De monarchie op het schavot. Kritische analyse van de argumentatie in het debat rond de vervolging van Louis XVI. (Eva Catteeuw)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Deel III Debatten in het proces

 

Hoofdstuk 1: De Archives Parlementaires, een unieke bron

 

De bronnen, waarop wij ons hoofdzakelijk baseerden voor ons onderzoek, zijn de Archives Parlementaires[61]. Ze behoren tot een collectie, die sinds 1886 wordt uitgegeven in Parijs, met de bedoeling alle beschikbare informatie in verband met de Franse parlementaire werkzaamheden vanaf 1787 te verzamelen. Het resultaat is een verzameling van bijna honderd volumes van telkens meer dan zevenhonderd bladzijden. In de eerste zeven boekdelen geeft men een soort inleiding op de Franse revolutie, met de publicatie van de procès‑verbaux des Assemblées des notables en de cahiers de doléances. Vanaf het achtste tot het tweeëntwintigste boekdeel worden de werkzaamheden van de Etats Généraux en de Assemblée Constituante verhaald. Tot het eenenvijftigste volume volgt een deel dat gewijd is aan de Assemblée législative, waarop dan het verslag van de werkzaamheden van de Convention volgt tot het eenenzeventigste volume. De voornaamste bronnen die aan de basis lagen van deze collectie zijn onder andere de officiële verslagen van de werkzaamheden van de Assemblée Nationale, en een vijftal voorname dagbladen, Le Moniteur universel, Journal des débats et des décrets, Le journal logographique, Point du jour en Courrier de Provence[62].

 

De Procès‑verbaux de lAssemblée Nationale, imprimé par son ordre, of de officiële verslagen van de werkzaamheden van de Assemblée Nationale, werden steeds in opdracht van de Assemblée zelf na iedere vergadering uitgegeven door een Parijse drukker, Baudouin genaamd. De voornaamste kritiek op de documenten is het gebrek aan nuancering door de beknoptheid van de verslagen.

 

Le Moniteur universel, een krant, die bekend stond als girondijns gezind werd opgericht in november 1789 en publiceerde op regelmatige basis verslagen van de zittingen van de Assemblée. Een tiental jaren later zou de krant een officieel karakter krijgen. Over de geloofwaardigheid van het tijdschrift zijn historici het oneens. Girault de Coursac meent dat het echter te vaak overduidelijk is dat de krant allesbehalve koningsgezind was. Door in de vorm van verslagen van de parlementaire werkzaamheden, dikwijls zinnen in te korten of op doordachte wijze samen te vatten, verdraait men bepaalde uitspraken ten nadele van Louis XVI. Voorbeelden zijn talrijk. [63]Zo eiste een afgevaardigde op een bepaald moment de publicatie van een proces verbaal, “sur ce que les journaux ont défiguré de l’interrogatoire du ci-devant Roi”, waarop men de publicatie ervan decreteerde[64].

 

Een andere belangrijke bron is er een van private oorsprong: Journal des débats et des décrets, een verzameling van verslagen over de parlementaire werkzaamheden, opgesteld door De Bauziat, een afgevaardigde in de Assemblée. Met dit initiatief wou De Bauziat zijn kiezers in de provincie op de hoogte houden van de beslissingen van hun vertegenwoordigers in het wetgevend orgaan van hun land.

 

Verder is Le journal logographique, een blad dat eveneens parlementaire verslagen voorstelde, belangrijk voor het reconstrueren van de werkzaamheden van de Assemblée. De uitgever van de krant, Le Hodey, beschikte over een ruime loge in de Assemblée, waar een tiental schrijvers, met elk een volgnummer, plaats namen. Hun werkmethode bestond erin beurtelings een zinsdeel te noteren van wat zij konden horen. Later werden de aantekeningen door redacteurs naast mekaar geplaatst en maakten ze er een doorlopende tekst van. Ondanks haar omslachtig, maar vernuftig “logografisch” systeem, bleef ook dit blad niet gespaard van kritiek. Er wordt beweerd dat de krant in de kaart van de afgevaardigden Lameth en Duport speelde. Le logographe zou zo hun zogenaamde successen uitvergroten en tussenkomsten van andere politici, waaronder die van Mirabeau, minimaliseren[65]. Ook de exactheid van de krant werd een belangrijk voorwerp van kritiek. “On peut dire aussi qu’il est inexact à force d’exactitude . . . “C’est trahir les orateurs que de livrer à la lecture toutes leurs erreurs d’improvisation”[66]. Later, in de akte van beschuldiging die aan de basis lag van zijn proces, werd Louis XVI verweten contrarevolutionaire publicaties, waaronder ook Le logographe, (financieel) te hebben gesteund. De beschuldiging van de Jacobins dat ze contrarevolutionair getint is, is volgens de meeste auteurs uit de lucht gegrepen. Kort na de afschaffing van het koningschap, op 18 december, verdween de krant. De aanleiding voor het opheffen van het dagblad was het verslag van de krant over de zitting van de 10de december, waarin het gedrag van een aantal afgevaardigden blijkbaar al te nauwkeurig beschreven was. De dieperliggende reden zou zijn dat voor de Jacobins “une transcription fidèle de leurs paroles n’étaient pas toujours dans leur cause”[67].

 

Point du jour en Courrier de Provence zijn twee andere, weliswaar minder gezagdragende kranten, in navolging van politici, zijnde Barère en Mirabeau. Het laat geen twijfel dat deze bronnen sterk gekleurd zijn. Daarom worden ze meestal gebruikt ter vergelijking, wanneer andere bronnen elkaar tegenspreken. Nog een andere bron is de Bulletin de la Convention nationale.

 

Zoals reeds werd gesteld, stelde men op basis van deze genoemde bronnen, meer dan honderd jaar na het begin van de Franse revolutie de Archives Parlementaires samen. De collectie werd één van de voornaamste bronnen, die frequent werden geraadpleegd door historici die zich verdiepten in de werkzaamheden van de Assemblée. Maar dit is natuurlijk nog geen garantie voor de waarheidsgetrouwheid van de Archives Parlementaires. Ook deze collectie bleef niet gespaard van kritiek.

 

Het voornaamste bezwaar zou de manier zijn waarop de verzamelde gegevens, zonder bronvermelding werden samengevoegd tot een tekst. [68]Zonder dit te vermelden, schakelde men aanvankelijk[69] over van de officiële verslagen van de Assemblée naar uittreksels van kranten die berichtten over de zittingen. Als gevolg van vaak geüite kritiek, veranderde men de werkmethode en later drukte men de Procès‑Verbaux de lAssemblée af in een lettertype van normale grootte en vulde men deze aan met gegevens van authentieke documenten uit bibliotheken of de Archives nationales en verslagen uit kranten, die dan in een kleiner lettertype werden afgebeeld. Indien de verslagen van kranten verschillend berichtten over de zittingen, publiceerde men de verschillende versies van dan af ook in een bijlage met de nodige uitleg.

 

Toch zijn de eerste uitgaven van de collectie nog van waardevolle kwaliteit, vooral dankzij de talrijke bijlagen, die zeer betrouwbaar zijn en waarop wij ons hoofdzakelijk voor onze studie baseren. [70]Ook de wijze waarop de massa informatie gerangschikt wordt, krijgt veel positieve commentaar. Dit gebeurt met een duidelijk onderscheid tussen directe en indirecte documentatie,met decreten enerzijds en anderzijds uiteenzettingen en discussies die het decreet of de motie voorafgingen. [71]

 

Wij maken doorheen geheel deze verhandeling gebruik van de Archives Parlementaires. Enerzijds omdat bijna alle historici dit doen en een belangrijk deel van de literatuur over de Franse revolutie hierop gebaseerd is. Anderzijds omdat ons de tijd en de mogelijkheid ontbreekt om alle door ons geraadpleegde gegevens te toetsen aan de respectievelijke officiële verslagen en versies die kranten geven. Bovendien zou dit onderzoek slechts van marginaal nut zijn voor deze studie en behoort het niet tot de essentiële vraagstelling van deze verhandeling.

 

 

Hoofdstuk 2: Actoren: Verschillende fracties in de Convention nationale

 

Het is een moeilijke opdracht om de verschillende groeperingen in het Frankrijk van 1792 in de Convention te onderscheiden en af te bakenen. Men mag zich er immers geen hedendaagse partijvorming bij voorstellen. ‘Partijen’ is eigenlijk een ongelukkig gekozen naam in deze context voor strekkingen of groeperingen van geestesgenoten. Van echte coördinatie en organisatie binnen een groepering was er trouwens meestal geen sprake. De Girondins zochten elkaar wel op in salons, maar een uitgestippelde partijpolitiek is er, zoals zal blijken, nooit geweest. De Jacobins en Cordeliers, die we gemakkelijkheidshalve als ‘links’ zullen bestempelen en steeds onder de verzamelnaam ‘jacobins’ noemen, zorgden wel voor coördinatie van de activiteiten binnen hun beweging. Zij hielden echte partijbijeenkomsten en bouwden een verfijnde partijstructuur uit. De Montagne daarentegen functioneerde veeleer op basis van eerder toevallig eensgezinde politici.

 

Niet alleen het aflijnen van de verschillende fracties is een moeilijke zaak. Het is evenmin eenvoudig om de verschillende afgevaardigden telkens netjes bij een beweging te rangschikken. Sommige politici wensten zich bijvoorbeeld net te distantiëren van elke partijvorming. Andere volksvertegenwoordigers maken dan weer deel uit van een bepaalde strekking, maar gaan achteraf met hun partijgenoten in de clinch en stappen over naar een andere beweging. Het gebeurt ook dat bepaalde afgevaardigden ‘officieel’ tot een strekking behoren, maar dat ze zich in tegenspraak met de opvattingen van de meerderheid van de partij gedragen. Ledenlijsten zijn er uitsluitend van de Jacobins, die bovendien slechts gedeeltelijk bewaard werden. Vaak valt het ook voor dat historici het niet eens zijn over de politieke kleur van een bepaalde afgevaardigde. Patrick is een auteur die zich in de hele problematiek verdiept heeft[72]. Hij onderscheidt de verschillende groeperingen aan de hand van hun stemgedrag bij de zes hoofdelijke stemmingen die in de Convention plaats vonden in de loop van het jaar 1793. Vier ervan hebben te maken met het proces van de koning, één gaat over de inbeschuldigingstelling van Marat en één over de herinrichting van de Commission des Douze. Nadeel van zijn methode is dat men zo de verschillende fracties niet kan achterhalen en onderscheiden voor de periode voor januari 1793. Bovendien is het verder onmogelijk om alle afgevaardigden bij een bepaalde groepering te plaatsen omdat niet het enige, maar alleszins het voornaamste bronnenmateriaal daarvoor de debatten in de Convention zijn, waarin slechts een minderheid van de volksvertegenwoordigers voorkomt en waarbij een aantal onder hen niet geïdentificeerd is.

 

2. 1 Links georiënteerde bewegingen : Jacobins en Club des Cordeliers

 

2. 1. 1 Jacobins

 

De politieke vereniging van de Jacobins ontstond in de maanden mei en juni van 1789, toen een aantal afgevaardigden van de derde stand in de Staten-Generaal, private bijeenkomsten hielden. Aanvankelijk ging het uitsluitend om volksvertegenwoordigers uit Bretagne, maar al spoedig werd het gezelschap vervoegd door andere goede “patriotes”. Het doel van hun bijeenkomsten was op voorhand, voor de wetgevende vergaderingen plaats vonden, de te volgen politiek te bespreken. Deze tactiek van angelsaksische origine was erop gericht om door een uitgestippelde, vooraf besproken houding een overwinning te kunnen boeken op de twee bevoorrechte standen.

 

Later installeerde de club zich in de Rue Saint-Honoré, in het oude studieklooster St-Jacques van de Dominicanen. Ze werd genoemd naar de middeleeuwse populaire benaming “Jacobins” voor deze kloosterorde. De vereniging noemde zichzelf, gedurende de gehele duur van de constitutionele monarchie Société des Amis de la Constitution, verwijzend naar de nieuwe grondwet. Oorspronkelijk waren de leden van de club haast uitsluitend parlementairen, die dus samen kwamen om wetgevende bepalingen voor te bereiden en te verdedigen in de Assemblée Constituante. Al snel groeide het ledental aan met verschillende niet-afgevaardigden, die zich wel vaak kort nadien kandidaat zouden stellen voor een zetel in het wetgevend orgaan van het land. Gedurende lange tijd konden echter alleen actieve burgers lid worden van de vereniging. De club was er vooral op gericht om onvoorwaardelijk “l’ordre nouveau” te verdedigen, tegen de meer aristocratische beweging.

 

De club boekte niet alleen succes in Parijs, ze ontwikkelde zich tot “société-mère” van talrijke verenigingen uit de provincie, die wedijverden voor erkenning. Toch kan er op datmoment nog niet echt sprake zijn van een vorm van politieke hegemonie, die door de Parijse Jacobins werd uitgeoefend op de provinciale verenigingen. Pas na de uitschakeling van de Girondins, in het voorjaar van 1793, zou dit het geval zijn. Eind 1790 kon men in ieder geval spreken van een netwerk van ruim 150 filialen over het land, dat vrij goed kon functioneren dankzij een goed uitgewerkt systeem van correspondentie. Bijna alle patriottische leiderfiguren van de Constituante maakten op dat ogenblik deel uit van de beweging. [73]

 

De vlucht van de koning zorgde echter voor een crisis van het regime en verdeeldheid onder de Jacobins. Kort na de arrestatie van de koning startte de discussie over zijn lot binnen de Société des Jacobins. Er werd voorgesteld dat de koning geschorst zou blijven in zijn functie tot aan de voorlegging van de constitutionele akte. Dit zou een kwestie van enkele weken zijn, waarna men de koning kon herstellen in zijn rechten, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat, indien hij zich niet aan zijn plichten hield, men hem zijn kroon kon ontnemen. Sommigen vonden dan weer dat men Louis XVI gewoon imbeciel moest verklaren, zodat de weg naar regentschap open was. Ook werd voorgesteld de koning te vervangen door zijn zoon, in wiens naam een regent voorlopig zou regeren. Allerlei voorstellen rond dit regentschap kwamen aan bod. Zo vonden sommigen het opportuun een regent om de twee jaar te verkiezen. Het zou op 24 juni zijn, dat de eerste jakobijn, wiens naam niet vermeld staat in de Journal des Jacobins als eerste op de tribune van de Société verklaarde dat het in het licht van de veiligheid van de natie en de Franse eer het best zou zijn Louis XVI af te zetten. Deze discours zette het debat definitief in een nieuwe richting en vanaf dan zou er nog weinig gediscussieerd worden over het regentschap. Vanaf de 26ste dook het probleem van de onschendbaarheid op in de discussie en stelde men de vraag naar een proces voor de koning. Vrijwel unaniem werd overeen gekomen dat men de koning zijn onschendbaarheid kon ontnemen als dit de wil was van alle onderdanen. Men kan dus eigenlijk zeggen dat vanaf de 26ste juni een proces voor de koning mogelijk was voor de Jacobins. Maar niemand durfde het aanvankelijk aan de republiek te eisen. Men mag veronderstellen dat de Jacobins uiteindelijk vrij lang gehecht zijn gebleven aan het monarchisch principe, omdat de letter van de grondwet het zo bepaalde en de Jacobins zich per slot van rekening toch de ‘vrienden van de grondwet’ hadden genoemd. Slechts een aantal Jacobins bereidden langzaam en voorzichtig het terrein voor, voor de toekomstige discussies over de opportuniteit van het veranderen van regime. Dit gebeurde met de meeste omzichtigheid, daar er in het beginstadium zelfs werd voorgesteld hen van de ledenlijst te schrappen. [74]

 

Toen de Assemblée op 15 juli 1791 besloot om de koning weer officieel in zijn functies te herstellen, zorgde net deze stemming voor onenigheid bij de Jacobins, waarop Barnave met heel wat aanhangers besloot de club te verlaten voor een andere politiek, meer bourgeois en gematigd, erop gericht de revolutie te beëindigen “par la loi”. De afgescheiden beweging zou vanaf dan de Feuillants genoemd worden. De politiek van de linkse, resterende Jacobins werd sindsdien in sterke mate bepaald door Robespierres ideeën en ook getekend door de druk van de “sociétés fraternelles” en “sociétés populaires”, die zich in iedere sectie van de hoofdstad ontwikkelden. Robespierre zorgde voor een vereniging van de uitgedunde club met de populaire Parijse beweging, waarbij het provinciale netwerk wel intact bleef.

 

Het merendeel van de “sociétés de province” leek na de tweedeling van de club echter te kiezen voor de politieke geest van de Feuillants. Deze bleken echter niet in staat op dit succes in te spelen, terwijl de Jacobins hun macht beter inschakelden en ze na verloop van tijd op de aanhang van 500 van de 100 provinciale clubs konden rekenen. Ze schaarden zich allen achter de Parijse vereniging onder de gemeenschappelijke eis voor algemeen stemrecht.

 

Toch hadden Robespierres Jacobins geen sterke vertegenwoordiging in de Constituante. Voor de verkiezingen van de Convention kregen hun afgevaardigden slechts half zo veel stemmen achter zich dan die van de Feuillants. Maar de macht van de Jacobins lag elders. De discussieclub was uitgegroeid tot een politiek instrument, waarbij de referentie naar de grondwet achter zich werd gelaten in augustus 1791, in functie van een soort tweede revolutie. Op dat ogenblik waren bijna alle grote politieke figuren met de beweging verbonden, van toekomstige Montagnards tot Girondins, “bref, tout l’avenir de la Révolution unifié pour un temps”. Het doel van de bijeenkomsten was al langer niet alleen meer gericht op de voorbereiding van de debatten in de Assemblée, de Jacobins werden evenzeer als de Assemblée zelf de zetel van de nieuwe revolutie. [75]

 

Maar de zogenaamde eensgezindheid duurde niet lang, ook de wegen van de meer gematigden en de radicale Robespierristen scheidden zich. Na herhaaldes conflicten met Robespierre over het probleem van de oorlog, schaarde Brissot in het najaar van 1792 een groep achter zich, later de Girondins genaamd, die zich niet meer kon identificeren met de uiterst links wordende beweging. Dit terwijl Robespierre alles in het werk stelde om de legale lijn definitief achter zich te laten en zo uiteindelijk over te gaan tot het bijeenroepen van de Convention in september 1792, voor het ontwerp van een nieuwe grondwet. Hij wilde de revolutie ook radicaliseren door een strenge uitzuivering van de club waardoor de Girondins natuurlijk werden uitgestoten. Vanaf dan herdoopte de club zich tot Société des Jacobins, Amis de la Liberté et de lEgalité.

 

Officieel zijn er geen rechtstreekse bewijzen van het aandeel van de Jacobins in de gebeurtenissen van de 10de augustus, hoewel hun deelname toch wel zeer waarschijnlijk is. Die dag maakten immers zoveel jakobijnse militanten hun opwachting, dat vele historici ervan uitgaan dat er sprake geweest moet zijn van een clandestien jakobijns plan. Over de essentiële bijdrage van de Jacobins kan echter geen twijfel bestaan, ze hebben de geest gevormd van het misprijzen van de wet en het republikeins idealisme, dat aan de basis lag van de 10de augustus. Daarom menen sommigen dat men de samenstelling van de nieuwe Convention mag beschouwen als de inauguratie van de jakobijnse periode van de Franse revolutie.

 

In september-oktober 1792, controleerde de vereniging al een netwerk van een duizendtal provinciale clubs, met 100 000 à 200 000 militanten. Het land had geen grondwet meer en bij afwezigheid van vastgelegde wetten is het “la force réelle” die geldt. In deze periode, waarin de bevolking zich niet meer op constitutionele rechten kon beroepen, werd de club een machine “à producer de l’unanimité”, die de plaats innam van de wil van de bevolking. Sommige historici menen dat op dit moment de populaire revolutie doodgebloed was en men van dan af moet spreken van “des petites oligarchies de l’activisme”, waarvan de Jacobins de meest nationale, best georganiseerde en gedisciplineerde waren, nu men de club uitgezuiverd had van meer gematigde elementen. De Jacobins zouden zelfs de zogenaamde interventie van de bevolking inroepen tegen haar eigen afvaardiging. Zo spreekt men soms van een “démocratie directe et inédite où les Jacobins figurent in vivo la fiction populaire du peuple”[76]. Ook door hun niet-geheime stemming waren de Jacobins een groepering die veel sterker is geweest dan die van de Montagnards. [77]

 

Wat het aandeel van de Jacobins in de doodstraf van de koning betreft, zou een genodigde het er pas eind augustus op de tribune van de Société over gehad hebben. Aanleiding was de op 17 augustus opgerichte rechtbank voor de rechtspraak over de misdadigers van de 10de augustus. Zo begon men zich ook de vraag te stellen wanneer er nu eindelijk een beslissing werd genomen in verband met het lot van Louis XVI, als minder ernstige misdadigers reeds gestraft werden. Enkele leden protesteerden ertegen door het inroepen van de koninklijke onschendbaarheid, zolang het koningschap niet legaal afgeschaft was. Anderen wierpen dan weer op dat, indien de Convention de schorsing van de koning kon uitspreken, zij hem ook perfect kon vonnissen. En zo was de discussie van start gegaan

 

Toch lijkt alles erop te wijzen dat de Jacobins aarzelden een standpunt in te nemen en in de loop van de maand september ebde de discussie langzaam weg. Men besloot er ook niet meer over te debatteren zolang er in de Convention geen beslissingen genomen waren. Kort na de opening van het debat in de Convention over het proces van de koning op 13 november, kwamen de Jacobins al unaniem overeen dat Louis XVI kon en moest gevonnist worden door de Convention, indien men dan toch besloot hem een proces te geven. Vaak wordt er ook opgeworpen dat de Jacobins beroep deden op de Parijse secties bij deze debatten om druk te zetten op de Convention. Liefst van al, zagen de meeste Jacobins in de loop van de volgende weken, de koning echter stante pede veroordeeld worden tot de doodstraf, zonder enige verdere judiciaire formaliteiten, zelfs zonder enig proces. Eigenlijk weigerden ze mee te werken aan de juridische fictie die de meerderheid aan het proces wilde geven. Het proces moest voor hen het karakter krijgen van een noodzakelijke politiekemaatregel in de ontwikkeling van de revolutie. [78]

 

2. 1. 2 Club des Cordeliers

 

De Club des Cordeliers is de naam die men gewoonlijk geeft aan de Sociéte des droits de lhomme et du citoyen die in 1790 in Parijs gesticht werd en zich installeerde in het oude klooster van de “Cordeliers”. Leiderfiguren van de beweging, zoals Danton, Desmoulins, Marat, Hébert en Legendre hadden vaak nauwe banden met de Jacobins, maar de Club des Cordeliers was overwegend radicaler en stond dichter bij de gewone bevolking. Zelfs arbeiders konden bijvoorbeeld lid worden van de Cordeliers, wat bij de Jacobins niet het geval was. Ze vormden een echte “groupement de combat” die voor de zuiverheid van democratische principes vocht via enquêtes, petities, manifestaties en vaak oproer. Zij waren het die na de vlucht van de koning als eersten in de Assemblée vroegen om de republiek uit te roepen. De Cordeliers waren ook de organisatoren van de manifestatie op 17 juli 1791 rond een republikeinse petitie, die uitdraaide op het bloedbad van het Champ-de-Mars. Kortstondig uitgeschakeld herwonnen de Cordeliers hun invloed en speelden ze een zeer actieve rol in de gebeurtenissen van de 10de augustus.

 

Omdat het vaak vrij moeilijk is om de leden van zowel de Jacobins als van de minder talrijke Club des Cordeliers af te bakenen, hun ideologie niet altijd even duidelijk te onderscheiden is en ze beiden zeer links georiënteerd zijn, bespreken we hier gemakkelijkheidshalve de argumentatie van de Cordeliers en Jacobins onder dezelfde noemer. We zullen ook vaak in het algemeen over beide bewegingen spreken als Jacobins.

 

2. 2 Gironde

De Gironde is de naam van het laagste, langste estuarium van de Garonne, in Zuidwest Frankrijk. Het is ook de benaming die men geeft aan een politieke beweging in Frankrijk, die oorspronkelijk gevormd werd rond Brissot en een aantal jakobijnse afgevaardigden, die uit het departement van de Gironde afkomstig waren.

De Girondins maakten bijna allemaal oorspronkelijk deel uit van de Société des Amis de la Constitution, maar ze distantieerden van de club omstreeks september 1792 na een conflict tussen Brissot en Robespierre over de oorlogsproblematiek, toen de club Jacobins zich sterk begon te radicaliseren. Ook stootten de Jacobins zelf heel wat leden uit die te matig en dus girondijns gezind waren. Zo vormden de Girondins een beweging van vooral advocaten en journalisten, meestal behorend tot de “bourgeoisie aisée”. Ze waren tegenstanders van een terugkeer naar het Ancien Régime, maar sommigen onder hen waren evenzeer gekant tegen een evolutie in de richting van een sociale democratie. Daarom mag men stellen dat de Girondins de politici van de “liberté” waren, terwijl de Jacobins die van de “égalité” vormden. Ook wordt wel eens gezegd dat de eersten doctrinairen en ideologen waren en de tweede groep eerder opportunisten. [79] Een ander idee, dat de girondijnse identiteit sterk typeerde was de behoefte de revolutie te beëindigen, op een legaal verantwoorde wijze.

De politiek die de Girondins voerden werd in sterke mate bepaald door hun felle strijd met de Montagnards. Het is een vreemde strijd in een losgeslagen revolutie, de noodzakelijke uitbarsting van de strijd tussen twee klassen en ideeën, van twee bourgeoisies. Men heeft gepoogd beide fracties te definiëren en er een aparte sociale klasse in te herkennen. Girondins zouden overwegend ouder en beter opgeleid -een grote meerderheid was advocaat- zijn dan hun concurrenten. In deze zin kan men de val van de Girondins interpreteren als de overwinning van de lagere op de hogere burgerij. Toch valt ook te betwisten of de Girondins inderdaad van betere afkomst waren dan de Montagnards. Sommige historici menen dat men bij beide groeperingen edelen kon terug vinden, en dat in de harde kern van de Girondins wel degelijk sociaal mobielere mensen aanwezig waren, maar toch mag men niet gaan veralgemenen dat de Girondins allemaal deel uitmaakten van de “haute bourgeoisie”.

De twee voornaamste beschuldigingen aan het adres van de Girondins door de Montagnards waren “royalisme” en “féderalisme”. Geen van beide kan men terecht noemen. Wat de Girondins wel ontbrak is het vuur van de revolutie, geen van hun ‘leiders’ kon de incarnatie van het baanbrekende gedachtegoed genoemd worden.

De houding van de Girondins tegenover het hof kon echter wel vaak ambigu geïnterpreteerd worden. Door hun strijd met de Feuillants hadden de Girondins zich ontpopt tot tegenstanders van de constitutionele monarchie en het hof. In april 1792 werd echter een regering gevormd, die men het “girondijnse ministerie” van Roland en Dumouriez pleegt te noemen. Amper twee maanden later werden dezelfde ministers door de koning de laan al uitgestuurd en herstartten de Girondins hun intimidatiepolitiek naar het koningshuis om kort daarna toch weer met het hof te gaan onderhandelen. Dat ze royalistisch gezind waren, is een foutieve, veralgemenende beschuldiging, maar toch ‘royaliseerde’ de partij zich vaak naargelang de omstandigheden. Dezelfde houding namen de Girondins aan tegenover de legaliteit van genomen beslissingen. Vaak werden ze voorgesteld als trouwe aanhangers van het recht, maar toch ging het om een “légalisme, soumis à l’opportunité”.

Het federalisme dat hen verweten wordt is echter volledig onjuist. De Girondins hebben steeds geloofd in de soevereiniteit van de Convention en de eenheid van de republiek. Buzot is de enige uitzondering bij de Girondins die sympathie toonde voor het Amerikaans model. Wel een feit is dat de Girondins steun gingen zoeken in de provincie, toen ze stootten op Parijse haat en tegenwerking in de hoofdstad. In hun strijd tegen de Parijse Commune, was de toevlucht naar de provincie eerder een middel om een doel te bereiken.

De strijd tussen Montagnards en Girondins bereikte zijn hoogtepunt in de maanden april en mei 1793 en zou tot de val van de Girondins leiden in juni 1793, toen de Convention de arrestatie decreteerde van een vijftigtal van hun aanhangers. De meesten onder hen werden in het najaar terechtgesteld, na een proces, zodat de weg naar de dictatuur voor de Jacobins vrij was.

Het blijft niettemin moeilijk de groep Girondins af te lijnen en te vatten. De kern werd waarschijnlijk samengesteld door diegenen die in de herfst van 1793, na de val van de beweging, gevonnist werden. Daarbij kan men nog een minder hardnekkige groep van een honderdtal volksvertegenwoordigers rekenen, die zich verzette tegen de machtsgreep die plaats vond en zich kantte tegen het proces van de Girondins. Men kan de conscriptielijst van de Montagnards echter niet hanteren als een ledenlijst van de Girondins; in ongenade vallen bij de Montagnards kan immers geen criterium zijn. Patrick schat het totaal aantal aanhangers op 178. Hij komt tot resultaat door een optelsom te maken van de 58 leden uit de “cercle intérieur”, zij die zich verzetten tegen hun arrestatie in juni en andere politici wiens sympathie voor de Gironde op één of andere manier in de periode 1793-1794 aan bod zou komen. [80]

Wat het zoeken naar coherentie van ideeën betreft, is een lijn in het gedachtegoed van de meer brede cirkel girondijnse sympathisanten gemakkelijker te herkennen dan in die van de kleine kern. Bij de hoofdelijke stemming over het proces van de koning waren deze aanhangers opvallend genadevol, terwijl “le cercle intérieur” veel verdeelder stemde. Sommige historici menen dat de invloedrijke figuren die deel uitmaken van de basisgroep Girondins zo individualistisch georiënteerd waren, zodat er van een ‘partijpolitiek’ als resultaat van compromis met andere persoonlijkheden geen sprake kon zijn. Terwijl dit voor de bredere groep Girondins wel het geval is geweest. De hypothese van een vooraf bepaalde determinatie van het doel is hier dus niet ter zake. Het voornaamste bindende element tussen de verschillende politici die deel uitmaakten van de Gironde was ongetwijfeld hun oppositie tegen de oprukkende Montagne. [81]

Wat het proces van de koning betreft, hebben de Girondins nooit een duidelijke, directe, vastberaden houding aangenomen. Alles lijkt erop te wijzen dat de meeste Girondins de gehele procedure wilden vertragen, uitstellen of tegenwerken om de koning uiteindelijk toch te redden. Een motief om Louis XVI inderdaad van de dood te redden was het feit dat hij belangrijk was voor de buitenlandse verhoudingen van Frankrijk. Zo zou men onder andere gehoopt hebben Pruisen tot vrede te brengen, indien de koning vrij werd gelaten. In vrijwel alle discours van de Girondins werd gewezen op de fatale, onomkeerbare indruk die de terechtstelling van de koning op het buitenland zou maken. Ook zou de genadevolle opstelling van de Girondins ten opzichte van de koning een poging geweest zijn in te gaan tegen de oprukkende macht van de radicale Parijse secties, ‘il représentait une victoire de la modération’. [82]

Van deze vertragingstactiek van de Girondins zijn er talrijke voorbeelden. Barbaroux, voorzitter van de Commission des 24 benadrukte dat een weloverwogen en onbetwistbaar legale weg moest gevolgd worden voor de inbeschuldigingstelling van de koning en verwees om die reden de voorbereiding van het proces door aan het Comité de législation. Manuel vroeg dat de bevolking in de assemblées primaires geraadpleegd zou worden over deafschaffing van het koningschap. Lehardy hamerde erop dat het ging om een constitutionele maatregel en dat de constitutie aan de bevolking moest voorgelegd worden. Het rapport datValazé voorlegde over de misdaden van de koning bevestigt deze reputatie van de Girondins. Valazé sprak in naam van een overwegend girondijnse commissie en zijn rapport werd in de Convention met teleurstelling onthaald wegens het ontbreken van hard bewijsmateriaal en opzienbarende onthullingen. De ultieme poging om de procedure te vertragen, zou hetvoorstel geweest zijn om het verdict te laten ratificeren door de bevolking. Voor de meeste historici is dit een reden om aan te nemen dat de Girondins een proces eigenlijk erg inopportuun achtten, maar dat ze hun toevlucht zochten tot procedurale excuses en maneuvers om het proces uit te stellen. [83]

 

Er was ook het maneuver van Buzot. Hij vroeg in de Convention om eerst een standpunt in te nemen over de gehele familie Bourbon alvorens er zich over te beraden of Louis XVI aldan niet “jugeable” was. Buzots bedoeling was volgens sommigen de discussie in de war te sturen, de beschuldigingen uit te breiden naar de hele koninklijke familie om zo de koningzelf te redden. Meteen dreef Buzot zo ook de Montagnards in het nauw. Philippe-Egalité was immers afgevaardigde in de Convention bij ‘hun partij’ én lid van de familie Bourbon.

 

De Girondins beschuldigden de Montagnards ervan de koning ter dood te willen brengenom zo de hertog van Orléans in zijn plaats op de troon te installeren. Indien de Montagnards de motie van Buzot verwierpen liepen ze het risico beschuldigd te worden van “Orléanisme”, namelijk de intentie deze jongste tak van de koninklijke familie op de troonte willen brengen[84] en indien ze het voorstel aanvaarden, was dit al evenzeer een teken van zwakte naar de Girondins toe en gaven ze zo toe dat Louis XVI niet het enige gevaar voor het land was. Uiteindelijk wist Chabot het probleem op te lossen door te stellen dat Philippe-Egalité een afgevaardigde was, door het volk verkozen en dat men een inbreuktegen de volkssoevereiniteit zou plegen indien men hem verbande. [85]

Door de ontdekking van de “armoire de fer” op 20 november 1792 werd het zo goed als onmogelijk het proces van de te vermijden. Bovendien werd een nieuwe commissie in het leven geroepen die het onderzoek naar de documenten in de “armoire de fer” moesten voeren. Ze bestond uit twaalf leden, door het lot aangeduid, maar de girondijnse invloed was geringer dan in de vorige comités. Toen de Parijse secties uiteindelijk op 2 december in de Convention kwamen protesteren tegen de traagheid van de beslissingen over de ex-koning, moet ook Buzot ingezien hebben dat het tevergeefs was te hopen dat men Louis’ proces zou kunnen doen vergeten door een algemeen proces tegen de Bourbons.

Men meent dan ook dat Buzot, toen hij inzag dat het tij niet meer te keren viel, de traagheid van de Girondins trachtte te rechtvaardigen door de dag na het begin van het proces, voor te stellen dat wie zou pogen het koninkrijk in Frankrijk weer te herstellen, de doodstraf zou krijgen. Buzot zou zo zijn republikeinse overtuiging in de verfwillen zetten door maatregelen te nemen tegen een nieuwe dreigende dictatuur. Op die wijze insinueerde hij dat er personages waren in de Convention die het koningschap wilden herinrichten en tegelijk was dit een rechtvaardiging van de verdachte traagheid van de Gironde. Misschien was dit een antwoord op de uitlating van Robespierre op 3 december dat voorstanders van een proces aanhangers van het koninklijk despotisme waren. [86] Toen ook de andere afgevaardigden van de Gironde inzagen dat men via deze vertragingstactiek de koning niet zou kunnen redden, pleitte men voor volksraadpleging over de gehele kwestie, als een middel om het doel, namelijk de doodstraf af te wenden. Uit de correspondentie van sommige Girondins met het buitenland blijkt trouwens dat de meesten onder hen toen nog steeds geloofden dat de Convention zich genadevol zou opstellen tegenover de vorst.

 

De argumentatie van de Gironde was hoofdzakelijk gebaseerd op motieven als behoedzaamheid voor gevaar, voorzorgsmaatregelen en aanmaningen tot voorzichtigheid. Uiteindelijk hoopten de Girondins de hevige, radicale minderheid in aantal te overtreffen. Misschien was het opportuner geweest zich te beroepen op meer algemeen politieke motieven die gunstig gezinde meningen ten opzichte van Louis XVI rechtvaardigden. Zoals Seligman het uitdrukt: “La Gironde avait abordé le procès avec un idéal de pacification amollissant, mais généreux. Pour trouver son plan tracé dans un language clair, il ne faut pas lire les discours que ses chefs ont prononcés à la tribune. Intimidés par l’audace de leurs adversaires, ils couvrent d’un voile leur sentiment profond. . . puisque les Girondins, au lieu de proclamer leurs vues et de marcher droit à leur but, ont compromis leur autorité par l’indécision, le manque de franchise et l’incohérence. ”[87]

Indien de strijd tussen voor- en tegenstanders van de doodstraf begin januari nog onbeslist was, dan verdween door een incident met Gasparin en het betoog van Barère de laatste hoop voor de Girondins. Gasparin, aanleunend bij de Montagnards en destijds nog koninklijk schilder geweest, kwam op 3 januari in de Convention vertellen dat hij van zijn vriend Boze had vernomen dat drie girondijnse kopstukken, met name Vergniaud, Guadet en Gensonné de koning in juli 1792 hadden aangeraden zijn ministers te vervangen. Op dat moment beraadde het land zich over de onttroning van de koning en de Girondins zouden zo geprobeerd hebben de afzetting tegen te gaan. Hoewel Vergniaud zich verdedigde door te stellen dat men de koning eenvoudig had aangeraden een reeks contrarevolutionaire ministers weg te sturen en dat hij met dit initiatief de revolutie bijgevolg niet verraden had, verloor de Gironde door dit incident heel wat van haar gezag.

s Anderendaags maakte Barère zijn opwachting in de Convention. Zijn interventie is ongetwijfeld bepalend geweest voor de verplaatsing en aansluiting van de meerderheid bij de ideeën van de Montagne. Barère formuleerde namelijk als eerste de theorie van een coherente antirevolutionaire samenzwering en veegde de laatste twijfels over de volksraadpleging weg door te stellen dat men inbreuk maakte tegen het principe van een representatieve regering indien men terug naar de soeverein stuurde wat hij delegeerde. [88]

Dat de Gironde uiteindelijk niet in haar opzet, het voorkomen van de doodstraf, slaagde, is volgens sommigen net te wijten aan het feit dat er geen unanieme eensgezindheid in de partij was. Zelfs bij de volksraadpleging stemden ruim veertig girondijnse afgevaardigden tegen en ook over de wijze waarop de bevolking geraadpleegd moest worden, om een beslissing te nemen over de straf of over de schuld van de koning, waren de andere Girondins hetniet eens. Bovendien was de houding van enkele leiderfiguren, waaronder vooral Vergniaud vaak dubbelzinnig. [89]Ook de val van de Girondins zou kunnen verklaard wordendoor hun politieke inconsistentie. Enerzijds pleitten ze voor het principe van devolkssoevereiniteit terwijl ze tegen gelijke revolutionaire justitie zijn voor iedereen, anderzijds waren de Girondins erg behoedzaam voor het buitenlands gevaar, terwijl ze irrealistisch en blind waren voor dat van het binnenland. [90]

 

Op 20 januari, na het doodvonnis van Louis XVI, stemden enkele Girondins ervoor om over te gaan tot de vervolging van diegenen die aan de basis lagen van de “massacres” van september. Volgens sommige historici is dit een uiting van de woede van de Girondins om het lot van de koning. Ook de moord op Le Pelletier, een dag voor de terechtstelling van de koning zou een tragisch antwoord geweest kunnen zijn van de Girondins op de handelingen van de Montagnards. [91]

 

2. 3 Montagne

 

Montagnards is de naam die aanvankelijk door journalisten werd gegeven aan de afgevaardigden die in de Assemblée législative zetelden en die gekend waren voor hun extremistische opinies. Ze zetelden recht tegenover de Girondins, op de hoogste, links gesitueerde banken, vandaar hun bijnaam “Montagne”. De afgevaardigden met een bedachtzamer temperament, namen lager op de “pente” plaats en de zogenaamd kleurlozen zaten onderaan en zetelden in de “Plaine”, de laagvlakte of ook het moeras, “Marais” genaamd. [92]

 

Bij de algemene bespreking van de partijvorming in het revolutionaire Frankrijk en zeker bij de definiëring van de Montagnards moet erop gewezen worden dat geen enkele deputatie bij haar aankomst in de Convention echt girondijns, jakobijns of montagnardisch geweest is. Het was vaak de solidariteit tussen de verschillende departementen, die bepalend was voor de keuze van hun plaats in de Convention. Daarom moet dit alles wel gerelativeerd worden en moet de Montagne gezien worden als een beweging die zich geleidelijk aan gevormd heeft. [93]

 

De Montagnards worden vaak gedefinieerd als antithese van het girondijns beeld. Tegenover de aarzelingen van de Girondins, wordt hun vastberadenheid geplaatst, zoals hun gevoel voor gemeenschappelijkheid de antipode voor het girondijnse individualisme is. Zo staat ook het montagnardische geloof in eenheid loodrecht tegenover de diversiteit van de Girondins. [94]In tegenstelling tot de Girondins zouden ze hun stemmen hoofdzakelijk te danken gehad hebben aan de Parijzenaars. Toch mag niet vergeten worden dat beide bewegingen uiteindelijk wel uit dezelfde club Jacobins gegroeid zijn. [95]

 

Sommige historici menen dat uiteindelijk het proces van de koning de aanleiding was voor de coherentie en gevoel van gebondenheid binnen de Montagnards. De gedeelde overtuiging dat de dood van de koning de enige redding was voor het land, zorgde voor de cohesie en eenzelfde lotsbestemming bij de groep. [96]Begin oktober zouden de meesten onder hen al een campagne gestart hebben die moest resulteren in de doodstraf voor de koning. Zij zouden een aantal Parijse secties aangemoedigd hebben om op het spreekgestoelte in de Convention de dood van Louis XVI te komen vragen. Ook zouden zij burgers gestimuleerd hebben om petities af te geven in de Convention met dezelfde vraag. Van het begin reeds waren de Montagnards voorstanders van de doodstraf voor de koning. Er werd algemeen opgeroepen om gevoelens van medelijden en monarchische romantiek aan de kant te zetten om voorgoed te breken met het verleden en het republikeinse tijdperk te bezegelen met de dood van de koning. Dit is meteen ook een verklaring waarom de Montagne zich in dergelijke mate engageerde voor het proces. [97]

 

Montagnards speelden steeds de rol van een “parti de résistance”, gesteund door de Parijse bevolking. Ze waren een vrij heterogene groep, maar hun gemeenschappelijke vijandigheid tegenover de Girondins en de monarchie zorgde voor solidariteit. De afgevaardigden stamden voornamelijk uit Parijs en andere grootsteden. Heel wat volksvertegenwoordigers die bij de Montagne zetelden hadden nauwe banden met de Jacobins of de Club des Cordeliers. Velen van hen waren ook lid van de respectievelijke bewegingen. Niet alle Montagnards waren echter Jacobin of Cordelier, net zoals niet alle Jacobins of Cordeliers deel uitmaakten van de Montagne. De lijn is soms moeilijk te trekken. Concreet wordt hun aantal door Patrick geschat op 153 afgevaardigden die echt zetelden bij de Montagne, waarvan er 80 terug te vinden zijn in de ledenlijsten van de Jacobins. Patrick meent dat de Montagnards verder nog konden rekenen op de steun en sympathie van 62 Jacobins die sterk bij de beweging aanleunden en 87 andere volksvertegenwoordigers uit wiens stemgedrag duidelijk naar voor komt dat ze de Montagne aanhingen, ook al beweerden ze politiek onafhankelijk te zijn. Zo zou de groep in brede zin een omvang gehad hebben van 302 afgevaardigden. [98]

 

2. 4 Plaine

 

“La Plaine” of“Le Marais” is de naam die werd gegeven aan een omvangrijke groep afgevaardigden in de Convention. Zij zetelden in het lager gelegen gedeelte van de Convention, vandaar de naam ‘laagvlakte’ of ‘moeras’. Het ging voornamelijk over politici die zich identificeerden met het revolutionaire gedachtengoed, maar die zich buiten de strijd tussen de Girondins en de Montagnards wilden houden. De meeste afgevaardigden van de Plaine waren echter wel tegenstander van het oprukkende jakobijnse regime, maar in hun strijd ertegen wensten ze dan weer niet geassocieerd te worden met de Gironde. [99]

 

Net zoals de meeste andere bewegingen vormde de Plaine op geen enkel moment een homogene partij. De Plaine was de verzamelnaam voor afgevaardigden die nu eens samen met links, dan weer samen met rechts stemden. Een andere bijnaam was “ventre”, of “esclaves de la peur” wegens hun frequente aarzelingen. Toch hing het succes van de moties van de Gironde en de Montagne uitsluitend af van de steun van de afgevaardigden van de Marais. Hun aantal wordt door Patrick op 250 afgevaardigden geschat. Hij plaatste wel een groot aantal volksvertegenwoordigers die zogenaamd bij de Plaine hoorden wegens hun stemgedrag bij de Montagne. [100]Andere historici spreken meestal van een vierhonderdtal afgevaardigden. [101]

 

2. 5 Koningsgezinden

 

Het is quasi onmogelijk om een koningsgezinde strekking binnen de Convention te onderscheiden. Echte royalisten konden zich maar laten horen in de Convention na 4 december. Op voorstel van Buzot had men de dag na het begin van het proces van de koning gedecreteerd dat eender wie in Frankrijk zou voorstellen het koningschap te herstellen, de doodstraf zou krijgen. [102]Sommige politici, die later als jakobijns bestempeld werden, waren enkele jaren voordien nog trouwe verdedigers van de constitutionele monarchie. Over andere radicaal republikeinse afgevaardigden, zoals Danton, zouden dan weer verbazingwekkende onthullingen gedaan worden, over hun plannen om de koning te redden. Men kan dus niet zeggen dat er uitsluitend hetzij republikeins, hetzij koningsgezinde afgevaardigden waren. Sommige -maar weliswaar eerder zeldzame- Jacobins of Montagnards stonden de afschaffing van het koningschap wel voor, maar wilden dan weer om vaak persoonlijke emotionele redenen niet dat de koning gevonnist zou worden.

 

Algemeen mag aangenomen worden dat binnen de girondijnse beweging relatief gezien de meeste redevoeringen terug te vinden zijn ten gunste van de koning. De Girondins doen dit meestal in bedekte termen, zoals het voorstaan van een appèl op de bevolking. Sommige historici gaan zelfs zo ver te beweren dat de meeste royalisten hun toevlucht zochten tot de Gironde. [103]De minst onomwonden pleiters voor een milde aanpak van de koning zijn wel terug te vinden bij de Plaine. Een deel van deze afgevaardigden pleit voor de naleving van de koninklijke onschendbaarheid, voor de als het ware grondwettelijke bescherming van Louis XVI. Daarom zullen deze volksvertegenwoordigers als referentie genomen worden voor ‘koningsgezinde’ argumentatie.

 

De redevoeringen waar we het hier over hebben waren ten gunste van de koning bedoeld. ‘Bedoeld’, want er is geen enkel discours terug te vinden, van welke politicus dan ook, aanleunend bij gelijk welke beweging waarin onomwonden voor het koningschap wordt gepleit, waarin men de misdaden van Louis XVI ontkent en waarin men daarom niet wil dat de koning gevonnist zou worden. Zelfs politici zoals Morisson, Fauchet of Rouzet die alles in het werk stelden om de onschendbaarheid van de koning te verdedigen vonden het nodig om meteen ook een aantal bezwaren te uiten en een opsomming te geven van de criminele daden van de koning. Morisson spreekt over “ce monstre sanguinaire” en Fauchet zegt dan weer: “Il a mérité plus que la mort”. Onvoorwaardelijke verdedigers van de koning zijn er dus niet. Het is bijna onmogelijk dat ze er niet geweest zijn, maar ze hebben zich alleszins niet laten opmerken. Angst voor represailles en manipulatie zijn daar waarschijnlijk de belangrijkste reden voor. De Jacobins zouden in december 1793 bijvoorbeeld bepalen dat al diegenen die niet voor de dood van de koning hadden gestemd, uit de club werden gezet. [104]Vast staat dat politici die de koning het gunstigst gezind waren -hiermee bedoelen we diegenen die tegen de doodstraf, voor een volksraadpleging of voor de opschorting van straf stemden- zich verhoudingsgewijs veel minder hebben laten horen dan hun tegenstanders. Het kleine aantal terug te vinden redevoeringen ‘ten gunste van de koning’ in vergelijking met het grotere aantal afgevaardigden dat tegen de doodstraf stemde en zich onthield toont dit aan.

 

Het vermoeden dat er in de Convention sprake moet geweest zijn van bevreesdheid om zijn mening ten gunste van de koning duidelijk te maken wordt verder bevestigd door de wijze waarop de volksvertegenwoordigers stemden. [105]Geen enkele afgevaardigde antwoordde immers ontkennend op de vraag naar de schuld van Louis XVI! Alle afgevaardigden die hun stem wilden nuanceren stemden uiteindelijk ‘ja’. Tien onder hen onthielden zich en nog een tiental afgevaardigden verklaarden overtuigd te zijn van de schuld van de koning, maar wenste te stemmen als wetgever en niet als rechter, of als burger in plaats van rechter. Er waren ook nog drie afgevaardigden die een verklaring aflegden zonder eigenlijk te antwoorden op de hun gestelde vraag. De vraag is of deze afgevaardigden rond de pot draaiden om niet bevestigend te moeten antwoorden, of dat ze uit onoplettendheid naast de kwestie praatten.

 

Dat onthouders en voorstanders van een volksraadpleging echt koningsgezind waren kan niet gezegd worden. Wel kan men vaststellen ze opvallend ‘mild’ schijnen te zijn bij de strafbepaling voor Louis XVI. Geen enkele onder hen stemde namelijk voor de doodstraf of tegen de opschorting ervan. Waarschijnlijk was een onthouding bij de stemming, of in mindere mate het voorstander zijn van een volksraadpleging, de enige geoorloofde manier om een blijk van ongenoegen of oneensgezindheid te tonen.

 

Tussen de debatten door, die aan het uiteindelijke vonnis voorafgingen, was er ook soms sprake van actie van een monarchische beweging die tegen het proces protesteerde. Van enige organisatie of coördinatie kan echter niet gesproken worden. Het ging meestal om particuliere initiatieven. Zo waren er brieven van geëmigreerde ministers die documenten opstuurden om te bewijzen dat de koning niets te maken had met de agressies van Oostenrijk. De leden van de verdediging hebben deze papieren echter nooit in handen gekregen en als reactie hierop protesteerden anderen dan weer. Zelfs onder de Parijse bevolking zouden er enkele manifestaties ten gunste van de koning gehouden zijn. Er was het Parijse theaterstuk “L’Ami des Rois” dat voor veel opschudding zorgde en dat zelfs verboden werd. Er zijn gevallen bekend van mensen die gearresteerd werden omdat ze voorstelden zichzelf in plaats van de koning te laten onthoofden. Alleen in Rouen was er echt sprake van een monarchische beweging, die gerechtelijk vervolgd is geweest. Aumont, een advocaat had een protestbrief opgesteld tegen de berechting van Louis XVI. Hij publiceerde deze in een plaatselijke krant en wou de brief laten ondertekenen bij hem thuis. De opkomst van manifestanten was boven alle verwachtingen en het evenement draaide uit op rellen, waarbij “Vive le roi” en “Au diable la République” werd gescandeerd. Het meest talrijk waren waarschijnlijk wel de brochures die ter verdediging van Louis XVI of als oproep tot genade gedurende december 1792 en januari 1793 gepubliceerd zijn. [106]Verder is de sympathie voor de koning af te leiden uit de talloze brieven van mensen die voorstelden hem te verdedigen. Al bij al kan men besluiten dat het steeds om relatief kleine ondernemingen, meestal particuliere initiatieven ging, zonder veel weerklank.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[61]Archives Parlementaires de 1787 à 1860: receuil complet des débats législatifs et politiques des chambres françaises  (1787 à 1799), première série, ed.   Madival, J. & Laurent, E.   Paris, 1867‑1913.   82 vol.

[62] Gotzen, M. Vrijheid van beroep en bedrijf en onregelmatige mededinging, I, Brussel, 1963.

Gaudechot, Révolutions,

Caron, P.   Manuel pratique pour l’étude de la révolution française. Paris, 1947.

[63]  Een voorbeeld hiervan is de inkorting van de antwoorden van Louis XVI bij zijn ondervraging in de Convention op 11 december.   De voorzitter richtte zich namelijk op een bepaald moment tot Louis XVI met de vraag wat hij in te brengen had tegen de beschuldiging dat hij agents in de kolonies zou hebben aangezet het absolutisme te handhaven en mee te werken aan de contrarevolutie.   Het antwoord van Louis XVI luidt volgens de Archives Parlementaires als volgt: “S’il y a des personnes qui se sont dites mes agents dans les Colonies, ils n’ont pas dit vrai: je n’ai jamais ordonné rien de ce que vous venez de me dire”.   Le Moniteur kort het antwoord van Louis XVI zo in dat het begrepen wordt als een bekentenis van het feit dat hij handlangers had in de kolonies: “S’il y a de mes agents dans les Colonies, ils n’ont pas dit vrai: je n’ai aucun rapport à ce que vous venez me dire”.   Ook verdraait men vaak de vraagstelling van de voorzitter.

[64] Girault de Coursac, Procès, 147.

[65] Door andere bronnen wordt de representativiteit van Le Logographe dan weer als onberispelijk beschouwd (De Girault de Coursac, Procès, 146. )

[66] Aulard, A. Les orateurs de la révolution ‑ l’Assemblée Constituante, Paris, 1905, 17.

[67] De Girault de Coursac, Procès, 110.

[68] Sagnac, P. La législation civile de la révolution française (1789-1804): essai d’histoire sociale.   Paris, 1898.

[69]  De werkwijze werd aangepast aan de eerder gevormde kritiek vanaf het 72ste volume.

[70]  Caron, P.   Manuel, 47.

[71]  Castelado, A.   Les methodes de travail de la Constituante, Paris, 1989, 382.

[72] Patrick, A. “Political Divisions”, 421-474.

[73] Furet & Ozouf, Acteurs, 233-251.

Vovelle, Monarchie, 209-213.

[74] Walter, Jacobins 175-183.

[75] Furet & Ozouf, Acteurs, 233-251.

  Vovelle, Monarchie, 209-213.

[76] Furet & Ozouf, Acteurs, 241.

[77] Furet & Ozouf, Acteurs, 233-251.

[78] Walter, Jacobins 265-272.

   Isorno, Procès, 65.

[79] Dictionnaire encyclopédique d’histoire, 998.

[80] Patrick, “Political divisions”, 441.

[81] Furet & Ozouf, Acteurs, 359-368.

[82] Van Rossem, Girondijnen, 162-169.

    Furet & Ozouf, Acteurs, 241-259.

    Walzer, Régicide, 108.

[83] Mathiez, Gironde, 123-126.

[84] Volgens Isorno zijn er wel degelijk bewijzen van samenzwering tussen de Montagne en Orléans.

(Isorno, Procès, 71-72. )

[85] Van Rossem, Girondijnen, 162-169.

    Seligman, Justice, II, 411-414.

    Conte, Sire, 20.

[86] Zie ‘manipulatie in het Corps législatif.

[87] Seligman, Justice, II, 487.

[88] Seligman, Justice, II, 438-445.

[89] Van Rossem, Girondijnen, 162-169.

    Seligman, Justice, II, 466.

[90] Furet & Ozouf, Acteurs, 241-259.

[91] Mathiez, Gironde, 126-137.

[92] Dictionnaire encyclopédique d’histoire, 3138.

[93] Furet & Ozouf, Acteurs, 403-404.

[94] Furet & Ozouf, Acteurs, 408.

[95] Dictionnare encyclopédique d’histoire, 3138.

[96] Furet & Ozouf, Acteurs, 408.

[97] Seligman, Justice, II, 389-397.

[98] Patrick, “Political divisions”, 441.

[99] Patrick, “Political divisions”, 424-425.

[100] Patrick, “Political divisions”, 441.

[101] Dictionnaire encyclopédique d’histoire, 3688.

[102] Archives Parlementaires, LIV, 349-351.

[103] Michelet gaat daar erg -naar ons aanvoelen té- ver in: ‘On ne demandait pas aux Girondins de se faire royalistes; on se faisait Girondin.   Ce parti devenait peu à peu l’asile du royalisme, le masque protecteur sous lequel la contre-révolution put se maintenir à Paris, en présence de la Révolution même. ’

(Michelet, Révolution, II, 29. )

[104] Patrick, “Political divisions”, 441.

[105] Archives parlementaires, LVII, 63-105.

[106] Seligman, Justice, II, 446-450.

     Soboul, Procès, 176-179.