RADIO SCORPIO. Studenten in de ether. (Dave Timmermans)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk 6: Radio Scorpio in een postmoderne mediacultuur

 

6.0. Inleiding

 

Radio Scorpio heeft sinds zijn ontstaan zijn inkomsten gehaald uit opbrengst van fuiven en medewerkerbijdragen. Dit geld zorgde er meestal voor dat men niet constant in de rode cijfers zat. Andere en commerciële radiozenders daarentegen hebben zich tot het uiterste ingespannen om zoveel mogelijk inkomsten te vergaren en aarzelden dan ook niet om tot ketens toe te treden.

Natuurlijk verschillen beide radiozenders ontzettend fel qua inhoud en vorm. Daar waar Scorpio streeft naar het leveren van kwalitatief hoogstaande programma’s om te voldoen aan de noden van slechts enkelen, streven commerciële radiozenders in hoofdzaak naar een zo groot mogelijk aantal luisteraars. Kwantiteit staat hier opmerkelijk boven de kwaliteit.

In dit hoofdstuk wordt nagegaan in welke mate er noodzaak is aan zenders zoals Radio Scorpio, die een meerwaarde tracht te zijn in deze consumptiemaatschappij.

 

 

6.1. Een postmoderne mediacultuur?

 

De belangrijkste kenmerken van een postmoderne cultuur zijn de volgende:

- Een algemene vervaging van grenzen: Men tracht aan de hand van één product zoveel mogelijk mensen te bereiken, en dus niet meer zijn programmatie in te delen in blokken voor mannen, vrouwen, kinderen, hoge en lage cultuur.

- Esthetisering van het dagelijkse leven: dit komt vooral tot uiting op televisie. De media tonen beelden van ideale mannen en vrouwen, met hun ideale beroepen en ideale maten en ideale gezinnen. Men toont een beeld dat niet meer overeenkomt met de dagelijkse realiteit, maar eerder met een droom. Men wil de luisteraar/ kijker een gevoel geven van ontvluchten of wegzweven van de dagelijkse sleur van het leven.

- De notie van ‘onpresenteerbaarheid’ en hiermee gepaard gaand een beroep op de mondigheid van de personen: Daar waar er vroeger strenge normen en waarden werden verkondigd door de media, beperkt deze zich nu tot het geven van allerlei mogelijke oriëntaties waardoor de mensen zich kunnen laten leiden.

 

 

6.2. De mediacultuur

 

Leiss, Kline et al. (1990, p. 51) betogen in hun studie over de hedendaagse consumptiecultuur en mediacultuur dat reclame- en tv-boodschappen de voornaamste leveranciers van waarden, maar vooral van opvattingen en oriëntaties zijn geworden. Deze media vertellen ons ‘wie we zijn’ of ‘waar we thuishoren’ of ‘hoe we ons moeten gedragen in bepaalde situaties’,... .

Hoewel men op de radio de boodschap enkel kan horen, heeft dit medium ongetwijfeld ook een belangrijke rol in het overbrengen van waarden en opvattingen. Men denke aan de hitparademuziek, fuiven van Donna en Studio Brussel die er telkens in slagen om massa’s mensen op de been te krijgen. Maar ook de meer informatieve radioprogramma’s, zoals Republica en Ultimatum drukken hun “stempel” op de aanhangers van deze radiozender, Studio Brussel.

 

 

6.3. Invloed van de massamedia

 

Snow (Snow, 1983, pp. 10-11) schreef dat massamedia in onze hedendaagse maatschappij als referentiekader fungeren voor ons denken en doen.

De massamedia hanteren totaliserende strategieën, ze zijn alomtegenwoordig. Het is zelfs zover gekomen dat we ons niet eens meer bewust zijn van de immense rol die ze in ons leven spelen. Gegeven de functie van leverancier van opvattingen en oriëntaties, vervullen massamedia een socialiserende functie. Bijgevolg is de taal waarmee ze spreken, aangepast aan het dominerende maatschappijbeeld (cf. Snow, 1983).

Bij de start van de openbare omroep berustte haar strategie op drie peilers:

1) Ze handhaafde volgens strikte normen haar eigen opgelegde standaarden. Eén ervan was o.a. een strikte scheiding tussen informatie en ontspanning. Van Poecke (1994, p. 3) (ook o.m. Fiske, 1991; Snow, 1983) stelt in dit verband:

 

Samen met de andere culturele apparaten diende televisie door educatie, informatie en ontspanning, die strikt van elkaar gescheiden dienden te worden, de sociale integratie, de supracommunale homogeniteit en assimilatie in de dominante geletterde cultuur te bevorderen.

 

2) Ook was er een strikte scheiding van genres voor verschillende publieksegmenten. Elk publieksegment werd apart benaderd, dit resulteerde in programma’s die specifiek bestemd waren voor dé man, dé vrouw, dé jongeren.

3) Daarnaast werd grote aandacht besteed aan diversiteit en pluraliteit in de aangeboden programma’s. Van Poecke (1994, p. 4) melde wel dat dit pluralisme binnen de grenzen werd gehouden:

 

Macht en invloed netjes te verdelen over de heersende maatschappelijke zuilen en politieke partijen. De diversiteit in de aangeboden programma’s werd bepaald door deze groepen. Ze fungeerden als ‘smaakmakers’ voor de rest van de bevolking.

 

In de loop van de jaren zeventig kwam hier heel wat verandering in, en dit door een aantal sociologische en economische argumenten.

Vooreerst zijn er de sociologische argumenten. Het individualiseringsproces, dat ervoor zorgde dat de subjecten zich meer en meer losmaken van de traditionele referentiekaders, lag aan de basis van het ontstaan van ‘taste cultures’ of andere consumptiegemeenschappen waarin men elkaar, figuurlijk gezien dan, ging opzoeken. Door de toegenomen vrijheid en het ontstaan van de consumptiecultuur ging de mens meer op zoek naar de mooiere kant van het leven. Men wou nog wel informatie ontvangen, men wou het enkel op een plezierigere manier vernemen. Dit zorgde dan weer voor het ontstaan van de term ‘info-tainment’, waar nieuws als een show gepresenteerd wordt. De oorspronkelijke publiekssegmenten werden vervangen door ‘a middle region’. De verbrokkeling van de doelgroepen zorgde ervoor dat de omroepen zich flexibeler moesten gaan opstellen. Daarom werd bewust gekozen om programma’s te maken die zo ruim mogelijk werden opgevat en alzo een zo groot mogelijke doelgroep konden bereiken.

Daarnaast zijn er ook de economische argumenten die zorgden voor een aanpassing in het gevoerde beleid. Programma’s, voornamelijk tv-programma’s, werden in toenemende mate als koopwaren beschouwd. Men besefte dat er met deze programma’s veel geld kon worden verdiend, en dit zorgde voor de eerste bedreiging van het oorspronkelijke monopolie van de openbare omroep. Verschillende actoren gingen zich op deze media, televisie en radio, storten en probeerden enorme winsten te vergaren. De toenemende concurrentie tussen deze commerciële actoren heeft ertoe geleid dat de omroepen zich meer op elkaar gingen afstemmen, en dus meer en meer naar elkaar toegroeiden. Concentratie leidde ertoe dat de markt in handen is gekomen van slechts enkele actoren die bepalen wat er wordt uitgezonden.

Deze kapitalistische onderbouw van onze maatschappij heeft geleid tot de media die we nu kennen. Kwantiteit van luisteraars en kijkers is het belangrijkste, de geleverde kwaliteit is van inferieur belang.

 

 

6.4. Hebben de massamedia slechts een negatieve invloed?

 

Het individu kan niets veranderen aan de kapitalistische onderbouw van onze maatschappij. Toch is er wel een manier om deze kapitalistische dominantie ‘psychologisch’ te breken. De luisteraar/kijker hoeft immers niet alles te slikken wat hij voorgeschoteld krijgt, integendeel hij kan programma’s gebruiken om zichzelf en de dingen in onze omgeving beter te begrijpen. Willis (1990,, p. 30) stelt immers:

 

Whilst the media invite certain interpretations, young people have learnt to play with interpreting the codes, to reshape forms, to interrelate the media through their own grounded aesthetics.

 

De consument kan immers zijn creativiteit gebruiken om programma’s en andere mediale boodschappen te interpreteren en te decoderen naar eigen wens. De programma’s bevatten materiaal om verschillende interpretaties en ‘counter-identificaties’ op te bouwen. Deze verschillende identificatiemogelijkheden worden door velen beschouwd als de grondslag van het succes ervan.

Het bovenstaande dient hier toch enigszins gerelativeerd te worden. Dat er een grote massa behoefte heeft aan het ontvluchten van de realiteit is een feit. Velen kunnen aan de realiteit ontsnappen door naar “vluchtige” televisie of radio te luisteren, andere vinden hier geen voldoening meer en gooien zich en masse op seks, drugs en alcohol, om toch maar een onderscheid tussen deze twee laatste te maken. Het ontvluchten van de realiteit hoeft niet noodzakelijk als pejoratief te worden gezien. Wel moeten de omroepen zich ervan bewust zijn dat men zo wel heel selectief te werk gaat, en ongetwijfeld een groep volledig in de kou laat staan. Deze mensen hebben ook nood aan mediagebruik dat aan hun noden voldoet. Deze nood is ontstaan door de indringing van de media in het leven van iedere mens. Iedere mens dient op de hoogte te worden gehouden van wat er leeft in de wereld, iedere mens heeft soms eens een dipje of wil eens wegdromen. Dat niet alle mensen dit op dezelfde manier kunnen, wordt tegenwoordig genegeerd door de omroepen. En dit omdat het voldoen aan deze twee groepen een te grote kost zou zijn . Daarom wordt bewust gekozen om enkel aan de noden van de grootste groep te voldoen.

Hier komt de taak van de openbare omroep ten tonele en dus ook die van de overheid. Deze twee dienen ervoor te zorgen dat die tweede groep ook nog voldoende geïnformeerd wordt.

 

 

6.5. Radio Scorpio in de huidige consumptiecultuur

 

Scorpio was zich bewust van de invloed van geld en de afhankelijkheid van reclamegelden. Gedurende al die jaren trachtte men op een zo goed mogelijke manier radio te maken. Dit is een mooi uitgangspunt voor een radiozender die bewust reclamegelden weigert, heeft het voor de nodige problemen gezorgd in het verleden.

Radio Scorpio heeft nooit de pretentie gehad om te concurreren met de openbare omroep. Wel heeft men steeds gepoogd aanvullend te zijn op de radio’s van de openbare omroep. Op muziekgebied is Radio Scorpio altijd een buitenbeentje geweest. De aandacht ligt op de muziek, die té “alternatief” zou zijn om op de andere radio’s uit te zenden. De kwaliteit primeert hier natuurlijk op het alternatieve karakter van de muziek. Ook meent men bij Scorpio, dat het zijn taak is om goede, lokale muziekgroepen te promoten. Omdat het een lokale radiozender is, is het gemakkelijker voor de muziekgroepen om met Scorpio in contact te komen en hun stem te laten horen op Scorpio.

 

 

6.6. Conclusie

 

In dit hoofdstuk werd een beeld geschetst van de postmoderne mediacultuur. De kapitalistische onderbouw van de media heeft ertoe geleid dat steeds meer programma’s en zelfs hele radiozenders qua inhoud en vorm naar elkaar toegroeiden. In het radiowereldje zijn er nog wel enkele radio’s te bespeuren die vast hebben gehouden aan de oudere doelstellingen van radio. Allen zijn ze van mening een meerwaarde in ‘handen’ te hebben. Radio Scorpio heeft alvast enkele nuttige functies die ze vervult. Toch blijft het een twijfel of deze radiozender het hoofd boven water kan blijven houden; De financiële toestand van Scorpio is immers nog nooit positief geweest. Dankzij de subsidie van de Stad Leuven, komt hier enigszins verandering in.

Het lot van deze initiatieven die in hoofdzaak aanvullend willen zijn, en de leemtes in het medialand trachten op te vullen, ligt in de handen van lokale en federale overheden.

Het blijft natuurlijk de vraag hoelang deze overheden willen investeren in radiozenders.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende