en waarden, zoals uit het citaat blijkt. Ze houden er kennelijk een andere levensstijl op na, die meer aanleunt bij de Vlaamse dan de Nederlandse. Ze behoren niet tot Nederland noch tot België, en zijn ‘niemands knecht’, zoals Wandel het omschrijft. De grensbewoners zijn afzonderlijk volk op de grens van de België en Nederland
3. Verscherpte controle in het grensgebied
De Duitse opvorderingen en de economische blokkade zorgde voor tekorten, wat aanleiding gaf tot het verbod van de gemeenten om goederen uit te voeren. Dit uitvoerverbod zorgde ervoor dat handel buiten de gemeentegrenzen zo goed als stil lag, maar het was de Duitse bureaucratie die de doodsteek gaf aan de Belgische economie. Je had echt voor alles een bewijs nodig, en om die te verkrijgen, hing men af van de willekeur van de bezetter of van de grootte van zijn portemonnee. Zo had men o.a. een Personalausweis, in Lokeren sprak men van een passe-port of dwangpas, die slechts één maand geldig was. Was men niet in orde dan kon men een boete van 30 tot 100 frank krijgen.
3.1 De Duitse uurregeling
Wilde men zich verplaatsen buiten de gemeentegrenzen met een voertuig of in het grensgebied (3km van de Nederlandse grens) moest men aan een aantal strenge voorwaarden voldoen. Van 24 uur tot 5 uur was elk verkeer verboden, en dit zorgde meerdere malen aanleiding tot problemen, want het Duitse uur werd ingevoerd en meerderheid van de bevolking gebruikte nog het oude uur. [79] Beter gezegd, vele Belgen weigerden het Duitse uur te volgen, zo ook het ingevoerde zomeruur, waar de Belgen nog nooit van gehoord hadden. Ze hielden hardnekkig bij hun oude uur, maar bij het horen dat het zomeruur ook door de geallieerden werd gebruikt, werden ze al een stuk toleranter. Het spreekt voor zich dat de verscheidenheid aan uursystemen voor verwarring kon zorgen, zeker in het grensgebied. Dit was het geval in het grensdorpje Overslag. De klok van kerk, die op Belgisch grondgebied stond, volgde het Duitse zomeruur, maar binnen volgde men nog steeds de oude Belgische tijdsregeling. De Nederlandse militairen, douane en post regelden zich naar het Nederlandse zomeruur, maar de Nederlandse school nam een tijdregeling aan, om het de kinderen gemakkelijk te maken, die een uur verschilde met het Duitse zomeruur. Resultaat: wanneer de kerkklok in Overslag 2 uur aanwees, stond het uurwerk van de pastoor op 12 uur, dat van de Nederlandse onderwijzer op 1 uur en dat van de Nederlandse ambtenaren op 1uur 20.[80]
3.2 Reispassen
Men had een speciale reispas (Reiseschein) nodig, die men enkel kon verkrijgen als men in het bezit was van een Personalausweis. ‘Weerplichtige’ Belgen (17 tot 35 jaar), burgerwacht en onderdanen van vijandelijke staten moesten zich eerst aanmelden in Gent voor ze een pas kregen… enz. Aan de waslijst van voorschriften kwam maar geen einde, ze werden regelmatig aangevuld of veranderd en men moest bovendien nog betalen voor de pas.[81]
Verkeer in het grensgebied was mogelijk nog strenger, en bijna onmogelijk. Wilde men de grens oversteken in het Etappengebied, dan kon dat enkel langs de wegen Kemzeke – Hulst, Zelzate – Sas van Gent, de spoorwegen over De Klinge, Zelzate, Watervliet en op het kanaal over Zelzate. Deze plaatsen werden Grenzabschnitts commando’s, die langs de hele Belgisch – Nederlandse grens terug te vinden waren. In het Waasland was er dus smaar één aanwezig, het commando N° I te Kemzeke (de Paal of La Clinge Strasse).
Dagbladen, brieven of schriftelijke berichten mochten niet in- en uitgevoerd worden. Duiven mochten enkel overgebracht worden als ze dood waren. [82]
Op 200 meter van de grens mochten enkel de mensen komen die in die zone woonden. Een reispas naar Nederland voor de duur van één maand kostte voor de grensarbeiders 1 Mark. Als je geen grensarbeider was moest je 2,40 Mark betalen en 1,60 Mark voor iedere dag erbij, maar vanaf vijf dagen werd daarboven iedere dag nog eens 4,80 Mark betaald. [83] De bewoners van Stekene moesten het paspoort in hun gemeente aanvragen en afhalen te Gent. [84] Wie waren die mensen die een reispas wilden? Het ging over mensen die vrienden en kennissen wilden bezoeken; zij die brieven lazen en ze aan de overkant van de grens herschreven om de controleposten te ontlopen; smokkelaars die in Holland werden uitbetaald; pachteigenaars die pacht moesten ontvangen; vluchtelingen wiens geld nog in Nederland was… In 1915 werden in Stekene slechts 10 reispassen per dag meer toegekend. Wie dan al het geluk hadden een reispas te verkrijgen, mocht er vrijwel zeker van zijn dat hij door Duits spion in de gaten werd gehouden.[85] Men stelde m.a.w. alles in het werk om de bewoners het beu te laten worden en hen te ontwennen de grens over te steken.
In het grensgebied moest men na 22 uur van een reispas voorzien zijn bij het verlaten van het huis, ook voor verkeer in de eigen gemeente. De bewoners van het grensgebied werden kenbaar gemaakt door de letter ‘G’ op hun Personalausweis.[86] Op 7 september 1915 werd het verboden voor de grensbewoners op zon- en feestdagen hun landerijen in de grensstrook te betreden. Enkel op de gemelde dagen en enkel voor zij die er woonden, waren de landerijen toegankelijk.[87]
Stekene is een mooi voorbeeld om de papierenslag te illustreren. Door het invoeren van de 3 km zone -het grensgebied- werd Stekene in twee gedeeld. Wie in het deel van Stekene wou dat onder het grensgebied viel, moest eerst een aanvraag indienen in het gemeentehuis. Met die aanvraag moest men naar Lokeren voor een tweede aanvraag, die men na twee dagen verkreeg voor 1,5 frank. Ten slotte moest men naar het Abschnittkommando I in Kemzeke voor een stempel op hun paspoort.[88]
Ook Koewacht kan als voorbeeld dienen voor de uitzonderlijke en zelfs ridicule toestanden waartoe dit leidde. Zo moesten zij die binnen 200 m van de grens woonden een pas hebben als ze deze strook wilden verlaten. Een landbouwer die in deze zone woonde moest zo’ n pas hebben om naar zijn pomp te gaan die net buiten de 200 m zone viel.[89]
Herbergen werden verplicht te sluiten om 21.45 uur en mochten geen sterke drank serveren. De bevelhebbers van de grensstreek konden het sluitingsuur van enkele herbergen verlengen tot 23 uur voor de Duitse militairen.
Bij het niet naleven van deze voorschriften kon men een boete krijgen die kon op lopen tot 4.000 Mark en/of een gevangenisstraf tot 1 jaar. Ook de schepen werden in het grensgebied onder verscherpte controle geplaatst.[90]
3.3 Controle van de grens
De strengste en meest waanzinnige maatregel die in het grensgebied werd ingevoerd, was de bewaking van de grens zelf. Vanaf vrijdagmiddag 4 december 1914 werd in Koewacht strenger opgetreden tegen al wie de grens over wou. Karren en rijtuigen mochten niet meer passeren en moesten andere wegen zoeken om de grens te passeren. Fietsers werden nog ongemoeid gelaten, maar op zaterdagmorgen 5 december werd grens in Koewacht en in de hele grensstreek volledig afgesloten. De grens, die dwars door het dorp loopt, werd volledig afgesloten met houtwerk en prikkeldraad. Nu mocht men ook niet meer per fiets of te voet passeren. De mensen, wiens gemeente nu in twee was gedeeld, gingen nog altijd door binnenwegjes, tuinen en paden buiten het dorp waar de Duitsers geen weet van hadden om hun dorpsgenoten te zien. De katholieke meisjesschool bevond zich in Nederlands Koewacht, en de Belgische leerlingen moesten algauw een andere school zoeken.[91] Maar ook aan de Nederlandse kant werd er streng opgetreden. Zo werd op 25 september 1914 staat van beleg afgekondigd 5 km rond het grensgebied. Deze sperzone zou op 15 februari uitgebreid worden. Weiden langs de grens mochten niet langer betreden worden. Alle paarden aan de grens moesten geregistreerd worden, maar dat kon de veedieven -of ze nu Belg, Nederlander of Duits waren- niet tegenhouden.[92]
Zo hadden 60 man van de Hollandse troepen zich gevestigd op drie posten aan de grens ter hoogte van Stekene en Koewacht. Ze patrouilleerden met 2 à 3 man. De Nederlanders hadden al op 16 september de overgangswegen (o.a. de Hellestraat in Stekene) afgezet met prikkeldraad en bomen, volgens de Nederlandse overheid tegen vijandige troepen.[93]
De Stekenaars kregen de hele reeks reglementen i.v.m. het grensverkeer voorgeschoteld als volgt:
Bekendmaking
1e het overschreiden der Belgisch Nederlandsche grens is slechts geoorloofd op de wegen Kemseke-Hulst, Selzaete-Sas van Gent, Watervliet-Yzendijke, op de spoorwegen Klinge-Selzaete en Watervliet, op ’t kanaal te Selzaete
2e alle andere straten en wegen zijn verboden, straat en scheepvaartverkeer over de grens is geoorloofd van 8 uren ’s morgens (Duitsch uur) tot het intreden der duisternis. Bij de spoorwegen beslist de dienstregeling
3e de grens mag in de richting Nederland slechts overschreden worden met een Reiseschein de Duitschers, welke aan den Durchlasspost moet gecontroleerd worden en gestempeld; personen die van Holland komen moeten een eenzelvigheidsbewijs van hunne gemeenteoverheid hebben van den Konsul ondertekend, gestempeld en voorzien van eene fotografie met de reden der reis; om verder in België te reizen moeten die personen een nieuw Reiseschein der Duitsers hebben
4e in en uitvoer van wapens, schietvoorraad en ontploffingsmiddelen verboden; dagbladen met bewijs der Duitschers, alleen dode duiven mogen ingevoerd. Brieven, briefkaarten of schriftelijke berichten mogen in geen geval over de grens komen, overtredingen worden door de krijgswet gestraft. Wie afsluitingen afbreekt of langs verboden weg over grens wilt loopt gevaar dat er op hun geschoten wordt en voor beschadigingen en vernietiging der afsluiting zijn de dichtst gelegen gemeenten verantwoordelijk.[94]
3.4 Schieten zonder genade
Men was niet zacht voor wie toch dacht de grens te kunnen oversteken. Zo vaardigde Baron Von Seckendorff, luitenant-generaal, het bevel uit iedereen neer te schieten die na het roepen van ‘halt’ niet stil stond.[95]
Zo viel het eerste grensslachtoffer op zondag 20 december 1914 in Koewacht. Vlak na de mis kregen inwoners van Koewacht te horen dat er door de Duitsers op iemand geschoten was in de Karnemelkpolder, waar de grens gevormd werd door een sloot. Een zekere Frans Naessens uit Stekene (Bormte), een jongeman van achttien die geestelijk niet geheel normaal was en hardhorig zou geweest zijn. Een Duits soldaat, die 500 meter verder stond, voerde een schot af zonder verwittiging, maar miste. Ook het tweede schot was mis, maar het derde was raak, en de jongeman viel op vijf meter van de grens in Nederland. Hij kreeg de kogel onder in de buik en bleef bloedend liggen in een roggeakker. De Nederlandse militairen brachten het slachtoffer op een ladder naar ziekenhuis, maar hij stierf een uur later. Volgens ooggetuigen was de Duitser voorbarig en kon hij niet zien of de jongeman zich op Nederlands of Belgisch grondgebied bevond, volgens de Duitsers waren de eerste twee schoten waarschuwingsschoten. Het hoeft niet gezegd dat de Duitsers menige belediging naar hun hoofd geslingerd kregen van de Koewachters.[96]
Na dit voorval en de het bevel van Baron Von Seckendorff, werd de grens al snel ‘den IJzer’ genoemd door de grensbevolking.[97]
Voor vele grensbewoners was er geen onderscheid tussen Belg en Nederlander. Zo woonde de 23-jarige Nederlander Alfons Martinet, die in Nederland dienstplichtig was geweest, in Stekene (Nieuwdorp). Op donderdag 22 december 1914 was Martinet terug naar zijn moederland gegaan om een bus petroleum. Hij was al een heel eind over de grens terug toen hij door een Duitser door de mond geschoten werd. Het is meer dan logisch dat deze lokale situaties vreemd waren voor de bezetter, die ze verkeerd inschatte tot grote verontwaardiging van de grensbewoners.[98]
Maar ook aan Nederlandse kant had men geen medelijden voor de waaghalzen die trachtte de grens over te steken, zoals uit volgend artikel blijkt.
‘St. Jan Steen. Maandag werd nabij de Hollandsche grens alweer een treurspel afgespeeld. Een Belg die eenig land op Hollandsch grondbezit wilde komen bewerken, werd gewaarschuwd om halt te houden. Daar hij aan deze waarschuwing geen gehoor gaf werd hem een schot nagejaagd dat hem in het lijf trof en onmiddellijk doodde .’[99]
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[77] GYSELIINCK S., De smokkelhandel i n het Land van Waas tijdens de 18e eeuw, Gent, 1998 – 99, pp. 23-25.
[78] Stadsarchief Hulst, Mobilisatiedagboek van Wandel Marinus Milicien soldaat bij het 14e Regiment Infanterie IIe Bat.on 2e Comp ie Den 16e januari 1914 ingelijfd als dienstplichtige van de lichting 1914 uit de gemeente Nieuwerkerk (Z) onder lotingsnummer – De grens14 oktober 1916 pp.12-15.
[79] Verordeningsblad voor het Etappengebied van het 4e leger, 1915-1918, pp. 31-32, 59, 61, 63, 149, 219-221, 319.
[80]Stadsarchief Hulst, het Hulsterblad, N° 2675, zaterdag 13 mei 1916.
[81] Verordeningsblad voor het Etappengebied van het 4e leger, 1915-1918, pp. 56-69, 77-78, 101-104.
[82] Verordeningsblad voor het Etappengebied van het 4e leger, 1915-1918, pp. 31-32, 59, 61, 63, 149, 219-221, 319.
[83] Verordeningsblad voor het Etappengebied van het 4e leger, 1915-1918, pp. 31-32, 59, 61, 63, 149, 219-221, 319.
[84] BUYSE J. en DULLEART L., d’Euzie, Oorlogskroniek van Dr. Léon Van Haelst deel 9, XIV, 1995, 2 & 3, p.86.
[85] BUYSE J. en DULLEART L., d’Euzie, Oorlogskroniek van Dr. Léon Van Haelst deel 10, XIV, 1995, 4, p.157-160.
[86] Verordeningsblad voor het Etappengebied van het 4e leger, 1915-1918, pp. 31-32, 59, 61, 63, 149, 219-221, 319.
[87] BUYSE J. en DULLEART L., d’Euzie, Oorlogskroniek van Dr. Léon Van Haelst deel 10, XIV, 1995, 4, p.155.
[88] BUYSE J. en DULLEART L., d’Euzie, Oorlogskroniek van Dr. Léon Van Haelst deel 9, XIV, 1995, 2 & 3, p.90.
[89]OGGEL JZ. D. J. en VAN VOOREN G., Koewacht – De geschiedenis van een jong dorp, Koewacht, 1990, p.78.
[90] Verordeningsblad voor het Etappengebied van het 4e leger, 1915-1918, pp. 31-32, 59, 61, 63, 149, 219-221, 319.
[91] OGGEL JZ. D. J. en VAN VOOREN G., Koewacht – De geschiedenis van een jong dorp, Koewacht, 1990, p.68.
[92] VANNESTE A., Kroniek van een dorp in oorlog, Neerpelt 1914-1918 – Het dagelijks leven, de spionage en de elektrische draadversperring aan de Belgisch-Nederlandse grens tijdens de Eerste Wereldoorlog, Deel 1: 1914 –1918, Deurne, p.134.
[93] BUYSE J. en DULLEART L., d’Euzie, Oorlogskroniek van Dr. Léon Van Haelst deel 5, XIII, 1994, 1&2, pp. 53-88.
[94] BUYSE J. en DULLEART L., d’Euzie, Oorlogskroniek van Dr. Léon Van Haelst deel 9, XIV, 1995, 2 & 3, p.71.
[95] BUYSE J. en DULLEART L., d’Euzie, Oorlogskroniek van Dr. Léon Van Haelst deel 9, XIV, 1995, 2 & 3, p.78.
[96] OGGEL JZ. D. J. en VAN VOOREN G., Koewacht – De geschiedenis van een jong dorp, Koewacht, 1990, p.69.
[97] BUYSE J. en DULLEART L., d’Euzie, Oorlogskroniek van Dr. Léon Van Haelst deel 9, XIV, 1995, 2 & 3, p.78.
[98] OGGEL JZ. D. J. en VAN VOOREN G., Koewacht – De geschiedenis van een jong dorp, Koewacht, 1990, p.69.
Stadsarchief Hulst, het Hulsterblad, N° 2603, vrijdag 25 december 1914.
[99] Stadsarchief Hulst, het Hulsterblad, N° 2627, zaterdag 12 juni 1915.