RADIO SCORPIO. Studenten in de ether. (Dave Timmermans) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
2.0. Inleiding
In dit hoofdstuk zal in een eerste deel worden ingegaan op de geschiedenis van de wetgeving met betrekking tot het medium lokale radio. Ook zal er vooruitgeblikt worden op de veranderingen die er zouden aankomen. In het tweede deel van dit hoofdstuk worden enkele radio-organisaties besproken. Enerzijds is het de bedoeling deze belangenorganisaties te beschrijven, anderzijds zal ook worden beschreven bij welke van deze organisaties Radio Scorpio lid is geweest en welke band er tot op heden is met deze organisaties.
2.1. Het verleden: 1979-1998
Op 30 juli 1979 ging de eerste Wet betreffende de radioberichtgeving van kracht. Deze laat de mogelijkheid open om naast de openbare omroep aan andere individuen, instellingen,... een radiovergunning te geven. (Van Den Troost, 1978, p. 22) Art.3 staat te lezen dat de Minister de verplichtingen van de houders van een vergunning en de voorwaarden waaraan de toegelaten stations en netten voor radioverbinding moeten voldoen, bepaalt.
Het decreet houdende organisatie en erkenning van de niet-openbare radio’s trad op 6 mei 1982 in werking. In dit decreet wordt het statuut en de taak precies omschreven. Daarnaast worden ook een aantal voorwaarden vermeld waaraan de radio’s moeten voldoen. In art. 6 wordt vermeld dat het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap een Raad van niet-openbare radio’s opricht. Deze dient de Vlaamse Executieve te adviseren i.v.m. de erkenning, intrekking, schorsing en organisatie van niet-openbare radio’s. Ook werd in dit decreet bepaald dat de erkenning om de twee jaar herzien dient te worden.
In 1985 is er een herziening van het KB van 1981 houdende reglementering voor het aanleggen en doen werken van stations voor lokale klankradio-omroep. Reclame wordt vanaf dit moment toegestaan indien de radiozenders een reclamemachtiging, een culturele erkenning en een technische vergunning hebben. Het duurde tot 1987 vooraleer er een wet was die de reclame regelt.
In 1990 werd het decreet van Chevalier- Van Rompuy “houdende organisatie en erkenning van NOR” uitgevoerd. In dit decreet worden het statuut, de structuur, de doelstelling en taken, de financiering en de organisatie omschreven. In plaats van de Raad voor de Niet-Openbare Radio wordt de Raad van Lokale Radio’s opgericht. Dit is een decreet dat vooral het lokale karakter van de private radiozenders probeerde te waarborgen en een verbod invoerde tegen de ketenvorming.
Op 25 januari 1995 is er het voorstel van De Clerck. Dit decreet had als doel de leefbaarheid van de niet-openbare radio in Vlaanderen te verhogen. Samenwerkingsverbanden worden mogelijk gemaakt op het vlak van programmatie, nieuws en reclamewerving. De Clerck beweert terecht dat ‘de sector nood heeft aan een globaal plan’. Om dit te realiseren dienen enkele constructieve wijzigingen te worden aangebracht. Daarenboven is De Clerck van mening dat het hoog tijd wordt om de radio’s terug ‘concurrentieel’ te maken. Een laatste belangrijke verandering die De Clerck wil bekomen heeft te maken met de productie van ‘eigen’ programma’s. Binnen een eigen programma mag men bijvoorbeeld 90% van de uitzending vullen met muziek. Dit omdat
volgens specialisten blijkt dat 7 à 8 minuten gepraat ideaal is. De aandacht van de luisteraar wordt zo maximaal gecapteerd. Daarbij wordt uitgegaan van het feit dat op regelmatige ogenblikken de muziek wordt onderbroken voor enige toelichting.
Het basisidee van dit decreet is het verlenen van toestemming aan niet-openbare radio’s om samenwerkingsverbanden op te starten.
In 1998 legde de Vlaamse wetgever met het Decreet van 7 juli 1998 ‘houdende wijziging van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 25 januari 1995’, uiteindelijk de krachtlijnen vast van een vernieuwd beleid met betrekking tot de lokale – nu: ‘particuliere’ – radio’s (Voorhoof, 2000, pp. 9-12). In dit decreet werd de Raad voor lokale radio’s afgeschaft. De bevoegdheden van dit orgaan werden overgenomen door de Vlaamse Mediaraad én het Vlaams Commissariaat voor de Media. Dit laatste orgaan werd op het einde van 1997 opgericht en was sinds september 1998 operationeel. Dit Vlaams Commissariaat voor de Media (VCM) staat in voor het afleveren van de erkenning en de zendvergunning.
In art.37 van het decreet wordt vermeld dat de bestaande erkenningen voor lokale radio’s blijven doorlopen tot 31 december 2001. Normaal vervielen de erkenningen op 31 december 1998, maar discussies tussen de Franstalige en de Vlaamse Gemeenschap leidden tot dit uitstel.
Bovendien werden er twee verschillende soorten van particuliere radio’s onderscheiden. Enerzijds zijn er de lokale radio’s die uitzenden voor een gemeente of enkele gemeenten, anderzijds zijn er de agglomeratieradio’s Antwerpen, Gent of Brussel-Hoofdstad (art.29). Deze zenden uit voor de stedelijke agglomeratie. In art. 28 volgt een duidelijke taakomschrijving:
een verscheidenheid van programma’s brengen, inzake informatie, cultuur, ontspanning, met de bedoeling binnen hun verzorgingsgebied de communicatie onder de bevolking te bevorderen.
2.2. Beleidsnota Media 2000-2004
In de beleidsnota Media 2000-2004 van de Minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media Dirk Van Mechelen wordt een hele resem aanpassingen aan het Vlaamse Omroepdecreet opgesomd. Naast een doorgedreven professionalisering en liberalisering in de sector, zal men de regelgeving transparanter maken ‘teneinde de rechtszekerheid voor alle betrokkenen te bevorderen’.
Na een grondige studie van het onderzoeksbureau Nozema, stelde de minister voor om twee landelijke commerciële radio’s op te richten. Het onderzoek had immers aangetoond dat er op de FM-band 87,5 – 102,4 MHZ plaats was voor twee radiozenders die 70% van het grondgebied kunnen dekken. Het nieuwe radiodecreet kwam er op 14 november 2000. Hiermee werd landelijke particuliere radio via de ether mogelijk. Voortaan werd afstand gedaan van het principe van de complementariteit van de particuliere radio’s met de openbare omroep. De Vlaamse regering kreeg de opdracht een nieuw frequentieplan op te stellen en het aantal landelijke particuliere radio’s te bepalen. Het Vlaams Commissariaat van de Media kreeg de bevoegdheid de vergunningen toe te kennen. Voor deze toekenning voorziet het decreet de basisvoorwaarden waaraan voldaan dient te worden door de kandidaten. De basisvoorwaarden voor de erkenning waren de volgende:
- de landelijke radio-omroepen moeten worden opgericht in de vorm van een rechtspersoon: hun maatschappelijk doel bestaat uit het verzorgen van radioprogramma’s; de leden van de Raad van Beheer dienen onafhankelijk te zijn (van politiek, openbare omroep, andere landelijke radio-omroepen)
- zendinstallaties en maatschappelijke zetel moeten gelegen zijn in Vlaanderen of Brussel
- rechtspersonen kunnen niet meer dan één landelijke radio-omroep exploiteren
- landelijke radio-omroepen zijn onafhankelijk van een politieke partij
- technische uitrusting conform wettelijke en decretale voorschriften; verplicht zich te houden aan de bepalingen van de zendvergunning
- verplicht om in het Nederlands uit te zenden
- verscheiden aanbod van programma’s, non-discriminatie
- minstens vier journaals per dag, eigen redactie (erkende beroepsjournalisten)
- journalistieke deontologie, onpartijdigheid, redactionele onafhankelijkheid
- Nederlandstalig muziekaanbod
- jaarlijks een werkingsverslag en een financieel verslag voorleggen aan het VCM.
De Vlaamse regering legde aanvullende kwalificatiecriteria op. Deze hebben betrekking op:
- de concrete invulling van het programma-aanbod en het zendschema, in het bijzonder de verscheidenheid in de programmatie
- de media-ervaring
- het financieel plan en businessplan
- de technische zendinfrastructuur.
De erkenning zal worden verleend voor een periode van negen jaar. Voor deze vergunning dient jaarlijks een licentievergoeding te worden betaald. Deze erkenning geeft de mogelijkheid om reclame, sponsoring en boodschappen van algemeen nut uit te zenden. (Bron vermelden, want letterlijk overgenomen)
Na de goedkeuring van de twee frequentiepakketten door de Vlaamse Regering, reageren zeven kandidaten op de oproep. Op 6 september 2001 kent het VCM de licenties toe aan Q-Music en 4FM. Over de toewijzing van de zendvergunning aan 4FM rezen heel wat vragen. Zo zou het VCM op een ‘oneerlijke’ manier te werk zijn gegaan en was er een verdachte stijging van de aandelenkoers van ThinkMedia in de dagen voor de bekendmaking van de “winnaars”. Deze feiten gaven aanleiding tot hoorzittingen van het VCM in het Vlaamse Parlement. Eveneens ontstond er een gerechtelijk onderzoek omtrent ‘handel met voorkennis’ (X,2003).
2.3. Hoorzitting omtrent toekomstgericht beleid voor lokale radio’s
Op dinsdag 14 mei 2002 vond er een hoorzitting plaats in het kader van het voorstel van resolutie van de heer Carl Decaluwe, mevrouw Mieke Van Hecke en de heren Eric Van Rompuy en Eddy Schuermans, betreffende een toekomstgericht beleid voor de lokale radio’s. Onder de genodigden bevonden zich de voorzitter van de Vlaamse Federatie van Lokale Radio’s (VFLR), ondervoorzitter van de Vereniging van Vlaamse Onafhankelijke Radio’s (Vevora), en nog enkele voorzitters van andere radio’s, waaronder Eppo Dehaes (voorzitter van Radio Scorpio) (Vandenbossche, 15.05.2002).
De Vlaamse Gemeenschap stelt duidelijk in haar beleidsbrief Media 2002 dat ze ernaar streeft om een divers en stabiel medialandschap te stimuleren en op deze manier de Vlaamse culturele identiteit te bevorderen. De overheid heeft niet de bedoeling om de inhoud van het informatieaanbod te bepalen, doch men is zich ervan bewust dat het z’n plicht is om de pluriformiteit van het aanbod te helpen vrijwaren. Vandaar ook de intentie om een kaderscheppend mediabeleid te realiseren waarin een voldoende evenwicht wordt bereikt en er dus sprake kan zijn van “eerlijke concurrentie. Naast aandacht voor de Vlaamse culturele eigenheid van de media, wil men rekening houden met de pluriformiteit, de diversiteit en de kwaliteit van de media. Rekening houdend met de schaarste aan frequenties, is men zich meer dan ooit bewust dat het radiospectrum zo efficiënt mogelijk beheerd dient te worden. Economische, maatschappelijke en culturele motieven zullen doorslaggevend zijn bij de volgende verdeling van frequenties.
Zoals reeds gezegd streeft de Vlaamse regering ernaar het medium “particuliere radio” en het beleid hiervan op punt te zetten, te actualiseren en dus in overeenstemming te brengen met de werkelijkheid. Met dit voorstel tracht de Vlaamse regering een einde te maken aan de ‘historische’ beperkingen. Naast het verbeteren van de leefbaarheid en kwaliteit van lokale radio’s die gericht zijn op de lokale dimensie, doet de Vlaamse regering in dit document een voorstel om ook meer aandacht te besteden aan de regionale dimensies. Deze regionale radiozenders zouden kunnen samenwerken met de regionale tv-zenders. Men kan dus wel besluiten dat een volwaardig perspectief gecreëerd wordt voor particuliere radio-initiatieven. Om het Vlaamse regeerakkoord uit te voeren, stelt de Vlaamse regering een kader voor waarin er drie soorten particuliere radio’s naast elkaar kunnen fungeren in het Vlaamse medialandschap:
* Lokale radio-initiatieven met als verzorgingsgebied een lokale gemeenschap of doelgroep en een programmatie daarop afgestemd (dit omvat zowel een lokale omroep gericht op een gemeente, of een stadsradio, of een doelgroepenradio zoals bijvoorbeeld studentenradio’s of seniorenradio’s);
* Regionale initiatieven die als ambitie hebben een volwaardige radioprogrammatie te brengen binnen een voldoende groot gebied en die aldus kunnen beschikken over inkomsten die voldoende groot zijn om deze professionele opstelling waar te maken en als het ware een privaat alternatief zijn voor het openbare regionale omroepprogramma (radio 2);
* Landelijke radio-initiatieven die als ambitie hebben een privaat alternatief te zijn voor de landelijke openbare netten. (Bron vermelden)
Vooraleer men deze regionale radiozenders kan invoeren, zal een nieuwe technische frequentieplanning opgemaakt moeten worden. De opmaak van zo’n planning wordt vaak bemoeilijkt door:
- het ontbreken van voldoende frequenties
- de frequenties moeten afgestemd worden met het buitenland in de grensgebieden en de andere Gemeenschappen
- geografische omstandigheden
- maatwerkplanning is vaak een vereiste
- soms dient er rekening gehouden te worden met wettelijke beperkingen omtrent het bereik van zenders
Sinds dat arrest van het Arbitragehof van 7 februari 1991 zijn de Gemeenschappen bevoegd voor het opstellen van zulke frequentieplannen.
Veranderende omstandigheden in de jaren negentig hebben ertoe geleid dat de Franse Gemeenschap een aantal wijzigingen doorvoerde aan haar frequentieplan zonder rekening te houden met de voorgeschreven coördinatieprocedure. Dit heeft ervoor gezorgd dat het onmogelijk was om een goed Vlaams radiobeleid te voeren sinds 1994. De Vlaamse en Franse Gemeenschap benaderen de FM-band op een verschillende wijze. Storingen, een gebrekkig zendcomfort, en tal van procedures, klachten,... zijn het gevolg.
De huidige regelgeving (KB van 10 januari 1992) voldoet niet meer. De Vlaamse Gemeenschap vraagt de bevoegde minister van Telecommunicatie dan ook met aandrang om een snelle en efficiënte aanpassing van dit KB rekening houdend met de volgende punten:
1) een sluitende coördinatieprocedure binnen duidelijk bepaalde termijnen. Het BIPT moet hierbij een effectieve rol kunnen vervullen en niet louter als brievenbus functioneren.
2) De etherpolitie is een volle bevoegdheid van het BIPT. Het BIPT moet deze opdracht effectief uitvoeren. Radio’s die uitzenden met zendvergunningen die niet in overeenstemming zijn met de goedgekeurde coördinaties of die zich niet houden aan hun zendvergunningen moeten door het BIPT kunnen worden gesanctioneerd ( Vlaamse regering, 2002).
Gedurende de hoorzitting, die in het kader van het voorstel van resolutie plaatsvond, vroeg de voorzitter van Radio Scorpio,Eppo Dehaes, zich in zijn betoog af, volgens welke criteria de genodigden waren geselecteerd. Gezien de diversiteit van het medialandschap en dus ook van het radioaanbod in Vlaanderen een cruciaal element vormt binnen de beleidsbrief Media 2002, lijkt het de voorzitter logisch om zoveel mogelijk stemmen aan bod te laten komen binnen deze discussie. Eveneens doet hij een oproep om de onzekerheid en vooral de onduidelijkheid binnen de sector weg te werken door een efficiënt beheer van de frequentieruimte en het daaraan gekoppeld kaderscheppend mediabeleid. Ook wordt gewezen op de gebrekkige communicatie naar de betrokkenen die een uiting zou zijn van weinig respect en interesse voor kleinschalige maar ambitieuze projecten als dat van Radio Scorpio en van vele andere kleine radiozenders.
Zodra er een duidelijke wetgeving zou zijn, dient er echter ook voldoende controle te zijn op misbruiken. Radio Scorpio heeft een zendbereik van acht kilometer. In de praktijk gebeurt het dat Scorpio in bepaalde richtingen niet eens een derde haalt van deze acht kilometer doordat andere radio’s de regelgeving niet naleven. Naast meer controle van het BIPT, dat niet zal aarzelen om sancties op te leggen aan de overtreders, vraagt hij het zendbereik voor lokale radiozenders tot vijftien km uit te breiden. Hierin wordt hij gesteund door Philippe Persoons (voorzitter van VFLR) die zelfs een stap verder wil gaan. Deze vraagt zich af waarom het zendbereik van Scorpio niet opgetrokken kan worden tot 20km, zodat de studentenradio niet alleen de kotstudenten maar ook een hele regio van pendelstudenten zou bereiken.
Het voorstel van resolutie vindt Eppo Dehaes zeker een stap in de goede richting. Zijn enige probleem ermee is dat het te weinig concrete elementen bevat. Zo staat er dat men zich bij de herverdeling van de frequenties zal baseren op ‘economische, maatschappelijke en culturele motieven’. Ook zullen de ingediende erkenningsaanvragen beoordeeld worden ‘op basis van een aantal kwalificatiecriteria (zoals programmatorische, creatieve, inhoudelijke en maatschappelijke mérites)’. Deze begrippen zijn echter allen zeer vaag en vragen dus om een duidelijke omschrijving.
Eppo Dehaes wijst in zijn betoog vooral op de onduidelijkheden die er nog zitten in het voorstel van resolutie. Hij eindigt met de vraag of de Vlaamse regering bereid is bepaalde initiatieven die bewust op een niet-commerciële basis werken en op een creatieve en unieke manier met het medium omgaan, te steunen, bijvoorbeeld door subsidies (Vandenbossche, 15.05.2002).
2.4. De invoering van regionale particuliere radio
Op 2 oktober 2002 werd het decreet over de invoering van regionale particuliere radio door het Vlaamse Parlement goedgekeurd. In de toekomst zal men ruimte voorzien voor een vijftal provinciale radio’s, die onderling echter niet mogen samenwerken. Wel mogen ze samenwerkingsverbanden aangaan met regionale TV-zenders. De oprichting van deze regionale radiozenders is er gekomen, om de inwoners van de provincie meer informatie te verschaffen uit hun regio. Dit nieuwe radiodecreet schetst een vrij eenvoudig kader voor particuliere radio in Vlaanderen. Tussen 87,5 en 102,4 Mhz zitten de landelijke radiozenders, tussen 102,5 en 104,8 Mhz komen de regionale radiozenders te zitten, en de ruimte tussen 104,9 en 107,9 Mhz is voorzien voor de lokale radio’s.
Voorlopig is het VCM nog bevoegd voor het verlenen van erkenningen aan deze radiozenders. De invoering van de bovenvermelde regionale radiozenders blijft bij gebrek aan een nieuw frequentieplan echter nog slechts een lege doos.
Voor de lokale radio’s zorgde dit nieuw decreet voor enkele lichte wijzigingen. Waar de lokale radio’s vroeger geen expliciet ‘algemene’ radio’s mochten zijn, mogen ze zich vanaf nu richten tot specifieke doelgroepen. Daarnaast mogen ze samenwerkingsverbanden aangaan met andere lokale radio’s en/of regionale radiozenders. Deze eventuele samenwerking mag er echter niet leiden tot een ‘gestructureerde eenvormigheid in het programmabeleid’.
Aangezien Radio Scorpio een lokale radio is, moet ingegaan worden op de opdracht voor de lokale radio en de erkenningsvoorwaarden, zoals deze staan omschreven in het voorstel van resolutie. De opdracht voor de lokale radio-omroepen bestaat uit :
het brengen van een verscheidenheid van programma’s inzake lokale informatie, ontspanning, aandacht voor verslaggeving van culturele, sportieve en andere evenementen met de bedoeling de communicatie onder de bevolking te bevorderen binnen het verzorggebied.
De resolutie stelt voor om op het vlak van erkenningsvoorwaarden een vereenvoudiging van de regelgeving door te voeren. Om erkend te worden en te blijven, dient men minimaal te voldoen aan de 10 voorwaarden die hieronder opgesomd worden.
1) de lokale radio-omroep moet worden opgericht in de vorm van een rechtspersoon. Het maatschappelijk doel bestaat in hoofdzaak uit het verzorgen van radioprogramma’s. De leden van de Raad van Beheer mogen geen politiek mandaat bekleden, noch beheerder of bestuurder zijn van de openbare omroep of van een andere rechtspersoon die een particuliere oproep beheert;
2) de zendinstallatie dient gelegen te zijn in het verzorgingsgebied waarvoor de lokale radio de erkenning heeft gevraagd. Voor een verplaatsing van de zendinstallatie dient men de zendvergunning te laten aanpassen. Daarenboven kan dit slechts voor zover het inpasbaar is in het frequentieplan;
3) de technische uitrusting dient conform de wettelijke en decretale voorschriften te zijn en moet dezelfde zijn zoals in de zendvergunning vermeld is. Tevens dient men zich neer te leggen bij de beslissingen van de bevoegde ambtenaren wanneer deze vragen wijzigingen door te voeren, ter verbetering van het gebruik van de FM-band;
4) de lokale radio-omroep moet onafhankelijk zijn van een politieke partij;
5) de uitzendingen moeten in het Nederlands gepresenteerd worden, behoudens de afwijkingen die door het VCM worden toegestaan;
6) de lokale radio dient zelfvoorzienend te zijn in het realiseren van een verscheiden aanbod van programma’s, waarin elke vorm van discriminatie wordt geweerd;
7) de lokale radio moet in zijn dagprogrammatie minstens drie journaals opnemen; daarnaast moet het dagelijks een ruim aanbod brengen van lokale informatie;
8) de uitgezonden informatie gebeurt in naam van een hoofdredacteur die garant staat voor het waarborgen van onpartijdigheid en redactionele onafhankelijkheid en dit alles vastlegt in een redactiestatuut;
9) in de programmaopbouw moet een Nederlandstalig en gevarieerd muziekaanbod gegarandeerd worden;
10) jaarlijks moet de lokale radio een werkings- en financieel verslag aan het VCM voorleggen.
Indien er voor een bepaalde frequentie meerdere kandidaten zijn, wil men het Vlaams Commissariaat voor de Media de bevoegdheid verlenen om bij de erkenning rekening te houden met de volgende criteria:
- de concrete invulling van het programma-aanbod en het zendschema, in het bijzonder de verscheidenheid in de programmatie; de aandacht voor nieuws en informatie of informatieve programma’s gericht op het verzorgingsgebied en/of doelgroep; aandacht voor de lokale eigenheid en haar socio-cultureel gemeenschapsleven, in het bijzonder de aandacht voor culturele, sportieve en andere evenementen of evenementen van belang voor het verzorgingsgebied en/of doelgroep;
- de radio-ervaring als lokaal radiostation en van haar medewerkers, in voorkomend geval de opgedane ervaring in een eerdere erkenningsprocedure;
- de technische (zend)infrastructuur.
2.5. Belangenorganisaties
2.5.1. Vlaamse Radio Federatie VZW
De Vlaamse Radio Federatie VZW is één van de twee erkende belangenverenigingen van de Vlaamse private etherradio’s. Deze VZW ontstond in 1990 uit een fusie van Vlaver, VMG, VEBE en Vijf Sterren Radio. Het doel van deze organisatie is het verdedigen van de belangen van de sector en een wettelijk kader helpen ontwikkelen dat een volwaardige ontplooiing mogelijk maakt. De Federatie, afgekort VFLR, betreurt de gebrekkige wetgeving en streeft naar een efficiënt beleid en naar een nieuw frequentieplan waar er sprake kan zijn van gegarandeerde verzorgingsgebieden (Janssen, 1999).
2.5.2. VEBE
VEBE is de afkorting van de ‘Vereniging ter Bevrijding van de Ether en ter bevordering van de Plaatselijke Communicatie’. De vereniging werd in 1980 opgericht en groepeerde verschillende plaatselijke radio’s. Uit art.3 van haar statuten komt haar doel duidelijk tot uiting:
om in een geest van verdraagzaamheid en eerbied voor andermans overtuiging, en met eerbied voor de nog te bepalen juridische, technische en culturele normen, elke vorm van lokale communicatie in Vlaanderen en in Brussel te bevorderen, aan te moedigen en te propageren via allerlei socio-culturele activiteiten zoals daar zijn het oprichten en beheren van informatiemedia voor lokale communicatie en het verwerven van de middelen om dit opzet financieel mogelijk te maken, sociale communicatie onder haar leden en onder de plaatselijke bevolking mogelijk te maken – meer in het bijzonder via onderhandelingen met de onderscheiden bevoegde officiële instanties in het eerste stadium te ijveren voor de legalisatie en de vrije private radio-omroepdiensten op grond van de mogelijkheden geboden door de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioverbindingen, meer bepaald door artikel 3 en in een later stadium ook een systeem van lokale televisie na te streven.
In tegenstelling tot Wallonië liepen de onderhandelingen tussen het VEBE en de toenmalige BRT zeer stroef. Na talrijke discussies en voorstellen tot legalisering verscheen op 19 september 1981 door toedoen van het VEBE het KB “houdende de reglementering voor het aanleggen en doen werken van stations voor lokale klankradio-omroep”. Dit KB is een mijlpaal in de geschiedenis van de lokale radio. (Herroelen, 1982, pp.199-207).
2.5.3. Vevora
Vevora is de afkorting van de ‘Vereniging van Vlaamse Onafhankelijke Radio’s’. Deze organisatie die opgericht werd in 1981 wilde in zijn beginfase een tegengewicht van de VEBE zijn en wou daarom alle stromingen binnen het vrije radiofront vertegenwoordigen. Vevora beroept zich op de principes van de vrije markteconomie, waarin de luisteraar als consument centraal staat, aangezien deze de keuze heeft tussen verschillende radio’s die onderling met elkaar concurreren. Vevora zet zich in voor het waarborgen van een totale vrijheid in de inhoud en de doelstellingen van elke radio (Hermans, 2000, pp.9-11).
2.5.4. Vlaamse Radio Unie
Sinds 1998 overweegt men om de federaties, VFLR en Vevora, te laten samengaan in 1 organisatie. Voorlopig bestaat er echter enkel een nauwe samenwerking. De Vlaamse Radio Unie wil vier doelstellingen nastreven: de belangen verdedigen van het Vlaamse radiolandschap; contacten onderhouden tussen de radiosector en de “buitenwereld”; bevorderen van de interne communicatie (=communicatie binnen de sector); organiseren van gespecialiseerde opleidingen (Hermans, 2000, pp.9-11).
2.5.5. Regionale Radio’s Vlaanderen VZW
De VZW Regionale Radio’s Vlaanderen is een samenwerkingsverband tussen verschillende Vlaamse, onafhankelijke en lokale radio’s. Op 24 april 2002 zag deze belangenorganisatie officieel het licht. Bij deze start formuleerde ze drie doelstellingen:
- vertegenwoordigen van de nog resterende onafhankelijke radio’s naar de overheid toe;
- diverse samenwerkingsverbanden tot stand brengen tussen verschillende onafhankelijke radiozenders;
- het creëren van een kwaliteitslabel voor de particuliere regionale radio.
Via de Service Center-rubriek op de site worden interviews, reportages, redactiewerk,... uitgewisseld onder de aangesloten leden. Daarnaast zal men in de toekomst van start gaan met het plaatsen van pop- en filmnieuws. Eveneens kunnen de leden gebruik maken van de nieuwsberichten (Regionale Radio’s Vlaanderen, z.d.).
Hoewel de federatie nog relatief jong is, weet ze alvast erkenning te krijgen bij de Vlaamse regering. Deze nodigde immers de voorzitter, Koen Ghyselinck uit op het voorstel van resolutie, waar ook vertegenwoordigers aanwezig waren van de VFLR en Vevora.
2.5.6. ORCA
De Organisatie van Radio’s voor een meer Creatieve aanwending van de Akoestiek, afgekort Orca, ontstond in 1994. De oprichters waren Radio Centraal (Antwerpen), Radio Scorpio (Leuven) en Radio Katanga (Aalst). Later trad ook Radio Progres (St.-Niklaas) toe. De oprichters wilden met Orca actie ondernemen tegen het voortdurend falen van de overheid. In hun “Wat en waarom?” beschrijven ze het overheidsbeleid als een onzekere pas van een dronkaard.
Het voorstel van Stefaan De Clerck (hierboven beschreven) werd volledig afgewezen om drie redenen. Zo zou het voorstel het in het verleden gevoerde beleid bevestigen. Hoewel men zich ervan bewust is dat ‘de sector nood heeft aan een globaal plan’, wil men slechts ‘enkele constructieve wijzigingen’ aanbrengen. Orca meende dat de sector nood heeft aan een fundamentele benadering, zo zou het gevoerde beleid fundamenteel herdacht moeten worden en bijgevolg waren enkele ‘constructieve wijzigingen’ onvoldoende.
De tweede reden om dit voorstel af te wijzen is dat men door het voorstel de radio’s terug ‘concurrentieel’ hoopt te maken. Waarom is het noodzakelijk alle radio’s concurrentieel te maken? Radio’s moeten niet concurrentieel zijn, maar wel complementair. Het is net belangrijk om dat wat afwijkt van het gemiddelde net te stimuleren.
Een derde reden waarom het voorstel werd afgewezen, was dat de overheid bepaalde dat er binnen een ‘eigen programma’ maximum 90% muziek gedraaid mag worden. Dit werd geconcludeerd aangezien specialisten tot de vaststelling waren gekomen dat de luisteraars maximaal gecapteerd blijven wanneer de inbreng van de presentator tijdens 60 minuten beperkt blijft tot zeven à acht minuten. Orca had ten eerste het gevoel dat de overheid alle niet-openbare radio’s in een juke-box wou omtoveren. Daarnaast vond men het ontoelaatbaar dat de overheid zich zou mengen in de programmatiepolitiek van de radio’s.
Om bovenstaande redenen wilde men door de oprichting van Orca een aantal gelijkgezinde radio’s bij elkaar brengen. Het waren allen radio’s waarbij de non-commercialiteit voorop stond. Om efficiënt te kunnen werken, werd ervoor gekozen om Orca op te splitsen in Orca-1 en Orca-2.
Orca-1: Deze groep hield zich bezig met het leveren van een kritische analyse van de situatie van de niet-openbare radio in Vlaanderen. Daarnaast wou men een spreekbuis zijn van de niet-commerciële radio’s en wenste men de coördinatie van verschillende vormen van samenwerking op zich te nemen.
Orca-2: Deze groep wou een discussieforum leveren dat zich niet zou beperken tot de rol van de niet-openbare radio. Orca-2 stond bijgevolg ook open voor alle betrokkenen uit de culturele en de academische sector én de media. Orca-2 hield zich vooral bezig met het formuleren van alternatieven en mogelijke oplossingen voor de tekortkomingen in de sector (ORCA, 1994, pp.3-15).
2.6. VCM en Vlaamse Mediaraad
2.6.1. Vlaams Commissariaat voor de Media
Het Vlaams Commissariaat voor de Media, afgekort VCM, is samengesteld uit een voorzitter, twee commissarissen en drie plaatsvervangende commissarissen. Allen worden ze door de Vlaamse regering voor een periode van zes jaar benoemd.
Tot voorkort had het VCM een dubbele bevoegdheid:
a) de toekenning, de wijziging, de intrekking en de schorsing van de media-erkenningen, -machtigingen, -vergunningen en –toelatingen.
b) toezicht op de naleving en de sanctionering van de inbreuken op de bepalingen van de Vlaamse decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 25 januari 1995.
Op 24 april 2003 keurde de mediacommissie van het Vlaamse Parlement het decreet goed van Marino Keulen (VLD), Dany Vandenbossche (Sp.a), Jo Vermeulen (Agalev) en Jan Roegiers (Spirit) waardoor de Vlaamse regering voortaan de licenties van landelijke, regionale en lokale radio-omroepen zal uitreiken. Het VCM dat vroeger bevoegd was voor het uitreiken van de licenties blijft wel bevoegd voor de conformiteitscontrole. Bij deze controle wordt er nagegaan of de dossiers aan de opgestelde criteria voldoen (Vlaams Commissariaat voor de Media, 2002).
2.6.2. Vlaamse Mediaraad
De Vlaamse Mediaraad bestaat uit maximaal 25 leden die door de Vlaamse regering worden benoemd voor een periode van vier jaar. De Vlaamse regering duidt een voorzitter en een ondervoorzitter aan. Voor elk lid wordt een plaatsvervanger aangeduid. De leden zijn meestal mediadeskundigen, vertegenwoordigers van de gebruikers of vertegenwoordigers van de mediasector.
De Vlaamse Mediaraad is het orgaan dat de Vlaamse regering en het Vlaamse Parlement adviseert over alle aangelegenheden inzake het mediabeleid. De adviezen die niet bindend zijn, worden geformuleerd op vraag van het Vlaamse Parlement, de Vlaamse regering of op eigen initiatief. Nadat ze aan de Vlaamse regering en aan het Vlaamse Parlement zijn overhandigd, worden ze openbaar gemaakt (De Vlaamse Mediaraad, z.d.).
2.7. Conclusie
Uit dit hoofdstuk kan zonder meer geconcludeerd worden dat het medium radio talrijke jaren verwaarloosd is geweest. De wetgever deed weinig moeite om de frequentieproblemen op te lossen. Tot op heden is er geen volledige overeenstemming tussen de bevoegde Vlaamse en Franstalige ministers van Media. Op 25 april verscheen in ‘De Morgen’ een artikel waarin geschreven werd dat de impasse waarin het frequentieplan verzeild was geraakt, is opgelost. De Vlaamse en Franstalige ministers van Media, Dirk Van Mechelen en Richard Miller hebben een akkoord bereikt over de frequenties waarover nog onenigheid bestond. Op de interministeriële conferentie van 22 oktober 2002 waren beide ministers het al voor een groot deel eens geraakt. Over dertien frequenties werd nog geen overeenkomst bereikt. Over drie frequenties is men het volledig eens, over zeven is men quasi akkoord, over drie frequenties is er echter nog geen akkoord. In de komende weken zal duidelijk worden of dit het begin is van een verbetering van de wetgeving betreffende het medium radio, wat dan weer een positieve invloed zal hebben op de kwaliteitsverbetering (aangezien de radiozenders elkaar dan niet meer zouden storen).
Op 1 december 2003 zullen alle lokale en regionale radio’s een nieuwe licentie krijgen. De huidige licenties van de lokale radio’s vervallen in principe op 1 september. Minister Van Mechelen zal echter een amendement toevoegen aan het mediadecreet, waardoor de zenders rechtszekerheid hebben tot 1 december. De nieuwe licenties moeten de radiozenders rechtszekerheid geven voor 9 jaar.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |