Seksueel geweld in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen. 1890-1930. Een bijdrage tot de geschiedenis van de seksuele mentaliteit en de machtsverhouding tussen man en vrouw in wetgeving, rechtspraak en dagelijks leven. (Famke Vekeman)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Algemeen besluit

 

Een lange weg werd afgelegd vooraleer ik het schrijven van dit algemeen besluit kon aanvatten. Aan de hand van heel wat bronnenmateriaal heb ik een antwoord gezocht en ook gevonden op de onderzoeksvragen die ik in mijn probleemstelling naar voor heb geschoven. Centraal in deze verhandeling staat de evolutie van het Belgisch seksueel strafrecht en de reconstructie van de mentaliteit van verschillende actoren wanneer zij geconfronteerd worden met seksueel geweld in de periode 1890-1930.

In dit besluit wil ik de belangrijkste onderzoeksresultaten op een rijtje zetten.

 

In een eerste deel heb ik de seksuele strafwetgeving aan een grondige analyse onderworpen. In de periode 1890-1930 zijn er twee wettelijke bepalingen van toepassing met betrekking tot de repressie van seksueel geweld, met name het strafwetboek van 1867 en de wet van 15 mei 1912. De grootste realisatie van het strafwetboek van 1867 is de scheiding van verkrachting, poging tot verkrachting en aanranding van de eerbaarheid. Door de opdeling van seksueel geweld in verschillende ‘gradaties’ wordt er in feite repressiever opgetreden tegen seksuele delinquentie. De correctionalisering van misdaden die het nieuwe strafwetboek met zich meebrengt, is een reactie op de “acquittements scandaleux” die door de juryleden van het assisenhof werden uitgesproken. De wens van de wetgever om repressiever op te treden tegen seksuele misdrijven komt ook bij de totstandkoming van de wet op de kinderbescherming duidelijk tot uiting. De weg die men hier inslaat, is niet deze van correctionaliseren, maar wel  deze van zwaarder straffen. De hogere straffen zijn voornamelijk voorzien voor seksuele delinquenten die het op min-zestienjarigen gemunt hebben. Deze wetswijzigingen zijn vooral een gevolg van de wijdverspreide vrees bij de leidinggevende klasse van de maatschappij voor een degeneratie van de menselijke soort. Immorele ‘uitspattingen’, en dus ook zedendelicten, worden met argusogen gadegeslagen. De wetgever meent een stijging van de onzedelijkheid waar te nemen als gevolg van de kapitalistische samenlevingsvormen en wil daarom strenger optreden tegen seksueel geweld. Vooral de kinderen moeten beter beschermd worden tegen seksuele gewelddaden.

Hieruit kunnen we afleiden dat hetgeen een maatschappij als ongeoorloofd beschouwt, verandert met de aard van de samenleving. Dit impliceert eveneens dat de maatschappelijke context een invloed heeft op de totstandkoming en de inhoud van nieuwe strafwetten. In deze verhandeling heb ik dan ook getracht de invloed van de politieke, strafrechtelijke en ideologische achtergrond op het seksueel strafrecht nader te onderzoeken. Het strafwetboek van 1867 is opgemaakt in een liberaal tijdperk, maar de invloed van de liberale ideologie is heel miniem. Het strafrechtelijk discours, dat in deze periode volledig gedomineerd is door het objectivisme, heeft wel duidelijk sporen nagelaten in het strafrecht. De straffen worden zorgvuldig gewikt en gewogen en er wordt nauwlettend gewaakt over de systematiek van het strafrecht. De burgerlijke seksuele moraal heeft het strafwetboek van 1867 ook niet onberoerd gelaten. Seks wordt voortdurend geassocieerd met de huwelijkse voortplanting. Heteroseksualiteit wordt als dé norm naar voor geschoven.

De wet van 15 mei 1912 staat wel degelijk onder invloed van de toenmalige dominante politieke ideologie en de politieke bewegingen die zich aan het voltrekken zijn. De strengere maatregelen dragen de stempel van een katholieke ideologie en een kleinburgerlijke seksuele moraal. Allerlei bewegingen die ijveren voor een betere bescherming van het kind in de samenleving lobbyen bij de totstandkoming van de wet op de kinderbescherming. De invloed van het strafrechtelijk discours, het subjectivisme, uit zich voornamelijk in de vrees voor een degeneratie van het menselijk ras. Een morele omgeving voor minderjarigen moet een dam opwerpen tegen de immoraliteit en criminaliteit. De menselijke seksualiteitsbeleving en het huwelijk wordt door de wetgever in 1912 nog steeds met elkaar verbonden wat wijst op een doorleving van de burgerlijke seksuele moraal.

 

In een tweede deel heb ik me vervolgens gebogen over de rol die “de vrouw” door de maatschappij wordt toebedeeld in de periode 1890-1930. De dominantie van de man en de ondergeschikte positie van “de vrouw” op heel wat terreinen van het maatschappelijk leven zijn in de onderzoeksperiode nog manifest aanwezig. Deze machtsverhouding heeft een invloed op de manier waarop een samenleving omgaat met seksueel geweld gepleegd op volwassen vrouwen. Vrouwen zullen door hun ondervertegenwoordiging in het publieke leven geconfronteerd worden met een juridische wereld die op de belangen van de mannelijke leden van een samenleving geënt zijn.

 

In een derde deel heb ik een blik geworpen op het gevonnist seksueel geweld door de correctionele rechtbank van Antwerpen in de periode 1890-1930. Uit de bestudeerde dossiers is duidelijk gebleken dat kinderen het vaakst slachtoffer zijn van seksueel geweld. Bij de slachtoffers in het algemeen is er een oververtegenwoordiging van vrouwen. Het daderschap blijkt daarentegen een bijna exclusief mannelijk karakter te hebben. Deze gegevens moeten in een bredere maatschappelijke context geplaatst worden. Niet alle seksuele gewelddaden gepleegd op kinderen zijn ook strafbaar wanneer het gaat om ‘volwassen’ vrouwen. Volwassen vrouwen zijn misschien ook minder geneigd aangifte te doen wegens een groter schaamtegevoel. Het feit dat er zo weinig mannelijke slachtoffers voorkomen in de strafdossiers heeft gedeeltelijk te maken met de manier waarop de wetgever verkrachting definieert. Anderzijds zijn jongens en mannen misschien meer terughoudend om aangifte te doen omwille van de eer die op het spel staat. De mannelijke dominantie met betrekking tot het daderschap kan terug geassocieerd worden met de aard van het misdrijf zoals deze in het seksueel strafrecht wordt vastgelegd. Een enge interpretatie van seksueel geweld waardoor heel wat vrouwelijke daders ontsnappen aan een crimineel discours kan hier ook voor enige vertekening zorgen.

De meerderheid van de bestudeerde strafdossiers betreft gecorrectionaliseerde seksuele misdaden. De wet van 15 mei 1912, en de hogere straffen die deze wetgeving invoert, heeft tot gevolg dat er nog meer gecorrectionaliseerde misdaden door de correctionele rechtbank van Antwerpen berecht worden.

Het doel van de wetgever van 1912 om repressiever op te treden tegen zedendelicten lijkt door de magistraten in de praktijk te zijn omgezet. Het aantal vrijspraken daalt en de gemiddelde strafmaat ligt hoger. Het aantal strafdossiers dat ik bestudeerd heb, is evenwel niet groot genoeg om hier in termen van zekerheid te kunnen spreken. Verder onderzoek zal deze voorlopige conclusie nog moeten toetsen.

 

De maatschappelijke omgang met het fenomeen seksueel geweld kwam aan bod in het vierde en tevens laatste deel van mijn verhandeling. In een eerste hoofdstuk heb ik mij gebogen over het profiel van betichte en slachtoffer van het gevonnist seksueel geweld. Iet of wat veralgemenend kunnen we besluiten dat de slachtoffers meestal jong en ongehuwd zijn en dat ze uit een bescheiden sociaal milieu afkomstig zijn. De betichten volgen deze algemene tendens, maar ook oudere mannen plegen seksueel geweld en een aantal verdachten behoren tot de goede middenklasse. Opnieuw werden deze gegevens in een maatschappelijke context geplaatst. De aangiftebereidheid van het slachtoffer is afhankelijk van de sociale status van de agressor. Bovendien is de juridische wereld naar alle waarschijnlijkheid veel alerter wanneer de lage sociale klasse seksuele gewelddaden begaat dan wanneer de burgerij zich daaraan schuldig maakt. De dader kiest vaak een jong en ongehuwd meisje om op meer begrip van de gemeenschap te kunnen rekenen. Wanneer gehuwde mannen zich schuldig maken aan seksuele delinquentie zal dit vlugger in de doofpot gestoken worden omwille van de eer van zijn gezin. De studie van de relatie tussen dader en slachtoffer bracht aan het licht dat er vaak geen voorafgaande relatie bestaat tussen dader en slachtoffer. In een aantal dossiers is dit wel het geval. De dader beschikt hier meestal over macht ten aanzien van het slachtoffer aangezien hij de vader of werkgever is.

 

In een tweede hoofdstuk heb ik een blik geworpen op de manier waarop de justitie op de hoogte gebracht wordt van het seksueel geweld dat zich in een samenleving heeft voorgedaan. In vele gevallen deinst het slachtoffer er niet voor terug zelf de stap naar de juridische autoriteiten te zetten. Andere slachtoffers beschikken evenwel niet over de moed de justitie in te lichten waardoor deze seksuele gewelddaden nooit ter kennis aan de justitie en dus ook niet aan de historische onderzoeker gebracht zijn. In de strafdossiers komt duidelijk naar voor dat heel wat slachtoffers hulp nodig hebben voor hun aangifte van de feiten. De aangifte kan gebeuren door een familielid, maar ook door iemand van buitenaf of nog door het publiek gerucht. In de getuigenissen van het slachtoffer lezen we vaak dat zij vreest voor een schandaal, onbegrip of ongeloof bij het naar buiten brengen van het seksueel geweld.

In de dossiers heb ik ook geregeld sporen teruggevonden van een poging om tot een infrajudiciële conflictoplossing te komen. Wanneer beide partijen de voorkeur geven aan een onderlinge regeling zal dit zeker en vast hebben plaatsgevonden. Het officiële gerecht wordt hier dan buiten spel geplaatst.

 

Niet alle aangiftes van seksueel geweld zullen leiden tot een vonnis. In het derde hoofdstuk van deel vier heb ik mij geconcentreerd op de aangehaalde motieven om een zaak betreffende seksueel geweld te seponeren. Buitenvervolgingstelling kan een gevolg zijn van de conclusie dat de betichte niet verantwoordelijk is voor zijn daden. De twee gerechtelijke geneesheren die voor het medisch en psychiatrisch onderzoek van de betichte worden aangesproken, hanteren een aantal eigenzinnige methodes die kaderen binnen het degeneratiedenken. Het is niet uitgesloten dat seponering omwille van krankzinnigheid een middel is om een betichte met een goede reputatie te redden van een onterende strafrechtelijke vervolging. Bepaalde dossiers worden geseponeerd omwille van de intrekking van de klacht door het slachtoffer. Deze intrekking is vaak een gevolg van de druk die de betichte uitoefent op het slachtoffer. Niet enkel angst voor de betichte kan het slachtoffer er toe aanzetten de klacht in te trekken, maar ook de bescherming van de eer en reputatie van de betichte kan ervoor zorgen dat de stap naar de juridische autoriteiten na overleg ongedaan gemaakt wordt. Onvoldoende bewijzen vormen ook een motief om een zaak te seponeren. De slechte reputatie van het slachtoffer blijkt hier de voornaamste drijfveer te zijn om het dossier te seponeren. Een onvindbare dader en de vaststelling dat ‘betichte’ en ‘slachtoffer’ met elkaar gehuwd zijn, impliceren eveneens seponeren. Deze voorbeelden maken duidelijk dat slechts de top van de ijsberg van het seksueel geweld zichtbaar wordt wanneer men enkel focust op de gerechtelijke strafdossiers.

 

In een vierde hoofdstuk heb ik vervolgens pogen te achterhalen op welke elementen de rechter zich baseert voor het uitspreken van zijn vonnis. De rechter moet rekening houden met uiteenlopende factoren die elk dossier een uniek karakter verlenen. Veralgemeningen zijn dus moeilijk te maken. Toch kunnen we een aantal beïnvloedingsfactoren opsporen die telkens in kaart worden gebracht vooraleer de rechterlijke macht zich aan een uitspraak waagt. De verdediging en de sociale achtergrond van de betichte, de zedelijkheid van betichte en slachtoffer, de deskundigenverslagen betreffende het lichaamsonderzoek van het slachtoffer, de getuigen ten laste en ten ontlasting en tenslotte ook de eventuele aanwezigheid van bewijsstukken zijn allemaal factoren die een invloed hebben op de uitspraak. De bekentenis van de verdachten en de aan- of afwezigheid van ooggetuigen zijn volgens mij heel belangrijk. Ook de zedelijkheid van het slachtoffer is van doorslaggevend belang voor de uitspraak van de rechter. Bewijsstukken kunnen ook bijdragen tot de vaststelling van de schuld van de verdachte. De andere elementen lijken minder relevant te zijn en zullen slechts invloed hebben wanneer er twijfel bestaat.

 

De seksuele gewelddaden an sich stonden centraal in het vijfde hoofdstuk. De agressor doet heel vaak een beroep op fysiek en verbaal geweld om zijn plannen te kunnen uitvoeren. De dader heeft blijk van een groot gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit en morele toestand van het slachtoffer. Slachtoffers verdedigen zich met wisselend succes tegen het seksueel geweld. De dader zoekt steeds een geïsoleerde plaats op om zijn daden ten uitvoer te brengen. Er is geen geliefkoosd tijdstip waarop de dader tot actie overgaat.

 

In een zesde hoofdstuk heb ik mij gebogen over de gevoelens van dader en slachtoffer na de seksuele gewelddaden. Over het algemeen blijkt de dader geen last te hebben van zijn geweten na het plegen van seksueel geweld. Onverschilligheid en zelfs een zekere trots op hetgeen men gedaan heeft, komen soms tot uiting in de verklaringen van de betichten. De slachtoffers reageren niet allemaal op dezelfde manier. Sommigen worden overvallen door een schaamtegevoel waardoor men besluit de feiten niet aan de justitie bekend te maken of minimaliseert wat er gebeurd is. Andere slachtoffers worden niet door een schaamtegevoel getroffen en twijfelen niet aan hun stap naar de juridische autoriteiten. De omgeving wordt niet graag geassocieerd met zedenzaken. Naakte ontslagen of het ontvluchten van de vertrouwde omgeving om opspraak te vermijden, zijn hiervan een gevolg. Een aantal mannelijke leden van de samenleving kunnen besluiten de verdachte in bescherming te nemen. Dit doen ze door zich passief te verzetten tijdens het onderzoek, valse verklaringen af te leggen, de betichte op te hemelen en kwaad te spreken over het slachtoffer. Er is echter niet altijd ruimte voor een mannelijke verstandhouding. Wanneer de dader een slechte reputatie heeft of wanneer de betichting op weerzin bij de bevolking stuit, staat de dader er alleen voor. Naast een mannelijke solidariteit is er soms ook sprake van een vrouwelijke solidariteit. Moeder en dochter trekken in vele gevallen aan dezelfde kant van het zeil. Ook andere vrouwen kunnen ervoor opteren het slachtoffer bij te staan in haar strijd om gelijk te halen.

 

In een laatste hoofdstuk heb ik tenslotte een aantal glimpen omtrent seksualiteitsbeleving die de historische onderzoeker aan de hand van zedenzaken kan opvangen, beknopt weergegeven. De slachtoffers die aan het woord worden gelaten geven geen blijk van een grote gene om te spreken over de seksuele gewelddaden. De burgerlijke seksuele moraal heeft wel een invloed gehad op andere facetten van de seksualiteitsbeleving. Seks wordt geassocieerd met de zegen van het huwelijk en de voortplanting. De eer van een slachtoffer van seksueel geweld kan gered worden door een huwelijk met de agressor. In de strafdossiers kwam ook geregeld naar voor dat de man een actieve rol krijgt toebedeeld met betrekking tot seksualiteit, terwijl de vrouw veeleer een passieve en ondergeschikte plaats inneemt. Deze voorstelling moet echter genuanceerd worden aangezien we te maken hebben met strafdossiers waar de vrouw in de rol van slachtoffer past, terwijl de man de driftige en actieve rol vertolkt.

 

 

Dit verhaal zou nog een paar hoofdstukken meer kunnen tellen. De invloed van de persoonlijkheid van de rechter op het vonnis en een meer kwantitatieve benadering van de toepassing van de wet van 15 mei 1912 vielen in deze verhandeling uit de boot. Tijd verplichtte mij immers om keuzes te maken. Toch hoop ik dat ik aan de hand van deze verhandeling een bijdrage geleverd heb aan de kennis omtrent de evolutie van het seksueel strafrecht en de reconstructie van de mentaliteit van verschillende actoren wanneer zij geconfronteerd worden met seksueel geweld in de periode 1890-1930

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende