Tussen twee werelden: hotsende, botsende, trillende jeugd. Rock’n’roll, Vlaanderen en de jaren vijftig. (Kasper Demeulemeester) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Rock’n’Roll in de cinema
It was films that gave everybdoy the chance to congregate. Before there were many concerts…Sunday afternoon was when we used to sit around the big screen, telling jokes, singing songs and spoiling the film[152].
We hebben het al eerder gezegd: de invloed van films op de ontwikkeling van R’n’R was groot. In wat volgt zullen we dus iets dieper ingaan op dit onderwerp.
1. Vóór Rock’n’Roll: Rebellenfilms
In het begin van de jaren vijftig zag ook de filmindustrie in dat dé bevolkingsgroep waar ze in de toekomst op konden rekenen om hen van inkomsten te voorzien, de jeugd was. Dit vermoeden wordt bevestigd door het feit dat, ook al loopt het bioscoopbezoek over het algemeen sterk terug tijdens de jaren vijftig, de jongeren tegen die trend in gaan. Er ontstond dus een genre film dat specifiek gericht was op jongeren en sterk verbonden was met hun leefwereld. De bekendste voorbeelden hiervan zijn The Wild One uit 1953, met Marlon Brando als de leider van een motorbende en East of Eden en Rebel without a Cause uit 1955 met James Dean. De drie films kunnen we situeren in het Rebellenfilm-genre[153]. In deze films komt al sterk het R’n’R-gevoel naar voren: de jongere die alleen staat in de wereld, zich verzet tegen de traditionele waarden die hem opgelegd worden en vrij wil zijn, zichzelf wil zijn. In geen van deze films komt R’n’R voor en toch worden ze steeds beschouwd als cruciale documenten in het verhaal van de R’n’R. De geschiedenis van de R’n’R is immers voor een groot deel de geschiedenis van de jeugd in de jaren vijftig en die twee films geven ons bij uitstek een beeld van de onrust die leefde onder de jonge mensen van toen,Dit geldt zeker voor de Verenigde Staten, maar evenzeer voor ons, we constateren immers dat de films hier heel populair waren. In tegenstelling tot de R’n’R-films die later zouden uitkomen en in volle commerciële R’n’R-boom gelanceerd werden, kregen we in deze films geenR’n’R te zien, maar wel het achterliggende gevoel, de spanningen en conflicten die er mede voor gezorgd hadden dat R’n’R zo immens populair kon worden.
In deze films kunnen we reeds de thema’s noteren die in alle jeugdfilms van de jaren vijftig zouden terugkeren en ook de kern van het R’n’R-idioom uitmaakten. Steeds ging het over meisjes, auto’s, bendes, R’n’R, jeugdcriminaliteit, de jungle van het alledaagse leven en het belang van kicks om het leven van de jongere spannend en zinvol te maken[154]. Dat er echt iets aan de hand was, wordt bijvoorbeeld duidelijk als we weten dat The Wild One verboden werd in Groot-Brittannië, waar Brando’s stijl (vooral zijn zwarte leren jak) uit die film toch het voorbeeld werd voor alle Britse Rockers.
a. Blackboard Jungle
De film die de heel de R’n’R-explosie in gang zou zetten was Blackboard Jungle van Richard Brooks, net als de twee voornoemde Dean-films uit het magische jaar 1955. In Blackboard Jungle wordt het verhaal verteld van een leraar die een klas van jonge criminelen in het gareel probeert te krijgen, maar op geen enkele manier erin lijkt te slagen om toegang te krijgen tot de wereld van de jongeren. Een symbolisch keerpunt in de film is het moment dat de leraar zijn platencollectie meeneemt naar de klas om zo zijn leerlingen te bereiken, maar het enige wat hij bereikt is een opstand in zijn klas. Op de tonen van Bill Haley’s Rock around the Clock gooien de rebellerende teenagers zijn platen aan stukken. De brave swingjazz waar de leraar zo van hield, had afgedaan, het was tijd voor iets nieuws.
Blackboard Jungle is de film waarin het beste de band naar voren komt tussen de muziek en de problemen van de jeugd en deze problemen waren er niet alleen in de film. Tijdens vertoningen werd op stoelen gedanst, zitjes werden afgebroken, er werd gevochten… De link tussen jeugddelinquentie, rebellie en R’n’R was gelegd en zorgde er al van bij aanvang voor dat R’n’R met een slechte reputatie opgescheept zat, al bleek dit commercieel misschien niet eens zo slecht .
De film kwam hier in roulatie onder de titel Blackboard Jungle/ Grain de Voilence/ Het Zaad der Gewelddadigheid. Deze onheilspellende titel alleen al zal voor vele jongeren een reden geweest zijn om naar de film te gaan kijken. Maar dat was niet de enige ophef rond de film. Toen de film immers op het Festival van Venetië voorgesteld werd, was dit voor de Amerikaanse ambassadrice in Italië reden genoeg om ermee te dreigen het uitbrengen van de film ten allen prijze te verhinderen omwille van de leugenachtige en negatieve wijze waarin de situatie in de States afgeschilderd werd. Het beeld van armoede, onvrede en geweld dat de film immers projecteerde, strookte in het geheel niet met het imago dat Amerika in die Koude Oorlogsjaren van zichzelf wou projecteren. Op dit incident werd massaal gereageerd, omdat het voor velen nu duidelijk was dat de USA-propagandamachine geen kritiek kon verdragen en dat het perfecte Amerika van de suburbs niet het volledige beeld was: dat er ook een ander Amerika was, waar rassenongelijkheid en racisme heersten, waar mensonterende armoede was, waar een generatiekloof het land pijnlijk in twee verdeelde en waar in de rest van de wereld bitter weinig over geweten was. Dit andere Amerika leefde in de muziek en de teksten van de R’n’R en het zou de kennismaking met dit other half zijn dat in Europa voor zoveel consternatie zou zorgen. In ieder geval nam de film toch deel aan het Festival van Venetië, werd de ambassadrice op haar plaats gezet en zou de film uitzonderlijk berucht worden.
Hierbij moeten we wel opmerken dat de film niet verworpen werd hier te lande. Overal kreeg hij positieve kritieken en in één krant verscheen hij zelfs als vervolgverhaal, wat toch wil zeggen dat hij geaccepteerd werd. Maar het succes van Bill Haley’s song en de impact die de film had gehad brachten sommige mensen op ideeën: een film, helemaal gemaakt rond R’n’R, met de op dat moment ongelooflijk populaire Bill Haley in de hoofdrol, dat moest wel een kaskraker worden !
b. Rock around the Clock
Maar Bill Haley, noch Alan Freed, die zich voor het eerst met film inliet, konden vermoeden dat de reactie zo overweldigend zou zijn. Commercieel was het een voltreffer, maar misschien nog belangrijker was de sociale heisa die de film veroorzaakte. Waar Blackboard Jungle al geregeld voor opschudding in de bioscopen had gezorgd, was dit niet te vergelijken met wat we zouden zien bij Rock around the Clock. Het gebeurde over het algemeen volgens een vast patroon: de jongeren in de zaal begonnen te dansen tijdens de voorstelling, werden door de buitenwippers aangemaand dit te laten, waarop de jeugd reageerde door over te gaan op vandalisme en vechten. Afbreken van bioscoopzetels en alles wat voor de rest nog maar afbreek-, trek- of anderzijds verwijderbaar was, het te lijf gaan van de buitenwippers of het ander bioscooppersoneel en naderhand van de ordediensten, de chaos was compleet!. Het gevolg was dat bij volgende vertoningen van de film de ordediensten massaal aanwezig waren, wat op de jongeren natuurlijk overkwam als een regelrechte provocatie aan hun adres en resulteerde in gewelddadige confrontaties tussen opgehitste jongeren en de politie. Een spiraal van geweld en vandalisme, waar we toch de pers de spil van moeten noemen. Door consequente overdrijvingen van de rellen en door het creëren van een klimaat van angst en geweld zijn zij er grotendeels voor verantwoordelijk dat deze rellen niet beperkt bleven tot enkele locale gevallen, maar uitgroeiden tot een internationaal fenomeen. We merken dus dat cultuuruitingen zich steeds minder beperken tot kleine geografische gebieden, maar onder invloed de internationale massamedia zich razendsnel verspreidden over de wereld. De Nederlandse situatie is hiervan een goed voorbeeld. Rock around the Clock liep in de Nederlandse zalen al enkele weken zonder enig probleem, tot er in de kranten tijdingen verschenen over rellen in Manchester en men er iedereen ten stelligste op wou wijzen dat zoiets absoluut moest vermeden worden. Dit was natuurlijk olie op een smeulend vuur. In verscheidene Nederlandse steden vonden ongereldheden plaats. De overheid reageerde door de film te vertonen zonder geluid, bewakers in te huren om de bezoekers te dwingen niet uit hun stoelen op te staan of de film gewoonweg te verbieden. De paar maal dat dit het geval was waren regelrechte R’n’R-betogingen het gevolg waarbij groepen jongeren ‘s nachts door de straten van de steden dwaalden en scandeerden “Wij willen Rock’n’Roll” . Er is dus sprake van een self-fulfilling mediaprophecy[155].
In België kan men niet van een dergelijk verschijnsel spreken. Ook hier verschenen in de kranten en in Juke Box[156] onrustwekkende en sterk overdreven berichten uit het buitenland, maar hier zou het nooit komen tot een imitatie van deze buitenlandse uitspattingen. Wat in dit geval misschien meegespeeld heeft, is het feit dat de film in België een maand later uitkwam dan in Nederland en de Belgische bioscoopuitbaters dus beter voorbereid waren zo jongeren het zouden wagen om tijdens de film te beginnen dansen. Wat in de Belgische reacties in de pers dan ook opvalt, is dat men niet het genre als zodanig aanvalt, noch de jongeren veel verwijt, maar heel scherp de rol van de pers veroordeelt, die uit sensatiezucht en commerciële belangen (rellen zijn publiciteit) schromelijke overdrijvingen publiceerde en geen moment zichzelf in vraag stelde. De Belgische pers laat zich hier dus van haar beste kant zien als een mooi voorbeeld van zelfkritiek. Ze hadden verder ook niet veel reden om ongelooflijk sensationeel te gaan doen, want in alle bronnen die ik onderzocht heb, wordt niet één keer melding gemaakt van Rock around the Clock-rellen in België. En toch lazen we in het hoofdstuk over R’n’R in Vlaanderen al die vernietigende uitlatingen over de R’n’R-jeugd en alle miserie die deze muziek met zich mee zou brengen. Er was dus wel angst bij de gevestigde waarden in België voor rellen en opstand, maar deze vrees bleek volledig ongegrond. Braaf België deed zijn naam alle eer aan.
c. De erfenis van Rock around the Clock.
Het overweldigende succes van Rock around the Clock en de R’n’R-boom die er mede het gevolg van was, leidde tot een hele resem zogenaamde R’n’R-films, die we in feite kunnen onderverdelen in twee categorieën: muziekfilms en R’n’R-sfeer-films. In de eerste categorie is er vrijwel geen sprake van een verhaal en draait alles rond het promoten van R’n’R. De tweede categorie bestaat uit films, veelal van een hoger niveau, waarin de sfeer van R’n’R wordt opgeroepen doordat er zeer veel R’n’R in de soundtrack voorkomt of omdat, zoals in het geval van Elvis, een R’n’R-ster een belangrijke rol vertolkt en een aantal liedjes ten berde brengt zonder dat het daarom R’n’R-songs moeten zijn.
c.1. Rock’n’Roll-muziekfilms
Dit zijn de films wier oorsprong rechtsreeks teruggrijpt op Rock around the Clock. De acteurs zijn veelal R’n’R-sterren of minder bekende goden die in de film hun songs vertolken. Van een verhaal is vrijwel geen sprake en de cinematografische kwaliteit is laag. Het verhaaltje kwam meestal neer op het, al dan niet fictieve, verhaal van het leven en de carrière van een R’n’R-ster. De kritiek die deze films massaal te verwerken kregen op deze punten is echter niet helemaal gerechtvaardigd. De bedoeling van de makers was immers niet een vijf sterren-film te produceren, maar R’n’R te brengen om over de hele wereld de jeugd te laten feesten en zo R’n’R te promoten. Dat er daar een smak geld mee verdiend werd, was een niet te verwaarlozen factor.
In de jaren na Rock around the Clock verschenen er een hele resem van zulke films, de ene titel al “spitsvondiger” dan de andere. Rock, Rock, Rock; Don’t Knock the Rock; Rock Pretty Baby; Shake, Rattle and Rock; The Tommy Steele Story;, Let’s Rock!, Mister Rock’n’Roll, R’n’R Jamboree… Heel origineel was het allemaal niet, maar het cliché rendeerde: zolang R’n’R voor de jeugd het mooie weer maakte, was het genoeg om het woord R’n’R te vermelden in de reclame om de jongeren naar de bioscoop te lokken. Het merkwaardige aan deze films was dat ze paradoxaal genoeg tegelijk R’n’R én de traditionele Amerikaanse waarden verdedigden. Zo gaven ze eigenlijk hun verborgen agenda prijs: R’n’R was voor de producers geen einddoel, maar een middel om de jeugd te bereiken en zo het traditionele waardepatroon waar Hollywood voor stond te propageren. Dit betekende de dood van de R’n’R-rebellie: de gevestigde macht trok de R’n’R-taal naar zich toe om haar eigen positie te beschermen en maakte zo het oncontroleerbare en de onrust eigen aan R’n’R onschadelijk. Dit is dus hetzelfde proces als we reeds gezien hebben in de muziekindustrie bij de Highschoolpop waarbij de gevestigde macht van de majors haar positie terugwon, niet door R’n’R te vernietigen, maar door het op te nemen in hun productie- en consumptieapparaat. Eenmaal zo de R’n’R-beeld-, geluids- en symbooltaal veroverd was, was het element van potentieel gevaar en sociale contestatie in R’n’R overwonnen en werd het een simpel en onschuldig cultureel fenomeen. Elvis zou zowel in de muziekbusiness als in zijn filmcarrière een uitmuntend voorbeeld zijn van deze cynische strategie.
Sommige van Elvis’ films zouden we hier eventueel ook kunnen bijrekenen (Jailhouse Rock bijvoorbeeld), maar omdat die films kwalitatief op een veel hoger peil stonden dan de films die daarnet opgesomd werden en meer op de persoon Elvis gefocust waren dan op het fenomeen R’n’R zijn ze ingedeeld bij de R’n’R-sfeer-films.
c.2. R’n’R-sfeer-films
Dit zijn de films die door hun thema, hun acteurs of de gebruikte muziek verbonden zijn met R’n’R. Ze baadden als het ware in het licht dat R’n’R uitstraalde.
Zo had je bijvoorbeeld Frank Tashlin’s The girl can’t help it. Deze film uit 1956 met Jayne Mansfield in de hoofdrol was een heerlijke satire op het Amerika van de jaren vijftig en vooral op het kunstmatig fabriceren van sterren in de muziekbusiness en op de R’n’R. De R’n’R in het bijzonder kreeg een vette veeg uit de pan, omwille van de grote rol van de massale publiciteitscampagnes die voor een groot deel voor de populariteit van de R’n’R-idolen gezorgd hadden. Doordat men echter alle echte grote R’n’R-sterren (onder andere Little Richard, Gene Vincent, Eddie Cochran, Fats Domino en the Platters, toch zeker niet van de minsten in R’n’R-land) in de film hun opwachting liet maken, vond de film zowel aanhang bij de anti-R’n’R-ers als bij de R’n’R-adepten. Een krantenartikel uit die tijd stelt dan ook dat in 1956 de wereld niet alleen door de Koude Oorlog in twee verdeeld is, maar ook door de R’n’R en dat het in The girl can’t help it is dat deze twee kampen elkaar kunnen vinden en misschien zelfs begrijpen. De film krijgt steeds lovende recensies en naar aanleiding van deze film kwam menig reporter tot een dieper inzicht in R’n’R. De Standaard suggereert bijvoorbeeld dat, om een goed oordeel over de film te kunnen vellen, men hem eigenlijk moet gaan kijken in het gezelschap van een stel autentieke Renaissance-mensen. Een vreemde suggestie, doch niet zo onzinnig als men wel zou denken. De reporter stelt dit voor omdat deze Renaissance-figuren, die nog geloofden in de redelijkheid van het menselijk wezen, zouden kunnen oordelen of de mens zoals die in de film naar voren kwam een vooruitgang was ten opzichte van vroeger of het einde betekende van de beschaving waar zij zo hard aan gewerkt hadden; of het een nieuwe fase in de menselijke evolutie betekende, dan wel een laatste stuiptrekking voor het einde. Volgens de auteur kan men de volgende generaties geen beter beeld geven van de fifties dan door deze parodie op de parodie die het leven in deze tijd geworden is[157]. Jayne Mansfield was dan ook een parodie op Marilyn Monroe, die zelf een parodie op de vrouw was. De commerciële R’n’R, die zou resulteren in Highschoolpop, is een parodie op de echte R’n’R en het is deze commerciële R’n’R die Tashlin hier parodieert, om de echte, goede R’n’R zijn waarde terug te geven. Hij slaagt daar prachtig in.
Een ander soort films dat in deze categorie onder te brengen valt zijn de films in het spoor van Blackboard Jungle, die het probleem van de jeugdcriminaliteit aanpakken. High school Confidential was de bekendste in deze soort. De film, over drugsgebruik bij jongeren op een eliteschool, (met onder andere Mamie Van Doren, die andere platinablonde seksbom die beroemder was omwille van haar lichamelijke attributen dan om haar talent) zat perfect in de lijn van de andere generatiekloof-films, maar haalde niet helemaal het niveau van zijn illustere voorganger.
Elvis’ films (en bij uitstek zijn vroege films) horen ook in deze categorie thuis. Op Love me Tender na, zijn eerste film, waar hij slechts de derde naam op de affiche was, zijn ze volledig gebouwd rond zijn persoon al wil dit niet noodzakelijk zeggen dat het R’n’R-films waren. Love me Tender bijvoorbeeld, was een familiefilm, een klassieke western en Elvis bracht er enkel brave liedjes in ten gehore. De enige link met R’n’R was dus zijn persoon zelf. Zijn volgende twee films, Loving You en Jailhouse Rock in 1957, zouden een geheel andere richting opgaan. Hier lag de focus al volledig op Elvis en de twee verhalen vertonen opvallende overeenkomsten met zijn levensverhaal. Het grootste verschil met de R’n’R-muziekfilms was, zoals we hierboven al zeiden, dat de films van een veel hoger niveau waren en dat het verhaal en de hoofdrolspeler belangrijker waren dan de muziek. Jailhouse Rock was bovendien een veel hardere film dan de twee daarvoor, zelfs in die mate dat we in België een gecensureerde versie te zien kregen, waarbij de scène waarin Elvis zweepslagen over zijn ontblote bovenlichaam krijgt er ten behoeve van de gevoelige kijkers werd uitgeknipt. King Creole, de laatste film die hij opnam voor zijn legerdienst, zet deze lijn voort en wordt samen met Jailhouse Rock tot zijn beste films gerekend. De thema’s die aangesneden worden zijn hard en sociaal bewogen en Elvis acteert als nooit tevoren -en ook als nooit daarna, zoals zou blijken – en de vergelijkingen met Rebel without a Cause zijn niet van de lucht, niet in de laatste plaats omdat beide films het thema van jeugddelinquentie behandelen.
In het spoor van Elvis zouden ook andere sterren van de muziek- naar de filmwereld overstappen. De meest succesvolle was Ricky Nelson, één van de Teenybopperidolen die onder andere in de westernklassieker Rio Bravo naast John Wayne speelde. In die film kwam weliswaar maar één liedje (een countrysong) voor gezongen door Nelson, maar door de associatie met de wereld van de pop- en rockidolen is het toch de moeite waard de film hier te vermelden.
Zoals we hebben kunnen zien is er in de tweede helft van de jaren vijftig een ware stortvloed aan R’n’R-films, al moeten we oppassen dit begrip niet te gemakkelijk te veralgemenen, want er zijn wel degelijk grote verschillen binnen het genre. De muziekfilms hadden tot doel munt te slaan uit de populariteit van R’n’R, terwijl de andere films eerder bepaalde gevoelige thema’s uit de leefwereld van de jeugd wilden blootleggen of de bekendheid van een bestaande ster gebruikten om een film beter te doen verkopen, wat niet altijd resulteerde in een slechte film. Het gemeenschappelijke van beide categorieën is dat, naast hun affiniteit met R’n’R, ze ook gebruik maakten van de nieuwe bevolkingsgroep, de teenagers. Aan de ene kant werden de teenagers gebruikt als publiek, omdat ze een makkelijk beïnvloedbare, modegevoelige en vlot consumerende doelgroep waren. Aan de andere kant gebruikte men ze door een massa jonge acteurs op te laten draven en zo in te spelen op de hang van de jongeren naar helden waarmee ze zich konden identificeren. Een derde punt waarop die nieuwe bevolkingsgroep in de Hollywood-productiemachine ingeschakeld werd, is de mate waarin het thema “teenagers” steeds weerkeerde, wat toch steeds een zekere mate van succes verzekerde aangezien doorheen de hele jaren vijftig geen onderwerp zo goed in de markt lag als de jeugdkwestie. Om al deze redenen heeft men dit genre van films, naar analogie van de Blaxploitation-films uit de jaren zeventig, ook Teen Exploitation Film genoemd.
Wat betreft invloed hier te lande kunnen we enkel nogmaals onderstrepen dat die reusachtig was, wat vooral te wijten was aan de afwezigheid van R’n’R in de andere media. Een treffend voorbeeld hiervan was Willy De Cort, die alle jazz-concerten in het Paleis voor Schone Kunsten organiseerde als voorzitter van de franstalige filmvereniging, Le Hot Club de Belgique. Hij bezat in Brussel dus vrijwel een monopolie en wendde dit aan om eenmaal per maand een uiterst populaire filmmatinee voor jongeren te organiseren waar steeds een R’n’R- of jazz-film geprogrammeerd stond. Zo bereikten de R’n’R-films dus hun publiek[158].
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[152] DURY, Razors out at Rock Riot, p. 10.
[153] LABREE, Rock’n’Roll in Rood-Wit-Blauw, p. 23.
[154] BETROCK, I was a teenage juvenile delinquent, inleiding.
[155] RIGHART, De eindeloze jaren zestig, p.123.
[156] Juke Box, 10/1956.
[157] De Standaard, 08/03/1957.
[158] Uit mondeling interview met Jan Torfs.