Het conflict SAP - Van Zeeland 1934-1940 en de weerslag op de Belgische politiek. (Karel Van Nieuwenhuyse) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
DEEL II:
BESCHRIJVING VAN HET CONFLICT
HFST. 19: DE AFLOOP VAN HET ONDERZOEK TEGEN DE NATIONALE BANK 1938
Op 19 mei 1938 werd het gerechtelijk onderzoek tegen de Nationale bank afgesloten met een ontslag van rechtsvervolging. Wie echter alleen dit vermeldt zonder meer[509] , geeft slechts een halve waarheid weer. Het was immers helemaal niet zo dat de Bank en haar directeurs vrijuit gingen in het fraudeonderzoek!
De Raadkamer te Brussel, voorgezeten door Hennequin de Villermont, nam op vrijdagmorgen 10 juni 1938 kennis van het rekwisitoor van substituut Van Beirs inzake het onderzoek dat gevoerd werd tegen het nationale emissie-instituut door onderzoeksrechter Orianne. Die had in zijn verslag vier beschuldigingen opgenomen.
“ A. Vervalsching van geschriften in balans en winst- en verliesrekeningen van de Nationale Bank en meer bepaald 1° het inschrijven op het debiet van de winst- en verliesrekeningen van af 25 juni 1930 tot 1937 van sommen waarin niet begrepen waren vergoedingen van 160.000 tot 485.000 per trimester welke aan personen uitgekeerd werden welke ten deele wel ten deele niet tot het personeel der bank behoorden; 2° de inschrijving op het crediet dezer rekeningen van sommen welke lager waren dan de werkelijk verwezenlijkte winsten, dit met het doel genoemde vergoedingen te verduiken.
B. Vervalsching van geschriften door inschrijving van onjuiste gegevens namelijk 1° door op het actief der balans op de rekening ‘gewaarborgde en te verzilveren waarden’ bedragen in te schrijven die merkelijk beneden de werkelijkheid bleven, b.v. op 25 december 1932 fr. 3.378.202,22 in plaats van 8.784.207,55 en op 25 december 1935 fr. 3.326.509,01 in plaats van fr. 11.563.927,66. 2° door zekere verwezenlijkte winsten te verduiken onder de vorm van schulden tegenover derden namelijk a) de opbrengst van twijfelachtige schulden en van zekere tegoeden, 25 juni 1934: fr. 334.813,25, 25 december 1934: fr. 329.000, 25 juni 1935: fr. 583.300, 25 december 1935: fr. 1.757.078,59, 25 juni 1936: fr. 8.502.340,13. b) fr. 13.095.299,01 zijnde de winst op goudoperaties welke op 25 juni 1936 op de rekening: loopende rekeningen van particulieren geboekt werden in plaats van op de winst- en verliesrekening. 3° door op 25 juni 1935 de verwezenlijkte winst met fr. 3.500.000 te weinig te boeken door het forceeren van den herdisconteeringspost.
C. Vervalsching van geschriften ten nadeele van den fiscus tusschen 1 jan. 1930 en 1 jan. 1934 door het inschrijven op de fichen van sommige leden van het personeel van lagere bedragen dan deze welke zij werkelijk getrokken hadden.
D. Vervalsching van geschriften bij het inschrijven in aug. en sept. 1937 op een gelijkluidend verklaard afschrift van gegevens in verband met het pensioen aan den regeeringscommissaris, dan wanneer het oorspronkelijk stuk die gegevens niet bevat.”[510]
Uit het onderzoek bleek dus duidelijk dat tussen 1930 en 1937 op heel grote schaal miljoenenfraude was gepleegd in de hoogste regionen van de Nationale Bank! Toch werd het onderzoek afgesloten met een ontslag van rechtsvervolging, omdat voor de zaken A en B niet de precieze verantwoordelijkheid van een welbepaald iemand kon worden vastgesteld voor de frauduleuze verrichtingen, omdat voor zaak C de wettelijke verjaring van drie jaar al was ingetreden (hoewel het gerecht de betrokkenen hierin toch zou vragen het bedrag van belasting die ze hadden ontdoken te betalen), en omdat voor zaak D het bedrieglijk opzet niet voldoende kon worden bewezen.[511]
Het was trouwens zo dat de beschuldigingen in het verslag van onderzoeksrechter Orianne nog maar het topje van de ijsberg vormden. In de loop van het onderzoek waren speurders immers op heel wat meer wantoestanden binnen de Bank gestoten, die merkwaardig genoeg niet in het eindverslag werden opgenomen! Dit blijkt uit copies van gerechtelijke stukken opgemaakt gedurende het onderzoek[512]. Zo was men o.m. gestoten op: valse inschrijvingen op de rekening ‘Algemene Kosten’, onwettige voorafnemingen op de disconto-opbrengst die naar geheime rekeningen werden versluisd bij de bank Fabri & C°, grote geldsommen onterecht ingeschreven als ‘irrécupérable’, een niet-officiële geheime reserve (waar alleen het directiecomité van wist) van 229.238.319 BEF, het in bilan brengen van een bedrag van 8 miljoen frank dat in werkelijkheid 50,5 miljoen betrof, de verdwijning van een herwaarderingswinst (na de devaluatie) van 44 miljoen frank op de officiële geheime reserve, etc. Daarnaast bevatten de rapporten nog een lijst van maar liefst 50 pagina’s die over niets anders handelden dan schriftvervalsing en onregelmatigheden. Bovendien hadden de speurders in sommige gevallen weten te achterhalen waar al dit verduisterde geld naartoe gevloeid was. Niet alleen hadden de resp. directieleden van de Bank (waaronder Van Zeeland) zich persoonlijk verrijkt met gelden van de Nationale Bank, maar ook keerde men geld uit aan ex-medewerkers (o.m. aan Lemoine en Dupriez toen die in de OREC werkzaam waren) en aan hoge kaderleden die al lang voordien hun ontslag hadden gegeven in de Bank, alsook aan kranten zoals o.m. Le Matin d’Anvers, Neptunus, Le Peuple, De Volksgazet, etc. Soms was het Van Zeeland zelf geweest die in zijn kantoor in de Bank sommen zwart geld persoonlijk overhandigde aan bepaalde personen.
Een heel merkwaardige vaststelling die in verband met het gevoerde onderzoek moet worden gemaakt, is het feit dat Paul Van Zeeland nooit werd verhoord, ondanks het uitdrukkelijke verzoek dat de onderzoeksrechter op 8 april 1938 aan de procureur des konings had gericht! Van Zeeland maakte nochtans gedurende de periode 1930 - juni 1934 en november 1934 - maart 1935, periode tijdens dewelke het grootste deel van de fraudegevallen gebeurde, deel uit van het directiecomité van de Nationale Bank, en was zelfs vice-gouverneur vanaf 1934. Bovendien was hij op het moment dat het gerechtelijk onderzoek werd afgesloten, het enige nog levende lid van het directiecomité van 1930. Bovendien werd hij in sommige onderzoeksstukken expliciet met de vinger gewezen. En toch werd hem dus nooit naar zijn verantwoordelijkheid gevraagd. Vrijwel alle waarnemers uit die tijd noemden het onbegrijpelijk dat dit in een zaak van dergelijke afmetingen niet was gebeurd. Anderzijds verweten ze Van Zeeland zich zelf niet spontaan te hebben aangeboden bij het Parket om klaarheid te scheppen. Of was het precies dat wat hij trachtte te vermijden?[513]
In dit verband dienen een aantal zaken in het licht gesteld. De procureur-generaal van het Hof van Beroep te Brussel, die de overkoepelende verantwoordelijkheid droeg voor het Parket dat zich met de zaak bezighield, was Hayoit de Termicourt, een oud-studiegenoot van Van Zeeland te Leuven. Minister van justitie toentertijd was niemand minder dan Charles du Bus de Warnaffe, die Van Zeeland al kende van onder de oorlog, die samen met hem in Autorité had gezeten, en die minister was geweest in zijn regering. En de premier in die periode was P.E. Janson, die als persoonlijk advocaat van Van Zeeland fungeerde in het kader van dit proces. Zou het misschien kunnen dat de relaties tussen bovenvermelde personen ervoor zorgden dat Van Zeeland nooit werd verhoord, dat heel wat wantoestanden in het eindrapport niet waren opgenomen, en dat het onderzoek werd afgesloten met een ontslag van rechtsvervolging?
De perscommentaren n.a.v. het rekwisitoor luidden in elk geval vernietigend voor de Nationale Bank[514]. Vrijwel alle kranten - L’Indépendance belge, die deed of haar neus bloedde, uitgezonderd - hadden het over een ‘zware morele veroordeling’ voor de voormalige leiders van de Bank, waarvan de meerderheid inmiddels al was overleden. De naam van Van Zeeland werd door het slijk gehaald als één der grote schuldigen in de hele zaak. Veel kranten confronteerden zijn woorden als premier, toen hij het had over zijn onbaatzuchtigheid en de offers die hij bracht om het vaderland te dienen, met zijn daden. Van Zeeland werd uiterst hypocriet bevonden. Ongelijk had de pers hierin niet, want in elk geval was het zo dat de fiscus hem verzocht had ruim 100 000 frank te laten geworden, als achterstallige belastingen op zijn niet-aangegeven loon die hij nooit had betaald. Voor zaak C in het verslag van de onderzoeksrechter kwam Van Zeeland dus al zeker in aanmerking. Bovendien werd hij ook in andere troebele operaties binnen de Bank genoemd, alsook is het wel erg onwaarschijnlijk dat de nummer twee binnen de Nationale Bank en haar directiecomité niets zou hebben afgeweten van de andere miljoenenfraude - de bedragen van de zwendel waren veel te hoog om enkel het werk te kunnen zijn van kleine garnalen - die zich onder zijn neus afspeelde! Met zekerheid konden de kranten dit natuurlijk echter niet stellen. Van Zeeland zelf gaf inmiddels geen teken van leven, en trok zich helemaal uit het openbare leven terug.
Gustaaf Sap daarentegen blaakte van strijdlust. In een brief van juli 1938 aan de katholieke rechterzijde kondigde hij aan Van Zeeland te zullen interpelleren, in het geval die zelf spontaan geen uitleg zou verschaffen op het moment van zijn herintrede in de Kamer[515]. Bovendien wachtte Sap in verschillende - en niet alleen die van de oppositie - kranten een eerherstel. “Wij vinden het sportiever een eeresaluut te brengen aan den winnaar van den match. Al staat hij niet in onze gelederen, wij kunnen den hoed afnemen voor een kamper die doorgebeten heeft wat M. Sap moeten doorbijten heeft en die, door wind en weer, toch recht gebleven is. ‘t Is bijna een mirakel geweest, dat hij niet bezweek: er zijn meer dan stalen zenuwen noodig geweest om niet te zwichten.”[516] Velen, waaronder La Libre Belgique, vroegen zich af wanneer het officiële eerherstel zou volgen voor Sap, die voorgesteld werd als de man die als winnaar uit het gevecht met Van Zeeland was gekomen.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[507] Enkel de kwestie van de bezoldigingen kwam overeen. Toch was het mede n.a.v. de interpellatie van Sap dat het Parket zijn aandacht richtte op mogelijke frauduleuze praktijken in de schoot van de Nationale Bank.
[508] Notulen van de ministerraad, vergadering van 25 oktober 1937 n° 96 annex; ARA, NM p. 329
[509] Zoals o.m. doen: Van der Wee en Tavernier, De Nationale Bank, 502 (noot 82); alsook Henau, Paul Van Zeeland, 172.
[510] “Het onderzoek ten laste van de Nationale Bank”, De Standaard (11 juni 1938) 1.
[511] “Het onderzoek ten laste van de Nationale Bank”, De Standaard (11 juni 1938) 1.
[512] Via het weekblad Cassandre, dat betrokken partij was in het proces, had Gustaaf Sap toegang tot de resultaten en rapporten van het onderzoek. Copies van de verschillende rapporten opgemaakt gedurende het onderzoek bevinden zich in het archief Sap.
[513] Zie in dit verband de pers (van verschillende strekkingen) voor die periode.
[514] Zioe hiervoor de pers van die periode.
[515] De Standaard (8 juli 1938) 2.
[516] De Mont, “’t Kan verkeeren …”, De Nieuwe Staat (17 juni 1938) 3.